Brieven uit het Oosten. VERITY Go. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1922 DERDE BLAD Aan den mond van den Donau Boekarest In mijn vorigen brief was ik in Galatz en Braïla aangekomen, steden waarvan ik U beloofd had iets te vertellen. Wat grootto betreft loopen toen hy me in gebroken Duifcsch ging toespreken, nadat ik in die taal eenige vloeken gemompeld had, kon ik er niet meer aan ontkomen. Goed niet veel uiteen, 't zijn üinkehan- dan, ik trok mijn schoenen uit en wilde delssteden met een behoorlijke haven, gevormd door een uitgraving op zij van de rivier, waarbinnen de schepen geen last hebben van den snellen en fcrachtigen stroom die alles wat buiten los ligt, met zich meesleept. Ver wonderd heeft het me weieens dat die steden, die slechts een groot uur varen, stroomop, van elkaar liggen, daar naast elkaar kunnen bestaan. Rot terdam en Antwerpen, welliswaar havenplaatsen in twee verschillende landen gunnen elkaar 't licht in de oogen niet en trachten op alle moge lijke manieren er elkaar uit te eon- eurreeren, Braïla en Galatz liggen vreedzaam naast elkaar, ieder met eigen werk en verdienste. Komen ze dus als havenplaats eenigs- zins met elkaar overeen, als stad hebben ze verschillen. Niet dat de ééne zich door mooie gebouwen ot typische dingen boven de andere weet te stellen, dat niet, alleen is Braïla voor den vreemdeling gezelliger com fortabeler. Vanzelf zoekt by als hij in een vreemde stad komt, die punten op waar 't meest te doen is. ontvlucht de havenwijk zoo gauw mogelijk van wege de smerigheid en 't onaange name geratel van wagens en hysch- kranen, om de plaatsen te bereiken, waar 't centrum van stadsleven is. Dit nu is in Galatz een vervelende straat met leelyke huizon en schreeu werige etalages, die vorder uitloopt, op oen klein vies pleintje, waar hij door bedelende kinderen en snuffelende onsmakelyke honden al gauw ver dreven wordt. Braïla daarentegen is breeder, vroolyker. Een aardig park waarin standbeelden staan van eenige verdienstelijke zonen en dochters van 't Roemeensche rijk, noodigt uit om eens even op een bank neer te vallen en den komenden en gaanden man to zien voorbij spoeden. "Vroolyke cafós met een strijkje lokken 's avonds de menschen, zoodat er dan in deomgoving van dat park en omliggende straten een drukke en gezellige bedrijvigheid is. Dit alles nu ontbreekt in Galatz, waar ieder 'savouds met do grootste haast zich door do genoemde woelende straat naar huis toe spoedt. Van Braïla had ik gelegenheid naar Boekarest te gaan. Twee verbindin gen waren er, een sneltrein, die een uur of vier over don afstand deed, maar mij 's nachts om één uur in de hoofdstad zou afzetten en een per sonentrein, die om elf uur vertrok ou ons 's morgens vroeg om zes uur in Boekarest bezorgen zou. Aangezien ik geen zin bad in 't hartje van den nacht in eon my onbekende stad, aan te komen, maakte ik van de laatste gelegenheid gebruik en stapte's avonds in myn eerste klasse coupé, waarvoor 't biljet me een kleine 250 lei kostte een 'lei is ongeveer 1,7 cent niet al te duur dus. Zoo in 't avondlicht gezien zag de coupé er nogal behoor lijk uit en schokte do wagen ook al een beetje onder 't rijden, toch was ik niet ontevreden over deu toestand op do spoorwegen. Maar de conduc teurs hebben ceu „hobby", en een, die een weinig vreemd is onder dat nonchalante volkje, dat zich toch al niet veel om zindelijkheid bekommert. Ik deelde n.l. myn compartiment met één heer, die tegenover me plaats nam, waardoor ik, toen de trein goed en wel op gang was, me gemakkelijk oyer de bauk kon uitstrekken en trach ten den slaap te vatton. Maar nau welijks vyf minuten had ik zoo ge legen, toen oen conducteur binnen kwam, die me heel veel op een heel onaangenamon toon ging vertellen. Dat 't voel was, maakte ik op uit den overvloed aan woorden, maar verstaan deed ik er natuurlijk niets van. Met één oog naar den ver bolgen man loerend, kreeg ik een licht vormooden, waar hij 't eigenlijk over had, nl. over myn voeten, die »p do bank lagen ja, 't is toch verschrikkelijk in eeu nachttrein. Wy selyk hield ik mo eerst slapend en liet alle melodieuze klanken over me heen gaan, maar hij porde me, toen deed ik alsof ik hem niet begreep bet geen overigens ook waar was, maar. me weer bebageljjk uitstrekken. Maar nu, je voeten mogen niet op de bank. Enfin, veel is er hoen en weer ge praat, maar ik mocht niet -zoo liggen, dat myn voeten op de zitting rustten. Zeker eeu onverwachte en hier onbe grijpelijke netheids- en orde-zin. Daï maar wakker blijvend, kon ik, daar 't al vroeg licht was, genieten van 't werkelyk mooie eu rijke land schap, waar we door heengingen. Groote dichte bosschen werden afge wisseld door onafzienbare bouwlanden, waar overal eeu mooi gewas op stond. Myn mede-reiziger vertelde, dat dit jaar eeu oogst verwacht werd, zooals Roemenië in langen tyd uiet had gehad. Wat me echter zeer frappeerde, was, dat de emplacementen bij de stations langs de lyn alle vol stonden met half kapotte goederenwagens, waaraan ik meonde op temerkeu, dat er vele geladen wareu. Hy zeido, dat die wagens oorlogsmateriaal bevatten, iu deu oorlog in vreemde laDden buit gemaakt, maar de Roemeniers lieten omdat ze niet wisten wat er mee te doen of hoe den boel weer in elkaar te zetten, de zaken zoo in de goederen wagens, waarvan ze natuurlijk niet beter werden. Zoo staan groote kapitalen maar langs den weg eu laat men door onkunde of luiheid den boel maar kalm aan zyu lot over. Zeker een treurige toestand op 't oogenblik, dat de wereld alles wat bruikbaar is, zoo hard noodig heeft. Ongeveer zes uur in den vroegen morgen kwam ik in Boekarest aan. Myn eerste werk was een hotel te gaan opzoeken, waar ik na dien nacht sporen me wat op kon frisschen. Een hotel zoeken heeft in die groote stad wel eeu aparte bekoorlijkheid, maar een van de soort, die je tot wanhoop brengt. Ik ging naar een hotel en vroeg of er een kamer voor me vrij was. Zeer beleefd antwoordde de portier, dat 't hem speet, maar dat alle kamers in gebruik waren. Ik nam dus myn beenen maar weer op en wandelde 't volgend hotel binnen, waar ik, na weer zeer voorkomend behandeld te zijn, eveneens onver- richterzaker uitstapte, Zoo heb ik van 's morgens zes tot 's middags vier uur rondgesjouwd, deur in deur uit, nlaar toen had ik 't grapje to pakken. Eerst moet jo den portier een fooi geven en een voor Roemenië vrjj groote fooi, dan is er opeens ruimte genoeg. Ik hoorde later," dat dit al lang vaste gewoonte is in Roemenië en dat ieder een' dadelyk begint met den portier zijn fooi te geven. Voor den geeiii kwaad vermoedenden vreemdeling is 't echter hoogst onaangenaam. Waar schijnlijk is de oorzaak deze, dat de portiers den hotelier betalen voor 't feit, dat ze in zijn hotel portier mogen zijn. Daardoor trachten ze natuurlijk door fooien zooveel mogelijk te verdienen. Maar dit is nog niet alles over de hotels. Ik bad dus mijn kamer en kon me eindelijk verfrisschen, waarna ik er op uit toog om iets van de stad, die ik onder de bedrijven door al zoo half rondgedraafd had, eons rustig te bezien. Dien avond kwam ik daar door weor laat op myn kamer en omdat ik den vorigen nacht geen slaap had gehad, dank zij den conducteur die zoo'n bezwaar tegen voeteu op banken had, was ik in korten tijd in 't land dor droomen. Lang mocht ik niet in dat heerlijk oord blijven, 's Nachts word ik wakker, ergens door ge hinderd, draai bet licht op, sla myn dek weg en daar rennou allo mogelijke torretjes over myn bed. Aan den lijve had ik toen geleerd wat een wandluis was. Na al deze onaangenaamheden van strenge conducteurs, portiers en vieze kamers met ongedierte doorgemaakt te hebben, kon ik van de mooie dingen in de stad genieten. Want Boekarest is zeer zeker mooi. De hoofdstraat, de Galea Victoriei, netjes geasphal- teei'd,looptdoor de geheelestad en hoeft mooie gebouwen als bet koninklijk paleis, 't Athenaeum enz. Dagelijks verdringt zich daar een drukke menigte, waaronder vele, mooi uitgedoste offi- t eieren. Zondags stroomt de geheele' bevolking de stad uit naar het terrein van de wedrennen, om dan te trachten hun spaarcentjes met een gelukkig gokkerijtje te vermeerdoren, 'tls daar oen gezellige drukte waartusschen vaak de koning van Roemenië rond wandelt. Men ziet hem trouwens overal, 't zy buiten, 't zjj in zyn grooten auto door de stad heen toerend, vergezeld van eenige hooge officieren. Maar Boekarest is en blijft een Balkanstad, waarin men buiten de drukke buurten weer verwaarlooziug en slordigheid vindt. Tenslotte zal ik U nog iets ver tellen van wat ik zag in een klein dorpje Reni, gelegen aan den Donau in Bessarabië, waar ik kwam om te wachten op 't vertrek van 't schip, dat daar graan moestladen, een plaatsje, waar ik anders niet van gesproken zou hebben, want'tis klein en onbelangrijk. In dat dorpje echter was een slachterij en daar maakte ik iets mee, wat me nu nog onsmakelijk kan aandoen. Daar die slachterij een klein schuurtje was, ging ik eens uit nieuwsgierigheid kyken en kwam juist op tyd om te zien, hoe een stier daar gedood werd, 't geen op vry primitieve wyze gebeurde. Nauwelijks was 't dier echter gedood of het werd meteen opgehangen, waarna men zijn huid van voren opensneed en een opening maakte in het dier. Een moeder met een klein kind van misschien twee of drie maanden op den arm stond j hier blijkbaar op te wachten, want toen men zoover gekomen was, stopte zy 't kleutertje uaakt in het dier. zoodat. 't hoofd vry bleef, waarna men de huid met groote steken weer dichtnaaide. 't Kind bleef zoo ongeveer vyf minuten in het warme dier, werd er toen uitgehaald en in de rivier dichtbij ondergedompeld eu afge- wasschen. Waar dit nu voor dient is my onbekend, maar u kunt U zeker wel voorstellen dat ik met groote verwondering dit vrii onsmakelijk proces volgde, 't Waarschijnlijkst lykt me dat het een geneeskundige be handeling is maar uan toeh eeu weinig primitief. Ik hoop dat de lezer, zicïi dit voorstellend, niet den eetlust ver liezen zal. v. d. V. HET GESCHENK üOÖ« SlfaÖL MOS In z'n familie en iu gezelschappen was de lieer Bergamot wel gewild, want by was een aangeuaam causeur en een vroolyke baas, die altyd grap pen en vermakelijkheden wist te de- biteeren. Maar en dat was juist zoo eigen aardig, daar hy over geldgebrek met te klagen had by was niet gul, ietwat karig en vasthoudend; ja, laten wy het hier maar onverholen ver klaren: hy was uiterst gierig. Daardoor kwam hy meermalen in oen moeilijken toestaud, doch gowoon- lyk wist hij door zijn uitgeslapen geest en buitengewone schranderheid, do situatie weer te redden. Ook nu zat hy weer voor een uiter mate ingewikkeld geval. Een vau zijn beste vi'ienden, de heer Jan Lodewyks, zou over eenige weken, zyn vyt- en twiutig-jarig huwelijksfeest vieren. Daar was iu den vriendenkring op de sociëteit, zoo al eens over gesproken, ofschoon de heer Bergamot bij zoo'n gelegenheid, zich maar hoogst zelden in liet. gesprek mengde. In dergelijke oogenblikken luisterde by slechts, hoewel het gesprokene hem meestal het eene oor in- het andere weer uit ging. Maar reageeren daarop deed hij nooit. Van het con kwam het ander, en niet zelden eindigde het debat met het besluit, dat den jubilaris een cadeau zou worden aangeboden. Hy bleef dan maar liever de eerstvolgende dagen van de soos weg, en verontschuldigde zich later, dat het hem zoo had ge speten; dat hij niet geweten had;dat hy gaarne aan het cadeau, had willen bijdragen, enz. enz. Maar thans bad zyn afwezigheid hem weinig geholpen, want hy had over de post toezending gekregen van een sierlijk gedrukte kennisgeving, met vermelding onderaan, van den dag van receptie, geadresseerd aan mijnheer en mevrouw Bergamot, alles dus met de kennelijke bedoeling, het echtpaar uit te noodigen tot het feest. Doch zou by deze uitnoodiging aan vaarden, dan zou hy het immers niet zonder cadeau kunnen stellen, een cadeau, dat ditmaal geheel vau hem alleen zou moeten komen, en dat, der traditie getrouw, nog wel van zilver zou moeten zyn. Hot eenigste wat hem in dit onver- li wikkende geval te doon stond, over dacht hy, was de kennisgeving buiten beschouwing laten, net doen of hij haar niet had ontvangen; de post had haar niet bezorgd, later zou dat toch niet meer uit te visscben zyn, Alzoo werd met mevrouw overeen gekomen. Het was niet onwaarschijnlijk, dat deze truc reeds meermalen door den heer Bergamot was toegepast, doch dezen keer zou de vlieger niet om hoog gaan, want eeu der volgende dagen, kwam hy plots zyn vriend Lodewijks tegen, die hem dadelijk informeerde, of hy de kennisgeving had ontvangen? Kennisgeving? herhaalde Berga mot, met het onnoozolste gezicht, waarvan?... Neen, ik heb niets ont vangen. Wel verdraaid I zei Lodewyks, kwaad op den grond stampend, dat is nu warempel al de derde, die niet bezorgd is... dat wordt nu toch ver velend met die post... daar zal ik nou heusch es 'n stokkio voor steken... dat gaat niet langer zoo. Wat is er aan do hand? vroeg Bergamot, nog altyd zoogenaamd niet begrijpend- Wel kaerel, ik vier aanstaanden Zaterdag myn zilveren bruiloft... een gróót feest maak ik er niet vau, maar toch een aardig partijtje, ouder familie eu kennissen... ik had de kennisge vingen rondgezonden... en jou ook uitgenoodigd, dat spreekt vanzelf... eu nu heb je waarachtig... Niets ontvangen, zoo ik je zei, loog Bergamot nogmaals. Bterk' stampte Lodewyks weer, sterk hoor! Misschien, dat ze nog komt, krabbelde Bergamot by,mogelijk was liet adres wat onduidelijk, dat ze eerst in een andore straat geïnformeerd hebben... Kan niet!... Onmogelijk!... 'k Heb zelf de adressen van de beste vrien den geschreven... Enfin! 't doet er nu minder toe... Gelukkig ontmoet ik je nu.en nu weet je 't toch... Dus 'k reken op je... Je mag heslist niet mankoeren... Met 'n cadeau kun je uiet volstaau... Je moet zelf komen... Als je mo een cadeau wilt sturen en je komt niet zelf dan stuur ik je het cadeau terug 1... Zoo vast als een hnis, daarkuuje op aan... Nu adieu dan!... Tot Zaterdag! En wat doe je nu? vroeg Ber- gamot's vrouw, toen hy de ontmoeting met den jubilaris in alle détails had Dat is nogal duidelijk, was het antwoord, buiten een cadeau kan ik nu niet meer... Maar hij staat er be paald op, dat ik zelf kom... anders stuurt hy my het cadeau terug... dat heeft hy my uitdrukkelijk verklaard... Welnu ik zal hem eeu mooi cadeau uitzoeken by den juwelier Geel... ik vraag het op zieht... Zend het dan aan Lodewyks, maar ga zelf niet en dan krijg 'k bef natuurlijk terug, en zeg aan dea juwelier, dat 't my toeh niet bevalt... Daarmede loopt de heele zaak, en myn niet-komeu, zal 'k later wel voldoende ophelderen... Dan is er allicht nog gelegenheid, om dat terugzenden van het cadeau aan my, nog als een beleediging op te vatten. Mevrouw vond ook, dat deze op lossing do beste was. Den Vrijdag vóór het bewuste feest, koD er niet langer getalmd worden. Nu moest, de heer Bergamot door zetten, of het heele listig opgezette plannetje zou iu gruzelementen vallen. Dies ging hy naar den juwelier Geel. Daar hij slechts quasi iets zou koopen, doch in werkelijkheid niets moest hebben, behoefde hy natuurlijk niet naar eeu prullerytje om te zieu; het mocht gerust een stuk van groote waarde zyn, een kunstvoorwerp desnoods, het zou immers alles weder ongerept by den juwelier terugkeeren. Na heel wat voorwerpen bezichtigd en bewonderd te hebben, was teu slotte de keuze gevallen óp een paar prachtige zilveren kandelabres. Maar Bergamot maakte het den juwelier duidelijk, dat zyn keuze slechts eeu tijdelijke was, en vooral onder die conditie, dat hy ze eerst aan do goedkeuring van zijn vrouw zou moeten onderwerpen. Eerder kon hy ze niet definitief accepteeren. Uiterlijk Maandagmorgen zou hy echter antwoord zenden. Tot zoo lang moesten zy als het ware op zicht ge leverd worden. De heer Borgamot was geen groote klant, zulke dure stukken had hy nog nooit ingeslagen, maar toch als hy iets noodig had, kocht 'hy het by Geel, en bovendien het was voldoende bekend in het dorp, dat Bergamot er 'warm In zat. Zyn ge!d was goed. dus de goudsmid had geen bezwaar aan die koopvoorwaarde te vohioeu. Mevrouw vond de kandelabres, hoewei ze a.s. Maandag beslist het tegendeel zou moeten beweren, subliem in één woord. Zoo iets prachtigs had ze maar zelden gezien. Ze rilde toen haar man don koopprijs noemde, maar deze zou iu dit bijzondere geval geen bezwaar zyn, natuurlijk. Het kon nu eigenlijk niet te duur. Maar anders, het zou zyn om het nimmer te boven te komen. En ze oordeelde, dat haar man het toeh eigenlijk wel met een minder kostbaar geschenk had kunnen stellen. Bergamot daarentegen wilde in geen geval een geringer cadeau- de kandelabres zouden een schitte rend effect maken, en alle andere geschenken in het niet doen verzinken. Bovendien ze zonden niets kosten, ze kwamen terug, als Bergamot niet zelf zou komen, en dat was by heusch niet van plan. Zaterdag, dan dag van het feest, werden do kandelabres reeds vroeg tijdig aan den huize Lodewyks be zorgd, en het kaartje van de familie waarvan ze kwamen, niet vergeten. De feestdag ging echter geheel Yoorby, en het was reeds laat in den avond, docli de kandeiabres keerden niet terug. Dat lag eigenlijk voor de hand; natuurlijk verkeerde de heer Lodewyks in de stellige overtuiging, dat zijn vriend Bergamot in elk geval komen zou, al kon het door allerlei omstandigheden wat er later zyn ge worden. Den daarop volgenden dag Zondag werden de kandelabres al eveumiu terug bezorgd. Maar alweder was dit niet zoo heel bijzonder. Al kon Lodewyks nog zoo kwaad zyn. om het niet verschijnen van zyn vriend^ dan zou hy vermoedelijk toeh op Zondag niet dadelijk het cadeau terugzenden. Daarom den Maandag afgewacht. Dien dag kwam omstreeks tien uur in den morgen, de bediende van den juwelier om antwoord op het gezondene. Toen keek de heer Berga mot zeer simpel zyn vrouw, en deze hoogst verwonderd haar mau aan. Ja, ik ik kan op 't moment nog niet beslissen, hakkelde by, als jevanmiddag nog eens terug wil komen. De bediende zocht daarop in den binnenzak van zyn colbertje, baalde een dichtgevouwen papier tevoorschijn en overhandigde dit aan Bergamot. In dat geval, antwoordde de bediende, bad de patroon gezeid, moest ik de rekening aanbieden, het bedrag was nog al hoog, en om ver antwoord te zyn voor beide partyen. was het beter de som voorloopig te betalen. De kwitantie luidt zoodanig, dat wanneer de voorwerpen nog denzelfden dag geretourneerd zouden worden, liet ontvangen geld weer terugbetaald wordt. Bost! Best! zei ietwat kriegelig Bergamot, ik zal je het geld voor loopig ter band stellen, maarrè dat wil volstrekt niet zeggen, dat ik ze houd.zoo ik je zei: van-avond beslis ik.... eu zoo ze my niet be vallen, don gaan ze subiet terng ennedan kryg ik myn "gold weer, hè? Dat spreekt van zelf, antwoordde de bediende, het geld natellende en zorgvuldig in z'n portefeuille op bergende. Maar ook de Maandag ging grooten- deels voorby en nog altyd waren de kandelabres niet terug bezorgd door Lodewyks. Wat kan dit beduiden? vroeg Bergamot zyn vrouw, in hoogst zenuw" achtigeu toestand. Maar zy begreep er al evenmin iets van, Zy was de deur uiet uit geweest: als er iemand had gebeld, had ze hem te woord kunnen staan, doch er was absoluut niemand verschenen. 's Avonds tegen zevenen kon Ber gamot het evenwel niet meer uitlioa- deu. Hy wilde er haring of kuit van hebben, weten hoe do vork in den steel zat. "Wat drommel nog toe. dat was toch tegen alle afspraak. Zoo vlug als hy kon, vertrok hij daarop naar zyu vriend. Hy helt haastig aan. GelukkigHet blykt, dat zyn vriend Lodewyks thuis is. Weldra komt by schreeuwerig en druk in de gang, beide armen, vooruit stekende en Bergamot's handen druk kend, Wel, wel, dat doet me plezier! juichte hy, zeker verhinderd geweest tot nog toe?... Maar, vervolgde hy', Bergamot joviaal op den schouder kloppend, 't is goed, dat je komt... want zoowaar als 'k voor je sta... ik had je morgen de kandelabres teruggestuurd. Brieven nit de Hofstad. Af en toe komt i>jj den raad onzet gemeente een adres in van lemund die bijkans aan de wanhoop ten prooi is over den overlast dien liij van zijn naaste omgeving ondervindt eu die thans hij den gemeenteraad aan klopt om uitkomst. Dezer dagen wa ren liet weer twee stuks van uergelij- ke klachten, één van iemand die liet voorrecht hoeft dat vlak naast liern een honden-liefhebber woont die van zijn tuintje een kennel maakt en één van éen groep bewoners die klagen over een stinkenden paui'den-stal. Al ■sinds jaair en dag i* voor den Haag, dringend noodzakelijk een algemeene reling ter voorkoming van overlast, tiet aandicht op elkaar wonen maakt hetnoodifA-A-eiyg dat iedereen v.ioii altijd weer ai o-aagt of hij *ijn bui-en niet hindert. On^twijfeld zijn velen uiterst scrupuleus in lnm han delingen, die builen dc muren van hun woning kunnen doordringen, rnaar er is een slag menschen dat daaraan maling heeft. We heibben indertijd de actie legen dc lianen gehad; de gemeenteraad heeft ze langs zich heen laten gaan. De hondenplaag is bij voortduring zeer groot, inaar het gcmefciitebesluur schijnt zoo veel van honden te hou den, dat het niet denkt aan bepalin gen. De muziekinstrumenten, de ama teur-timmerlieden die ganschc avon den en Zondagen de ruimte achter de woningen doen daveren, zij zijn legio, maar de gemeenteraad beeft liet te druk met andere zaken dan dat hij hieraan zijn aandacht kan wijden. 't Is dringend noodig dat uitdruk kelijk wordt bepaald, dat in de woon wijken geen enkele inrichting mag voorkomen waarin lawaai wordt ge maakt en dat alle muziek maken In particuliere huizen 's avonds op een bepaald uur moet eindigen. Onder de inrichtingen, die gevaar, schade of hinder veroorzaken .behooren te wor den opgenomen timmermanswerk plaatsen, autogarages, muziek-Ieer- n -leerlingen, kippen- en ha- nemkolonies, honden t-n verliefde katten. Zonderling toch dat men de nood zakelijkheid daarvan nog niet, inziet Men zou haast gaan denken dat de "aadsleden elk tegen een van deze ver boden bezwaar hebben en dus tegen houden dat er een algemeen verbod bomt. In oen groote stad is bet onver mijdelijk dat de een overlast onder vindt van den ander, maar juist Idaarom is het noodig dat de last die vermeden kan worden, ook inderdaad achterwege blijft. Men had mogen verwachten dat alle stadsbewoners dit zelf zouden inzien, maar helaas is dit niet zoo en dus is een verorde ning onmisbaar. De achterstand iu het aantal ten toonstellingen, die door deri oorlog ■was ontstaan, wordt met groote snel heid ingehaald. De eene expositie nog niet afgcloopen of de andere opent haai- deuren. De im- en export tentoonstelling iu nog aan den gang en de schoenmakers komen in den Dierentuin met de hunne. Hier is al weer veel belangrijks en veel lee.r- laaams te zien en te beleven, te veel om het in details te bespreken. Hot is wel een merkwaardig verschijnsel dat de industrieën zich inspannen om de aandacht van het koopende publiek te trekken. Tal Van industri- eele tentoonstellingen hebben we al weer achter den rug en op alle heb ben we bij do exposanten de groote geneigdheid gezien om de sympathie van het publiek te winnen. Misschien moeten we zeggfln: to herwinnen, want de crisisjaren hebben een slech ten invloed gehad op de vei*>tand- bouding van koopei en verkooper, een achteruitgang die thans ten na- deelc van deu laatste begon te werkqn. Of er van 'dit jaar nog moer ten toonstellingen komen? We weten het niet, maar als er niet moor komen is het genoeg geweest dit jaar. De gemeentebegrooting voor 1925 geeft weer een leerzaam inzicht in de financieele gestie van ons gemeente bestuur. We zien dat het onderwijs in den Haag jaarlijks xuhn elf mil- lioen gulden aan de schatkist der ge meente kost .waarvan het Rijk er drie terugbetaalt. Elf millioen gulden, ter wijl de opbrengst der gemeentelijke inkomstenbelasting iets meer dan twaalf millioen bedraagt. We weten dus, dat vrijwel het gansClie bedrag der inkomstenbelasting alleen aan onderwijs wordt weergegeven. Dat is toch waarlijk buiten alle perken van financieel beheer. De belasting op de vermakelijkhe den brengt een millioen op, de nog dwazere straatbelasting iets meer don dat bedrag; uit de liefhebberij van honden-houden slaat de gemeente 72 mille, nit. liet vergunningsrecht SO mille en uit de in te voeren zakelijke belasting op hel, bedrijf 400 mille. Op centen op de rijksbelastingen leveren zes millioen gulden op; in de kosten Feuilleton uit het Engel scli van FRED. M. WHITE. (Geautoriseerde vertaling). 46) 'Met al dat politie-onderzoek zou te veel tijd verloren gaan en we zouden bovendien nog de kans loopen, dal het tot niets leidde. Voor een handelsman is geld het voornaamste. Wat zegt uï Ja, ja, daarin ben ik het mot u eens, zei Gilmour, in do politie heb ik ook ni9t veel vertrouwen. We zul len, zoodra wo de fractuur van John son krijgen, oen cheque voor het volle bedrag zenden en wij zOTgcn dan weer dat onze Hamburgsclic agent ons op zijn beurt schadevergoeding geoft, Heel goed, zei Beavan. Ik zal aan Johnson en Co "uw boodschap overbrengen, en hij kan dan recht streeks met u de zaak verder afhan delen, Of wou u soms liever, dat wij haar in orde-brachten Geeft u mij dan maar een cheque voor het bedrag. V heeft ei- zelf i dan verder geen lost ïneer mee, Gilmour nam dlit aanbod met graag- i te «eu ©n begaf zich, nadat zijn be zoeker vertrokken was, naar het Can non Street station. Hij gevoelde zich wel opgelucht, dat d© zaak zoo in der minne geschikt was, maar geheel op zijn gemak was hij niet. Ale men hem maar niet in de val wilde laten loo pen Het. was wel erg toevallig, dat een der firmanten van Johnson en Go die kistjes geaien liad. Hij zou straks aan Croot alles vertellen en hem vra gen, wat hij or van dacht. Nauwelijks had hij plaats genomen in eeu eerste klas coupé, toen Rmst en Ellis beiden er ook in stapten. Zij waren evenals hii op weg naar Cray, waar zii vari Zaterdag tot Maandag in het hotel gingen logeer en, om golf te spelen, zooals zij vertelden. Zij wa ren zeer beleefd tegen Gilmour en spraken over koetjes en kalfjes, hoe wel het hun niet gemakkelijk viel, vriendschappelijk te zijn tegen een man, dien ze wisten, dat een groote schurk was, en voor wiens ontmaske ring ze met behulp vau Hoek druk aan het. werk waren. Gilmour was ook niet bijzonder op hun gezelschap gesteld en slaakte eon zucht, van verlichting, toen hii te Cray uit den trein kon stappen. Groot, die nog steeds van zijn dtok- ter niet naar Groat Bower Street mocht gaan, wae blij Gilmour te zien, daar hij van allerlei van hem wensohte te hooren. Onder de lunch kon, daar Vera er bii tegenwoordig was, niet over zaken gesproken worden. Het gesprek was daardoor wel wat gedwongen, vooral daar Vera sedert den avond, dat Gilmour haar ten huwelijk had ge vraagd, hem wel wat op een afstand hield. Ga je vanmiddag mee, golf spe len, Vera t vroeg hij. Het is er prach tig weer voor. Neen. vanmiddag liever niet, ant woordde het. meisje. Ik heb gisteren mijn pols wat ontwricht en wil diie dlus niet Ic veel vermoeien. He denk, dat ik straks een uurtje naai' Pat ga, we zouden samen wat tuinieren. Je komt toch zeker voor de thee weer terug 1 Dat denk ik wel, antwoordde Vera, terwijl zij opstond en even latei- de kamer verliet en zich naar den tuin begaf. Zoodra de deur achter 'haar gesloten was, en de heeren hun sigarette hadden opgestoken, varieMfe Gilmour Croot de geiheele geschiede nis. Hoe kon je zoo atom zijn die si garen al zoo gauw te verhandelen 1 .riep Croot driftig uit. We wachten toch altijd tot de zaak in het vergeet boek geraakt is. Stel je voor, dat zo de politie er in gemengd hadden, dan was ie er vast ingevlogen. Ik vrees zelfs nu nog, dat er meel- achter steekt, zei Gilmour be zorgd. Wie weet, of die kistjes niet een valstrik .waren, en dat ik er dus nog ben ingevlogen. Kom, malligheid, zoo'n vaart zal het wel niet loopen, zei Croot, maar je liad je ook aan die firma in Rotterdam moeten houden. Denk er om, dat je iin het vervolg zoo iets niet meer buiten mij om doet. Ja, je overal mee bemoeien, wil je wel, zei Gilmour driftig, cn met aanmerkingen inakeu op mij kun je ook goed terecht, maar je zorgt wel, dat. je, als er iets gebeurt, zelf den dims ontspringt. Wie zou meneer Croot, den zoozeer geacliten carga door dan ook een oogenblik van dief stal kunnen verdenken? Ik zal even tueel wiel mejt do gebakkjen peren blijven zitten, terwijl jij aan iedereen vertelt, hoe ik je bedrogen beb cn misbruik gemaald, beb van je vertrou wen. .0, houd daar nu e&ns eindelijk over op, zei Croot ongeduldig. Dat onderwerp hebben we al zoo dikwijls behandeld. Je weet, dat dit van het begin af aan de afspraak is geweest. Als je er geen zin meer in hebt. mag je er voor mijn part morgen aan den dag mee ophouden. We hebben bei den een aardig centje verdiend cn kunnen, als we het wensöhen. verder van onze rente gaan leven. Wat zou ja er van denken, als ik de zaak van Verity Co. eens aan je overdeed? Tk blijf dan verder rustig als land- 1 hoer op het Moat House wonen, en jij kunt met wat je liebt, want dat is zeker een goede 40.000 pond, eu wat jo als cargadoor verdienen zult, er royaal van leven. Wat heb je er aan, nog langer met die diefstallen Yoort te gaan? Het aanbod klinkt aanlokkelijk, dat is zeker, zei Gilmour, maar ik heb ex nu eenmaal niijn zinnen op gezet, een kapitaal van 100.000 pond bijeen te brengen. Zoodra mij dat ge lukt is, zal ik je aanbod gaarne aan nemen, maar tot dien tijd wil ik lie ver op de oude manier voortgaan. Croot haalde onverschillig de schou- ders op. Heel goed, zei hij. Doe dan maai-, wat jo zelf wil, maar denk er I aan, dat het spreekwoord zegt: „De kruik gaat zoo lang te water, tot zij breekt". Het is mij hetzelfde, dat be-1 grijp jo wel, of liever gezegd, het is I in mijn voordeel, als je groote win- sten maakt en gevaar is er voor mij niet aan verbonden. Laten we dus voorloopig het liier maar bij laten. Gilmour ging daarop den tuin Vera was er niet meer, zc was reeds naar Patricia gegaan, en daar Gil mour geen lust had, om in zijn een tje rond te loopen en knorrig op Croot was, besloot hij nog wal te gaan golfspelen. Toen hij het clubgebouw bijna be reikt. had, onTmoettc hij Rust, die juist een spel geëindigd had en die nu, naar hij zei, een bezoek aan Ma joor I.angley ging brengen. Ik ben in een hcelcn tijd niet bij hem geweest, zei Geoffrey, eu naav ik hoor, is de Majoor op het oogenblik vrij wel. ie Ja, dat zei Vera ook aan luncli, antwoordde Gilmour, maai* het zal wel niet van langen duur zijn. Telkens schijnt liet, alsof hij wat op knapt, maar beterschap zie ik «r niet in. Rust glimlachte spottend, ioen hij' even later zijn weg vervolgde. Gil mour was niet precies op de hoogte van den toestand van den Majoor, dat was duidelijk. Bij de kleine villa gekomen, maak te Rust eerst een praatje met Vera en Patricia, die druk aan het planten en zaaien waren, en ging toen "het huis binnen. De Majoor had al naar hem zitten uitkijken. Hij zag er best uit en er was niets meer in zijn uiterlijk, dat aan een zieke herinnerde. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1922 | | pagina 7