HAARLEM'S DAGBLAD Van onzen reizenden Redacteur BEURSOVERZICHT ZATERDAG 21 JULI 1923 TWEEDE BLAD (Nieuwe reeks.) No. 165 In de gemartelde steden van het „Somme-Front" De ruïne van het stadhuis te Arras Alles wentzelfs het zien van ruïnes! Het zcrgolcozo leven in het ver woeste ge'aicd. I-iet ongeschonden Laan. Atrecht Het stadhuis van Atrccht. Oe restauratie van Atrecht. Vtf De „kelders" van Atrecht, Albert. E Galgenhumor. Ruines, ruïnes cn altijd weer ruines 1 ik schreef het reeds in mijn artikel over Vperenhet wordt eentonig op den du'ut. Hoe desolaat zij ook mogen zijn de steden met de puinhoopen, de gewon de kei ken en de flarden-muren, men raakt cr langzamerhand aan gewoon. Toen wij te Coitemarck in België de eerste kerk-ruine zagen, sprongen wij ven onze fietsen en betiaden mej schroom en eerbied de open ruimte tus- sckea de brokken muur, waar eens hel koor had gestaan. Toen w ij ra Eessen tegenover Dixmuden de ronde bogen izn een kerkgewelf als losgescheurd zagen hoog in de lucht, greep het ons machtig aan. Naar de mine-massa's op ce .Markt te Yperen hebben wij opge zien met ontzag. Maar toen wij later ia Rijssel, in Arras, in Albert, in Reims in Verdun, altijd maar weer van die zelfde ruines zagen, toen gebeurde het dikwijls, dat wij er langs gingen, zon der dat ontioering ons aangreep, ja, soms zelfs, dat wij er nauwelijks naar keken. Wij vonden het zelfs niet meer vreemd, dat zooals te Lens tus- srben die puinhoojien draaimolens, wa felkramen cn kermistenten stonden! Wij waren na eenigc dagen reeds gewend aan de ellende van het verwoeste gebied! O, ik weet, dat ik u spoedig zou ver velen, als ik in mijn brieven telkens weer schroei over al de stuk geschoten en- vernielde sleden, die wij op onze reis hebben bezocht. Wanneer ik u plotseling kon brengen voor de massale puinhoo pen van de basiliek te Albert of op de pittoreske Markt van Arras voor de in gestorte muren van het eens zoo prach tige stadhuis, dan zou zeker een diepe emotie u aangiijpcn, de adem zou u stok ken in de keel en verbijsterd zoudt_ ge vragen „Is dit mogelijk geweest? Heb ben mcnschen zoo iets kunnen doenr" Maar als ik u voerde van ruïne tot ruïne, van dc platgeschoten straten met ie versplinterde balkcnmassa's van Lens mar de vernielde kathedraal in Arras, ,-an dc naakte, kale muren van het heater van Reims naar de geheel oper. r-ls midden door gesneden huizen de oc-vcrs van de Maas te Verdun, :oudt gij koel en nuchter ze beziei XI zoudt zeggen „Ja, ik weet het, s overal gelijk! Dat zijn nu eenmaal de esultatcn van den oorlog!" Wanneer ge voor het eerst ruïne-sind komt. verwondert gij u, dat uen er zoigeloos leven kan, dat mt lecht en zingt ca vioolijk is als bij 'laar als gij zelf cr eenige dagen lacht en zingt ge mede en zijl ge lijk, als al die zorgelooze ruenschen om heen. Zelfs ruines en puinhoopen ver liezen veel van hun verschrikking, al' men cr eenmaal tusschen woont. En dat i; maar gelukkig ook, want andersxzou bet leven in het verwoeste gebied ondraaglijk zijn. Zóó raakt men gewoon aan het van ruïnes en puin, dal wij verwonderd waren op onze reis plotseling stadje te komen, dat niet vernield, zelfs niet gewond was. liet is het plaatsji Laon, dat als door een wonder gespaard is gebleven midden in het verwoeste gebied. Het ligt daar als vergeten, onge schonden, in een kom, geheel omringd door hoogc, begroeide heuvels. Het is, of de golven van den oorlogsorkaan te gen die heuvels gebroken zijn hei, stadje heen zijn gevloeid. Toch behoort ook Laon tot „les villes martyres" van Frankrijk. Want al is als door een wonder de vernietigende oorlogsstorm niet direct over het stadje heengetrokken, Laon heeft 4 jaar lang hei leed van de gevangenschap onder gaan. Van 1 September 1914 tot Octo-i ber 1918 is Laon in handen van de Duit- schers geweest, heeft de bevolking den zwaren cn ruwen druk van de vijande lijke bezetting aan den lijve gevoeld. Fas toen de Ilindenburg-^telling tusschen Cambrni en Saint .Quentin gevallen was en de Duilschcrs met spoed het plateau van Laon moesten ontruimen om een algeheelc omsingeling van de zegevie: rende Fransche en Engelsche troepen te ontgaan, kon generaal Mangin op 13 October 1918 als bevrijder liet stadje binnentrekken. Hij vond er 6300 bur gers in extatische vreugde en o won der 1 een stad, die niet door den vij and verbrand of verwoest was. Als een oase tusschen zijn heuvels van vriende lijk groen. Het was de eenige onge schonden stad, die wij op onze reis door 2 verwoeste gebieden hebben gezien. Van de steden op het Somme-front, ie wij hebben bezocht, was Arras de oudste en meest karakteristieke. Leus de meest grondig vernielde en Albert de minst herstelde stad. Wij moesten uurlijk in verband met den be schikbaren lijd tot het bezoek van en kele plaatsen beperken. Bapaume, Pé- renne en Contble. steden, waarvan dc namen alleen reed; de herinnering wak ker roepen aan het groote Fiansch-En- gelsche offccs.ei van Juli 1916, dat Ver dun voor goed bevrijdde, heb ik niet gezien. De loedgolf van den oorlog is er eenige malen overheen gegaan. Wat dat beteekent, weet ieder, die het oor logsgebied heeft „bereisd". Het lot, dat Arras of te wel Atrecht in den oorlog heeft onder gaan is het beste te vergelijken met dat van Yperen. Geen Duitscher heeft een dezer steden kunnen betreden, of liet moest zi.jn als gevangene. Als Yperen was ook het oude, historische Atrecht een bolwerk in het honderden kilometers lange front der geallieer den, dat do Duibseliers nooit hebben kunnen nemen. Maar evenals Yperen lag ook Atrecht vlak achter de En gelsche linie en jaren achtereen heeft het dc marteling van den oorlog op de meest gruwelijke wijze moeten door staan. Duizende cn duizende en nog eens duizende projectielen zijn over deze oude stad heen gestrooid en heb ben heele straten P11 pleine en wat het ergste is geoouwen van een zeldzaam rijke en ivonderschooce ar chitectuur ;n puin gelegd. Toen ik op de wel bijzonder mooie en schilderachtige Petite Place stond voor de ruïne van het totaal verwoes te stadhuis, een gebouw dat met zijn ranken, bcvalligen toren volgens de foto's en ook blijkens de overgeble ven stukken muur een juweel moet zijn geweest, toen greep even ais eenige dagen later voor de ruïne van de Kathedraal van Reims een mach teloos, gevoel mui schaamte, ergernis en weerzin mij aan voor onzen moder nen, „beschaafden" tijd, waarin dooi de „wonderen der techniek", monu menten van eeuwenlange, waarachtige cultuur binnen enkele maanden opzet telijk en stelselmatig konden worden verwoest. Daar voor tie ruines heb ik gevoeld, wat het zeggen wil, dat wij in de eeuw der wetenschap zooveel vooruitgegaan zijn. Wanneer men door sommige nog to taal verwoeste straten van Arras loopt, krijgt men den indruk, alsof het bombardement niet langer dan eenige weken geleden, pas is geëin digd- Maar in andere wijken blij ut het toch weer, hoe hard ook daar in deze afgeloopen vier jaar gewerkt is. Zoo zijn de aardige pittoreske huizen met de trapgeveltjes en de arcaden om de Petite Place en de Grande Place bijna alle reeds weer in denzelfden, oud-' 1 Vlaamschcn stijl opgebouwd. In de 'restauratie van deze oude huizen te Atrecht js men bijzonder gelukkig ge weest. Nergens is het gelukt de oude „sfeer" weer aan do omgeving terug te geven als daar op de pleinen van Ai-ras. Voor hen, die kritiek meenen te mo gen uitoefenen op het „langzame her stel" in de Fransche steden, geef ik hier enkele cijfers welke beter dan een uitvoerige beschrijving, eenig be grip zullen geven van do ontzagge lijke schade, die alleen het oude Atrecht een stad van 2G000 inwo ners door den oorlog heeft geleden. En men bedenke dan, dat dit één slechts kleine stad is onder do zeer vele Door het bombardement, dat van 1914 ,tot 1917 bijna twee jaar lang aan houdend, met nauwelijks eenige uren iderbreking, heeft geduurd en ais zóó hevig was, dat er bij voorbeeld alleen op 9 Juli 1915 zes duizend, zegge zes duizend brand granaten op Arras neervielen, werden 962 gebouwen tótaal in puin geschoten, 1595 zoodanig vernield, dat zij voor herstel geheel moesten worden afgebroken, terwijl 1735 huizen zeer ernstig werden beschadigd, maat niet zoodanig, dat zij voor restauree- ring tegen den grond moesten. Van de 4521 huizen welke Arras zonder de voorsteden telde, waren er in 917 en dat is eigenlijk nog een -onder slechts 2CJ zoo goed als iet „gewond" In 1918, na het groo te Duitsche Maart offensief toen Arras opnieuw onder net vijandelijk vuur lcwam, werd het bombardement zóó intensief, dat de laatsten van de be- oners, die ondanks het hevigst vuur „1 Arras Waren gebleven, op last van de militaire autoriteiten de stad moes- rlaten. In die maanden van de laatste „marteling" werden ook de weinige huizen, welke in 1916 en '17 aan de vernieling ontkomen waren, getroffen en toen vijl' maanden later, nadat de Engelsehen door tie Duitsche linies van Arras waren gebroken, de burgers in Atrecht terugkwamen, von den zij van hun prachtige, oude stad je niet veel meer over dan één groote ruïne massa. Nee, waarlijk, wanneer men deze cijfers leest cn men -bedenkt, wat ook buiten de steden cn dorpen moest worden hersteld, clan kan men niet zeggen, dat er in Frank rijk niet hard is gewerkt. Het lijkt bijna ongelooflijk, dat bij een zoo helsch en alles vernietigend bombardement, nog zoo vele burgers in de stad konden blijven. .Maar dat is ook eigenlijk minder juist, want in werkelijkheid zaten zij onder jle stad! De burgers konden alleen blij ven, doordat zich onder sommige wij ken vooral in den omtrek van de Petite Place heele ondergrondsche woningen bevonden, de „boves", kel der-huizen van twee en scoms meer étages diep, die it. het zandsteen wa ren uitgegraven, om als schuilplaat sen te dienen voor de Atrecktsche bur gerij in geval van bombardement of beleg. Deze „boves"' wij zagen er nog verscheidene „in doorsnee" in den door granaten opengereten grond waren geheel voor langdurig ver blijf ingericht en zelfs van sehoorstee- nen, pilaren cn wandversieringen voor zien. Zeer zeker zullen weinige bur gers van Atrecht vóór den oorlog heb ben vermoed, dat cr nog eens een tijd zou konten, dat de „boves", die en kel nog maar als historische merkwaar digheid aan touriston werden getoond, weder eenmaal hun oorspronkelijke bestemming zouden krijgen en een schuilplaats zouden moeten bieden aan Atrecht's dappere burgerij. Yan dc vele steden, die ik heb be-' zocht, was Albert nog het möest in puin. Het leek wel, of men daar in het geheel niets nog 'had opgeruimd- De 'open' grafkelders op het kerkhof, de op den grond liggende kruisen en de omwoelde, geschonden graven be wezen ons, dat zelfs de rustplaatsen der dooden nog niet waren hersteld. Albert maakte wel een zeer triesten indruk vergeleken bij Arras en vooral bij Lens, dat door zijn ligging midden in de Duitsche linie door het vuur der Engeisclicn gedurende den oorlog ge heel met den grond gelijk gemaakt, thans weer tal van machtige, rockende fabrieken en uitgestrekte arbeiders wijken van frissche, nieuwe woningen vertoonde. Neen, een bezoek aan de „gemartel de steden'' ik schreef het reeds is niet opwekkend. Maar toch ont breekt zelfs tusschen al die narigheid en ellende de „note gaie" niet geheel. Wat te zeggen bijvoorbeeld van een bordjo op een totaal verwoest huis in een geheel vernielde straat te Ar ras, waarop te lezen slaat: ,,'A ven- dre 011 h louer"(„Te koop of te huur"). Wat moet de vent, die dat bordje daar heeft aangebracht, een benijdenswaardig gevoel voor humor hebben gehad! J. B. SCHUIL. BETERE MARKTSTEMMING. RUBBERWAARDEN GEVRAAGD. BELANGSTELLING VCOR TACAKICE::. - OLIE- EN SUIKERWAARDEN PRIJSHOUDEND. 15—20 Juli 1322. Het zoo lang met spanning verwachte antwoord da; door de geallieerden aan Berlijn zal worden gezonden, in antwoord •jy het laatste voor-iel van Duilschland, kwam ooi deze week j;og met gereed, zoodat de beur; ciog geen enkel houvast heeft ten opzichte van ae te volgen poli tiek der geallieerden inzake de schadeloos stelling en het herstel van riet verbroken evenwicht in handel en industrie. De En gelsche regeering schijnt in het Duitsche aanbod een voldoenden grond voor ver dere onderhandelingen te zien, althans in de Tede die Billdwin over deze kwestie hee-ft gehouden, verklaarde hij drit de Duitsche nota van 7 Jtini, een onder zoek naar Duitselilands hetnlingscapaei- teiten voorstellende óoot een onpartijdig lïehsam, vereenlgd met een verbintenis tot betaling van ei'e bedragen, welke op la voorgestelde wijze zouden worden vs ;esteld, niet geïgnoreerd mag word' Je Engelsche regeering is van meening lat voorstellen, welke de kiemen van ;en mogelijke oplossing kunnen bevat en, niet onverschillig mogen worden beschouwd en dat zij onderzocht dienen worden, len einde le ontdekken of zij kans op vooruitgang bieden. Zij koestert hoop met Frankrijk en België tot reenstemming te kunnen komen over 1 inhoud van het le zenden antwoord en met deZe landen vooraf overleg plegen r den ir.houd van het antwoord. De hoofdpunten van liet geschil al. de be ng van hei Roergebied en de oplos sing van de kwestie der geallieerde schul den zullen echter naar le vieezen staa; niet zoo gemakkelijk kunnen worden op gelost. De EngeiïcUe regeering meent dat de emdeloaze besetting V3n gebied van he: eerie land door een ander land in vredestijd een zeldzaam en betreurens waardig verschijnsel is. waaraan zoo spoe dig mogelijk een einde dient te worden gemaakt, terwijl daartegenover de Fran sche regeering "oij iedere gelegenheid laat weten dat de bezetting niet zal wor den opgeheven vóór Frankrijk volledig is schadeloos gesteld. Ook zal zonder de medewerking van Amerika een afdoende regeling der geallieerde schulden niet goed mogelijk zij.n. Do beurs heeft dan ook geen aanleiding kunnen vinden op de redevoering van Baldwin een meer opti mistische houding aan te numen, daar algemeen wordt venvncht dat ook thans de kympalhieke pogingen der Engelsche regeering om mu. eindelijk door een af doende regeling v.an het geschil, een be gin te maken met hot weiëklherstel, we derom zullen afsluiten, 0enerzijds op een gerechtvaardigd wantrouwen van Frank rijk ten opzichte van de nakoming der aangegane verplichtingen door Duitscli- land bij een opheffing der bezetting, ear anderzijds door de onmacht of onwil der Duii.sche regeering om door krachtige her vormingen en een stabilisecring der Mark, gepaard gaande met hel sluitend maken der begrooting, de noodige bedra gen voor de schadeloosstelling te kun nen opbrengen. Men wijst in dit verband op Oostenrijk, waar thans weder normale toestanden heersohen can toonen dat wanneer Duilschland werke- ijk aan zijn verplichtingen wensch'. te •oldoej:, met hulp der geallieerden, spoe dig weder gezonde verhoudingen kunnen worden geschapen. Inlusschen zak: de Mark nog steeds verder in en is thans ;enoeg totale waardeloosheid ver- d, als gevolg van het zonder op bonden bijdrukken van bankbiljetten, ■van het cijfer in de afgeloopen week 3 biljoen Mark toenam. Gaf dus de poliiieke situatie in Europa geen reden tot optimisme, het feit dat te Lausanne overeensemimng is bereikt omtrent alle hoofdpunten vain hot vredesverdrag, stem de beurs iels gunstiger, zoodat in den loop der week een iets betere tendenz kon doorbreken .- Hiervan konden in de eerste plaats Rub berwaarden profttceren, daar de berichten over de statistische positie van liet arti kel beter worden. Zoo blijkt dat de res- -maatregelen in dc Gef. Maleische Staten langzaam vloed op den na gelden Meende het slagen der moeten twijfelen, destienen uitvoer nvo'er van rubber doen men aanvankelijk aan productie-beperking te wegens den groot-en clan- •ubber. door scher- ziehl is ook aan d:t euvel een einde gemaakt, zoodat thans de uitvoer sterk gaat afnemen. Zoo bedroeg de uit voer in Mei 15095 ton, tegen 22095 in 't vorig jaar en ia Juni 13.660 ton tegen 17330, in Juni 1922. In de afgeloopen week verminderde de voorraad te Londen van 50.356 ton tot 49937 ton, terwijl de ruh. berprijs iets kon verbeteren. lei Augus tus zal fcc-l export-percentage volgens de Stevenson-bepalingen tot 60 (thans 65 otc.) worden gereduceerd, omdat in de laatste maanden de prijs van-hei pro duct onder 1 sh. 5 d. is gedaald De hoop der rubberproduceziten is nog steeds ge vestigd op de behoeften der Amerikaan- sche fabrikanten die naar men aanneemt in September of October hunne behoef ten weer zullen moeten aanvullen. De vooraed. auto-handen is voor de eerste maanden ruim toereikend, zoodat het van het meer of minder gebruik van auto's in de Unie zal afbrengen of de aankoopen van rubber groot of van minder belang zullen zijn. Daar dit voor een groot deel afhangt van de proporitcit in zaken, valt dus dienaangaande niets le voorspellen. De Ford Motor Cy. deelt echter mede, het tweede halfjaar van 1S23 tuecr automobielen gefabriceerd zullen worden dan in de eerste helft van het jaar. Ou der nu en dan levendigen handel konden aand. Amsterdam Rubber van 133 7/8 tot 450 1/2 opkomen, Kendeng Lamboe, waarop ook do gunstiger koffieberielilen ■van invloed waren, verbeterden va 11 179 5/8 tot 199, Oost Java Rubber van 75 1/2 tot 86. Behalve Rubberwaanien konden deze week ook oliewaarden meer dere belangstelling tot zich trokken. Over de oorzaken der verbetering tast men geheel in het duister en wegens iiet feit, dat'de rijzing van Amerika uitging, waar de markt overigens een minder gun stige houding aan den dag legde, stond men hier eeaigszins wantrouwig tegenover de beweging in Koninklijke olie, daar ge vreesd werd dat de koersverbetering voor namelijk aan manipulatie was te danken Haarlemmer Halletjes EEN ZATERD AGA VOHDPRAATJE. In mijn vorig relaas, heb ik ver te'd, dat wïi een buitengewone bij eenkomst zouden hebben bij de fami lie Hu pet ra aan huis. Het was in de ailem armste dagen, toen .de kikkers aemechiig in poel en plas zwegen en iedereen uitvoer tegen het presentje Van over zee, de hittegolf uit Amerika, behalve de ijshandelaar en zijn neef IJsco. Van den beginne af aan had ik be zwaar gehad tegen die bijeenkomst. Er tv na eenmaal bij meerderheid van stemmen besloten om vacantia te ne men van de kransavonden en het is kinderachtig om jezelf een houding van braafheid te. seven, door den kransavond een „buitengewone bij eenkomst" ta noemen, Als ie een aap tegenkomt, kun je wel „dag meneer" tegen hem zeggen; maar daarom blijft hij niet minder een aap; En bovendien ligt het huis van de Hup- stra's al zoo -ongeschikt- mogelijk op een heeten zomerdag. Het staat-, zoo- als ik gezegd heb, op een hoek, zoodat de zon er den heeleu dag omheen draait en er stralen warmte op loslaat, als een brandspuit stralen water op een brandend perceel- Toen we cr 's avonds tegen acht uur kwamen, blaakte dan ook de gevel van de Hupstrasche woning in den zonne gloed van het westen. Ik zei tegen mijn vrouw„daar ga ik niet in, dat is een oven." Ont den hoek zei een andere man nenstem, bijna op het zelfde oogenbh k, als een echo „daar ga ik niet m, dat. is een oten 1-let was Wouter. Wij gingen bei den den hoek om, die ons scheidde en begroetten dlkaar. Toen zei wouter: „neen". Ik zei: „nooit!" Onze vrouwen glimlachten. Zn wis ten bij ervaring, wat neen en nooit in een mond van getrouwde mannen be- teekeut. tante K009 zei: „kom, kom! Mi in vrouw voegde er aan toe„het wel ■ast be- .._iike!den wij in 0 stuit. De man is het lafhartigste we zen van de schepping- Een .vezel is veel dapper-der, zoodra hij maar een maal ecu besluit heelt genomen wel iswaar redeneert hii er niet over met zijn wezolin. Wij redeneeren wel. Dus wankelden wij. Intussehen weerkaat ste do voorgevel van de Mupstra's voorraden hitte, die 'hij in dén lotip van den dag had opgenomen. „Maar bei dan teelt," zei mijn vrouw ongeduldig. „Doe het n't et", zei Wouter, „het is' een koperen belknop en ze is rood; gloeiend." Op dat moment zeiden twee stem men achter ons: „Goeienavond". Hel waren Van Stuiteren en zijn „Waarop staan jelui te wachten?" vroeg van Stuiteren. „Op onzen dood," zei Wonter. „Namelijk ab wij binnengaan. Daar om blijven wij hier en protestveren." Op het gezicht van de drie vrouwen verscheen de edele glimlach der zelf opoffering. die haar zoo goed staat. Tante Koos deed een stap naar de ibel, wij riepen als uit een inond„brand ie niet!" daar ging opeens de over verhitte deur open en verscheen het Duitsche dienstmeisje van de Hup- stra's, die zei: „Kommen Sie bie- nen." Wij voldeden zwijgend aan haar uitnoodiging. Zoo werden wel meer diepgaande priniicipieele verschillen opgelost door een onschuldige derde, zonder dat zij er zic-h van bewust 1». In den salon vonden wij den gast heer en de gastvrouw. Zij had kans er niet al te verhit uil te zien. Hij, die altijd veel van de warmte te lij den had, droeg iets wits, bijwijze van sjerp om zijn middel, waarvan het uit einde over zijn linkerarm gewikkeld was. Ik keek er naar, met een verwon derd gezicht. Hij zei kortaf„Bedde- inken, om mijn voorhoofd af te ve gen". Het viel mij zelfs niet- in om ts lachen. Ofschoon in de kamer alles gesloten was. hing er een zware, dichte wc.'.k van hitte. Wij zagen el kaar als schimmen, ademden gasvor mig vuur in. Ik hoorde Wouter zeg gen ..hob ie niet een glas water S" Naast mij slaakte iemand een diepe zucht, ik ge'.oof dat het mevrouw Van Stuiteren was. en zei daarna fluisterend ,,'k val flauw." „Als je dat duet...." hoorde ijc van Stuiteren dreigen. Het was vrees-el ijk. Zouden wii in dit hittegraf mooteu omkomen tot straf voor het houden yan een kransavond lijdons de vacantia? Plotseling.ging de deur open, het dienstmeisje verscheen. „Alles 1st fertig." 1 „Mag ik de vrienden verzoeken?" hoorde ik mevrouw Hupstra zeggen. En den arm van haar man grijpende ping zii voor do gang ut Wij volgden twee uaii twee, onderdanig maar ver wonderd. Voorafgegaan door gastheer en gastvrouw gingen we dc gang door tol aan het einde. Daar stond een deur open. TEupstra en zijn vrouw keerden zich om en wezen naar b-cnarl'en. Daarop ver- dweefl mevrouw Hupstra, wij allen hoorden liahr langzzam een trap afda- len. De gaf ten riepen als uit een mond „rte kei-der 1" Hupstra was al verdwenen op zijn beurt, door liet ingewand der aarde verzwolgen. Na hem volgde Van Stuiteren, die een oogenblik talnvfo daarop keek hij ons aan. tuurde een beetje bangelijk in de diepte en, den voet met groote voorzichtigheid op de eerste trede zet tende. daalde hij langzaam af. Wij gingen op onze beurt een voor een naar beneden. De dames doden het veel vlugger aan de heeren. „Quaestïe van gewoonte", zet Wou ter, die zag dat mevrouw Van Stuite ren spottend naar hem keek. toen hij met de bevalligheid van een olifant, zicli bij iedere stap met de handen aan een van de houten treden vastgrijpen de, naar beneden kwam. „Quaestie van durf', zei ze. Maar er kwant een klein ongeluk van. Wouter in zijn schutterigheid zag niet dat er nog een treo kwam, stapte met een op den grond en viel' dus op den stee non vloer. Oirt zich ecu hou ding te geven stond hij zoo vlug mo gelijk op. dacht daarbij niet aan den lagen zolder en stootte zijn hoofd, waarbij hij eon 1 eel ijk woord zei, dat zijn goeie vrouw met een kuchje tracht» te bedekken. Want het was onmogelijk iri den kelder rechtop te staan. Wij liepen met gebogen hoofd, hetgeen Vau Stui teren tot de vergelijking bracht met langs den grond naar voedsel snuffe lende hondjes. Mevrouw Hupstra had overigens haar voorzorgsmaatregelen voor treffelijk genomen. In den wijden hoek van den kelder had zij een laag tafeltje neergezet en daaromheen groote kussens voor zitplaatsen. De kelder was verlicht met twee olectri- sclie lampen, elk van honderd kaar sen. die een flink schijnsel afgaven. Wij zetten ons langzaam neer. Nu ben ik niet gewoon, iiiijn eigen gedacht voor complimentjes aan de vrouwen te verraden, ni3ar dit is zeker, dat zij veel bevalliger gingen zitten dan wij; zij bogen eerst tie boenen, zetten zich daarna zonder schok op de kussens en plooiden dar» d6 japon gracieus urn zich heen. Wii mannén keken eerst beden kelijk hoe het gaan moest en maakten dan de vreemdste capriolen. Van Stut teren, altijd begeerig om eert goed figuur te maken, stuk eerst zijn lin kerbeen recht voor zich uit, zoadat hij als een ooien aar op een been stond en liet zich daarna vallen. Ongelukkig viel hij naast liet kussen, op den stee tien vloer. Dien avond zei hij niet veel meer. Wij andere mannen, Drachten het er misschien wat beter af, maar mooi svag het evenmin. Zonder bluf mag ik zeggen, dat ik het er goed af bracht. want ik greep eerst een stijl van het aardappeleuhok vast, boog toen één knie, draaide daarna een halven slag linksom en zeeg toen op mijn kussen ncor.% Het wt.s, durf ik zeggen, vernuftig en iu.nJig uitge voerd. Toen wii allen in twee kleine krin gen gezeten waren konden yvc pas goed opmerken, hoe heerlijk frigch de atmosfeer in den kelder was. in geen dagen kaden we 011s zoo prettig ge voeld. Er was weliswaar een geur van aardappelen, maar men kan ook in een kelder het volmaakte niet berei ken. Overigens kon je er alles vinden wat ie hart legeerde. Thee en koekjes en sigaren en wijn, maar daarover had do gastvrouw, zei zc, ons een slechte tijding te vertellen. Wij man nen keken elkaar een beetje ongerust aan, we wisten wel, dat mevrouw Hupstra, die veel voor de geheel-ont houding voelt, zoo weinig wijn schenkt als ze maar kan, zonder onbeleefd te wezen. Wat er dan was, waagde eindelijk van Stuiteren te vragen. „Niiels ergs," zei de gastvrouw met een lachje, „de heeren zouden tcch hun glaasje wijn niet hoeven te mis sen. Maar de sleutel van den wijnkel der was zoek geraakt, hij Was niet tveg. natuurlijk alleen maar verlegd, in elk geval op heb oogenblik niet te vinden. Gelukkig waren er twee fles- sclien huiten het wijnrek gebleven, daar zouden do heeren heb dan mee moeten doen Ze keek, na deze rede, een beetje angstig naar haar man, of hij ook boos wend, maar het tegendeel bleek waar. Hij lachte en zei, dat het zoo gebeuren kon. Allerlei huis- en andere sleutels raakten wel zoek, waarom dan ook niet die van den wijnkelder. „Hoe laat heb je hem gemist, vrouwtje?" „Zoowat elf uur vanmorgen." „Dat komt uit", zei Hupstra, goed keurend knikkend, „want om tien uur was hii er nog. je moet wetentoen ben ik naar den kelder gegaan en heb nog twee fleseuhen rooden en twee liesvellen Rijnwijn uitgezet. Ik dacht ie kunt maar nooit weten al de sleu tel soms weg mocht raken, zijn we klaar. Hier is ue buit." Eu hij liet ons de vier flessc!:e:i zien. die hij in een heekje van den kelder onder een om gekeerd mandje netjes had weggezet. Xlervouw Hupstra was verstomd, wij mannen hielden ons goed en lach. ten niet en van Stuiteren begon een van de geschiedenissen te vertellen, die hij altijd klaar heeft om in moeilijke oogenblik ken de aandacht op iets an ders te vestigen. Mevrouw I-Iupstra kreeg liet op eens clruk met ih.ee> scheuken. Kr ontstond een drukke conversatie. Niemand dacht aan het noodlottige oogenblik, dat hij zich. weer in de Amerikaansoh—Neder- landsche liitto zou moeten toegeven, wij profiteerden allemaal van de frischheid van het oogenblik en lieten ons, gezeten op de zachte kussens rondom de lage tafel, heb natte en droge der aarde wel smaken. Nu en dan. wannéér èr te veel rook in den kelder stond, zetten we liet raampje »open, dut zich als ventilator uitste kend kweet van zijn taak Maar 't werd tijd om hoen te gaan. Plannen werden gemaakt voor meer kelderbijeenkomsten, zoo de hitte' mocht voortduren eu wij beloofden elkaar plechtig, dat de jongelui er niets van mochten weten. Met veel voorzorgen om het hoofd vooral niet te stooten, stonden we ietwat stijf geworden, van de kussens op de gastheer ging voor naar den trap, klom dien op, morrelde aan de deur. „Doe dan toch open, man", zei zijn vrouw, een beetje bits. „Ja, ja," zei hij benauwd, aan de deur frommelend, „dat is gemakke lijk gezeïd. Het is maar, liet is maai', dat de deur in 't slot gevallen is en dat dc sleutel aan den anderen kant zit." We waren opgesloten. Iedereen keek naar 't kelderraampjo. Een zorgvul dige architect had heb van tralies voorzien. Een spreeuw zou er doorge- kund hebben, de slankste menscli stropte tegen de tralies. „Is Gusba nog beneden?" vroeg de gastvrouw benauwd. Hupstra keek op zijn horloge. Elf uur. Gusta ging gewoonlijk om half elf. Maar 't was te probberen. En te midden van het diepste stilzwijgen van de andere gasten begonnen Hup stra en Stuiteren samen een roffel op ;de deur. Ze werkten zich in 't zweet in den koelen kelder. Ilelaas, het hielp niet. Gusta, heel boven in 't huis, sliep den slaap van de Duitsche rech tvaardigen Men gaf liet op, keek elkander aan. „Zouden we, den heelen nacht. V' vroeg tante Koos. de al- gemeene vrees vertolkende. Niemand antwoordde. Maar van Stuiteren, de vindingrijke, steunde op den kelder trap het hoofd iu zijn hand en tracht te aan zijn hersens de oplossing te ontlokken, die er zijn moest Eindelijk slaakte hij een triumf- kreet. Hij had het gevonden. Aan den eersten den besten voorbijganger, die voorbij het kelderraampje kwam, zou de sleutel van de voordeur worden toegereikt, dio zou dan binnenkomen en ons bevrijden. Maar 't was hall* twaalf geworden en wie kwam er op dat uur nog voorbij in een stille straat? De uit vinder zette zich bij het keldcrraam- pje op post en luisterde. Telkens klonken voetstappen in de verte. Soms kwamen ze dichterbij, dan verwijder den ze zich weer. Eenmaal holde iemand op een draf voorbij, luisterde, niet eens naar den gillenden India- n'enkreet, die van Stuiteren uitstootte, om zijn aandacht tc trekken. De halfuren verstreken, do uren. I-Iet weid een uur, twee uur. Ieder zweeg. Alle voorraden waren lang op, wij waren kelderbreukelingen ge worden, het eenige waarvan wij voor raad over hadden, was slaap. Soms gaf er een, tegen den keldermuur ge leund, een snurk eu werd er zelf wakker van. Eindelijk eindelijk, stak van Stuiteren zijn hand op eu vroeg stilte. Wij hielden allen den adem in. In de verte naderden langzame, sle pende stappen. Er werd zachtjes op een fluitje geblazen. De Nachtveilig heidsdienst. Naderbij kwamen de stappen. Nog dichterbij. Nu vlak hij 't huis. Nu zouden ze voorbij gaan. „Heidaar vriend!" riep van StuD teren. De stappen stopten. „Wie roept daar?" vroeg een beverige oudeman nenstem. „Waar ben je?" „Hier, bij heb kelderraampje. Buk Jö maar!" En op het trottoir, bij het kelder- raampje, verscheen een baardig oudemannengezicht, dat bangelijk naar binnen tuurde. „Wees maar niet bang", zei van Stuiter eh kloek. „De kelderdeur is dicht gevallen, de familie zit opge sloten". „Opgeslote? 'Dichgefalle?" lijmde het hoofd aan 't raampje, ,,'t Is ka- suwtel". „Ja, ja, maar help ons er liever uit. Hier heb je den sleutel van de huisdeur. Maak de deur open kom dan binnen en maak de kelderdeur voor ons open. Die is achter in de gang. Rechts. Begrepen?" Een hand greep den sleutel, het gezicht verdween. liet mannetje mor relde aan de huisdeur cn mompelde intusschen: ,,'t is kasuweel, org-'sio- te, dichgofalle 't is kasuweel". Eindelijk, eindelijk, hoorden wij de voordeur opengaan. Slof, slof. slapte het mannetje door de gang. Wij hoor den hem roepen: „is "t hier?" Vier vuisten bonsden van binnen op de deur. Toen no? wat gemorrel aan 't slot en de kelderdeur g>ng opeu. Wij waren bevrijd. En terwijl wij haastig afscheid na men en hoeden zochten in de smoor- heefce gang, waar do I itte ons des le meer hinderde nu wij uit den fris- schen kelder kwamen, schoof het mannetje van den Nacht veiligheids dienst naar de voordeur en l#oef iu afwachtende houding op tie steep staan. Er rinkelden kwartjes of meer in zijn bescheiden uitgestoken hand. „Sleutelgeld", spotte van Stuiten reu. Maar wij antwoordden niet, ver spreidden ons naar thuis, met bran dende oogleden, huiverig van slaap. F.en verre klok sloeg éétr. Half vier. In 't oosten klom een bleeke streep boven den horizon, liet zal heel warm moeten worden, vóórdat wc do hitte weer in een kelder gaan ontvluchten. E11 als de jonge krunslcden er van hooreu FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 5