Brieven uit het Oosten.
VERITY Go.
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1922 DERDE BLAD
Aan den mond van den Donau Boekarest
In mijn vorigen brief was ik in
Galatz en Braïla aangekomen, steden
waarvan ik U beloofd had iets te
vertellen. Wat grootto betreft loopen
toen hy me in gebroken Duifcsch
ging toespreken, nadat ik in die taal
eenige vloeken gemompeld had, kon
ik er niet meer aan ontkomen. Goed
niet veel uiteen, 't zijn üinkehan- dan, ik trok mijn schoenen uit en wilde
delssteden met een behoorlijke haven,
gevormd door een uitgraving op zij
van de rivier, waarbinnen de schepen
geen last hebben van den snellen en
fcrachtigen stroom die alles wat buiten
los ligt, met zich meesleept. Ver
wonderd heeft het me weieens dat
die steden, die slechts een groot uur
varen, stroomop, van elkaar liggen, daar
naast elkaar kunnen bestaan. Rot
terdam en Antwerpen, welliswaar
havenplaatsen in twee verschillende
landen gunnen elkaar 't licht in de
oogen niet en trachten op alle moge
lijke manieren er elkaar uit te eon-
eurreeren, Braïla en Galatz liggen
vreedzaam naast elkaar, ieder met
eigen werk en verdienste.
Komen ze dus als havenplaats eenigs-
zins met elkaar overeen, als stad
hebben ze verschillen. Niet dat de
ééne zich door mooie gebouwen ot
typische dingen boven de andere weet
te stellen, dat niet, alleen is Braïla
voor den vreemdeling gezelliger com
fortabeler. Vanzelf zoekt by als hij
in een vreemde stad komt, die punten
op waar 't meest te doen is. ontvlucht
de havenwijk zoo gauw mogelijk van
wege de smerigheid en 't onaange
name geratel van wagens en hysch-
kranen, om de plaatsen te bereiken,
waar 't centrum van stadsleven is.
Dit nu is in Galatz een vervelende
straat met leelyke huizon en schreeu
werige etalages, die vorder uitloopt,
op oen klein vies pleintje, waar hij
door bedelende kinderen en snuffelende
onsmakelyke honden al gauw ver
dreven wordt. Braïla daarentegen
is breeder, vroolyker. Een aardig park
waarin standbeelden staan van eenige
verdienstelijke zonen en dochters van
't Roemeensche rijk, noodigt uit om
eens even op een bank neer te vallen
en den komenden en gaanden man to
zien voorbij spoeden. "Vroolyke cafós
met een strijkje lokken 's avonds de
menschen, zoodat er dan in deomgoving
van dat park en omliggende straten
een drukke en gezellige bedrijvigheid
is. Dit alles nu ontbreekt in Galatz,
waar ieder 'savouds met do grootste
haast zich door do genoemde woelende
straat naar huis toe spoedt.
Van Braïla had ik gelegenheid naar
Boekarest te gaan. Twee verbindin
gen waren er, een sneltrein, die een
uur of vier over don afstand deed,
maar mij 's nachts om één uur in de
hoofdstad zou afzetten en een per
sonentrein, die om elf uur vertrok ou
ons 's morgens vroeg om zes uur in
Boekarest bezorgen zou. Aangezien
ik geen zin bad in 't hartje van den
nacht in eon my onbekende stad, aan
te komen, maakte ik van de laatste
gelegenheid gebruik en stapte's avonds
in myn eerste klasse coupé, waarvoor
't biljet me een kleine 250 lei kostte
een 'lei is ongeveer 1,7 cent niet
al te duur dus. Zoo in 't avondlicht
gezien zag de coupé er nogal behoor
lijk uit en schokte do wagen ook al
een beetje onder 't rijden, toch was
ik niet ontevreden over deu toestand
op do spoorwegen. Maar de conduc
teurs hebben ceu „hobby", en een,
die een weinig vreemd is onder dat
nonchalante volkje, dat zich toch al
niet veel om zindelijkheid bekommert.
Ik deelde n.l. myn compartiment met
één heer, die tegenover me plaats nam,
waardoor ik, toen de trein goed en
wel op gang was, me gemakkelijk
oyer de bauk kon uitstrekken en trach
ten den slaap te vatton. Maar nau
welijks vyf minuten had ik zoo ge
legen, toen oen conducteur binnen
kwam, die me heel veel op een heel
onaangenamon toon ging vertellen.
Dat 't voel was, maakte ik op uit
den overvloed aan woorden, maar
verstaan deed ik er natuurlijk niets
van. Met één oog naar den ver
bolgen man loerend, kreeg ik een
licht vormooden, waar hij 't eigenlijk
over had, nl. over myn voeten, die
»p do bank lagen ja, 't is toch
verschrikkelijk in eeu nachttrein. Wy
selyk hield ik mo eerst slapend en liet
alle melodieuze klanken over me heen
gaan, maar hij porde me, toen deed
ik alsof ik hem niet begreep bet
geen overigens ook waar was, maar.
me weer bebageljjk uitstrekken. Maar
nu, je voeten mogen niet op de bank.
Enfin, veel is er hoen en weer ge
praat, maar ik mocht niet -zoo liggen,
dat myn voeten op de zitting rustten.
Zeker eeu onverwachte en hier onbe
grijpelijke netheids- en orde-zin.
Daï maar wakker blijvend, kon ik,
daar 't al vroeg licht was, genieten
van 't werkelyk mooie eu rijke land
schap, waar we door heengingen.
Groote dichte bosschen werden afge
wisseld door onafzienbare bouwlanden,
waar overal eeu mooi gewas op stond.
Myn mede-reiziger vertelde, dat dit
jaar eeu oogst verwacht werd, zooals
Roemenië in langen tyd uiet had
gehad. Wat me echter zeer frappeerde,
was, dat de emplacementen bij de
stations langs de lyn alle vol stonden
met half kapotte goederenwagens,
waaraan ik meonde op temerkeu, dat
er vele geladen wareu. Hy zeido, dat
die wagens oorlogsmateriaal bevatten,
iu deu oorlog in vreemde laDden buit
gemaakt, maar de Roemeniers lieten
omdat ze niet wisten wat er mee te
doen of hoe den boel weer in elkaar
te zetten, de zaken zoo in de goederen
wagens, waarvan ze natuurlijk niet
beter werden. Zoo staan groote
kapitalen maar langs den weg eu
laat men door onkunde of luiheid den
boel maar kalm aan zyu lot over.
Zeker een treurige toestand op 't
oogenblik, dat de wereld alles wat
bruikbaar is, zoo hard noodig heeft.
Ongeveer zes uur in den vroegen
morgen kwam ik in Boekarest aan.
Myn eerste werk was een hotel te
gaan opzoeken, waar ik na dien
nacht sporen me wat op kon frisschen.
Een hotel zoeken heeft in die groote
stad wel eeu aparte bekoorlijkheid,
maar een van de soort, die je tot
wanhoop brengt. Ik ging naar een
hotel en vroeg of er een kamer voor
me vrij was. Zeer beleefd antwoordde
de portier, dat 't hem speet, maar
dat alle kamers in gebruik waren.
Ik nam dus myn beenen maar weer
op en wandelde 't volgend hotel binnen,
waar ik, na weer zeer voorkomend
behandeld te zijn, eveneens onver-
richterzaker uitstapte, Zoo heb ik van
's morgens zes tot 's middags vier uur
rondgesjouwd, deur in deur uit, nlaar
toen had ik 't grapje to pakken.
Eerst moet jo den portier een fooi
geven en een voor Roemenië vrjj groote
fooi, dan is er opeens ruimte genoeg.
Ik hoorde later," dat dit al lang vaste
gewoonte is in Roemenië en dat ieder
een' dadelyk begint met den portier
zijn fooi te geven. Voor den geeiii
kwaad vermoedenden vreemdeling is
't echter hoogst onaangenaam. Waar
schijnlijk is de oorzaak deze, dat de
portiers den hotelier betalen voor
't feit, dat ze in zijn hotel portier
mogen zijn. Daardoor trachten ze
natuurlijk door fooien zooveel mogelijk
te verdienen.
Maar dit is nog niet alles over de
hotels. Ik bad dus mijn kamer en kon
me eindelijk verfrisschen, waarna ik
er op uit toog om iets van de stad,
die ik onder de bedrijven door al zoo
half rondgedraafd had, eons rustig
te bezien. Dien avond kwam ik daar
door weor laat op myn kamer en omdat
ik den vorigen nacht geen slaap had
gehad, dank zij den conducteur die
zoo'n bezwaar tegen voeteu op banken
had, was ik in korten tijd in 't land
dor droomen. Lang mocht ik niet
in dat heerlijk oord blijven, 's Nachts
word ik wakker, ergens door ge
hinderd, draai bet licht op, sla myn
dek weg en daar rennou allo
mogelijke torretjes over myn bed.
Aan den lijve had ik toen geleerd
wat een wandluis was.
Na al deze onaangenaamheden van
strenge conducteurs, portiers en vieze
kamers met ongedierte doorgemaakt
te hebben, kon ik van de mooie dingen
in de stad genieten. Want Boekarest
is zeer zeker mooi. De hoofdstraat,
de Galea Victoriei, netjes geasphal-
teei'd,looptdoor de geheelestad en hoeft
mooie gebouwen als bet koninklijk
paleis, 't Athenaeum enz. Dagelijks
verdringt zich daar een drukke menigte,
waaronder vele, mooi uitgedoste offi-
t eieren. Zondags stroomt de geheele'
bevolking de stad uit naar het terrein
van de wedrennen, om dan te trachten
hun spaarcentjes met een gelukkig
gokkerijtje te vermeerdoren, 'tls daar
oen gezellige drukte waartusschen
vaak de koning van Roemenië rond
wandelt. Men ziet hem trouwens
overal, 't zy buiten, 't zjj in zyn
grooten auto door de stad heen toerend,
vergezeld van eenige hooge officieren.
Maar Boekarest is en blijft een
Balkanstad, waarin men buiten de
drukke buurten weer verwaarlooziug
en slordigheid vindt.
Tenslotte zal ik U nog iets ver
tellen van wat ik zag in een klein
dorpje Reni, gelegen aan den Donau
in Bessarabië, waar ik kwam om te
wachten op 't vertrek van 't schip,
dat daar graan moestladen, een
plaatsje, waar ik anders niet van
gesproken zou hebben, want'tis klein
en onbelangrijk. In dat dorpje echter
was een slachterij en daar maakte
ik iets mee, wat me nu nog onsmakelijk
kan aandoen. Daar die slachterij een
klein schuurtje was, ging ik eens uit
nieuwsgierigheid kyken en kwam juist
op tyd om te zien, hoe een stier daar
gedood werd, 't geen op vry primitieve
wyze gebeurde. Nauwelijks was 't
dier echter gedood of het werd meteen
opgehangen, waarna men zijn huid
van voren opensneed en een opening
maakte in het dier. Een moeder met
een klein kind van misschien twee
of drie maanden op den arm stond j
hier blijkbaar op te wachten, want
toen men zoover gekomen was, stopte
zy 't kleutertje uaakt in het dier.
zoodat. 't hoofd vry bleef, waarna
men de huid met groote steken weer
dichtnaaide. 't Kind bleef zoo ongeveer
vyf minuten in het warme dier, werd
er toen uitgehaald en in de rivier
dichtbij ondergedompeld eu afge-
wasschen. Waar dit nu voor dient is
my onbekend, maar u kunt U zeker
wel voorstellen dat ik met groote
verwondering dit vrii onsmakelijk
proces volgde, 't Waarschijnlijkst lykt
me dat het een geneeskundige be
handeling is maar uan toeh eeu weinig
primitief. Ik hoop dat de lezer, zicïi
dit voorstellend, niet den eetlust ver
liezen zal.
v. d. V.
HET GESCHENK
üOÖ« SlfaÖL MOS
In z'n familie en iu gezelschappen
was de lieer Bergamot wel gewild,
want by was een aangeuaam causeur
en een vroolyke baas, die altyd grap
pen en vermakelijkheden wist te de-
biteeren.
Maar en dat was juist zoo eigen
aardig, daar hy over geldgebrek met
te klagen had by was niet gul,
ietwat karig en vasthoudend; ja, laten
wy het hier maar onverholen ver
klaren: hy was uiterst gierig.
Daardoor kwam hy meermalen in
oen moeilijken toestaud, doch gowoon-
lyk wist hij door zijn uitgeslapen
geest en buitengewone schranderheid,
do situatie weer te redden.
Ook nu zat hy weer voor een uiter
mate ingewikkeld geval. Een vau zijn
beste vi'ienden, de heer Jan Lodewyks,
zou over eenige weken, zyn vyt- en
twiutig-jarig huwelijksfeest vieren.
Daar was iu den vriendenkring op de
sociëteit, zoo al eens over gesproken,
ofschoon de heer Bergamot bij zoo'n
gelegenheid, zich maar hoogst zelden
in liet. gesprek mengde. In dergelijke
oogenblikken luisterde by slechts,
hoewel het gesprokene hem meestal
het eene oor in- het andere weer uit
ging. Maar reageeren daarop deed hij
nooit. Van het con kwam het ander,
en niet zelden eindigde het debat met
het besluit, dat den jubilaris een cadeau
zou worden aangeboden. Hy bleef
dan maar liever de eerstvolgende dagen
van de soos weg, en verontschuldigde
zich later, dat het hem zoo had ge
speten; dat hij niet geweten had;dat
hy gaarne aan het cadeau, had willen
bijdragen, enz. enz.
Maar thans bad zyn afwezigheid
hem weinig geholpen, want hy had
over de post toezending gekregen van
een sierlijk gedrukte kennisgeving,
met vermelding onderaan, van den
dag van receptie, geadresseerd aan
mijnheer en mevrouw Bergamot, alles
dus met de kennelijke bedoeling, het
echtpaar uit te noodigen tot het feest.
Doch zou by deze uitnoodiging aan
vaarden, dan zou hy het immers niet
zonder cadeau kunnen stellen, een
cadeau, dat ditmaal geheel vau hem
alleen zou moeten komen, en dat, der
traditie getrouw, nog wel van zilver
zou moeten zyn.
Hot eenigste wat hem in dit onver-
li wikkende geval te doon stond, over
dacht hy, was de kennisgeving buiten
beschouwing laten, net doen of hij
haar niet had ontvangen; de post
had haar niet bezorgd, later zou dat
toch niet meer uit te visscben zyn,
Alzoo werd met mevrouw overeen
gekomen.
Het was niet onwaarschijnlijk, dat
deze truc reeds meermalen door den
heer Bergamot was toegepast, doch
dezen keer zou de vlieger niet om
hoog gaan, want eeu der volgende
dagen, kwam hy plots zyn vriend
Lodewijks tegen, die hem dadelijk
informeerde, of hy de kennisgeving
had ontvangen?
Kennisgeving? herhaalde Berga
mot, met het onnoozolste gezicht,
waarvan?... Neen, ik heb niets ont
vangen.
Wel verdraaid I zei Lodewyks,
kwaad op den grond stampend, dat
is nu warempel al de derde, die niet
bezorgd is... dat wordt nu toch ver
velend met die post... daar zal ik nou
heusch es 'n stokkio voor steken...
dat gaat niet langer zoo.
Wat is er aan do hand? vroeg
Bergamot, nog altyd zoogenaamd niet
begrijpend-
Wel kaerel, ik vier aanstaanden
Zaterdag myn zilveren bruiloft... een
gróót feest maak ik er niet vau, maar
toch een aardig partijtje, ouder familie
eu kennissen... ik had de kennisge
vingen rondgezonden... en jou ook
uitgenoodigd, dat spreekt vanzelf...
eu nu heb je waarachtig...
Niets ontvangen, zoo ik je zei,
loog Bergamot nogmaals.
Bterk' stampte Lodewyks weer,
sterk hoor!
Misschien, dat ze nog komt,
krabbelde Bergamot by,mogelijk was
liet adres wat onduidelijk, dat ze eerst
in een andore straat geïnformeerd
hebben...
Kan niet!... Onmogelijk!... 'k Heb
zelf de adressen van de beste vrien
den geschreven... Enfin! 't doet er nu
minder toe... Gelukkig ontmoet ik je
nu.en nu weet je 't toch... Dus 'k
reken op je... Je mag heslist niet
mankoeren... Met 'n cadeau kun je
uiet volstaau... Je moet zelf komen...
Als je mo een cadeau wilt sturen en
je komt niet zelf dan stuur ik je het
cadeau terug 1... Zoo vast als een hnis,
daarkuuje op aan... Nu adieu dan!...
Tot Zaterdag!
En wat doe je nu? vroeg Ber-
gamot's vrouw, toen hy de ontmoeting
met den jubilaris in alle détails had
Dat is nogal duidelijk, was het
antwoord, buiten een cadeau kan ik
nu niet meer... Maar hij staat er be
paald op, dat ik zelf kom... anders
stuurt hy my het cadeau terug... dat
heeft hy my uitdrukkelijk verklaard...
Welnu ik zal hem eeu mooi cadeau
uitzoeken by den juwelier Geel... ik
vraag het op zieht... Zend het dan
aan Lodewyks, maar ga zelf niet
en dan krijg 'k bef natuurlijk terug,
en zeg aan dea juwelier, dat 't my
toeh niet bevalt... Daarmede loopt de
heele zaak, en myn niet-komeu, zal
'k later wel voldoende ophelderen...
Dan is er allicht nog gelegenheid,
om dat terugzenden van het cadeau
aan my, nog als een beleediging op
te vatten.
Mevrouw vond ook, dat deze op
lossing do beste was.
Den Vrijdag vóór het bewuste feest,
koD er niet langer getalmd worden.
Nu moest, de heer Bergamot door
zetten, of het heele listig opgezette
plannetje zou iu gruzelementen vallen.
Dies ging hy naar den juwelier Geel.
Daar hij slechts quasi iets zou
koopen, doch in werkelijkheid niets
moest hebben, behoefde hy natuurlijk
niet naar eeu prullerytje om te zieu;
het mocht gerust een stuk van groote
waarde zyn, een kunstvoorwerp
desnoods, het zou immers alles weder
ongerept by den juwelier terugkeeren.
Na heel wat voorwerpen bezichtigd
en bewonderd te hebben, was teu
slotte de keuze gevallen óp een paar
prachtige zilveren kandelabres.
Maar Bergamot maakte het den
juwelier duidelijk, dat zyn keuze
slechts eeu tijdelijke was, en vooral
onder die conditie, dat hy ze eerst
aan do goedkeuring van zijn vrouw
zou moeten onderwerpen. Eerder kon
hy ze niet definitief accepteeren.
Uiterlijk Maandagmorgen zou hy
echter antwoord zenden. Tot zoo lang
moesten zy als het ware op zicht ge
leverd worden.
De heer Borgamot was geen groote
klant, zulke dure stukken had hy
nog nooit ingeslagen, maar toch als
hy iets noodig had, kocht 'hy het by
Geel, en bovendien het was voldoende
bekend in het dorp, dat Bergamot er
'warm In zat. Zyn ge!d was goed.
dus de goudsmid had geen bezwaar
aan die koopvoorwaarde te vohioeu.
Mevrouw vond de kandelabres, hoewei
ze a.s. Maandag beslist het tegendeel
zou moeten beweren, subliem in één
woord. Zoo iets prachtigs had ze
maar zelden gezien. Ze rilde toen
haar man don koopprijs noemde, maar
deze zou iu dit bijzondere geval geen
bezwaar zyn, natuurlijk. Het kon nu
eigenlijk niet te duur. Maar anders,
het zou zyn om het nimmer te boven te
komen. En ze oordeelde, dat haar
man het toeh eigenlijk wel met een
minder kostbaar geschenk had kunnen
stellen. Bergamot daarentegen wilde
in geen geval een geringer cadeau-
de kandelabres zouden een schitte
rend effect maken, en alle andere
geschenken in het niet doen verzinken.
Bovendien ze zonden niets kosten,
ze kwamen terug, als Bergamot niet
zelf zou komen, en dat was by heusch
niet van plan.
Zaterdag, dan dag van het feest,
werden do kandelabres reeds vroeg
tijdig aan den huize Lodewyks be
zorgd, en het kaartje van de familie
waarvan ze kwamen, niet vergeten.
De feestdag ging echter geheel
Yoorby, en het was reeds laat in den
avond, docli de kandeiabres keerden
niet terug. Dat lag eigenlijk voor de
hand; natuurlijk verkeerde de heer
Lodewyks in de stellige overtuiging,
dat zijn vriend Bergamot in elk geval
komen zou, al kon het door allerlei
omstandigheden wat er later zyn ge
worden. Den daarop volgenden dag
Zondag werden de kandelabres al
eveumiu terug bezorgd. Maar alweder
was dit niet zoo heel bijzonder. Al
kon Lodewyks nog zoo kwaad zyn.
om het niet verschijnen van zyn vriend^
dan zou hy vermoedelijk toeh op
Zondag niet dadelijk het cadeau
terugzenden. Daarom den Maandag
afgewacht. Dien dag kwam omstreeks
tien uur in den morgen, de bediende
van den juwelier om antwoord op het
gezondene. Toen keek de heer Berga
mot zeer simpel zyn vrouw, en deze
hoogst verwonderd haar mau aan.
Ja, ik ik kan op 't moment
nog niet beslissen, hakkelde by, als
jevanmiddag nog eens terug
wil komen.
De bediende zocht daarop in den
binnenzak van zyn colbertje, baalde
een dichtgevouwen papier tevoorschijn
en overhandigde dit aan Bergamot.
In dat geval, antwoordde de
bediende, bad de patroon gezeid,
moest ik de rekening aanbieden, het
bedrag was nog al hoog, en om ver
antwoord te zyn voor beide partyen.
was het beter de som voorloopig te
betalen. De kwitantie luidt zoodanig,
dat wanneer de voorwerpen nog
denzelfden dag geretourneerd zouden
worden, liet ontvangen geld weer
terugbetaald wordt.
Bost! Best! zei ietwat kriegelig
Bergamot, ik zal je het geld voor
loopig ter band stellen, maarrè
dat wil volstrekt niet zeggen, dat ik
ze houd.zoo ik je zei: van-avond
beslis ik.... eu zoo ze my niet be
vallen, don gaan ze subiet terng
ennedan kryg ik myn "gold
weer, hè?
Dat spreekt van zelf, antwoordde
de bediende, het geld natellende en
zorgvuldig in z'n portefeuille op
bergende.
Maar ook de Maandag ging grooten-
deels voorby en nog altyd waren de
kandelabres niet terug bezorgd door
Lodewyks.
Wat kan dit beduiden? vroeg
Bergamot zyn vrouw, in hoogst zenuw"
achtigeu toestand.
Maar zy begreep er al evenmin iets
van, Zy was de deur uiet uit geweest:
als er iemand had gebeld, had ze hem
te woord kunnen staan, doch er was
absoluut niemand verschenen.
's Avonds tegen zevenen kon Ber
gamot het evenwel niet meer uitlioa-
deu. Hy wilde er haring of kuit van
hebben, weten hoe do vork in den
steel zat. "Wat drommel nog toe. dat
was toch tegen alle afspraak. Zoo
vlug als hy kon, vertrok hij daarop
naar zyu vriend.
Hy helt haastig aan. GelukkigHet
blykt, dat zyn vriend Lodewyks thuis
is. Weldra komt by schreeuwerig en
druk in de gang, beide armen, vooruit
stekende en Bergamot's handen druk
kend,
Wel, wel, dat doet me plezier!
juichte hy, zeker verhinderd geweest
tot nog toe?...
Maar, vervolgde hy', Bergamot
joviaal op den schouder kloppend, 't
is goed, dat je komt... want zoowaar
als 'k voor je sta... ik had je morgen
de kandelabres teruggestuurd.
Brieven nit de Hofstad.
Af en toe komt i>jj den raad onzet
gemeente een adres in van lemund
die bijkans aan de wanhoop ten
prooi is over den overlast dien liij van
zijn naaste omgeving ondervindt eu
die thans hij den gemeenteraad aan
klopt om uitkomst. Dezer dagen wa
ren liet weer twee stuks van uergelij-
ke klachten, één van iemand die liet
voorrecht hoeft dat vlak naast liern
een honden-liefhebber woont die van
zijn tuintje een kennel maakt en één
van éen groep bewoners die klagen
over een stinkenden paui'den-stal. Al
■sinds jaair en dag i* voor den Haag,
dringend noodzakelijk een algemeene
reling ter voorkoming van overlast,
tiet aandicht op elkaar wonen maakt
hetnoodifA-A-eiyg dat iedereen v.ioii
altijd weer ai o-aagt of hij *ijn bui-en
niet hindert. On^twijfeld zijn
velen uiterst scrupuleus in lnm han
delingen, die builen dc muren van
hun woning kunnen doordringen,
rnaar er is een slag menschen dat
daaraan maling heeft.
We heibben indertijd de actie legen
dc lianen gehad; de gemeenteraad
heeft ze langs zich heen laten gaan.
De hondenplaag is bij voortduring
zeer groot, inaar het gcmefciitebesluur
schijnt zoo veel van honden te hou
den, dat het niet denkt aan bepalin
gen. De muziekinstrumenten, de ama
teur-timmerlieden die ganschc avon
den en Zondagen de ruimte achter de
woningen doen daveren, zij zijn legio,
maar de gemeenteraad beeft liet te
druk met andere zaken dan dat hij
hieraan zijn aandacht kan wijden.
't Is dringend noodig dat uitdruk
kelijk wordt bepaald, dat in de woon
wijken geen enkele inrichting mag
voorkomen waarin lawaai wordt ge
maakt en dat alle muziek maken In
particuliere huizen 's avonds op een
bepaald uur moet eindigen. Onder de
inrichtingen, die gevaar, schade of
hinder veroorzaken .behooren te wor
den opgenomen timmermanswerk
plaatsen, autogarages, muziek-Ieer-
n -leerlingen, kippen- en ha-
nemkolonies, honden t-n verliefde
katten.
Zonderling toch dat men de nood
zakelijkheid daarvan nog niet, inziet
Men zou haast gaan denken dat de
"aadsleden elk tegen een van deze ver
boden bezwaar hebben en dus tegen
houden dat er een algemeen verbod
bomt. In oen groote stad is bet onver
mijdelijk dat de een overlast onder
vindt van den ander, maar juist
Idaarom is het noodig dat de last die
vermeden kan worden, ook inderdaad
achterwege blijft. Men had mogen
verwachten dat alle stadsbewoners
dit zelf zouden inzien, maar helaas
is dit niet zoo en dus is een verorde
ning onmisbaar.
De achterstand iu het aantal ten
toonstellingen, die door deri oorlog
■was ontstaan, wordt met groote snel
heid ingehaald. De eene expositie
nog niet afgcloopen of de andere
opent haai- deuren. De im- en export
tentoonstelling iu nog aan den gang
en de schoenmakers komen in den
Dierentuin met de hunne. Hier is al
weer veel belangrijks en veel lee.r-
laaams te zien en te beleven, te veel
om het in details te bespreken. Hot
is wel een merkwaardig verschijnsel
dat de industrieën zich inspannen
om de aandacht van het koopende
publiek te trekken. Tal Van industri-
eele tentoonstellingen hebben we al
weer achter den rug en op alle heb
ben we bij do exposanten de groote
geneigdheid gezien om de sympathie
van het publiek te winnen. Misschien
moeten we zeggfln: to herwinnen,
want de crisisjaren hebben een slech
ten invloed gehad op de vei*>tand-
bouding van koopei en verkooper,
een achteruitgang die thans ten na-
deelc van deu laatste begon te
werkqn.
Of er van 'dit jaar nog moer ten
toonstellingen komen? We weten het
niet, maar als er niet moor komen is
het genoeg geweest dit jaar.
De gemeentebegrooting voor 1925
geeft weer een leerzaam inzicht in de
financieele gestie van ons gemeente
bestuur. We zien dat het onderwijs
in den Haag jaarlijks xuhn elf mil-
lioen gulden aan de schatkist der ge
meente kost .waarvan het Rijk er drie
terugbetaalt. Elf millioen gulden, ter
wijl de opbrengst der gemeentelijke
inkomstenbelasting iets meer dan
twaalf millioen bedraagt. We weten
dus, dat vrijwel het gansClie bedrag
der inkomstenbelasting alleen aan
onderwijs wordt weergegeven. Dat is
toch waarlijk buiten alle perken van
financieel beheer.
De belasting op de vermakelijkhe
den brengt een millioen op, de nog
dwazere straatbelasting iets meer don
dat bedrag; uit de liefhebberij van
honden-houden slaat de gemeente 72
mille, nit. liet vergunningsrecht SO
mille en uit de in te voeren zakelijke
belasting op hel, bedrijf 400 mille. Op
centen op de rijksbelastingen leveren
zes millioen gulden op; in de kosten
Feuilleton
uit het Engel scli
van FRED. M. WHITE.
(Geautoriseerde vertaling).
46)
'Met al dat politie-onderzoek zou te
veel tijd verloren gaan en we zouden
bovendien nog de kans loopen, dal het
tot niets leidde. Voor een handelsman
is geld het voornaamste. Wat zegt uï
Ja, ja, daarin ben ik het mot u
eens, zei Gilmour, in do politie heb
ik ook ni9t veel vertrouwen. We zul
len, zoodra wo de fractuur van John
son krijgen, oen cheque voor het volle
bedrag zenden en wij zOTgcn dan weer
dat onze Hamburgsclic agent ons op
zijn beurt schadevergoeding geoft,
Heel goed, zei Beavan. Ik zal
aan Johnson en Co "uw boodschap
overbrengen, en hij kan dan recht
streeks met u de zaak verder afhan
delen, Of wou u soms liever, dat wij
haar in orde-brachten Geeft u mij
dan maar een cheque voor het bedrag.
V heeft ei- zelf i dan verder geen lost
ïneer mee,
Gilmour nam dlit aanbod met graag- i
te «eu ©n begaf zich, nadat zijn be
zoeker vertrokken was, naar het Can
non Street station. Hij gevoelde zich
wel opgelucht, dat d© zaak zoo in der
minne geschikt was, maar geheel op
zijn gemak was hij niet. Ale men hem
maar niet in de val wilde laten loo
pen Het. was wel erg toevallig, dat
een der firmanten van Johnson en Go
die kistjes geaien liad. Hij zou straks
aan Croot alles vertellen en hem vra
gen, wat hij or van dacht.
Nauwelijks had hij plaats genomen
in eeu eerste klas coupé, toen Rmst
en Ellis beiden er ook in stapten. Zij
waren evenals hii op weg naar Cray,
waar zii vari Zaterdag tot Maandag
in het hotel gingen logeer en, om golf
te spelen, zooals zij vertelden. Zij wa
ren zeer beleefd tegen Gilmour en
spraken over koetjes en kalfjes, hoe
wel het hun niet gemakkelijk viel,
vriendschappelijk te zijn tegen een
man, dien ze wisten, dat een groote
schurk was, en voor wiens ontmaske
ring ze met behulp vau Hoek druk
aan het. werk waren.
Gilmour was ook niet bijzonder op
hun gezelschap gesteld en slaakte eon
zucht, van verlichting, toen hii te Cray
uit den trein kon stappen.
Groot, die nog steeds van zijn dtok-
ter niet naar Groat Bower Street
mocht gaan, wae blij Gilmour te zien,
daar hij van allerlei van hem wensohte
te hooren.
Onder de lunch kon, daar Vera er
bii tegenwoordig was, niet over zaken
gesproken worden. Het gesprek was
daardoor wel wat gedwongen, vooral
daar Vera sedert den avond, dat
Gilmour haar ten huwelijk had ge
vraagd, hem wel wat op een afstand
hield.
Ga je vanmiddag mee, golf spe
len, Vera t vroeg hij. Het is er prach
tig weer voor.
Neen. vanmiddag liever niet, ant
woordde het. meisje. Ik heb gisteren
mijn pols wat ontwricht en wil diie
dlus niet Ic veel vermoeien. He denk,
dat ik straks een uurtje naai' Pat ga,
we zouden samen wat tuinieren.
Je komt toch zeker voor de thee
weer terug 1
Dat denk ik wel, antwoordde
Vera, terwijl zij opstond en even latei-
de kamer verliet en zich naar den
tuin begaf. Zoodra de deur achter
'haar gesloten was, en de heeren hun
sigarette hadden opgestoken, varieMfe
Gilmour Croot de geiheele geschiede
nis.
Hoe kon je zoo atom zijn die si
garen al zoo gauw te verhandelen 1
.riep Croot driftig uit. We wachten
toch altijd tot de zaak in het vergeet
boek geraakt is. Stel je voor, dat zo
de politie er in gemengd hadden, dan
was ie er vast ingevlogen.
Ik vrees zelfs nu nog, dat er
meel- achter steekt, zei Gilmour be
zorgd. Wie weet, of die kistjes niet
een valstrik .waren, en dat ik er dus
nog ben ingevlogen.
Kom, malligheid, zoo'n vaart zal
het wel niet loopen, zei Croot,
maar je liad je ook aan die firma
in Rotterdam moeten houden. Denk
er om, dat je iin het vervolg zoo iets
niet meer buiten mij om doet.
Ja, je overal mee bemoeien, wil
je wel, zei Gilmour driftig, cn met
aanmerkingen inakeu op mij kun je
ook goed terecht, maar je zorgt wel,
dat. je, als er iets gebeurt, zelf den
dims ontspringt. Wie zou meneer
Croot, den zoozeer geacliten carga
door dan ook een oogenblik van dief
stal kunnen verdenken? Ik zal even
tueel wiel mejt do gebakkjen peren
blijven zitten, terwijl jij aan iedereen
vertelt, hoe ik je bedrogen beb cn
misbruik gemaald, beb van je vertrou
wen.
.0, houd daar nu e&ns eindelijk
over op, zei Croot ongeduldig. Dat
onderwerp hebben we al zoo dikwijls
behandeld. Je weet, dat dit van het
begin af aan de afspraak is geweest.
Als je er geen zin meer in hebt. mag
je er voor mijn part morgen aan den
dag mee ophouden. We hebben bei
den een aardig centje verdiend cn
kunnen, als we het wensöhen. verder
van onze rente gaan leven. Wat zou
ja er van denken, als ik de zaak van
Verity Co. eens aan je overdeed?
Tk blijf dan verder rustig als land-
1 hoer op het Moat House wonen, en
jij kunt met wat je liebt, want dat is
zeker een goede 40.000 pond, eu wat
jo als cargadoor verdienen zult, er
royaal van leven. Wat heb je er aan,
nog langer met die diefstallen Yoort
te gaan?
Het aanbod klinkt aanlokkelijk,
dat is zeker, zei Gilmour, maar ik
heb ex nu eenmaal niijn zinnen op
gezet, een kapitaal van 100.000 pond
bijeen te brengen. Zoodra mij dat ge
lukt is, zal ik je aanbod gaarne aan
nemen, maar tot dien tijd wil ik lie
ver op de oude manier voortgaan.
Croot haalde onverschillig de schou-
ders op.
Heel goed, zei hij. Doe dan
maai-, wat jo zelf wil, maar denk er I
aan, dat het spreekwoord zegt: „De
kruik gaat zoo lang te water, tot zij
breekt". Het is mij hetzelfde, dat be-1
grijp jo wel, of liever gezegd, het is I
in mijn voordeel, als je groote win-
sten maakt en gevaar is er voor mij
niet aan verbonden. Laten we dus
voorloopig het liier maar bij laten.
Gilmour ging daarop den tuin
Vera was er niet meer, zc was reeds
naar Patricia gegaan, en daar Gil
mour geen lust had, om in zijn een
tje rond te loopen en knorrig op
Croot was, besloot hij nog wal te
gaan golfspelen.
Toen hij het clubgebouw bijna be
reikt. had, onTmoettc hij Rust, die
juist een spel geëindigd had en die
nu, naar hij zei, een bezoek aan Ma
joor I.angley ging brengen.
Ik ben in een hcelcn tijd niet bij
hem geweest, zei Geoffrey, eu naav
ik hoor, is de Majoor op het oogenblik
vrij wel.
ie
Ja, dat zei Vera ook aan
luncli, antwoordde Gilmour, maai*
het zal wel niet van langen duur zijn.
Telkens schijnt liet, alsof hij wat op
knapt, maar beterschap zie ik «r niet
in.
Rust glimlachte spottend, ioen hij'
even later zijn weg vervolgde. Gil
mour was niet precies op de hoogte
van den toestand van den Majoor,
dat was duidelijk.
Bij de kleine villa gekomen, maak
te Rust eerst een praatje met Vera
en Patricia, die druk aan het planten
en zaaien waren, en ging toen "het
huis binnen.
De Majoor had al naar hem zitten
uitkijken. Hij zag er best uit en er
was niets meer in zijn uiterlijk, dat
aan een zieke herinnerde.
(Wordt vervolgd).