Hotel „Duin en Daal" Schaakrubriek De Overvalling Scbets ui» h«t laar 1919 Toen ik onlangs in d6 vestibule van het station Deutsche poort te Rotter- idani, aan het loket een kaartje kocht, «tond er iemand voor mij, die geld ham ui1 zijn portefeuille, om zijn plaatsbewijs te betalen. Bij die gele genheid fladderde er een bankbiljet uit en viel achter hem op den grond, zon der dat hij het opmerkte- Nog voordat Ik hem kon waarschuwen, raapte een opgeschoten jongen, met een armelijk uiterlijk, het bankbiljet op en gaf he' pern terug. Hij scheen daarover ver {wonderd. Het toeval wilde, dat ik hem In den trein ontmoette in denzelifden (coupé. Wij maakten een praatje eu hij begon zelf over het kleine voorval in de vestibule. ,,U scheen", zei ik, „verwonderd jbver de eerlijkheid van den jongen". Hij lachte even en antwoordde, dat hij van de eerlijkheid van de menschen in het algemeen, geen groote gedach ten had. Een oogenblik praatte wij hierover door. Daarna vroeg hij, of ik een verhaal wou hooren, dat mij mis schien tot andere gedachten kon bren gen over de betrouwbaarheid van on ze medemenschen. Natuurlijk nam dat aan en hij vertelde het volgende: „Herinnert U zich nog, dat een maand of wat, na den wapenstilstand in het Ruhrgebied, in de buurt van Dusselaorf een communistisch ops'oot je h geweest en dat er gevochten is tus8chen de troepen van de regeering en de Spartacisten Nu, juist in dien tijd war, ik voor zaken in de buurt. Kent u de streek? Neen? Dan zal ik i niet met een beschrijving lastig vallen. Ik moest juist in dien tijd, toen d ongeregeldheden het groots1 waren, van de eene plaats naar de andere rei zen en kon van den trein geen gebruik maken. De spoorlijnen lagen ver af van de plaatsjes, waar ik wezen moest en het was hoogst onzeker, dat ik er zou aankomen, want de Rooden loerden op de spoorlijnen en hadden meermalen den machinisten het doorrijden belet Daar de atstand omstreeks veertig ki lometer was, zat er nïet3 anders op, dan een auto te huren, 's Morgens, omstreeks een uur of elf, ging ik een van de grootste café's binnen, om er een kop koffie te drinken, of althans het gemeene vocht, dat daarvoor werd uitgegeven en maakte van de gelegen heid gebruik, om den kellner te vra gen, of hij ook iemand wist, die voor mijn tocht een auto beschikbaar wild» stellen. De kelner wist niemandhij twijfelde er ook aan, of er een chauf feur te vinden zou zijn, die dozen rit zou willen doen, want de eenige wej leidde door een bosch van omstreeks vijf Kilometer, waarin den laatgten tijc veel aanrandingen waren voorgeko men. Aan een tafeltje in onze büori zat een Dui'scher, die, toen ons ge Bprek was afgeloopen, naar mij toe kwam en zei „Ik heb een auk> gehuurd, maar de chauffeur wil niet goedkooper rijden dan vierhonderd Mark en ik vind honderd Mark per persoon duur ge noeg. Als u dus mee doet, dan kunnen wij nog een paar andere passagiei zoeken en vanmiddag vertrekken. Ni tuurlijk had ik hier wel ooren naa Den kellner werd opgedragen, om i de zaal nog een paar andere gasten vinden, die mee wilden gaan en zoo was in een uur het reisgezelschap bi elkaar en zou om een uur vertrekken 'n vooraf nog wat middagmalen, omdat je in dien tijdjiooit wist, wanneer ji- weer wat te eten zou kunnen krijgen. De kennis was zoo gemaakt. De Duit- scher, die mij had aangesproken, was een industrieel in de buurt, wiens fa briek stil stond, omdat zij door de Spartacisten bezet was. De andere was een Oostenrijker, die tijdelijk voor za ken in het Ruhrgebied reisdede der de een koopman uit Berlijn, ook voor zaken in de buurt en do vierde was ik zelf. Terwijl wij ons te goed deden aan het wel ui'erst gebrekkige eten, in formeerde ik naar de veiligheid van den weg. De koopman uit Berlijn scheen daarover zeer verschrikt. Ook de Oostenrijker vond het niet aange naam alleen de fabrikant, die waar schijnlijk in de laatste dagen wat ge wend was geraakt aan gevaar, haalde de schouders op en zei, daA er wel veel personen beroofd waren, maar tot dus ver nog niemand het leven had verlo ren. „Er gaan", zei hij, ,,over deze roo- verbenden in het bosch allerlei roman tische verhalen. Men zegt, dat de aan voerder een voormalig Duitsoh offi cier is, die, wanneer hij een gezelschap aanhoudt, alleen van een van de rei zigers een losgeld vraagt en de ande ren ongemoeid laat". „Als dat zoo iB", zei de Oostenrijker, .,dan moeten wij vooraf onder elkaar uitmaken, wie zich opofferen zal". Ik vroeg, hoe dat mogelijk was". Do roover opperman zou toch wol kiezen, wie hy wou. De koopman uit Berlijn had een shm idée. Hij vond, dat die gene, die het meest over de aanhou ding jammerde, bij dé roevers den iii druk zou geven, alsof hij het meeste 'e verliezen had en dus door hen zou wor den uitgeplunderd. Het advies leek ods goed, maar toen do vraag werd gedaan, wie zich daarvoor zou opofferen, ke ken wij elkaar a<.n, zonder dat iemand zich aanbood. .Natuurlijk wordt zij:, verlies hem, als v ij in veiligheid zijn, door de an deren vergoed", zei de Oostenrijker. De fabrikant knikte en do Berlijn- sche koopman bromde iets, dat voor een toestemming moest doorgaan. He' sprak van zelf, dat hij, die het minste geld bij zich had, zich in het algemee" belang voor de andoren moest laten uitplunderen. Toen kwam een andere moeilijkheidniemand had veel lust, om er voor uit 'e komen, hoeveel hij wel bij zich had. Daarom stelde ik voor, dat het lot beslissen zou. De Berlijnscbe koopman daarvan niet weten. Het lot", zei hij, „zou dan op den rijktten kunnen vallen en dat was toch zeker de bedoeling nie'. Tenslotte biechte iedereen op, hoeveel hij bij zich droeg. De Berlijner had, zooals ik wel gedacht had, de grootste som in zijn zak, niet minder dan twee maal hon derdduizend Mark, die overal in zijn kleeren verstop' waren. DeOostenrijker erkende, dat hij honderdtwintigdui- zond Mark bij zich had, de fabrikant gaf zijn bezit aan voor zestigduizend Mark en ik, arme Nederlandsche reizi ger, bleek 'en slotte verreweg de arm- te zijn, met een bedrag van ongeveer drieduizend gulden in Duitech Bankpa pier. Het was dus duidelijk, dat ik mij moest la'en uitplunderen en om er ze ker van te zijn, dn* dat lot niet aan oen ander te beurt zou vallen, repe teerden wij uitvoerig, hoe lk mij gedra gen moest. Aangenaam vond ik het niet, maar de anderen zouden mij na tuurlijk het verlies vergoeden en bo vendien bestond nog altijd de kans, dat wij niemand ontmoetten en veilig door het gevaarlijke bosch zouden ge raken. Volgens afspraak vertrokken wij omstreeks één uur. Van de wagen had ik mij weinig voorgesteld, maar de werkelijkheid was toen nog veel slechter. Het was een oude auto, blijkbaar in de laatste dagen veel en ruw gebruikt, slecht onderhouden en van boven 'ot ouder bemodderA De chauffeur, 'n jonge kerel, reed er roeke loos mee op de hoogste versnelling en gaf nauwelyks waarschuwingssigna leu. Er was in dien tijd een zonderlinge stemming in het RubrgobieA Het scheen wel, of niemand ie's gaf om het leven van een ander en weinig meer om zijn leven. Ik verlangde maar naar het oogenblik, da' wij behouden 't doel van de reis zouden hebben be reikt. Aanvankelijk voerden wij met ons vieren gesprekken ovo de» toe stand van de streek, maar toen wij het gevaarlijke bosch in reden, zweeg van lieverlede iedereen. Zonder het el kaar te willen bekennen, tuurden wij om beutten angstig door do raampjes en splibs'en onze ooren op het minste geluid. Naar schatting waren wij on geveer Iris Kilometer gevorderd, aus over de helft, toen er plotseling, ter zpde van den wag, een gemaskerde man voor den dag sprong, die den chauffeur: „halt" toe riep; in plaats van te stoppen, reod deze nog sneller door. Achter ons klonken scho ten. Do oh&nffeur, begrijpend, dat h|j be ter deed met balt te houden, stopte. In oon oogenblik was onze wagon omringd door een troepje van tien goraaakeixie mannen, alle met geweren on revolvers in de hand. Do aanvoerder, een groote, slan ke man, nam eerst in beschaafde taal den chauffeur onder handen, omdat bjj niet on middellijk geetopt had en keerde zich toon tot ons, met de mededeeling, dat hy tot zijn leedwezen verplicht was, aan oen on zer te verzoeken, al het geld, dat hy by zich had, af te geven; do anderen moch ten dan honden, wat_zy haddon. Nn kwam het er op aan, myn rol good te spelon. lit stapte dus op den aanvoerder af en ver zocht hern, even met my ter zijde te gaan. Teen fluisterde ik hem-in, dat de dik ste van het gezelschap, de koopman uit Berlyn, het meesto geld by zich droeg en dat hy daar dus den grootsfcon'buit zou vinden. „Meent U dat!" vroeg hy miuabhtend. „Ik heb het gezien," nntwoorddo ik, „terwijl by zyn geld telde. Do list ging op. De romantische neiging van den aanvoerder verzette zich tegen doze verklikking en op een toon vau de diepste minachting, waarom ik inwendig lachen moest, zei hy: „Je bent een lafaard en een verrader en je zult zelf afgeven, wat je bezit. Mannen, fouilleert hem. Om in mijn rol te blijven, klaagde en jammerde ik luid, maar natuurlyk zonder baat. De roover nauien my alles af, wat- ik by my had en zonder verder op mijn ge schreeuw te letten, nam de aanvoerder met beleofden groet afocheid van de drie anderen en zei ten overvloede: .Wanneer de heeren misschien dezen lafaard ia het boech willen achterlaten, heb ik daar niets tegen." „Ooh, neen," autwoordde de Berlyner, „laat ons genade voor recht laten gelden. Kom er maar in, kerel." Wy reden weg; de toelog was bnitouge- woon goed gelukt. Toch schenen myn drie medereizigers niet zoo dankbaar voor myr welgeslaagd eomediespol, als k gohoopt had. Zy zeiden er niet voel van; zy sche nen" zelfs geneigd, om don goeden afloop meer in 't byzonder aan hun kalme hou ding toe te schrijven. (De Berlyner zei zelfs: „Hebbea de heeren wel gezien, dat den aanvoerder respect inboezemdenl Do twee audoren gaven dat toe; zy hadden het ook opgemerkt eu prezen el kaar en zichzelf, om hun matig en ver standig opstreden, waardoor de roovers stellig den Indruk hadden gekregen, dat zy zoo goed als geen geld by zich hadden. Deze bluf geleek my bespottelijk toe. Ik horiunerdo hen aan hun belofte tot te rugbetaling on verzocht ieder, wy een derde van rayn verlies terug te geven. De fabrieksdirecteur vond dat tot myn ver wondering niet eerlylk. Hy zei, dat de Oostenrijker en de Berlyner my moesten schadeloos stellen pondspondsgewijze, dat wil zeggen, de Berlyner het meeste, omdat hy het grootste kapitaal in den zak had, dan de Oostenrijker en hy het minste. Hot was dus heel onbillijk, dat zy by gelyk bezit, dozelfde vergoeding zouden geven. Ik dacht in het begin, dat dat ma een aardigheid was, maar het bleek my gauw, dat de fabrikant het ernstig meen de. De Berlyner a-as het met die opvat ting in het geheel niet oods en do Oosten rijker werd luidruchtig en betoogde, dat zoo iets afzetterij was; het duurde niet heel lang, of zy zaten tegen my te schreeu wen, alsof ik iota oniniliyka van hen ver langde. „Myn hemel," zei ik ten slotte, toen ik my weer vorstaanbaar kou maken, „hoe de heeren het onderling willen regelen, is my onverschillig, daar valt naderhand ovor te praten, maar ik moet in oik geval my.; gold terughebben." „Hoe zullen wy het eens wordent vroeg de Berlyner. „U hoort toch, dat wij- verschil van moening hebben en ik niet in, hoe dat kan worden opgelost.' Daarna begonnen zij opniouw met dis cussies over de verdeeling van de vergoe ding onderling. Het hielp my niet, of ik betoogde, dat voor hem toch hooi weinig uitmaakte en zelfs antwoorde de Oosten rijker daarop, dat het my niet paste, zoo iets te zeggon, omdat Lk toch zelf zoo veel drukte maakte over teruggave zoo'n onnoozel bedrag. Dat antwoord maakte my onrustig; het leek my toe, aleof zy uitvluchten zochten om my in het geheel niets te vergoedon en ik vroeg hun in stevige taal of dat mis schien de bedoeling was. Hadden zy dan niet, toen wy vooraf het plan bespraken, zich verbonden, om my de schade te ven- Ik wendde my tot den Oostenrijker zei hem, dat hy dat zelf bepaald had „Het is mogelijk", zei deze, maar dan toch op billyke wyze en zeker niet de een meer dau de ander." Ik antwoordde, dat ik daar buiten Weef en herinnerde den fabrikant er aan, dat hy met het hoofd had geknikt, toen de Oos- rykcr dat voorstelde. „Dat is oumogelyk," zei de fabrikant, „ik kan my dat niet herinneren. Ik was vanmorgen erg slaperig, omdat ik een heel slechten nacht gehad had misschien heb ik zitten knikkebollen." Do Berlyner wilde or ook niet van ten, dat hy osn belofte had gedaan en vroeg brutaal: Dat wiet ik niet te zeggen; het eenage, wat ik kon antwoorden was, dat hij iets gebromd had, waarop by een rohaterend gelach aanhief en zei, dat by" wol eeu3 meer bromde, ook, wanneer hy heetomanl niet van plan was, een gedaan voorstel aan te nemen. Daar zat ik tegenover de drie schelmen, zander geld en met de ze kerheid, dat zy aan teruggave niet dach ten. ik werd boos; schold hen uit voor dieven en schelmen en droigde, dat ik oen klacht by de politie zou doen, zoodra wy aangekomen waren. Daarop toonden zy ziek zeer beleedigd en schreeuwden door elkaar, dat ik een afzetter was. Het werd den wagen oen algemeens ruzie van tegen één, die natuurlyk in mijn na deel uitLoopen moest. Do fabrikant was do eerste, die voorstelde, om de auto te laten stoppen cn my er eenvoudig nit te zetten. Zoo gebeurde; do chauffeur, dien .k te hulp riep, haaldo de schouders op. Hem kon het minder schelen. Hy had van al zyn passagiers vooraf betaling ontvan gen. Een oogenblik daarna zette do auto den tocht voort en moest ik nog tien Kilo meter loopen, voordat ik het stadje be reikt had. Doodmoe kwam ik daar des avonds aan, maar voordat ik myn hotel opzocht, deed ik nog oen klacht by de po. Li tie; dat hielp natuurlijk niets. Ternau wernood had ik de namen vau myn mede passagiers bij do vooretelling verstaan; ik vriat in het geheel niet; waar zy logeerden. De politie had wel wat anders in het hoofd die rumoergo dagen en bovendien, zoo als een oude, gryze inspecteur my tot troost nog mededeelde, zou ik misschien hoogstens eon viciele actie kunnen instel len, om teruggave te krijgen van voorge schoten geld, maar een strafproces zou er toch nooit uit kunnen voortkomen. By kalme overweging begreep ik, dat hy gelyk had. De drie schoeljes heb ik nooit teruggezien; aan het verlies denk ik weinig mogelijk meer, maar U zult U waarschijnlijk kunnen voorstellen, dat myn vertrouwen in de eerlijkheid van het menechdom or niet grooter op geworden is. Kerk en School PROF. DR. F. M. J. A. ROEL8, Omtrent den nieuwbenoeanden hoog leeraar in de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan do Rijksuniversiteit te Utrecht, dr. F. M. J. A. Boele, die onder wijs zal geven in de empirische en toege paste psychologie, schrijft het „U. D. Hij werd 10 Januari 1885 te Utrecht geboren, Hy volgde eenige jaren de col logos van do jezuïeten in het klooster te Velp by Grave (Liimbiïrg) daarna in Ondenbosoh en ook in Stonyhurst (En geland). Vervolgens studeerde hy aan d« R.-K. universiteit te Leuven onder de professoren Michotte, Thiéry en Noël. Na. dat hy in 1912 werkzaam was geweest by Külpe in Bonn, promoveerde hy aan dc Lenvensche hoogeschool in 1913 op een dissertatie getiteld: „Etude ezperimenta- le sur lea representations individuellos et communes". Hy behaalde den doctorsti tel summa cum lande. In het begin van den oorlog kwam hy, evenals zyn leermeester Michotte naar Utrecht, waar hy voor zyn wetenschappe lijk work gastvrijheid genoot in de psy chiatrische en neurologische kliniek van prof. Winkler. Hier werd hem de beschik king verleend over de instrumenten en apparaten, die achtergelaten waren door wylen prof. Ziehen en met behulp u van hy een fraai psychologisch laborato rium inrichtte in navolging van prof. Mi chotte. Goleidelyk heeft dr. Rods zyn la boratorium veel vergroot. Tol van stu denten hebben onder zya leiding prac- tisch gewerkt. Den len Febr. 1916 aanvaardde hy het privaat-docentschap aan de universitoit te Utrecht met een rede getiteld: „Psy chologisch Experiment en Introspectio1 Den len Mei 1918 volgde zyn benoeming tot lector in de experhnentoele psycholo gie. Lu 1917 stichtte dr. Roels hot „Tijd schrift voor Zielkunde en Opvoedleor" Voorts was hy een van de oprichters ti het tijdschrift Grensgebied van het Recht en werkt hy bovendien aan tal van dero tijdschriften mee. Groot is het tal publicaties van zyn hand, allereerst verschillende verhandelingen in de Kon. Akodemio van Wetenschappen, zoo at e over acoustische nabeelden, over het gc- hougen, enz. In Den Bosch en Tilburg leidde hy ver schillende leergangen, in de eerstgenoem de plaats richtte by ook een laborato rium op. Nadat hy een aantal publicaties hot Licht had doen zion over psycho-techniek, word door een aantal iudustrieelen zyn hulp ingeroepen by de invoering van psy- cho-technische methoden in do bedrijven. Aan de Vereeniging voor B.-K. Werk gevers bewees hy belangrijke diensten den vorm van adviezen met betrekking tot de beroepskeuze. Niet onvermeld mag tenslotte blyven, dat prof. Roels eeu uieuwon loaretoel aan de Utrechtsche Universiteit gaat inne men, want voor het door hem te docee- ren onderwijs bestond tot dusver nog afzonderlijk professoraat. Reeds lang er vanuit wetenschappelijke kringen op aangedrongen het lectoraat van prof. Roels te vervangen door een hooglecraar- schap. INGEZONDEN MEDEDEE1.INOEK' 5 50 Cts. oer rejel. SpecislB inrichting foor feestelijke gelegenheden StoonmarthericMen STV. MIJ. NEDERLAND. GBOTIU8, arr. 2 Juni van Batavia te Amsterdam. KANGEAN, (thuisr.) vertr. 28 Mei Singapore. KON. NED. STB. MU. A DON I ft, arr. 1 .Tnni van Garth ngena te Valencia. BERENICE vertr. 1 Juni van Lieaobon naar Amsterdam. DONAE vertr. 1 Juni van Kopenhagen naar Gothenburg. RHEA, vertr. 31 Mei van Palermo naar Barcelona. SATURNUS vertr. 1 Juni van Meliia naar Malta. VULÜANUS, vertr. 31 Mei van Tripoli naar Smyrna. KON. HOLL. LLOYD. MAASLAND arr. 1 Juni van Ameter- dam te Grimsby. MONTFEULAND (uitr.) pass. 1 Juni Fernando Noronha. HALCYON LIJN. SXAD VLAARDINGEN vertr. 31 Moi van Liverpool naar Bremen. HOLLAND-AMERIKA LIJN. ROTTERDAM, v. Rotterdam naar New- York vertr. 1 Juai van Plymouth. HOLLAND ZUID-AFRIKA LIJN. KL1PFONTBIN arr. 1 Juni v. Doln- goabaai te Port Natal. RIETFONTEIN, (tihnisr.) pass. 1 Juni Oueesant. JAVA-NEW YORK LIJN. BOETON, v. New-York n. Java, vertr. 27 Mei van Norfolk. JAVA-PACIFIC LIJN. 8IMALOER arr. 31 Mei van San Fran cisco te Batavia. TJISALAK vertr. 1 Juni van San 'rancieco te Batavia. ROTT. LLOYD. KEDIRI (uitr.) pass. SI Mel Fiaisterre. MALANG arr. 2 Juni v. Java te Rob terdam. ROTTERD. ZUID-AMF.RTKA LIJN. ALGORAB (thuisr.) arr. 1 Juni te Santos. HELENUS, vertr. 1 Juni ma Shaag- le naar Rotterdam. Oplossingen, Vragen enz., te zenden aan den Schaak, redacteur van Haarlem's Dagblad, Gr. Houtstr. 93, Haarlem PROBLEEM No. 145*). H. W. VAN DORT (Schoten) Mat ia twee zetten. Stand der stukken Witi K17, Ddl, TM, Pf«, Ph2, e4, g2. Zwart: Kfö, Lf2, Pc8, e6, f5,»g3, g7, h», h6. Eerste publicatie. Oplossing Probleem No. 1SS. Stand der stukken WitKd7, Dc4, Pa6, Pb4. Zwart: Kf6, hö, 1. KdT—e8, Kf6e52, Ke8-f7, Keb—d6; I. Dc4—e6f. Kf6-g5; 2. Dc4e4, Kg6—f6; 3. De4-e7T. 2.Kg5-h6; 3. De4-g6f- Kf6-g7; 2. Dc4-f7f, Kg7-h6; 3. Df7-g6*. 2.Kg7-h8; 8. Ph4-g6f. Goed opgelost door: J. Hoogeveen (ook nog Probleem No. 186) D. A C. van den Hoorn N. N. B. A. Snellemau en J. B. Verdonk, allen te Haarlem; K. Siege* riet, t« Santpoort; H. W. v. Dort en Joh. v. Teunenbrosk, belden te Schoten* Oplossing Elndspslstudlo No. 27. Stand der stukkan: Wlti Kh7, Ta7. a6, c8* Zwart I Kdl, Tbl, h4, h6. 1. Ta7—»7I, Kdl—c2 (Zwart heeft niets beters; na 1.Yhl—el wint Wit door het aardige manoeuvre 2. Tg7gl, gevolgd door a6—a7)j 2. Tg7-g2f, Kc2—b3; 3. Tg*-a2l, KbSXa24. a6-a7 en Wit wint. Goed opgelost door: B. Davideon en N.N., beiden te Haarlem. Correspondentie. Haarlem. J. H. Uw uitwerking van de eindspelstudie Ie practisch wel goed, maar de auteureoplossing ls schitterend, nietwaar? B. A. 8. In Na 138 kan 1.Kf6—e6 niet gespeeld worden (zie DamT op e4. EINDSPEL No. 21. Dame tegen Paard en Looper. ZooalB men weet, kan het eindspel—Dame versus Paard en Looper meestal door de Dame gewonnen worden, De bovenstaande stand is echter een uitzonderingsgeval. Bijv.: 1. LcS—b"*t» Ka8-b8; Pc2—b4 (en Wit dreigt mat door Pb4-c6), Dhö-g6f3. Pb4— cGf en Zwart is wel genoodzaakt het Paard met de Dame te nemea, waardoor de partij remise is. Verbeteringen In 4e vorige rubriek zijn enkele zetfouten onverbeterd gebleven, n.I. In den „Stand der stukken" behoort onder „Wit" voor dl gelezen tt worden d2. In het artikel Maroczy—Olland, regel 13, remises, in plaate van remise; alinea 2, regel 1, oppervlakkigen en niet oppervlakkigeen aau het slot, in bet bondsorgaan, inplaate van uit het bondsorgaan. In de partij le Wit's 21e zet TdSg3in noot 12), regel 8, leze men IJL Dg2f In noot 17), regel 3, Dglf. In de „Oplossing", laatste variant leze men t. Tcéxbéf, ais inj or is, of luj meent, wat hy acuryii. üet zal, üunat iny, 't beste zijn, aat je er heen gaat, zooals hy verlangt zegt hy met terstoiiü.' Ja, hij zegt, dut üe zaangeljLbtig- tlen een huisnouihter hebben aange steld, üie mij zal ontvangen «u ik mug huur precios verteilen, hoe ik ahoo itebben wil. Hoe word ik uit myn le ven gerukt. 01 Harold, Clara wat ial Llara zeggen? Misschien heeft meneer Macsa- clone ook aan mevrouw Tsolton ge- senreven, zeide Harold. Maar in elk geval is dat ee„n zaak, die jou met aangaat. iNeen, zeide Phyllis aarzelend, alleen t md ik, dat wij hun een bezoek moesten brengen, om het hun te ver tellen. Wel, zooals je wilt, zeide Harold, al voelde hij niet veel \oor Clara Ful ton of haar echtgenoot. Als ik 't Clara niet vertel, lijkt 't of ik niet eerlijk ben, eu dingen voor hen achter houd, .merkt© Phyl- Jls op. Maar ik laat haar den brief vau oom Gregory niet zien. Ifet zou haar maar in de war maken. Jaloersch, meen je, zeiiio Harold. lk geloof niet, dat zij veel inet ons1 engagement op lieefl. Zij voelde zich vroeger altijd nog a?, zeide Phyllis, zie je als een jong ui' :sje getrouwd of scengogccrd is, stelt zij zich altijd boven een ander, dit 't niet is. Arm© Clara, zii heeft I u©ei wui te uoau en lk gtvooi niet, tnu q© zauK goeu gaat. lii oom Lio©oiy IS evengoed Huur OOln uis uc m ,11e, met waarl Laum wij er lieen gaan, ais je 't goed viiiui. Haroju vermaarde zich bereid. Hij stond op om zyn hoeu te Kujgen on zoo mogelijk üe aandacut van net be- dieneiiu© meioje te trekKun. U, kijK e©u», wat u dat? zeide Phyllis piotseimg, Kr lug oen eu»eloppe op hun tafel tje, geuurasseerd aan miss PüjLis urey; net auics uil cUukleUers, iiuogstwaarocmjnlijK uit een t.,,d- scnrift of courant geknipt, samenge steld on met gom op d© enveloppe ge plaatst. Wat is dat? Hebt jij hom er neer gelegd, Harold? vroeg zij. Neen, antwoordde bij, zelf ©enigs zins in de war gebracht. Waar komt hij vandaan? Zooeven lag hij er niet. Maar open hem, want hij is voor jou bestemd. Phyllis aarzelde, daar zij zien door oen zonderling gevoel van vrees be vangen voelde. Harold, die minder op zijn gemak was, dan hy wel wilde weten, want hot incident kwam hem zoowel zon derling als onheilspellend voor, drong er op aau, den brief te openen. Phyllis voldeed aan zijn verzoek en haalde een papier te voorschijn, waarop dc volgende boodschap, eveneens met drukletters, uit een courant of tijd i gcuiugi mei gom er op ge ploot, to lezen was: jjuoöiow. uo» aqx. Blyf weg. a-en waaisciiuwuig van een vrienu. H-yl weg. uovaar. Vvat ia dat? zeide zij, Harold het pupier ineiiianaigeiiü, wat kan dit te neteeKeuen bebbem/ En van wiea komt net/ aui oiu las deze zonderlinge en drei- geuue boodscuap met zoo>eea voor- zicniiguem eu op zoo n vreemue ma nier ineegeueelu en zag toen viug om zicu heen zien afvragend, hoe de brief daar was gekomen en wie nern 0[ plaats, waar Pbyilis hem vonu, bad neergelegd. De brief was er niet geweest, toen hij kwam. Daarvan was hij ten minste zeker. Achterdochtig nam hij één voor één de bezoekers van de „tea^room" op. Aan een tafeltje in hun nabijheid zat een lang, tenger meisje, dat een dich te voile voor had eri bezig was haar bezittingen bij eikaar te zoeken, ten einde te gaan vertrekken. De dicht heid van de voile, die liet bovenste deel van haar gelaat verborg, trok zijn aandacht en maakte hem wantrou wig, maar zij scheen zich volkomen, onbewust van dein somberen, onder zoekenden bljh, dien hy op haar richt te en ging voort zich kalm en onver schillig klaar te makeu voor haar vertrek. Hij kon zien, dat zij een klei nen mooi cevormden neus bezat enj een Kieuie moiiu, uiei rooue lippen, beien eon Kieme, eenigazum opuse Kin, eu toen zy naar iiaaaocno«*ieii aanuok, bemerkte iiy, uai *y lange, srnaiie banden bad, versierd met veie ringen. net waa veel waarschijnlijker, dai degeen, die den geheimzinnig en brief op tal ei had. gelegu, aen „tea-room" zoo spoedig mugeajK daarna uad ver laten en dat negenen, che nu nog te genwoordig waren niets met de zaak te maken nadden. Het meisje, Jat be diende, naderue, om Harold zijn i&- kèning te overhandigen eui liij zeide tot haar: Wie heeft dien brief daar ge legd? Weet u er iets van? Welken brief? vroeg het meisje verontwaardigd- lk weet niets van brieven af. Zij gaf I-larold de rekening cu ver trok met haar neus in de lucht. Weer bezag hij do geheimzinnige mededee ling in zijn hand. Misschien is het èen grap, zeide hij edndelyk. Ik kan 't in 't geheel geen grap vinden, zeide Phyllis, er erg bleek en verschrikt uitziend. Wel, het is in ieder geval een wonderlijke grap, zeide Harold en zweeg woder. Ik krijg den indruk, dat iemand mij verhinderen wi), naar mijn oom te gaan. opperde Phyllis plot-eling, I We'nu, goed, maar waarom cnl iiufii vn*og i n.,i<Hn.k nul 13 al hooi VI'OOJJJ. «-nn, lieu je den biioi van nxeaeer niacaariun© aau iemand laten Zien? iveeu, auiwooxaue xrixyxua vuig. Aan geen nuirveuug. De pOoi komt ai- xeen s morgens, juxot oJa ik op t punt sta, naar myn kantoor te gaan. Ik oponue uen nriet »ay m«jh oom pm» ui ue tram on verteiue er op t koU- toor aan memanu Xevs van, want ik wt-txe, roer zwoeg zy even en hxuosde, 't jou 't eerat «erteuen, omdat xiet zoo n kearujk vooruxizrcht reen. Dat maakt ue zaak nog zonder linger, zeide Haroid hopelooa. Hij bo taarde ue rekening, zij verbeten den tea-ruom en liepen langzaam de straat op, beraadslagend, ïedeneerend en redetwistend over het geneurue. Gaan wij naar mevrouw Fulton? vroeg Harold ten .aatste by een hoek stilstaand. Zoo ja, dam doen wy beter een motorbus to nemen. Toen er een bus kwam wenkte hij liaar en tot zij de plaats van be-i-tem- mrng bereikten, vervolgde zij hun nut teloos gesprek, dat hen niets dichtei bij een verklaring bracht. Mevrouw Fulton, naar wie zij op weg waren, was een nicht van Phyllis, haar vader was een oudere broeder van Gregory Macsarlnme en va.n de moeder van Phyllis. Nog heel jong had zij een knap en aantrekkelijk "man, Frederik Fulton genaas.J, getrouwd, die inder tijd een goede positie had In een groe t lakenmagazijn in het West-End. Jam mer genoeg was I* red c uiton hoewel eerzucuiig ook vadeig van oaru, wti ke laatsie eigenschap hem verhoed de gestauig succes te hebben, en do gelegenheden, waarin z.jn verstand zegevierde, nam hy nooit waar om het ten volia te gebruiken. Zijn vrouw en hij waren heiden bo vendien roekeloos en toen er ten laat ste ongelukkige fouten in de rekenin gen voorkwamen, waarvoor hij aan sprakelijk werd gesteld, ontsioegen zijn patroons hem uit zijn betrekking. Na eenige mislukte pogingen om een baantje te krijgen, begonnen hij eu zijn vrouw een zaak in lakensche stof fen, met veel praal adverterend en op zeer eerzuchtige wijze bekendheid aan hun zaak gevende. Eenigszms vaag zeide men, dat het hun goed ging, mis schien was Phyllis <i© eenige, die wist uit een en ander,, dat Clara haar had verteld, dat het niet zóó schitterend ging, a!ls het wel leek. Maar hoe dan ook. dezen avond had de winkel eon bloeiend aanzien, want hij stond vol bezoekers, tusschen wie Phyllis en Harold zich slecnts met moeite een weg konden banen, om Fulton te be reiken, die, toen hij hen in 't oog kreeg, haastig op hen toe trad en hen met zijn gebruikelijke gastvrijneid verwelkomde. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1922 | | pagina 10