Hotel „Duin en Daal"
Schaakrubriek
De Overvalling
Scbets ui» h«t laar 1919
Toen ik onlangs in d6 vestibule van
het station Deutsche poort te Rotter-
idani, aan het loket een kaartje kocht,
«tond er iemand voor mij, die geld
ham ui1 zijn portefeuille, om zijn
plaatsbewijs te betalen. Bij die gele
genheid fladderde er een bankbiljet uit
en viel achter hem op den grond, zon
der dat hij het opmerkte- Nog voordat
Ik hem kon waarschuwen, raapte een
opgeschoten jongen, met een armelijk
uiterlijk, het bankbiljet op en gaf he'
pern terug. Hij scheen daarover ver
{wonderd. Het toeval wilde, dat ik hem
In den trein ontmoette in denzelifden
(coupé. Wij maakten een praatje eu
hij begon zelf over het kleine voorval
in de vestibule.
,,U scheen", zei ik, „verwonderd
jbver de eerlijkheid van den jongen".
Hij lachte even en antwoordde, dat
hij van de eerlijkheid van de menschen
in het algemeen, geen groote gedach
ten had. Een oogenblik praatte wij
hierover door. Daarna vroeg hij, of ik
een verhaal wou hooren, dat mij mis
schien tot andere gedachten kon bren
gen over de betrouwbaarheid van on
ze medemenschen. Natuurlijk nam
dat aan en hij vertelde het volgende:
„Herinnert U zich nog, dat een
maand of wat, na den wapenstilstand
in het Ruhrgebied, in de buurt van
Dusselaorf een communistisch ops'oot
je h geweest en dat er gevochten is
tus8chen de troepen van de regeering
en de Spartacisten Nu, juist in dien
tijd war, ik voor zaken in de buurt.
Kent u de streek? Neen? Dan zal ik i
niet met een beschrijving lastig vallen.
Ik moest juist in dien tijd, toen d
ongeregeldheden het groots1 waren,
van de eene plaats naar de andere rei
zen en kon van den trein geen gebruik
maken. De spoorlijnen lagen ver af van
de plaatsjes, waar ik wezen moest en
het was hoogst onzeker, dat ik er zou
aankomen, want de Rooden loerden op
de spoorlijnen en hadden meermalen
den machinisten het doorrijden belet
Daar de atstand omstreeks veertig ki
lometer was, zat er nïet3 anders op,
dan een auto te huren, 's Morgens,
omstreeks een uur of elf, ging ik een
van de grootste café's binnen, om er
een kop koffie te drinken, of althans
het gemeene vocht, dat daarvoor werd
uitgegeven en maakte van de gelegen
heid gebruik, om den kellner te vra
gen, of hij ook iemand wist, die voor
mijn tocht een auto beschikbaar wild»
stellen. De kelner wist niemandhij
twijfelde er ook aan, of er een chauf
feur te vinden zou zijn, die dozen rit
zou willen doen, want de eenige wej
leidde door een bosch van omstreeks
vijf Kilometer, waarin den laatgten tijc
veel aanrandingen waren voorgeko
men. Aan een tafeltje in onze büori
zat een Dui'scher, die, toen ons ge
Bprek was afgeloopen, naar mij toe
kwam en zei
„Ik heb een auk> gehuurd, maar de
chauffeur wil niet goedkooper rijden
dan vierhonderd Mark en ik vind
honderd Mark per persoon duur ge
noeg. Als u dus mee doet, dan kunnen
wij nog een paar andere passagiei
zoeken en vanmiddag vertrekken. Ni
tuurlijk had ik hier wel ooren naa
Den kellner werd opgedragen, om i
de zaal nog een paar andere gasten
vinden, die mee wilden gaan en zoo
was in een uur het reisgezelschap bi
elkaar en zou om een uur vertrekken
'n vooraf nog wat middagmalen, omdat
je in dien tijdjiooit wist, wanneer ji-
weer wat te eten zou kunnen krijgen.
De kennis was zoo gemaakt. De Duit-
scher, die mij had aangesproken, was
een industrieel in de buurt, wiens fa
briek stil stond, omdat zij door de
Spartacisten bezet was. De andere was
een Oostenrijker, die tijdelijk voor za
ken in het Ruhrgebied reisdede der
de een koopman uit Berlijn, ook voor
zaken in de buurt en do vierde was
ik zelf. Terwijl wij ons te goed deden
aan het wel ui'erst gebrekkige eten, in
formeerde ik naar de veiligheid van
den weg. De koopman uit Berlijn
scheen daarover zeer verschrikt. Ook
de Oostenrijker vond het niet aange
naam alleen de fabrikant, die waar
schijnlijk in de laatste dagen wat ge
wend was geraakt aan gevaar, haalde
de schouders op en zei, daA er wel veel
personen beroofd waren, maar tot dus
ver nog niemand het leven had verlo
ren.
„Er gaan", zei hij, ,,over deze roo-
verbenden in het bosch allerlei roman
tische verhalen. Men zegt, dat de aan
voerder een voormalig Duitsoh offi
cier is, die, wanneer hij een gezelschap
aanhoudt, alleen van een van de rei
zigers een losgeld vraagt en de ande
ren ongemoeid laat".
„Als dat zoo iB", zei de Oostenrijker,
.,dan moeten wij vooraf onder elkaar
uitmaken, wie zich opofferen zal".
Ik vroeg, hoe dat mogelijk was". Do
roover opperman zou toch wol kiezen,
wie hy wou. De koopman uit Berlijn
had een shm idée. Hij vond, dat die
gene, die het meest over de aanhou
ding jammerde, bij dé roevers den iii
druk zou geven, alsof hij het meeste 'e
verliezen had en dus door hen zou wor
den uitgeplunderd. Het advies leek ods
goed, maar toen do vraag werd gedaan,
wie zich daarvoor zou opofferen, ke
ken wij elkaar a<.n, zonder dat iemand
zich aanbood.
.Natuurlijk wordt zij:, verlies hem,
als v ij in veiligheid zijn, door de an
deren vergoed", zei de Oostenrijker.
De fabrikant knikte en do Berlijn-
sche koopman bromde iets, dat voor
een toestemming moest doorgaan.
He' sprak van zelf, dat hij, die het
minste geld bij zich had, zich in het
algemee" belang voor de andoren
moest laten uitplunderen. Toen kwam
een andere moeilijkheidniemand
had veel lust, om er voor uit 'e komen,
hoeveel hij wel bij zich had. Daarom
stelde ik voor, dat het lot beslissen
zou. De Berlijnscbe koopman
daarvan niet weten.
Het lot", zei hij, „zou dan op den
rijktten kunnen vallen en dat was toch
zeker de bedoeling nie'. Tenslotte
biechte iedereen op, hoeveel hij bij zich
droeg. De Berlijner had, zooals ik wel
gedacht had, de grootste som in zijn
zak, niet minder dan twee maal hon
derdduizend Mark, die overal in zijn
kleeren verstop' waren. DeOostenrijker
erkende, dat hij honderdtwintigdui-
zond Mark bij zich had, de fabrikant
gaf zijn bezit aan voor zestigduizend
Mark en ik, arme Nederlandsche reizi
ger, bleek 'en slotte verreweg de arm-
te zijn, met een bedrag van ongeveer
drieduizend gulden in Duitech Bankpa
pier. Het was dus duidelijk, dat ik mij
moest la'en uitplunderen en om er ze
ker van te zijn, dn* dat lot niet aan
oen ander te beurt zou vallen, repe
teerden wij uitvoerig, hoe lk mij gedra
gen moest. Aangenaam vond ik het
niet, maar de anderen zouden mij na
tuurlijk het verlies vergoeden en bo
vendien bestond nog altijd de kans,
dat wij niemand ontmoetten en veilig
door het gevaarlijke bosch zouden ge
raken. Volgens afspraak vertrokken
wij omstreeks één uur. Van de wagen
had ik mij weinig voorgesteld, maar
de werkelijkheid was toen nog veel
slechter. Het was een oude auto,
blijkbaar in de laatste dagen veel en
ruw gebruikt, slecht onderhouden en
van boven 'ot ouder bemodderA De
chauffeur, 'n jonge kerel, reed er roeke
loos mee op de hoogste versnelling en
gaf nauwelyks waarschuwingssigna leu.
Er was in dien tijd een zonderlinge
stemming in het RubrgobieA Het
scheen wel, of niemand ie's gaf om het
leven van een ander en weinig meer
om zijn leven. Ik verlangde maar
naar het oogenblik, da' wij behouden
't doel van de reis zouden hebben be
reikt. Aanvankelijk voerden wij met
ons vieren gesprekken ovo de» toe
stand van de streek, maar toen wij
het gevaarlijke bosch in reden, zweeg
van lieverlede iedereen. Zonder het el
kaar te willen bekennen, tuurden wij
om beutten angstig door do raampjes
en splibs'en onze ooren op het minste
geluid. Naar schatting waren wij on
geveer Iris Kilometer gevorderd, aus over
de helft, toen er plotseling, ter zpde van
den wag, een gemaskerde man voor den
dag sprong, die den chauffeur: „halt" toe
riep; in plaats van te stoppen, reod deze
nog sneller door. Achter ons klonken scho
ten. Do oh&nffeur, begrijpend, dat h|j be
ter deed met balt te houden, stopte. In
oon oogenblik was onze wagon omringd
door een troepje van tien goraaakeixie
mannen, alle met geweren on revolvers in
de hand. Do aanvoerder, een groote, slan
ke man, nam eerst in beschaafde taal den
chauffeur onder handen, omdat bjj niet on
middellijk geetopt had en keerde zich toon
tot ons, met de mededeeling, dat hy tot
zijn leedwezen verplicht was, aan oen on
zer te verzoeken, al het geld, dat hy by
zich had, af te geven; do anderen moch
ten dan honden, wat_zy haddon. Nn kwam
het er op aan, myn rol good te spelon. lit
stapte dus op den aanvoerder af en ver
zocht hern, even met my ter zijde te gaan.
Teen fluisterde ik hem-in, dat de dik
ste van het gezelschap, de koopman uit
Berlyn, het meesto geld by zich droeg en
dat hy daar dus den grootsfcon'buit zou
vinden.
„Meent U dat!" vroeg hy miuabhtend.
„Ik heb het gezien," nntwoorddo ik,
„terwijl by zyn geld telde.
Do list ging op. De romantische neiging
van den aanvoerder verzette zich tegen
doze verklikking en op een toon vau de
diepste minachting, waarom ik inwendig
lachen moest, zei hy:
„Je bent een lafaard en een verrader en
je zult zelf afgeven, wat je bezit. Mannen,
fouilleert hem.
Om in mijn rol te blijven, klaagde en
jammerde ik luid, maar natuurlyk zonder
baat. De roover nauien my alles af, wat- ik
by my had en zonder verder op mijn ge
schreeuw te letten, nam de aanvoerder met
beleofden groet afocheid van de drie
anderen en zei ten overvloede:
.Wanneer de heeren misschien dezen
lafaard ia het boech willen achterlaten,
heb ik daar niets tegen."
„Ooh, neen," autwoordde de Berlyner,
„laat ons genade voor recht laten gelden.
Kom er maar in, kerel."
Wy reden weg; de toelog was bnitouge-
woon goed gelukt. Toch schenen myn drie
medereizigers niet zoo dankbaar voor myr
welgeslaagd eomediespol, als k gohoopt
had. Zy zeiden er niet voel van; zy sche
nen" zelfs geneigd, om don goeden afloop
meer in 't byzonder aan hun kalme hou
ding toe te schrijven.
(De Berlyner zei zelfs:
„Hebbea de heeren wel gezien, dat
den aanvoerder respect inboezemdenl
Do twee audoren gaven dat toe; zy
hadden het ook opgemerkt eu prezen el
kaar en zichzelf, om hun matig en ver
standig opstreden, waardoor de roovers
stellig den Indruk hadden gekregen, dat zy
zoo goed als geen geld by zich hadden.
Deze bluf geleek my bespottelijk toe.
Ik horiunerdo hen aan hun belofte tot te
rugbetaling on verzocht ieder, wy een
derde van rayn verlies terug te geven. De
fabrieksdirecteur vond dat tot myn ver
wondering niet eerlylk. Hy zei, dat de
Oostenrijker en de Berlyner my moesten
schadeloos stellen pondspondsgewijze, dat
wil zeggen, de Berlyner het meeste, omdat
hy het grootste kapitaal in den zak had,
dan de Oostenrijker en hy het minste.
Hot was dus heel onbillijk, dat zy by
gelyk bezit, dozelfde vergoeding zouden
geven. Ik dacht in het begin, dat dat ma
een aardigheid was, maar het bleek my
gauw, dat de fabrikant het ernstig meen
de. De Berlyner a-as het met die opvat
ting in het geheel niet oods en do Oosten
rijker werd luidruchtig en betoogde, dat
zoo iets afzetterij was; het duurde niet
heel lang, of zy zaten tegen my te schreeu
wen, alsof ik iota oniniliyka van hen ver
langde.
„Myn hemel," zei ik ten slotte, toen
ik my weer vorstaanbaar kou maken, „hoe
de heeren het onderling willen regelen, is
my onverschillig, daar valt naderhand
ovor te praten, maar ik moet in oik geval
my.; gold terughebben."
„Hoe zullen wy het eens wordent
vroeg de Berlyner. „U hoort toch, dat wij-
verschil van moening hebben en ik
niet in, hoe dat kan worden opgelost.'
Daarna begonnen zij opniouw met dis
cussies over de verdeeling van de vergoe
ding onderling. Het hielp my niet, of ik
betoogde, dat voor hem toch hooi weinig
uitmaakte en zelfs antwoorde de Oosten
rijker daarop, dat het my niet paste,
zoo iets te zeggon, omdat Lk toch zelf zoo
veel drukte maakte over teruggave
zoo'n onnoozel bedrag.
Dat antwoord maakte my onrustig; het
leek my toe, aleof zy uitvluchten zochten
om my in het geheel niets te vergoedon en
ik vroeg hun in stevige taal of dat mis
schien de bedoeling was. Hadden zy dan
niet, toen wy vooraf het plan bespraken,
zich verbonden, om my de schade te ven-
Ik wendde my tot den Oostenrijker
zei hem, dat hy dat zelf bepaald had
„Het is mogelijk", zei deze, maar dan
toch op billyke wyze en zeker niet de een
meer dau de ander."
Ik antwoordde, dat ik daar buiten Weef
en herinnerde den fabrikant er aan, dat hy
met het hoofd had geknikt, toen de Oos-
rykcr dat voorstelde.
„Dat is oumogelyk," zei de fabrikant,
„ik kan my dat niet herinneren. Ik was
vanmorgen erg slaperig, omdat ik een heel
slechten nacht gehad had misschien heb
ik zitten knikkebollen."
Do Berlyner wilde or ook niet van
ten, dat hy osn belofte had gedaan en
vroeg brutaal:
Dat wiet ik niet te zeggen; het eenage,
wat ik kon antwoorden was, dat hij iets
gebromd had, waarop by een rohaterend
gelach aanhief en zei, dat by" wol eeu3
meer bromde, ook, wanneer hy heetomanl
niet van plan was, een gedaan voorstel
aan te nemen. Daar zat ik tegenover de
drie schelmen, zander geld en met de ze
kerheid, dat zy aan teruggave niet dach
ten. ik werd boos; schold hen uit voor
dieven en schelmen en droigde, dat ik oen
klacht by de politie zou doen, zoodra wy
aangekomen waren. Daarop toonden zy
ziek zeer beleedigd en schreeuwden door
elkaar, dat ik een afzetter was. Het werd
den wagen oen algemeens ruzie van
tegen één, die natuurlyk in mijn na
deel uitLoopen moest. Do fabrikant was
do eerste, die voorstelde, om de auto te
laten stoppen cn my er eenvoudig nit te
zetten. Zoo gebeurde; do chauffeur, dien
.k te hulp riep, haaldo de schouders op.
Hem kon het minder schelen. Hy had van
al zyn passagiers vooraf betaling ontvan
gen. Een oogenblik daarna zette do auto
den tocht voort en moest ik nog tien Kilo
meter loopen, voordat ik het stadje be
reikt had. Doodmoe kwam ik daar des
avonds aan, maar voordat ik myn hotel
opzocht, deed ik nog oen klacht by de po.
Li tie; dat hielp natuurlijk niets. Ternau
wernood had ik de namen vau myn mede
passagiers bij do vooretelling verstaan; ik
vriat in het geheel niet; waar zy logeerden.
De politie had wel wat anders in het hoofd
die rumoergo dagen en bovendien, zoo
als een oude, gryze inspecteur my tot
troost nog mededeelde, zou ik misschien
hoogstens eon viciele actie kunnen instel
len, om teruggave te krijgen van voorge
schoten geld, maar een strafproces zou er
toch nooit uit kunnen voortkomen.
By kalme overweging begreep ik, dat
hy gelyk had. De drie schoeljes heb ik
nooit teruggezien; aan het verlies denk ik
weinig mogelijk meer, maar U zult U
waarschijnlijk kunnen voorstellen, dat myn
vertrouwen in de eerlijkheid van het
menechdom or niet grooter op geworden is.
Kerk en School
PROF. DR. F. M. J. A. ROEL8,
Omtrent den nieuwbenoeanden hoog
leeraar in de faculteit der letteren en
wijsbegeerte aan do Rijksuniversiteit te
Utrecht, dr. F. M. J. A. Boele, die onder
wijs zal geven in de empirische en toege
paste psychologie, schrijft het „U. D.
Hij werd 10 Januari 1885 te Utrecht
geboren, Hy volgde eenige jaren de col
logos van do jezuïeten in het klooster te
Velp by Grave (Liimbiïrg) daarna in
Ondenbosoh en ook in Stonyhurst (En
geland). Vervolgens studeerde hy aan d«
R.-K. universiteit te Leuven onder de
professoren Michotte, Thiéry en Noël. Na.
dat hy in 1912 werkzaam was geweest by
Külpe in Bonn, promoveerde hy aan dc
Lenvensche hoogeschool in 1913 op een
dissertatie getiteld: „Etude ezperimenta-
le sur lea representations individuellos et
communes". Hy behaalde den doctorsti
tel summa cum lande.
In het begin van den oorlog kwam hy,
evenals zyn leermeester Michotte naar
Utrecht, waar hy voor zyn wetenschappe
lijk work gastvrijheid genoot in de psy
chiatrische en neurologische kliniek van
prof. Winkler. Hier werd hem de beschik
king verleend over de instrumenten en
apparaten, die achtergelaten waren door
wylen prof. Ziehen en met behulp u
van hy een fraai psychologisch laborato
rium inrichtte in navolging van prof. Mi
chotte. Goleidelyk heeft dr. Rods zyn la
boratorium veel vergroot. Tol van stu
denten hebben onder zya leiding prac-
tisch gewerkt.
Den len Febr. 1916 aanvaardde hy het
privaat-docentschap aan de universitoit
te Utrecht met een rede getiteld: „Psy
chologisch Experiment en Introspectio1
Den len Mei 1918 volgde zyn benoeming
tot lector in de experhnentoele psycholo
gie. Lu 1917 stichtte dr. Roels hot „Tijd
schrift voor Zielkunde en Opvoedleor"
Voorts was hy een van de oprichters ti
het tijdschrift Grensgebied van het Recht
en werkt hy bovendien aan tal van
dero tijdschriften mee. Groot is het
tal publicaties van zyn hand, allereerst
verschillende verhandelingen in de Kon.
Akodemio van Wetenschappen, zoo at e
over acoustische nabeelden, over het gc-
hougen, enz.
In Den Bosch en Tilburg leidde hy ver
schillende leergangen, in de eerstgenoem
de plaats richtte by ook een laborato
rium op.
Nadat hy een aantal publicaties hot
Licht had doen zion over psycho-techniek,
word door een aantal iudustrieelen zyn
hulp ingeroepen by de invoering van psy-
cho-technische methoden in do bedrijven.
Aan de Vereeniging voor B.-K. Werk
gevers bewees hy belangrijke diensten
den vorm van adviezen met betrekking
tot de beroepskeuze.
Niet onvermeld mag tenslotte blyven,
dat prof. Roels eeu uieuwon loaretoel aan
de Utrechtsche Universiteit gaat inne
men, want voor het door hem te docee-
ren onderwijs bestond tot dusver nog
afzonderlijk professoraat. Reeds lang
er vanuit wetenschappelijke kringen op
aangedrongen het lectoraat van prof.
Roels te vervangen door een hooglecraar-
schap.
INGEZONDEN MEDEDEE1.INOEK' 5 50 Cts. oer rejel.
SpecislB inrichting foor feestelijke gelegenheden
StoonmarthericMen
STV. MIJ. NEDERLAND.
GBOTIU8, arr. 2 Juni van Batavia te
Amsterdam.
KANGEAN, (thuisr.) vertr. 28 Mei
Singapore.
KON. NED. STB. MU.
A DON I ft, arr. 1 .Tnni van Garth ngena
te Valencia.
BERENICE vertr. 1 Juni van Lieaobon
naar Amsterdam.
DONAE vertr. 1 Juni van Kopenhagen
naar Gothenburg.
RHEA, vertr. 31 Mei van Palermo naar
Barcelona.
SATURNUS vertr. 1 Juni van Meliia
naar Malta.
VULÜANUS, vertr. 31 Mei van Tripoli
naar Smyrna.
KON. HOLL. LLOYD.
MAASLAND arr. 1 Juni van Ameter-
dam te Grimsby.
MONTFEULAND (uitr.) pass. 1 Juni
Fernando Noronha.
HALCYON LIJN.
SXAD VLAARDINGEN vertr. 31 Moi
van Liverpool naar Bremen.
HOLLAND-AMERIKA LIJN.
ROTTERDAM, v. Rotterdam naar New-
York vertr. 1 Juai van Plymouth.
HOLLAND ZUID-AFRIKA LIJN.
KL1PFONTBIN arr. 1 Juni v. Doln-
goabaai te Port Natal.
RIETFONTEIN, (tihnisr.) pass. 1 Juni
Oueesant.
JAVA-NEW YORK LIJN.
BOETON, v. New-York n. Java, vertr.
27 Mei van Norfolk.
JAVA-PACIFIC LIJN.
8IMALOER arr. 31 Mei van San Fran
cisco te Batavia.
TJISALAK vertr. 1 Juni van San
'rancieco te Batavia.
ROTT. LLOYD.
KEDIRI (uitr.) pass. SI Mel Fiaisterre.
MALANG arr. 2 Juni v. Java te Rob
terdam.
ROTTERD. ZUID-AMF.RTKA LIJN.
ALGORAB (thuisr.) arr. 1 Juni te
Santos.
HELENUS, vertr. 1 Juni ma Shaag-
le naar Rotterdam.
Oplossingen, Vragen enz., te zenden aan den Schaak,
redacteur van Haarlem's Dagblad, Gr. Houtstr. 93, Haarlem
PROBLEEM No. 145*).
H. W. VAN DORT (Schoten)
Mat ia twee zetten.
Stand der stukken
Witi K17, Ddl, TM, Pf«, Ph2, e4, g2.
Zwart: Kfö, Lf2, Pc8, e6, f5,»g3, g7, h», h6.
Eerste publicatie.
Oplossing Probleem No. 1SS.
Stand der stukken
WitKd7, Dc4, Pa6, Pb4.
Zwart: Kf6, hö,
1. KdT—e8,
Kf6e52, Ke8-f7, Keb—d6; I. Dc4—e6f.
Kf6-g5; 2. Dc4e4, Kg6—f6; 3. De4-e7T.
2.Kg5-h6; 3. De4-g6f-
Kf6-g7; 2. Dc4-f7f, Kg7-h6; 3. Df7-g6*.
2.Kg7-h8; 8. Ph4-g6f.
Goed opgelost door:
J. Hoogeveen (ook nog Probleem No. 186) D. A C. van den Hoorn
N. N. B. A. Snellemau en J. B. Verdonk, allen te Haarlem; K. Siege*
riet, t« Santpoort; H. W. v. Dort en Joh. v. Teunenbrosk, belden te
Schoten*
Oplossing Elndspslstudlo No. 27.
Stand der stukkan:
Wlti Kh7, Ta7. a6, c8*
Zwart I Kdl, Tbl, h4, h6.
1. Ta7—»7I, Kdl—c2 (Zwart heeft niets beters; na 1.Yhl—el
wint Wit door het aardige manoeuvre 2. Tg7gl, gevolgd door a6—a7)j
2. Tg7-g2f, Kc2—b3; 3. Tg*-a2l, KbSXa24. a6-a7 en Wit wint.
Goed opgelost door: B. Davideon en N.N., beiden te Haarlem.
Correspondentie.
Haarlem. J. H. Uw uitwerking van de eindspelstudie Ie practisch wel
goed, maar de auteureoplossing ls schitterend, nietwaar?
B. A. 8. In Na 138 kan 1.Kf6—e6 niet gespeeld worden (zie DamT
op e4.
EINDSPEL No. 21.
Dame tegen Paard en Looper.
ZooalB men weet, kan het eindspel—Dame versus Paard en Looper meestal
door de Dame gewonnen worden,
De bovenstaande stand is echter een uitzonderingsgeval. Bijv.: 1. LcS—b"*t»
Ka8-b8; Pc2—b4 (en Wit dreigt mat door Pb4-c6), Dhö-g6f3. Pb4— cGf
en Zwart is wel genoodzaakt het Paard met de Dame te nemea, waardoor
de partij remise is.
Verbeteringen
In 4e vorige rubriek zijn enkele zetfouten onverbeterd gebleven, n.I.
In den „Stand der stukken" behoort onder „Wit" voor dl gelezen tt
worden d2.
In het artikel Maroczy—Olland, regel 13, remises, in plaate van remise;
alinea 2, regel 1, oppervlakkigen en niet oppervlakkigeen aau het slot, in
bet bondsorgaan, inplaate van uit het bondsorgaan.
In de partij le Wit's 21e zet TdSg3in noot 12), regel 8, leze men IJL
Dg2f In noot 17), regel 3, Dglf.
In de „Oplossing", laatste variant leze men t. Tcéxbéf,
ais inj or is, of luj meent, wat hy
acuryii. üet zal, üunat iny, 't beste
zijn, aat je er heen gaat, zooals hy
verlangt zegt hy met terstoiiü.'
Ja, hij zegt, dut üe zaangeljLbtig-
tlen een huisnouihter hebben aange
steld, üie mij zal ontvangen «u ik mug
huur precios verteilen, hoe ik ahoo
itebben wil. Hoe word ik uit myn le
ven gerukt. 01 Harold, Clara wat
ial Llara zeggen?
Misschien heeft meneer Macsa-
clone ook aan mevrouw Tsolton ge-
senreven, zeide Harold. Maar in
elk geval is dat ee„n zaak, die jou met
aangaat.
iNeen, zeide Phyllis aarzelend,
alleen t md ik, dat wij hun een bezoek
moesten brengen, om het hun te ver
tellen.
Wel, zooals je wilt, zeide Harold,
al voelde hij niet veel \oor Clara Ful
ton of haar echtgenoot.
Als ik 't Clara niet vertel, lijkt
't of ik niet eerlijk ben, eu dingen
voor hen achter houd, .merkt© Phyl-
Jls op. Maar ik laat haar den brief
vau oom Gregory niet zien. Ifet zou
haar maar in de war maken.
Jaloersch, meen je, zeiiio Harold.
lk geloof niet, dat zij veel inet ons1
engagement op lieefl.
Zij voelde zich vroeger altijd nog
a?, zeide Phyllis, zie je als een jong
ui' :sje getrouwd of scengogccrd is,
stelt zij zich altijd boven een ander,
dit 't niet is. Arm© Clara, zii heeft I
u©ei wui te uoau en lk gtvooi niet, tnu
q© zauK goeu gaat. lii oom Lio©oiy
IS evengoed Huur OOln uis uc m ,11e,
met waarl Laum wij er lieen gaan, ais
je 't goed viiiui.
Haroju vermaarde zich bereid. Hij
stond op om zyn hoeu te Kujgen on
zoo mogelijk üe aandacut van net be-
dieneiiu© meioje te trekKun.
U, kijK e©u», wat u dat? zeide
Phyllis piotseimg,
Kr lug oen eu»eloppe op hun tafel
tje, geuurasseerd aan miss PüjLis
urey; net auics uil cUukleUers,
iiuogstwaarocmjnlijK uit een t.,,d-
scnrift of courant geknipt, samenge
steld on met gom op d© enveloppe ge
plaatst.
Wat is dat? Hebt jij hom er neer
gelegd, Harold? vroeg zij.
Neen, antwoordde bij, zelf ©enigs
zins in de war gebracht.
Waar komt hij vandaan? Zooeven
lag hij er niet. Maar open hem, want
hij is voor jou bestemd.
Phyllis aarzelde, daar zij zien door
oen zonderling gevoel van vrees be
vangen voelde.
Harold, die minder op zijn gemak
was, dan hy wel wilde weten, want
hot incident kwam hem zoowel zon
derling als onheilspellend voor, drong
er op aau, den brief te openen. Phyllis
voldeed aan zijn verzoek en haalde
een papier te voorschijn, waarop dc
volgende boodschap, eveneens met
drukletters, uit een courant of tijd i
gcuiugi mei gom er op ge
ploot, to lezen was:
jjuoöiow. uo» aqx. Blyf weg. a-en
waaisciiuwuig van een vrienu. H-yl
weg. uovaar.
Vvat ia dat? zeide zij, Harold het
pupier ineiiianaigeiiü, wat kan dit
te neteeKeuen bebbem/ En van wiea
komt net/
aui oiu las deze zonderlinge en drei-
geuue boodscuap met zoo>eea voor-
zicniiguem eu op zoo n vreemue ma
nier ineegeueelu en zag toen viug om
zicu heen zien afvragend, hoe de brief
daar was gekomen en wie nern 0[
plaats, waar Pbyilis hem vonu, bad
neergelegd.
De brief was er niet geweest, toen
hij kwam. Daarvan was hij ten minste
zeker.
Achterdochtig nam hij één voor één
de bezoekers van de „tea^room" op.
Aan een tafeltje in hun nabijheid zat
een lang, tenger meisje, dat een dich
te voile voor had eri bezig was haar
bezittingen bij eikaar te zoeken, ten
einde te gaan vertrekken. De dicht
heid van de voile, die liet bovenste
deel van haar gelaat verborg, trok
zijn aandacht en maakte hem wantrou
wig, maar zij scheen zich volkomen,
onbewust van dein somberen, onder
zoekenden bljh, dien hy op haar richt
te en ging voort zich kalm en onver
schillig klaar te makeu voor haar
vertrek. Hij kon zien, dat zij een klei
nen mooi cevormden neus bezat enj
een Kieuie moiiu, uiei rooue lippen,
beien eon Kieme, eenigazum opuse
Kin, eu toen zy naar iiaaaocno«*ieii
aanuok, bemerkte iiy, uai *y lange,
srnaiie banden bad, versierd met veie
ringen.
net waa veel waarschijnlijker, dai
degeen, die den geheimzinnig en brief
op tal ei had. gelegu, aen „tea-room"
zoo spoedig mugeajK daarna uad ver
laten en dat negenen, che nu nog te
genwoordig waren niets met de zaak
te maken nadden. Het meisje, Jat be
diende, naderue, om Harold zijn i&-
kèning te overhandigen eui liij zeide
tot haar:
Wie heeft dien brief daar ge
legd? Weet u er iets van?
Welken brief? vroeg het meisje
verontwaardigd- lk weet niets van
brieven af.
Zij gaf I-larold de rekening cu ver
trok met haar neus in de lucht. Weer
bezag hij do geheimzinnige mededee
ling in zijn hand.
Misschien is het èen grap, zeide
hij edndelyk.
Ik kan 't in 't geheel geen grap
vinden, zeide Phyllis, er erg bleek en
verschrikt uitziend.
Wel, het is in ieder geval een
wonderlijke grap, zeide Harold en
zweeg woder.
Ik krijg den indruk, dat iemand
mij verhinderen wi), naar mijn oom te
gaan. opperde Phyllis plot-eling, I
We'nu, goed, maar waarom cnl
iiufii vn*og
i n.,i<Hn.k nul 13 al hooi VI'OOJJJ.
«-nn, lieu je den biioi van nxeaeer
niacaariun© aau iemand laten Zien?
iveeu, auiwooxaue xrixyxua vuig.
Aan geen nuirveuug. De pOoi komt ai-
xeen s morgens, juxot oJa ik op t punt
sta, naar myn kantoor te gaan. Ik
oponue uen nriet »ay m«jh oom pm»
ui ue tram on verteiue er op t koU-
toor aan memanu Xevs van, want ik
wt-txe, roer zwoeg zy even en hxuosde,
't jou 't eerat «erteuen, omdat xiet
zoo n kearujk vooruxizrcht reen.
Dat maakt ue zaak nog zonder
linger, zeide Haroid hopelooa. Hij bo
taarde ue rekening, zij verbeten den
tea-ruom en liepen langzaam de straat
op, beraadslagend, ïedeneerend en
redetwistend over het geneurue.
Gaan wij naar mevrouw Fulton?
vroeg Harold ten .aatste by een hoek
stilstaand. Zoo ja, dam doen wy
beter een motorbus to nemen.
Toen er een bus kwam wenkte hij
liaar en tot zij de plaats van be-i-tem-
mrng bereikten, vervolgde zij hun nut
teloos gesprek, dat hen niets dichtei
bij een verklaring bracht. Mevrouw
Fulton, naar wie zij op weg waren,
was een nicht van Phyllis, haar vader
was een oudere broeder van Gregory
Macsarlnme en va.n de moeder van
Phyllis. Nog heel jong had zij een
knap en aantrekkelijk "man, Frederik
Fulton genaas.J, getrouwd, die inder
tijd een goede positie had In een groe t
lakenmagazijn in het West-End. Jam
mer genoeg was I* red c uiton hoewel
eerzucuiig ook vadeig van oaru, wti
ke laatsie eigenschap hem verhoed
de gestauig succes te hebben, en do
gelegenheden, waarin z.jn verstand
zegevierde, nam hy nooit waar om
het ten volia te gebruiken.
Zijn vrouw en hij waren heiden bo
vendien roekeloos en toen er ten laat
ste ongelukkige fouten in de rekenin
gen voorkwamen, waarvoor hij aan
sprakelijk werd gesteld, ontsioegen
zijn patroons hem uit zijn betrekking.
Na eenige mislukte pogingen om een
baantje te krijgen, begonnen hij eu
zijn vrouw een zaak in lakensche stof
fen, met veel praal adverterend en op
zeer eerzuchtige wijze bekendheid aan
hun zaak gevende. Eenigszms vaag
zeide men, dat het hun goed ging, mis
schien was Phyllis <i© eenige, die wist
uit een en ander,, dat Clara haar had
verteld, dat het niet zóó schitterend
ging, a!ls het wel leek. Maar hoe dan
ook. dezen avond had de winkel eon
bloeiend aanzien, want hij stond vol
bezoekers, tusschen wie Phyllis en
Harold zich slecnts met moeite een
weg konden banen, om Fulton te be
reiken, die, toen hij hen in 't oog
kreeg, haastig op hen toe trad en hen
met zijn gebruikelijke gastvrijneid
verwelkomde.
(Wordt vervolgd).