Een schilder op reis.
Rubriek van den Arbeid.
Buiten de Wet
HAARLEM'S
VRLJ&&0! S» JANUARI *923
DAGBLAD
DERDE BLAD
NAAR PARIJS!
OVER DE TREINREIS ROUEN—PARIJS.
TAAL-MOEILIJKHEDEN.
EEN AVONOWANDEMNC.
Uit Rouen hebt ge mijn laatste schrij
ven geiezen, dat is nu ik dit weer begin
al bijna drie weken geleden. De reden
van mijn zwijgen is dat ik me lang niet
prettig gevoel, en dat is in Rouen al
begonnen, waar ik van de vijf dagen dat
ik er was, zeker drie op bed heb door
gebracht. Ik ben van R. naar Patijs ge
gaan, maar dat was niet de bedoeling;
neen, door het Zuiden van Frankrijk en
zoo op Spanje af, was al van veel vroe
ger mijn verlangen geweest. En dat ver
langen was den laa'.sten tijd weer met
meer kracht terug gekomen doordat ik
weer eens opnieuw gelezen had van het
glorietijdperk der Arabieren in Spanje,
dat was van 700 tot ton ongeveer. Om
dat 'k weer eens geiezen had van Cor
dova met haar t«t cathedraal verander
den Arabischen tempel, van Andaluzien
en van wat al niet meer. Het heeft niet
moeten zijn, maar we houden den moed
er in; misschien komt het nog.
Dus naar Parijs. Ik zoek den vorigen
dag met zorg den trein uit, en maak dat
ik bijtijds aan het station ben. Er zijn
veel menschen in de rij, en ik kom toch
eindelijk aan het loket en verlang mijn
kaartje derde klas. De man achter het
loket beduidt me dat er geen derde klasse
iï en schuift me een kaartje toe, be-
d iiki met een groote, dikke, vetgedrukte
'I, Go begrijpt dat ik schrik, eerste, dat
fca] roe nooit gebeuren; ik protesteer,
hij schudt het hoofd van neen en eischl
twintig franken ongeveer. De men-
seb*iï dringen op en ik moet toch
yaai Parijs. Vooruit danmaarkerel.be-
iksi ia het lot. Ik kijk nijdig naar mïin
kaantje, waar ik niets op zie dan die
vatte X en een gaatje in het midden,
woW nog een gaatje bijgemaakt ea
ga naar het perron om den trein die
Dieppe komt te wachten, om
al? fen rijk man naar Parijs te laten
vervoeren. De trein komt met bliksem
snelle vaart binnen, staat stil, en ik zii
tot mijn verwondering dat er tweede
klasse is. Zoo'n vent, zoo'n kerel, me
zoo'n duur kaartje in mijn handen te
stoppen, op de kaart kunt ge zii
bijv. AmiensRouen bijna gelijke af
stand is als RouenParijs, tenminste
Ik dacht zoo, en dat kost zoowat f 4.50.
Er is veel druk gedoe van menschen,
die tweede meegaan, en ik denk:
kan me eerste bommen, ik ga toch
tweede, maar uit nijd zeg ik: „eerste
betaald, dan zul je ook eerste reizen".
Dit kaartje hield ik zeer stevig vast en
hield goed in gedachten er niet aan
plukken. Ik zit dus eerste, en kom te
genover een mijnheer, die zich de ge-
heele reis door de kaart zit te leggen.
Zeker, hoe duurder je reist, zooveel te
aangenamer gezelschap tref je. Het is
zonderling, maar ik heb opgemerkt dat
een rijk man zeer zelden lacht, en als hij
wcr lijk is lacht hij nooit. En het is
'toch zoo lekker en zoo gezond en het
kost niets. Zoo zat ik dit te overdenken
op den eersten rang tegenover den kaart -
leggenden heer, totdat de deur van het
compartiment open gaat en een beamb
te verschijnt, die mijn kaartje opeischt,
Mei een nonchalant gebaar en naar bui
ten kijkend, diep ik hel kaartje uit mijn
jaszak op, en reik het hem over. Hij
spreekt mij zeer welluidend toe, zeg
gende dat ik tien frank heb bij te be
talen, want, dat ik met dat kaartje tweede
behoorde te reizen. Ik wijs met onver
schilligheid op de groote, vetgedrukte 1
helpt niet, hij wijst op een miniem klein
hoekje, waar met letlertee'kens, zoo klein
als de lettertjes van onze bankbiljetten,
waar staat dat het verboden is die din
gen na te maken, Deuxifcme classe. Ik
betaal met het ijzigste gezicht van de
wereld tien frank bij. Over mij zag ik
lets van een spiervertrekking. die eenigs-
zins op lachen leek. Ik twijfel of er wel
ooit een tijd zal komen, dat ik met
Spoorboekjes en treinen zal kunnen om
gaan, maar wat beteekent dat ook voor
deze manier van reizen? Ik verwacht
niemand on word ook nergens ver-
Wacht. Overal wordt brood gebakken, al
is het dan niet zoo lekker als thuis en
overal vindt ge een bed om op te sla
pen. Aan het landschap heb ik niet veel
gehad, het was als alle dag zeer grijs df
mistig, het gaat geregeld langs de
Seine, die me zoo dood leek als een
pier, nu en dan een enkele vrachtboot.
Wat me bijzonder opviel was, dat den
geheelen weg langs, heele groepen boo-
mea overbevolkt waren door heksenbe-
Zems, alsof er honderdenverlaten vogel
nesten in hingen om door den wind
verspreid to worden.
De trein gaat maar al door met blik
semsnelheid, na een nur of drie wat
kleine huisjes, schimmige die grooter
afmetingen hebben, een lange, donkere,
•iezigo ruimte door. Langzamer gaat de
rein en daar stap je op een perron
vaar duizenden menschen zich druk be
wegen geloop, gedrang, gesjouw van
pakken en koffers, een gewirwar waarin
ge verloren gaat. Wie veel hebben ge
reisd, trekken zich van al dat gedraaf
en geschreeuw niets aan, gaan met vas
ten tred naar de welbekende plaats van
uitgang, geven last om hun koffers te
bezorgen aan den eersten den bosten
dienstman, maar ik arme, onbeholpen
raensch, die ook wel eens meer gereisd
heb, maar altijd met gezelschap ea die
alles voor me op liet knappen, sta hier
nu wel vijf minuten rond te staren en
van het eene beien op het andere te
draaien, eer ik weet welken kant ik eens
zal probeeren op te gaan, om uit la gare
Si. Lazare te komen. Maar dan tenslotte
komt het, ge richt u op, wordt in uw
verbeelding tien centimeters langer, om-
"ai den koffer met krachtigen greep en
vraagt aan den eersten den besten, waar
de gelegenheid is den koffer te bewaren
1. Na veel vragen en zoeken zijt
ge hem kwijt en staat na twee minuten
of nogko rter op den cour du Havre,
waar de drukte nog veel erger is, want
nu krijgt ge de mannetje aan mannetje
voortbewegende tavi's en autobussen.
\V'at een drukte, wat een gewoel. Hoe
kom je er door! Maar ik ben niet bang
en gelukkig vlug in mijn bewegen; kom
aan den overkant terecht in een café voor
een groote, zinken toonbank, waar kof
fie, melk en chocolade geschonken wor
den en waar ge een broodje kunt eten.
En al heel gauw kom ik in conflict met
den man achter de toonbank, die me
"teen café au lait wil verkoopen, maar
café au lée. Hij merkt al heel gauw dat
ik vreemdeling ben in zijn zaak en
Parijs en valt me lastig met taalles. Ik
zeg „Mijnheer, geef het me nu maar
eindelijk, ik heb toch gelijk." Hij lacht.
Na me versterkt te hebben, betaal ik
vertrek, en sta weer tusschen het
groote gewoel en de sterke geluiden dei
drukte, waar je als het ware in opgeno
men wordt, waar je in wegdompelt. De
Parijzenaar noemt zijn stad na den oor
log dood, ik heb hun gezegd dat
Berlijn eens moeten gaan bekijken.
Als Parijs dood is, dan is Berlijn zeker
morsdood, zeker wat de drukte op straat
betreft. Hier staat ge toch zeker dikwijls
minstens vijf minuten en langer op het
een of ander vluchtheuveltje, eer ge
kans ziet, als ongeschoolde, aan den
overkant van de straat te komen.
Maar ge begrijpt, het leert in een hal
ven dag. Ge stapt me: de anderen maar
dapper meevervolgens hup, geef je
zelf het voorbeeld. Als je een doel hebt
loop je het vlugst, en i» het wandelen
bet prettigst. Daarom maar het aller
eerst het postkantoor opgezocht, om te
vernemen of er brieven zijn.
In de rue du Havre vraag ik aan den
eersten den besten mijnheer die me
lijkt naar la ville de poste; de man kijkt
me eenige seconden wezenloos aan, haalt
de schouders op en laat me staan. Dat
herhaalt zich nog eens, en ik kom tot de
ontdekking dat ik weer een stommiteit
begaan heb. Nu vraag ik in mijn schoon
ste Fransch of mijnheer mij den weg wil
wijzen naar l'hotel de poste. En dan
krijg" je 't, tout droit, tot rue de dit,
avenue de dat, gauche h droite; o
jawel, gooit uwes 't maar in mijn
pet, denk ik. Maar ik weet de richting
hec is wonderlijk hoe gauw ik dan
zoo'n aangewezen plaats vinden kan. Ook
kan ik me snel in een stad, zelfs
groot als Parijs, oriënteeren. Zie je,
daar ben ik weer niet onbeholpen in. Gij
geroutineerde en good Fransch spreken
de reiziger, zult om me lachen. Maar dit
is cok geschreven voor menschen, die
evenzoo als ik voor komen te staan en
dan weten ze meteen hoe het zoo'n beetie
in een groote stad gaat, of kunnen zich
er eerst goed op prepareeren. De post
brengt me een brief van mijn vrouw, met
ingesloten het adres van een goede
vriendin, die me nog geen twee
maanden geleden voor mijn vertrek had
uitgenoodigd bij haar te komen logee-
ren. Wat wil men mooier en dat was ik
zoo maar vergeten! Engelen van u hoor
ik al mompelen „Wat een licht," maar
ik had immers toch geen plan om Parijs
te bezoeken? En zoo knjam 't dat ik 't
vergat. Nu was het werkelijk een licht
straal, die, door de duizenden soorten
van grijs waarin Parijs gehuld lag, tot
me doorbrak. Dadelijk een boekwinkel
binnen, een plan van de stad gekocht,
nog in den winkel nagekeken waar Eet
huis van mijn vrienden te vinden was,
en binnen twintig minuten stondik inde
huiskamer, waar ik met groote vreugde
door maD en vrouw ontvangen werd, als
een vriend uit verre landen. Ge be
grijpt zeker, dat ter wat is losgeko
men. Wat een geklets, wat pret als je
in zes cl zeven weken je niet eens
vlot hebt kunnen luchten. Wat een vra
gen en antwoorden heen en weer, en je
'eer eens in een huiskamer waar het
gezellig is, en je krijgt weer eens ge
woon huis-, tuin- of keukeneten, in
plaats van altijd maar reizigerseten, In
een oogenblik van rust dacht ik, of
dat nu dezelfde man was die soms met
de vreeselijkste pijen in z'n tabernakel
door de straten der hem vreemde ste
den zwierf. En toch, wat heb ik een
oogenblikken van angst gehad ia dat
hujs, dat me zoo vriendelijk en gast
vrij had opgenomen 1 Ik zal probeeren
u te vertellen. Den tweeden avond,
omtreüt negen uur, vraagt mijn
lieve gastvrouw, of ik lust heb nog
een uurtje te gaan wandelen, maat ol
ik om tien uur thuis wil zijn. Zij heb
ben in dien tijd een paar brieven te
schrijven, ik zou me dus wellicht in
dien tijd een beetje vervelen. O, ja zc-
korl Heel prettig boo 's avonds nog
uit te gaan, naar da lichtjes kij
ken. naar de schitterende reclames zoo
tegen St. Nicolaas ca Kerstmis. O,
zeker, heel prettig. En na gekleed te
zijn ga ik, loop do straat uit en kom
■op de Avenue de l'Opéra, sla rechts om,
loop nog wat en kom op den Boulevard
des Italiens. Wel prettig al dat licht, al
die reclame, een geschitter waar de kin
deren zich de oogen aan zouden uit
kijken ik van mijn kant krijg den in
druk van een kermis. Ik ieop en loop
ongeveer een half uur et denknu
het tijd van omkeeren, dan kun je
t tien uur thuis zijn. Daar overvalt
weer die ellendige, scheurende pijn
mijn lichaamik word er nijdig om,
inplaats als gewoonlijk mooi recht
op, zak ik langzamerhand in elkaar en
sjok langs den weg of een zoutbaal
neerdrukt.
Ik wandelde eenige straten om. Door
vragen kom ik toch endc'ijk weer ir
straat waar ik wezen moet, het is 1
stens een kwartier ovex den tijd ea het
huis is gesloten en alles zoo donker
alsof alle lichten der wereld plotse
ling gedoofd waren. Wist ik, dat z>
huis om tien uur gesloten wordt? Weet
ik, dat men eenmaal opengedaan (de
portier doet open door te trekken aan
een lijntje dat bij zijn bed hangt) bij den
pottier den familienaam moet gillen bij
wien men inwoont? Ik schel, de deur
gaat open en ik begeef me in de duis
ternis, want alles is helsch donker. Er
is een portiersloge links van de trap, en
Dingen die niet lelereen weet
loot
1 RECHTS
binnen getrokken. Ik's'cek mijn
hand met het papiertje door de deur-
reet, drie stemmen gillen den naam,
floep, de lampen gaan uit, ik sta weer
het duister, de deuren klappen toe.
Een volgenden keer heb ik nog iets
te vertellen over hetzelfde huis of lïe-
gezegd over iemand dien ik er
ontmoette.
Met groete, J 1
,V A. J. G.
Uit Se Omstreken
LOGE VOOR DE TRAP
een rechts naast de trap. Tastende kom
ik tot aan de trap, die een wenteltrap
is, en tracht op handen en voeten
naar boven te komen. Ben eenige
treden naar boven gestommeld, als
achter me plots een tamelijk fel licht
schijnt en het gegil van een vrouwen
stem zich laat hooren, nu niet vriende
lijk en vleiend, maar meer met een ge
luid alsof er een varken wordt gekeeld,
in een taaltje waaruit ik niet wijs Kan
worden. Tegelijkertijd dat ik me om
keer gaat de loge rechts naast de trap
open en er verschijnt een tamelijk ge
zette kerel in nachtgewaad, gewapend
met een korten, dikken stok, van onde
ren verdacht dik uitloopend. Recht voor
me dus twee vrouwen geheel in 't wit.
Steeds maar gillen, beiden gewapend,
recht onder me dc kerel, die maar aan
houdend knort en den stok voor zich
houdt. Ik begrijp dat ze als ik den naam
van mijn gastheer maar noem, tevre
den rullen zijn, maar, die wil me niet
te binnen schieten. Ik grijp in mijn zak
om het adresje te vinden, ea ze stellen
zich direct verdekt op. Merken ze dat ik
weer naar boven wil gaan, dan vallen
re weer uit en het gegil en geknor be
gint opnieuw. Eindelijk diep ik uit mijn
1 portefeuille het adresje op, schuif voor
zichtig langs den muur. Zij zijn weer
HEEMSTEDE.
Toöneela itvoer'i-'j
Zondag cn Woensdagavond gwtft
dn tooneelclub der Maiiaver enigina
eon uitvoering in het R K. Vereeni-
eingsgebouw, waarvan do baten van
Zondagavond komen ten voordeelo
der Mnri a-vereen iginsr, en van
Woensdag ten voordode van het R.K.
Patronaat. Opgevoerd zal wonden
..Geef God wat God os is", tooneelspel
in drie bedrijven.
YELSEX. Wafcrheit nnd Dichtung.
Jantje kwam telaat oit schooi, dat zou
minsters een standje, waarschijn!^
pak rammel opleveren.
Toen Jantjo dicht bjj huis kwam begon
h(j al zachter cn zachter te loopen, en te
peinzen, was er maar oen reden om later
thuis te komen dan wns 't niet zoo erg.
Jantjo peinsde, bijna tot zijn bolletje ging
barsten.
Jantje kwam thuis, «enigszins huive
rend voor vaders strenge blik.
„Jantje, waar kom jo zoo laat
daanT"
„Van school, moeder."
„Maar je fcornt toch niet regelrecht uit
schoolt"
„Neen, maar d'r is 'n tak op m'n hoofd
gevallen!" (Dit was Jantjes fantasie).
„Waarzoo?"
„Op den Driehuïzermcg, en toon durfde
ik er niet door,"
Vader luistert aandachtig, denkt even
na en zegt dan tegen moeder. ,,Ik heb ge
lezen dat het kapverbod voor de boomen
■langs der. Driehuizerwerkweg is opgehe
ven. misschien zjjn ze daar nl mee bezie."
Jantje glipt naar de keuken, bl(j dat ie
er zoo afkomt.
Jantjes vader vertelt den volgenden
dag, onder 't schaften, aan zijn maats, dat
ze die mooio boomen aan den weg naar
Driehuis al aan 't kappen zjjn.
Jantjes leugentje bereikt in reuzonfor-
maat eenige dagen later iemand, die 01
zpn beroep van maakt krantenberichten
te schrijven en nog een dag later komt
in twee bekende en drie onbekende kran
ten het bericht voor, 0 schande, dat de
boomen langs den inooien Driehuizcr-
kerkweg nu al geveld worden.
De arglooze lezer die naar dat Wil-
helmswerk wilde gaan kijken trof een
paar gemeente-werklieden die bezig wa
ren de voetpaden te verharden.. Heel net
jes. Het takje van Jantje was intus-
schen al weer verdwenen.
Bevolking. Op 1 Jan. 1922 woonden
de gemeente Velsen 28.693 menschen
(14413 in. en 14285 vr.)
Geboren in 1922: 410 m. en 403 vr., ge
vestigd 949 m. en 959 vr.. overleden 114
m. cn 123 yt., vertrokken 966 m. en 1010
vr. Totale vermeerdering 279 m. en
vr., samen 502.
Óp 31 Dec. 1922 bereikte Velsen dus
een totaal van 2S69S en 502 of 29200 in-
Er worden in 1922 270 huwelijken Inge
schreven en 5 echtscheidingen.
BEVERWIJK. Raadsvergaderingen.
In het verslag van de laatste raadsverga
dering is verzuimd op te nemen dat na
een bespreking over do tijden waarop do
raadsvergaderingen worden uitgeschre
ven. is besloten in *t vervolg middagver
gaderingen te houden.
De leden Van Helden on Sluis waren de
voornaamste tegenstanders ervan,
konden zich er ten slotte wel meo
eerngen als maar lang genoeg van te vo
ren de data dor vergaderingen bekend ge
maakt worden.
DE KALENDER.
Wij hebber, ou pa*. tun nieuwen kalen
der voor 1923 gekocht of gekregen. Als
we dien doorkijken, vallen ons eenige
woorden op, die misschien niet iedereen
duidelijk zijn.
Do bedoelde woorden zijn: Guldengetal;
Epacta; Zonnecirkel, Romeiuscho Indic
tie; Zondagsletter. Het zyn aiu.wijzingen
et behulp waarvan men de» kalender
.mensteit.
Hieronder volgt de beteckenis van c'.
dier woorden:
Guldengetal, ook .maaacirkcl
genoemd. Om de 19 jaar vallen de schijn
gestalten Tan de maan op dezelfde tijd
stippen van het jaar.
Met behulp van dit Guldengetal kan
men do data der schijngestalten \an do
1 bepalen. Is het Guldengetal I, dan
valt de nieuwe maan op 1 Januari, Is het
dan op 2 Januari etc. Het Guldengetal
in men vinden op de volgondo ma
Het jaartal wordt met 1 vermeerderd en
deze som door 19 gedeeld. De rest, die
dan overblijft geeft het Guldengetal aan.
or 1923 :s het Guldengetal dus: 1923
1 is 1924, 1924 19 is 101 net 5 tot
ik In 1923 valt de eerste nieuwe x
dus op 5 Januari.
Epacta, ook genoemd „bijgevoegde
dagen" is óók een aanwijzing, die betrok
king hoeft op den maanstand. Do Epacta
goeft op onnauwkeurigo wijze aan, 1
•er het nieuwe maan is.
Men gaat daarbij van de onjuiste veron
derstelling uit dat do baan van de maan
gelijkvormig i? en neemt als omlooptijd
dit hem-Uiehaaci £9.53 dagen aan.
Het tijdsverschil tusschen de laatste
.ieuwe ir.asn en oudejaarsdag is de Epac
ta. Volgens bovengenoemde veronderstel
ling komt de nieuwe maan na 29.53 dagen
terug, er moeten dus zooveel dagen ver-
loopen tusschen de laatste nieuwe maan ia
het oude jaar en do eerste in het nieuwe
jaar. He: Guldengetal heeft ons geleerd,
dat in 1923 nieuwe maan op 5 Januari
valt, de epacta voor 1923 zal dus zjjn
.535 is 24.53) 24.
Zonnecirkel. Wanneer het jaar
p»ecies uit 52 weken bestond, zou elk jaar
-• dcnaelfdeo dag beginnen. Waren er
geen sokrikkeljaren, dan zon elk jaar
bestaan uit 52 weken en één dag. Was dat
het geval, dan zou de eerste Januari steeds
1 dag opschuiven. 1 Januari 1922 viel op
«pc Zundag, in 1923 was het op een
Maandag, in 1924 op een Dinsdag, in 1925
iet ep 'n Woensdag maar op eea
Donderdag, omdat 1924 een schrikkeljaar
daardoor komen de datums niet om
7 jaar terug maar om do 4 maal 7 o£
28 jaar.
De zonnecirkel wijst nu aan hoeveel ja
ren er van die 28 verloopeu zjjn. We wil-
ens berekenen hoeveel jaren er ia
1923 van die 28 om zjjn. Eerst telt men
9 bjj het jaartal op en deelt deze som
dan door 28. De rest wijst het getal van
den zonnecirkel san. De berekening is
das als volgt: 1923 en 9 is 1932, 1932:28
geeft 0, eigeuljjk 2S tot rest, in 1923 ver
loopt dus hot 28ste jaar. De zonnecirkel
J dus 28 zjjn.
De zonnecirkel gebruikt men voorname
lijk ia verband met do Zondagsletter.
Zondagsletter. Voor de bepa
ling van do Zondagsletter soerat men do
dagen van 1 tot en met 1 Januari met de
letters A tot G. De Zondagsletter is de
letter die overeenkomt- met den lsten Zon
dag in het jaar. In 1922 viel de eerste
Zondag op 1 Januari, de Zondagsletter
voor 1922 is dus A daar 1 Januari aange
duid wordt door A. In 1923 valt de eerste
Zondag op 7 Januari. De Zondagsletter
voor 1923 is dus G. Voor 1924 als 6 Ja
nuari de eerste Zondag is, is de Zondag-
Iet ter dus F, enz.
Romemsche indictie. Zjj is ecu
soort Romein-che tijdrekening, die van de
4e eeuw na Chr. tot .n Jo Middeleeuwen
werd gebruikt, Oorspronkelijk was zjj bjj
de Romeinen oen tjjdvai van 15 jaar, ge
durende welk tijdsverioiry de belastingen
op denzolfden voet geheven werden.
Men vindt de Romemsche indictie doof
het jaartal met 3 te vermeerderen en die
som door 15 te dge'.ea. De rest geeft dan
-Ie indictie. Voor 1923 is dc Romeinsshe
indictie dua 1523 en 3 is 1926:15 geeft ,6
Van hier en daar.
FENSIOENRECELINC SPOORWEG
PERSONEEL.
Wij lezer, in „Het Hechte Spcor"
Van cie Directie der N. 5. ontvin
gen wij de wijzigingen welko versohi!
lende bopalineert van het ontwerp-
Densioenreceüng móesten ondergaan
verband met de besprekingen van
22 November j.I. Daar waren ver
schillende toezeggingen gedaan, die
thans in liet reglement worden neer
gelegd.
Zoo wordt bemaald, dat om hem.
wiens lossen dienst bij de S.S. of H.S.
zonder onderbreking "overgaat in een
dienstverband volgens een li. D. V.,
dit R. D. V. ten aan: n van de pen
sioenwet geacht wordt van to:pas-
g t.e zijn geweest van den dag af,
sedert welken hij zonder onderbre
king ln loeee.n dienst is goweest.
Deze bepaling krijgt terugwerken
de bracht voor het personeel van S.S.
N. C. S. on N. B. D. S. Het H. S. M.
personeel is reeds oensioengerechtigd
over de losse dienstjaren.
Er wordt ingesteld een oommissie
van bijstandi bestaande uit 5 leden
door den minister uit de ambtenaren
te hernoemen. Die leden worden he
md voor een tijdvak van 6 jaar
en zijn herbenoembaar. De wijze van
aanbeveling van drie van die leden
zal door den minister worden gere
geld. Dat worden dan de vertegen
woordigers van het personeel.
De commissie van Bijstand krijgt
:n overeenkomstige taak als het col-
lego van Commissarissen bij het Rijk
en moeten worden gehoord bij de
aanwijzing van de functie's, wier ver
vulling lecht geeft op pensaonneoring
op 55-jarige-n leeftijd.
Het personeel, dat het recht heeft
op 60-jarigen leeftijd te worden ge-
penatonneerd, behoudt dat recht.
Alle personeel, dat van den dienst
van eon Nedoriandsche Spoor- of
Tramwegmaatschappii is overgegaan
in dienst van een der maatsch appij an,
heeft de bevoegdheid zijn dienstjaren
bij die eerste maatschappij in het
pensioenfonds in te koopon. Eisch is,
dat de diensttijden geen onderbre
king vertoouen. Ook het oud-N. K*
S.-personeel kan dus zijn dienstjaren
vóór 1S90 alsnog inkoopen.
Hij. die van dezo bevoegdheid ge
bruik wil maken, moet binnen zes
maanden na het mwerkingtreden van
deze wet zijn verlangen aaartoe aan
da Directie kenbaar maken onder
overlegging van de noodige stukkon,
waaruit de duur van den elders door
gebraclitan diensttijd blijkt en van de
verklaring, dat hij zich verbindt da
Inkoop&ccn te betalen.
Ier berekening van die inkoopsont
za! de minister een tarief vaststellen»
De betaung kan in eens geschieden
of over 10 jaar verdeeld worden.
Inkoop van dienstjaren bij S. S.<
H. S. of N. B. D. S. doorgebracht ls
niet noodig, dez» tellen van zolf
mede.
Het personeel zoowel ale de wedu
wen en weezen. die op of na 1 April
1019 zijn geponsionneerd zullen als
nog volgens de nieuws pensioenre
geling worden behandeld. ais zulks
voordeel voor hen is. Voor hen ge Vit
:e nieuwe berekening van het pen
sioen r uds van 1 Juli 1922 af. dua
hebban zij nog wat te goed.
Ten slotte is in de pensioenrege
ling de gelegenheid geopend een
wachtgeldregeling in te voeren. Dit
wil nog niet zeggen, dat er een wacht.
gcidreKeling komt, dooh het reeiemenf
voor het. pensioen vormt thans geert
beletsel meer om ze in te voeren.
DE ARBEIDSDUUR VAN
KANTOORBEDIENDEN.
Naar aanleiding van het adres van
cie Kamer van Koophandel te Rot
terdam en van eon aantal patroons-
vereenigmgen aan den minister van
Arbeid, waarvan wij dezer dagen
melding maakten, strekkende om de
Arbeidswet 1919 in dezen tiid van
economische depressie voor het kan
toorpersoneel niet toe te passen, heeft
de voorzitter van den National en
Bond van Handels- en Kantoorbe
dienden ..Mercurius" zich in een
adres gewend tot de Kamer van
Koophandel. Aan dat adres ontlee-
non wij het volgende:
..De arbeidstijd is in vole gevallen
iets langer dan 48 uur uur week",
schrijft do Kamer. Welnu, is dit
„iets" dan zóó gewichtig, dat de af
schaffing daarvan een reden zou kun
nen opleveren voor „verontrusting W
hooge mate"?
Zoo ja. dan geeft de wet zelve een
middel aan de hand, om de bedrijfs
belangen voldoende tot haar recht ta
doen komen.
Artikel 52 van de Arbeidswet zegt
in de twaalfde alinea„Indien zoo
wel vakverc omgingen van werkg».
vers als arbeiders in een bedrijf, of
bu ontstentenis hiervan een behoor
lijke vertegenwoordiging van werk
gevers en arbeiders uit een bedrijf,
van oordcel zijn, dat het gewenscht ia
ia ceno onderneming of in een groe-p
eton
Feu
Naar het Engelsch van
GEORGE SURREY.
(Geautoriseerde vertaling).
21)
Plotseling ging hij zitten en Grant-
ley, die dit zag kwam onmiddellijk
op 'hem af. Naar zijn kleeren te oor-
deelen korte rijbroek, beenkappen en
sportjasje, bleek het duidelijk van
welke nationaliteit hij was. Hij zag
er heelemaal uit om door een ringe
tje te halen cn de wereld was er
geen haar slechter om geweest, wan
neer hij er niet geweest was.
„Uit Engeland?" vroeg hij beleefd.
„Het spijt me, dat te moeten toe
geven", antwoordde Heweitt op nijdi-
gen toon.
„Werkelijk. Maar dat behoeft u
toch niet te spijten. Ik hen er ook
vandaan. Wilt u me het genoegen
doen iets van me aan te nemen. Noem
maar eens op: aan wat voor „vergif
geef* u de voorkeur?"
Heweitt keek hem met oen gezicht
aan. waarop ziin afschuw duid lijk fe
lezen stond. Niet alleen kwamen dit
jongemensch en hij uit hetzelfde land,
maar ze behoorden er ook tot den-
ze'.fden stand en daarom was zijn af
keer nog grooter.
„Als u het vergif opdronk, dat ik
u noemde, dan zou ik het graag be
stellen". zeide hij op duidelijken toon
den ander recht in de oogen ziend.
Grantley keek verbaasd op. Glimla
chend schudde hij het hoofd.
„Ik ben bang, dat dat me te hoog
gaat", zeide hij luchtig. „Maar wat
zal het zijn? Jira heeft heusoh nog al
eon aardige verscheidenheid!" Hij
ging een paar stappen achteruit en
keek Heweitt toen van het hoofd tot
de voeten met brutalen blik aan. „Je
ziet er anders wel naar uit, 't spijt
me, dat ik het zeggen moet, alsof je
een opfrisschertje noodig had. Een
beetje in de put, niet?"
Dit alles werd op lijzigen bruialen
toon gezegd, irriteerend voor een man,
wiens humeur toch al niet erg aan
genaam is, en het had op Heweitt's
afschuw van het soort, waartoe
Grantley behoorde, denzolfden in
vloed als petroleum op een brandend
vuur. Voor een oogenblik verloor hij
de zelfbeheerschlng, die zijn gevoe
lens in bedwang hield.
„Och loop naar den duivel of blijf
hier!" barstte Iiii uit. „Maar dat zal
j' v.*7*1 do n zander da* ik 't je vraag!"
Deze uitbarsting scheen Grantley te
amuseeren.
„Mijnheer's lever schijnt niet heele
maal in orde te zijn", merkte hij op,
zich van Heweitt tot do bezoekers
wendend, die, hoewel ze in hun hart
Grantley uitlachten, toch van hem
profiteerden.
Zij hadden in het eerst slechts wei
nig belangstelling getoond voor deze
schermutseling, nu grinnikten ze.
Maar een van hen, vriendelijker of
verstandiger dan de rest fluisterde
het jongmensch in het oor:
j „Ik zou maar een beetje oppassen
met dien kerel daar. Ik weet niet wie
hij is, maar hij ziet cr niet makkelijk
uit".
j „Hij ziet er uit als de duivel in
eigen persoon", merkte Grantley op,
zonder echter zorg te dragen wat
zachter te praten. „Schenk nog eens
in, Jim".
j „Zeker, mijnheer grijnsde do kroeg-
I baas.
I Ma'ar toen hij, met de flcsschen in
de hand weer boven de toonbank uit
kwam, kwam zjjn hoofd op onzachte
wijze in aanraking met dat van Jle-
j woitt,
j Deze leunde over de toonbank en
cr was een harde uitdrukking in zijn
oogen. llii liad plotseling c«n inge
ving pokregen en hij handelde r
te denken.
1
„Doe maar geen moeite, Jim, om
nog mce«r drank te schenken", zeide
hii-
Carney, voor het eerst van zijn le
ven verbaasd, hield op en staarde
Heweitt met open oogen aan. Toen
fronste hij de wenkbrauwen .en vroeg,
waarom voor den drommel, hij er
zich mee bemoeide.
„Omdat ik vind. dat die jonge snoes
liaan al meer geld verknoeid beeft
dan goed voor hem is", was het ant
woord.
Met een vuurrood gezicht van woe
de wendde Carney zich tot Grantley.
„Zeg eens, hier die kerel zegt, dat
j ik je geen whiskey meer mag geven",
schreeuwde hij. „ls t ie soms je kin-
dormeisje?"
Langzaam keerde Grantley zich om
en ke«k Heweitt met brutalen blik
aan. Heweitt bleef hem strak aankij-
I ken. Hij verwachtte een uitbarsting,
hoewel de ander zeker niet dronken
was.
„Xageoioeg nuchter", zou in deze
streken zeker gezegd worden. Maar
do matige opwinding over zijn pas
begonnen succes verdween heelemaal
toen hij den ongeroepen beoordeelaar
van zijn daden, in do oogen keak. Hij
w.:s niet boos, het amuseerde hem.
Enk -Ie seconden lang-staarde Lij
r in '"e zi.il was het zoo êlil a s
het grof, ai'.er cogen waren op He
weitt en Grantley gevestigd. Carney
verbrak het eerst de stilte.
„Zeg, deelt hii hier nu de lakens
uit?" riep hij uit op .Heweitt wijzend.
En dit werd op zoo'n hatelijken toon
gezegd, dat de meeste menschen
moeite gehad zouden hebben kalm te
blijven.
Grantley toonde buitengewoon wei
nig belangstelling. Alleen Heweitt
keek hij aandachtig aan. De kroeg
houder herhaalde zijn vraag en het
jongemensch antwoordde, zonder de
moeite to doen zich om te draaien.
„Maak toch niet zoo'n drukte,
Jim".
Dit werd op een toon gezegd, waar
op een man, die met zijn gedachten
heel ergens anders wal tegen e n
hond zon zeggen. Het drong zelfs
doer Carney's olifantenhuid en zijn
ongeschoren gezicht werd bijna zwart
Zijn oogen gloeiden kwaadaardig en
hij mompelde iets heel onaangenaams
maar Grantley negeerde hem. Lang
zaam kwam hij op IIcweitt toegeloo-
pen
„Mijnheer, zou ik ook mogen we
ten of uw opmerking mij betrof?"
vroeg hii op dien beleefden, beheersch
ten maar gevaarlijk mïnzameri toon
van den jongen Engelsen man van
goeden huize, tegenover wien iemand
van minderen s< i"l een"
i heden veroorloofd heeft.
„Zeker, ik zeide den man, u geen
whiskey meer te geven antwoorddo
Heweitt onmiddellijk op beleefden
toon.
„En zou ik de reden voor dia vrij
heid ook mogen weten?" vroeg Grant
ley. nog steeds be eefd.
„De reden S, dat u blijkbaar al
meer gehad hebt, dan goed voor u is",
antwoordde Heweitt kalm. „Verder
neem ik de vrijheid er nog aan toe
te voegen, dat u niet wijs is en dat
deze man schurkachtig genoeg is om
daarvan to profiteeren. Aangezien u
niet schijnt te merken, wanneer u
zicli aar.strlt ah een gek, bewijst led°r
een die u dat vertelt u daar een wel
daad mee".
Hij logde het aan op een gevecht;
niets anders kon lucht geven aan zijn
zwaarmoedigheid en slecht humeur.
Grantley bezon zijn kalmte te ver
liezen. zijn oogen keken boos. hij
werd bleek en toen hij weer sprak wat
het op ijskouden toon.
„Begrijp je wel, vriendje, dat je
machtig brutaal bent?" vroeg hij.
Heweitt wilde wel eens zien, hoe
d;t zaakje afliep, niet alleen om den
goeden invloed, die het op hemzelf
zou hebben, maar ook, omdat hij tot
de <v -t izing gekomen was. dat
Grantley nog te veel goeds in zich had
hom /.oo mner ronder eenige po
ging te doen o:n hem te helpen, naaf