HET DAMSPEL Het Concertorgel in het Gemeentelijk Concertgebouw en zijn bouwer. Haarlem als Voedster van Beeldende Kunst ..Een Oplichter me? grijsen baard, bruine ias, bl&uwea brill" Hier heeft hii gezeten, hierl" De veldwachter keek naar den ledi gen stoel. ..Hier. zegt u?' i.Ja. hier!" v.Kn 'n blauwe bril?" „Ja! En een grijze baard!"*- s.Eu hij sprak Duitsch?" „Ja, maar dat was niet echt! Dat heb tk dadelijk eeihoord!" merkte dè kellner opt „Nou, wii 2nillen een onderzoek in stellen!" zei de veldwachter gewich tig1. Plots stonden allen als verstomd. Van boven klonk duidelijk de stem yen den Duitscher. „Potz blitz donnerwetterIcli habe "al ïwei m3l gebeld und er komt nie mand I Was ist das bier voor 'n hotel 1" en langzaam zagen wij Herr Schiuniack van ce trappen aidalen. Toon. de kellner. Jan. de veldwach ter. zii stonden allen als aan den grond genageld,- „Was 'ist das hier für 'n boeltje schreeuwde Herr Schurrnach en toen od eens met de stem van Van Zuylen „Als ik nog langer moet wachten, smeer ik 'em over 'n half uur. Is me dat hier 'n bediening. Ik moet scheerwater hebben voor m'n baard, maar ik kan het ook zóó wel I" Toen trok hij zijn baard van zijn gezicht, zette ziin bril af en zei: „Toon, je moet een nieuwe wijnkaart aanschaf fen. Herr Schurrnach. heeft zich bij mij beklaagd, dat er allerlei wijnen opstaan, die niet in je kelder zijn I" Toon was den heelen dag niet meer te spreken en kwam pos weer in zijn humeur, torn wij '9 avonds de rest vau zijn champagne uit zijn kelder opgedronken.En toen onze hotelhouder eindelijk ook in onzen kring kwam, klopte Van Zuylen hem op zijn schou der „Mijn kop er ai", riep hij lachend. „als hij niet gelooft, dat ik ook de baron ben geweest, die vijf jaar geleden een week voor niks bij hem heeft gelogeerd!" J, B. SCHUII+. _Tk Sen 'de Prolo- gus". Vrij ver taald vril dit zeg gen: „Wat hier volgt is een cau serie damspel 1" En om de waarheid te zeg gen, ben ik blij, "dat ik deze cau serie mag sohrij- I Niet omdat fk het oo'a verbazend „e erebaantje" J. W. v. DARTELEN vind (al voel ik mij gevleid door da opdracht van de Directie van Haarlem's Dagblad buiging naar HtW-h ea naar rechts), maar omdat mei cere causerie hei Feestnummer van Haar lem's Dagblad verschijnt. Misschien moet het geval worden omge keerd, maar dat komt er voor mij minder pp aan, "2l:~ „Het zijn maar houtjes". P. Metz.) Onder He vele geliefkoosde spelen van 'den tegeawooidigen tijd wordt al meer en mee* de aandacht gevestigd op hel een voudige en edel6 damspel. Dacht men voorheen dat deze speel- Invnst in de kinderkamer op haar plaats was, of wel, dat er geen groote inteilec- iueele gave werd vexeiscnt om zich daar mede bezig te houden, thans zien wij in den kring der beoefenaars zeer vele Êcherpzinnige personen, die, wat Tang en stand in de Maatschappij betreft, een .uitstekende positie innemen en voor dit nobele spel een vurige propaganda maken. Het buitengewoon diepzinnige in dit 200 schijnbaar uiterst eenvoudig spel, het prachtig combine eren en de geniale pro blematiek maken dit spel tot een lusthc' yan den geest Inderdaad was er behoefte aan een g« polvol, logisch speL Sedert lang, ai ie laag. waren kan; Eoelec p-~-™ de orde van den dag en, be houdens hei schaakspel, da; meer in aris tocratische kringen werd gespeeld en door hare ingewikkelde combinatie en figuren voor populariteit minder geschikt leende rich juist het schijnbaar eenvou dige dammen aan de eïsehen van het al gemeen. Veel inspanning, gepaard met bullen- gewoon genot, dank ik dat primitief sa mengesteld spel; en zeker ben ik over tuigd, dat het een groots leerschool'zou zijn in zelfbeheersching, ontwikkeling van geest, kracht en oefening van verstand. Het is bijna spreekwoordelijk geworden 'dat men de goede en slechte eigenschap pen van den mensch het best leert kennen in het spel. Dit geldt weliswaar voor alle spelen, 'doch do groote factor, „de eer", wordt op damgebied het meest geprikkeld. Ziehier de oorzaak waarom dit spel éelfbeaohaving, zelfkennis en bescheiden heid kweekt, VoorwaaT, een groote op- yoedende kracht- Het ontstaan der dameer- eenigingen ïn Nederland. Wie in *f einde der vorige eeuw te Rob terdam geen vreemdeling was, kent wel het Poolsche Koffiehuis aan het Beurs plein, kortweg genoemd „De Pool". Welnu, het was bij Konert in „De Pool" ver van die andere Pool, dat onher bergzame draaipunt eer aarde „waar Peai7 gelijk een damspeler in waan tegen Cook een" ohoirbaren slag wilde elpen' 't was dus in de teenmaals 200 echt aan trekkelijke (rPool", in een hoekje van de bovenzaal, 's namiddags er voor vrij ge houden, dat enkele, meerendeels degelijke beoefenaars van het Damspel, gewend wa ren, zoo nu en dan strijdvaardig elkan der te ontmoeten. 't Wisselde er nog al eens, zoowel ln meer of minder talrijke opkomst als In kracht. Maar evenals bij onza moeder aarde, was ook hier een middelpunt aan wezig, een middelpunt waarom nagenoeg alles zich bewoog, en dit middelpunt, in al zijn degelijkheid en aantrekkelijkheid, was onze te vroeg ontslapen vriend, de zeer ervaren meester in de Damkucst, Consuunl Stamsl Niet alleen hier te lande, maar evenzeer in Frankrijk, in Zwitserland, ook in En geland, en waar ter wereld het Damspel ernstig werd beoefend, stond Stamp, w geus zijn diepgaande stadie van het schoone spel, in hcoge eer en gold hij al gemeen als een autoriteit. Hechten er zijn, die hem ia den ligea strijd op het open bord overtroffen, in schrandere beoordeeling en van spel- standen blonk hij daarentegen overwegend en glansrijk uit: Een ljveraar voor diepzinnig spel -was Stams in hooge mate. totem and ter wereld kon voor een fraaie combinatie in hooger bewondering komen, niemand meer er van genieten dan hij, en duidelijker is ons sulles wel nooit gebleken, dan toen na do hem gewijde opdracht van p ra cl 1 t-p robleem, fluks naar de pen greep en den componist er van, den toen jeug digen Bl&ntenaai (later onze grootste eindspel-componist), uit do volheid des gemoeds, onder don aanhef: „Ede: jeugdige vriend I" lof en dank er vo bracht. Zóó was -Stains Bijzonder door zijn energie was hel dat iri opvolgende jaren twee Nationale Dam- concoursen te Rotterdam hebben plaats gevonden, waarin beide mal on duor den zeer ervaren veteraan Van Vught, van Amsterdam, het kampioenschap met ro.em cn eer werd behaald. Maar de lievelingsgedachte van Stams, de stichting eener Damvereeniging, heeft zich tijdens zijn leven niet mogen verwe zenlijken. De poging werd door hem gedaan, een manifest in zee gezonden, het mocht met baten, tijdelijke lusteloosheid was wol de ergste klip waar het ontwerp op strandde. Natuurlijk bleef Stams in de oude .Pool" de trouwe damgast en totdat, he laas plotseling, zijn zon onderging, de aanvoerder van alle damlustigen, hun meester bij uitnemendheid. Geen wonder dan ook, zoodra de geest vaardig werd over de getrouwen, eoodrs ;evoïg werd gegeven aan een oproep van het driemanschap J. Blankenaar, J. H. Torley Duwei en C. G. Vervloot (den kortelings overleden voorzitter van den Nederlsndschen Dambond), zoodra op den gewichtigen dag van 7 October 1S99, tot do stichting eener Damvereeniging werd irgegaan, geen wonder, dat toen een parig als blijvend eerbewijs aan wijlen meester Sterns, diens kernachtige voor- Constant" aan de Vereeniglng werd gegeven. Daardoor werd immers te- aangetoceid het vaste voornemen om „constant" d.L „duurzaam" voort te raan, ia oefening en studio van het edele! ■peil Hes was een jaar na de oprichting van het Rotterdamsche „Constant", toen het „Vereenigd Amsterdams ch Damgenoot- schnp" gesticht werd. Den 5den November 1900, ia café „Lohengrin" op het Eem- brandtplein te Amsterdam had do eerste adering plaats. Van de dammers, die toen de handen ineensloegen, zijn óns thans nog een 2-fcal overgebleven. Het zijn de heer Jacob Meijer en J. de Haas. Reeds in 1904 werd door het „V. A. D." een match van 10 partijen georganiseerd tusschen den Hollandschen Kampioen J. de Haas en dén Wereldkampioen, Isidore Weiss uit. Parijs. Eenige jaren istoen hard gewerkt, de jormannen uit „Constant" en hot „V. A. D." -trokken er op uil, om clubs op te richten in tal van plaatsen. Een dam tijdschrift werd uitgegeven, In dagbladen ea tijdschriften verschenen damrubne- ken; kortom hei ging met" "reuzenschre den. Want kort na de oprichting van het ,,Y. A. D." werd te Edam een damvereeniging gesticht. Spoedig daarop volgde Haarlt (de thans nog bestaande „Damclub Haarlem"). Hei ijs was nu gebroken. In Noord-Holland, de bakermat van het dam spel, werd men opmerkzaam en van alle kanten werd het goede voorbeeld gevolgd. Op 1 Juli 1S07 werd te Haarlem de tweed; damvereenjgïng gesticht, de „Haarlem- sche Damclub", thans een der groots:; en sterkste damvereenigïngen ia de De deelname van de Hollaadsche mees ters J. de Haas en Ph. L. Battefeld aai den Internationalen Wedstrijd te Patij: in Juni 1909, was mede een aanleiding tot toenadering tusschen do Eransohe Hollandsche spelers. In 1909 openden de drie groote Amster- damsche dagbladen „De Telegraaf", „Al gemeen Handelsblad" en „Nieuws van den Dag" een damrubriek en eenige jaren her Haarlem's Dagblad. Wat deze rubrieken voor de propaganda van ons spel beteekenen, is niet te licht te waardèeren. Zij hebben in een spanne tïjds het dam spel populair gemaakt, als nooit te vor Waar liefde voor dit spel sluimerde, die wakker geschud en in plaatsen waar verspreid gedamd werd, hebben zij de be oefenaren iet elkaar gebracht. Stichting van een Dambond. Op initiatief van verschillende Damver eenigïngen ril Nederland werd op 18 Maart, 1£C« in een gecombineerde verga dering te Amsterdam besloten tot op richting van een National en Dambond, onder den naam van: Algeraeene Neder- landsche Dambond. Eenige jaren later volgde de oprichting van den Nationalen Dambond. De jaren, waarin van onze damorganisa- ties de grootste kracht begon uit te gaan, waren niet die ,van de grootste innerlijke eenheid. En een der grootste vereenigln- gen van ons land Ikeersohte verdeeldheid, gevolg van een to betreuren persoonlijk verschil, een verdeeldheid, die inderdaad ook een splitsing in die vereeniglng te weeg bracht. Mogelijk dat een en ander toch nog een goede zijde had, want begon toen wederzijds in het nog onont gonnen damteirein een kracht te ontwik kelen, die allicht in niet geringe mate werd ingegeven door de wil ea energie el kander de baas te zijn. Zóócra rijpte aan de eene zijde het plan tot stichting van een Bond onder diens] aanhangers, of onmiddellijk was dere partij gereed eijn volgelingen even zoo onder de vaan van ééa lichaam je vereenigen. Moge al voor korten tijd de vijandschap tot grootere activiteit geprikkeld en daar door het damspel io: zegen gestrekt heb ben, anderzijds iaat het zich denken dat de concurrentïegeest al evenzeer aanlei ding gaf tot botsingen, en hoe voorspoe dig de Nationale Dambond zich ook ont wikkeld e, toch openbaarde aan die zijde zich reeds spoedig do wensch te trachten tot algeheele eenheid te geraken. Ook aan de zijde van den Algemeeucn Ncderland- schen Dambond wensch te men niets lie ver dan vrede. Dat was in het naj3ar van 1910. Do lang gewenschtü samensmelting do beide Dambondén in Nederland werd op 9 April 1911 een feitl Toen werd to Amsterdam opgericht de Nederlandsen© Dambond. Tot bondsvoor zitter werd toen gekozen Meester C. G. Vervloei ui' Rotterdam. En zoo stond dan de Dauibeweging Nederland voor een nieuw tijdperk algeheels eenheid. Eendracht heeft zij gekweekt om voort aan onder een bondsva&n er naar ta slre- de belangen in Neerlanda Damwe- reld bijeen ta brengen en ta verzoenen, da leus van samengang te doen klinken, op te wekken tot waardeering en broeder zin en zoo de harmonische ontwikkeling te bevorderen van ons geniale, wonder- schoone speL Daarmede naderde do hoog gaande verwaohting „Harmonie in de Damwereld" voor Nederland hare vervul ling. Thans is hei van Noord tot Zuid, van Oost tot West, in ganseh. Nederland! DE NEDERLANDSaHE DAMBOND, één samenklank, één samenspel, de goede ït ten goede. Genaderd zijn wij tol den eindpaal van onze causerie. Wat wij gewonnen hebben. dit wij zijn vooruitgegaan in. die aeh- bs liggende jaren, 't mocht me: genoegdoening in 't licht worden gesteld, geeft ons alle reden om feestelijk ge stemd te rijn. En daartoe we mogen het luide verkondigen bestaat nog één reden te meer! Wij bedoelen hiermede de pers in "t al gemeen en Haarlem's Dagblad in 't bij zonder! Door hare wekelijksche damrubrieken geeft zij een krachtigen stoot in de goede richting. Alle eer en dank voor een zoo machtigen ;teun. Het mooie damspel verdient zulks in volle mate! Reeds meermalen werd in de beweging van die eenvoudige sollijven op het vier kante bord een bééld gezien van het men; schelijk leven. De strijd om het bestaan wordt hier aanschouwelijk vertoond en tot het einde toe volstreden. Oplettendheid kweekt doorzicht', en beide vereend worden vereischt om elke kans van voordeel op het juiste oogenblik waar te nemen. In d3t open voor ons liggend damveld schuilen, als in een omsluierde toekomst ïl van verborgenheden. Dringt het sohiandeTe brein in die ver borgenheden door, dan heft de sluier zich cn alles toont zich in h.t 1..1J licht. Een eigenaardig kc-nmeik van het nuf tig Damspel is het bovendien, dat de felste tegenstanders ia. den ridder lijkei strijd als 't ware opgaan in elkanders sueces. De woderzydscha bewondering stijgt naar gelang de vonken hooger op spatten in het steekspel van den geest en fijn berekent!, duchtig raak, wordt ge- stooten. Mogo ik "ook bij U de liefde kunnen wekken (er beoefening van deze nobele 'kunst, het doel, dat ik mij voor den geest heb gesteld bij het sohrijvon van (leze handeling. De stelling: „Wie.het damspel begint te bestudeeren schept er spoedig behagen in en wordt er ten slotte propagandist voor", kan als een axioma worden be schouwd. Den twijfelaars aan haar waar heid sij aangeraden de proef er van te riemen, de ondervinding zal dan stellig uitwijzen, dat hun twijfel ongegrond is. Voor da Haorlemsche damliefhebbers of voor hen die het wensch en te worden, be staat voldoende gelegenheid rich in dit nobele spel te bekwamen. - Haarlem bezit twee bloeiende' damver- eenigingen, beide aangesloten bij den Ne- derlaadschen Dambond, en beide uitko mende ia de hoogste afdeeling van dezen bond. Het zijn: de „Haarlemsche Damclub", clubavond 's Maandags van 71/2 tot 12 uur in de bovenzaal van café „De Noren- beurs", Spaarr.a 36 en de „Damclub Haar lem", clubavond 's Woensdags van 8—12 uur in de bovenzaal van Café „Rooden- berg", Spekstraat 8, welke hun energie en toewijding geheel geven aan de bevorde ring van dit spel en voortgaan op 'den weg een ieder te doordringen van het ver heffende en veredelende van eèn snort, die den geest ten volle bezig houdt, doch nalaat de kwade hartstochten in den meusok 'te ontketenen, waar alle beoefe naars van ons spel zich aangetrokken ge-' voelen om eenparig saam te werken tot de verbreiding van licht en leven door ons zonnig spel: Het Damspel J. W. VAN DARTELEN, '(Damredactour Haarlem's Dagblad.) Haarlem, 27 Juni 1925, Nu binnen' af zienbare]» tijd bet feit staat te ge beuren, dat het instrument, eens een sieraad van het gebouw, waar. in 'het zich be vond, het Paleis van Volksvlijt .te Amsterdam, door verwaarloozingr- echter geworden tot een nutceloozé GEORGE ROBERT. »5ta ia den weg", gedoemd tot langzamea maar zekeren, on dergang, daarvan door de grootmoedi ge daad van twee kunstzïnnïgen in den lande gered welk reddingswerk ech ter door omstandigheden aanmerkelijke vertraging heeft ondervonden 1ik herhaal, nu over ccnigen tijd dan ein delijk het voormalige Paleisorgel bin nen de muren van ons Gemeentelijk Concertgebouw, als -herboren weder in volle glorie zal verrijzen, lijkt het mij niet ongewcnscht eenige bijzonderhe den over instrument en vervaardiger hiervan, den vermaarden Aristide Ca- vailléColl mede te dcelen. Voor hen, die niet weten, welke rol het Palcisorgcl in Amsterdam heeft ge speeld, is het wellicht niet ondienstig een blik te werpen op het muziekleven in Amsterdam omstreeks de tweede helft der vorige eeuw. Het Concertge bouw met 't beroemde orkest bestond toen nog niet; het muziekleven concen treerde zich. voor een belangrijk deel ia het Paleis voor Volksvlijt, alwaar Jan Coenen den dirigeerstok zwaaide, zoo wel bij concerten als bij (ia dien tijd in zwang zijnde) balletten. Nu had Amsterdam het voorrecht onder haar inwoners te hebben Charles Phiibert, den „chancelier du Consular general, de France". Deze, een kunst zinnig mensch, in 't algemeen, en een vurig bewonderaar van orgels en orgel muziek in 't bijzonder, daarbij uit hoof de zijner positie een invloedrijk man, zag bet groote voordeel, dat Amsterdam van een ra 't Palcis te plaatsen concert orgel kon hebben cn aan zijn bemoeiin gen voornamelijk was het te danken, dat de plannen tot bouw voortgang kregen; in 1S75 had de inwijding van het instrument, vervaardigd door den Franschen orgelbouwer CavaiUé—Coll, plaats. Waarom een Fransch orgel, waarom geen opdracht verleend aan Hollandsche firma's? Er waren toch zekér ook wel terzake deskundige Hollandsche orgel bouwers Het was alweer Phiibert, die het ini tiatief daartoe genomen had; het was hem namelijk bekend, dat de orgel bouw in Frankrijk onder leiding van CavailléColl een groote vlucht had genomen, een vlucht, die eenige voor- uitstrevenden onder de Hollanders wel trachtten te volgen (en met succes; ik noem als voorbeeld het orgel van de firma Adema in de Mozes- en Aaron- kerk te Amsterdam), maar, daar ons kleine land cn het daarmede gepaard gaande betrekkelijk gerigne tal op dracht ln tot bouwen hen noodzakelij kerwijs in volledige ontplooiing belem merde, was het vanzelf sprekend, dat een CavaiUé—Coll op sprekender suc cessen kon bogen. Daarbij kwam, dat Phiibert de Am sterdammers, die destijds weinig t orgelmuziek voelden, in dit opzicht wilde opvoedenhij begreep daartoe allereerst noodig le hebben een instru ment, dat „compleet" was, dat aan de hoogste eischcn, die men een concert orgel (in dien tijd althans, ik spreek van pl.m. 3S75) kon steUen, voldeed. CavailléColl kreeg aldus opdracht tot ontwerp en bouw en hij volvoerde deze op schitterende wijze. Men be hoefde slechts het rapport der commis sie tot beoordeeling (waarin mannen als Samuel de Lange, Jan. Coenen, Heinze enz. zaten) door te lezen, om gewaar te worden, dut hier een meester stuk geleverd was. In de warmste be woordingen spreekt de commissie over uitvoering, afwerking, intonatie, "karak ter der verschillende registers, aan spraak enz. enz. Phiibert had zijn doel volkomen be reikt; Amsterdam-had..een voortreffe lijk concertorgel, nu nog maar een goed organist cn alle wensehen waren vervuld; ook hierin slaagde men in •J. 13. de Pauw vond men den artiest, dien het Amstcrdamsche publiek toen zoo noodig had.hij werd de opvoeder toen als uitvoerend kunstenaar, nader hand in zijn functie van hóofdleeraar aan het Conservatorium, als bekwaam docent. Het is hier wel de plaats om - dezen 'yrupavhickcn, eenvouaigen. .raaiv een eeresaiuut te brengen voor al heigene, dat hij voor Amsterdam, neen, voor heel Nederland gedaan heeft, want De Pauw maakte school, uit alle streken van bet land kwamen de leerlingen zich onder zijne bekwame leiding te scharen ook ondergeteekende. - deed zulks ea met gevoelens van-greote dankbaarheid denkt hij nog aan dien heerlijken studietijd terug. Hoe is het nu mogelijk, zal men via-: gen, dat de Amsterdammers zulk schoon instrument; als dit orgel was, ":ot zulk een verregaanden staat van •erwaarloozing konden laten komen. Het antwoord hierop vinden, wij in de algeheele, voor het Paleis van- Volks vlijt noodlottige, wijzigingen in het Amsterdamsche muziekleven. De op komst van het Concertgebouw veroor zaakte een verplaatsing van de belangt stelling van het publiek; het Paleis trok niet meer, de exploitatie ging slecht, de zaal werd slecht onderhouden, kortom, als concertzaal raakte zij in dis- crediet_het eind is dan ook gewi dat de zaal voor concertdoeleinden niet meer gebruikt werd en slechu als tooastellingslokalitcit in aanmerking komt (ik laat hier de schouwburgzaal buiten beschouwing, reeds veel vroe ger werd de groote Paleiszaal geschei den in een schouwburg en concertzaal: van de laatste is hier sprake). Het spreekt vanzelf, cat het lot van het orgel gedurende de laatste jaren van haar verblijf in Amsterdam, treu rig was; slechts zeer zelden werd het in strument bespeeld en dan stond men toch altijd weer in bewondering voor het, ondanks bij uiterste beperking toe gestane onderhoud, betrekkelijk goede functionneerenj Welk een genot nu zal het zijn dit in strument in geheel gereslaureerden staat weder en nu in onze goede stad Haarlem te hooren en te doen klm- ken. Waarlijk,; wij Haarlemmers, kun nen aan de milde schenkers, de heeren Stoop ea Bunge, niet genoeg dankbaar zijn voor hun initiatief. Ten slotte mogen hier nog eenige korte medcdeclingcn volgen over den .genialen orgelbouwer, Aristide Cavail léColl en zijn werk. Gesproten uit een geslacht van orgel bouwers (vader en grootvader hadden reeds grooten naam gemaakt) begaf hij zich, aan de traditie getrouw, in hetzelfde vak en leverde op 18-jarigen leeftijd met een door hem vervaardigd instrument, twaarin nieuwe vindingen op gebied van koppelingen en wind druk, de proeven van een bijzonder talent. Ten einde zich in natuur- en werk tuigkunde te bekwamen,, begaf hij zich naar Parijs;, een hem aldaar ver strekte opdracht tot bouwen van een orgc-l voor de „Eglise royal de Saint-, Denis" deed hem besluiten zijn werk plaatsen te Parijs te vestigen en het w; daar, dat hij zijn schitterende meester werken ontwierp en ten uitvoer bracht. CavaiUéColl beeft ongeveer 700-tal projecten voor orgels ontwor pen als bekendste werken noem. ik de orgels van de Saint-Salpice, Notre Dame, Sainte Clotbilde, La Madeleine,, le Trocadéro, alle te Parijs, verder die te Moseou. Manchester enz. enz. Als een zijner grootste verdiensten mag wel genoemd worden zijn passing brengen (cn vervolmaken) van Barker's systeem van den pneumati- «chen hefboom, dat een volkómen .ekèer in den orgelbouw heeft te weeg gebracht. Een speciale studie heeft (bij ook gemaakt van de verhoudingen der pij pen de prachtige intonatie hiervan is wel een van de schoonste uitingen van zijn talent. Cavaillé heeft den leeftijd van S5 jaren bereiktin zijn kwaliteit van Clic- alier de la Légion d'lTonncur werd hij net militaire eer begravenbij den lijkdienst in de Saint-Sulpice bespeelde niemand minder dan Widor het orgel. Als typeerend staaltje van Cavaillé—. Coli's werkwijze npg dit. Bij idcn bouw, van het (Palcisorgcl bracht hij zonder dat in de gegeven opdracht hieromtrent iets was vermeld, geheel uit eigen beweging cn louter uit liefde voor zijn werk, eenige verbete ringen aan, in geld uitgedrukt eene waarde vormend tot een bedrag van f 3000.—. Zelfs de geringste schadeloossteUing heeft liij hiervoor niet willen aanvaar den; hij betaalde dit bedrag uit eigen zak en wij mogen dit waarlijk wel als een schoon voorbeeld van onbaatzuch tigheid aanhalenalleen |Cen waar artiest kon zoo handelen; i .GEORGE ROBERT, Voor 't feest- nummer vau ;j onze kram werd ook van den kunsfcver- slaggever een j bijdrage ge vraagd. Déze wil daaraan trachten te voll- dessn door mei zijn lezera een oogenblik de stad1, waarvan Hiaarlem'sDag- n. DUBOIS. -MatUa veert* üaar fliaken ar beid. «en der organen geworden is, te beschouwen, als voedend© bel .tem voor beeld end© kunst. Hij stelt zich dat niet als een toast voor, docli wenscht even weinig met u 00 dit oogenblik te ironiseereu en zoo hii aan liet slot zijner beschou wing dien bcdem wat schraal, en da vruchten wat dor vindt, verstout, hij zich loch die bevindingen neer te schrijven, oindat de mogelijkheid, .lat iets anders en bet-er zou kunnen, juist vaak bij deze gelegenheden met meer bereidwilligheid wordt onder de oogen gezien. Haarlem speelt geen rol van be- (éckenis in het Hollandsch kunstle ven. .Ik spreek hier natuurlijk slechts over de beeldend© kunsten cn blijf dat doen. Kunstenaars van meer dan locale beteekenis wonen er niet, of voor zoover ze ex lichamelijk ver blijf houden, houden zij zich angst vallig buiten het geestelijk leven der stad. En de belangstelling van dat deel der burgerij, dat door maatschap pelijke positie in staat is leiding aan dat geestelijk leven te geven, ia zoo langzaam evohieerend, 'da.t ze vandaag den dag zoo ongeveer bij de kunst .van dertig jaar terug gearriveerd 'schijnt. Een veel groöter deel der burgerij, die zich immers door immi gratie voortdurend nieuw bloed ziet toevoeren is graag bereid een meer lévendige belangstelling aan clen dag te leggen, doch mist- hier heb gezag der auioclithonen èn bevredigt die be langstelling met gemak in do kleine wereldstad die op twintig minuten, ot dö op dit- terrein- gemakkelijk zich asstnrile'erende''residentie stad. dié"op drio kwartier afstand, van Haarlem gelegen zijh. Haarlem's geograpMsche ligging ka« echter niet uitsluitend aansprake lijk worden gesteld voor die zoo uiter mate latepte belangstelling. Vergeliikt men de levendigheid waarmee in Utrecht- alle uitingen van bee'aendö kunst gevolgd worden met -ie belangstelling hier, dairlegt Haar lem het af. ook wanneer men de ver houding der Ix'volkingscijl'ers niet uit hc-fc oog verliest. Welke zijn de elementen waaruit in ieder centrum het kunstleven gevoed en staande en gaande gehouden wordt. Ge vindb daarvoor T. Do musea, 11. 'De Künebeiiaarsveréenig'ingen. Hl. Den' Kunsthandel. IV. De particuliere verzamelingen, Niemand zal beweren, dat er in Haarlem te weinig musea zijn. Doch behalve het, Prang Halsmuseum zijn het particuliere instellingen cn hun kracht ligt, in,, al sinds jaren, sinds eeuwen kunt ge bijna zeggen, oestaan- de kunstschatten, die op gezette tijden, als ge wilt aanschellen of aankloppen, voor u le zien zijn. Deze min of meer artistiek© hofjes vormen geen levende kracht in het stadslichaam. Jn het kunstnijverheidsmuseum in Den Hout is men op weg geweest een levend or ganisme te scheppen, doch de rust is ook daar -weergekeerd. Toch is in dien tijd bewezen, dat men onder do bevolking dien kant wel opwilde en het is te betreuren dat men. door' te hard van stapel te loo- peu, nu misschien voor geruirnon tijd weer op adém moc-t zien le komen. Het Haarlemseh ideaal is daar voor- loopig weer bereiktrnen moei aan schellen. Jn plaats dat de verschil lend© besturen steeds urmen over het gebrek san bezoek, mochten zij eens de deuren wijd openzetten. Er kwam dan oO thans vast een beetje friese he Kiolit naar binnen. Het zou de dege lijke zindelijkheid niet schaden en een beetje gastvrijer indruk maken. Zelfs als ik voor- mijn beroep in zulk een gesl01en-huis-museum zijn moet, voel ik mij immer geneigd den dienaar die de deur opent mijn excuus te maken, dat ik hem in zijn gewichtige bezighe den storen moest. Over het malle kwartje in het Stadsmuseum is nog voor kort in dit blad mij uit het hart geschreven. Haarlem heeft hier een gelegenheid, zelfs Rotterdam te troe ven d!''V vraagt men u bij dert ingang van het J3oymans-museum vijf centjeslaat men hier nu die trede Overspringen het mafje offeren als prohibitief tegen ongewenscht be zoek beeft het geen nut en het ge- wenscht bezoek wordt onnoodig geïr riteerd. Dat de gemeente er geen mo derne kunstverzameling op na houdt... behalve een verward troepje op zol der. het illustreert wel sterk heb doode r»unt der belangstelling, doch men kan in dezen tiid ten opzichte daarvan zelfs geen wensehen koesteren. II. De kunstenaarsvereenigingeu. Van deze is de meer dan honderdja rige nog steeds de meest belang rijke. In alle woekert eenzelfde kwaadhet dilettantisme. Ik onder schat de waarde van hot dilettantisme geenszins, acht-Jie'b zelfs-een golukkig verschijnsel zoo een gezonde belang stelling in kunst zich uit in elf-doen, (doch acht bet funest zoo lusschen I urtisten en dilettanten een ee.li.ik.be- rèohtigd ziin beslaat, zooaüs dat in kléinsteedsehe vereehigingen pecuniae causa noodzakelijk is. Nu het aantal artisten in Haarlem beperkt is, gchijnt een verandering daarvan niet eens ce- raden. Toch zou strengere selectie hier het niveau aanzienlijk kunnen ver- koogen, naar liet mij voorkomt. Ook zouden de kunstenaarevereenigingen meer aandeel in de ontwikkeling van den kunstzin kunnen nemen, zoo ze bij hune exposities meer dan tot nu 10e belangrijk werk van niet-PIaar- lemmers brachten. III. De kunsthandel neemt wel voor een deel dit werk over, doek kan dit niet bllijvend doen, wanneer do kosten daarbij gemaakt door de 'baten niet ge dekt worden. Doch ook voor zoover de kunsfchandél- zuiver commercieel]] blijft, kan hij voor het kunstloven eener stad van beteek enig ziju. Zijn eigen voorraden die voor het publiek meestal vrij en zonder formaliteiten te zien zijn, vormen als het ware een telkens wisselend museum, waarvan ook voor niet-koopers genot en profijt kan uitgaan. In de vitrines van den kunsthandel vindt zell'9 de man op straat vaak welbehagen en diens be- inngstelling wordt er door opgewekt. Men is in Haarlem echter nog niet' zoover dat men in den kunsthandel ietg ander aan „kc-t zaakje" ziet, en men is er nog doodsbenauwd dat het' ..dat zaakje" misschien eens te goed mocht gaan. Ecu voorbeeld van da waardeering, die de toonaangevende autoriteiten voor den arbeid van den kunsthandel hebben vobtaat om de mentaliteit- der kleine stad te toonen. Bij de jongste keur-tentoonstelling vanwege het Steuncomité in Teyler gehouden, werd uitdrukkelijk het parool uitgegeven. Jat van den kunst handel geen inzending gevraagd zo-ui worden -ook al zou in den kunsthan del ecnig begeerenswaard object aan wezig zijn. De kunsthandel zal er wel geen letsel van onder-vonden hebben, doch kan inmiddels no-teeren op hoe hooge-n prijs zijn aanwezigheid in het stadswezen geschat wordt. IV. De particuliere verzamelingen worden tot slot voor een goed deel in en door den kunsthandel gevormd. Haarlem zelf nu. is na den dood van de heeren Hrol en Savry weinig par ticuliere collecties van eenigen om vang rijk. In de omgeving zijn er ver scheidene. doch de bezitters daarvan zijn geen Haarlemmers en nemen aan het Haarlemse!» Kunstleven bijna geen deel. Hoe weinig men ook daar zich aan de kunst van eigen tijd laat gele gen liggen bleek op dezelfde keur- tentocmstelling, waarvan zoo even spreke was. Volgens de Inrichters daarvan was in ganseh Haarlem, noch van Toorop, noch van Van Ko nijnenburg (thans tocb de twee meest vooraanstaanden onder de niet meer jon ge ren) iets te vinden. Ik laat in het midden of men goed gezocht heeft, doch 't- illustreert mijne ietwat sombere inzichten. Toch meen ik dat er bij tien, .vijftien jaar geleden vergeleken, vooruitgang' te bespeuren valt. En mocht dat zoo zijn, dan is dat zeer zeker een gunstig resultaat, modo van den arbeid van de pers, die met den ijver en de activiteit die haar past. tracht bij te zijn en voor te lich ten. En misschien in de toekomst nog meer te doen. Op een herdenkingsdag van één dier persorganen mocht dat wel eens gezegd zijn. J. H. DE BOIS. ËBEGDtjtl Hienws AMERIKAANSCH BEZOEK AAN MOSKOU. Dezer dagen is een groep Ameri- kaansche senatoren en beken-Je in- dnstrieelen te Moskou aangekomen. Onder hen bevinden zich o.m. de heer ren Sinclair, president van een Pe troleum maatschappij en bezitter van een petroleumconcessie op Sachalin Albert Fall, oud-minister van Bmnen- landeche Zaken der Vereenigde Sta ten Robert Laud, president van de Pet roleummaatsohappij „Barnsdell" en Mason, president van de Interna tionale Mij. „Barnsdell". In een onderhoud met eenige pers vertegenwoordigers verklaarde Sin clair dat het doel van deze reis was, zich rekenschap te geven van de fi- uancieele positie van Rusi'.and. Het succes van Rusland inzako de stabili satie der koereen is voor Sinclair, vol gens zijn zeggen, een groote verras sing geweest. De fiiianoieele stabili satie van Rusland, wat de circulatie banken betreft. 19 volgon6 Sinclair reeds een voldongen feit. Sinclair acht een definitieve stabilisatie moge lijk onder voorwaarde dat men moet ophouden met het uitgeven van pa piergeld en de uitgaven door inkom sten moet dekken. Wat de politieke kwestie betreft zei Sinclair, dat onaf hankelijk van de berichten tegen de Sovietregeerin.g. ieder lium-aan vriend Rusland dankbaar moet zijn voor het voorbeeld in ontwapening dat het Europa gegeven heeft, dat verzwakt is door den oorlog. De builenlandsohe politiek van Rusland ig er op uit de mogelijkheid van een oorlog tegen te gaan. De publieke meeding in Ame rika gaat Rusland meer cn meer er kennen en deze gedachtengang zal da Anierikaansche regeering eens nood zaken terug te kome-n tan opzichte van Rusland.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 26