OM ONS HEEN
Rubriek voor onze Jeugd
Rubriek van den Arbeid.
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 25 APRIL 1923 TWEEDE BLAD
No. 3176
Samen of ieder afzonderlijk
Toen ik onlangs do vergadering van
een kiesveroeniging bijwoonde,*heb ik
bij mijzelf onder bet strakke gezicht,
dat in zoo'n bijeenkomst past, een
waar plezier gehad. Daat zaten,
trotsch en fier, de vrouwen op de
mooiste .plaatsen, tegenover de tafel
van bet bestuur een phalanx van zeker
dertigin een hoekje half angstig 'weg-
gescho'en, de mannen, een dozijn
sterk, als ik zeg sterk, is dat bij wijze
van spreken, want zij voelden zich op
dat oogenblik zwak- De vrouwen go-
droegen zich met al de zelfbewustheid
van het aantal. Haar wensch was, dat
een vrouwelijke candidate, die No. 2 op
de lijst geplaatst was, No. 1 zou wor
den een daartoe strekkende petitie
was door ik meen honderd zeven en
zestig vrouwen onderteekend. En hoe
wel de candidate zelf die eer al had
afgewezen, drongen in de vergadering
nog spreeksters er op aan, dat zij die
aanvaarden zou. Het schuchtere dozijn
manden beefde voor de mogelijkheid
van een hoofdelijke stemmingzij zou
den door de vrouwen finaal overstemd
zijn geworden. De standvastigheid van
de zelfverloochenende candidate en de
handigheid van den voorzitter redden
hen. fiet bleef, zooals het bestuur had
voorgesteld: de mannelijke candidaat,
veel -nder in dienstjaren No. 1, de
vrouwelijke candidaat No. 2.
Bij die gelegenheid heb ik mij afge
vraagd, waarom mannen en vrouwen,
die naast "elkaar zitten in spoor en
tram, in concert- en schouwburgzaal,
in zoo'n kiesvereeniging dadelijk uit
eenvallen in twee groepen. Alleen.uil
verlegenheid, onwennigheid 1 Of uit
duidelijk besef, dat men toch twee
partijen is: mannen afzonderlijk, vrou
wen afzonderlijk, ook al komt men voor
dezelfde politieke beginselen op?
Een dag of wat geleden woonde ik
een lezing bij-
Twee spreeksters. Een volle zaal.
"Uitsluitend vrouwen. Geen enkele
man, behalve de verslaggevers. Ziedaar
de afscheiding nog veel scherper afge-
teekend. De bijeenkomst werd gehou
den in 't middaguur, dat voor mannen
nu eenmaal ongunstig heet te zijn,
omdat het werk hen vasthoudt. Maar
als zij zelf commissievergaderingen
hebben, die vlug kunnen afloopon, aan
weten do mannen wel degelijk een
paar middaguren van de dagtaak uit te
winnen.
Alweer dus aan den eeuen kant do
vrouwen, aan den anderen de mannen,
maar dezen keer de laatsten niet eens
binnen de muren. En de eerste spreek
ster zelf noemde een van haar idealen
interfractioneele samenwerking van
vrouwen in do gemeenteraden. Dat
woord interfraotaonoel heeft een ge
vaarlijken klank, bet doet denken aan
een bijzonder ingewikkelde arm- of
beenbreuk, maar zóó erg is het niet.
De spreekster bedoelde alloen, dat bui
ten en boven de politieke scheidings
lijn vrouwelijke leden van gemeentera
den met elkaar zouden samenwerken.
Ook hier dus weer de vrouwen aan
den eenen kant te zamon, de mannen
noodzakelijkerwijs dus aan den ande
ren bij elkander- Als we dit opmer
ken. dan is de zorgvuldige afscheiding
van'mannen en vrouwen in de kiesver
eeniging die ik zooeven schetste, niet
een toeval, maar een symbool.
Laat ik eens een oude herinnering
ophalen. Toen de vereeniging vo<
vrouwenkiesrecht in 1891 was opge
richt, konden mannen alleen a's bui
tengewone leden worden aangenomen
en mochten in geen geval een be
stuursfunctie bekleeden. Ieder jaar
stelde een van de afdeelingen voor,
om daarin toch verandering te bren
gen, telkens weer werd het voorstel
afgewezen. Men wilde niet aan de
mannen een directen invloed op den
gang van zaken geven en de vrouwen
dwingen tot oefening, door haar zelf
de bestuursfuncties te laten vervul
len. Het is waar: de naaste aanleiding
tot de stichting van Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht was een ernstige
teleurstelling geweest, die de vrouwen
van de mannen hadden ondervonden.
In een gezamenlijke vereeniging, „de
Knie" voor algemeen kies- en stem
recht te- Amsterdam, hadden vrouwen
gevraagd, wat deze voor het vrouwen
kiesrecht had gedaan en waarom
vrouwen in dien bond waren gelokt.
Het antwoord was openhartig ge
weest, maar buitengewoon lomp: de
eene spreker zei, dat de vrouwen voor
algemeen kies- en stemrecht een ge
schikt propagandamiddel waren ge
weest en de andere, nog onhoffelijker,
zeide, dat de mannen zich over de
vrouwen niet behoefden to bekomme
ren. „Die moesten haar eigen boontjes
maar doppen".
Geen wonder, dat dit den stoot gaf
tot de eigen vereeniging. Maar werkt
deze grief nn, nu het kiesrecht ver
overd is, dertig jaar later, nog door?
Is ook hier sprake bij de vrouwen
van een anderen kijk, van ander in
zicht
Want dit zijn de twee woorden,
waarmee zij algemeen haar recht op
aanwezigheid in de gemeenteraden
verklaren en verdedigen. „Er zijn",
zoo zeide de spreekster, die ik hier
boven bedoelde, „in den Raad niet
zoo heel veel belangen, die alléén
vrouwenbelangen zijn: gezin, oaaer-
wijs, vrouwen, en kinderen ralten aen
man evengoed als de vrouw. Maai het
gaat or om, dat de vrouw er een an
deren kijk op heeft, dan de man
Daar was dan de kijk weer. Het is
inderdaad niet om ironisch te wezen,
wanneer ik hier de vraag doe, of die
andore kijk dan ook beter, ruimer,
breeder is dan die van den man. Of
alleen maar anders' De uitdrukking
lijkt, zoo zonder nadere toelichting
wat vaag. Moeten wij de verduidelij
king zoeken in deze mededoeling: „fi-
nancieele belangen hebben niet zoo
zeer de vrouweliiko belangstelling
(in den Raad); de vrouwen loopen
warm voor sociale belangen."' Het
werd gezegd op een toon, alsof dit
van zelf sprak. Zou het niet veel eer
der een tekort zijn, dat de basis der
gemeentelijke huishouding de vrou
wen niet interesseert?
Want dat woord „huishouding" is
niet van mij, de spreekster noemde
het zelf, zij verbond het blijkbaar pan
de meening, dat de vrouw op dit
oogenblik ver genoeg is (zij meende
in ontwikkeling en politieke Opvoe
ding) 0111 lid te zijn van den gemeente
raad, terwijl zij er bijvoegde, dat nog
maar zeer weinig vrouwen geschikt
zijn voor de Tweede Kamer en
voor de Provinciale Staten.
De uitsluitend uit vrouwen bestaan
de vergadering scheen deze uitspraak
niet vreemd te vinnen, ik de ilk, dat
mannen er met mij van zouden heb
ben opgekeken. Zoo dit de andere kijk
is, kan ik dien niet deelen. liet is juist
andersom. In de Prov. Staten zijn de
leden op een zeer zeldzame uitzonde
ring na, maohteloos tot eenig belang
rijk initiatief, omdat Gedeputeerde
Staten het werk voorbereiden en uit-
voeren; in den Raad is de positie van
B. en W., hoewel natuurlijk zeer sterk,,
tegenover den Raad toch heel anders,
veel minder dictatoriaal. Raadsleden
kunnen dus in hun werkkring veel
móór doen, kwaad of goed, dan leden
van Provinciale Staten m den hunne.
En wat bovenal een groot verschil
maakt: het Raadslid ondergaat onop
houdelijk den opzettelijken of onop-
zettelijkon invloed van belanghebben
den, ingezetenen der gemeente en
moet niettemin een zelfstandig oor
deel scheppen. Leden der Provinciale
Staten zijn, als regel, van zulke in
vloeden vrij. Provinciale belangen
zijn er weinig of niet, ingezetenon
van een zelfde gemente gevoelen wij
ons wel, bewoners van een zelfde pro
vincie nooit. Behalve tweemaal per
eeuw, wanneer de dijken doorbreken.
Met alle respect voor de spreekster,
lijkt mij dan ook de verantwoordelijk
heid van het Raadslid veel grooter,
dan die van het lid der Provinciale
Staten.
Ik maak deze opmerkingen niet om
op deze goed bedoelde en met warmte
uitgesproken rede ie vitten, maar om
het wonderlijke feit, dat de vrouw,
die toelating eischt in vele en velerlei
betrekkingen, die naar gelijkstelling
streeft met den man onder de leuze:
„niet minder, maar anders", in open
bare besturen toch telkens weer blij-
Ken geeft, dat zij zich niet gevoelt
vertegenwoordigster van de bevolking,
maar vertegenwoordigster van de
vrouwen. Dat hebben de mannen nooit
gedaan. Anders waren immers onder
de mannenregeering niet zooveel goe
de dingen speciaal voor de vrouwen
tot stand gebracht. Wanneer de vrou
wen, nu zij passief en actief kiesrecht
bezitten, zich niet méér kunnen ge
voelen, dan representante voor vrou
wenbelangen alléén, dan zouden zij
toch anders en ook minder zijn. Daar
mee zou dan ook die neiging tot af
scheiding te verklaren zijn, namelijk
uit een gei oei van zwakheid.
En dat moet niet. Nu dan eenmaal
mannen en vrouwen het kiesrecht be
zitten en gekozen kunnen worden,
moeten zij ook samen het beste er van
trachten te maken. Niet de eene groep
om tot mijn inleiding terug te keeren,
in 't, midden van de, zaal en de an
dere groep apart in een hoek.
J, C. P.
Raadseloplossingen
Nagekomen raadsels ontvangen van
Do kleine Majoor 4 Edammertje 5
Schoolmeester 5 Karei Vermeer S Lisko
ning S Buitenman 5 Ornates 5 Vriendin
netje 6 Moederplantje 5 Heidobloempjo 5
Postduif 5 Bleekneus 6 Friso 5 Vrijkogel
6 Heideplantje 5 Goudkopjo 5 Pietje Bel 4
Aspedistra S Jolimn do Wit 5 Zsand-am-
mertje 5 Blocmenvriondinnetjo 5 Montbrc-
Ruilrubriek
Met zeer - riendelijken dank ontving ik
van den hoc- C. J. B. 5 enveloppen met 35
stuks postzegels van Zuid-Afrika. Wie er
iets van hebben wil, mag ze Woensdag bij
mij komen halen.
De meisjes HENDRIKS, L. Molenstr.
46, missen bun hondje Teddy en vragen
of Gems dat soms gevonden' heeft.
De wedstrijd
Inzendingen ontvangen van: Wilgen
katje, oud 12 jaar, to Santpoort. Blauw-
vingertje. oud 10 jaar, te Santpoort.
Het Gelukskind
door
W. B.—Z.
HOOFDSTUK 7.
Mar
Breiter.
Vroolijk- hadden hun liederen geschald
door de coupé ca boven allen uit, klonk
de mooie, diepe altstem van M3ria. „Wald-
vögelchea". hadden de andere kinderen
baar genoemd. Ja, waldvögelchen,
noemde vader haar ook.
Zingen was haar aangeboren. Ze had ge
zongen op school, gezongen in veld en
bosch, Zo had gezongen in huis hl) zusjes
wieg, maar ook bij moeders ziekbed. Ze
had gezongen in blijde en droeve dra?
ze had gezongen, omdat ze zingen mo
En als ze zong, vergat ze de donkere
droeve dagen. Als ze zong. vergat ze
honger.
Éénmaal had ze gezongen, waar
mand van wist. Toen was er geen brood
in huis ge—eest, ook gc-en melk. En zusje
Ja-^ te schreien in haar wiegje, haar
schreien klonk boven Maria's zingen uit.
En vader had zijn mooiste beelden bij el
kaar gepakt en zo op een wagen gelegd.
„Wat wil "je gaan doen?" had moeder
gevraagd.
,,'k Ga ze verkoopen voor brood," had
hij geantwoord En Maria wist, dat het het
werk van weke" en maanden was. Heinrich
en Walter, de twee broertjes hadden ge
vraagd, of zi nu maar hun teekendoozen
zouden verkoopen, maar moeder had ge
zegd„Neen jongens dat is jullie eenige
vreugde." En Maria had wel gemerkt hoe
blij de jongens waren, dat moeder hun
offer niet aannam.
En plotseling was do gedachte in haar
opgekomenik kon ook geld verdienen
met mijn stom. Ja, ik ga zingen. Ik
zingen op de Boulevards, daar woi
rijke menschen die me vast geld zullen
Ze had haar pop in het wagentje gelegd
en was nasr buiten gegaan. Moedor dacht
dat zo spelen ging met de buurmeisjes. En
moeder liet haar stil begaan.
Voort snelde Maria, het armelijke straat
je uit het marktplein over, naar dat
buitenkant. Daar woonde do rijkdom,
daar kende men geen gebrek.
Voor een der mooiste en grootste huizen
bleef ze staan, ze nam het popje in haar
armen én zong haar mooiste wiegeliedje
3Ien hoorde de ramen opengaan, vele be
woners kwamen naar buiten.
Was het geen 'ovend schilderijtje, dat
'deine tengere figuurtje met het popje in
haar armen en zingend als een engel. Toen
het liedje uit was, had ze de pop it
wagentje gelegd, die moest nu slapen,
met haar rijtuig "was ze naar de deuren
gegaan en had ha3r mager handje opge
houden om een gift.
,,H6b je geen thuis t" werd er medelij
dend gevraagd.
„Jawel, maar we hebben geen iten".
„En wat doet je vadert"
„Hij is beeldhouwer, maar niemand be
stelt iets."
En Maria had schuchter haar woonp!
opgegeven. Ze deed toch zeker iets ver
keerds, dat die menschen haar zoo uit
hoorden.
Maar men had haar toch geld gegeven
en men had gevraagd om meer liedjes en
verderop had ze weer gezongen van bloe
men en voge's en zonneschijn en geluk.
Vele van do rijke mensck voelden de
tranen opwellen. Arm kind, ze zong van
een mooie wereld, die zij niet kende.
Al het geld had ze in don poppenwagen
gestapeld. Jullie weten immers wel, dat
het arme Oostenrijk alleen papieren-geld
heeft.
Het rijden viel haar zwaar, maar W3t
hinderde het. Straks zou er thuis groote
blijdschap zijn. Dan zou zusje melk krij
gen en weer dik worden en moeder zou
knappende koeken bakken.
En ze was vorder gegaan tot aan bet
einde der Boulevard. Eindelijk was ze op
een bank gaan zitten. Zo voelde zich zoo
moe, zoo moe. Het was schemerig. Zo be
merkte het niet. Het werd duister, maar
ze zag het niet. Ze sliep en droomde
een blij gelukkig thuis, waar geen honger
en geen gebrek was.
Do arme moeder Breiter verkeerde in
groolen angst. Maria was in de geheole
straat niet te zien. En do buurmoisjes had
den niet met haar gespeeld. Ze hadden
haar wel zien loopen met grootcn haast.
En vader en do jongens waren thuis ge
komen, mismoedig en neerslaohtig. Ze
hadden maar twee kleine beeldjes verkocht
voor heel weinig geld.
„Wie nog geld heeft, koopt brood," had
men hem toegesnauwd.
„Zullen we de Boulevard nog opg3an?"
had Walter gevraagd.
,,'t Is nu donker, 't Geeft niets meer,"
had vader geantwoord.
„Brengen jullie Maria mee?" vroeg de
moeder, toen ze hen hoorde aankomen. Ze
had haar angst tot wijgen gebracht door
de gedachte, dat het meisje vader had
ontmoet.
„Maria? Is die dan niet thuis?
Nu vertelde de arme vrouw --nder bit
tere tranen, hoe het kind reeds een paar
uur geleden was weggegaan.
„Ook dat nog," steunde de man.
Een kind gaan zoeken in het groote
Weenenl Was het geen onbegonnen werk?
Toch' spraken ze af dat ieder een rich
ting uit zou gaan. Breiter zou beginnen
met de politie i-n den arm te nemen.
En tot overmaat van ramp -iel de regen
in stroomen neer. Maar juist toc-n ons
drietal op weg ging, hoord" moeder Brei
ter een eigenaardig geluid. Het geknars
van het poppenwagentje.
Ze snelde naar buiten. Daar naderde een
politieagent met een vrachtje op zijn arm
en aan zijn andere hand het wagentje.
(Wordt vervolgd.)
Brievenbus
Nieuweling DAVID CALANDT, oud
31 jaar, Hofdijkplein 30. (3de nieuweling
Ln de maand April.)
Brieven aan de Redactie van de Kinder-
Afdeeling moeten gezonden worden aan
Mevr. BLOMBERG-ZEEMAN v. d. Vin
uestraat Zliood.
(In de bus gooien zonder aanbellen.)
BLEEKNEUS. Als je terrarium klein
is, zou ik ex maar geen ruimte afnemen
voor een aquarium. Wanneer tk weer eens
ruimte heb, zal ik wat schrijven over ter
rariums en aquariums.
POSTDUIF. - Wanneer krijg je nieuwe
duiven? Nu ben je dus aan de bloemen-
kweekerij. Dat is ook een prettig werkje.
-■VEharden beteekent: van glas ontdoen.
Da3r is het nu wel tijd voor.
HEIDEBLOEMPJE. Ik denk, dat jul
lie samen den prijs wel lezen zullen. Echt
gezellig, dat jullie zoo met elkaar mooie
wandelingen maken.
BUITENMAN. Nog wel gefelicite"d
met je verjaardag. De zusjes hebben je
maar goed bedacht. Vond je het niet
dig van Montbretia, dat ze zelf dat paar
denspan voor je bedacht had. Hebben de
duiven ook een hok?
IJSKONING. Had je het de vorige
v -ak zoo dmk met je huiswerk
KaREL VERMEER. Arme jongen,
dat jo mog al,tijd zoo aan 't hoesten bout.
En hoe is het nu met de koorts? Als jo
.-■•eer beter bent, kom je maar eens kennis
maken. Ik kan me best begrijpen, dat
je naar school verlangt. We gaan gelukkig
■on mooien tijd tegemoet. Schrijf jo
ook nog eens, hce het met Willj gaal? Heb
je haar wel eens bezocht in -de Maria
Stichting?
SCHOOLMEESTER. Zet de volgende
week den gewenschten schuilnaam maar
onder je werk. Hoe bevalt je den nieuwen
wedstrijd?
JOHAN DE WIT Is Aspedistra in
haar schik met haar prijs? En wat zeg j<
van den nieuwen wedstrijd? Is het op
school nog al mee gevallen f
ASPEDISTRA. - Laat broer Je boek ook
maar eens lezen. Ik geloof vast, dat hij
het wel mooi zal vinden.
AARDMANNETJE. Als jo dit leest,
hoop ik, dat de prijs in je bezit is. Je brief
kaart kreeg ik Vrijdag, dat was te laat om
je te antwoorden in het Zaterdagavond-
nummer. Heb j'e Maandag fijn bruiloft
gevierd? Hoe laat was je weer in de Wijk?
HEIDEPLANTJE. - Ik begreep, dat de
brief van jon was, maar je hadt je n
vergeten. De prijs zal nu wel in je bezit
zijn en naar ik hoop hebben wij ook ken
nis gemaakt. Hoeveel heb je op den bloe
metjes-dag opgehaald Wat kTanig,
je al een jurkje voor je zusje hebt ge-
maakt. En wat zal Heidebloempje blij zijn
geweest met haar mouwenschoit. Voor
wie wordt het kruippakje?
MONTBRETIA. Misschien is de prijs
nu in je bezit. Ik hoop maar, dat je het
boek mooi vindt, De andere patientjes
mogen het zeker ook wel eens lezen. Weet
je al hoe het jnet de foto is afgcloopen
Het zou echt prettig zijn, als je mocht
loopen, al was het dan ook op krukken. Ja,
broer schreef me, dat hij zoo blij was met
je cadeau.
LAATSTE KWARTIER. Neen, 't was
geen Zondsgsweertje. Wie nog een vuurtje
stookte, kon er zich heerlijk naai koeste
ren. Ik hoop maar, dat het fietstochtje
naar Halfweg niet al te lang wordt uit
gesteld. Je bent niet rijk aan tantes, daar
om houd je zeker heel reel van die eene.
Je wordt zeker wel een beetje verwene.
omdat je de baby bent: Broers moeten al
tijd plagen, dat schijnt overal zoo te we
zen. 't Is maar heerlijk, dat die grooto
zus je rechterhand is. Heb je je prijs
ol uitgelezen? De woorden, die jo op
noemt zijn goed, je moogt ze alle onder
strepen,
PRIMULA VERIS. Ja, ik herinner
rao jo nog wel. Zes jaar is op jouw leef
tijd een heele tijd. Je bent zou zoetjes aan
van kind jong meisje geworden. Ik vond
het prettig zoo'n grootcn brief van je to
ontvangen, al was alles ook geen goed
nieuws. Ik wilde, dat ik jo helpen kon
aan een betrekking, 't Zal niet zoo heel
gemakkelijk gaan op een kantoor klaar te
komen. Alleszins voel ik je bezwaren en
zorgen. Waarschijnlijk slaag je beter op
huishoudelijk gebied. Grijp allo kansen
maar aan. Wees ïn de eerste plaats moe
ders rechterhand en beschouw je thuis als
dn beste leerwinkel. Siert gerust je hart
nog eens bij me uitl
DAVID C. Zeker ben je welkom, maar
bedenk liever zelf een schuilnaam, dat is
veel eigenaardiger.
ROBINSON. - t Doet me genoegen, dat
de wedstrijd zoo in jo smaak -.vit.
zusjes mogen je best wat meeholpen.
hoop, dat je Zondag weer zoo prettig met
do heolo familie gaat wandelen.
NAPOLEON. Je moogt dezen schuil-
pram houden. Het raadselen gant .'1 wat
flink. Do groote veldheer verstond wel de
kunst van raadsels op te lossen.
KUIKENTJE. - 't Is ccn drukke tijd
voor do kuikentjes, daarom zal ik het je
maar niet kwalijk nemen, dat ik zoo'n
kort briefje van jo ontving.
ANEMOON. Hartelijk bedankt
jo aardige portretje, 't Is bijzonder goed
getroffen. Ik ben maar blij, dat jullie den
schoonmaakwedstrijd dadelijk gesnapt
hebt. Als je Rijstcpikkcrtje schrijft, doe
haar dan mijn groeten. Is het met haar
vrm weer in orde gekomen l
WILGENKATJE. - Ja, jo was
5ón. Dus je be.it maar daileliik aan
•oeken gegaan. Gelukkig, dat '-leine
weer springen en zingen kan. Help je ook
beetje mee met den schoonmaak? Als
Engelseh zoo gemakkelijk vindt, zul je
•eker een knappertje in wezon. Wat
prettig vooruitcicht, dat je met Pink-
naar Artls gaat. Als je me daarna eens
gaa'. schrijven, over alles, wat jo gezien
Irebt, zal ik vast een reuze-brief van je
krijgen.
W. BLOMBERG—ZEEMAN,
v. d. Vinnestraat 21r.,
Haarlem, 25 April 1923.
Onze Lacblioek
HIJ KENDE HAAR!
A.t Heeft mijn vrouw nog gespró
ken op de vergadering?
B.: Ils weet niet of het jo vrouw was,
maar op het eind van de vergadering
stond een dame op en zei, dat zo
geen woorden kon vindon, om haar
gevoelens uit te drukken
A. Dat is mijn vrouw niot ge
weest I
Vriendelijke oude heer:
Waarom huilt Jc broertje zoo?
Jongen: Omdat ik hem goem
stuk van mijn appel wilde gown
Oude heer: Had hij don zelf
geen appel?
Jongen: Jawel, maar toen ik dien
opat huilde hij ook al 1
INCEZONDE.N M E D E D EE LI N CEN
60 csrr.j por rogol.
MODELMELK
KARNEMELK
YOGHURT
De Werkloosheidszorg.
In aansluiting op hetgeen wij reeds
in ons vorig nummer meldden aangaan
de de prae-adviezen, die op de alge-
mecne vergadering van de Nationale
Vereeniging tegen de werkloosheid aan
de orde zullen komen, deelen wij biet
nog een en ander mede aangaande het
advies van den derden prae-adviscur,
dr. E. Vervier?;
Deze resumeert eerst eenige der hoofd
bezwaren tegen de bestaande regeling
om daarna eenige algemeene en con
crete aanwijzingen te doen voor een
betere regeling van het voornaamste on
derdeel, n.l. de geldelijke regeling der
gevolgen van werkloosheid.
De volgende aezwaren tegen de be
staande regeling stipt dr. Verviers aan
er zit geen lijn of teekening in; geen
voldoende eenheid in de ondcrdcelen
van hel stelsel; de regeling van de fi-
nancicelc gevolgen der werkloosheid is
in het stelsel overheerschend en als ecu
gcvo-lg daarvan wordt de natuurlijke
weerstand tegen de werkloosheid onder
mijnd; en verder het is financieel onmo
gelijk. Het stelsel bepaalt er zich z.i. toe
slechts een deel der mensohen op ge
brekkige wijze te helpen. Wat nu stelt
dr. Verviers daar tegenover?
De regeling van de geldelijke gevol
gen der werkloosheid moet z.i. dienst
baar gemaakt worden aan de indivu-
dueele bezitvorming cn aan de alge
meene kapitaalvorming. Hierdoor wordt
een dubbel doel bereikt: vermindering
van de werkloosheid zelf en verzach
ting van bare nadeelige gevolgen.
De bespaarde middelen moeten ook
aangewend worden voor opzettelijke pro
ductieve werkverschaffing in tijden van
abnormale werkloosheid, zoodat de uit
gaven voor bestrijding van de werk
loosheid omgezet worden in een bron
van inkomsten voor latere werkloos
heidszorg.
Eindelijk moet de verzekering zooveel
mogelijk menschen kunnen omvatten en
den strijd tegen de nadeelige gevolgen
zoolang mogelijk kunnen voortzetten.
Voorts moet zij nog voldoen aan den
negatieven eiscb, dat ze den natuur
lijken weerstand tegen ce werkloosheid
en hare gevolgen niet verzwakt, maar
er versterkt. Zoodat b.v. het begrip
.passend werk" uit de regeling ver
dwijnt.
Het element der staatsbedeeling moei
geleidelijk verdwijnen, cn zoolang het
nog noodig is, moet het opvoedkundig
werken. Het verband tusschen den on
derscheiden loonstandaard in de ver
schillende vakken en de grootte der
werkloozen-uickeeringen moet zooveel
mogelijk verdwijnen. De medewerking
der vakorganisatie aan de verzekering
dient behouden te blijven, maar het mo
nopolie dient opgeheven te worden.
Om nu een verbeterd stelsel te con-
ruecren, dat aan deze eischea beant
woord, moet men, naar het oordeel van
den schrijver, beginnen met te onder
scheiden. Niet alle arbeiders staan op
gelijke wijze tegenover de werkloos
heid. soodat de verzekering ook niet
allen over denzelfden kam mag scheren.
De natuurlijke indceling tusschen vol
waardige, middelmatige en minder
waardige arbeiders dient hier geëerbie
digd te worden.
Hij onderscheidt drie categorieën: ie.
de arbeiders, die eenig bezit cn een ze
keren graad van welstand bereikt heb
ben. Voor dezen kan worden openge
steld een spaargclcgenhcid tegen het
risico van werkloosheid en de Overheid
zou toeslagen kunnen verkenen op de
bespaarde bedragen.
Ten ze. de categorie van arbeiders
die Diet voor zichzelf kunnen zorgen.
Voor hen wordt aanbevolen een stelsel,
dat met vermijding van de gesigna
leerde fouten veel gelijkt op het be
staande ccn verzekering in hoofd
zaak in handen der vakorganisaties, met
uitschakeling van de betere en de min
derwaardige elementen.
Ten 3c. de categorie der minderwaar
dige elementen. De werkluosheidszorg
voor deze categorie - echter j«ü zaak
van armenzorg, politic cn justitie. Met
„minderwaardige" elementen docleu wij
hier aldus dr. Verviers uitsluitend
op dc morcele betcekcnis van het woord.
Want naast de wanordelijke elementen
zijn ook de gcbrekkigca, invaliden ca
mislukkingen uit een oogpunt van werk
loosheidszorg op een lijn te stellen. Hier
past weer dc indïvidualisccrcnde metho
de der armenzorg.
Omdat er onder deze minderwaardige
elementen velen voorkomen, die normals
loonen verdienen, zou het aanbeveling
verdienen voor eiken arbeider, die niet
zelf voor zijn werkloosheidsrisico zorgt
cn ook niet aangesloten is bij ccn ver
zekering, een arbeidsloon-belasting in
te voeren, ten einde bij te dragen in do
kosten van dezen specialcn tak van ar
menzorg.
Van hier en daar.
Een verslaggever van Het Volk doet
een tocht langs den IJsel, Waal en Rijn.
Hij had onder meer naar aanleiding
van het conflict in de steenindustrie een
onderhoud met een paar fabrikanten.
Aan de mcdcdeeling van het onderhoud
met den eenen fabrikant ontkenen wij
het volgende
Hij sprak over het geval met volko
men openheid. Loonsverlaging noemde
hij een droeve noodzakelijkheid, omdat
de prijs van de steen zóó sterk was ge
zakt, dat men wel raar een tegenwicht
moest zoeken. Maar hij gaf duidelijk ts
verslaan, dat zelfs hij te kras vindt,
wat men nu van de arbeiders wil af
dwingen.
Als het van mii had afgehangen, zei
hij, zou ik het wel met de bestuurders
der vakvereenigingeo hebben gevonden.
En hij duidde er op. dat een loons
verlaging met io iz.'fl procent wel de
grondslag voor een compromis zou kun-
Maar, vervolgde hij, dan zou do
est gevonden moeten worden door een
'erhooging van den prijs der stecnea
net een paar guldens per duizend. Daar
voor zouden de fabrikanten natuurlijk
een afspraak hebben te maken. Doch
daar wilden zij" niet aan. Zij wilden maar
één verbintenis onderlinge solidariteit
totdat de volledige loon-aftrek zou heb
ben plaats gehad. En er is een boete
:n f lo-ooo gesteld op afvalligheid.
Ik kan mij daar niet aan onttrekken,
aar ik hoop van harte, dat de zaak
spoedig is afgcloopen.
De andere ondernemer zeide Ik heb
altijd mee van de hoogste loonen in de
streek betaald, dat kan iedere arbeider
hier u zeggen. Maar aan den loonaftrek
25 pCt. moet ik wel mcédocn.
Waarom moet u dat?
Wel, ziet u daar dien vlam-oven?
cn hij wees op het steencn gevaarte voor
ons. Ik heb hem in 1920. den duurstea
tijd dus, laten bouwen, om mijn veld-
vens te vervangen. Als ik nu die bou-
•crij was begonnen, zou de oven mij
een ton gouds minder hebben gekost.
Die „dure inrichting drukt op mijn
kostprijs en bij dc tegenwoordige prij-
Feuilleton
HET GEHEIM VAN
ZIJN VADER
Naar het Engelseh van
E. PHILLIPS OPPENHEIM.
36)
„Cécile, je weet hoeveel ik van je
zuster hield. Het was de groote harts
tocht van mijn leven. Voor haar of
ferde ik mijn vroegere ambities op.
Om haar liefde (e winnen gaf ik mijn
beroep op. Ik werd haar slaaf, een
parasiet in het huis van haar vader,
en ik deed mee, hoewel tegen mijn zin
aan spelen en scènes waarop ik vroe
ger minachtend had neergezien. En
waarmee vergoedde z.j mi» <iii? M<d
haar liefde? Helaas neen'. Ze trouwde
met mii, dat is waar. maar het was
een treurige verbintenis. ?n minder
dan een week Was mijn geluk voor al
tijd verloren. Aan jou, Cécile, haar
zuster, wil ik niets over dien eersten
tijd van ons huwelijk vertellen. Ik
wil alleen zeggen dat we niet geluk
kig waren en dat ik, voor onze huwe-
l.iksreis ten einde was, haar geheim
had ontdekt. Zo heeft mij nooit lief
gehad. Erger dan dat, ze hield van
iemand anders. Ze hield van uw va
der, Lord Alceston —ze had altijd van
hem gehouden. Ze trouwde met mij
alleen omdat ze geen thuis had en ik
rijk was. Ik beteekende niets voor
haar zo haatte me eigenlijk. Na
een jaar vertelde ze me dat ze niet
langer bij me wilde blijven, en wij
gingen van elkaar.
Het brak mijn hart; maar ik bogaf
mij in de eenzaamheid, en varbörg
mijn verdriet voor de wereld. Ik
stuurde Marie, onze dochter, naar een
kloosterschool, on ik bleef hier alleen
wenen, vechtend niet nvjn verdriet en
pogend het lo verzachten door de zor
gen van andoren le verlichten. Jaar op
jaar ging voorbij, en ik werd oud
voor mijn tijd. Mijn verdriet werd niet
minder toch verdroog ik iiet. Op
geregelde tijden kreeg ik bericht over
je zuster, Cécile. Je zult het misschien
minderwaardig van mij vinden, Cé
cile, maar ik liet haar nagaan door
particuliere detectives, en zóó precies,
dat ik alles van haar wist.
Bij toeval ontdekte zo het op zeke
ren dag en van dien tijd af weigerde
ze om een cent van mij aan te ne
men. Ze hield haar woord en van dien
tijd af zorgde ze voor zich zelf.
„Zelfs toen ging ik nog door met
haar te heljven, maar indirect, en zon
der dat zij het wist en ik liet haar ook
nog nagaan, want ik kon de gedachte
niet verdragen, dat ze misschien te
kampen zou hebben met ziekte of ge-1
brek. Ik hoorde van haar bezoek aan
jou, Cécile, en toen ze weer naar Pa
rijs terugkeerde, bracht dat bezoek
haar helaas op een afschuwelijk idee.
Ze hoorde van jou dat de Graaf
van Alceston geloofde dat je dood was
en dat hij weer getrouwd was. Toen
maakte zij een slecht plan, waarvoor
ze, dat weet de hemel, vre::-elijk ge-1
straft is.
„Ik wist ik heb het helaas altijd
geweten! dat Marie u;v vader had
liefgehad, Lord Alceston. Toen hij jou.
de voorkeur schonk, Cécile, verander
de die liefde in een ander gevoel. In
hoeverre Lord Alceston schuld had,
weet ik niet. Maar Marie moet zich
beleedigd gevoeld hebben, anders zou
den die gevoelens niet al die jaren lang
200 gebleven zijn, en tenslotte geëin
digd i.n een slecht wraakplan. Ze liet
een armband maken, net als de jou
we, Cécile. Ze ging in een achterbuurt
in Londen wonen en op oen avond
stuurde ze hem een brief, waarin
stond, dat zijn vrouw, Cécile, nog
leefde en waarin ze hem verzocht
dadelijk bij haar te komen. Ik wist dit
want ik was haar naar Londéh ge
volgd in de hoop haar eer te kunnen
redden en mijzelf voor schande to
kunnen vrijwaren. Ik had mijn doch
ter meegenomen, omdat ik hoopte,
dai de aanblik van haar kind, dat zo
na haar prille jeugd niet meer gezien
had ,haar tot betere gedachten zou
brengen".
Plotseling kwam er een bloei go'f
uit zijn mond cn hij viel doodsbleek
achterover; de doodstrijd stond afge-
teekend op zijn bleeke gezicht en
schitterende oogen. Bijna op hetzelf
de oogenblik ging het hekje open en
kwamen do dokter cn een priester na
derbij. De eerste onderzocht don ge
wonde haastig, maar schudde bijna
onmiddellijk het hoofd.
„Niets meer aan te doen, monsieur
de Feurget", zei hij. ,,U heeft helaas
nog maar ccn paar minuten te leven."
Hij ging achteruit en de priester
nam zijn plaats in. Een frlsch och
tendwindje woei over het grasvWd.
Het scheen hem goed te doen. Hot
bloeden had opgohoudon en hij be
duidde ons dat wij bom moesten op
richten.
„Vader, kom naast mij staan", zei
hij tot den priester. „U heeft mijn
biecht gehoordU weet alles. Kom
dichterbij, Lord Alceston. Ik kan nog
slechts fluisteren.
„Het W.1K avond toen ik naar haar
toe ging. Twee dagen leng had ik al
om haar deur heen gedraaid, maar ik
iniete den moed om naar binnen te
gaan on met haar te praten. Ik ging
naar haar toe met medelijden ca
liefdo in het hart. Ik ging er heen oin
nog een laatste poging te wagon; ik
wilde haar wj kind vertollen cn
haar voor schande bewaren. Mijn lief.
do was nog even groot als altijd. Ik
zou alles ter wereld gedaan hebben,
wat zij mij gevraagd had. Ik verlang
de er naar haar weer bij mij te heb
ben, hoe wreed ze ook tegen mij ge
weest was.
„liet was een wreed toeval, dat ik
juist op dien uvoiul cn dp dat uur
daarheen gegaan ben. Ik ontmoctto
hem uw vader. Lord Alceston
toen hij uit haar huis kwam. Hoe ik
er in slaagde hem met rust te laten,
kan ik niet zegge.n Maar ik deed het.
Ik liet hem zonder een enkel woord
of teeken voorbij gaan. Ik ging naar
haar toe. Het was vrccsclijk zooa's zo
mij ontving.
Zo zei. dat ze mij nooit weor wildo
zien. Ze haatte mij. Ze haatte ons
kind. Ze wilde niet naar mij bil teren.
Ze stuurde mij weg. Binnen vijf minu
ten ver!iet ik razend van woede liet
huis. Ik zag hem door ccn zijdeur
het huis binnen gaan, cn In zijn
haast liet hij de sleutel van buiten ln
het slot steken. Ik nam de sleutel er
uit en een paar minuten later volgde
Ik hem zachtjes.