HET DAMSPEL
Het Concertorgel in het Gemeentelijk
Concertgebouw en zijn bouwer.
Haarlem als Voedster van
Beeldende Kunst
..Een Oplichter me? grijsen baard,
bruine ias, bl&uwea brill" Hier heeft
hii gezeten, hierl"
De veldwachter keek naar den ledi
gen stoel.
..Hier. zegt u?'
i.Ja. hier!"
v.Kn 'n blauwe bril?"
„Ja! En een grijze baard!"*-
s.Eu hij sprak Duitsch?"
„Ja, maar dat was niet echt! Dat
heb tk dadelijk eeihoord!" merkte dè
kellner opt
„Nou, wii 2nillen een onderzoek in
stellen!" zei de veldwachter gewich
tig1.
Plots stonden allen als verstomd.
Van boven klonk duidelijk de stem
yen den Duitscher.
„Potz blitz donnerwetterIcli habe
"al ïwei m3l gebeld und er komt nie
mand I Was ist das bier voor 'n
hotel 1" en langzaam zagen wij Herr
Schiuniack van ce trappen aidalen.
Toon. de kellner. Jan. de veldwach
ter. zii stonden allen als aan den
grond genageld,-
„Was 'ist das hier für 'n boeltje
schreeuwde Herr Schurrnach en toen
od eens met de stem van Van Zuylen
„Als ik nog langer moet wachten,
smeer ik 'em over 'n half uur. Is me
dat hier 'n bediening. Ik moet
scheerwater hebben voor m'n baard,
maar ik kan het ook zóó wel I" Toen
trok hij zijn baard van zijn gezicht,
zette ziin bril af en zei: „Toon, je
moet een nieuwe wijnkaart aanschaf
fen. Herr Schurrnach. heeft zich bij
mij beklaagd, dat er allerlei wijnen
opstaan, die niet in je kelder zijn I"
Toon was den heelen dag niet meer
te spreken en kwam pos weer in zijn
humeur, torn wij '9 avonds de rest
vau zijn champagne uit zijn kelder
opgedronken.En toen onze hotelhouder
eindelijk ook in onzen kring kwam,
klopte Van Zuylen hem op zijn schou
der „Mijn kop er ai", riep hij
lachend. „als hij niet gelooft,
dat ik ook de baron ben geweest, die
vijf jaar geleden een week voor niks
bij hem heeft gelogeerd!"
J, B. SCHUII+.
_Tk Sen 'de Prolo-
gus". Vrij ver
taald vril dit zeg
gen: „Wat hier
volgt is een cau
serie
damspel 1"
En om
de
waarheid te zeg
gen, ben ik blij,
"dat ik deze cau
serie mag sohrij-
I Niet omdat fk het
oo'a verbazend
„e erebaantje"
J. W. v. DARTELEN vind (al voel ik
mij gevleid door
da opdracht van de Directie
van Haarlem's Dagblad buiging naar
HtW-h ea naar rechts), maar omdat mei
cere causerie hei Feestnummer van Haar
lem's Dagblad verschijnt.
Misschien moet het geval worden omge
keerd, maar dat komt er voor mij minder
pp aan,
"2l:~ „Het zijn maar houtjes".
P. Metz.)
Onder He vele geliefkoosde spelen van
'den tegeawooidigen tijd wordt al meer en
mee* de aandacht gevestigd op hel een
voudige en edel6 damspel.
Dacht men voorheen dat deze speel-
Invnst in de kinderkamer op haar plaats
was, of wel, dat er geen groote inteilec-
iueele gave werd vexeiscnt om zich daar
mede bezig te houden, thans zien wij in
den kring der beoefenaars zeer vele
Êcherpzinnige personen, die, wat Tang en
stand in de Maatschappij betreft, een
.uitstekende positie innemen en voor dit
nobele spel een vurige propaganda maken.
Het buitengewoon diepzinnige in dit
200 schijnbaar uiterst eenvoudig spel, het
prachtig combine eren en de geniale pro
blematiek maken dit spel tot een lusthc'
yan den geest
Inderdaad was er behoefte aan een g«
polvol, logisch speL
Sedert lang, ai ie laag. waren kan;
Eoelec p-~-™ de orde van den dag en, be
houdens hei schaakspel, da; meer in aris
tocratische kringen werd gespeeld en door
hare ingewikkelde combinatie en figuren
voor populariteit minder geschikt
leende rich juist het schijnbaar eenvou
dige dammen aan de eïsehen van het al
gemeen.
Veel inspanning, gepaard met bullen-
gewoon genot, dank ik dat primitief sa
mengesteld spel; en zeker ben ik over
tuigd, dat het een groots leerschool'zou
zijn in zelfbeheersching, ontwikkeling
van geest, kracht en oefening van
verstand.
Het is bijna spreekwoordelijk geworden
'dat men de goede en slechte eigenschap
pen van den mensch het best leert kennen
in het spel.
Dit geldt weliswaar voor alle spelen,
'doch do groote factor, „de eer", wordt op
damgebied het meest geprikkeld.
Ziehier de oorzaak waarom dit spel
éelfbeaohaving, zelfkennis en bescheiden
heid kweekt, VoorwaaT, een groote op-
yoedende kracht-
Het ontstaan der dameer-
eenigingen ïn Nederland.
Wie in *f einde der vorige eeuw te Rob
terdam geen vreemdeling was, kent wel
het Poolsche Koffiehuis aan het Beurs
plein, kortweg genoemd „De Pool".
Welnu, het was bij Konert in „De Pool"
ver van die andere Pool, dat onher
bergzame draaipunt eer aarde „waar
Peai7 gelijk een damspeler in waan tegen
Cook een" ohoirbaren slag wilde elpen'
't was dus in de teenmaals 200 echt aan
trekkelijke (rPool", in een hoekje van de
bovenzaal, 's namiddags er voor vrij ge
houden, dat enkele, meerendeels degelijke
beoefenaars van het Damspel, gewend wa
ren, zoo nu en dan strijdvaardig elkan
der te ontmoeten.
't Wisselde er nog al eens, zoowel ln
meer of minder talrijke opkomst als In
kracht. Maar evenals bij onza moeder
aarde, was ook hier een middelpunt aan
wezig, een middelpunt waarom nagenoeg
alles zich bewoog, en dit middelpunt, in
al zijn degelijkheid en aantrekkelijkheid,
was onze te vroeg ontslapen vriend, de
zeer ervaren meester in de Damkucst,
Consuunl Stamsl
Niet alleen hier te lande, maar evenzeer
in Frankrijk, in Zwitserland, ook in En
geland, en waar ter wereld het Damspel
ernstig werd beoefend, stond Stamp, w
geus zijn diepgaande stadie van het
schoone spel, in hcoge eer en gold hij al
gemeen als een autoriteit.
Hechten er zijn, die hem ia den
ligea strijd op het open bord overtroffen,
in schrandere beoordeeling en van spel-
standen blonk hij daarentegen overwegend
en glansrijk uit:
Een ljveraar voor diepzinnig spel -was
Stams in hooge mate. totem and ter wereld
kon voor een fraaie combinatie in hooger
bewondering komen, niemand meer er
van genieten dan hij, en duidelijker is ons
sulles wel nooit gebleken, dan toen
na do hem gewijde opdracht van
p ra cl 1 t-p robleem, fluks naar de pen greep
en den componist er van, den toen jeug
digen Bl&ntenaai (later onze grootste
eindspel-componist), uit do volheid des
gemoeds, onder don aanhef: „Ede:
jeugdige vriend I" lof en dank er vo
bracht. Zóó was -Stains
Bijzonder door zijn energie was hel dat
iri opvolgende jaren twee Nationale Dam-
concoursen te Rotterdam hebben plaats
gevonden, waarin beide mal on duor den
zeer ervaren veteraan Van Vught, van
Amsterdam, het kampioenschap met ro.em
cn eer werd behaald.
Maar de lievelingsgedachte van Stams,
de stichting eener Damvereeniging, heeft
zich tijdens zijn leven niet mogen verwe
zenlijken.
De poging werd door hem gedaan, een
manifest in zee gezonden, het mocht met
baten, tijdelijke lusteloosheid was wol de
ergste klip waar het ontwerp op strandde.
Natuurlijk bleef Stams in de oude
.Pool" de trouwe damgast en totdat, he
laas plotseling, zijn zon onderging, de
aanvoerder van alle damlustigen, hun
meester bij uitnemendheid.
Geen wonder dan ook, zoodra de geest
vaardig werd over de getrouwen, eoodrs
;evoïg werd gegeven aan een oproep van
het driemanschap J. Blankenaar, J. H.
Torley Duwei en C. G. Vervloot (den
kortelings overleden voorzitter van den
Nederlsndschen Dambond), zoodra op den
gewichtigen dag van 7 October 1S99, tot
do stichting eener Damvereeniging werd
irgegaan, geen wonder, dat toen een
parig als blijvend eerbewijs aan wijlen
meester Sterns, diens kernachtige voor-
Constant" aan de Vereeniglng
werd gegeven. Daardoor werd immers te-
aangetoceid het vaste voornemen
om „constant" d.L „duurzaam" voort te
raan, ia oefening en studio van het edele!
■peil
Hes was een jaar na de oprichting van
het Rotterdamsche „Constant", toen het
„Vereenigd Amsterdams ch Damgenoot-
schnp" gesticht werd. Den 5den November
1900, ia café „Lohengrin" op het Eem-
brandtplein te Amsterdam had do eerste
adering plaats. Van de dammers, die
toen de handen ineensloegen, zijn óns
thans nog een 2-fcal overgebleven. Het zijn
de heer Jacob Meijer en J. de Haas.
Reeds in 1904 werd door het „V. A. D."
een match van 10 partijen georganiseerd
tusschen den Hollandschen Kampioen J.
de Haas en dén Wereldkampioen, Isidore
Weiss uit. Parijs.
Eenige jaren istoen hard gewerkt, de
jormannen uit „Constant" en hot „V.
A. D." -trokken er op uil, om clubs op te
richten in tal van plaatsen. Een dam
tijdschrift werd uitgegeven, In dagbladen
ea tijdschriften verschenen damrubne-
ken; kortom hei ging met" "reuzenschre
den.
Want kort na de oprichting van het ,,Y.
A. D." werd te Edam een damvereeniging
gesticht. Spoedig daarop volgde Haarlt
(de thans nog bestaande „Damclub
Haarlem"). Hei ijs was nu gebroken. In
Noord-Holland, de bakermat van het dam
spel, werd men opmerkzaam en van alle
kanten werd het goede voorbeeld gevolgd.
Op 1 Juli 1S07 werd te Haarlem de tweed;
damvereenjgïng gesticht, de „Haarlem-
sche Damclub", thans een der groots:;
en sterkste damvereenigïngen ia de
De deelname van de Hollaadsche mees
ters J. de Haas en Ph. L. Battefeld aai
den Internationalen Wedstrijd te Patij:
in Juni 1909, was mede een aanleiding tot
toenadering tusschen do Eransohe
Hollandsche spelers.
In 1909 openden de drie groote Amster-
damsche dagbladen „De Telegraaf", „Al
gemeen Handelsblad" en „Nieuws van
den Dag" een damrubriek en eenige jaren
her Haarlem's Dagblad.
Wat deze rubrieken voor de propaganda
van ons spel beteekenen, is niet te licht
te waardèeren.
Zij hebben in een spanne tïjds het dam
spel populair gemaakt, als nooit te vor
Waar liefde voor dit spel sluimerde,
die wakker geschud en in plaatsen waar
verspreid gedamd werd, hebben zij de be
oefenaren iet elkaar gebracht.
Stichting van een Dambond.
Op initiatief van verschillende Damver
eenigïngen ril Nederland werd op 18
Maart, 1£C« in een gecombineerde verga
dering te Amsterdam besloten tot op
richting van een National en Dambond,
onder den naam van: Algeraeene Neder-
landsche Dambond.
Eenige jaren later volgde de oprichting
van den Nationalen Dambond.
De jaren, waarin van onze damorganisa-
ties de grootste kracht begon uit te gaan,
waren niet die ,van de grootste innerlijke
eenheid. En een der grootste vereenigln-
gen van ons land Ikeersohte verdeeldheid,
gevolg van een to betreuren persoonlijk
verschil, een verdeeldheid, die inderdaad
ook een splitsing in die vereeniglng te
weeg bracht. Mogelijk dat een en ander
toch nog een goede zijde had, want
begon toen wederzijds in het nog onont
gonnen damteirein een kracht te ontwik
kelen, die allicht in niet geringe mate
werd ingegeven door de wil ea energie el
kander de baas te zijn.
Zóócra rijpte aan de eene zijde het plan
tot stichting van een Bond onder diens]
aanhangers, of onmiddellijk was
dere partij gereed eijn volgelingen even
zoo onder de vaan van ééa lichaam je
vereenigen.
Moge al voor korten tijd de vijandschap
tot grootere activiteit geprikkeld en daar
door het damspel io: zegen gestrekt heb
ben, anderzijds iaat het zich denken dat
de concurrentïegeest al evenzeer aanlei
ding gaf tot botsingen, en hoe voorspoe
dig de Nationale Dambond zich ook ont
wikkeld e, toch openbaarde aan die zijde
zich reeds spoedig do wensch te trachten
tot algeheele eenheid te geraken. Ook aan
de zijde van den Algemeeucn Ncderland-
schen Dambond wensch te men niets lie
ver dan vrede.
Dat was in het naj3ar van 1910.
Do lang gewenschtü samensmelting
do beide Dambondén in Nederland werd
op 9 April 1911 een feitl
Toen werd to Amsterdam opgericht de
Nederlandsen© Dambond. Tot bondsvoor
zitter werd toen gekozen Meester C. G.
Vervloei ui' Rotterdam.
En zoo stond dan de Dauibeweging
Nederland voor een nieuw tijdperk
algeheels eenheid.
Eendracht heeft zij gekweekt om voort
aan onder een bondsva&n er naar ta slre-
de belangen in Neerlanda Damwe-
reld bijeen ta brengen en ta verzoenen,
da leus van samengang te doen klinken,
op te wekken tot waardeering en broeder
zin en zoo de harmonische ontwikkeling
te bevorderen van ons geniale, wonder-
schoone speL Daarmede naderde do hoog
gaande verwaohting „Harmonie in de
Damwereld" voor Nederland hare vervul
ling.
Thans is hei van Noord tot Zuid, van
Oost tot West, in ganseh. Nederland!
DE NEDERLANDSaHE DAMBOND,
één samenklank, één samenspel, de goede
ït ten goede.
Genaderd zijn wij tol den eindpaal van
onze causerie. Wat wij gewonnen hebben.
dit wij zijn vooruitgegaan in. die aeh-
bs liggende jaren, 't mocht me:
genoegdoening in 't licht worden gesteld,
geeft ons alle reden om feestelijk ge
stemd te rijn. En daartoe we mogen
het luide verkondigen bestaat nog één
reden te meer!
Wij bedoelen hiermede de pers in "t al
gemeen en Haarlem's Dagblad in 't bij
zonder!
Door hare wekelijksche damrubrieken
geeft zij een krachtigen stoot in de goede
richting.
Alle eer en dank voor een zoo machtigen
;teun.
Het mooie damspel verdient zulks in
volle mate!
Reeds meermalen werd in de beweging
van die eenvoudige sollijven op het vier
kante bord een bééld gezien van het men;
schelijk leven. De strijd om het bestaan
wordt hier aanschouwelijk vertoond en tot
het einde toe volstreden.
Oplettendheid kweekt doorzicht', en beide
vereend worden vereischt om elke kans
van voordeel op het juiste oogenblik waar
te nemen.
In d3t open voor ons liggend damveld
schuilen, als in een omsluierde toekomst
ïl van verborgenheden.
Dringt het sohiandeTe brein in die ver
borgenheden door, dan heft de sluier zich
cn alles toont zich in h.t 1..1J
licht.
Een eigenaardig kc-nmeik van het
nuf tig Damspel is het bovendien, dat de
felste tegenstanders ia. den ridder lijkei
strijd als 't ware opgaan in elkanders
sueces. De woderzydscha bewondering
stijgt naar gelang de vonken hooger op
spatten in het steekspel van den geest en
fijn berekent!, duchtig raak, wordt ge-
stooten.
Mogo ik "ook bij U de liefde kunnen
wekken (er beoefening van deze nobele
'kunst, het doel, dat ik mij voor den
geest heb gesteld bij het sohrijvon van
(leze handeling.
De stelling: „Wie.het damspel begint te
bestudeeren schept er spoedig behagen
in en wordt er ten slotte propagandist
voor", kan als een axioma worden be
schouwd. Den twijfelaars aan haar waar
heid sij aangeraden de proef er van te
riemen, de ondervinding zal dan stellig
uitwijzen, dat hun twijfel ongegrond is.
Voor da Haorlemsche damliefhebbers of
voor hen die het wensch en te worden, be
staat voldoende gelegenheid rich in dit
nobele spel te bekwamen.
- Haarlem bezit twee bloeiende' damver-
eenigingen, beide aangesloten bij den Ne-
derlaadschen Dambond, en beide uitko
mende ia de hoogste afdeeling van dezen
bond.
Het zijn: de „Haarlemsche Damclub",
clubavond 's Maandags van 71/2 tot 12
uur in de bovenzaal van café „De Noren-
beurs", Spaarr.a 36 en de „Damclub Haar
lem", clubavond 's Woensdags van 8—12
uur in de bovenzaal van Café „Rooden-
berg", Spekstraat 8, welke hun energie en
toewijding geheel geven aan de bevorde
ring van dit spel en voortgaan op 'den
weg een ieder te doordringen van het ver
heffende en veredelende van eèn snort,
die den geest ten volle bezig houdt, doch
nalaat de kwade hartstochten in den
meusok 'te ontketenen, waar alle beoefe
naars van ons spel zich aangetrokken ge-'
voelen om eenparig saam te werken tot de
verbreiding van licht en leven door ons
zonnig spel: Het Damspel
J. W. VAN DARTELEN,
'(Damredactour Haarlem's Dagblad.)
Haarlem, 27 Juni 1925,
Nu binnen' af
zienbare]» tijd bet
feit staat te ge
beuren, dat het
instrument, eens
een sieraad van
het gebouw, waar.
in 'het zich be
vond, het Paleis
van Volksvlijt .te
Amsterdam, door
verwaarloozingr-
echter geworden
tot een nutceloozé
GEORGE ROBERT. »5ta ia den weg",
gedoemd tot
langzamea maar zekeren, on
dergang, daarvan door de grootmoedi
ge daad van twee kunstzïnnïgen in den
lande gered welk reddingswerk ech
ter door omstandigheden aanmerkelijke
vertraging heeft ondervonden 1ik
herhaal, nu over ccnigen tijd dan ein
delijk het voormalige Paleisorgel bin
nen de muren van ons Gemeentelijk
Concertgebouw, als -herboren weder in
volle glorie zal verrijzen, lijkt het mij
niet ongewcnscht eenige bijzonderhe
den over instrument en vervaardiger
hiervan, den vermaarden Aristide Ca-
vailléColl mede te dcelen.
Voor hen, die niet weten, welke rol
het Palcisorgcl in Amsterdam heeft ge
speeld, is het wellicht niet ondienstig
een blik te werpen op het muziekleven
in Amsterdam omstreeks de tweede
helft der vorige eeuw. Het Concertge
bouw met 't beroemde orkest bestond
toen nog niet; het muziekleven concen
treerde zich. voor een belangrijk deel ia
het Paleis voor Volksvlijt, alwaar Jan
Coenen den dirigeerstok zwaaide, zoo
wel bij concerten als bij (ia dien tijd
in zwang zijnde) balletten.
Nu had Amsterdam het voorrecht
onder haar inwoners te hebben Charles
Phiibert, den „chancelier du Consular
general, de France". Deze, een kunst
zinnig mensch, in 't algemeen, en een
vurig bewonderaar van orgels en orgel
muziek in 't bijzonder, daarbij uit hoof
de zijner positie een invloedrijk man,
zag bet groote voordeel, dat Amsterdam
van een ra 't Palcis te plaatsen concert
orgel kon hebben cn aan zijn bemoeiin
gen voornamelijk was het te danken,
dat de plannen tot bouw voortgang
kregen; in 1S75 had de inwijding van
het instrument, vervaardigd door den
Franschen orgelbouwer CavaiUé—Coll,
plaats.
Waarom een Fransch orgel, waarom
geen opdracht verleend aan Hollandsche
firma's? Er waren toch zekér ook wel
terzake deskundige Hollandsche orgel
bouwers
Het was alweer Phiibert, die het ini
tiatief daartoe genomen had; het was
hem namelijk bekend, dat de orgel
bouw in Frankrijk onder leiding van
CavailléColl een groote vlucht had
genomen, een vlucht, die eenige voor-
uitstrevenden onder de Hollanders wel
trachtten te volgen (en met succes; ik
noem als voorbeeld het orgel van de
firma Adema in de Mozes- en Aaron-
kerk te Amsterdam), maar, daar ons
kleine land cn het daarmede gepaard
gaande betrekkelijk gerigne tal op
dracht ln tot bouwen hen noodzakelij
kerwijs in volledige ontplooiing belem
merde, was het vanzelf sprekend, dat
een CavaiUé—Coll op sprekender suc
cessen kon bogen.
Daarbij kwam, dat Phiibert de Am
sterdammers, die destijds weinig t
orgelmuziek voelden, in dit opzicht
wilde opvoedenhij begreep daartoe
allereerst noodig le hebben een instru
ment, dat „compleet" was, dat aan de
hoogste eischcn, die men een concert
orgel (in dien tijd althans, ik spreek
van pl.m. 3S75) kon steUen, voldeed.
CavailléColl kreeg aldus opdracht
tot ontwerp en bouw en hij volvoerde
deze op schitterende wijze. Men be
hoefde slechts het rapport der commis
sie tot beoordeeling (waarin mannen
als Samuel de Lange, Jan. Coenen,
Heinze enz. zaten) door te lezen, om
gewaar te worden, dut hier een meester
stuk geleverd was. In de warmste be
woordingen spreekt de commissie over
uitvoering, afwerking, intonatie, "karak
ter der verschillende registers, aan
spraak enz. enz.
Phiibert had zijn doel volkomen be
reikt; Amsterdam-had..een voortreffe
lijk concertorgel, nu nog maar een
goed organist cn alle wensehen waren
vervuld; ook hierin slaagde men in
•J. 13. de Pauw vond men den artiest,
dien het Amstcrdamsche publiek toen
zoo noodig had.hij werd de opvoeder
toen als uitvoerend kunstenaar, nader
hand in zijn functie van hóofdleeraar
aan het Conservatorium, als bekwaam
docent.
Het is hier wel de plaats om - dezen
'yrupavhickcn, eenvouaigen. .raaiv een
eeresaiuut te brengen voor al heigene,
dat hij voor Amsterdam, neen, voor
heel Nederland gedaan heeft, want De
Pauw maakte school, uit alle streken
van bet land kwamen de leerlingen
zich onder zijne bekwame leiding te
scharen ook ondergeteekende. - deed
zulks ea met gevoelens van-greote
dankbaarheid denkt hij nog aan dien
heerlijken studietijd terug.
Hoe is het nu mogelijk, zal men via-:
gen, dat de Amsterdammers zulk
schoon instrument; als dit orgel was,
":ot zulk een verregaanden staat van
•erwaarloozing konden laten komen.
Het antwoord hierop vinden, wij in de
algeheele, voor het Paleis van- Volks
vlijt noodlottige, wijzigingen in het
Amsterdamsche muziekleven. De op
komst van het Concertgebouw veroor
zaakte een verplaatsing van de belangt
stelling van het publiek; het Paleis
trok niet meer, de exploitatie ging
slecht, de zaal werd slecht onderhouden,
kortom, als concertzaal raakte zij in dis-
crediet_het eind is dan ook gewi
dat de zaal voor concertdoeleinden niet
meer gebruikt werd en slechu als
tooastellingslokalitcit in aanmerking
komt (ik laat hier de schouwburgzaal
buiten beschouwing, reeds veel vroe
ger werd de groote Paleiszaal geschei
den in een schouwburg en concertzaal:
van de laatste is hier sprake).
Het spreekt vanzelf, cat het lot van
het orgel gedurende de laatste jaren
van haar verblijf in Amsterdam, treu
rig was; slechts zeer zelden werd het in
strument bespeeld en dan stond men
toch altijd weer in bewondering voor
het, ondanks bij uiterste beperking toe
gestane onderhoud, betrekkelijk goede
functionneerenj
Welk een genot nu zal het zijn dit in
strument in geheel gereslaureerden
staat weder en nu in onze goede stad
Haarlem te hooren en te doen klm-
ken.
Waarlijk,; wij Haarlemmers, kun
nen aan de milde schenkers, de heeren
Stoop ea Bunge, niet genoeg dankbaar
zijn voor hun initiatief.
Ten slotte mogen hier nog eenige
korte medcdeclingcn volgen over den
.genialen orgelbouwer, Aristide Cavail
léColl en zijn werk.
Gesproten uit een geslacht van orgel
bouwers (vader en grootvader hadden
reeds grooten naam gemaakt) begaf
hij zich, aan de traditie getrouw, in
hetzelfde vak en leverde op 18-jarigen
leeftijd met een door hem vervaardigd
instrument, twaarin nieuwe vindingen
op gebied van koppelingen en wind
druk, de proeven van een bijzonder
talent.
Ten einde zich in natuur- en werk
tuigkunde te bekwamen,, begaf hij
zich naar Parijs;, een hem aldaar ver
strekte opdracht tot bouwen van een
orgc-l voor de „Eglise royal de Saint-,
Denis" deed hem besluiten zijn werk
plaatsen te Parijs te vestigen en het w;
daar, dat hij zijn schitterende meester
werken ontwierp en ten uitvoer bracht.
CavaiUéColl beeft ongeveer
700-tal projecten voor orgels ontwor
pen als bekendste werken noem. ik de
orgels van de Saint-Salpice, Notre
Dame, Sainte Clotbilde, La Madeleine,,
le Trocadéro, alle te Parijs, verder die
te Moseou. Manchester enz. enz.
Als een zijner grootste verdiensten
mag wel genoemd worden zijn
passing brengen (cn vervolmaken) van
Barker's systeem van den pneumati-
«chen hefboom, dat een volkómen
.ekèer in den orgelbouw heeft te
weeg gebracht.
Een speciale studie heeft (bij ook
gemaakt van de verhoudingen der pij
pen de prachtige intonatie hiervan is
wel een van de schoonste uitingen van
zijn talent.
Cavaillé heeft den leeftijd van S5
jaren bereiktin zijn kwaliteit van Clic-
alier de la Légion d'lTonncur werd hij
net militaire eer begravenbij den
lijkdienst in de Saint-Sulpice bespeelde
niemand minder dan Widor het orgel.
Als typeerend staaltje van Cavaillé—.
Coli's werkwijze npg dit.
Bij idcn bouw, van het (Palcisorgcl
bracht hij zonder dat in de gegeven
opdracht hieromtrent iets was vermeld,
geheel uit eigen beweging cn louter uit
liefde voor zijn werk, eenige verbete
ringen aan, in geld uitgedrukt eene
waarde vormend tot een bedrag van
f 3000.—.
Zelfs de geringste schadeloossteUing
heeft liij hiervoor niet willen aanvaar
den; hij betaalde dit bedrag uit eigen
zak en wij mogen dit waarlijk wel als
een schoon voorbeeld van onbaatzuch
tigheid aanhalenalleen |Cen waar
artiest kon zoo handelen; i
.GEORGE ROBERT,
Voor 't feest-
nummer vau
;j onze kram
werd ook van
den kunsfcver-
slaggever een
j bijdrage ge
vraagd. Déze
wil daaraan
trachten te voll-
dessn door mei
zijn lezera een
oogenblik de
stad1, waarvan
Hiaarlem'sDag-
n. DUBOIS. -MatUa veert*
üaar fliaken ar
beid. «en der organen geworden is, te
beschouwen, als voedend© bel .tem voor
beeld end© kunst.
Hij stelt zich dat niet als een toast
voor, docli wenscht even weinig met
u 00 dit oogenblik te ironiseereu
en zoo hii aan liet slot zijner beschou
wing dien bcdem wat schraal, en da
vruchten wat dor vindt, verstout, hij
zich loch die bevindingen neer te
schrijven, oindat de mogelijkheid, .lat
iets anders en bet-er zou kunnen,
juist vaak bij deze gelegenheden met
meer bereidwilligheid wordt onder de
oogen gezien.
Haarlem speelt geen rol van be-
(éckenis in het Hollandsch kunstle
ven. .Ik spreek hier natuurlijk
slechts over de beeldend© kunsten cn
blijf dat doen. Kunstenaars van meer
dan locale beteekenis wonen er niet,
of voor zoover ze ex lichamelijk ver
blijf houden, houden zij zich angst
vallig buiten het geestelijk leven der
stad. En de belangstelling van dat
deel der burgerij, dat door maatschap
pelijke positie in staat is leiding aan
dat geestelijk leven te geven, ia zoo
langzaam evohieerend, 'da.t ze vandaag
den dag zoo ongeveer bij de kunst
.van dertig jaar terug gearriveerd
'schijnt. Een veel groöter deel der
burgerij, die zich immers door immi
gratie voortdurend nieuw bloed ziet
toevoeren is graag bereid een meer
lévendige belangstelling aan clen dag
te leggen, doch mist- hier heb gezag
der auioclithonen èn bevredigt die be
langstelling met gemak in do kleine
wereldstad die op twintig minuten, ot
dö op dit- terrein- gemakkelijk zich
asstnrile'erende''residentie stad. dié"op
drio kwartier afstand, van Haarlem
gelegen zijh.
Haarlem's geograpMsche ligging
ka« echter niet uitsluitend aansprake
lijk worden gesteld voor die zoo uiter
mate latepte belangstelling.
Vergeliikt men de levendigheid
waarmee in Utrecht- alle uitingen van
bee'aendö kunst gevolgd worden met
-ie belangstelling hier, dairlegt Haar
lem het af. ook wanneer men de ver
houding der Ix'volkingscijl'ers niet uit
hc-fc oog verliest.
Welke zijn de elementen waaruit in
ieder centrum het kunstleven gevoed
en staande en gaande gehouden
wordt. Ge vindb daarvoor
T. Do musea,
11. 'De Künebeiiaarsveréenig'ingen.
Hl. Den' Kunsthandel.
IV. De particuliere verzamelingen,
Niemand zal beweren, dat er in
Haarlem te weinig musea zijn. Doch
behalve het, Prang Halsmuseum zijn
het particuliere instellingen cn hun
kracht ligt, in,, al sinds jaren, sinds
eeuwen kunt ge bijna zeggen, oestaan-
de kunstschatten, die op gezette tijden,
als ge wilt aanschellen of aankloppen,
voor u le zien zijn. Deze min of meer
artistiek© hofjes vormen geen levende
kracht in het stadslichaam. Jn het
kunstnijverheidsmuseum in Den Hout
is men op weg geweest een levend or
ganisme te scheppen, doch de rust
is ook daar -weergekeerd.
Toch is in dien tijd bewezen, dat
men onder do bevolking dien kant wel
opwilde en het is te betreuren dat
men. door' te hard van stapel te loo-
peu, nu misschien voor geruirnon tijd
weer op adém moc-t zien le komen.
Het Haarlemseh ideaal is daar voor-
loopig weer bereiktrnen moei aan
schellen. Jn plaats dat de verschil
lend© besturen steeds urmen over het
gebrek san bezoek, mochten zij eens
de deuren wijd openzetten. Er kwam
dan oO thans vast een beetje friese he
Kiolit naar binnen. Het zou de dege
lijke zindelijkheid niet schaden en een
beetje gastvrijer indruk maken. Zelfs
als ik voor- mijn beroep in zulk een
gesl01en-huis-museum zijn moet, voel
ik mij immer geneigd den dienaar die
de deur opent mijn excuus te maken,
dat ik hem in zijn gewichtige bezighe
den storen moest. Over het malle
kwartje in het Stadsmuseum is nog
voor kort in dit blad mij uit het hart
geschreven. Haarlem heeft hier een
gelegenheid, zelfs Rotterdam te troe
ven d!''V vraagt men u bij dert ingang
van het J3oymans-museum vijf
centjeslaat men hier nu die trede
Overspringen het mafje offeren
als prohibitief tegen ongewenscht be
zoek beeft het geen nut en het ge-
wenscht bezoek wordt onnoodig geïr
riteerd. Dat de gemeente er geen mo
derne kunstverzameling op na houdt...
behalve een verward troepje op zol
der. het illustreert wel sterk heb doode
r»unt der belangstelling, doch men kan
in dezen tiid ten opzichte daarvan
zelfs geen wensehen koesteren.
II. De kunstenaarsvereenigingeu.
Van deze is de meer dan honderdja
rige nog steeds de meest belang
rijke. In alle woekert eenzelfde
kwaadhet dilettantisme. Ik onder
schat de waarde van hot dilettantisme
geenszins, acht-Jie'b zelfs-een golukkig
verschijnsel zoo een gezonde belang
stelling in kunst zich uit in elf-doen,
(doch acht bet funest zoo lusschen
I urtisten en dilettanten een ee.li.ik.be-
rèohtigd ziin beslaat, zooaüs dat in
kléinsteedsehe vereehigingen pecuniae
causa noodzakelijk is. Nu het aantal
artisten in Haarlem beperkt is, gchijnt
een verandering daarvan niet eens ce-
raden. Toch zou strengere selectie hier
het niveau aanzienlijk kunnen ver-
koogen, naar liet mij voorkomt. Ook
zouden de kunstenaarevereenigingen
meer aandeel in de ontwikkeling van
den kunstzin kunnen nemen, zoo ze
bij hune exposities meer dan tot nu
10e belangrijk werk van niet-PIaar-
lemmers brachten.
III. De kunsthandel neemt wel voor
een deel dit werk over, doek kan dit
niet bllijvend doen, wanneer do kosten
daarbij gemaakt door de 'baten niet ge
dekt worden. Doch ook voor zoover de
kunsfchandél- zuiver commercieel]]
blijft, kan hij voor het kunstloven
eener stad van beteek enig ziju. Zijn
eigen voorraden die voor het publiek
meestal vrij en zonder formaliteiten
te zien zijn, vormen als het ware een
telkens wisselend museum, waarvan
ook voor niet-koopers genot en profijt
kan uitgaan. In de vitrines van den
kunsthandel vindt zell'9 de man op
straat vaak welbehagen en diens be-
inngstelling wordt er door opgewekt.
Men is in Haarlem echter nog niet'
zoover dat men in den kunsthandel
ietg ander aan „kc-t zaakje" ziet, en
men is er nog doodsbenauwd dat het'
..dat zaakje" misschien eens te goed
mocht gaan. Ecu voorbeeld van da
waardeering, die de toonaangevende
autoriteiten voor den arbeid van den
kunsthandel hebben vobtaat om de
mentaliteit- der kleine stad te toonen.
Bij de jongste keur-tentoonstelling
vanwege het Steuncomité in Teyler
gehouden, werd uitdrukkelijk het
parool uitgegeven. Jat van den kunst
handel geen inzending gevraagd zo-ui
worden -ook al zou in den kunsthan
del ecnig begeerenswaard object aan
wezig zijn. De kunsthandel zal er wel
geen letsel van onder-vonden hebben,
doch kan inmiddels no-teeren op hoe
hooge-n prijs zijn aanwezigheid in het
stadswezen geschat wordt.
IV. De particuliere verzamelingen
worden tot slot voor een goed deel
in en door den kunsthandel gevormd.
Haarlem zelf nu. is na den dood van
de heeren Hrol en Savry weinig par
ticuliere collecties van eenigen om
vang rijk. In de omgeving zijn er ver
scheidene. doch de bezitters daarvan
zijn geen Haarlemmers en nemen aan
het Haarlemse!» Kunstleven bijna geen
deel. Hoe weinig men ook daar zich
aan de kunst van eigen tijd laat gele
gen liggen bleek op dezelfde keur-
tentocmstelling, waarvan zoo even
spreke was. Volgens de Inrichters
daarvan was in ganseh Haarlem,
noch van Toorop, noch van Van Ko
nijnenburg (thans tocb de twee meest
vooraanstaanden onder de niet meer
jon ge ren) iets te vinden. Ik laat in het
midden of men goed gezocht heeft,
doch 't- illustreert mijne ietwat sombere
inzichten. Toch meen ik dat er bij
tien, .vijftien jaar geleden vergeleken,
vooruitgang' te bespeuren valt. En
mocht dat zoo zijn, dan is dat zeer
zeker een gunstig resultaat, modo
van den arbeid van de pers, die met
den ijver en de activiteit die haar
past. tracht bij te zijn en voor te lich
ten. En misschien in de toekomst nog
meer te doen. Op een herdenkingsdag
van één dier persorganen mocht dat
wel eens gezegd zijn.
J. H. DE BOIS.
ËBEGDtjtl Hienws
AMERIKAANSCH BEZOEK AAN
MOSKOU.
Dezer dagen is een groep Ameri-
kaansche senatoren en beken-Je in-
dnstrieelen te Moskou aangekomen.
Onder hen bevinden zich o.m. de heer
ren Sinclair, president van een Pe
troleum maatschappij en bezitter van
een petroleumconcessie op Sachalin
Albert Fall, oud-minister van Bmnen-
landeche Zaken der Vereenigde Sta
ten Robert Laud, president van de
Pet roleummaatsohappij „Barnsdell"
en Mason, president van de Interna
tionale Mij. „Barnsdell".
In een onderhoud met eenige pers
vertegenwoordigers verklaarde Sin
clair dat het doel van deze reis was,
zich rekenschap te geven van de fi-
uancieele positie van Rusi'.and. Het
succes van Rusland inzako de stabili
satie der koereen is voor Sinclair, vol
gens zijn zeggen, een groote verras
sing geweest. De fiiianoieele stabili
satie van Rusland, wat de circulatie
banken betreft. 19 volgon6 Sinclair
reeds een voldongen feit. Sinclair
acht een definitieve stabilisatie moge
lijk onder voorwaarde dat men moet
ophouden met het uitgeven van pa
piergeld en de uitgaven door inkom
sten moet dekken. Wat de politieke
kwestie betreft zei Sinclair, dat onaf
hankelijk van de berichten tegen de
Sovietregeerin.g. ieder lium-aan vriend
Rusland dankbaar moet zijn voor het
voorbeeld in ontwapening dat het
Europa gegeven heeft, dat verzwakt is
door den oorlog. De builenlandsohe
politiek van Rusland ig er op uit de
mogelijkheid van een oorlog tegen te
gaan. De publieke meeding in Ame
rika gaat Rusland meer cn meer er
kennen en deze gedachtengang zal da
Anierikaansche regeering eens nood
zaken terug te kome-n tan opzichte van
Rusland.