Een schilder op reis. Rubriek van den Arbeid. Buiten de Wet HAARLEM'S VRLJ&&0! S» JANUARI *923 DAGBLAD DERDE BLAD NAAR PARIJS! OVER DE TREINREIS ROUEN—PARIJS. TAAL-MOEILIJKHEDEN. EEN AVONOWANDEMNC. Uit Rouen hebt ge mijn laatste schrij ven geiezen, dat is nu ik dit weer begin al bijna drie weken geleden. De reden van mijn zwijgen is dat ik me lang niet prettig gevoel, en dat is in Rouen al begonnen, waar ik van de vijf dagen dat ik er was, zeker drie op bed heb door gebracht. Ik ben van R. naar Patijs ge gaan, maar dat was niet de bedoeling; neen, door het Zuiden van Frankrijk en zoo op Spanje af, was al van veel vroe ger mijn verlangen geweest. En dat ver langen was den laa'.sten tijd weer met meer kracht terug gekomen doordat ik weer eens opnieuw gelezen had van het glorietijdperk der Arabieren in Spanje, dat was van 700 tot ton ongeveer. Om dat 'k weer eens geiezen had van Cor dova met haar t«t cathedraal verander den Arabischen tempel, van Andaluzien en van wat al niet meer. Het heeft niet moeten zijn, maar we houden den moed er in; misschien komt het nog. Dus naar Parijs. Ik zoek den vorigen dag met zorg den trein uit, en maak dat ik bijtijds aan het station ben. Er zijn veel menschen in de rij, en ik kom toch eindelijk aan het loket en verlang mijn kaartje derde klas. De man achter het loket beduidt me dat er geen derde klasse iï en schuift me een kaartje toe, be- d iiki met een groote, dikke, vetgedrukte 'I, Go begrijpt dat ik schrik, eerste, dat fca] roe nooit gebeuren; ik protesteer, hij schudt het hoofd van neen en eischl twintig franken ongeveer. De men- seb*iï dringen op en ik moet toch yaai Parijs. Vooruit danmaarkerel.be- iksi ia het lot. Ik kijk nijdig naar mïin kaantje, waar ik niets op zie dan die vatte X en een gaatje in het midden, woW nog een gaatje bijgemaakt ea ga naar het perron om den trein die Dieppe komt te wachten, om al? fen rijk man naar Parijs te laten vervoeren. De trein komt met bliksem snelle vaart binnen, staat stil, en ik zii tot mijn verwondering dat er tweede klasse is. Zoo'n vent, zoo'n kerel, me zoo'n duur kaartje in mijn handen te stoppen, op de kaart kunt ge zii bijv. AmiensRouen bijna gelijke af stand is als RouenParijs, tenminste Ik dacht zoo, en dat kost zoowat f 4.50. Er is veel druk gedoe van menschen, die tweede meegaan, en ik denk: kan me eerste bommen, ik ga toch tweede, maar uit nijd zeg ik: „eerste betaald, dan zul je ook eerste reizen". Dit kaartje hield ik zeer stevig vast en hield goed in gedachten er niet aan plukken. Ik zit dus eerste, en kom te genover een mijnheer, die zich de ge- heele reis door de kaart zit te leggen. Zeker, hoe duurder je reist, zooveel te aangenamer gezelschap tref je. Het is zonderling, maar ik heb opgemerkt dat een rijk man zeer zelden lacht, en als hij wcr lijk is lacht hij nooit. En het is 'toch zoo lekker en zoo gezond en het kost niets. Zoo zat ik dit te overdenken op den eersten rang tegenover den kaart - leggenden heer, totdat de deur van het compartiment open gaat en een beamb te verschijnt, die mijn kaartje opeischt, Mei een nonchalant gebaar en naar bui ten kijkend, diep ik hel kaartje uit mijn jaszak op, en reik het hem over. Hij spreekt mij zeer welluidend toe, zeg gende dat ik tien frank heb bij te be talen, want, dat ik met dat kaartje tweede behoorde te reizen. Ik wijs met onver schilligheid op de groote, vetgedrukte 1 helpt niet, hij wijst op een miniem klein hoekje, waar met letlertee'kens, zoo klein als de lettertjes van onze bankbiljetten, waar staat dat het verboden is die din gen na te maken, Deuxifcme classe. Ik betaal met het ijzigste gezicht van de wereld tien frank bij. Over mij zag ik lets van een spiervertrekking. die eenigs- zins op lachen leek. Ik twijfel of er wel ooit een tijd zal komen, dat ik met Spoorboekjes en treinen zal kunnen om gaan, maar wat beteekent dat ook voor deze manier van reizen? Ik verwacht niemand on word ook nergens ver- Wacht. Overal wordt brood gebakken, al is het dan niet zoo lekker als thuis en overal vindt ge een bed om op te sla pen. Aan het landschap heb ik niet veel gehad, het was als alle dag zeer grijs df mistig, het gaat geregeld langs de Seine, die me zoo dood leek als een pier, nu en dan een enkele vrachtboot. Wat me bijzonder opviel was, dat den geheelen weg langs, heele groepen boo- mea overbevolkt waren door heksenbe- Zems, alsof er honderdenverlaten vogel nesten in hingen om door den wind verspreid to worden. De trein gaat maar al door met blik semsnelheid, na een nur of drie wat kleine huisjes, schimmige die grooter afmetingen hebben, een lange, donkere, •iezigo ruimte door. Langzamer gaat de rein en daar stap je op een perron vaar duizenden menschen zich druk be wegen geloop, gedrang, gesjouw van pakken en koffers, een gewirwar waarin ge verloren gaat. Wie veel hebben ge reisd, trekken zich van al dat gedraaf en geschreeuw niets aan, gaan met vas ten tred naar de welbekende plaats van uitgang, geven last om hun koffers te bezorgen aan den eersten den bosten dienstman, maar ik arme, onbeholpen raensch, die ook wel eens meer gereisd heb, maar altijd met gezelschap ea die alles voor me op liet knappen, sta hier nu wel vijf minuten rond te staren en van het eene beien op het andere te draaien, eer ik weet welken kant ik eens zal probeeren op te gaan, om uit la gare Si. Lazare te komen. Maar dan tenslotte komt het, ge richt u op, wordt in uw verbeelding tien centimeters langer, om- "ai den koffer met krachtigen greep en vraagt aan den eersten den besten, waar de gelegenheid is den koffer te bewaren 1. Na veel vragen en zoeken zijt ge hem kwijt en staat na twee minuten of nogko rter op den cour du Havre, waar de drukte nog veel erger is, want nu krijgt ge de mannetje aan mannetje voortbewegende tavi's en autobussen. \V'at een drukte, wat een gewoel. Hoe kom je er door! Maar ik ben niet bang en gelukkig vlug in mijn bewegen; kom aan den overkant terecht in een café voor een groote, zinken toonbank, waar kof fie, melk en chocolade geschonken wor den en waar ge een broodje kunt eten. En al heel gauw kom ik in conflict met den man achter de toonbank, die me "teen café au lait wil verkoopen, maar café au lée. Hij merkt al heel gauw dat ik vreemdeling ben in zijn zaak en Parijs en valt me lastig met taalles. Ik zeg „Mijnheer, geef het me nu maar eindelijk, ik heb toch gelijk." Hij lacht. Na me versterkt te hebben, betaal ik vertrek, en sta weer tusschen het groote gewoel en de sterke geluiden dei drukte, waar je als het ware in opgeno men wordt, waar je in wegdompelt. De Parijzenaar noemt zijn stad na den oor log dood, ik heb hun gezegd dat Berlijn eens moeten gaan bekijken. Als Parijs dood is, dan is Berlijn zeker morsdood, zeker wat de drukte op straat betreft. Hier staat ge toch zeker dikwijls minstens vijf minuten en langer op het een of ander vluchtheuveltje, eer ge kans ziet, als ongeschoolde, aan den overkant van de straat te komen. Maar ge begrijpt, het leert in een hal ven dag. Ge stapt me: de anderen maar dapper meevervolgens hup, geef je zelf het voorbeeld. Als je een doel hebt loop je het vlugst, en i» het wandelen bet prettigst. Daarom maar het aller eerst het postkantoor opgezocht, om te vernemen of er brieven zijn. In de rue du Havre vraag ik aan den eersten den besten mijnheer die me lijkt naar la ville de poste; de man kijkt me eenige seconden wezenloos aan, haalt de schouders op en laat me staan. Dat herhaalt zich nog eens, en ik kom tot de ontdekking dat ik weer een stommiteit begaan heb. Nu vraag ik in mijn schoon ste Fransch of mijnheer mij den weg wil wijzen naar l'hotel de poste. En dan krijg" je 't, tout droit, tot rue de dit, avenue de dat, gauche h droite; o jawel, gooit uwes 't maar in mijn pet, denk ik. Maar ik weet de richting hec is wonderlijk hoe gauw ik dan zoo'n aangewezen plaats vinden kan. Ook kan ik me snel in een stad, zelfs groot als Parijs, oriënteeren. Zie je, daar ben ik weer niet onbeholpen in. Gij geroutineerde en good Fransch spreken de reiziger, zult om me lachen. Maar dit is cok geschreven voor menschen, die evenzoo als ik voor komen te staan en dan weten ze meteen hoe het zoo'n beetie in een groote stad gaat, of kunnen zich er eerst goed op prepareeren. De post brengt me een brief van mijn vrouw, met ingesloten het adres van een goede vriendin, die me nog geen twee maanden geleden voor mijn vertrek had uitgenoodigd bij haar te komen logee- ren. Wat wil men mooier en dat was ik zoo maar vergeten! Engelen van u hoor ik al mompelen „Wat een licht," maar ik had immers toch geen plan om Parijs te bezoeken? En zoo knjam 't dat ik 't vergat. Nu was het werkelijk een licht straal, die, door de duizenden soorten van grijs waarin Parijs gehuld lag, tot me doorbrak. Dadelijk een boekwinkel binnen, een plan van de stad gekocht, nog in den winkel nagekeken waar Eet huis van mijn vrienden te vinden was, en binnen twintig minuten stondik inde huiskamer, waar ik met groote vreugde door maD en vrouw ontvangen werd, als een vriend uit verre landen. Ge be grijpt zeker, dat ter wat is losgeko men. Wat een geklets, wat pret als je in zes cl zeven weken je niet eens vlot hebt kunnen luchten. Wat een vra gen en antwoorden heen en weer, en je 'eer eens in een huiskamer waar het gezellig is, en je krijgt weer eens ge woon huis-, tuin- of keukeneten, in plaats van altijd maar reizigerseten, In een oogenblik van rust dacht ik, of dat nu dezelfde man was die soms met de vreeselijkste pijen in z'n tabernakel door de straten der hem vreemde ste den zwierf. En toch, wat heb ik een oogenblikken van angst gehad ia dat hujs, dat me zoo vriendelijk en gast vrij had opgenomen 1 Ik zal probeeren u te vertellen. Den tweeden avond, omtreüt negen uur, vraagt mijn lieve gastvrouw, of ik lust heb nog een uurtje te gaan wandelen, maat ol ik om tien uur thuis wil zijn. Zij heb ben in dien tijd een paar brieven te schrijven, ik zou me dus wellicht in dien tijd een beetje vervelen. O, ja zc- korl Heel prettig boo 's avonds nog uit te gaan, naar da lichtjes kij ken. naar de schitterende reclames zoo tegen St. Nicolaas ca Kerstmis. O, zeker, heel prettig. En na gekleed te zijn ga ik, loop do straat uit en kom ■op de Avenue de l'Opéra, sla rechts om, loop nog wat en kom op den Boulevard des Italiens. Wel prettig al dat licht, al die reclame, een geschitter waar de kin deren zich de oogen aan zouden uit kijken ik van mijn kant krijg den in druk van een kermis. Ik ieop en loop ongeveer een half uur et denknu het tijd van omkeeren, dan kun je t tien uur thuis zijn. Daar overvalt weer die ellendige, scheurende pijn mijn lichaamik word er nijdig om, inplaats als gewoonlijk mooi recht op, zak ik langzamerhand in elkaar en sjok langs den weg of een zoutbaal neerdrukt. Ik wandelde eenige straten om. Door vragen kom ik toch endc'ijk weer ir straat waar ik wezen moet, het is 1 stens een kwartier ovex den tijd ea het huis is gesloten en alles zoo donker alsof alle lichten der wereld plotse ling gedoofd waren. Wist ik, dat z> huis om tien uur gesloten wordt? Weet ik, dat men eenmaal opengedaan (de portier doet open door te trekken aan een lijntje dat bij zijn bed hangt) bij den pottier den familienaam moet gillen bij wien men inwoont? Ik schel, de deur gaat open en ik begeef me in de duis ternis, want alles is helsch donker. Er is een portiersloge links van de trap, en Dingen die niet lelereen weet loot 1 RECHTS binnen getrokken. Ik's'cek mijn hand met het papiertje door de deur- reet, drie stemmen gillen den naam, floep, de lampen gaan uit, ik sta weer het duister, de deuren klappen toe. Een volgenden keer heb ik nog iets te vertellen over hetzelfde huis of lïe- gezegd over iemand dien ik er ontmoette. Met groete, J 1 ,V A. J. G. Uit Se Omstreken LOGE VOOR DE TRAP een rechts naast de trap. Tastende kom ik tot aan de trap, die een wenteltrap is, en tracht op handen en voeten naar boven te komen. Ben eenige treden naar boven gestommeld, als achter me plots een tamelijk fel licht schijnt en het gegil van een vrouwen stem zich laat hooren, nu niet vriende lijk en vleiend, maar meer met een ge luid alsof er een varken wordt gekeeld, in een taaltje waaruit ik niet wijs Kan worden. Tegelijkertijd dat ik me om keer gaat de loge rechts naast de trap open en er verschijnt een tamelijk ge zette kerel in nachtgewaad, gewapend met een korten, dikken stok, van onde ren verdacht dik uitloopend. Recht voor me dus twee vrouwen geheel in 't wit. Steeds maar gillen, beiden gewapend, recht onder me dc kerel, die maar aan houdend knort en den stok voor zich houdt. Ik begrijp dat ze als ik den naam van mijn gastheer maar noem, tevre den rullen zijn, maar, die wil me niet te binnen schieten. Ik grijp in mijn zak om het adresje te vinden, ea ze stellen zich direct verdekt op. Merken ze dat ik weer naar boven wil gaan, dan vallen re weer uit en het gegil en geknor be gint opnieuw. Eindelijk diep ik uit mijn 1 portefeuille het adresje op, schuif voor zichtig langs den muur. Zij zijn weer HEEMSTEDE. Toöneela itvoer'i-'j Zondag cn Woensdagavond gwtft dn tooneelclub der Maiiaver enigina eon uitvoering in het R K. Vereeni- eingsgebouw, waarvan do baten van Zondagavond komen ten voordeelo der Mnri a-vereen iginsr, en van Woensdag ten voordode van het R.K. Patronaat. Opgevoerd zal wonden ..Geef God wat God os is", tooneelspel in drie bedrijven. YELSEX. Wafcrheit nnd Dichtung. Jantje kwam telaat oit schooi, dat zou minsters een standje, waarschijn!^ pak rammel opleveren. Toen Jantjo dicht bjj huis kwam begon h(j al zachter cn zachter te loopen, en te peinzen, was er maar oen reden om later thuis te komen dan wns 't niet zoo erg. Jantjo peinsde, bijna tot zijn bolletje ging barsten. Jantje kwam thuis, «enigszins huive rend voor vaders strenge blik. „Jantje, waar kom jo zoo laat daanT" „Van school, moeder." „Maar je fcornt toch niet regelrecht uit schoolt" „Neen, maar d'r is 'n tak op m'n hoofd gevallen!" (Dit was Jantjes fantasie). „Waarzoo?" „Op den Driehuïzermcg, en toon durfde ik er niet door," Vader luistert aandachtig, denkt even na en zegt dan tegen moeder. ,,Ik heb ge lezen dat het kapverbod voor de boomen ■langs der. Driehuizerwerkweg is opgehe ven. misschien zjjn ze daar nl mee bezie." Jantje glipt naar de keuken, bl(j dat ie er zoo afkomt. Jantjes vader vertelt den volgenden dag, onder 't schaften, aan zijn maats, dat ze die mooio boomen aan den weg naar Driehuis al aan 't kappen zjjn. Jantjes leugentje bereikt in reuzonfor- maat eenige dagen later iemand, die 01 zpn beroep van maakt krantenberichten te schrijven en nog een dag later komt in twee bekende en drie onbekende kran ten het bericht voor, 0 schande, dat de boomen langs den inooien Driehuizcr- kerkweg nu al geveld worden. De arglooze lezer die naar dat Wil- helmswerk wilde gaan kijken trof een paar gemeente-werklieden die bezig wa ren de voetpaden te verharden.. Heel net jes. Het takje van Jantje was intus- schen al weer verdwenen. Bevolking. Op 1 Jan. 1922 woonden de gemeente Velsen 28.693 menschen (14413 in. en 14285 vr.) Geboren in 1922: 410 m. en 403 vr., ge vestigd 949 m. en 959 vr.. overleden 114 m. cn 123 yt., vertrokken 966 m. en 1010 vr. Totale vermeerdering 279 m. en vr., samen 502. Óp 31 Dec. 1922 bereikte Velsen dus een totaal van 2S69S en 502 of 29200 in- Er worden in 1922 270 huwelijken Inge schreven en 5 echtscheidingen. BEVERWIJK. Raadsvergaderingen. In het verslag van de laatste raadsverga dering is verzuimd op te nemen dat na een bespreking over do tijden waarop do raadsvergaderingen worden uitgeschre ven. is besloten in *t vervolg middagver gaderingen te houden. De leden Van Helden on Sluis waren de voornaamste tegenstanders ervan, konden zich er ten slotte wel meo eerngen als maar lang genoeg van te vo ren de data dor vergaderingen bekend ge maakt worden. DE KALENDER. Wij hebber, ou pa*. tun nieuwen kalen der voor 1923 gekocht of gekregen. Als we dien doorkijken, vallen ons eenige woorden op, die misschien niet iedereen duidelijk zijn. Do bedoelde woorden zijn: Guldengetal; Epacta; Zonnecirkel, Romeiuscho Indic tie; Zondagsletter. Het zyn aiu.wijzingen et behulp waarvan men de» kalender .mensteit. Hieronder volgt de beteckenis van c'. dier woorden: Guldengetal, ook .maaacirkcl genoemd. Om de 19 jaar vallen de schijn gestalten Tan de maan op dezelfde tijd stippen van het jaar. Met behulp van dit Guldengetal kan men do data der schijngestalten \an do 1 bepalen. Is het Guldengetal I, dan valt de nieuwe maan op 1 Januari, Is het dan op 2 Januari etc. Het Guldengetal in men vinden op de volgondo ma Het jaartal wordt met 1 vermeerderd en deze som door 19 gedeeld. De rest, die dan overblijft geeft het Guldengetal aan. or 1923 :s het Guldengetal dus: 1923 1 is 1924, 1924 19 is 101 net 5 tot ik In 1923 valt de eerste nieuwe x dus op 5 Januari. Epacta, ook genoemd „bijgevoegde dagen" is óók een aanwijzing, die betrok king hoeft op den maanstand. Do Epacta goeft op onnauwkeurigo wijze aan, 1 •er het nieuwe maan is. Men gaat daarbij van de onjuiste veron derstelling uit dat do baan van de maan gelijkvormig i? en neemt als omlooptijd dit hem-Uiehaaci £9.53 dagen aan. Het tijdsverschil tusschen de laatste .ieuwe ir.asn en oudejaarsdag is de Epac ta. Volgens bovengenoemde veronderstel ling komt de nieuwe maan na 29.53 dagen terug, er moeten dus zooveel dagen ver- loopen tusschen de laatste nieuwe maan ia het oude jaar en do eerste in het nieuwe jaar. He: Guldengetal heeft ons geleerd, dat in 1923 nieuwe maan op 5 Januari valt, de epacta voor 1923 zal dus zjjn .535 is 24.53) 24. Zonnecirkel. Wanneer het jaar p»ecies uit 52 weken bestond, zou elk jaar -• dcnaelfdeo dag beginnen. Waren er geen sokrikkeljaren, dan zon elk jaar bestaan uit 52 weken en één dag. Was dat het geval, dan zou de eerste Januari steeds 1 dag opschuiven. 1 Januari 1922 viel op «pc Zundag, in 1923 was het op een Maandag, in 1924 op een Dinsdag, in 1925 iet ep 'n Woensdag maar op eea Donderdag, omdat 1924 een schrikkeljaar daardoor komen de datums niet om 7 jaar terug maar om do 4 maal 7 o£ 28 jaar. De zonnecirkel wijst nu aan hoeveel ja ren er van die 28 verloopeu zjjn. We wil- ens berekenen hoeveel jaren er ia 1923 van die 28 om zjjn. Eerst telt men 9 bjj het jaartal op en deelt deze som dan door 28. De rest wijst het getal van den zonnecirkel san. De berekening is das als volgt: 1923 en 9 is 1932, 1932:28 geeft 0, eigeuljjk 2S tot rest, in 1923 ver loopt dus hot 28ste jaar. De zonnecirkel J dus 28 zjjn. De zonnecirkel gebruikt men voorname lijk ia verband met do Zondagsletter. Zondagsletter. Voor de bepa ling van do Zondagsletter soerat men do dagen van 1 tot en met 1 Januari met de letters A tot G. De Zondagsletter is de letter die overeenkomt- met den lsten Zon dag in het jaar. In 1922 viel de eerste Zondag op 1 Januari, de Zondagsletter voor 1922 is dus A daar 1 Januari aange duid wordt door A. In 1923 valt de eerste Zondag op 7 Januari. De Zondagsletter voor 1923 is dus G. Voor 1924 als 6 Ja nuari de eerste Zondag is, is de Zondag- Iet ter dus F, enz. Romemsche indictie. Zjj is ecu soort Romein-che tijdrekening, die van de 4e eeuw na Chr. tot .n Jo Middeleeuwen werd gebruikt, Oorspronkelijk was zjj bjj de Romeinen oen tjjdvai van 15 jaar, ge durende welk tijdsverioiry de belastingen op denzolfden voet geheven werden. Men vindt de Romemsche indictie doof het jaartal met 3 te vermeerderen en die som door 15 te dge'.ea. De rest geeft dan -Ie indictie. Voor 1923 is dc Romeinsshe indictie dua 1523 en 3 is 1926:15 geeft ,6 Van hier en daar. FENSIOENRECELINC SPOORWEG PERSONEEL. Wij lezer, in „Het Hechte Spcor" Van cie Directie der N. 5. ontvin gen wij de wijzigingen welko versohi! lende bopalineert van het ontwerp- Densioenreceüng móesten ondergaan verband met de besprekingen van 22 November j.I. Daar waren ver schillende toezeggingen gedaan, die thans in liet reglement worden neer gelegd. Zoo wordt bemaald, dat om hem. wiens lossen dienst bij de S.S. of H.S. zonder onderbreking "overgaat in een dienstverband volgens een li. D. V., dit R. D. V. ten aan: n van de pen sioenwet geacht wordt van to:pas- g t.e zijn geweest van den dag af, sedert welken hij zonder onderbre king ln loeee.n dienst is goweest. Deze bepaling krijgt terugwerken de bracht voor het personeel van S.S. N. C. S. on N. B. D. S. Het H. S. M. personeel is reeds oensioengerechtigd over de losse dienstjaren. Er wordt ingesteld een oommissie van bijstandi bestaande uit 5 leden door den minister uit de ambtenaren te hernoemen. Die leden worden he md voor een tijdvak van 6 jaar en zijn herbenoembaar. De wijze van aanbeveling van drie van die leden zal door den minister worden gere geld. Dat worden dan de vertegen woordigers van het personeel. De commissie van Bijstand krijgt :n overeenkomstige taak als het col- lego van Commissarissen bij het Rijk en moeten worden gehoord bij de aanwijzing van de functie's, wier ver vulling lecht geeft op pensaonneoring op 55-jarige-n leeftijd. Het personeel, dat het recht heeft op 60-jarigen leeftijd te worden ge- penatonneerd, behoudt dat recht. Alle personeel, dat van den dienst van eon Nedoriandsche Spoor- of Tramwegmaatschappii is overgegaan in dienst van een der maatsch appij an, heeft de bevoegdheid zijn dienstjaren bij die eerste maatschappij in het pensioenfonds in te koopon. Eisch is, dat de diensttijden geen onderbre king vertoouen. Ook het oud-N. K* S.-personeel kan dus zijn dienstjaren vóór 1S90 alsnog inkoopen. Hij. die van dezo bevoegdheid ge bruik wil maken, moet binnen zes maanden na het mwerkingtreden van deze wet zijn verlangen aaartoe aan da Directie kenbaar maken onder overlegging van de noodige stukkon, waaruit de duur van den elders door gebraclitan diensttijd blijkt en van de verklaring, dat hij zich verbindt da Inkoop&ccn te betalen. Ier berekening van die inkoopsont za! de minister een tarief vaststellen» De betaung kan in eens geschieden of over 10 jaar verdeeld worden. Inkoop van dienstjaren bij S. S.< H. S. of N. B. D. S. doorgebracht ls niet noodig, dez» tellen van zolf mede. Het personeel zoowel ale de wedu wen en weezen. die op of na 1 April 1019 zijn geponsionneerd zullen als nog volgens de nieuws pensioenre geling worden behandeld. ais zulks voordeel voor hen is. Voor hen ge Vit :e nieuwe berekening van het pen sioen r uds van 1 Juli 1922 af. dua hebban zij nog wat te goed. Ten slotte is in de pensioenrege ling de gelegenheid geopend een wachtgeldregeling in te voeren. Dit wil nog niet zeggen, dat er een wacht. gcidreKeling komt, dooh het reeiemenf voor het. pensioen vormt thans geert beletsel meer om ze in te voeren. DE ARBEIDSDUUR VAN KANTOORBEDIENDEN. Naar aanleiding van het adres van cie Kamer van Koophandel te Rot terdam en van eon aantal patroons- vereenigmgen aan den minister van Arbeid, waarvan wij dezer dagen melding maakten, strekkende om de Arbeidswet 1919 in dezen tiid van economische depressie voor het kan toorpersoneel niet toe te passen, heeft de voorzitter van den National en Bond van Handels- en Kantoorbe dienden ..Mercurius" zich in een adres gewend tot de Kamer van Koophandel. Aan dat adres ontlee- non wij het volgende: ..De arbeidstijd is in vole gevallen iets langer dan 48 uur uur week", schrijft do Kamer. Welnu, is dit „iets" dan zóó gewichtig, dat de af schaffing daarvan een reden zou kun nen opleveren voor „verontrusting W hooge mate"? Zoo ja. dan geeft de wet zelve een middel aan de hand, om de bedrijfs belangen voldoende tot haar recht ta doen komen. Artikel 52 van de Arbeidswet zegt in de twaalfde alinea„Indien zoo wel vakverc omgingen van werkg». vers als arbeiders in een bedrijf, of bu ontstentenis hiervan een behoor lijke vertegenwoordiging van werk gevers en arbeiders uit een bedrijf, van oordcel zijn, dat het gewenscht ia ia ceno onderneming of in een groe-p eton Feu Naar het Engelsch van GEORGE SURREY. (Geautoriseerde vertaling). 21) Plotseling ging hij zitten en Grant- ley, die dit zag kwam onmiddellijk op 'hem af. Naar zijn kleeren te oor- deelen korte rijbroek, beenkappen en sportjasje, bleek het duidelijk van welke nationaliteit hij was. Hij zag er heelemaal uit om door een ringe tje te halen cn de wereld was er geen haar slechter om geweest, wan neer hij er niet geweest was. „Uit Engeland?" vroeg hij beleefd. „Het spijt me, dat te moeten toe geven", antwoordde Heweitt op nijdi- gen toon. „Werkelijk. Maar dat behoeft u toch niet te spijten. Ik hen er ook vandaan. Wilt u me het genoegen doen iets van me aan te nemen. Noem maar eens op: aan wat voor „vergif geef* u de voorkeur?" Heweitt keek hem met oen gezicht aan. waarop ziin afschuw duid lijk fe lezen stond. Niet alleen kwamen dit jongemensch en hij uit hetzelfde land, maar ze behoorden er ook tot den- ze'.fden stand en daarom was zijn af keer nog grooter. „Als u het vergif opdronk, dat ik u noemde, dan zou ik het graag be stellen". zeide hij op duidelijken toon den ander recht in de oogen ziend. Grantley keek verbaasd op. Glimla chend schudde hij het hoofd. „Ik ben bang, dat dat me te hoog gaat", zeide hij luchtig. „Maar wat zal het zijn? Jira heeft heusoh nog al eon aardige verscheidenheid!" Hij ging een paar stappen achteruit en keek Heweitt toen van het hoofd tot de voeten met brutalen blik aan. „Je ziet er anders wel naar uit, 't spijt me, dat ik het zeggen moet, alsof je een opfrisschertje noodig had. Een beetje in de put, niet?" Dit alles werd op lijzigen bruialen toon gezegd, irriteerend voor een man, wiens humeur toch al niet erg aan genaam is, en het had op Heweitt's afschuw van het soort, waartoe Grantley behoorde, denzolfden in vloed als petroleum op een brandend vuur. Voor een oogenblik verloor hij de zelfbeheerschlng, die zijn gevoe lens in bedwang hield. „Och loop naar den duivel of blijf hier!" barstte Iiii uit. „Maar dat zal j' v.*7*1 do n zander da* ik 't je vraag!" Deze uitbarsting scheen Grantley te amuseeren. „Mijnheer's lever schijnt niet heele maal in orde te zijn", merkte hij op, zich van Heweitt tot do bezoekers wendend, die, hoewel ze in hun hart Grantley uitlachten, toch van hem profiteerden. Zij hadden in het eerst slechts wei nig belangstelling getoond voor deze schermutseling, nu grinnikten ze. Maar een van hen, vriendelijker of verstandiger dan de rest fluisterde het jongmensch in het oor: j „Ik zou maar een beetje oppassen met dien kerel daar. Ik weet niet wie hij is, maar hij ziet cr niet makkelijk uit". j „Hij ziet er uit als de duivel in eigen persoon", merkte Grantley op, zonder echter zorg te dragen wat zachter te praten. „Schenk nog eens in, Jim". j „Zeker, mijnheer grijnsde do kroeg- I baas. I Ma'ar toen hij, met de flcsschen in de hand weer boven de toonbank uit kwam, kwam zjjn hoofd op onzachte wijze in aanraking met dat van Jle- j woitt, j Deze leunde over de toonbank en cr was een harde uitdrukking in zijn oogen. llii liad plotseling c«n inge ving pokregen en hij handelde r te denken. 1 „Doe maar geen moeite, Jim, om nog mce«r drank te schenken", zeide hii- Carney, voor het eerst van zijn le ven verbaasd, hield op en staarde Heweitt met open oogen aan. Toen fronste hij de wenkbrauwen .en vroeg, waarom voor den drommel, hij er zich mee bemoeide. „Omdat ik vind. dat die jonge snoes liaan al meer geld verknoeid beeft dan goed voor hem is", was het ant woord. Met een vuurrood gezicht van woe de wendde Carney zich tot Grantley. „Zeg eens, hier die kerel zegt, dat j ik je geen whiskey meer mag geven", schreeuwde hij. „ls t ie soms je kin- dormeisje?" Langzaam keerde Grantley zich om en ke«k Heweitt met brutalen blik aan. Heweitt bleef hem strak aankij- I ken. Hij verwachtte een uitbarsting, hoewel de ander zeker niet dronken was. „Xageoioeg nuchter", zou in deze streken zeker gezegd worden. Maar do matige opwinding over zijn pas begonnen succes verdween heelemaal toen hij den ongeroepen beoordeelaar van zijn daden, in do oogen keak. Hij w.:s niet boos, het amuseerde hem. Enk -Ie seconden lang-staarde Lij r in '"e zi.il was het zoo êlil a s het grof, ai'.er cogen waren op He weitt en Grantley gevestigd. Carney verbrak het eerst de stilte. „Zeg, deelt hii hier nu de lakens uit?" riep hij uit op .Heweitt wijzend. En dit werd op zoo'n hatelijken toon gezegd, dat de meeste menschen moeite gehad zouden hebben kalm te blijven. Grantley toonde buitengewoon wei nig belangstelling. Alleen Heweitt keek hij aandachtig aan. De kroeg houder herhaalde zijn vraag en het jongemensch antwoordde, zonder de moeite to doen zich om te draaien. „Maak toch niet zoo'n drukte, Jim". Dit werd op een toon gezegd, waar op een man, die met zijn gedachten heel ergens anders wal tegen e n hond zon zeggen. Het drong zelfs doer Carney's olifantenhuid en zijn ongeschoren gezicht werd bijna zwart Zijn oogen gloeiden kwaadaardig en hij mompelde iets heel onaangenaams maar Grantley negeerde hem. Lang zaam kwam hij op IIcweitt toegeloo- pen „Mijnheer, zou ik ook mogen we ten of uw opmerking mij betrof?" vroeg hii op dien beleefden, beheersch ten maar gevaarlijk mïnzameri toon van den jongen Engelsen man van goeden huize, tegenover wien iemand van minderen s< i"l een" i heden veroorloofd heeft. „Zeker, ik zeide den man, u geen whiskey meer te geven antwoorddo Heweitt onmiddellijk op beleefden toon. „En zou ik de reden voor dia vrij heid ook mogen weten?" vroeg Grant ley. nog steeds be eefd. „De reden S, dat u blijkbaar al meer gehad hebt, dan goed voor u is", antwoordde Heweitt kalm. „Verder neem ik de vrijheid er nog aan toe te voegen, dat u niet wijs is en dat deze man schurkachtig genoeg is om daarvan to profiteeren. Aangezien u niet schijnt te merken, wanneer u zicli aar.strlt ah een gek, bewijst led°r een die u dat vertelt u daar een wel daad mee". Hij logde het aan op een gevecht; niets anders kon lucht geven aan zijn zwaarmoedigheid en slecht humeur. Grantley bezon zijn kalmte te ver liezen. zijn oogen keken boos. hij werd bleek en toen hij weer sprak wat het op ijskouden toon. „Begrijp je wel, vriendje, dat je machtig brutaal bent?" vroeg hij. Heweitt wilde wel eens zien, hoe d;t zaakje afliep, niet alleen om den goeden invloed, die het op hemzelf zou hebben, maar ook, omdat hij tot de <v -t izing gekomen was. dat Grantley nog te veel goeds in zich had hom /.oo mner ronder eenige po ging te doen o:n hem te helpen, naaf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 9