HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
Van onzen reizenden Redacteur
Naar Oberammergau.
Stadsnieuws
Arr. Rechtbank
Ingezonden
VERITY Co.
VRIJDAG 25 AUGUSTUS 1822 TOEEDE BLAD
No. 3082
De Nederlandsche Litteratuur na 1880
lil Elsevier's Algemcene Biblio
theek, een verzameling handboekjes,
afgewisseld door belle trie, is als No.
8 verschenen do Nederlandsche Litte
ratuur na 1880, door Herman Robbers.
Het ivas zeker een goede gedachte, eeai
overzicht te geven van onze letterkun-
de in de laatste 50 jaar, maar van dien
samensteller vooral een daad. van
moed. In nog geen negen vel druks
iels aan te bieden, dat wel niet vol
ledig was maar toch niet al te groote
•hiaten vertoonde erger nog: in zulk
een kleine ruimte meer te geven dan
namen en titels, was ecu zwaar werk.
Robbers heeft dat natuurlijk zelf ook
iwel gevoeld en erkent het in een
voorwoord: „mijn geschiedenis", zegt
hij, „omvat dan toch niet minder dan
veertig jaren en die jaren zijn, wat
litteraire productie betreft, misschien
de rijkste, althans de zwaarst gevul
de, die Holland ooit heeft gekend".
Waarsahtjnlijk heeft menige lezer, de
ze verzekering gaame-als verontschul
diging aanvaardende, van haar opti
misme toch verwonderd gestaan. Rij
ke litteraire productie? Dien indruk
had hij van de laatste halve eeuw
toch met gekregen. Nieuwsgierig gaat
hij dus aan 't lezen.
Na een korte .beschouwing over het
wezen van de romantiek herinnert
Robbers aan den tijd vóór 1880
aan de besten, die onze litteratuur
toen bezat: Potgieter, Busken Huet,
waarna Multatuïi de nieuwe periode
opende, met Gorter (Mei) en van Looij
(Feesten); hij vindt hierbij gelegen
heid om antwoord te geven op de
vraag, wat wij eigenlijk onder schoon
heid verstaan. Niet een eigenschap
van dingen, of begrippen, iets is niet
mooi zooals het blauw is of rond of
hard de wijsgeer Bierens de Haan
zegt, dat do schoonheid is „van den
beschouwenden geest", Robbers zou
liever zeggen, dat zij ontstaat uit een
zeker soort aanraking van dien geest
met het andere, al het andere,
hot concrete en het abstracte. De
schoonheidsontroering is mysterie,
zooals tenslotte in onze ziel alles mys
terie is; het mysterie is in ons zelï."
En daarna gaat de schrijver die be
paling, waarvan hij natuurlijk wel
voelt, dat zij voor den eenvoudige van
geest tot wièn hij zich richt, wat vaag
is, toelichten roet voorbeelden, die ik
aan den aanstaanden lezer wegens
hun uitvoerigheid wel verzoeken moet
zelf na te gaan. De reden waarom er
hier op gewezen wordt, is deze, dat
Robbers althans hier wat meer geeft,
don de opsomming, waaraan zijn
boekje aan 't eind te gronde is ge
gaan.
Maar daarover later. Het spreekt
van zelf, dat hij vrij diep ingaat op de
beweging van do Tachtigers, de man
nen van de Nieuwe Gids van wie hij
de voornaamste noemt: Kloos, van
Deijssel, Verwoij, van Eeden, Gorter,
vaii Looij en A.ry Prins. Hoe hartelijk
weet Robbers deze baanbrekers te be
wonderen, uitzonderd den (het is
wel merkwaardig) meest populaire 11,
nu nog, van Eeden, dien hij wel een
groot talent noemt, diat evoniwel later
voor velen zoo onuitstaanbaar wor
den zou om hel hol 1 andsch-betwet e-
rige, schoolmeesterachtige en preeke-
rige." „Wat daarenboven", zoo gaat
hij voert, „vele litteratoren speciaal
den tateren van Eeden zoo kwalijk ne
men, is dat hij met zijn onmiskenbaar
groote schrijversgaven, in bet bewust
zijn en de zelfverblinding der popu
lariteit, soms zoo erbarmelijk schrij
ven kan, met zooveel valsch pathos
en zooveel valsClie beelden."
Niet omdat het hier een zoon van
Haarlem geldt, zou ik graag dit felle
oordeel willen amendeeren, maar om
dat de figuur van Van Eeden, zoeken
de zijn leven lang naai' vrede, rust
en waarheid, tussohen al zijn aarze
lingen en onzekerheden door, schep
pende omdat hij het niet laten kon,
clementer vonnis verdiende. Als er
meer stadgenooten zijn, die deze scher
pe toon leed doet, dan mogen zij zich
verheugen in dn vereering die Robbers
toont te hebben voor van Looij, den
stillen schilder en schrijver, wiens
achteruit geschoven huis op den Klei
nen Houtweg niet alleen als een ge
volg van een nieuwe rooilijn, maar
meen- nog als het symboliek© teeken
van zijn bescheidenheid zou kunnen
gelden. Een derde baanbreker, van
Deyssel, heeft maandenlang door
Haarlems straten gewandeld en in
een van onze tijdschriften daarvan in
drukken gegeven, die weer een nieu
wen kijk boden op dingen, ■welke wij
Haarlemmers toch van haver tot kla
ver meenden te kennen.
En nu ik dan toch Haarlcmscho na
men noem, mag ik even melding ma
ken van Dr. P. H. van Moerkerken
Jr., die door Robbers rnet groote
.waardeering wordt aangewezen.
Maar ik dwaal af, daar liet over
zicht der Nederlandsche Letteren im
mers niets met hare Haaplemsch© be
oefenaars te maken heeft Over den
Nieuwen Gids sprekende en over hen,
die gelijk de zeven Zwaben aan een en
dezelfde speer inrenden op de diuffe
letterkundige voorkeur en afkeuring
van dien tijd, kan de schrijver niet
nalaten te spreken van de mindere
goden uit dit réveil, Erena, NetsOher,
Aletrino, van Groeningen en zooveel
anderen, om dan te komen tot Coupe
rus en in 't algemeen tot de roman
ciers en novellisten uit de laatste ja
ren der negentiende eeuw on hun too-
neel werk: Emants, Heij ermans, van
Noukuys, Mevr. Simons—-Moes, Jo-
hun de Meester, van Hull zen, v-an
Oordt en anderen. Dan komt hij aan
de dichters, het pr-oza tot aan hot eer
ste oorlogsjaar, oun te eindigen met
den oorlogstijd en de poëzie der laat
ste vijftien jaren.
Als w© aan deze laatste hoofdstuk
ken toe zijn sperren we toch do oogen
wijd open en herinneren ons gelukkig
nog juist bijtijds de allereerste blad
zijde van de inleiding, waarop Rob
bers zelf 'neerschreef: „zij (do verstan
dige geleerden) beweren, dat men van
een tijd dien men zelf heeft meege
leefd, geen geschiedenis van e enige
waarde of beteekenis geven kan, al
was het maar alleen omdat men
daartoe nog veel te te veel met de me'u-
schelijke neigingen, voorliefden
en vooroordeelon, tussch-en al dat
meegeleefde instaat". Krasser qualifi-
caties worden hier opzettelijk door
stippels vervangen, omdat ik niet ge
loof, dat de samensteller van dit
boekje een onvriendelijk man .is
integendeel, hij maakt ongeveer veer
tig bladzijden lang den indruk van
overmaat van vriendelijkheid, name
lijk jegens de nu rneerendeels nog le
vende en werkende letterkundigen.
Bij het lezen van die bladzijden schoot
me te binnen, hoe wij thuis, wanneer
we op kindervisite gingen, de verma
ning mee kregen om ieder beleefd een
handje te geven. Het aantal boeken,
dat de heer Robbers gelezen heeft
moet ontzaglijk zijn en het aantal
schrijvers, van wie hij meent e:n
waardeereiid woord te moeten zeggen,
is stellig Schrikwekkend voor menigen
lezer, die dit boekje tot gids gekozen
heeft en nu bespeurt, hoeveel pad-en
(en paadjes) hij in den litterairen
doolhof nog niet heeft opgemerkt. Het
opsporen van namen, waarvan bij nog
nimmer gehoord heeft, laat ik aan
den aanstaanden lezer zelf over hij
kan er een indruk van krijgen, als
hjj weet, dat de naamlijst van
do in het boekje genoemde Nederland
sche auteurs er meer dan tweehon
derd opgeeft. Meer dan tweehonderd
letterkundigen in even veertig jaar!
Moet daaruit van zelf niet volgen, dat
hier met de ban ook de achterban op
geroepen werd? Geen wonder, dat de
schrijver zelf het een bonte verzame
ling noemt en daaraan, in eenigszins
komische wanhoop, toevoegt: „iete
van algomeene strooming of richting
er in te ontdekken, ik zet het u!" En
toch zou het juist de voornaamste
aantrekkelijkheid van het boekje zijn
geweest, wanneer het ons een roode
draad in de nieuwe litteratuur had
kunnen aanwijzen. Gelukkig zegt hij
dan, zich vermannende: „en toch, ja,
geloof ik, dat langzaam maar onwe-
derstaanbaar, het reeds opgemerkte
streven naar strakkere, stillere stijl
vormen, groojter soberheid en eenvou
minder „woord"-cultuur dus, zich
voortzet en verwijdt. „Naderhand ci
teert hij ook nog de meening van Dirk
Coster, waarmee hij tot op zekere
hoogte instemt,: „dat onze letteren
zich ontwikkelen van de natuur naar
den geest?" Maar aan voorspellingen
waagt hij zich niet.
Daaraan mogen wij dus, als 't ons
lust, zelf beginnen. Nadat wij het lit
terair product van de geheel© cohorte
der meer dan tweehonderd dames en
heeren, met datgene wat wij boven
dien al kenden (want ja, er zijn nog
meer namen) al hebben gelezen! Maar
komaan, laten we ons door die lijst
niet laten afschrikken. Robbers zal
niet verlangen, dat wij, zijn voorbeeld
volgende, al die letters eten en wel
toestaan, dat we een keus doen uit de
massa, in verband met wat hij van de
eenen en de anderen zegt. Dat is dan
het zeer wezenlijke nut van den bere
deneerden catalogus, die een groet
deel van zijn boekje vormt. Rekenen
we daarbij dan nog 'de beschouwing
over den Nieuwen Gids-tijd en den
optimistischen toon waarin dat alles
geschreven werd, don mogen wij ten
slotte zeggen, dat het bockjo "t nutti
ge met het aangename vereenigt, zoo
dat de opneming in do Elsevier-serie
gelukkig ding is geweest.
J. C. P.
(Nieuwe reeks.)
No. 100
Wij zaten 's avonds op een bank
voor bet huis, mijn Oberammergauer
gastheer en ikDe maan stond hoog
boven de bergen en scheen over de
Ammer, het kleine riviertje, dat mij
met zijn brugjes en groene, lage oe
vers in het teere avondlicht aan een
iiollandsch vaartje deed deuken. Over
den straatweg reden de auto-bussen en
do rijtuigen in een lange file ons
voorbij. Vergenoegd keek de Ober
ammergauer naar dit drukke beweeg
daar voor hem.
„Zij hebben ons beklad, de Berlij
ners, maar het is hun niet geluktZij
zijn toch gekomen, de vreemdelin
gen, evenals de vorige jaren zei hij
met een breeden glimlach en hij wees
met zijn groote Duitsche pijp naar
eon vollen open Cook-wagen, die juist
Ja, wel had hij het recht dit te zeg
gen, mijn gemoedelijke gastheer. In
groote drommen kwamen de vreemde
lingen optrekken naar zijn dorp. De
naam Oberammerga u heeft nog
steeds den ouden tooverklank als van
voor den oorlog. Zelfs de laster, dien
men door heel de wereld over dit dorp
en zijn bewoners heeft verspreid, heeft
do vreemdelingen niet teruggehouden.
Want niets dan laster is het geweest,
wat men vau de Oberammcrgauers en
hun „afzetterij" heeft geschreven en
verteld.
Twee weken had ik moeten wach
ten, voor dat ik bij het Beiersche
Reisbureau een plaats voor do Pas
siespelen kon bekomen. Dagen te vo
ren zijn steeds weer alle 6000 plaatsen
besproken en zelfs op de dagen, dat
„nagespeeld'' wordt, moeten honder
den worden teleurgesteld. Toen ik uit
Berchtesgaden in München kwam, zag
ik hoe groot ook dit jaar de „trek"
naar Oberammergau is. Verloden jaar
was het in Beieren voldit seizoen
is het gewoon ovorstroomd van vreem
delingen, München is thans do stad
van de reizigers. Wanneer je door do
straten van München wandelt, is heb
of al de menschen enkel voor hun ge
noegen op de wereld zijn. Dicht op
elkaar gepakt zitten zij in do hotel-
bussen, de taxi's, de open Oook-wa-
gens en de victoria's en wat er niet
rijdt, loopt er met koffertjes of va
liezen. In München krijg je den in
druk, of de eene helft van het mensch-
dom bestaat uit reizigers, de andere
helft uit hotelportiers, grooms, pak
jesdragers, turners, chauffeurs en
koetsiers. Nergens, zelfs niet in Pa
rijs, heb ik ooit een zoo talrijk inter
nationaal reizigers-publiek gezien als
dit jaar in de hoofdstad van Beieren.
München is het moderne Babyion ge
worden men hoort er alle talen
door elkander spreken. Waren het
verleden jaar meestal Hollanders en
Scandhiaviërs, nu zijn hel vooral de
Amerikanen en de Engelschen, die
naar Beteren zijn gekomen en de
meestcn van dezo vreemdelingen heb
ben één en hetzelfde doelde Passie
spelen te Oberammergau.
Een Hollander, die deze maand niet
in Münch.en is geweest, zal zich moei
lijk een voorstelling van het reizigers
verkeer in deze stad kunnen vormen.
Ik sprak een landgenoot, die in zijn
onschuld één uur vóór het vertrek van
zijn trein een kaartje naar Amster
dam wilde nomen. 112, zegge één hon
derd en twaalf menschen stonden
voor hem in de file voor het loket
hij moest zijn heele reisp.an wijzigen,
omdat de trein al lang vertrokken
tóen hij eindelijk aan do beurt
kwam.
Ik zelf was zoo onnoozel geweest,
mijn koffertje in de bewaarplaats af
te gcuen. Bijna drie kwartier cuurdÊ
het, wordat bij mijn terugkeer in 't
stikvolle lokaal eindelijk geholpen
werd en zeker zooi ik nog een half
uur hebben mogen wachten, ais ik
niet een 10 Mark-sohein Op ïfiijn
recu had gelegd.
Het StarnbergerBahnhof te Mun-
ohen is de voorhal van. Oberamjuer-
gau. Van het station vertrekken de
extra-treinen naar het „Passiondoop"
en diaar zie jo dius ook voor het eerst'
bet eigenlijke Paseionspubliek in ,al
zijn verscheidenheid. Amerika do
mineert! Vooral de Amoribaansche
vrouw is er heel sterk vertegenwoor
digd. Je herkent ze onmiddellijk 0!
aan haar afschrikwekkend© leelijk-
heid of aan haar aantrekkelijke
charme.
Een tusschensoort schijnt cr hij de
Amerikaansche vrouwen niet te be
staan; bet is, of de vrouwelijke sese
van bet reizend: Amerika alleen
maar ondier deze twee helften kan
worden ondergebracht. De eerste
soort onderscheidt zich door groote,
hoornen brillen, tanige gezichten,
magere figuren en hoekige, bewe
gingen zii zijn vrouwelijke carrica-
turenwaarachter je ie onwillekeurig
den wandelend mtedejespensdon naat
denkt. De andere helft is elegant ge
kleed, gedistingeerd en van woke-
liik_ natuurlijke bevalligheid. Slechte
In één opzicht komen deze twee zoo
verschillendesoorten met elkaar
overeen; zij zijn allen keurig ge-
sohoeid en gehandschoend. Een Hol
lander .die op dat punt in zijn land
niet verwend wordt, valt dit onmid
dellijk op.
In oen overvallen. trein l>en ik van
München nara Oberammergau ge
reisd. Mannetje naast mannetje ston
den wij in de zijgangen en ik was al
heel iblii met een plaatsje op oen
rechtstaand koffertje, wellje plaate
twee Amerikaansche dames en ik
broederiijk en zusterlijk om beurten
met elkander deelden- Ik hoorde
alle talen om mij heen, behalve
Duitsch. Do ©enige, die Sn dezen
Duitschen trein Duitsch sprak was de
oond'ucteur. Do Duitschers zag ik,
aki haringen in een ton, dicht op el
kander gepakt in de derde en vierde
klasse van een „Personenzug" zitten.
De sneltrein naar Oberammergau
de Vatutazug is enkel nog voor
dc rijke vreemdelingen, die met hun.
Marken smijten alsof het Pfenmgc
zijn.
Oberammergau 1 Het was opmerke
lijk, hoe foscinoerend die naam op
bijna alle vreemdelingen werkte!
Zelfs de Engelschen en Amerikanen,
due de Stemberger See het groote,
wijde meer, dal daar zoo heerlijk en-
der den blauwen hemel lag m,et
een verwonderlijke onverschilligheid
voorbij gespoord waren, verdrongen
zich allen voor de ramen, zoodra
het Passionsdorp tusschen het ge
bergte zichtbaar werd.
„Is it there? Oh nol Wonderfulll"
riepen mijn beide Amerikaansche reisge-
nooten, tnet wie ik de plaats op roijn
koffertje gedeeld had. Hun lakonische
kalmte was plotseling verdwenen cn zij
staarden er naar in zulk een verrukking,
alsof dat Beiersche dorp voor hen het
lang verwachte beloofde land beteeken-
dc. Alleen om do-Passiespelen en Ober
ammergau zoo vertelden ze mij
hadden zij de reis van Amerika naar
Europa gedaan. Zij gingeu onmiddellijk
na afloop weer over RoUeraam noar
New-York terug. Voor de rest van
Europa hadden zij blijkbaar niet de
minste interesse. Voor deze twee Ame-,
rikaansche dames beteekende Ober
ammergau heel de oude wereld 1
Even later zag ik hen, stralend van
geluk, op het perron naast een kruiet
„Verbeeldt ul" riepen zjj mij toe.
„Dit is Barrabas! Delightful, is it not?"
Werkelijk, het is nieL de schulu van
de Oberammcrgauers, wanneer er wel
eens door sommige Duitschers met lichte
ironie over het „veramerikaanschte
Beiersche dorp" gesproken wordt.
De eerste indruk, dien de Oberanxmer-
gauers op den vreemdeling maken, is
wel zeer verrassend. Oberammergau is
tijdens de Passiespelen bet dorp van de
lang-lokkige mannen. Zoodra je uit den
trein stapt, sta je plots tussöhen allerlei
oud- en nieuw-Testanientische, Ooster-
sche figuren in Beiersche dracht. Mac-
met prachtige, indrukwekkende
Apostel-koppen dragen je bagage naar
het rijtuig, een koetsier, die zóó een
Rafael of Leonardo da Vinei tot model
had kunnen dienen, rijdt je naar het Ver
keersbureau. Zigeunerjongens met lange
donkere krulharen, die tot over de schou
ders hangen, fietsen je voorbij of dra-
in lachend om je 'heen.
Waar ben ik? vraag je je telkens
eerst verwonderd af. Wat is dit voor een
wonderlijke wereld? Want al weet je
ook, dat je in Oberammerg-au bent,
waar de spelers, oan zooveel mogelijk
op de oude- en nieuw-Testamentische fi
guren uit de Passiespelen te gelijken,
hun haren maanden soms jaren
lang hebben laten groeien, toch moet je
deze vreemde omgeving gewennen.
Een dorp van vegetariërs? Een hyper
moderne kolonie? Een Zigeunerkamp?
Aan dat alles denk je bij het eerste ge
zicht. Je kunt je oogen niet afwenden
van dien interessamen Dürer-kop me:
de roode pet en je glimlacht onwillekeu
rig, als je op den koperen baud het
woord „Gepacktrager" leest. Voor de
deur van een winkel slaan i oude heeren
in zwarte jassen met elkaar te praten,
die mij beiden zeer sterk aan wijlen
Domela Nieuwcnhuis doen denken. Op
een motorfiets zitten achter een stevi-
gen Beier twee kleine jongens met
cngelengezichtjes, die zoo uit een schil
derij van Rubens schijnen te 2ijn ge
sprongen. Drie oude mannen ia Beier
sche boerenkleeding gaan mij voorbij
en ik denk aan de drie wijzeu uit het
Oosten.-
Iioe vreemd, hoe zonderling is dit al
les 1 Deze Passiespelers loopen daar rond
als levende anachronismen te midden
een moderne wereld vol snobisme.
Daverend rijden auto-büssen en Cook-
wagens door de levendige dorpsstraat,
aan alle kanten hoor je het knallende
klappen van zweepen, het schrille ge
gil van claxons, geüniformeerde hotel-
grooms en bedienden van reisbureaux
loopen bedrijvig heen en weer, het is
de joyeuse entree van de Amerikanen,
de Engelschen, de Duitschers, de Denen,
de Hollanders, de Zweden, dc Frau-
schen, de Italianen, van alle vreemde
lingen, die naar dit doip gekomen zijn
om, er als van ouds de beroemde Passie
spelen te zien.
Voor (het Beiersche (Verkeersbureau
houden wij halt. Ik treed cc binnen
mijn billet en bewijs van logies in ont
vangst te nemen. Want alles is
Passionsdorp voortreffelijk georgani
seerd. Ieder bezoeker ontvangt tegelijk
met zijn kaart een „billet van inkwartie
ring". Het mijne geeft aau: „Fremden-
heim Seicz".
Een klein blond meisje in Beiersch
„dirndl-jakje" dringt zich vleiend tegen
mij aan.
„Wil ik den weg wijzen, mijnheer
Aan de hand van mijn nieuwe vriendin
netje ga ik het dorp verder in. Zij wil
mijn bagage dragen, maar ik zeg haar,
dat die te zwaar is voor zoo'n tolein
ding! O, zij heeft er wel zwaarder ge
dragen! Als een volmaakte gids loopt zij
naast mij en ik luister lachend naar haar
vroolijk gesnap.
„Da geht der Johannes 1" zegt zij.
Ik kijk om en zie een jongen man met
een fijn besneden gezicht en lange, blon
de haren, die waaien in den wind.
„Hjj beet Breitsamterl" licht zij mij ia.
„Hier wohnt Herr Anton Lang, der
Christus spielt."
Onwillekeurig blijf ik even staan. Een
vriendelijke woning, half villa, half win
kel! „Pension Daheïm" lees ik boven cc
deur. Dan zie ik voor het raam een man
met een waarlijk indrukwekkende Chris
tus-kop.
„Is hem dat, mijnheer Lang?"
vraag ik.-
■Ja. ja, der Christus!" antwoordt het
kind.
Ik ga verder met mijn kleine geleid.
„Speel jij ook mee?" informeer ik.
,jO ja. Ik beu engeltje van onzen
lieven Heer!" zegt zij trotsch en zij ziet
mij daarbij met haar blauwe oogjes hes!
ernstig aan. Ik bad neiging om de
kleine op te tillen en een kus ie geven.
Dan staal zij stil en roept
„Herr Scisz!"
Een Beier met grijzen baard treedt
naar buiten en begroet mij met een
vriendelijk „Grüsz Gott!"
„Grüsz Gott!" antwoord ik.
Ik ben in mijn tijdelijk „Heim" re
Oberammergau.
Berchtesgaden, 19 Aug. 192a.
J. B. SCHUIL;
WIJZIGING DEE POLI TIE VER
ORDENING.
De afdeeüng Haarlem van do Nod.
Banketbakkersveroonigmg heeft ann den
gemeenteraad venzooht artikel 105 bis
u Alg. PolitioverordeDöag te wijzigen.
Dit artikel luidt: „Het '8 verboden om
eou voor het publiek toegankelijke lo
kaliteit, waarvoor verlof is verleend voor
den verkoop van alcoliolhoudendo dran
ken, andere dan sterken drank too to
laten: le. personen beneden 16 jaar, an-
dors dan in gezelschap van een meerder
jarige."
Vole banketbakkers hebben dit verlof
on mogen nu volgens dat artikel ook geen
gebakjes, koekjes of andere lekkernijen
personen benedon de 16 jaar zonder
geleide voorzetten. Vamdaar dat wijzi
ging gevraagd wordt.
3 drie Midd ens tand sveroenigingen
hier ter stede hebben hun instemming mot
dit verzoek betuigd.
PERSONALIA.
- Ds. Westenburg uit Beverwijk is
gekozen als Bondsvoorzitter van den Nod.
Ohr. Geheel Onbhouderabond.
Van gestolen fietsen.
Des namiddags dienden weder een. paar
fietsendiefstal-zaken. Twee Zaandammers
P. S. en J. P. D. disökteu een verhaal op,
raan do leden van de rechtbank maar
heel weinig geloof" sloegen.
Ze beweerden, dat ze ieder zich daar
een fiets wederrechtelijk hadden toege
ëigend, echter niet msj de bedoeling om
zo to houden, maar om ©r een toertje
mode naar Amsterdam te doen.
Het was hun bedoeling, zeiden ze, na
dien tooht do fietsen weder aan de eige
naars terug to brengen. Doch.... het
toeval wilde dat oen van hen te Amster
dam doop eon politieagent werd aange
houden, omdat hij zonder licht reed.
Bjj dïo gelegenheid nam do politie do
fietsen in beslag. En zoo, aldus bek].,
kwam niets van hun nanvankelyk voor-
Hot O. M. deed in zijn requisitoir op
merken, dat D. reeds driemaal wegens
ernieling is veroordeeld; doch dat 3.
oor de» eersben keer voor de rechtbank
noest komen.
Naar aanleiding daarvan vorderde het
i. M. tegen S 6 maanden en tegen D. 1
janr gevangenisstraf, voor beidon met
aftrek van dc preventieve keek temp.
Togen H. 3. die te Krommenie een fiets
gestolen had, die daarna door hom te Am
sterdam voor f 5 was verkocht werd 6
maanden gevangenisstraf met aftrek van
de provelitievc hechtenis gevraagd.
Een bankbiljet gestolen.
II. N. uit Voleadani had zich tc ver-
ttwoordon wogene diefstal van een
bankbiljet van f CO ten nadeelc van J. V.
aldaar.
Het O. M. dat mededeelde dat befel.
rcods eenige keeren is veroordeeld en
van oen aantal misdrjjvcn bovendien ver
dacht is, noemde dezen beklaagde een
■heel gevaarleken dief.
Het roquireerde togen hern 1 jaar on
6 maanden gevangenisstraf mc^ aftrok
van de preventieve hechtenis.
Van Ingezonden stukkengeplaatst of
niet geplaatst,, wordt de kopie den inzender
niet ternggegeven.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt as
Redactie zich niet aansprakelijk.
HULP GEVRAAGD VOOR VIER
MILLIOEN WEEZEN.
Op de groote internationale confe
rentie van allo organisaties, die voor
den Bteun aan de hongerenden in
Rusland werkzaam zijn geweest, ge
houden van 10 Juli te Berlijn, werd
allereerst uitvoerig verslag uitgebracht
over den toestand in de hongergebie-
den en vervolgens de vraag ouder dc
oogen gezien wat er na den nieuwer
oogst nog voor steun zou moeten wor
den geboden.
Uit de gegevens, die op dit congres
ju verstrekt, blijkt, dat er door de
hongercatastrofo twee millioen
e 11 s c h e n zijn gestorven.
Gelukkig kon ook worden vastge
steld, dat, hoewel de ellende nog zeer
groot is, de allervreeselijkste nood,
in den zin dat er dagelijks duizenden
van honger stervon. voorbij was en
dat na den nieuwen oogst, hoogsfc-
waarschijnlyk aan de bevolking in de
hongerdistricten het allernoodzake
lijkste stukje brood kan worden ver
strekt.
Meer den twee millioen menschen
in' de honger gestorven!
Ontzettend
En toch dringt de volla beteekenis
ervan nog niet direct tot ons door
Twee millioenHet getal zegt veel,
maar het zegt lang niet alles. Het
dringt immers niet direct tot ons door
dat deze twee millioen gestorvenen,
minstens vier millioen kinderen als
zen hebben achtergelatenEn
toch is dit do werkelijkheid. Vier
millioen kinderen, die voortaan ou
derloos, zonder do liefderijke zorgen
vader en moeder door het leven
moeten gaan. Vier millioen kinderen,
waarvoor voortaan niet meer door
vader en moeder wordt gearbeid
En deze toestand in districten waar
de hongersnood niet alleen de milli-
oeneu heeft weggemaaid, maai na
tuurlijk ook het economische leven
totaal heeft ontwricht, het vee en
de landbouwpaarden soms voor 90
pOt. heeft doen verdwijnen.
Een ieder die over deze feiten na
denkt, zal kunnen begrijpen dat alle
vertegenwoordigers op de Internatio
nale Conferentie het over de nood
zakelijkheid van een krachtige voort
zetting der steunbeweging eens wa
ren.
Do vertegenwoordiger van Dr.
Nansen, de hoer Frik, zei o.a. „dat
datgene wat tot dusver was gedaan,
slechts „de kiem" mocht zijn waar
uit een veel grooter en veel belang
rijker hulpwerk moest ontstaan."
Inwoners van Nederland
Wij vragen n nuHelpt ons bij on
ze poging om voor deze vier millioen
kinderen iets te doen. De zorgen
de hand van Vader of Moeder, het hui
selijk geluk wordt door deze kinderen
ontbeerd. Laten wij tracliten aan een
gedeelte er van dit gemis zooveel mo
gelijk to vergoeden.
Het Algemeen Comité heeft in
Tscheljabinak zijn kindertehuis staan,
waar onder leiding van de twee Hol-
landsche verpleegsters, reeds 200 kin
deren worden verpleegd, gekleed en
gevoed. Het verzoek is tot ons geko
men de eerste jgren de verzorging
van 3000 kinderen in Tscheljabiusk op
ons to nemen. Wij zouden zoo gaar
ne as,n dit verzoek voldoen en verzoe
ken u met nadruk, stel ons*niet alleen
in Btaat de 200 kinderen van thans te
blijven verzorgen, maar maak het ons
mogelijk onze zorg uit te breiden tot
de 3000 kinderen van Tscheljabinsk.
Dit kunnen wij alleen doen als wij
in dit inenscblievcnd werk regelmatig
gesteund worden door allen die voe
len dat hier geholpen moet worden.
Ieder kan wat missen!
Zendt zoo spoedig mogelijk uw ga
ve onder motto „voor de Russische
weeskinderen" aan: Het Algemeen
Comité tot steun aan de Hongeren
den in Sowjet-Rusland.
KantoorHulpgebouw Jaarbeurs,
Rijnkade, naast het Hulppostkantoor
Utrecht. Postrekening 47570.
Feuilleton
uit het Engelsch
van FRED. M. WHITE.
(Geautoriseerde vertaling).
51)
Dat hen ik ook niet van plan,
lei Lock. Ik ben benieuwd, wat
Cioot zeggen zal, als ik hein vraag;
hoe Gilmour dien avond van het ver-
jaar-diner op het Moat Iiouse zoo on
gemerkt is kunnen binnenkomen, en
wie bem geholpen heeft, zich zonder
dat de bedienden er achter kwamen,
in avondcostuum te steken.
Neen, daarop zal hij niet zoo ge
makkelijk een antwoord weten te ge
ven, zei Ellis maar Geoff, vertel
den inspecteur nu de geschiedenis van
de Broken Point-s.
Rust deed het, en nadat Lock er
nog even zijn meening over gezegd
had, vertrok hij, daar hij, zooals hij
zei, nog het een en ander te doen
had.
Hoewel het reeds laat was, konden
de twee vrienden toch maar niet be-
Bluiten, om naar bed te gaan.
Blijf nog wat, zei Rust, toen Ellis
eindelijk aanstalten maalde, om heen
te gaan. Ik geloof niet, dat we een
van beidon gemakkelijk den slaap
zullen vatten.
Het is een afgrijselijke avond ge
weest, en er staat ons nog heel wat
te wachten. Natuurlijk zal alles ein
delijk wel in orde komen, maai- voor
Vera zullen er nog heel wat moei
lijke oogCiibHUken aanbreken, vrees
ik.
Daar zat ik ook al aan te den
ken, zei Ellis. Het zal baar zeker,
aangrijpen, als ze alles hoort, maar
ze is gelukkig jong en sterk en Groot
is ten slotte toch geen familie van
haar. Ik zie er anders wel erg tegen
op, om er met haar over te begin
nen,
Je zult het toch niet lang meer
kunnen uitstellen, zei Rust. Als ik
jou was, ging ik morgen maar een-
naar Cray. Ik ga naar den Majoor en
zal wel kunnen klaar spelen, dat Ve
ra je op de bekende plaate ontmoet.
Zal het drama op het Moat Hou
se morgen afgespeeld worden, Geoff?
vroeg Ellis nieuwsgierig.
Ja, vermoedelijk wel. Ik heb
Croot een briefje gestuurd, waarin ik
hem geschreven heb, dat ik hem mor
gen graag even wilde spreken, en als
ik ga, gaat Majoor Langley met mij
mee. Het zal wel niet lang meer du
ren, of deze woont weer op het Moat
House.
Wat bedoel je? Weet dc Majoor
dan, waar do bewijsstukken zijn?
Ja, Jack. De Majoor heeft zijn
geheugen weer geheel teruggekregen
en weet precies, waar hij dë*papierexi
vinden kan. Ze zijn in de bibliotheek
van het .Moat House, en ik verheug
me er zeer op, dat ik er bij zal zijn,
ala hij ze te voorschijn haalt, al was
het alleen maar, om te zien, welk een
gezicht Croot zal trekken,.
HOOFDSTUK XXIX.
Ontmaskerd.
Het was reeds bijna middernacht,
toen Ellis voor het huis van Rust in
een taxi sprong en den chauffeur be
vel gai, hem naar het kantoor vau du
Daily Telephone te brengen. Door al
de gebeurtenissen van dien avond had.
hij heelemaal vergeten, waarom bij
zich voor die diefstallen op de Theems
zoo gointeresseerd had. Opeens had
hij echter bedacht, wat hem nu voor
de courant nog dien nacht te doen
stond. Hij wist maar al te goed, hoe
gauw zulke dingen bekend worden, en
dat, ate hij nog dien zelfden nacht een
artikel in elkaar zette, een andere
courant de Telephone zou voor zijn,
en hij al zijn moeite voor niets 'ifau
gehad hebben.
Ik mag me wel haasten, Geof-
1 frey, had hij tot Rust gezegd, r— an
ders komt het verhaal niet meer in de
ochtendbladen, die naar buiten ver
zonden worden. Morgen hoop ik je
weer te spreken en van je te hooren,
hoe het onderhoud tusschen .Croot en
den Majoor is afgeloopen.
Daarop nam hij haastig afscheid en
trad een kwartier later het privé kan
toor van den redacteur binnen. Me
neer Donaldson scheen het niet bij
zonder druk te hebben. Hij zat er
juist over te zuchten, dat er in het
Ochtendblad niet veel nieuws zou
staan, maar toen hij J ack Ellis zag en
de opgewonden uitdrukking op diens
gelaat bespeurde, begreep bij, dat er
een belangrijk bericht op komst was.
Je hebt zeker groot nieuws, Ellis,
zei hij.
- Nou of ik, antwoordde Ellis.
Het betreft de diefstallen op do
Theems. De hoofdaanklager is gevat.
Ik was bij zijn inhechtenisneming te
genwoordig, en sedert heeft hij zelr-
moord gepleegd. Dat is te zeggen, hij
heeft het geprobeerd, doch hij leeft
nog. De dokter zegt echter, dat hij den
ochtend niet moer halen zal. We za
ten den gevangene in een taxi, toen
hij zich onverwachts tegeri het por
tier wierp. Dit vloog open, en de man
sloeg niet heE hoofd tegen den rand
van het trottoir. Tot overmaat van
ramp ging het achterwiel van onze
taxi over zijn lichaam heen. Hij ligt
op het oogenblik in het London Hos- interegscerd was, viel haar oog on-
pital. U zou door de telefoon kunnen middelijk op zijn stuk. Met ing-ehou»
Ik den adem las zij het geheel door, ter
wijl zij onderwijl haar ontbijt liet
koud worden.
Toen zij het stuk uit had, begaf zij
zich met wankelende schreden naar
de bibliotheek. Croot. schrikte van
iiiuu- doodsbleek© gezichtje.
Wat scheelt er aan, kind'? riep,
hij uit.
O, vader, er is zoo iets vreese-
lijkse gebeurd, bracht Vera met moei
te uit. Gilmour is gisterenavond in
hechtenis genomen in een gewelf on
der uw kantoor. Er waren daur een
beeleboel gestolen goederen opgebor
gen, afkomstig van booten op da
Theeros, O, ik k&n het u alles niet zoo
precies vertellen, u moet het zelf maar
lezen. Er staan kolommen vol van in
de courant. Gilmour werd in een taxi
naar het politiebureau gebracht,
maar onderweg sprong hij er uit, hoe
wel hij geboeid was, en en kree>g
een vreesdijk ongeluk.
Is hij dood? vroég Croot inct hee-
eclie stem.
Ja, vader, snikte Vera.
Croot haalde diep adem. Hij was
niet in het minst ontroerd door de tij
ding van Gilmours tragischer dood.
Ilii gevoelde zich integendeel zeer
verlicht, want als Gilmour dood was,
kon deze hem immers niet meer ver
raden.
(Wordt vervolgd.}
hooren, hoe het nu met hem is.
zal er een prachtig bericht van op
stellen: onderaardsche gang, gewelg
en meer yuü dat moois, precies ge
schikt voor een film. Ate u mij even
een typiste stuurt, zal ik zorgen, dat
u dadelijk meï drukken kunt laten
beginnen.
Donaldson wreef zich vergenoegd
de handen. Hij was zeer geïnteres
seerd geweest in de diefstallen op de
Theems, en hij was het ook, die Ellis
inuertijd opgedragen had, te trachten,
er alles vtm te weten te komen.
Toen het ochtendblad van de Tele
phone den volgenden morgen ver
scheen, baarde het verhaal van de
inhechtenisneming van Gilinohr veel
opzien; Gilmours werkelijke naam
werd genoemd en ook eenige bijzon
derheden omtrö't zijn vei'leden.
Aan het eind stonden nog een paar
regels, waarin vernield werd, dat hij
dien nacht nog overleden was.
Iedereen wilde liet blad lezen, en in
een oogwenk hadden alle krantenjon
gens hun ochtendbladen van de Daily
Telephone verkocht.
Vera zat dien morgen alleen te ont
bijten. Haar vader gebruikte zijn ont
bijt in de bibliotheek. Zoodra Vera het
ochtendblad van do Daily Telephone
opensloeg, waarin zij, omdat Jack er
aan verbonden was, altijd zeer ge-