t HAARLEM'S Uit de Feuilleton VERITY Co. DAGBLAD De katir Jnstinianus MTEftDAQ 22 JULI 1922 IETS OVER FABELEN De fabel een letterkundig voort- Esngsel, dat gedeeltelijk bekoort tot t verbalend, gedeeltelij11!, tot liet Idtëüactisc genre, met andere woor den bet beval een of andere loering op bet gebied van moraal, of van le venswijsheid, ingekleed in den vonn van een verbaal. De handelende per- wmen zijn, behalve menschen, die ren of boom en of planten, ja zelfs een enkele maal levenlooze voorwer pen, man detnke bijv. aan de fabel van den ijzeren pot en den aarden pot. De fabel stamt uit bet Oosten en was reeds bij de oude Indiërs en la ter ook bij de Hebrecrs zeer geliefd. De oudste en beroemdste onder de Griekse ae fabeldichters was Acs op us, volgens de overlevering een Phry- gischo slaaf, misvormd van lichaam. Deze twee bijzonderheden worden door enkele kunstkenners in ver band gebracht met den aard van het genre. Do fabel is volgens hen het midde! waarvan de lichamelijk of maatschappelijk zwakke, maar gees telijk sterke zich bedient om Lieden, die juist in 't tegenovergesteld geval venkeere.uen wioti li ij niet openlijk de waarheid durft zeggen, langs een omweg wijze lessen te geven. Van daar, zoo redone eren zij, dat die va der van het genre iu de Grieksche volksverbeelding moest zijn een slaaf, misvorm'" van lichaam, maar krachtig van geest. „Zoo het al niet waar is, het is vernuftig gevonden", kunnen wij de Italianen nazeggen. Omtrent hot leven van Aesopus is niets met zekerheid bekend. Wel wa ren omtrent hora vele verhalen in omioop. Era; daarvan is 't volgende: Van de meesters, die lüj achtereen volgens diende, was er een de philo- eoof Xanthus van Sam os. Op zekeren da# zond Xanthus zijn slaaf naar de markt cm voor eetn maaltijd, clien bij voor eetiige gasten in gereedheid .wilde doen brengen, het beste te koop en wat er te vinden was. Aeso pus kocht niets dan tongen, die hij op allerlei wijzen liet bereiden Ter verantwoording geroepen, sprak hij: „Wat ver wereld is beter dan de tong: Zij is de band van het maat schappelijk leven, de sleutel dor we tenschappen, Hot orgaan der waar heid en oer rede: met haar hulp wor den steden gebouwd, beschaafd en ontwikkeld, met haar overreedt en heerschi men in de vergaderingen, en vervult men den eersten plicht, welka is, de goden tc loven." Xanthus gaf zich gewonnen en de gasten prezen de gevatheid van den Blai.i- Welnu dan, ze» Xanthus, breng ons morgen het allerslechtste dat er te vinden ia Den volgend/en dag diende Aesopus Weer niets anders op dan tongen. Hos nu, vroeg de meester, eenigeztos geërgerd: Weer tongen! en ik heb u gezegd het allerslechtste te koop en, dat er te vindon was. Wat is or; zoo Luidde het ant woord, ter wereld slechter dan de tang? Zij is de moeder van alle twis tenden geschillen, de oorzaak van alle verdeeldheden in oorlogen, door haar worden steden verwoest en zoo Bij dient om de goden te prijzen, zij is tevens het orgaan van godslaste ring en goddeloosheid. Lachend keerde zich de wijsgeer tot zijn gasten, die met hel gebrek aan afwisseling iu de beide maal tijden niet bijzonder ingenomen bleken. „Waarlijk", zei hij, „deze slaaf werdt mij meer en meer onrnis- baar.Wie ia zoo geschikt ais hij om 't geduld van een philosoof op de proef te stellen!" Het verhaal mist natuurlijk allen historiachen grond, maar is toch weer een blijk,, dat men bijna alle Baken van twee kanten kan bekijken, Aesopus' laatste meester, de philo- soof Iadimon schonk hem de vrijheid. Volgens de overlevering deed nu de beroemde fabulist verschillendereizen en kwam ten slotte aan hot hof van den Lydischem koning Croesus. Door diezen laatste naar Delphii gezonden, werd hij aldaar onder beschuldiging van lastering der goden ter dood gebracht. Bij den grootcr. wijsgeer Socrates stonden de Aesopische fabelen in zoo hooge oer, dat hij een aantal daarvan in zijn kerker overbracht in vers maat. Later (2e eeuw v. C.) gaf de Griek BabrlUs. een verzameling Aesopi-sche fahelen, in hinkende jam ben overgebracht. Nog later onder de regeering van keizei- Tiberius ver vaardigde een door Augustus vrij gelaten slaaf, Phaedrus (30 v. C. li n.C.) 'n verzameling latijnsche fabelen in zesvoetig3 jamben. Hij ontleendu zijn stof dee's aan Aesopus, deels aan rijn omgeving. Zijn fabelen zijn scherpe satyron tegen zijn tijdgenoo- ten en da misbruiken van zijn tijd. uit het Engelsch van 1'RED. M. WHITE. ^Geautoriseerde vertaling). 22) --Ga voert, zei Geoffrey. Ik be loof je, dat bij &-tea wat ik hoor, of zal grijnzen, o: een gericht zal zet- teu «v»s ie.-iand, die zich verveelt, maar ie beleefd is, dat te zeggen. Stel mijn geduld echter niet tc tang op ut proef. .visst li luid en steeds roiidk.jkend, i ot -omaaid hc-n ook naderde, ging Et-1 lis met zijn verhaal aooit. Dat nam! hem veel tijd en toen hij alles tot in t£e kiehists bijzonderheden aan Rust Jiad uitgelegd, zei deze: 'W«t je me daar verteld hebt, heef; veel van een sprookje of liever gezegd van een melodrama in een bioscoop, maar toch twijfel ik er niet aan, of je btnt op den goeden weg. Dat geloof ik ook. zei Ellis. Waarom zou Croot dien Giimour ge holpen hebben, als het niet .va om dat hij zelf in de zaak betrokken is. Dat bij het alleen uit menschenliefde *ou gedaan hebben, is bijna niet aan Dirt DE BLAD EN FABELDICHTERS. De thans bestaande proza- verzaime- hng der Fabelen van Aesopus wor den gewoonlijk toegeschreven aan den Giriekschen monnik Planudee (14o eeuw). Onder de fabeldichters uit nieuwe- ren tijd is buiteen kijf de beroemdste I La Fontaine, een dor groote vernuf ten, die aan de regeering van Lode wijk den Veertienden zulk een glans verleenden. De fabelen vail La Fon taine overtreffen verre de antieke modellen, waaraan hij veelal zijn stof ontleende en vormen te zamen een getrouwe schildering van ka rakters en toestanden tijdens den zonnekoning. Niet onbelangrijk is het aantal uit drukkingen ontleend aan fabelen. Men denke slechts aan gezegden als: De druiven zijn zuur, pronken met vreemde veeren, het leeuwenaandeel, de ezel in de leeuwenhuid, de ka- itanjes ui#, het vuur halen en zoovele andere. Onder do fabelen van La Fontaiiine zijn er, die niet ontleend zijn aam Aesopus of aan Phocdrus. Een daar van is voor ons Hollandiers vooral merkwaardig om de historische her- immeringem die er aan verbonden zijn. Bij deai vrede van do Pyreneeën (1650) was bepaald, dat Lodewijk de Veertiende, koning van Frankrijk, in het huwelijk zou treden met Maria Theresia, dochter van den Spaan se hen koning Philips den Vierden; maar tevens dat zij voor zich en hare nakomelingen afstand deed van alle rechten of aanspraken op eenig deel der Spaansche monarchie. Nog tijdens het leven van zijn schoonva der deed Lodewijk aanspraken gel den op enkele deelen der Zuidelijke of Spaansche Nederlanden, ondanka het gesloten verdrag, maar na diens dood (1665) werd het pas ernst. In een manifest verklaarde Lodewijk dat indien Philips' zoon, Karei, die zijn vader als koning van Spanje was opgevolgd, kinderloos mocht komen te overlijden, de Framsche koningin weer in al haar rechten, trad als erfgename van de Spaan sche kroon. Ten tweede maakte hij reeds dadelijk aanspraak op het her togdom Brabant, de heerlijkheid Mechelen, het Markgraafschap Ant werpen. Ópper-Gelder, lief. graaf schap Namen, liet hertogdom Lim burg, het graafschap l-Ienegouwen en nog andere gewesten, en zette met de wapenen zijn eischen kracht bij. Onze republiek was juist in oorlog met Engeland, den tweeden oorlog tusschen beide zeemogendheden. De Raadpensionaris De Wit haastte zich nu niet alleen den vrede tot stand te brengen tusschen de twee landen (1667),maar ook een verbond te bewerken tusschen de Republiek, Engeland en Zweden, ten einde Lode- wijik's heerschzuchtige plannen' tegen te gaan. Deze zag zich nu genood zaakt den vrede van Aken tc sluiten (1666) en een deel der (reeds door zijn legers gemaakte veroveringen weer aan Spanje af te staan. Hoewel Lode wijk te gereeder in deze voorwaarde had toegestemd, daar hij toen reeds een geheim verdrag had gesloten met den keüzer over een verdeeling der geheel e Spaansche monaTdhie bij overlijdn van den ziekelijkfn Spaan- schen koning Karei, was hij ten zeer ste verbitterd op de republiek en haar Raadpensionaris die het ge waagd hadden hem te trotseeren Ook de geniale La Fontaine, an ders zoo vreedzaam, maakte zich boos en drukte zijn verontwaardi ging uit in een fabel, getiteld: de Zon en de kikvorschen (Boek XII, Fabef 24). De inhoud komt hierop neer: De kikvorschen genoten de bescherming van de zion (Lodewijk's Zinnebeeld was de zon, zijn zinspreuk: nee pluri- bus limp ar, d.i. tegen de overmacht opgewassen). Geen leed koai de poel bewoners genaken, maai' in hun overmoed, een gevolg van don voor spoed, en hun ondankbaarheid waagden zij het te kuipen tegen hun weldoener. Met hun gekwaak Melden zij iedereen uit den slaap. De zon, kwaakten zij, zou aJles met zijn stra len verleren, men moest zicli spoe dig wapenen en machtige legers op de been brengen. Als men hun kik kergekwaak «eiooven kon, hing het heal der wereld af van het lot van een paar ellendige poelen. „En dat hóudt maar niei op", gaat de dichter voor;. „Maar laten de kikkers voor zichtig zijn, want ais het de zon gaat vervelen, zou het kikkerland het wel eens kunnen bezuren." Een soortgelijk idee werd uitge drukt door een medaille, waarop was voorgesteld een zon met de gelaats trekken van Lodewijk den Veertiende haair krachtige stralen werpend op een moeras, waaruit kwakende kik te nemen. Ik voor mij bon er van overtuigd, dat die Gilruojir op de een of andere wijze ongemerkt het Moat I-louse wist te bereiken en door Croot geholpen werd, om inspecteur Lock zand in de oogen to strooien. Eén ding is mij echter nog duister, en om dat raadsel op te lossen, heb ik jou hulp noodig. Mijn nulp'? Ju, omuat jij den avond van het gebeurde op be; Moat House gedi neerd hebt Ik heb je heelemaal in vertrouwen genomen, omdat ik voau. dut je daar recht op had, daar ik van jou eenige gegevens wilde te weten komen. Ik denk, dat Giimour, zoodra hij uit het water was, als een dolle hier heen is gekomen. Hoe weet je, dat hij in het wa ter had gelegen? Dat heb ik van de havenpolitie j gehoord. De politie ging in haar mo- I torbootje Giimour en zijn handlanger achterna en dezen lieten toen zij geen i uitweg meer zagen hun gummi bootje (want ik hen er van overtuigd, dat liet een gummi bootje was) zinken en zwommen naar den kant. Waar zij landden, weet lk niet precies, maar aat komt er ook minder op aan. Ver moedelijk wist Giimour een motor fiets of een taxi te bemachtigen an ders had hij niet zoo gauw gereed en gekleed in de bibliotheek kunne» zit ten. Maar hoe is hij in het huis geko- kers ie voorschijn kwamen. Nederlandsche graveurs bleven het antwoord niet schuldig. Er werd een medaille geslagen, waarop een zon, eveneens met de trekken van den Eranschen koning, verder een man- nenfguur, gelijkend op de Wit. Het bijschrift, ontlaend aan het Josua- verhaal uit hot Oude Testament, luidde: En li ij sprak tot de zon: „sta stil", en zij stond stil. Tijdgenooten beweerden, dat dc-Ze medaille den toorn van den zonnekoning tegen on ze Republiek0nog vermeerderde en jeen der oorzaken was van dien inval; dien hij vier jaaa- later deed in do Republiek (1672). door SIMON MOS. Zij hield veel van beesten, juf frouw Vladderak. Zij bezat honden, duiven, kanaries, een papaeaai en een kat. Dit laatste beest was echter kort ge leden. wegens hoogen ouderdom ge storven en tliaus, door bemiddeling van de werkvrouw, vervangen dbor een jong katje, een heel aarJig, speelsch en aanhalerig beestje, maar dat bleek te boihooren tot het manne lijk geslacht, en was dus een kater. Juffrouw Vladderak had dit gaarne andere gewild. Zij had lieved een peesje, omdat zij bij ondervinding wist, dat katern weinig huisyast zijn, dat zij op zekere momenten, de lekkerste beetjes en de meesr. gezellige huiselijke omgeving, vaarwel zegen .om hun heil te zoe ken op plaatoen, enen, goten en da ken, dikwijls hulzen ver, om dan na eenige dagen, in de meest schunnige omstandigheden terug te keeren, vuil en verhaveud soms. Maar nu ze.het diertje al ec-nige weken verzorgd en vertroeteld had, besloot ze in het geslacht te 'berusten. Daar juffrouw Vladderak, behalve een liefhebster van beesten, ook een groote minnares was van lezen, on vooral dweepte met de oud© geschie denis. iu het bijzonder met die uit het tijdperk der Romeinen,, gaf ze haar dieren bij voorkeur de fier-klinkendo namen van glorie-rijke keizers, of andore voorname personaliën uit die roemrijke dagen. Zoo had ze een bond, die Nero, een papagaai, die César en een duif, die Cato hc-ette, en aan haar jongen kater werd den naam van Justinian us go- seven. Dit was een heele mond vol, zei Aafje, de trouwe gedienstige, die juf frouw Vladderak al meer dan tien jaar behulpzaam wsa in alle huiselij ke bezigheden, en ze was zoo vrij, de zen langen, moeilijk uit te spreken naam, maar dadelijk tot Janus af te korten In zijn prille jeugd, scharrelde Jus tinianus in liet huis, waar hij overal plein pouvoir had, hij kon zich vrije lijk bewegen in keuken, huis- of slaap kamers, koesterde zich béneden op het vensterkozijn in het warme zon netje ,of zat, voor het open raam, boven, begeorig de buitenlucht op te snuiven, doch in het tuintje kwam hij niet. Wel trachtte hij. wanneer de serre deuren geopend waren, voorzichtig, eerst met één. daarna met de andere pootjes, het drempeltje te overschrij den, om dan, indien hij rich onbespied waande, heel listig, pootje voor pootje, het soepele lijfje dicht lanes den grond bewegend, en telkens het kopje angstig omwendend, tot in het 'bloemperkje- te sluipen, om daar aan struik en plant nieuwsgierig te snuf felen en van het grasrandje eenige sprieten, met zware kauwbewegingen, naar binnen te werken. Doch zoodra Justinianus maar even het puntige tipje van den kloeken neus van juffrouw Vladderak om het hoekje der serredeuren zag verschij nen ,of haar forsche gestalte den keu kenuitgang zag vullen, vloog hij ijlings, als een afgeschoten torpeldlo, linia recta, het huis weer bannen. Daarom gaf bet beert, in de eerste maanden, gedurende rijn speel- eai leertijd', geen noemenswaardige reden tot klachten. Hij leefde met zijn mede- diergenooleui in de beste harmonie, en kon er zich best mede vereenigen, wanneer Nero z'n overgeschoten brood restjes, met meïk en al opslobberde. Ook met de vogelen kon hij het goed vindenhij zat soms minuten achter een met gÜMster-oogies en zwiependen staart, de vlieg- en springbewegingen van do dartele beestjes gade te slaan. Doch hij zou niet naar ze talen, nadat hij eenmaal een gevoeligen tik van juffrouw Vladderak had! opgeloopen, toen hii het geprobeerd had, met den rechtervoorpoot door da koperen tra lies heen te wringen. Allen de pape gaai negeerde hii, die had h/anj, toen hij voor den eersten keer trachtte ken nis te maken, met een vervaarlijken men en wie heeft hem aan kleeren ge holpen? Daar zit hem de kneep. Wel, zei Rust, het laatste lijkt me nog al eenvoudig. Er is, dat weet ik, op het Moat House een kamer voor hem gereserveerd, omdat hij er zoo dikwijls een nacht overblijft, en kleeren zal hij er ook wel hebben, maar hoe hij ongemerkt rijn kamer kon bereiken, is inij een raadsel, voor al daar alle bedienden dien avond wegens het diner in actie waren. Juist, zei Ellis. Een van hen heeft hij stellig niet in vertrouwen genomen, daarvoor is hij te slim. Croot zelf moet hem hierbij dus be hulpzaam zijn geweest. Maar hoo was dat mogelijk? Hoe kan hij dat klaar gespeeld heb ben? Dat wil ik juist van jou weten. Je hebt dien avond op het Moat Hou se gedineerd en zult nog wel eenige kleine bijzonderheden weten. Bloven jullie, nadat, het diner afgeloopen was nog een sigaar of sigarette zitten roc ken, en hielden de dames jullie gezel schap? Ja, zei Rust, het was eeu echt gezellig dineetje, en er waren een paar zeer interessante gasten. Een van hen was Professor Phillipson, dien ken je tocfi wel? Zeker, ik writ. -;ai tui er ook ge dineerd had. Eji gebeurde er onder wijl niets bijzonders? Bleef Croot den schreeuw bp de vlucht 'gejaagd, na hem coe „rakker" t_- hebben nagei jc- pon. Een enkele keer vermocht hij nog wel eens een reprimande van zijn meesteres te ontvangen, wanneer hij in dolle uitgelatenheid van voren naar achteren rend©, en in rijn overmoe dige oapriolen alle kleedjes op het glad gewreven linoleum, van hun plaats tolde. Dooh overigens ging zijn jonggezellen leven kalm en zonder in cidenten voorbij. Justinian us groeide onder de meest voord eeüge omstan digheden op, vrij van ziekte en andere kattennarigheden, tot een der schoon ste katers. Toen juffrouw Vladderak zioh meer dan een jaar in zijn bezit had mogen verheugen, was liet een prachtbeest geworden. Hij was een toonbeeld van fierheid en kracht-, er waren vermoe delijk niet veel confraters, die op een dergelijke, robust© gestalte konden bogen. Kloek en forsoh van lichaamsbouw, was het vooral de kop, met dikke, uitstekende kwab-wangen, die aan hei dier een Herculisch voorkomen ga ven. Zijn groote, grijze oogen keken uitdagend in het rond, en dikke, bor stelige oogharen, piekten fel in de lucht en zijn anor, gelijk aan die van een tamboer-majoor der voormalige schutterij. stak fier, tot ver buiten ziin markanten kop uit. Zijn huid was tijgerkleurig, geel-bruin, met zwarte strepen, die symetrisch over 'borst en flanken liepen, evenwijdig auu elkaar, met links en rechts dezelf de kronkels en bochten. Alleen mid den op de borst had hii een witte vlek van eigenaardigen vorm, waardoor hii vermoedelijk uit honderd soortge- nooten, onmiddellijk te herkennen viel. Hij geleek precies een kleinen panterhij deed vaak denken aan een dergelijk dier uit de roofgalerjj van Artts, wanneer hij door het venster, de inumchen in den tuin bespiedend, od het kozijn heen en weer liep, met niidie links en rechts zwiepen van ziin dikken staart, en af en toe smar telijk miauwend, dat die prooi niet te bereiken was. Doch toen Justinianus tot vollen wasdom was gekomen, Weck het dier in huls niet meer te houden. Zooctra hij de kans schoon zag. was hii in den tuin en dan on middellijk op de schutting gespron gen. Dan stak hij z'n neus in den wind, snoof even .blijkbaar zich oriën teer end en bleef verder Oost-Indisch doof, zoowei voor de- lokkende roep stem van Aafje, als het bazerig ge schreeuw van de juffrouw. Soms bleef hij dagen weg, doch het moest hem ads een goed punt op z'n oondudte-liist worden aange teekend, dat hij tot dfuaverre steeds in huis te rug keerde. "Verder had zijn vrijelijk bewegen in den tuin, een goede zijde, en wel ,dat hii vreemde indringers, katten uit de omgeving, met kordate beslistheid weerde niet alleen, maar ze zoodanig verjoeg, dat de lust tot weerkeeren van zoo'n beest, niet bijs ter groot was. Hij bleef steeds meester van het terrein, al moest hem dat dik wijls schrammen en kwetsuren kos ten zelfs met bebloeden kop gaf hij nimmer den strijd op. doch vocht net V(oo lang, totdat hij overwinnaar was. Hij was dan ook danig gevreesd in de buurt. De buren haatten Justinia nus evenzeer, want hii was even vraat zuchtig als bloeddorstig en brutaal. Eenmaal had hii van oen buurvrouw* rechts een lap rodbief van circa twee pond (welke rosbief op een schotel op het buffet was gedeponeerd, terwijl de serredeuren open stonden) listiglijk gekaapt. Een volgende maal had hij van de juffrouw links een sohelvisch weggegrist, de grootste van de vier. dl© buurvrouw dien morgen had ge kocht, om er de huisgenooten mee te verrassen. Hij stal wat los en vast was en had overal in de buurt kanaries en duiven omhals gebracht. Met het grootste plezier zouden de omwonenden Justinianus vermoord hebben, doch het was tot nog toe aan niemand gelukt, want hij was behalve een fiere en moedige, ook een sluwe kater, en van stukjes spons in spek vet gebakken, moest hij ten eenen- niale Mets hebben, hoe begeerig dit doodende lokmiddel ook riekte. Maar eenmaal was Justinianus des avonds Weer eens niet in huig geko men, en ofschoon de juffrouw hem mot de meeste gerustheid d'es volgen don morgen weer In haar omgeving verwachtte, bleef de afwezige ditmaal uit. Hij liet zich dien dag, maar ook de volgende dagen niet meer zien. Toen begon zijn meesteres te vree zen en te informeeren links en rechts zij plaatste zelfs een annonce in het plaatselijk blad, helaas' alles te ver geefs! Justinianus was en bleef weg. De juffrouw werd korzelig en slecht gehumeurd; zij verweet de desertie zelfs aan Aafje. ofschoon ongemoti veerd en onbillijk, terwijl de brave meid, om de juffrouw ter wille te ziin, alles in het werk had gesteld, om den deserteur terug te vinden, hoewel ze feitelijk inwendig verheugd was, dat Janus gedrost was. Toen er langzamerhand al eenige weken verstreken waren, sinds Justi nianus verdwenen was, beschouwde Kolieelen tijd in de eetkamer, of ging hij soms even iets halen? Nu je het mij vraagt, herinner ik me opeens, dat hij naai" de biblio theek ging, om een soort sigaren te halen, di« hij den generaal even vul de laten keuren. Ajuüois niets voor hem, om ze-i te gaan, zei Eilis. De koeren, da; ik op Moat House was, belde hij voor elk wissewasje om een der beoUenden. Misschien hau mj de sigaren achter aiot en grendel, opperde Kast - eu wilde hij zijn sieuteis liever niet uit handen geren, H»j zal er wel de een ol anaere reden voor genad heb ben. Die veronderstelling van je gaat niet op, zei Ellis, want ik weet maar ai te goed, dat Croot zijn siga ren altijd open en bloot op den schoor steen heeft staan. Zulke dingen weg te sluiten, ligt niet in zijn aard. Gie righeid is niet een van zijn ondeug den. Hij is altijd zeer vrijgevig met zijn sigaren, ook aan de bedienden. Er moet een andere reden geweest zijn, waarom hij van tafel opstond. Vertel mij, als je kunt, precies hoe het gebeurde. Ik zal het je zeggen. Er stonden alleen cigaretten op tafel, en de ge neraal haalde zijn sigarenkoker te voorschijn, om een van zijn eigen si garen te rooken. Croot sjirong dade lijk op en zei, dat hij heit onmogelijk juffrouw Vladderak hel dier als ver loren, en maakte zij er ernstig werk van het door een ander te doen rem placeren Zij was eerst gerust gesteld toen de werkvrouw weder voor haar een jong, 9chattig diertje had medegebracht. Het was een der avonden voor Kerstmi©, toen juffrouw Vladderak met het spinnende poesje op haar schoot, tevreden en knusjes bij het knetterend haardvuur zat te leze». Zij las in „De strijd om Rome", waarvan zij liet laatste deel onder bankten had. Ofschoon het vrij laat was, scheen er button nog een koopman iets te koop te bieden of te vragen zijn ge roep drong van tijd tot tijd, lot in de huizen door. Even later werd er luid gebeld. Juffrouw Vladderak, juist aan het einde van haar boek gekomen, schrik te op, maar bleef nog even doorleren. Daar Aafje evenwel uit was, moes» rij echter zelf zich vergewissen, wie daar nog zoo laat kon zijn. Toen de deur ojDen was, vroeg een koopman haar„of ze ook allernet knijnenveUen te koop had! Huidjes van ges'aohte konijnen voor de kerst mis?" verduidelijkte hij. Beide armen, reeds vol behangen met derge'iike vellen, bracht hij Iets vooruit, tot onder het ganglicht. Nee .nee, koopman, die.... heb 'k niet, antwoordde de juffrouw, eenigszins onthutst. Maar, terwijl re wat nauwkeuriger, naar dite smoezelige, bengelende vel len zag, m eendie ze, met ontstellend© verbazing, daar iets heel Interessants te ontdekken. Was daar Met?.... O, goeie gena de1... Nlu zag ze het duidelijk!... Die ééne... daar vóór aan!... Die had zo onmiddellijk herkend... die zou ze uit honderd; anderen herkend hébben... aan teekening en kleur en vooral aan de eigenaardige witte vlek,... daar was geen vergissing mogelijk... die... die was van haar weggebleven dier... haar verloren geraakt beest... den kater Justinianus! Met een harden slag had ze de deur dichtgegooid. Binnenland Da irlmlneelt stilistiek over 1910. MINDER MISDADIGERS. TOENEMING VAN ZWARE MIS DRIJVEN, In het eerste IIoofd6tuk van de In leiding tot deze Statistiek, welke dit maal wederom zonder tabelwerk ie verschenen, wordt een overzicht gege- van van de strafzaken, waarvan de Air. rechtbanken in eersten aanleg kennis nemen. Het aantal individueel© veroordeelingen daalde van -40782 tot 23817, dat van de vercprdeelde indi viduen van 36541 tot 26541. Hiertegen over staat een niet geringe vermeerde ring van het aantal recidivisten; hun cijfer bereikte een tot neg toe onge kende hoogte (van 7653 tot 8112). Bij deze aanzienlijk© daling in 1920 moet, volgens den Inleider ,mr. G. L. Suer- mondt, in de eerste plaats gedacht worden aan het feit, dat een groot deel van den achterstand bij de recht banken weer ie ingehaald, voorts dat het aantal smokkelaars sterk ie alge- nomen (van 12056 tot 4183) of indien deze beidt factoren buiten beschou wing worden gelaten, nog gesproken kan worden van een vermindering der criminaliteit is een vraag die thans veler aandacht in beslag neemt. In dit verband wordt gewezen op een afneming der criminaliteit inEngeland (in Frankrijk der jeugdcriminaliteit), op 'n vermeerdering daarvan Sn Ame rika. Als resultaat van een voorloopige telling is cok een overzicht gegeven van de cijfers vóór 1920, waarbij wederom op te merken valt een sterke daling dei- veroordeelingen wegens rechtbankzaken, in 1921 n.l van 28917 tot 21272. Overgaande tot een ontleding der criminaliteit in hare verschillende uitingen wordt geconstateerd, dat in 1920 in vergelijking me«t 1919 groote veranderingen hebben plaatsgegrepen, de rij fens van de misdrijven tegen ge zag, orde, enz. zoowel als die van de agressieve criminaliteit zijn belang rijk gestegen, bij de economische cri minaliteit deed zich vrij algemeen een niet onaanzienlijke daling voor. Voor zoover deze cijfers de beweging der criminaliteit weergeven, wordt betwij feld of de vraag: is er vermeerdering van criminaliteit, bevestigend mag worden beantwoord. Vooral de gege vens betreffende de zware criminali teit (voornaamste misdrijven tegen lijf en leven en eexueek delicten) vor men een bedroevend beeld, waar de relatieve cijfers voor deze delicten met! uitzondering van moonl, kinder-i nv>ord, kinderdoodslag en doodslag door schuld liooger zijn dan in eenig voorafgaand jaar tot 1896 toe. Opval lend is de stijging bij de sexueele de licten, deze zijn vrijwel verdubbeld. De oorloge- en crisiscriminaiiteit (smokkelhandel, verboden terugkeer, overtreding distributiewet) is tusschen 1919 en 1920 uiteraard sterk vermin derd. "Wanneer deze criminaliteit bui- permitteoren kon, dat ©en van zijn gasten een sigaar van zichzelf rookte. Hij wilde den generaal een nieuw soort sigaren laten proeven, die hij rechtstreeks uit Havana gezonden had gekregen. Hij ging ze gauw halen en kwam eenige minuten later met een kistje vol terug. Hoeveel minuten waren er tus scnen zijn gaan en zijn terugkomen verstreken, denk je? Wel, misschien tien, maar ik kan het Je niet mei zekerheid zeggen. De gesprekken waren zeer geanimeerd en dan verloopt de tijd snel. Toen Croot terugkwam, maakt© hij zijn ex cuses, da; hij wat lang wat wegge bleven. Hij vertelde, dat hij Giluiour in de bibliotheek had gevonden. Deze. zei hij, was wat te laat voor het di ner gekomen en wachtte nu, tot het afgeloopen was, om dan naar de zit kamer te gaan. En lijkt j© dat nu ook niet erg toevallig? Ja, misschien wel, maar alleen begrijp ik niet, hoe Croot kon weten, dat Giimour in de bibliotheek was. Hoe deze ongemerkt binnen zou ge komen zijn> is mij ook een raadsel. Voor het diner was ik even in de bi bliotheek en ik weet, dat do luiken voor de glazen deuren en de ramen toen allo gesloten waren, geen won der ook, als men bedenkt, wat een onaangenaam weer het was. ten beschouwing wordt gelaten, dan blijkt, dat het aantal veroordeelden we gens gewone delicten van het jaar 1919 op 1920 slechts met 51 is verminderd. HOE EEN VREEMDELING DEN HAAG ZIET. De correspondent van de „Neue Zur- cher Ztg. voor de Haagsche confe* rende, vindt dat de Hagenaars weinig noti'ie nemen van wat er in en oui het Vredespaleis gebeurt. Onverschillig slenteren, zegt hij, (wij maken gebruik van de vertaling in het „Vaderl.") de Hagenaars langs de goed verzorgde straten, die door kanalen, bruggen en uootuen een schil derachtig aanzien hebben gekregen. De vreemdeling heeft een beetje tijd noodig om te wennen aan de weerga- looze terreur der wielrijders, die door hun geluidloos voortglijden de s'raten veel onveiliger maken dan het elders de auto's doen. He' tchjjni; wel, dat de jongo Nederlanders tegenwoordig met een ficte Ier wereld komen. In Den Haag heeft iedereen voor alles tijd. Er heerscht groote welstand in deze curieuze hoofdstad, die niet als Washington kunstmatig werd gescha pen, maar toch even goed buiten het eigenlijke arbeidzame leven van hot land staat. Particuliere villa's, welker inwen dige rijkdom uit het bijzonder zorg vuldig gekozen materiaal voor dakbe dekking en muren valt af te leiden, tuinen, zoo keurig in orde, dat men nauwelijks den voet op de met grind bestrooide paden durft zetten, bank gebouwen, die zelfbewust en smaakvol aen roem der moderne architectuur verkondigen, ziedaar de kenteekenen der stad. Ergens komt men langs een. wit huis met. zijvleugels, die open zuilengangen vormen. Soldaten s:aan er voor, maar geen politieagent houdt de nieuws gierigen tegen. Het miniatuurpaleis, waarin de Koningin der Nederlanden woont, da!eert nog uit den goeden oud tijd, toen Den Haag 'n residen tiestadje was. De eerste de beste Duitsc-he duodecimo vorst had een in drukwekkender verblijf- De Neder lander geeft niet om die uiterlijkhe den. Ook zijn parlement heeft hij in buitengewoon bescheiden gebou wen ondergebracht, en zelfs de eenige hartstocht» waaraan hij zich in het open baar overgeeft, heeft zoo goed als gc-en architectonische weergave gevonden. Er is in Den Haag weliswaar een modern groot restaurant van het Ber- liinsche genre, maar men merkt dade lijk, dat dit een buitenlandsche onder neming is. De „inboorling" prefereert de meer gezellige, ouderwetsche, ge woonweg smakeloos te noemen gele genheden. Daar eet hij veel en goed en betaalt met solide guldens, zonder morren, een rekening, welke in elke andere 'muntsoort berekend, duizeling wekkend hoog wordt. „Wie dergelijke maaltijden kan verte ren, windt zich niet gaarne op con cludeer- de briefschrijver. KON. MUZIEKKORPS VAN GOULMY EN BAAR CEHULDICD. Woensdagavond is het Koninklijk Muziekkorps van Goulmy en Baar, bij rijn terugkomst tc 's-Ilertogenboscti uit Kopenhagen, gehuldigd. Aan de ,,'s-Hert. Cu" ontleenen wij: Toen ver schillende deputaties zich hadden op gesteld heette wethouder Krijgsman de Gouliny-mannen namens het. ge meentebestuur welkom in het vader land en de stad hunner .inwoning. De heer Scliüngel spraX namens do vereenicing 's-Hertogenbosch' Belang een woord van welkom bij de behou den thuiskomst. De heer Van Assel- donk voerde namens de Kon. V er. 's-Hertogenbosch' Mannenkoor het woord. De heer \Y. Suijling, die de gevdelens vertolkte voor do vereeni- ging „Koninginnedag bood als blij vend© herinnering een medaille aan, met verzoek deze te hechten aan het nieuwe Deensche vaandel. Verder spraken nog: de heer Simons namen3 de vereeniging VYereinocs" (Vrede en Vriendschap feer De Leijer, de heer A. Wetzer, als voor-' zitter van de Bossche voetbal- en athle tiekvereeniging B. V. V., de heer Gie- len namena ue vereeniging,„Kunst en Kracht" en de heer Habraken namens de Patronaatsharmonie. De heer Eug. Goulmy dankte voor de spontane hul diging. Nadat dd 'kapelmeester, de heer Joh. Wierts, eer» i» oord van dank had gesproken voor ui Se hem ge brachte hulde, die hij echter „op zijn mannen overdraagt", trok men met de Patronaatsharmonie voorop naar het stadhuis. Daar heeft ten slotte, de heer Krijgsm;» m „uw het woord gevoerd, waarna hij het vaandel ont deed van zijn omhulsel en ontplooide zich de rood-witte vlag, waarop met gulden letters geschreven staat: Her innering aan liet bezoek van het Ko ninklijk Muziekkorps van 'te Konink lijke Nederlandsche Sigarenfabrieken Eugène Goulmy eu Baar aan de Ne derlandsche Tentoonstelling te Ko penhagen 1922. Middelerwijl speelde l&t Kon. Mu ziekkorps het indrukwekkende Deen sche volkslied. Met een flinken marsch eindigde do feestelijkheid. Denk nu een oogenblik goed na, zei Eilis. Wat gebeurde er precies, voordat Croot de eetkamer verliet? Was pr ook iets vreemds in zijn ma nier van doen? Neen, behalve dat hij over neu ralgie klaagde en eemgszins pijnlijk met het hoofd over de tafel gebogen zat. Deed hij onderwijl niets bijzon ders met zijn dessertbordje? Nu maak j© het mij toch wel wat erg moeilijk. Best mogelijk, maar je weet niet, hoeveel hier voor mij van afhangt, lk zou graag iedere kleinigheid, die cr heeft plaats gohad, willen weten. Als er soms een glas gebroken werd, ver tel mij dat dan. Iets moet er gebeurd zijn. Het is niet aan te nemen, dat Croot zonder de een of andere geldi ge reden zoo maar op eens de eetka mer verliet. Heb je ook buiten een ul! hooreu krassen of iets dergelijks? Rust dacht eenige oogenblikken nu, toen zei hij: Wacht, nu zie ik alles weer dui delijk voor me. Terwijl het gesprek even kwijnde, schrikte Vera opeen» van een geluid, dat zij buiten boor' de. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1922 | | pagina 7