HMRIEM'S OffiftM
Parijs
Brieven uit
ZES0E BlAD
Zater.ag 31 Decembir 1921
Particuliere Correspondentie vin
"portera's Dagblad.
Parijs, December.
"We stonden te bibberen onder do Are
de Triompbe en ondervonden al do ellende
van vroeg opstaan. Een sinistere, donkere
dag loent in de poort. Boeren van bui
ten staan met ontbloote hoofden hardop
do teksten te lezen, welke in guldon lettor»
gedrukt zijn op do vorregende kans-linton,
ter'huldiging van den Onbekenden Soldaat.
Fotografen, hlm-operateurs en verslagge
ver? van boulevard-blaadje» schuilen bij el
kaar cu praten, diep gedoken in bun jas
kraag.
Daar ia-io, zegt er een.
,,Ie" dat is Z. K. tl. Prins Hendrik,
dio i een auto stapt, vergezeld van H.
11. gezant, jhr. Loudon. Knarsend houdt
eD fiacre stil, waarin (cn krans wordt rnee-
voerd. Do plechtigheid is heel on-offideel
mag dan ook eigenlijk geen „plechtig-
i l" boeien.
'o Prins onderhoudt zich even met een
ror vau don genoraleu staf en eenige
■lui van de Nederlandsche legatie. De
i wordt naderbij gebracht.
Prins zoekt links maar ziet geen
zoekt rechts en men geeft
et gevaarte over. Ken wachter klost
'sn gedenksteen hoen cn met r.'n
/ordt het. ding neergegooid de
omen. het rood-wit-blauw lint:
*i des Pays-Bas.
■slnggcvers verdringen zich om de
oorden te noteeren op hun blok-
'nema-opernteura draaien zich
note even staan, baalt
J tl r
alsof hij spreekt,
igtoclit aanvaard
herkent, dringt zich
o kettingaisluiting
■'erbij
I. v*
wint
hortos
:h weer
con - iomphel
Pardot de Fraos-oh© ver.
dagge ver wis ..trig beter.
Maar dat neemt, allemaal niet weg
dat i k gevangen te-n tjfiuoiiien door een
llecklenburger rc$inii»«t.
En voort dispu:eeren en discussieeren
ze, maar w ij toe'.itcu do poort uit.
'aMiddags gingen we op de thee bij on
zen gezant, '-.n werden ontvangen door
den heer en mevrouw Loudon on Z. K. H
In Nederland is het mc meermalen opge
vallen, dat dc .meneer van-de krant'" ah
een Instigc noodzakelijkheid wordt, be
echouwd cn ,inls niet. van de fnInllie,,. Tot
troost krijg je diui.de Kimnuuiing mco ,,on
een mooi stukkic te schrijv-o", terwijl d.
vaderlijke raadgever je dan nog even apart
neemt en met 'n geluid als gaat het over 'd
schande-zaakje, vraagtvan welke krant is
u ook weer? Dergelijke omstandigheden
veraangenamen niet her leven van een ver
slaggever. Onze Parijsehe gezant, toont, tel-1
kenmale onze noodzakelijkheid te beseffen
en wat ons (ik praat niet in p'nrnlis
majestatis) zeer treft, dat de heer London
ons niet al3 de zwarte schapen kenmerkt,
maar ons behandelt, nu ja. zooals werke
lijk een gastheer dut hehonrt te doen.
Doch waar er, zooals ik hierboven zei nog
wol eens het eon of ander »ali *a.n te nier
keu on onze helmn-Mine 'ook op ons zelf)
daar merken we dit reit op.
Do heer Loudon stelde ons dan ook als
zijn gast aan Z. K. H. voor, die voor
iedereen een vriendelijk woord had.
Toen schoven we in de file door naar
Andere zalen waar „toute la eolonie" zich
om du theetafel verdrong.
O, heerlijk tafereel uit vervlogen dagen.
Eerst een handje hier, een handje daar on
dan stil genieten je wanend in de foyer
van een Hollandsehen schouwburg op een
weldadigheidsavond. 1
Ahlieve mevrouwtje kijk daar
beo je Ans ook teen ik nog in ljimabi,
gedetacheerd was. maar het muziekleven!
is voél is véél, veel beter heeft u mijn
corn dalle Gijs" nog gekend''... hij is
vanmiddag bh Millerand Beweent...
Ken woordje hier, een woordje daar, zon
der onbescheidenheid, zonder luistervin
ken maar zóó grappig, zóó intiem ,,nls
van ouds". En vooral doet eeD mensch dat
goed, zoo even in het vaderland te gaan
buurten als het tegen 5 December loopt en
familie en vrienden aebter de boter
letters weet, gevoelig zingend ,,6int Ni
klaas kapoentje, leg wat in mijn schoen
tje -
Zoo hebben wij toch onzo Sint Nicolaas-
fuif gehad.
Dit jaar zou niet eindigen zonder nog
een plechtigheid.
De Oentenaire de Flaubert.
En daarvoor kregen we een kaart, een
vriendelijke nitnoodiging van den charman-
ten Léon Bérnrd, de minister van Schoone
Kunsten.
Het is niet zijn srbuld, dat het zoo'n on
gelooflijk vervelende beweging werd, zoo,
dat je er nooit meer toe znl komen om
Flaubert de eer te bewijzen welke hem toe
komt, n.l. om zijn madame Bovary, Sa-
Jamenbo of Eduentio Sentiraentale of Ten-
talion de Saint-Antoine te herlezen.
We waren dan tegen tweoén opgetrom
meld jn het Luxembourg.
Menschen, die bet de moeite waard vin
den om voorgesteld te worden aan Paul
Bourget, Edmond Haraucourt, Claude Mo
net, madame Pascal en nog een stelletje
leden van de Académie, zullen zich er ge
amuseerd hebbenzij die er van doordron-
gen zijn, dat de geniaalste mannen buiten
1 de Académie staan, omdat bun stand hun
daar geen plaats verschaft, zullen zich
doodeljjk verveeld hebben cn geërgerd hoe
redenaars altijd gelegenheid vinden op od
dubbelztnnigo wijze zich zelf meer roem
to geven dan den man, dien zo komen
Haraucourt, voorzitter van de Socièté des
Gens de Lettres, las zijn rede voor, waar
in hij zich verwaardigt een bewonderaar
van Gustave Flaubert te zijn.
Paul Bourget. vervolgens aan 't woord
komend, liet zich door hot auditorium
geruiinen tijd bewonderenzijn rede, wel
ke hij voorlas, was onverstaanbaar.
dat was toch wel jammer, want wat hij op
zijn papiertjes had geschreven, was beter
dan zijn besten romanvooral de passages,
welke hij uit het werk van Flaubert ci
teerde, waren meesterlijk.
En toen kwam nog mijnheer Mockel aan
't woord, die sprak namens de Franseh
schrijvende Belgische auteurs en de Acn-
démie de Belgique. Hij hield 'n rede, wel
ke een Vlnam de haren ten berge zou doen
reizen Enfin, dat doet er minder toe. Wat
we ons meer aantrokken, dat Albert
Mock-I al even vervelend was als zijn
voorgangers.
Toen gingen we in optocht naar den
tuinhet beeld was al onthuld. Een buste
van Flaubert op een pilaar en daaronder
een bank, waarvan gauw een paar morsige
kindertjes werden weggejaagd, toen de
hooge hoeden naderbij kwamen.
Weer flikkerde in alle hoeken het Blitz-
licht om al die gevoelige menBchen op een
gevoelige plant to brengen.
Zoo is het feit herdacht, dat honderd
jaar geleden een afschuwelijk leelijk kind
je ter wereld kwam tot. vreugde zijner
moeder en heel het menschdom: Gustave
Flaubert
Het zenuwachtig heen en weer rennende
hondje, dat uit nervositeit verpoost tot
groote hilariteit, het fikkie, dat snoodeliik
ingesloten wordt door de hoog-gedopte rij
gelegenheidsgnngers. ontbrak ook ditmaal
niet op het executie-terrêiu
H. A. TH. LEST URGE ON.
t
Sport ea Wedstrijden
WIELRIJDEN.
DEN 24-UURS RIT
De A. S. C. „O-ympia" te Amster
dam is van pLan, in het komende voor
gaar een 24-uurs rit te organiseeren,
zoowel voor renners als voor toe
risten.
(Tel.)
DE REVUE DER SPORTEN.
De Revue der Sporten van 28 De
cember heeft als boofdarlikci „Harts
tocht, door de sport ontketend" door
Leo La.uer. Verder artikelen „Nu de
N. W. B. vergaderd heeft
„Onze lieve jeugd"; „Als 't maar
tvaar is.. „Kerstliedje", „Japan-
f wnr.-telaars' enz. i al rij e sier
lijke photo's eieren den tekst, o.a. de
twee pagina's met portretten 'van
sportlui, die in 1921 dc aandacht heb
ben getrokken en de caricalinirteejce-
ning van den Blauw-Wit-speler Van
der Kluft door Cocheret.
tisch is. De tegenstelling kan geleide
lijk verminderen, laten wij hopen een
maal verdwijnen, door het toenemen
der ontwikkeling, waarnaar onzo tijd
streeft. Dio ontwikkeling wordt bevor
derd door met aandacht te lozen en
zich rekenschap te geven van wat nten
leest. Dan eerst heeft men het ware
genot er van. En dat is niet. gering.
H. J. STRATEME1JER.
't Js, ais dit episteltje u bereikt,
Oudejaarsavond en morgen Nieuw
jaar. De momenten, waarin men om
kijk houdt naar het Verleden en goede
wenschen uit voor de Toekomst. Lie
ver dan kritiek uit to geven op eenige
boeken van den winteroogst, houd ik
heden een praatje over onze boeken
in 't algemeen. Onze boeken, dat
zijn: de boeken van den Nederland-
j schcn stam want als wij tegenwoor
dig over onze literatuur spreken, mo
gen de Nederlandsche schrijvers aan
gene zijde van de Schelde niet verge
ten worden.
Op Oudejaarsavond zijn wij geneigd
tot kalmte en mildheid in ons oordeel,
geneigd ook tot meer saamhoorigheïds-
bescf dan op een gewonen door de-
weeksclicn dag het geval pleegt te zijn-
Er wordt al te vaak wat te luchtig
geredeneerd over do Nederlandsche
literatuur. Sommigen praten er zou
geringschattend over en zoo luchtig,
en vooral te zeer generaliseerend. als
of allo moderne Hollandsche boeken
koekjes waren, van één deeg gebakken
Dc overvloed van vertaalde werken,
die verre de .binnenlandsche produc
tie overtreft, is het onweerlegbaar be
wijs, dat de binnenlandsche lectuur
minder wordt gelezen dan de import.
Onze nationale" eigenschap, dat wij
bizondere voorliefde hebben vooi al
wat uit het buitenland komt een
eigenschap die trouwens niet zoo uit
sluitend Hollandsch is als men soms
denkt is hiervan wellicht de hoofd
oorzaak. Maar niet de eenige.
Wij leven in een klein land, eu er
wordt hier veel gelezen, door een min
derheid uit liefde voor do literatuur,
door de meerderheid enkel als tijdkor
ting. De ideale toestand is, dat buide
motieven samen gaan, wat nu slechts
bij enkelen het geval is, maar meer
en meer het geval dient te worden.
Men hehoeft niet in Oudejaa.o-
avondstemming te verkeeren om dezen
wensch uit te spreken met een opti
misme, dat hoopvol de toekomst tege
moet ziet.
Er zijn feiten, die dat optimisme
steunen. In den tijd, toen er de meeste
actie en beroering was in onze „repu
bliek der tetteren" een beweeglijk,
maar klein republiekje in den
Nienwe-Gids-tijd, dien de ouderen on
der ons zich levendig herinneren, bleef
een zeer groot deel van ons volk, ook
in „do betere kringen", even ijskoud
voor dat nieuwe als de studeeveiuh
jeugd van elke categorie zich er warm
over maakte. Ik hoor 't nóg een def
tige dame in een Haagschen boeken
winkel met. vol bravour zeggen: „Die
Hollandsche boeken lees ik nooit1"
Zulke dwaze eenzijdigheden hoort
men tegenwoordig niet meer, althans
met zoo luid. De tijden zijn veranderd,
de belangstelling in het Nederlandsche
boek is toegenomen in vete kringen
het groot aantal herdrukken en de ge
publiceerde oplagen bewijzen dat.
De klacht over de weinigo animo om
boeken te koopeD, welke nog onlangs
van uitgeverszijde werd vernon.eu,
geldt meer de algemeene flauwheid
van de markt voor al wat luxe-artikel
heel, dan gebrek aan belangstelling
voor moderne literatuur. Leesbiblio
theken. leeszalen en dergelijke inrte'
tingen hebben geen reden tot klagen.
Toch blijft 't eene beetje mode, «wei
de weinige populariteit van inzonder
heid het vadevlandsohe romanwerk te
klagen.
Bij die klachten wordt ailcrwege de
fout begaan, oppervlakkig te geDera-
liseeren, zooals ik reeds opmerkte. Ik
noem ten betooge, dat er veel ver
scheidenheid is in onze tegenwoordige
romans, slechts eenige namen Coupe
rus, Querido, Ina Boudier, Heijcr-
mans, Karei Wascli, «Sinclair, Kees eu
Carry van Bruggen, en van over de
ScheldeBaekelmans, Streuvels, Ka-
rel van de Woestijnc. Felix Timmer
mans. Ik zon er nog meer kunnen
noemenmaar 't lijstje is groot en
bont genoeg om aan te toonen, dat er
geen reden bestaat om te beweren, «lat
al onze modernen met één sop be go
ten zijn. En telkens ontmoet men cicu-
wo namen en nieuwe pogingen, al of
niet geslaagde, om iets anders te
schrijven dan de anderen. Buitendien
wijst ook het verschijnsel, dat vele
boeken van ouderen datum worden
herdrukt, op een streven naar veelzij
digheid.
Geheel Ongegrond zijn evenwel de
klachten niet. Ten eerste zijn er vcr-
seheideue schrijvers, die niets nieuws
Lebben te brengen, zoomin wat onder
werp als vorm betreft, die terend op
ouden roem cn op erkende virtuositeit
zichzelven herhalen en daardoor lich
telijk vervelen.
Toujours perdrix 1 Ook patlijs, oes
ters en champagne, zoowel als zuur
kool en erwtensoep kan men mo«?de
worden. Dan ook zijn er veten van den
tweeden rang, schrijvers zonder oor
spronkelijkheid, die bewust en onbe
wust bekende modellen navolgen, in
schetsen, novellen en romans.
Ook in de nieuwere wijsgeerigc en
„geestelijke" richting verklaarbare
reactie op het uitgebloeide realisme t-n
naturalisme zijn do navolgers tal
rijk. Van Eeden wordt geïmiteerd,
zelfs in zijn eigenaardige spelling.
Vooral in do ten onzent allerzwak
ste afdeeling van de literatuur, het
tooneelspel is herhaling van zichzel
ven en anderen zeer merkbaar en
hinderlijk.
Zoo komt er heel veel op de markt,
dat niets bizonders, niets persoonlijks
geeftdat wel vlot en voor een oogeu-
blik amusant en boeiend is, maar geen
andere indrukken wekt danmeer ge
hoord of gezien.
Met name het onophoudelijk herha
len van beschrijvingen ecner Holland
sche burgerlijke of klein-burgerlijke
omgeving, als métier voor een naar
nhooger" strevenden jongeling of een
„onbegrepen" jongedochter, begint te
vervelenal wordt een beproefd pro
cédé aangewend, allés verslijt, alles
heeft zijn tijd.
Wij zijn ook beu geworden var. al
dio ingelaschte lyriek, en traditio-
neele landschap- en natuurbeschrijvin
gen; het eeuwig klateren, kletteren,
plassen en plensen van den naarget:--
tigen voor- en najaarsregen het on
vermijdelijk „donderen" van treinen
en wat daarbij behoort zoodra
inoet worden meegedeeld, dat de held
of heldin zich verplaatst, per sp»«,r
trein.
Vele ik durf wel zeggendo
meeste onzer romans zijn te veel op
gevuld met dergelijke bijkomstiglie-
deu- dio al gauw overbodigheden wor
den voor den ervaren lezer. (Dit treft
met alleen den Nederlandschen ro
man ook dc Duitsclie en Engelsch.;
zijn daar sterk in). Menig boek zou
veel meer indruk maken, als het gere
duceerd werd tot de helft der grootte.
lM' 38 3n onze romans (de uitzonde
ringen niet tc na gesproken) een ge
brek aan fantasie, aan werkeiijk
krachtigo verbeelding, zoowel in het
ontwerpen van den gebeelen bouw als
in de teekemng der personen en ge-
beuitenissen. Dit is almede een redón
waarom buitenlandscho boeken, waar-
andere omgevingen, andere tigu-
-~.i worden in beeld gebracht, veter
voorkeur hebben.
Het navolgen van buiten landsc.he
voorbeelden, in „oorspronkelijke" de
fectieve- en avonturenromans is
slechte een hulpmiddel, geen radicale
oplossing. De echte fantasie zit niet
m uiterlijkheden, niet in het verhaal
tje. Het „verhaal" als zoodanig kan
zeer ariivtiek zijn, maar daarvan le-
r' onze moderne literatuur weinig
I/et b< uaunseizoen 1U2J22 heeft,
naast veel onoorspronkelijks, ook een
en ander gebracht, dat nieuw en
frisch er uitziet. Bepaalde verrassin
gen vallen er niet te noteeren. De we
reld, niet enkel ons wereldje tusscbeu
/cms en Schelde, wacht op een
nienwe literatuur, een literatuur die
weergeeft wat er na de oorlogsjaren
in de geesten omgaat, maar dat nog
niet geklaard en gekristalliseerd is in
passenden vorm. Misschien, dat het
nieuwe jaar ons verder brengt.
Maar één ding mogen wij niet ver
geten en 't wordt zoo dikwijls ver
geten door lezers, zelfs door hen, «Jie
over onze letteren schrijven dat de-
schoonheid van het woord een onmis
bare voorwaarde is voor al wat op ro
man- of verskunst lijkt. Het woord al
leen kan het niet doen zonder de ge
dachte, maar de gedachte behoef;
het woord om indruk te maken. En in
den literairen vorm behoeft zeker dc
Nederlandsche literatuur niet aehic.-
te staan, bij de buitonlandsclie.
Dat die vorm voor veten te moeilijk
zwaar is, kan niet als verwijt gei
den. 't Belet alleen dc populariteit. En
populariteit is mede een onmisbare
fettor voor den bloei van kunst, die
uiteraard persoonlijk en aristokra-
Terug.
(Een lOudcjaarsavond-vertclling.)
Vrouw Joele gooide nog wat hout op
het knappend vuur in dc haard, 't Was
guur. De Noord-Wesiersionu gierde
om de hut en deed de ruiten ramme
len. Het vertrek, spaarzaam, -verlicht
door een zwak brandende petroleura-
lianglamp, was in het half-duisier ge
huld. Op de tafel lag een boek. waarin
vrouw Joele had zitten lezen, doch zü
was wat ongeduldig, aanhoudend drib
belde ze door dc kamer, dan weer ging
ze n'aar de deur en luisterde; een en
kele maal opende ze de deur, deed een
paar stappen naar buiten en zag in de
richting van het havenhoofd.
Zij verwachtte haar zoon, haar Ja-
kob^ die met den botter uit was, op dc
vischvangst, maar al terug had moeten
zijn, zooals altijd, wanneer er Zon- of
feestdagen kwamen. Dan was hij den
dag te voren bijtijds weergekeerd, des
I ïorgens, soms 's middags, maar steeds
-óór het vallen van den avond. Daar
om had ze hem nu ook al den gcheclen
dag verwacht, want het was Oudejaars
dag en bij het scheiden van het oude
en het begin van het nieuwe jaar was
Jakob nog altijd thuis gètoeest. 't Was
waar de storm maakte het binnenko
men in de haven niet gemakkelijk,
maar haar zoon was een bekwaam zee
man hij kende de kust en de gevaren
daaraan verbonden bij stormweer; dat
zou hem niet weerhouden een poging
te wagen vrees kende hij niet.
Zoo trachtte ze zich telkens weer
gerust te stellen ze nam haar bock
weer op probeerde tc'lézen, haar geest
wat afleiding tc verschaffen. Doch
haar gedachten dwaalden telkens af,
dan gaf ze zich weer over aan haat
overpeinzingen, zooals gewoonlijk op
Oudejaarsavond. Dan doemden weer
de oude herinneringen bij haar op van
vroeger, heel lang geteden alblijde
en droeve beelden zweefden voor haar
geestzij had veel stof tot dankbaar
heid, maar ook hoe bloedde haar hart,
door de droeve en onherstelbare ver
liezen, die ze in den loop der jaren had
geleden, door dierbaren, welke haar
door den dood werden ontrukt.
Maar toch, de dichter van het boek,
waarin ze las, den blik opwaarts bef
fend, naar het vast gestarnte aan het
firmament, roept blijmoedig uit
„Het vast gestarnt
Blijft op uw graf ons troostvol tegen
blinken.
Ja, hel gestarnt'! thans spreidt ge uw
schilt'rendst licht;
Thans roept ge on» toe, als we op dien
luister staren
„Kom, sterflijk mcnsch het oog naar
mij gericht
Mijn glans alleen verzinkt niet met
uw jaren.
Hier wacht ook U een ecuwig frissche
jeugd
Geen wiGtcrstorru zal hier uw lente
zangen,
a tooi des doods uw uitgebloeide
vreugd.
Geen langè nacht uw korten dag ver
vangen."
De klok wees tien. Nog slechts een
paar uren en het jaar had zijn loop
volbracht, was vergaderd bij dc vele
duizende voorgangers. Vrouw Joele kon
het niet langer uithouden in huis zij
knoopte een groote wollen doek oni
hoofd en schouders, verwisselde ham
muilen voor een paar grove leeren
schoenen cn stapte naar huiten op weg
naar de haven.
Zij had heel veel moeite op de been
blijven de wind woei haar recht in
het gelaatnu cn dan moest zc stil
staan om op adem te komen. Dan ging
weer moeizaam voort, kort langs
d.e visschershuttcn, die schudden cn
trilden door den wind.
Toen ze aan de haven kwam, ston
den eenige visschcrs en sjouwerlieden
geleund tegen het huisje van den ha
venmeester, aan de luw-zijde, ten einde
beschermd te zijn tegen den wind. Bij
het naderkomen zagen zij dadelijk, dat
het vrouw Joele was. Zij raadden wel,
wat ze kwain doen. Informeeren naai
de „Vrouw Johanna". Of Jakob Joele
al binnen was? Maar daar was immers
geen kans toe.
Hij had er van morgen al kunnen
zyn, betoogde dc vrouw.
Jawel, jawel, vrouw Joele, daat
bedde gelijk an, maar niet met. zulk
stormweerzoo'n vliegende storm
uit het Noord-Westen.... als-tie op
weg naar huis is geweest, zal-dic terug
hebben gctroetcnden kop van de
schuit weer op zee hebben gegooid....
Zeker, vrouw Joele, sprak ook de
havenmeester, met zulk weer is het na-
dcien van de kust te gevaarlijk.
Jakob is niet bang, mompelde d«
Nee, nee, dat weten we wel..—
maar dat zou toch roekeloos zijn
Zóó z'n leven en dat van anderen te
wagen.
'k Verwacht em tóch nog, hield
de oude vrouw koppig: vol't Is
oudejaarsavonddan was-ie altijd
binnen.
Maligheid, vrouw Joele, zie eens
oaar die woeste golvendal koken-
het schuim sp'attcrt te
gen den dijkals-ie x'n leven lief
het, blijft-ie op 2ecWie weet, mor
gen vroeg, als de wind wat luwt
dan is 't mogelijkMaar in het
ouwejaar moet je maar niet meer op
hem rekenen.
Vrouw Joele, ga naar huis, raad
de ook de havenmeester haar aan, do
hemel verhoede, dat 't geen droeve
naclit werd".... de ouwejaars-avond is
al somber genoeg.
Daarop strompelde de vrouw weer
ir kar hut. Met den wind achter
haar. kreeg ze telkens stooten in haar
noest voort, zoo vlug als haar
bcenen dit toelieten.
Bij haar thuiskomst brandde het vuur
nog in de schouw. Met een paar dorre
takken flikkerde 't dadelijk weer op. Zo
was koud geworden van baar reis naar
de haven. Koesterend hield ze haar ver
kleumde handen boven de knajipendo
blokken. Haar voeten had ze weer in
de wollen pantoffels gestoken.
De ketel boven het vuur raasde in
eentonig gezoempufte al maar lichte,
dazige stoomwlokjes uit den tuit en
verspreidde een heerlijke geur door het
ertrek.
Vrouw Joele staarde in den vlam-
raenden vuurgloed, een weldadige
doorgloeide haar lichaam
langzamerhand was de vermoeidheid
haar de baas, haar oogledenvielen af
dicht, de slaap kreeg de over
hand en weldra was ze in diepe rust
verzonken. Toen dwaalde haar geest
naar het vele, dat voorbij was gegaani
Ze blikte in hei verleden, of het lic-
Ze was weer met haar gezin,
toen haar man nog leefde cn dc kin
deren klein waren. Vreemd! Altijd
droomde ze zoo. Altijd waren allen
aanwezig. Nooit ontbrak er een. Daar
was weer Dirk, de oudste, die met z'd
schip in een storm was gebleven, hij
de anderen, met man en muis ver
gaan.
Ook Willem was er, die volgde op
Dirk, en die zoo ongelukkig was ge-
op z'n eerste reis uit de ra
van het schip buiten boord te vallen,
en jammerlijk verdronk, ondanks de
pogingen hem te redden. En haar
dochter Aafje, die nu getrouwd was, en
weg, heel in hel Zuiden woonde. En
aaar man zag ze weer in het vertrek,
spelen met den kleinen Jakob, «ten
ohgs'.e, die toen haar man nog ge-
:ond cn sterk was, pas naar dc school
ging. Allemaal beelden uit lang ver
logen tijden. Maar die zc altijd weer
teriig zag in haar droomen.
lmusscnen kropen de ivijïcrs van
kluk voort cn liep het jaa'f ten ein
de. Kwart voor twaalf wezen zc, toen
door een heftig gebons op der deur
v Joele wakker schrikte.
Hola! Holal Ben je nog wakk
moeder? werd buiten geroepen.
Verrast stond de oude vrouw7 plots.,
overeind. Had ze goed gehoord? Zou
het mogelijk 2Ün?Jawel! Jawel!
Daar hoorde zc weer het kloppen.
Ik ben er!Ben jij bet, Ja
kob? vroeg ze.
Vlug was ze bij de deur, om den
grendel weg te schuiven.
O, genadige hemel IBen je
het toch, Jakob?
Zooals je ziet, moeder!.. Spring
levend En nog nèt op tijd om het
ouwe cn nieuwe te vieren.. Heb-ie de
oliebollen en de sokolamelk? vroeg hij
lachend.
Zeker, m'n jongen, antwoordde de
oude vrouw, die haar oogen nauwe
lijks kon gclooven, nu ze haar jongen,
haar eenige, weer in haar bezit had.
Ja. wij hebben een hcele dobber
gehad, eer wc dr haven te pakken had
den, sprak Jakob, terwijl hij z'n Zuid
wester afzette cu zich van x'n olicjas
ontdeed, 'n zware dobber, dat wil 'b
je wèl zeggen.... ik had al van mor
gen voorgaals denken te komen
maar wc waren te ver om de Noord ge
gaan.. We troffen 'n prachtige school
•isch.. en 'n schitterende vangst, tus-
INUK/.ONDÜN
IP eisiïleton
De Avonturen
van Barnabas
naai' het Engelsch va®
JEFFERY FARNOL
(geautoriseerde vertaling, nadruk
streng verboden).
15)
Toéu zij elkaar de hand geschud
hadden draaide John Peterby zich
weer om en liep den weg af, anet lich
ten tred en het hoofd omhoog.
Maar Barnabas bleef in do sloot
jatten, en staarde voor zich uit; hij
keel. steeds sombérGtr, en na een
poosje viel zijn oog op het „kostbare
boekwerkdat naast hem lag. Dij
nam liet op', hield het e« n oogenblik
in de hand ©n gooide het toen over de
heg aan den aiulere-n kant; toen hij
dat gedaan had lachte hij plotseling
bard «;n balde dc vuisten.
„0!" riep hij uit, „©cn godin en een
duivel!" en weer begon hij in do
ruimte te staren.
HOOFDSTUK XVIII.
Barn a h a s gaat n a-a r d e
schu-u'r van C-ak sh o 11.
De zon «tand al laag toan Barna
bas de struiken opzij boog én de wenk
brauwen fronsend, om zich heen ko k.
Ilij stond op een groen, open plekje
een groene oase die aan alle kan
ten door boschjes omgeven was. Voor
zich uit zag hij de schuur van Oaks-
hoti, een oud geobuw, met een ver
vallen rieten dak, zonden' deuren
een toonbeeld van verwaarloozing, met
scheuren in «lo oude muren. Op den
drempel groeide onkruid en de lucht
die er hing was vochtig, zwaar en
bedorven:
Het was ©est echt, ccmaaam plekje,
geheel vam de wereld afgesloten, vol
komen onzichtbaar voor de omgeving
eon plek die geknipt was voor *n ge
heime samenkomst. En Barnabas die
ui de schaduw van de open deur was
gaan staan, fronste nog erger de
wenkbrauwen.
De avond viel, on ovc-ral uit het
boech, van gros en bloemen kwanten
zoete geuren, terwijl in het struikge
was vlak bij een nachtegaal zong;
maar Barnabas keek ste-..is somber
der en boozor en klemde zijn hand
vaster om den dikken stok die hij bij
zlcli had een zware stok, dio bij
van do iteg had afgesneden achter
weg.
Plotseling hield d.o nachtegaal op
m-(-t zingen. In plaots daar van lmod.
d© hij geritsel vim bladeren dot dich
ter c-n di -hter bij kwam. Maar Bnrnn-
bas bewoog zicli niet. zelfs niet toen
ue tekivoit tut elkaar werden gvLvtun
cn er oen mm) op da open plek stapte
etai hmge, smrlijk gékteeiic muu,
die, nadat Jiij even had stil gestaan
om om zxcJi heen te kijkt 11, \erder
liep naar de schuur toe. ilij zwaaide
mot zijn wandOiStok met kw.'iSieu en
neuriede «zachtjes in zichzelf. Toen hij
origeveui' e<n meter van Barnobus ai
was, zag hij hein, en bleef staan.
„Aha!" riejj hij zachtjes tut, waar
op het tweetal elkaar iii e©11 dreigende
stilte bleven aankijken.
„En wie is uï" vroeg hij eindelijk,
terwijl hij Bamabos nog steeds strak
aankeek.
„Mijnheer", zei Badnobas, di© nog
stee-ds in de deuropening stond, „ik
geloof dat uw Haam Chiche:-tor is".
„Nu?"
„Sta m«j-too.dat ik u de knoop van
uw jas terug gééf!" -en liarnnbus
stak hem het bewuste voorwerp toe,
maar Chichester nam niet eens de
moeite om er naar te kijken.
„Wat zoekt u, hier?" \roog hij met
zachte stem.
„Ik wou u zoggen dut dit sombere
oord gewoonlijk de schuur van Oats-
hott genoemd wordt".
„En?"
„En u waarschuwen «lat «l.- schuur
van Oakshott Oen ongezond oord Is
-voor menschen ven uw soort, me
neer".
„ITm!" zei Chichester zonder een
dreiging?"
„Laten we liever zeggen con waar
schuwing".
„Dus net is een bedreiging!
„Ecu waarschuwing!" Jierhualde
Barnabas.
„Loop naar de maan met die waar
schuwing!" Al dien tijd hadden ze
zich gooit van beiden be Wogen en
zocht gesproken; maar nu begonnen
de smaik- neusvleugels vam «k-u heer
Chichester te trillen en zijn oogen
schitterden onder de half gesloten
oogiedcn. Bamaobs stapte uit dc deur
opening eu zwaaide met den zwaren
stok in zijn hand.
„Laat mij u dan een raad geven",
zei hij. „Laat ik u aanraden zoo
spoedig mogelijk uit deze cemzaam-
tteid weg to gaan.
Chichester lachte ©en zochten
lach.
„Zoo!" zei hij, „zoo, is hot dat".
„Ja", knikte Barnabas, terwijl hij
nar Chichester's rechterhand keek
een blanke, met veel ringen bedekte
hand, waarvan dc long?, dunne vin
gors speelden met 'te versierselen van
zijn horlogeketting, „ja «lus neem
uw knoop mee cn ga heen!"
Chichester kook naar den zwaren
stok, naar «te sterke hand, rlc breede
schouders'en het vastberaden gezicht
van-hesn dio '<len str.k vast hield, cn
hij lachtQ weer, ©n r.i Inchendt brxvz
„Uw bezorgdheid voor mijn g-'zo.nl-
itetil is aandoenlijk, meneer wtrkeiij!
aandoenlijk on ik moet u bedan
ken. Mijn gezondheid is mij veel
waard, lit hoop mijn schuld uan u
spoedig al' tc doeu- Wat u zegt is waar
liet is hier een sombere ongezonde
plek. Goeden avond! En terwijl ltij dat
zeidc keerde Chichester zioh om. Maar
op dat zdfde oogenblik" sprong Bar
nabas vlug en licnt als een panther,
op hem toe; hij- liet zijn 9tok vnliejj,
greep de slanke, met ringen bedekte
-hand, draaide do pois oin en wrong
hem het wapen uit dc hand. Chiches-
ter bleef onbewegelijk staan, met b!ee-
ke lippen en zwijgend, maar zijn ge
zicht voorspelde niets goeds.
„Aha!" zei Barnabas, terwijl hij
naar bet pistool keek dat hij vast
hield, „ik dacht wel dat u zich niet
in zulk een eenzaam bosch zouilt bc-
g<iv<-n zonder eeu dergelijk voorwerp.
Zooals u ziet loopt er aan uw linker
hand een pad, een pad met voel boch
ten Ik zal daarom met u meegaan,
om er voor te zorgen dat u niet ver
dwaalt en per ongeluk hier weer tc-
rng komt".
Zonder ccn woord te zeggen keerde
Chichester zich oin en liep het. be
doelde pad op; liij liep vlug, noch
langzaam cn keek geen onkale tonal
cm naar Barr.nbas die achter hem
liep en «lé takken cn doornen waar
i!j .L-r.vog aan u..l. «te
nen hem ook tri et tc kunnen «v.e.en.
Steeds verder Itepcn ze, tot het pat.jé
overging in oen flinke laun, cn tot
de laan eindigde bij oen groot, hok.
Toen ltij het licit open gemaakt had,
ging Cliich<v«teT er door on liep den
giooten weg op. Een oogenblik keek
liij Barnabas aan, vilsof hij zijn ge
zicht en gestalte geheel in zich op
wilde nemen; en toennog steeds zon
der een woord te zeggen, liep hij dood
niet vlug on niet langzaam en
zwaaiend met zijn wandelstok ter
wijl Barnabas, tegeti het hek geleund,
hem nakeek tót de lange, slanke man
in du duisternis verdwenen was.
Barnabas zuchtte en grijnsde min
achtend, toen hij zich weer bewust
word van het pistool dat hij in do
Jiand hield. Ilij wilde het weggooien,
maar stak liet in plaats daarvan in
zijn zak, want hij jiennnerde zich de
onheilspellende uitdrukking in de
oogen van Chiclicstcr.
HOOFDSTUK XIX.
Barnabas ontmoet voor
d c tw*e ode maal I.ad tt
C 1 e o n e.
Het was <lonk«r tusschen de boo-
men, maar aan zijn linkerhand kwam
do maan op on vulde het bosch met
oen geheimzinnig licht, waarin alles
een heel and©! aanzien scheejt te krij-
cen; «te boom «ut brocnm wnomde. mU-