t
HAARLEM'S
Uit de
Feuilleton
VERITY Co.
DAGBLAD
De katir Jnstinianus
MTEftDAQ 22 JULI 1922
IETS OVER FABELEN
De fabel een letterkundig voort-
Esngsel, dat gedeeltelijk bekoort tot
t verbalend, gedeeltelij11!, tot liet
Idtëüactisc genre, met andere woor
den bet beval een of andere loering
op bet gebied van moraal, of van le
venswijsheid, ingekleed in den vonn
van een verbaal. De handelende per-
wmen zijn, behalve menschen, die
ren of boom en of planten, ja zelfs
een enkele maal levenlooze voorwer
pen, man detnke bijv. aan de fabel
van den ijzeren pot en den aarden
pot. De fabel stamt uit bet Oosten en
was reeds bij de oude Indiërs en la
ter ook bij de Hebrecrs zeer geliefd.
De oudste en beroemdste onder de
Griekse ae fabeldichters was Acs op us,
volgens de overlevering een Phry-
gischo slaaf, misvormd van lichaam.
Deze twee bijzonderheden worden
door enkele kunstkenners in ver
band gebracht met den aard van het
genre. Do fabel is volgens hen het
midde! waarvan de lichamelijk of
maatschappelijk zwakke, maar gees
telijk sterke zich bedient om Lieden,
die juist in 't tegenovergesteld geval
venkeere.uen wioti li ij niet openlijk
de waarheid durft zeggen, langs een
omweg wijze lessen te geven. Van
daar, zoo redone eren zij, dat die va
der van het genre iu de Grieksche
volksverbeelding moest zijn een
slaaf, misvorm'" van lichaam, maar
krachtig van geest. „Zoo het al niet
waar is, het is vernuftig gevonden",
kunnen wij de Italianen nazeggen.
Omtrent hot leven van Aesopus is
niets met zekerheid bekend. Wel wa
ren omtrent hora vele verhalen in
omioop. Era; daarvan is 't volgende:
Van de meesters, die lüj achtereen
volgens diende, was er een de philo-
eoof Xanthus van Sam os. Op zekeren
da# zond Xanthus zijn slaaf naar de
markt cm voor eetn maaltijd, clien
bij voor eetiige gasten in gereedheid
.wilde doen brengen, het beste te
koop en wat er te vinden was. Aeso
pus kocht niets dan tongen, die hij
op allerlei wijzen liet bereiden Ter
verantwoording geroepen, sprak hij:
„Wat ver wereld is beter dan de
tong: Zij is de band van het maat
schappelijk leven, de sleutel dor we
tenschappen, Hot orgaan der waar
heid en oer rede: met haar hulp wor
den steden gebouwd, beschaafd en
ontwikkeld, met haar overreedt en
heerschi men in de vergaderingen,
en vervult men den eersten plicht,
welka is, de goden tc loven."
Xanthus gaf zich gewonnen en de
gasten prezen de gevatheid van den
Blai.i-
Welnu dan, ze» Xanthus, breng
ons morgen het allerslechtste dat er
te vinden ia
Den volgend/en dag diende Aesopus
Weer niets anders op dan tongen.
Hos nu, vroeg de meester,
eenigeztos geërgerd: Weer tongen!
en ik heb u gezegd het allerslechtste
te koop en, dat er te vindon was.
Wat is or; zoo Luidde het ant
woord, ter wereld slechter dan de
tang? Zij is de moeder van alle twis
tenden geschillen, de oorzaak van
alle verdeeldheden in oorlogen, door
haar worden steden verwoest en zoo
Bij dient om de goden te prijzen, zij
is tevens het orgaan van godslaste
ring en goddeloosheid.
Lachend keerde zich de wijsgeer
tot zijn gasten, die met hel gebrek
aan afwisseling iu de beide maal
tijden niet bijzonder ingenomen
bleken. „Waarlijk", zei hij, „deze
slaaf werdt mij meer en meer onrnis-
baar.Wie ia zoo geschikt ais hij om 't
geduld van een philosoof op de proef
te stellen!"
Het verhaal mist natuurlijk allen
historiachen grond, maar is toch
weer een blijk,, dat men bijna alle
Baken van twee kanten kan bekijken,
Aesopus' laatste meester, de philo-
soof Iadimon schonk hem de vrijheid.
Volgens de overlevering deed nu de
beroemde fabulist verschillendereizen
en kwam ten slotte aan hot hof van
den Lydischem koning Croesus. Door
diezen laatste naar Delphii gezonden,
werd hij aldaar onder beschuldiging
van lastering der goden ter dood
gebracht.
Bij den grootcr. wijsgeer Socrates
stonden de Aesopische fabelen in zoo
hooge oer, dat hij een aantal daarvan
in zijn kerker overbracht in vers
maat. Later (2e eeuw v. C.) gaf de
Griek BabrlUs. een verzameling
Aesopi-sche fahelen, in hinkende jam
ben overgebracht. Nog later onder
de regeering van keizei- Tiberius ver
vaardigde een door Augustus vrij
gelaten slaaf, Phaedrus (30 v. C. li
n.C.) 'n verzameling latijnsche fabelen
in zesvoetig3 jamben. Hij ontleendu
zijn stof dee's aan Aesopus, deels
aan rijn omgeving. Zijn fabelen zijn
scherpe satyron tegen zijn tijdgenoo-
ten en da misbruiken van zijn tijd.
uit het Engelsch
van 1'RED. M. WHITE.
^Geautoriseerde vertaling).
22)
--Ga voert, zei Geoffrey. Ik be
loof je, dat bij &-tea wat ik hoor,
of zal grijnzen, o: een gericht zal zet-
teu «v»s ie.-iand, die zich verveelt,
maar ie beleefd is, dat te zeggen. Stel
mijn geduld echter niet tc tang op ut
proef.
.visst li luid en steeds roiidk.jkend, i
ot -omaaid hc-n ook naderde, ging Et-1
lis met zijn verhaal aooit. Dat nam!
hem veel tijd en toen hij alles tot
in t£e kiehists bijzonderheden aan
Rust Jiad uitgelegd, zei deze:
'W«t je me daar verteld hebt,
heef; veel van een sprookje of liever
gezegd van een melodrama in een
bioscoop, maar toch twijfel ik er niet
aan, of je btnt op den goeden weg.
Dat geloof ik ook. zei Ellis.
Waarom zou Croot dien Giimour ge
holpen hebben, als het niet .va om
dat hij zelf in de zaak betrokken is.
Dat bij het alleen uit menschenliefde
*ou gedaan hebben, is bijna niet aan
Dirt DE BLAD
EN FABELDICHTERS.
De thans bestaande proza- verzaime-
hng der Fabelen van Aesopus wor
den gewoonlijk toegeschreven aan
den Giriekschen monnik Planudee
(14o eeuw).
Onder de fabeldichters uit nieuwe-
ren tijd is buiteen kijf de beroemdste
I La Fontaine, een dor groote vernuf
ten, die aan de regeering van Lode
wijk den Veertienden zulk een glans
verleenden. De fabelen vail La Fon
taine overtreffen verre de antieke
modellen, waaraan hij veelal zijn
stof ontleende en vormen te zamen
een getrouwe schildering van ka
rakters en toestanden tijdens den
zonnekoning.
Niet onbelangrijk is het aantal uit
drukkingen ontleend aan fabelen.
Men denke slechts aan gezegden als:
De druiven zijn zuur, pronken met
vreemde veeren, het leeuwenaandeel,
de ezel in de leeuwenhuid, de ka-
itanjes ui#, het vuur halen en zoovele
andere.
Onder do fabelen van La Fontaiiine
zijn er, die niet ontleend zijn aam
Aesopus of aan Phocdrus. Een daar
van is voor ons Hollandiers vooral
merkwaardig om de historische her-
immeringem die er aan verbonden
zijn.
Bij deai vrede van do Pyreneeën
(1650) was bepaald, dat Lodewijk de
Veertiende, koning van Frankrijk, in
het huwelijk zou treden met Maria
Theresia, dochter van den Spaan
se hen koning Philips den Vierden;
maar tevens dat zij voor zich en
hare nakomelingen afstand deed van
alle rechten of aanspraken op eenig
deel der Spaansche monarchie. Nog
tijdens het leven van zijn schoonva
der deed Lodewijk aanspraken gel
den op enkele deelen der Zuidelijke
of Spaansche Nederlanden, ondanka
het gesloten verdrag, maar na diens
dood (1665) werd het pas ernst. In
een manifest verklaarde Lodewijk
dat indien Philips' zoon, Karei, die
zijn vader als koning van Spanje
was opgevolgd, kinderloos mocht
komen te overlijden, de Framsche
koningin weer in al haar rechten,
trad als erfgename van de Spaan
sche kroon. Ten tweede maakte hij
reeds dadelijk aanspraak op het her
togdom Brabant, de heerlijkheid
Mechelen, het Markgraafschap Ant
werpen. Ópper-Gelder, lief. graaf
schap Namen, liet hertogdom Lim
burg, het graafschap l-Ienegouwen
en nog andere gewesten, en zette met
de wapenen zijn eischen kracht bij.
Onze republiek was juist in oorlog
met Engeland, den tweeden oorlog
tusschen beide zeemogendheden. De
Raadpensionaris De Wit haastte
zich nu niet alleen den vrede tot
stand te brengen tusschen de twee
landen (1667),maar ook een verbond
te bewerken tusschen de Republiek,
Engeland en Zweden, ten einde Lode-
wijik's heerschzuchtige plannen' tegen
te gaan. Deze zag zich nu genood
zaakt den vrede van Aken tc sluiten
(1666) en een deel der (reeds door zijn
legers gemaakte veroveringen weer
aan Spanje af te staan. Hoewel Lode
wijk te gereeder in deze voorwaarde
had toegestemd, daar hij toen reeds
een geheim verdrag had gesloten met
den keüzer over een verdeeling der
geheel e Spaansche monaTdhie bij
overlijdn van den ziekelijkfn Spaan-
schen koning Karei, was hij ten zeer
ste verbitterd op de republiek en
haar Raadpensionaris die het ge
waagd hadden hem te trotseeren
Ook de geniale La Fontaine, an
ders zoo vreedzaam, maakte zich
boos en drukte zijn verontwaardi
ging uit in een fabel, getiteld: de Zon
en de kikvorschen (Boek XII, Fabef
24). De inhoud komt hierop neer: De
kikvorschen genoten de bescherming
van de zion (Lodewijk's Zinnebeeld
was de zon, zijn zinspreuk: nee pluri-
bus limp ar, d.i. tegen de overmacht
opgewassen). Geen leed koai de poel
bewoners genaken, maai' in hun
overmoed, een gevolg van don voor
spoed, en hun ondankbaarheid
waagden zij het te kuipen tegen hun
weldoener. Met hun gekwaak Melden
zij iedereen uit den slaap. De zon,
kwaakten zij, zou aJles met zijn stra
len verleren, men moest zicli spoe
dig wapenen en machtige legers op
de been brengen. Als men hun kik
kergekwaak «eiooven kon, hing het
heal der wereld af van het lot van
een paar ellendige poelen. „En dat
hóudt maar niei op", gaat de dichter
voor;. „Maar laten de kikkers voor
zichtig zijn, want ais het de zon gaat
vervelen, zou het kikkerland het wel
eens kunnen bezuren."
Een soortgelijk idee werd uitge
drukt door een medaille, waarop was
voorgesteld een zon met de gelaats
trekken van Lodewijk den Veertiende
haair krachtige stralen werpend op
een moeras, waaruit kwakende kik
te nemen. Ik voor mij bon er van
overtuigd, dat die Gilruojir op de een
of andere wijze ongemerkt het Moat
I-louse wist te bereiken en door Croot
geholpen werd, om inspecteur Lock
zand in de oogen to strooien. Eén
ding is mij echter nog duister, en om
dat raadsel op te lossen, heb ik jou
hulp noodig.
Mijn nulp'?
Ju, omuat jij den avond van het
gebeurde op be; Moat House gedi
neerd hebt Ik heb je heelemaal in
vertrouwen genomen, omdat ik voau.
dut je daar recht op had, daar ik van
jou eenige gegevens wilde te weten
komen. Ik denk, dat Giimour, zoodra
hij uit het water was, als een dolle
hier heen is gekomen.
Hoe weet je, dat hij in het wa
ter had gelegen?
Dat heb ik van de havenpolitie j
gehoord. De politie ging in haar mo- I
torbootje Giimour en zijn handlanger
achterna en dezen lieten toen zij geen i
uitweg meer zagen hun gummi bootje
(want ik hen er van overtuigd, dat
liet een gummi bootje was) zinken en
zwommen naar den kant. Waar zij
landden, weet lk niet precies, maar
aat komt er ook minder op aan. Ver
moedelijk wist Giimour een motor
fiets of een taxi te bemachtigen an
ders had hij niet zoo gauw gereed en
gekleed in de bibliotheek kunne» zit
ten. Maar hoe is hij in het huis geko-
kers ie voorschijn kwamen.
Nederlandsche graveurs bleven het
antwoord niet schuldig. Er werd een
medaille geslagen, waarop een zon,
eveneens met de trekken van den
Eranschen koning, verder een man-
nenfguur, gelijkend op de Wit. Het
bijschrift, ontlaend aan het Josua-
verhaal uit hot Oude Testament,
luidde: En li ij sprak tot de zon: „sta
stil", en zij stond stil. Tijdgenooten
beweerden, dat dc-Ze medaille den
toorn van den zonnekoning tegen on
ze Republiek0nog vermeerderde en
jeen der oorzaken was van dien inval;
dien hij vier jaaa- later deed in do
Republiek (1672).
door
SIMON MOS.
Zij hield veel van beesten, juf
frouw Vladderak.
Zij bezat honden, duiven, kanaries,
een papaeaai en een kat.
Dit laatste beest was echter kort ge
leden. wegens hoogen ouderdom ge
storven en tliaus, door bemiddeling
van de werkvrouw, vervangen dbor
een jong katje, een heel aarJig,
speelsch en aanhalerig beestje, maar
dat bleek te boihooren tot het manne
lijk geslacht, en was dus een kater.
Juffrouw Vladderak had dit gaarne
andere gewild.
Zij had lieved een peesje, omdat zij
bij ondervinding wist, dat katern
weinig huisyast zijn, dat zij op zekere
momenten, de lekkerste beetjes en de
meesr. gezellige huiselijke omgeving,
vaarwel zegen .om hun heil te zoe
ken op plaatoen, enen, goten en da
ken, dikwijls hulzen ver, om dan na
eenige dagen, in de meest schunnige
omstandigheden terug te keeren, vuil
en verhaveud soms.
Maar nu ze.het diertje al ec-nige
weken verzorgd en vertroeteld had,
besloot ze in het geslacht te 'berusten.
Daar juffrouw Vladderak, behalve
een liefhebster van beesten, ook een
groote minnares was van lezen, on
vooral dweepte met de oud© geschie
denis. iu het bijzonder met die uit het
tijdperk der Romeinen,, gaf ze haar
dieren bij voorkeur de fier-klinkendo
namen van glorie-rijke keizers, of
andore voorname personaliën uit die
roemrijke dagen.
Zoo had ze een bond, die Nero, een
papagaai, die César en een duif, die
Cato hc-ette, en aan haar jongen kater
werd den naam van Justinian us go-
seven.
Dit was een heele mond vol, zei
Aafje, de trouwe gedienstige, die juf
frouw Vladderak al meer dan tien
jaar behulpzaam wsa in alle huiselij
ke bezigheden, en ze was zoo vrij, de
zen langen, moeilijk uit te spreken
naam, maar dadelijk tot Janus af te
korten
In zijn prille jeugd, scharrelde Jus
tinianus in liet huis, waar hij overal
plein pouvoir had, hij kon zich vrije
lijk bewegen in keuken, huis- of slaap
kamers, koesterde zich béneden op
het vensterkozijn in het warme zon
netje ,of zat, voor het open raam,
boven, begeorig de buitenlucht op te
snuiven, doch in het tuintje kwam hij
niet.
Wel trachtte hij. wanneer de serre
deuren geopend waren, voorzichtig,
eerst met één. daarna met de andere
pootjes, het drempeltje te overschrij
den, om dan, indien hij rich onbespied
waande, heel listig, pootje voor
pootje, het soepele lijfje dicht lanes
den grond bewegend, en telkens het
kopje angstig omwendend, tot in het
'bloemperkje- te sluipen, om daar aan
struik en plant nieuwsgierig te snuf
felen en van het grasrandje eenige
sprieten, met zware kauwbewegingen,
naar binnen te werken.
Doch zoodra Justinianus maar even
het puntige tipje van den kloeken
neus van juffrouw Vladderak om het
hoekje der serredeuren zag verschij
nen ,of haar forsche gestalte den keu
kenuitgang zag vullen, vloog hij
ijlings, als een afgeschoten torpeldlo,
linia recta, het huis weer bannen.
Daarom gaf bet beert, in de eerste
maanden, gedurende rijn speel- eai
leertijd', geen noemenswaardige reden
tot klachten. Hij leefde met zijn mede-
diergenooleui in de beste harmonie, en
kon er zich best mede vereenigen,
wanneer Nero z'n overgeschoten brood
restjes, met meïk en al opslobberde.
Ook met de vogelen kon hij het goed
vindenhij zat soms minuten achter
een met gÜMster-oogies en zwiependen
staart, de vlieg- en springbewegingen
van do dartele beestjes gade te slaan.
Doch hij zou niet naar ze talen, nadat
hij eenmaal een gevoeligen tik van
juffrouw Vladderak had! opgeloopen,
toen hii het geprobeerd had, met den
rechtervoorpoot door da koperen tra
lies heen te wringen. Allen de pape
gaai negeerde hii, die had h/anj, toen
hij voor den eersten keer trachtte ken
nis te maken, met een vervaarlijken
men en wie heeft hem aan kleeren ge
holpen? Daar zit hem de kneep.
Wel, zei Rust, het laatste lijkt
me nog al eenvoudig. Er is, dat weet
ik, op het Moat House een kamer
voor hem gereserveerd, omdat hij er
zoo dikwijls een nacht overblijft, en
kleeren zal hij er ook wel hebben,
maar hoe hij ongemerkt rijn kamer
kon bereiken, is inij een raadsel, voor
al daar alle bedienden dien avond
wegens het diner in actie waren.
Juist, zei Ellis. Een van hen
heeft hij stellig niet in vertrouwen
genomen, daarvoor is hij te slim.
Croot zelf moet hem hierbij dus be
hulpzaam zijn geweest.
Maar hoo was dat mogelijk?
Hoe kan hij dat klaar gespeeld heb
ben?
Dat wil ik juist van jou weten.
Je hebt dien avond op het Moat Hou
se gedineerd en zult nog wel eenige
kleine bijzonderheden weten. Bloven
jullie, nadat, het diner afgeloopen was
nog een sigaar of sigarette zitten roc
ken, en hielden de dames jullie gezel
schap?
Ja, zei Rust, het was eeu echt
gezellig dineetje, en er waren een
paar zeer interessante gasten. Een
van hen was Professor Phillipson,
dien ken je tocfi wel?
Zeker, ik writ. -;ai tui er ook ge
dineerd had. Eji gebeurde er onder
wijl niets bijzonders? Bleef Croot den
schreeuw bp de vlucht 'gejaagd, na
hem coe „rakker" t_- hebben nagei jc-
pon.
Een enkele keer vermocht hij nog
wel eens een reprimande van zijn
meesteres te ontvangen, wanneer hij
in dolle uitgelatenheid van voren naar
achteren rend©, en in rijn overmoe
dige oapriolen alle kleedjes op het
glad gewreven linoleum, van hun
plaats tolde. Dooh overigens ging zijn
jonggezellen leven kalm en zonder in
cidenten voorbij. Justinian us groeide
onder de meest voord eeüge omstan
digheden op, vrij van ziekte en andere
kattennarigheden, tot een der schoon
ste katers.
Toen juffrouw Vladderak zioh meer
dan een jaar in zijn bezit had mogen
verheugen, was liet een prachtbeest
geworden. Hij was een toonbeeld van
fierheid en kracht-, er waren vermoe
delijk niet veel confraters, die op een
dergelijke, robust© gestalte konden
bogen.
Kloek en forsoh van lichaamsbouw,
was het vooral de kop, met dikke,
uitstekende kwab-wangen, die aan hei
dier een Herculisch voorkomen ga
ven. Zijn groote, grijze oogen keken
uitdagend in het rond, en dikke, bor
stelige oogharen, piekten fel in de
lucht en zijn anor, gelijk aan die van
een tamboer-majoor der voormalige
schutterij. stak fier, tot ver buiten
ziin markanten kop uit. Zijn huid
was tijgerkleurig, geel-bruin, met
zwarte strepen, die symetrisch over
'borst en flanken liepen, evenwijdig
auu elkaar, met links en rechts dezelf
de kronkels en bochten. Alleen mid
den op de borst had hii een witte vlek
van eigenaardigen vorm, waardoor
hii vermoedelijk uit honderd soortge-
nooten, onmiddellijk te herkennen
viel. Hij geleek precies een kleinen
panterhij deed vaak denken aan een
dergelijk dier uit de roofgalerjj van
Artts, wanneer hij door het venster,
de inumchen in den tuin bespiedend,
od het kozijn heen en weer liep, met
niidie links en rechts zwiepen van
ziin dikken staart, en af en toe smar
telijk miauwend, dat die prooi niet te
bereiken was. Doch toen Justinianus
tot vollen wasdom was gekomen,
Weck het dier in huls niet meer te
houden. Zooctra hij de kans schoon
zag. was hii in den tuin en dan on
middellijk op de schutting gespron
gen. Dan stak hij z'n neus in den
wind, snoof even .blijkbaar zich oriën
teer end en bleef verder Oost-Indisch
doof, zoowei voor de- lokkende roep
stem van Aafje, als het bazerig ge
schreeuw van de juffrouw.
Soms bleef hij dagen weg, doch het
moest hem ads een goed punt op z'n
oondudte-liist worden aange teekend,
dat hij tot dfuaverre steeds in huis te
rug keerde. "Verder had zijn vrijelijk
bewegen in den tuin, een goede zijde,
en wel ,dat hii vreemde indringers,
katten uit de omgeving, met kordate
beslistheid weerde niet alleen, maar
ze zoodanig verjoeg, dat de lust tot
weerkeeren van zoo'n beest, niet bijs
ter groot was. Hij bleef steeds meester
van het terrein, al moest hem dat dik
wijls schrammen en kwetsuren kos
ten zelfs met bebloeden kop gaf hij
nimmer den strijd op. doch vocht net
V(oo lang, totdat hij overwinnaar
was.
Hij was dan ook danig gevreesd in
de buurt. De buren haatten Justinia
nus evenzeer, want hii was even vraat
zuchtig als bloeddorstig en brutaal.
Eenmaal had hii van oen buurvrouw*
rechts een lap rodbief van circa twee
pond (welke rosbief op een schotel op
het buffet was gedeponeerd, terwijl
de serredeuren open stonden) listiglijk
gekaapt. Een volgende maal had hij
van de juffrouw links een sohelvisch
weggegrist, de grootste van de vier.
dl© buurvrouw dien morgen had ge
kocht, om er de huisgenooten mee te
verrassen.
Hij stal wat los en vast was en had
overal in de buurt kanaries en duiven
omhals gebracht.
Met het grootste plezier zouden de
omwonenden Justinianus vermoord
hebben, doch het was tot nog toe aan
niemand gelukt, want hij was behalve
een fiere en moedige, ook een sluwe
kater, en van stukjes spons in spek
vet gebakken, moest hij ten eenen-
niale Mets hebben, hoe begeerig dit
doodende lokmiddel ook riekte.
Maar eenmaal was Justinianus des
avonds Weer eens niet in huig geko
men, en ofschoon de juffrouw hem
mot de meeste gerustheid d'es volgen
don morgen weer In haar omgeving
verwachtte, bleef de afwezige ditmaal
uit.
Hij liet zich dien dag, maar ook de
volgende dagen niet meer zien.
Toen begon zijn meesteres te vree
zen en te informeeren links en rechts
zij plaatste zelfs een annonce in het
plaatselijk blad, helaas' alles te ver
geefs! Justinianus was en bleef weg.
De juffrouw werd korzelig en slecht
gehumeurd; zij verweet de desertie
zelfs aan Aafje. ofschoon ongemoti
veerd en onbillijk, terwijl de brave
meid, om de juffrouw ter wille te
ziin, alles in het werk had gesteld, om
den deserteur terug te vinden, hoewel
ze feitelijk inwendig verheugd was,
dat Janus gedrost was.
Toen er langzamerhand al eenige
weken verstreken waren, sinds Justi
nianus verdwenen was, beschouwde
Kolieelen tijd in de eetkamer, of ging
hij soms even iets halen?
Nu je het mij vraagt, herinner ik
me opeens, dat hij naai" de biblio
theek ging, om een soort sigaren te
halen, di« hij den generaal even vul
de laten keuren.
Ajuüois niets voor hem, om ze-i
te gaan, zei Eilis. De koeren, da;
ik op Moat House was, belde hij voor
elk wissewasje om een der beoUenden.
Misschien hau mj de sigaren
achter aiot en grendel, opperde Kast
- eu wilde hij zijn sieuteis liever niet
uit handen geren, H»j zal er wel de
een ol anaere reden voor genad heb
ben.
Die veronderstelling van je gaat
niet op, zei Ellis, want ik weet
maar ai te goed, dat Croot zijn siga
ren altijd open en bloot op den schoor
steen heeft staan. Zulke dingen weg
te sluiten, ligt niet in zijn aard. Gie
righeid is niet een van zijn ondeug
den. Hij is altijd zeer vrijgevig met
zijn sigaren, ook aan de bedienden.
Er moet een andere reden geweest
zijn, waarom hij van tafel opstond.
Vertel mij, als je kunt, precies hoe
het gebeurde.
Ik zal het je zeggen. Er stonden
alleen cigaretten op tafel, en de ge
neraal haalde zijn sigarenkoker te
voorschijn, om een van zijn eigen si
garen te rooken. Croot sjirong dade
lijk op en zei, dat hij heit onmogelijk
juffrouw Vladderak hel dier als ver
loren, en maakte zij er ernstig werk
van het door een ander te doen rem
placeren
Zij was eerst gerust gesteld toen de
werkvrouw weder voor haar een jong,
9chattig diertje had medegebracht.
Het was een der avonden voor
Kerstmi©, toen juffrouw Vladderak
met het spinnende poesje op haar
schoot, tevreden en knusjes bij het
knetterend haardvuur zat te leze». Zij
las in „De strijd om Rome", waarvan
zij liet laatste deel onder bankten had.
Ofschoon het vrij laat was, scheen
er button nog een koopman iets te
koop te bieden of te vragen zijn ge
roep drong van tijd tot tijd, lot in de
huizen door.
Even later werd er luid gebeld.
Juffrouw Vladderak, juist aan het
einde van haar boek gekomen, schrik
te op, maar bleef nog even doorleren.
Daar Aafje evenwel uit was, moes» rij
echter zelf zich vergewissen, wie daar
nog zoo laat kon zijn.
Toen de deur ojDen was, vroeg een
koopman haar„of ze ook allernet
knijnenveUen te koop had! Huidjes
van ges'aohte konijnen voor de kerst
mis?" verduidelijkte hij.
Beide armen, reeds vol behangen
met derge'iike vellen, bracht hij Iets
vooruit, tot onder het ganglicht.
Nee .nee, koopman, die....
heb 'k niet, antwoordde de juffrouw,
eenigszins onthutst.
Maar, terwijl re wat nauwkeuriger,
naar dite smoezelige, bengelende vel
len zag, m eendie ze, met ontstellend©
verbazing, daar iets heel Interessants
te ontdekken.
Was daar Met?.... O, goeie gena
de1... Nlu zag ze het duidelijk!... Die
ééne... daar vóór aan!... Die had zo
onmiddellijk herkend... die zou ze uit
honderd; anderen herkend hébben...
aan teekening en kleur en vooral aan
de eigenaardige witte vlek,... daar was
geen vergissing mogelijk... die... die
was van haar weggebleven dier... haar
verloren geraakt beest... den kater
Justinianus!
Met een harden slag had ze de deur
dichtgegooid.
Binnenland
Da irlmlneelt stilistiek over
1910.
MINDER MISDADIGERS.
TOENEMING VAN ZWARE MIS
DRIJVEN,
In het eerste IIoofd6tuk van de In
leiding tot deze Statistiek, welke dit
maal wederom zonder tabelwerk ie
verschenen, wordt een overzicht gege-
van van de strafzaken, waarvan de
Air. rechtbanken in eersten aanleg
kennis nemen. Het aantal individueel©
veroordeelingen daalde van -40782 tot
23817, dat van de vercprdeelde indi
viduen van 36541 tot 26541. Hiertegen
over staat een niet geringe vermeerde
ring van het aantal recidivisten; hun
cijfer bereikte een tot neg toe onge
kende hoogte (van 7653 tot 8112). Bij
deze aanzienlijk© daling in 1920 moet,
volgens den Inleider ,mr. G. L. Suer-
mondt, in de eerste plaats gedacht
worden aan het feit, dat een groot
deel van den achterstand bij de recht
banken weer ie ingehaald, voorts dat
het aantal smokkelaars sterk ie alge-
nomen (van 12056 tot 4183) of indien
deze beidt factoren buiten beschou
wing worden gelaten, nog gesproken
kan worden van een vermindering
der criminaliteit is een vraag die
thans veler aandacht in beslag neemt.
In dit verband wordt gewezen op een
afneming der criminaliteit inEngeland
(in Frankrijk der jeugdcriminaliteit),
op 'n vermeerdering daarvan Sn Ame
rika. Als resultaat van een voorloopige
telling is cok een overzicht gegeven
van de cijfers vóór 1920, waarbij
wederom op te merken valt een sterke
daling dei- veroordeelingen wegens
rechtbankzaken, in 1921 n.l van 28917
tot 21272.
Overgaande tot een ontleding der
criminaliteit in hare verschillende
uitingen wordt geconstateerd, dat in
1920 in vergelijking me«t 1919 groote
veranderingen hebben plaatsgegrepen,
de rij fens van de misdrijven tegen ge
zag, orde, enz. zoowel als die van de
agressieve criminaliteit zijn belang
rijk gestegen, bij de economische cri
minaliteit deed zich vrij algemeen een
niet onaanzienlijke daling voor. Voor
zoover deze cijfers de beweging der
criminaliteit weergeven, wordt betwij
feld of de vraag: is er vermeerdering
van criminaliteit, bevestigend mag
worden beantwoord. Vooral de gege
vens betreffende de zware criminali
teit (voornaamste misdrijven tegen
lijf en leven en eexueek delicten) vor
men een bedroevend beeld, waar de
relatieve cijfers voor deze delicten met!
uitzondering van moonl, kinder-i
nv>ord, kinderdoodslag en doodslag
door schuld liooger zijn dan in eenig
voorafgaand jaar tot 1896 toe. Opval
lend is de stijging bij de sexueele de
licten, deze zijn vrijwel verdubbeld.
De oorloge- en crisiscriminaiiteit
(smokkelhandel, verboden terugkeer,
overtreding distributiewet) is tusschen
1919 en 1920 uiteraard sterk vermin
derd. "Wanneer deze criminaliteit bui-
permitteoren kon, dat ©en van zijn
gasten een sigaar van zichzelf rookte.
Hij wilde den generaal een nieuw
soort sigaren laten proeven, die hij
rechtstreeks uit Havana gezonden had
gekregen. Hij ging ze gauw halen en
kwam eenige minuten later met een
kistje vol terug.
Hoeveel minuten waren er tus
scnen zijn gaan en zijn terugkomen
verstreken, denk je?
Wel, misschien tien, maar ik
kan het Je niet mei zekerheid zeggen.
De gesprekken waren zeer geanimeerd
en dan verloopt de tijd snel. Toen
Croot terugkwam, maakt© hij zijn ex
cuses, da; hij wat lang wat wegge
bleven. Hij vertelde, dat hij Giluiour
in de bibliotheek had gevonden. Deze.
zei hij, was wat te laat voor het di
ner gekomen en wachtte nu, tot het
afgeloopen was, om dan naar de zit
kamer te gaan.
En lijkt j© dat nu ook niet erg
toevallig?
Ja, misschien wel, maar alleen
begrijp ik niet, hoe Croot kon weten,
dat Giimour in de bibliotheek was.
Hoe deze ongemerkt binnen zou ge
komen zijn> is mij ook een raadsel.
Voor het diner was ik even in de bi
bliotheek en ik weet, dat do luiken
voor de glazen deuren en de ramen
toen allo gesloten waren, geen won
der ook, als men bedenkt, wat een
onaangenaam weer het was.
ten beschouwing wordt gelaten, dan
blijkt, dat het aantal veroordeelden we
gens gewone delicten van het jaar 1919
op 1920 slechts met 51 is verminderd.
HOE EEN VREEMDELING DEN
HAAG ZIET.
De correspondent van de „Neue Zur-
cher Ztg. voor de Haagsche confe*
rende, vindt dat de Hagenaars weinig
noti'ie nemen van wat er in en oui
het Vredespaleis gebeurt.
Onverschillig slenteren, zegt hij,
(wij maken gebruik van de vertaling
in het „Vaderl.") de Hagenaars langs
de goed verzorgde straten, die door
kanalen, bruggen en uootuen een schil
derachtig aanzien hebben gekregen.
De vreemdeling heeft een beetje tijd
noodig om te wennen aan de weerga-
looze terreur der wielrijders, die door
hun geluidloos voortglijden de s'raten
veel onveiliger maken dan het elders
de auto's doen. He' tchjjni; wel, dat
de jongo Nederlanders tegenwoordig
met een ficte Ier wereld komen. In
Den Haag heeft iedereen voor alles
tijd. Er heerscht groote welstand in
deze curieuze hoofdstad, die niet als
Washington kunstmatig werd gescha
pen, maar toch even goed buiten het
eigenlijke arbeidzame leven van hot
land staat.
Particuliere villa's, welker inwen
dige rijkdom uit het bijzonder zorg
vuldig gekozen materiaal voor dakbe
dekking en muren valt af te leiden,
tuinen, zoo keurig in orde, dat men
nauwelijks den voet op de met grind
bestrooide paden durft zetten, bank
gebouwen, die zelfbewust en smaakvol
aen roem der moderne architectuur
verkondigen, ziedaar de kenteekenen
der stad.
Ergens komt men langs een. wit huis
met. zijvleugels, die open zuilengangen
vormen. Soldaten s:aan er voor, maar
geen politieagent houdt de nieuws
gierigen tegen. Het miniatuurpaleis,
waarin de Koningin der Nederlanden
woont, da!eert nog uit den goeden
oud tijd, toen Den Haag 'n residen
tiestadje was. De eerste de beste
Duitsc-he duodecimo vorst had een in
drukwekkender verblijf- De Neder
lander geeft niet om die uiterlijkhe
den. Ook zijn parlement heeft hij
in buitengewoon bescheiden gebou
wen ondergebracht, en zelfs de eenige
hartstocht» waaraan hij zich in het open
baar overgeeft, heeft zoo goed als gc-en
architectonische weergave gevonden.
Er is in Den Haag weliswaar een
modern groot restaurant van het Ber-
liinsche genre, maar men merkt dade
lijk, dat dit een buitenlandsche onder
neming is. De „inboorling" prefereert
de meer gezellige, ouderwetsche, ge
woonweg smakeloos te noemen gele
genheden. Daar eet hij veel en goed
en betaalt met solide guldens, zonder
morren, een rekening, welke in elke
andere 'muntsoort berekend, duizeling
wekkend hoog wordt.
„Wie dergelijke maaltijden kan verte
ren, windt zich niet gaarne op con
cludeer- de briefschrijver.
KON. MUZIEKKORPS VAN GOULMY
EN BAAR CEHULDICD.
Woensdagavond is het Koninklijk
Muziekkorps van Goulmy en Baar, bij
rijn terugkomst tc 's-Ilertogenboscti
uit Kopenhagen, gehuldigd. Aan de
,,'s-Hert. Cu" ontleenen wij: Toen ver
schillende deputaties zich hadden op
gesteld heette wethouder Krijgsman
de Gouliny-mannen namens het. ge
meentebestuur welkom in het vader
land en de stad hunner .inwoning.
De heer Scliüngel spraX namens do
vereenicing 's-Hertogenbosch' Belang
een woord van welkom bij de behou
den thuiskomst. De heer Van Assel-
donk voerde namens de Kon. V er.
's-Hertogenbosch' Mannenkoor het
woord. De heer \Y. Suijling, die de
gevdelens vertolkte voor do vereeni-
ging „Koninginnedag bood als blij
vend© herinnering een medaille aan,
met verzoek deze te hechten aan het
nieuwe Deensche vaandel. Verder
spraken nog: de heer Simons namen3
de vereeniging VYereinocs"
(Vrede en Vriendschap feer De
Leijer, de heer A. Wetzer, als voor-'
zitter van de Bossche voetbal- en athle
tiekvereeniging B. V. V., de heer Gie-
len namena ue vereeniging,„Kunst en
Kracht" en de heer Habraken namens
de Patronaatsharmonie. De heer Eug.
Goulmy dankte voor de spontane hul
diging. Nadat dd 'kapelmeester, de
heer Joh. Wierts, eer» i» oord van dank
had gesproken voor ui Se hem ge
brachte hulde, die hij echter „op zijn
mannen overdraagt", trok men met
de Patronaatsharmonie voorop naar
het stadhuis. Daar heeft ten slotte,
de heer Krijgsm;» m „uw het woord
gevoerd, waarna hij het vaandel ont
deed van zijn omhulsel en ontplooide
zich de rood-witte vlag, waarop met
gulden letters geschreven staat: Her
innering aan liet bezoek van het Ko
ninklijk Muziekkorps van 'te Konink
lijke Nederlandsche Sigarenfabrieken
Eugène Goulmy eu Baar aan de Ne
derlandsche Tentoonstelling te Ko
penhagen 1922.
Middelerwijl speelde l&t Kon. Mu
ziekkorps het indrukwekkende Deen
sche volkslied.
Met een flinken marsch eindigde do
feestelijkheid.
Denk nu een oogenblik goed na,
zei Eilis. Wat gebeurde er precies,
voordat Croot de eetkamer verliet?
Was pr ook iets vreemds in zijn ma
nier van doen?
Neen, behalve dat hij over neu
ralgie klaagde en eemgszins pijnlijk
met het hoofd over de tafel gebogen
zat.
Deed hij onderwijl niets bijzon
ders met zijn dessertbordje?
Nu maak j© het mij toch wel wat
erg moeilijk.
Best mogelijk, maar je weet niet,
hoeveel hier voor mij van afhangt, lk
zou graag iedere kleinigheid, die cr
heeft plaats gohad, willen weten. Als
er soms een glas gebroken werd, ver
tel mij dat dan. Iets moet er gebeurd
zijn. Het is niet aan te nemen, dat
Croot zonder de een of andere geldi
ge reden zoo maar op eens de eetka
mer verliet. Heb je ook buiten een ul!
hooreu krassen of iets dergelijks?
Rust dacht eenige oogenblikken nu,
toen zei hij:
Wacht, nu zie ik alles weer dui
delijk voor me. Terwijl het gesprek
even kwijnde, schrikte Vera opeen»
van een geluid, dat zij buiten boor'
de.
(Wordt vervolgd).