HAARLEM'S DAGBLAD
Vrijdag 20 April 1923
TWEEDE BLAD
Brieven uit Frankrijk.
(Van onzen correspondent).
Do slachtoffers. Een
schandaal in Marseille.
MARSEILLE, 15 April.
Toeei do groote oorlog ten einde
■was, stond men voor het moeilijke
vraagstuk: hoe kunnen we onze ver
minkten, o. w. velen die niet meer
hun werk kunnen verrichten ten ge
volge van opgeloopen blessures, tege
moetkomen! Als men over veel geld
beschikt, dan is de oplossing van zulk
een vraagstuk niet zoo moeilijk,
maarik hoof verder niels te zeg
gen. Doch de pleister-op-de-wonde, een
kruisje of een lintje, is niet voldoen
de om de pijnen te stillen on zeker
niet om de blessure te genezen. Men
heeft maar even om zich heen te kij
ken bij de buren links en rechts, bo
ven of bonedén of aan den overkant,
en overal ziet men de oorlogsvermink
ten. Die strompelt met een stokje, die
ruist een arm, een derde werd. blind,
een vierde doof, een ander weer mist
zijn spraak, ecu ze-sde verloor zijn ge
heugen. Weinigen die van '14 tot
in de 'eerste linie zaten zonder oen min
of meer ernstige kwetsuur op te loo-
pen. Voor hen, die echter weer hun
oude werk konden hervatten is zoo'n
verwonding betrekkelijk niet èrg, en
de Staat bekommert zich dan ook niet
'verder om hun lot. Maar niet iedereen
heeft zoo'n veine. Resten duizen-
de, die overgeleverd zijn aan
dadigheid als zo niet over middelen
beschikken om rustig tc gaan leven.
De Staat keert hun wel een pensioentje
uit, maar dat is zóó miniem, dat men
er nog niet een hond van zou kunnen
onderhouden. Drie, vier francs fier
week, terwijl het minste dakkamertje
al 25 francs per week kost! En de pri
vilegiën, die deze slachtoffers hebben
zijn ook al niet groot. Dat men een
apart coupétje voor hen vrij houdt i
den trein, dat ze vóór anderen in de
autobus mogen stappen ai
vergoedt toch niet 't verlies en maakt
het leven niet dragelijker. Waar. niet
i-, daar verliest de Koning zijn recht,
zegt de Staat, we moeten ook aan de
weduwen en weezen denken en aan
den wederopbouw als Duitsch'.and
betaalt, hooi i dan zullen we wel eens
verder zien. Maar, als dat wachten
op het oogenblik dat Duitschland zijn
cere-schulden betaalt lang duurt voor
hen, die er persoonlijk geen verliezen
of baten bij hebben, dan moet het wel
dubbel lang zijn voor hen die ziel1
moeiten afvragen: zal de dag van he
den me zóóveel aalmoezen opbrengen,
dat ^k er het leven bij kan houden!
Hoe 'duurder het leven wordt (in de
twee laatste maanden 15 hoe min
der men aan zijn medemenschen kan
denken en als men vroeger neg eens
een paar stuivers in den pet van
verminkte kon gooien, dan moet men
nu zelf - zijn sous teilen en nog eens
overtellen om de twee einden aan el
kaar te kunnen knoogei.
Men heeft iets anders gevonden cm
de ex-soldaten tegemoet te kom<
Eindelijk heeft rrfen willen inzien, dat
het zóó niet langer gaat. In don oor;
log zijn anderhalf millioen Franschen
gedood, maar na dien zijn er nog even
zooveel gestorven, tengevolge van de
doorgestane ellende en ontberingen.
Krachtige mannen hebben in de loop-
graver, allerlei sleepende ziekten cp-
geloopeii, welke zich opeens cp'.nbu
ren meestal a's het te laat
gevallen van tuberculose, waartegen
men nog had kunnen vechten, onder
welke verwaarloosd zijn, zoodat me
dische hulp niet meer baat. De dok
toren stellen zulke hoogs eisch
het wel héél erg moet zijn, alvorens
men hun hulp inroept. Lang geleden
op 31 Maart 1919, had men een w i
gemaakt, dat zij die in den oorlog
verminkt waren, steeds gratis'med
sche hulp konden krijgen. Maar het
wetje was in liet vergeetboek geraakt,
en het was ook niet omvangrijk ge
noeg om veel nut te hebben. De sol
daat, die een arm of been had verlo
ren, verliet het hospitaal en daar-
mede beseöcuwux men de zaak als at-
genandeld. Toen nu bleek, dat het
grootste gevaat schuilt juist bij hen
die z.g. ongedeerd van het front terug
keerden, besloot men om ook hen in
de gelegenhfid te -stellen medische
hulp te kunnen inroepen zonder be
vreesd te zijn, een groote rekening te
krijgen. Elke burgemeester kreeg toen
een bezending Carnets ïnê.iieaux'
toegx-zonuen, om die te verdeelen on
der de bcvc,king. De doktoren verzet
ten zich' natuurlijk togen dezen maat
regel, want de „goede klanten" ble
ven weg of lieten zich gratis verple
gen. De „carneLs médicaux'
eigenlijk chèque-boekjes. In elk boek
je zijn twaalf cheques, een bewijs, dat
men het recht heeft een geneesheer
te consulteeren, een bewijs dat men
behandeld moet worden, desnoods
door een specialist, en een papiertje,
dat men gratis bij den apotheker de
voorgeschreven medicamenten kan
krijgen. Als een ex-soldaat medische
huip noodig heeft, dan is hij vrij in
de keuze van cën dokter; elke arts in
Frankrijk is verplicht te helpen,
wanneer de patiënt zijn boekje kan
•leggen. Hetzelfde geldt voor de
apothekers. De geneesheer behandelt
den patiënt en zijn „salaris" is een
van de bonnetjes uit het carnet. Elke
drie maanden kan de geneesheer en
de apotheker naai- de prefecture gaan
om daar de bonnen in te leveren. De
krijgt, dan voor het consult 5 a
10 francs uitbetaald, benevens vergoe
ding voer zijn transportkosten en
wanneer de hulp van een chirurg is
ingeroepen, vergoedt men hem 1C03 a
1500 francs. Begrijpelijk, dat de ge-
neesheeren protesteeren. Voor het
minste consult van een particulier
ontavngt hij 20 a 30 francs en de een
voudigste operatie „kost" drie a vier
daizend francs.
Maar van al die protesten trok men
zioh weinig aan; men verheugde er
tch over, dat er zoo'n druk gebruik
van gemaakt werd van deze gelegen
heid om een kleine tegemoetkoming
je ven aan lien, die hun plichten
aan het front hadden vervuld. Wél
schrok men aan het einde van het
kwartaal, toc-n de doktoren en apo
thekers met hun bonnetjes aankwa-
i om die tc doen verzilveren, maar
uien was er terecht te zeer van over
tuigd, dat de maatregel van hot alter-
otsle belang was 0111 er tegen te
ageer em Geen menech, die er natuur
lijk aan dacht om die bonnetjes te
controleer en.
Maar op zekeren dag kwam er een
oud-militair op de preiecture van Mar
seille.
Zóó ben je weer beter?
Beter ik bon niet ziek ge
weest of wacht eens: ja, ik had
,'erleden maand een beetje griep
Griep?en je operatie dan?
- Ik ben heeleinaal niet geopereerd.
Dat is sterk vanmorgen heb
k nog je bonnetjes in handen gehad,
waarvoor we je doktei, dr. Cousin,
ïjftienhonderd francs hebben uitbe
taald!
Men ging de bonnetjes eens na
waarlijk: de dokter had opgeschreven:
voor een operatie 1503 francs.
Zou de dokter zich zóó vergist
hebben
Men noodigde andere patiënten uit
om eons op de prefecture te komen.
Die liad een verkoudheid gehad en
men had hem opgeschreven als typhus
patiënt (rekening ad 800 francs), een
ander die last van rheumatiek had,
stond-als roodvonkpotiènt voor zes
honderd francs genoteerd.
Toen ging men ook eens de bonnen
un andere geneesheeren in Marseille
i van de diverse apothekers na. En
wat zag, men? Dat verscheidenen „du
re" ziekten hadden genoteerd of kost
bare drankjes, terwijl hun prestaties
niet meer dan enkeie francs waard
waren.
Dat is het schandaal van Marseille,
aarover een ieder liier natuurlijk
den mond vol heeft. O ogenblikkelijk
rapporteerde de prefecture 'L feit aan
Parijs, om-den ministcrop.de hoogte
'e stellen van hef schandelijk bedrog.
-Iet antwoord van Parijs kwam: alle
geneesheeren en apothekers, die frau-
hadder gepleegd, achter de tralies
te zetten.
e apothekers Dianoux, Durand,
Raybaux en Ansaldi werden op klaar
lichten dag, onder groote belangstel
ling van het opgewonden publiek, uit
hun winkels gehaald. En toen ging
men in optocht aan de diverse gsnees-
hec-ron een bezoek brengen. Dr. Mel-
chirnais, nr. Bon tal, Dr. Alfred Cou
sin, Dr. Tsviü'd (oud-kamer-afgevaar
digde), de officier van gezondheid
Pape, Dr. Gérard Cousin, professor
aan da Académie de Médecine, ridder
an het Legioen-van-Eer, werden da
delijk meegenomen, Fn eiken dag ont
dekt men, nu de zaak eenmaal aan het
ollon is, en men ook de bonnetjes
■an andere geneesheeren gaat nazien,
dat er fraude is gepleegd op groote
schaal en duizenden gestolen zijn.
Verschillende geneesheeran en apo
thekers zijn reeds spoorloos verdwe
nen, toen bekend werd, welken weg
hun „onfortuinlijke" col.ega's z'jn op
gegaan. Allemaal geven ze op: m:-t zo-
mervacontie!
HENRY A. TH. LESTURGEON.
Het Codroproces tegen den Staat der
Nederlanden voor de Haagsche
Rechtbank.
Stadsnieuws
GEVONDEN VOORWERPEN.
Terug' te bekomen biiA. Meyer,
RoKnndsvr&at 1, rozenkrans in étui;
Id. \Vcrape. VoorzorfiEtraat '13 a, sleu-
t el plaatD. Ca and. Hofciiiksiraat 30,
zwarte schoenenDuin. Kl. Houtweg
51 rood. meubehnakersleekenmeA.
Pielaee, Zijlstraat 10, vulpenhouder
W. de Koe, llocifmanstraat 36, vul
potlood f G. Draaisma, Begijnhof 33,
notitieboekje.
liet is wel een langdurige procedure,
die van Codro tegen den Staat der Ne
derlanden. Gelijk bekend loopt zij om de
nitkeering van een aanzienlijke schade
loosstelling, daar naar de meening van
Codro de Staat verplichtingen, die zij
op zich zou hebben genomen, niet eou
hebben nagekomen.
Op' den i2den Januari 1922 hadden er
pleidooien plaats. In de maand Maart
velde de rechtbank vonnis. Daarbij
werd o.a. aan Codro de bewijslast op
gelegd, dat de Minister van Landbouw
en audiëntie van 3 Oct. 1918 heeft
gezegd, dat hij de groenten niet zou
ernemen* Indien zij, aldus het vonnis.'
in d'at bewijs slaagt, dan staat de wan-
praestatie van den Staat vast en daar
mede zijn schadevergoedingsplicht.
De Rechtbank zal dan nader moeten
beslissen over het bedrag der schade,
maar merkt reeds nu op, dat de*Slaat
et heeft ontkend dat in het alge-
een schade is geleden.
Den igden Mei had voor den rechter-
mmissaris mr. Jellinghaus in dezen
n getuigenverhoor plaats. Drie ge
tuigen zeiden toen, Idat ide juinistei
zou hebben gezegd, dat hij er niet aan
dacht de groenten over te nemen, en dat
hij overigens zich bereid verklaarde de
•ereenkomst van zijn voorganger, al
as die dan ook onereus voor den
Staat, na te komen.
in een contra-enquête werd daarna
afgezien eerst was die op 3 October
1922 bepaald en Donderdagmiddag
hadden andermaal pleidooien plaats, die
■an anderen aard dan de eerste wa
ren en meer inzonderheid liepen over wat
de getuigenverklaringen is af te
leiden en naar aanleiding daarvan te
concludeeren.
pleidooien zouden om 2 uur be
ginnen, maar eerst lang daarna werd
de zitting geopend. Onder de aanwezi
gen waren de heeren Warnaar en Voor
duin cn Jhr. F. Teding rail Berkhout Jr.,
directeur der Haarlemsche Bankvereeni-
ging.
Pleidool-Mr. J. Lintburg.
r. Limburg, die voor Codro op
treedt, begint zijn pleidooi met te her
ren aan den inhoud van het inter
locutoir vonnis dat de rechtbank een
■orig jaar wees. Dit vonnis nam als vast
staande aan dat een overeenkomst lus-
schen den Staat en Codro bestond en
ook de wanpraestatie van den Staat ten
aanzien van de weigering van conseu-
;n en wel in het tijdvak toi aan het
Inde van December 191S. Het gaat er nu
om of de Staat al dan niet in gebreke is
gesteld inzake zijn verplichting om de
groenten over te nemen. Codro beweert
dit is geschied. De rechtbank echter
at aan dat dit niet is ges'ctiied bij
hel exploit van 17 Januari 1921. Maar,
aldus in haar vonnis de rechtbank ver
der, indien waar is dat de minis'er in een
audiëntie op 2 October 1918 aan Codro
zeide aan de overneming van de green-
denk ik niet, dan is een sommatie
onnoodig. Codro diende dus, oordeel
de de rechtbank, te bewijzen dat de mi-
ir dat. zeide. In dat systeem van de
rechtbank tnoet dus de actie worden
toegeweïen als dat bewijs wordt gele
verd. Het komt er dus in dezen op aan
f de minister zeide: aan overnemen denk
k niet, ja dan neen. Daarom alleen gaat
.ei nu. Andere quaestics zijn in dit sta-
:.tiüS der procedure niet ter zake die
nende.
IS a aldus de zaken te hebben ge
_teld herinnerde pl. aan het getui
genverhoor dat in de maand Mei 1.1.
voor den rechter-commissaris' plaats
had. Toen werden gehoord de heeren
Warnaar, Koolhoven cn Van Drooge,
allen gewezen bestuursleden van de
Codro. De heer Krelage, die ook op
de audiëntie was is niet gehoord, om
dat deze zich niet kon losmaken van
de banden met de Codro. Verder is
gehoord de heer Geuker, particulier
secretaris van den minister, die, naar
bleek, pas na 4 jaar uit aanteekenin-
gen notulen te hebben opgemaakt-
Mi-. T e 1 d c r s, die voor den Stnat
der Nederlanden optreedt: Dat was
iw getuige ik riep hem niet op.
De heer Limburg: Ik had gedacht
dat de. heer Geuker andere mededee-
lingen had kunnen doen. Maar nu is
gebleken dat de notulen pas werden
gemaakt na heb vonnis der rechtbank
:an met bet getuigenis van den heer
Geuker geen rekening worden gehou
den. Alle drie de andere getuigen ver-
blaarden dat de minister zeide: aan
de overneming dei groenten denk ik
niet. Het was mij bekend dat de
Staat der Nederlanden, aldus pl., bui
tengewoon scherp is bij procedure,
maar tooh ben ik verrast door dc
conclusie van antwoord van den Staat
na de enquête voor den rechter-com-
raissaris.
Ik had gedacht dat de Staat na
die enquête had opgemerkt door die
getuigen is nu de waarheid verklaard
en dus toegestemd dat het gevraagde
bewijs is geleverd. Daar ik na mijn
conclusies die van den Staat niet meer
kon beantwoorden moet ik dus nu er
toe overgaan om de conclusies van
(Van onzen eigen verslaggever.)
den Staat te gaan wespreken. V
nu beweert de Staat? In de eer:
plaats, dat de genoemde heeren v
op de audiëntie bij den minister
reu doch niet als bestuursleden v
Codro, maar als commissie voor 1
Bloembollenbedrijf. Wat is daar
n?-
De Staat lcgdo over de audiëntie
lijst eu daar staat op dat do comm.
voor het bloembollenbedrijf bij den
minister haar opwachting wenschte
to maken en de audiëntie wordt aan
gediend als een audiëntie aan die
commissie- Nu is het een fout van
den Staat dat die commissie een
Rijkscommissie wordt genoemd. Dat
was zij niet. Het was een commissie
van toezicht op het Bloembollenbe
drijf. minister Posthuma had die
restrictie gemaakt e— alle leden van
dio commissie waren tevens bestuurs
leden van Codro, maar het bestuur
van Codro was nog grooter. Minister
Posthuma had dit zoo gevoeld.
De commissie en Codro zijn waar
het geldt deze overeenkomst met den
Staat hetzelfde. Dat heb ik in mijn
eerste pleidooi aangetoond. Het komt
er nu op aan of het voor de Codro
vaststaande is dat de Min. zeide de
groenten niet te zullen overnemen. Pl.
meent dat dit inderdaad voor Codro
vaststaande is en dat het toch vreemd
zou zijn geweest als diezelfde men
sclten later nog eens naar den minis
ter zouden zijn gegaan en hem gezegd
hebben nu vragen wij u als bestuur
van Codroneemt gij de groenten
over. De minister zou geantwoord heb
ben Wel, hoe heb ik het nu 1
Te meer daar Codro een semi offi-
cjeuse vereenigirtg was, een officieuse
cocip- vereeniging, min of meer een
regeeringsvereeniging. Min. Posthu
ma heeft dat in antwoorden aan Ka
merleden, waarin hij mededeelde
waarom hij haar met steenkolen be
voordeelde feitelijk te kennen gege
ven, voerde pl. aan. Verder doet pl.
opmerken dat de drie gehoorde getui
gen, als commissieleden hun opwach
ting maakten in dubbele qualiteit
en dat die qualiteitcn dooreen liepen.
Wat nu de Staat daartegen aanvoert
eening van pl. niets dan
spijkers op laag water zoeken. Pl.
loreert dat ook de minister nu
eens zijn brieven aan de eommis-
e en dan aan Codro richtte.
De eenige vraag is. volgens pl.,
kan men zeggen, dat daar een nauw
verband tusschen de commissie en
Codro bestaat, en de minister in de
dientie zeideik zal niet overne
men, dan ten aanzien van Codro dat
tstaande is! Pl- gelooft dat detur-
1 niet een oogenblik is te twijfelon
dat de rechtbank zal moeten aan-
nen dat toen do minister zeideik
neem "iet over', dit gold voo Codro.
ifeter zeide in de conferentie
laat dat contract eens zien en daoi'-
het is wel onereus, maar ik zal
het dienen, na te komen. Was liet al-
een onvvaoht ines-aud iëntie,
t ui- Hij antwoordtile - bf?dee
rn eerd ten aanzien van de uitvocr-
consenten. Geheel het betrekken van
de vraag van de consenten in de pro
cedure gaat in tegen het eenmaal ge
geven interlocutoir vonnis.
Na nog te hebben aangemerkt,
dat meti na dc audiëntie heen ging jn
de hoon. dat de consenten zouden
worden verleend, zegt pl.. dat mr.
Telders hem 13 April eeltige brieven
zond. die n',. daar lrii pas Zaterdag uit
Parijs teiug kwam, eerst Maandag
heeft ge'ezen. Ilii had nu geen irele-
eenheid er met den heer Krelae© over
tc spreken. Pl. vond die brieven on
schuldig. maar weet nipt wat de Staat
er uit zal halen. Hij moet zich ver
zetten tegen het zoo laat overleggen
van die brieven.
Aan het einde van zijn pleidooi
spreekt r.i>. nog in het kort over de
schade. Tn de dagvaarding was een
bod rag van f 2.667.ÜOO genoemd cn
werd aan het s'ot gesproken van
schade od te maken door den staat.
Pl. concludeert nu. dat het beter is
een vast bedrag daarvoor te stel
len on dat dit veranderen in
de dagvaarding volgens de jurispru
dentie. niet een verboden verande
ring is.
Er is na te gaan welke toenmaals de
priis was voor de groenten in het Bui
tenland te bedingen aan het departe
ment-of anders bij de N. "U. M. F(l.
vraagt tenslotte er acte van. (Jat hij
aanbiedt, boeken en getuigenbewijs
van de geleden schade en van de kos
ten van het crediet, verleend
door de Haarlemsche Barikver-
eeniging.
Pleldool-Mr. Telders.
H. Telders, die voor den
Mr.
ling
met
1 de
Onze LaGhhoek
DE LOTERIJ.
Auto
pa:
lieer: O, is hot die loterij? Neen, dank
wel. Ik wil niet mei dio zaak to doen
hebben; het is een groote oplichterstroep,
ik weet nu al wie het rijtuig xal
trekken.
Agent: Nu, als u zegt wie, stuur ik di
rect mijn loten terug.
Heer: Het paard natuurlijk 1
ak van de Codro te spreken
minister deed dat met .hen die ter
audiëntie kwamen.
Ds minister is cramiddelRtik met hen
over de zaak begonnen en wel op de
messt ongep-ste manier, want mi
nister Van IJse'sleiin kon ongepast
zijn. Omiddelliik gaf hij 'aan Codro
de een-te sneer door te zeggen
is aardig wat geld verdiend in het af-
o-eloonen jaar. Tn de conclusie, na de
enquête voert de Sta-at aan, dat geen
van de getuigen den minister cr®op
attent maakten in welke qualiteit zij
kwamen. Maar dat kwam bii hen
niet od. Het motief bii hen-, was te
tieten te komen wat de minister met
het contract zon doen.
Dan doet spr. opmerken, dat d'c
Staat in de conclusie van antwoord
het interlocutoir vonnis gaat dën-atu-
reeren en od dat vonnis atlierlei com
binaties gaat maken. De zaak is ech
ter eenvoudig. De toewijzing van de
actie hangt a-'leen daarvan af c-f de
minister al dan niet heeft gezegd rle
groenten niet. te zullen overnemen. De
rechtbank nam in haar vonnis aan,
dat de uitvoerconsenten zijn gewei
gerd lot. einde Dec. 1918. De Staat
diende dus de groenten over te nemen.
Indien nu ten aanzien van de over
neming een in gebrekestelldig heeft
plaats gehad, dan is de zaak klaar.
Mr. Telder s dan heb ie hem
Mr. Limburg: Ja. wij hebben
hem ook. Ten aanzien van die over
neming heeft een voldoende ingebre
kestelling plaats gehid n.t -".e somma
tie van Januari 1921. I11 de conclu
sie van antwoord na de enquête, zegt
de Staat, dat men hier met een alter
natieve veróïntsnis heeft te deen en da',
dus tot beide altera gelijk had mocfr.n
worden gesommeerd. Maar naar de
meening van pl. heeft men hier niet
met een alternatieve verbintenis te
doen. Na het gehouden getuigen-ver-
hoor kan er nimmer een grief van
worden gemaakt, dat niet is gesoin-
Staat der Nederlanden optreedt, be
gint mot een juridische beschouwing
over de leer van de in mora-stelling
o ui daaruit te concludeeren dat uit
arresten van den II. Raad is gebleken
dat ten opzichte' van de in gebreke
stelling een weigering door den schul
denaar niet et 11 sommatie kan ver
hangen, maar dat wel door handeling
en gedragingen eenwanpraestatie kan
zijn. Daarna komt pl. op de zaak
zelve; allereerst op de audiëntie.
I11 de lijst van de audiëntie bij den
minister, aldus pl. werden dei heeren
aangeduid als commissie voor het
Bloembollen,bedrijf en als doel aan
gewezen opwachting bij den mi
nister, te maken. Men kan dus niet
zoggen, dat het bestuur van Codro
dag bij den minister op audiën
tie is geweest, liet bestuur van
Codro bestaat uit 7 loden. Gaat dat
bestuur op audiëntie, dan moeten
dus die 7 leden er zijn.
:rder voert pl. aan dat in het
weekblad voor Bloembollencultuur
van 4 Oct. 1918 werd gezqgd dat de
■0mm. voor het Bloembollenbedrijf
bij den minister haar opwachting
maakte om de belangen van liet be
drijf aan te bevelen en een nieuwe
toellregeling te bevorderen. De heeren
gingen dus niet ter audio.tie, conclu
deert pl. als bestuursleden van.
Codro. Het doel was over de teelt-
regeling voor 1919 te spreken. Maar
het onderwerp van de discussie was
natuurlijk de Codro. Dat kon niet
uitblijven.
Van de zijde van de andere partij
wordt tegengesproken dat de commis
sie voor. liet BloeinÜollenbedrïjf edn
Rijkscommissie is, gaat pL voort.
Pl. echter oordeelt dat de commissie
wel een Rijkscommissie is, daar cm
orgaan van den Staat haar instelde.
I-Iet le jaarverslag van tie Codro
meldt dat met machtiging van den
minister door de Rijkscommissie van
toezicht op de vereeniging Groenten-
Centrale ten sub.-commissie voor het
Bloembollenbedrijf is benoemd, be
staande uit de heeren Krelage, War-
lar, Koolhoven en Van Drooge.
Nu do audiënttelijst. Deze wordt
gemaakt opdat do minister weten zal
wie op audiëntie komt, do aangege-
minister deze zaak biBtudeerd en
zich desnoods door een ambtenaar
laten voorlichten. Op die lijst stond
dat de comm. voor Bloembollenbe
drijf haar opwachting wenschte te
maken en van hot bestuur van Codro
wordt niet gesproken. Anders had de
minister deze zaak bestudeerd en
hij in een andere figuur komen
te staan; dan had hij niet gezegd: laat
mij dat contract eens zien.
Tegctnpldtc-r zeide met ophef'dat do
inister in de audiëntie over de
Codro is begonnen. Dit is echter
volgens, pl. onjuist. De heer War
naar vroeg dem minister of deze de
groenten wilde overnemen of anders
consenten verlcenen. De minister ant
woordde „aan overnemen, daar denk
ik niet aan, wat moet ik met al die
groenten gaan beginnen. Het is maar
beter dat ze worden uitgevoerd." Zoo
dan staan de zaken. PL memoreert
dan dat de consenten niet voor einde
December kwamen.
Zijn conclusie ten aanzien van dit
punt is dat aan Codro niets is ge
weigerd, dat de Staat zich niet als
een contrnctbreker heeft gedragen en
dat niet kan worden gezegd dat de
Staat door zijn gedragingen of han
delingen tegen contrnctueele verplich
tingen inging, dat dus van een wan
praestatie geen sprake is. Hij voegt
daaraan toe, dat z. i. de Codro nim
mer aan den minister haar verlangen
heeft te kennen gegeven dc groenten
over te nemen en dat niet kan worden
gezegd dat de Staat als dcbiteur in ge
breke is gebleven.
Voorts betoogde pl- dat de Codro,
een coöp. vereeniging, heel wat an
ders is dan dc commissie voor het
Bloembollenbedrijf, en dat dit twee
verschillende lichamen zijn, alsmede
dat vaststaande is dat de minister al
leen met dc commissie heeft gespró
ken. Dat de minister afwisselend nu
eens aan de commissie on dan aan
Codro schreef, komt, omdat de minis
ter antwoordde aan diegenen, die hetn
schreven. Dat zegt dus niets.
Pl. houdt vol dat in dezen van een
alternatieve verbintenis sprake i; tn
beroept zich dnartoo op den inhoud
an het schrijven van min. Posthuma
•an 13 Febvttar; 1918. Volgens pl.
stond de zaak zóó dat het plan van
den minister was toe te staan dc
groenten uit te voeren en dat bij
daarom niet wilde overnemen. Indien
do minister in de audiëntie had ge
zegd ook indien ik den uitvoer stop
zet dan weiger ik over te nemen, dan
was dat wat anders. Pl. verzocht
daarotn den getuigen de vraag te stel
len of in de audiëntie ook was ge
vraagd: Wat er geschieden zou indien
geen uitvoer ward toegestaan. Getui
gen konden zich echter niet herinne
ren dat daarover is gesproken.
Toch, alleen in het geval dat dc mi
nister had geweigerd over te nemen
bij oen stopzetten van den uitvoer
was van een ingebreke stelling sprake.
In liet verdere gedeelte van zijn plei
dooi zegt pl. dat de houding van Co
dro niet was als van iemand die zich
bewust is te staan tegenover een na
latig debiteur. Immers om consenten
werd gevraagd. Over die aanvragen
door den minister veel gecor
respondeerd. Toen die consenten af
kwamen was de markt minder goed
en bovendien aan heel Holland werd
uitvoer toegestaan. Vaststaande is dat
niet dan in het einde van Doe. 1918 do
consenten werden verleend, conclu
deert spr., maar van een weige
ring om consenten te verleenen is
geen sprake.
In gebreke stelling op 20 Oct. 1918
kan nimmer worden uitgesproken,
wanneer deze wordt gevorderd naar
aanleiding van een sommatie van
Jon. 1921.
Tea slotte verklaart pl. van mee
ning tc zijn dat de stukken, die hij
later aan mr. Limburg zond wel in
geding mogen worden gebracht, daar
bij ze tijdig genoeg zond. Dat mr.
Limburg in Parijs cn de heer Krelage
in het buitenland was. daar heeft pl.
niets mede te maken.
Re- en dupliek.
r. I.imburg betoogt in zijn rc
pllek dat z.i. vaststaande is. dat do
min. nimmer de groenten heeft wil
len overnemen, noch op 2 October 191S
noch ook daarrfh. Volgons de getuigen
verklaarde de minister „aan overne
men, daar denk ik niet aan". Wat
wil dit zeggen? Dat de minister daar
aan niet dacht in he.t heden en ook
niet in de toekomst. Met die verklarin
gen ie aan den eisch van het vonnis
voldaan. Nu de audiëntie gingen de
getuigen wee in de gedachte dat con
senten zouden worden verleend.
Nogmaals staaft, spr. als ziin moe-
ning dat na de audiëntie voor Codro
vaststaande was dat de minister de
groenten niet zou overnemen, ntaar
wel consenten zou geven. Aan het ein
de van December tpen dio consenten
kwamen oh een ieder mocht uitvop-
ren, had de Codro daar niets meer
aan.
Bij dupliek houdt mr. Telders aan
zijn beweringen vast. De conclusie
van den Officier van Justitie wordt
daarna bepaald op Donderdag 3 Mei
Om kwartier over zessen werd do be
handeling van de zaak gesloten.
KantGiifiereclit
UITSPRAKEN.
II. H. te Heemstede, voetbal spelen,
teruggave aan de ouders, it. P., het
loopen op verboden grond 15 boete
subs. 15 dagen hechtenis. J. S., hot
binnem het rijk in Europa een vuur
wapen afleveren 3. subs 3 dagen
hechtenis. I. de 11. het als opkooper
in het door Item gehouden register
niet onverwijld aanteekening houden
van alle door hein gekochte goederen
6 subs G dagen hechtenis. G. 1'. V.,
een wapen oj) den openbaren weg bij
Feuilleton
HET GEHEIM VAN
ZIJN VADER
Naar het Engelse h van
E. PHILLIPS OPPENHEIM.
32)
Ze ging achteruit, toen ze zag in
welk gevaar ik verkeerde en deea wal
ik haar gevraagd had.
„Zit het stevig?" riep ik uit.
„Laat mij hier!" riep zij. ..Ik wil
In 'plaats van te ,aniv.\,ofJen haalde
ik mijn voeten van de ladder ;.f eu
hing nu aan het touw. Hand over
hand trok ik mij op tot ik tenslotte bij
haar kwam.
Wij stonden naast elkaar en haal
den met moeite adem in de heete lucht
Op haar gelaat zag ik nog schril; en
verbazing, maar i(p angst was er na
\an verdwenen.
„Wie is tlT' fluhlcrde ze. „Zeg
middel zat, los en bond het 0111 haar
heen. Ze trachtte mij tegen te liou-
uen. maar ik duwde haar handen
weg.
„Ik zou liever sterven", antwoord
de ze. „Laat mij hier en red u zelf.
Maar zeg mij eerst wie u is".
„Ik ben nu Lord' Alceston", ant
woordde ik, terwijl ik haar naar den
rand van het dak trok, „maar als 11
m.'.j hier nog langer houdt moef. ik
mijn naam voor a^j^jd vaarwel zeg-
Ik hield het touw strak en liet haar
langzaam zakken. Toen klom ik ook
over den rand en gleed naar'beneden.
Het was maar goed dat- ik dic-ht bij
haar was, want toen ze een naar pas
sen op de ladder gedaan had, wanke'-
de ze £11 zon ze gevalleii zijn. Aan den
\uet van de ladder weiden ons vele
„Ik ben hier gekoint
Jen, Agues!" riep ik 1
Ik maakte het touu
doodsclie stilte die daar beneden
heerscht had. Ik voelde heete tranen
en kussen op mijn handen terwijl ze
zich om ons verdrongen. Maar plot
seling verdween het allemaal het
geluid van hun opgewonden, bevende
stemmen en hun bleekc betraande gc-
zic'.len, die itrau'den van dankba- r-
hci'l. Ik had plotseling het bewustzijn
1 verloren cn de onnatuurlijke krtuvf
1 te red- waarmee ik d,e l-edding had kunnen
ug!" volbrengen, was verdwenen.
1111 mijn I flauw gevallen als een vrouw.
HOOFDSTUK XVI.
Lord Alceston's verhaal:
Ague s.
Ik moet uren lang in dezen toestand
gebleven zijn, want toen ik mijn opgen
opende, ging de zon weer onder. Ik
lag in een eenvoudige slaapkamer,
met gewiite muren, dóe spaarzaam ge
meubeld was. Hei bed waarop ik lag
was onberispelijk schoon, cn naast
m'j stond een groote kom met lekker
ruikende veldbloemen. Opeens drong
de herinnering aan den vorigen avond
tot- mij door de brand, de gevaar
lijk© klimpartij en het gelaat van de
vrouw, die zij Agnes genoemd had
den.
Ik probeerde uit bed te springen en
Otib.eute (lat ju n ledematen nog stijf
eu pijnlijk vvu.iv 11 en uut er velschil
lende t.eeieu van mijn lichaam ver
bonden waren.
Ik ging weer liggen en sloot de
oogen. Nauwelijks had ik dit gedaan,
of de deur ging open en er kwam
iemand naar mij toe. Een korte aar
zeling toen streel: er een zachte,
blanke li:m:l !i»fkoz;nd over rn'ju voor
ho. fd en herhaalde dit. Daarna hoor
de ik i..-s writ op een onderdrukte snik
gel ik o; eu..e langzaam de oogen
tn zag de geboden gestalte van o-n
vrouw die naast mij neerknielde. Ik
I schrok, zij lichtte het hoofd op en ik
keek in het gelaat van Agnes.
Ze stond dadelijk op en bleef naast
mijn lied slaan. Als bij tooverslag was
ieder spoor van emotie van haar
bleeke gelaat verdwenen.
„Is u weer beter?" vroeg ze.
„Als ik ziek geweest ben, ja", ant
woordde ik. „Ik ben alleen erg stijf.
Heb ik lang geslapen?"
„Den heelen dag en u zult het wel
noodig gehad hebben", zei ze. „Er zün
vele vrouwen die aan u haar leven te
danken hebben ik ook",
,,U scheen er niet erg op gesteld te
zijn om gered te worden", merkte ik
op.
„Ik was bereid te leven of ie ster
ven", antwoordde ze. „Nu ben ik blij
dat ik gespaard ben gebleven ter wille
van hen die ik lief heb eti die mij nu
in hun verdriet meer dan ooit noodig
hebben. Ja, ik bui blij, dat ik leof, en
ili dank u".
„Jqffrouw Agnes", zei ik „ik heb
uw gezicht meer gezien".
„Nooit", antwoordde ze kalm.
„Neen, maar ik heb uw portret ge
zien", vervolgde ik.
„Mijn andere ik is dood".
..In zekeren zin kan het dood zijn",
antwoordde ik, „maar toch leeft i: 1
nog. Als n ooit bekend geweest is als
Cécile d'Augcville. zeg het nüi urm
vlug! Het beteekent voor mij meer
dan u zich kunt voorstellen".
I „Dat was mijn naam", antwoordde
ze rustig.
„Waarom heeft u mijn vader dan
laten denken dat u dood was en hem
laten hertrouwen? Begrijpt- u niet
wat een kwaad tl daarmee gedaan
heeft. Ik ben de zoon van Lord /Vlees-
ton, maar ik heb nu geen recht op
zijn naam. Dat is uw schuld, en op
uw hoofd komt mijn schande neer",
voegde ik er bitter, bij.
„O!" Ze drukte haar hand tegen
haar boade slapen en de buitengewo
ne kalmte verdween van haar gezicht.
Ze was ontroerd, maar niet zooals ik
verwacht had.
„Leeft uw vader nog?" vroeg ze.
„Hij is dood", antwoordde ik, ik
zotte niij schrap en besloot haar niet
te sparen; en toen drong het op eens
tot mij door dat deze ontdekking on
ze verklaring van ziin dood onwaar
maakte. Wie was dan die vrouw, die
hij in liet geheun liud bezocht.' Waar
wus het motief voor zijn zelfmoord?
Verdwenen! Do lieele verklaring was
niets n\eer waard. Er was weer een
hopelooze verwarring.
„Dood! Dood! O dood!"
Bijna werktuigelijk gleden de woor-
mond. Ik keek hnn
asd
ri'jn
re'rbn;
kw. ui ook iet; van eerbici
het gelaat van een afgedwaalde, zon-
ise vrouw, een vrouw die een pion
tot wraak zou maken? Het scheen
neen. ik wist dat 't dit niet was on
mogelijk, en de harde woordtfn die ik
had willen uiten, bestierven op mijn
lippen.
In plaats daarvan kwam een soort
van angst vermengd met medelijden.
Ik wist dat haar leven hitjr voorbeel
dig was geweest en haar deugd gaf
haar een vreemde invloed over haar
medemenschen, - ccn invloed die ik
ook voelde.
Spoedig kwam ze naar miin bed toe
en knielde naast mij neer. Met afge
wend gelaat begon ze op zochten, nc-
derlgen toon tegen mij tc spreken
Voor ze nog veel gezegd had greep
haarband de mijne en ik liet haar !vc-
gaan, Als deze vrouw mij kwaad ge
daan had, had ik haar al vergeven.
Ik kon er zelfs niet boos om worden,
HOOFDSTUK XVII.
Lord Alceston's verbas 1:
Wie was de v r 0 u yv.
„Het Ls vreemd dat het lot u hier
bij mij gebracht hoeft", zei ze. Ik had
gedacht dat ik nooit meer over dat
deel van mijn leven zou moeten spre
ken of zelfs er over denken, r was
toen dol op allerlei genoegens on he
laas een schaldis
jaar is dc hcrinncri
flauwer geworden,
de is bijna in mij ge
vrijwel zonder ontrocri:
vrou
itorvc
Juai
dien