PRÜSVERL.AIIING
JUREENS'
.THANS per POND
TER GEDACHTENIS
Pers-OverzlElilt
maar ïock zijn porïefeuilie was 1
noz veel te dik gebleven
Hier werd de hear Goedaard ïn zijn
milddadige overpeinzingen gestoord,
door het met kracht remmen en plot
seling stoppen van dc auto, midden
op den weg.
Wat is dat, Karei? vroeg mijnheer
door de spreekbuis den chauffeur.
Er ligt iete op den weg. meneer,
't Lijkt wel een mensoh, word terug
geroepen.
Onmiddellijk opende Goedaard het
portier, verliet de couj»ó en stond wel
dra op den weg. met den chauffeur
Een mensoh?.... Inderdaad/ daar eg
'n mensohelijk we? .ui, eon arme rvm
vermoedelijk een bedelaar, of zwer
ver te a inleeïen aan de bleeding,
die armelijk, schunnig en gehavend
was.
Hij was daar blijkbaar van hon
eer en koude in elkaar gezakt, al
thans gewond bleek hij nietvermoe-
deliik Was hii dus niet overreden door
een te voren voorbijgegaan rijtuig. Of-
'èehoon wanneer dx> dhanffeur niet at
tent was geweeet. rou hii hoogstwaar-
schijnlijk door do auto zijn aargere-
den, daar de man zich, zooals gezegd,
vrijwel midden op den \ycg bevond.
Toen men zijn bovenlijf had ojige-
richt. opende hii de oogen en yug
verschrikt om zich lieen. Op de tot-
hem gerichte vragen antwoordde ni:.
dat hij van koude cn vermoeienis
langzamerhand onwel was geworden
en toen zeker gevallen was. Hii had
wdlen trachten do naastbijzijnde 6tad
tv bereiken, om op het politiebureau
te kunnen overnachten.
Subiet kwam het goede hart van
de-, heer Goedaard hem ingaven, dat
dis ongelukkige zwerver natuurlijk
mr-rt worden verzorgd, en dat wel
bij hem m huis, in de villa „Bien-
fa-scne©".. Daar zou-,liii verzadigd
kunnen worden en rust vinden, tot
dat lui in staat zou zijn to gaan waar
heen hij wilde. Hij gelastte den chauf
feur dan ook, hem te helpen den man
ïn den wagen te brengen, daar bij ter
nauwernood staan, doch in het geheel
niet loopen kon. De chauffeur wilde
hem naast zich op do voorste zitplaats
bobben, doch dot gedcogde de heer
Goedaard niet; do ongelukkige moest
hij hem in de c are. op de achter
bank. daar zou hij kunnen leunen in
bijna liggende houding tegen achter
en zijwand. Aldus geschiedde. Met
niet geringe moeit© was dc zwerver
eindelijk in de auto geholpen en voor
zichtig neergevleid.
Maar een beetje kalm rijden, Karei,
langzaam aan! riep mijnheer door dc
spreekbuis.
En toen zette hil zich naast den ar
men man, die duo: wie weet welke el
lendige omstandigheden, tot zulke bit
tere armoede vervallen en thans zoo
ongelukkig terechtgekomen was.
Wel was liet leven soms wreed en
bar partijdig; do eon genoot smog-
hare voordeden hoven den ander;
deze baadde in-weelde. terwijl gene in
de meest armelijke ge teldhêid zijn da
gen moest slijten. lice is het moge
lijk, dat nul:,;- stumperde nog moed
hebben, zoo'n leven van ontbering en
ellende voort te zetten, als «nooit
uitzicht is op eer. hertje verandering
teri goede. Als de e-:ne oag geluk is
aan den andere, elke nacht als de vo
rige. onbestemd, niet wetend s mor
gens wat de avond zal brengen.
De zwerver leunde achterover in de
kussens, zijn oogen waren gesloten
liet bovenlijf, zakte langzamerhand
Over naar den heer Goedaard, heb
hoofd rustte nu min of meer op zijn
schouders. Maar hii vond het goed
zoo. Waarom den man onaangenaam
te zijn. hii sliep blijkbaar, doch rilde
lui en dan. :1? d r! r,/:in :.rmc?u-
lichaam bekroop. Hii kon ook door en
door koud zün. zijn schamele bleeding
g.«.f hem een sobere bedekking. De heer
Goedaard sloégde e>"-ne zijde van zijn
dikke pelsjas over den armen si ar: .-.er
hoon. warmte, moest hem goed doen,
meende hii-
Kort daarna was de villa bereiKt.
De auto draaide met korte tocht door
het geopende fraaie tuinhek en hield
toen stil voor de nog hei-verlichte greo-
t© hal. Onmiddellijk w-ru-'m de r mi
geopend door een huisknescht, die
klaarblijkelijk reeds in de hal had ge
wacht op het aankomen van den
laulo.
Docih hij het openen van het portier
Stond hij een oogenblik uit het veld
geslagen, toen hij behalve zijn pa
troon, een allesbehalve net persoon m
de coüpé bemerkte, die moeite deed de
auto nog vóór zijn patroon te verla
ten. Want wonderlijk was heb, dat de
zwerver thans weer geheel bij zón po
sitieven scheen en weer op z'n beenen
kon st.-.an. De rust eti warmte hadden
hem dan wel zeer goed gedaan. Hij
wilde dadelijk weer vertrekken, na
den heer Goedaard duizendmaal te
hebben bedankt. Maar dat was abso
luut tesren de bedoeling van den heer
Goedaard. Neen, dat ging niet- De
man kon nu oogenschijnlijk iets beter
zijn, wat opgeknapt door de tijdelijke
verzorging, maar hij stond or bepaald
op, dat do zwerver naar binnen ging,
ondanks zijn tegenstribbelen, En er
moest hem dadelijk een voedzaam
maal worden verstrekt niet wijn, en
melk zooveel hij wilde. Morgenochtend
zou dan worden beslist, wat er verder
zou geschieden. Iutussohen waren de
ÏNCEZONDEtf MEDEDEELINCEN a 80 Cts. per regel.
haldouren weer gesloten, en diende de
man zich in het besluit des heeren
Goedaard te schikken. In elk geval be
helsde dit niets dan goed, zoodat het
niet zoo moeilijk was er aan te vol
doen. Alvorens mijnheer Goedaard zich
ter ruste begaf, informeerde hij nog
eens, of alles wel in orde was ge
bracht, zooals hij het gewenscht had.
Het bedienend personeel had onder
ling nog lang gediscussieerd, over de1
zonderlinge- bepalingen betreffende
dien zwerver. Dat hadden ze nog niet
meegemaakt, en ze waren "unaniem
van oordeel, dat mijnheer nu heusch
te ver ging, en z'n medelijdend hart
gesloten moest blijven ten opzichte
van dergelijk uitvaagsel der maat
schappij.
Bovendien was het een nacht gewor
den met een staart, oer allen hun le
gerstede hadden kunnen opzoeken. En
den volgenden morgen bleek het, dat
liet nog in ander opzicht een zeer
merkwaardige nacht was geworden.
Want toen een der bedieuden zich
's morgens in do eetzaal bevond, ten
eind3 de tafel voor het ontbijt gereed
te maken, kwam hij tot de ontstellen
de ontdekking, dat al het zilver uit
het buffet was verdwenen. En toen het
personeel verder een vluchtig onder
zoek instelde, bleek er onder anderen
uit de gang een overjas en een lic-eu
en uit oen kast nog eenige kleeding
en schoenen gestolen te zijn. ofschoon
er nergens eenig spoor van inbraak
was lo 'ontdekken Alle deuren en ra
men bleeken gced gesloten te zijn.
Niets was achtergelaten, dat eenige
aanwijzing kon geven omtrent den
dief of de dieven. Dé huisknecht
bracht zijn patroon van een en ander
op de hoogte, en ook de heer Goedaard
stelde daarna een onderzoek iiï, even
wel ook zender resultaat. Een half
uur daarna, had hij zich echter al
weer met het ergernisgevend feit ver
zoend. Zoover was na te gaan, hel iep
de diefstal eenige honderden guldens,
niet meer; onoverkomelijk was het dus
nick Terwijl de dief, of dieven dan,
als het- er meer waren geweest» 2ich
zolfhcehvai moeite ópden hals hadden
gehaald. Deheer Goedaard had ze met
plezier een bedrag gelijk aan het ge-
stolece willen geven, als ze daarmede
geholpen waren, terwijl nu oud zilver
verdwenen was, uit .;en nalatenschap
verkregen, waarin de grootste waar
de lag voor den erfgenaam. Juist
wilde Janus Goedaard dus maar be
rusten,. in de heele geschiedenis, toen
een der bedienden ademloos kwam
meded celen, dat de logé van' van
nacht, de arme, havcloozo man, de
schunnige zwerver, niet meer in de
kamer was, waar hij, dacht iedereen,
nog in diepe rust zou sluimeren.
I.'et was toen niet onverklaarbaar
meer wie zicli met het vermiste zilver
en de kleeding, enz. had uit de voe
ten gemaakt, want aan het raam van
de kamer, waarin de zwerver vertoefd
had, hingen aan de buitenzijde, tegen
den muur, nog de aaneengeknoopte
lakens, waaraan hij zich had laten
zakken.
Zijn sjovel jasje en pantalon had
hij als souvenirs in de kamer achter
gelaten.
Maar als het zijn plan was geweest
hier te stelen, overdacht de neer
Goedaard, waarom wilde hij dan weg
gaan ên liever niet binnenkomen?
En toen greep hij plots, als bij in
tuïtie, naar de binnenzak van zijn
gekleede jas. Precies zooals hij dacht,
zijn portefeuille, zoo rijkelijk gevuld
met groot en 'klein bank, was ver
dwenen, reed3 gestolen toen hij nog
m de auto zat.
Das Herz ist mir bcdrückt, und
schulich
G.cdenke ich der alten Zeit
Die Welt war damals noen so
wöbnlich,
Und rullig lebten bin die
Leut', (i)
Op deze bewering valt iets af te
diagen: dc wereld is nooit zoo „wöhn-
lich" geweest als de stem van Heine met
haar betooverenden weemoed ons hier
voorzingt, het was er zoo rustig nieiz en
de voormalige karretjes reden heusch
niet altijd op een zandweg' De dichter
weet dit natuurlijk even goed als gij,
maar hij is .te droevig gestemd om het
u toe te geven. In zijn verlangen naar
iets beiers dan het heden (hom geefc,
wendt hij zich tot het verleden, dat hij
ziet als een paradijs, waaruit hij zich
niet laat verjagen door uw opmerking,
dat het vroeger al niet anders was dan
tegenwoordig„und alles schaut so
gramlich tnibe, so kraus verwirrt unci
morsch und kalt" (z)
Ware Heine in een Haarlemsche om
geving op zijn plaats geweest, ik had
hem met genoegen geïntroduceerd op de
historische tentoonstelling onzer stad,
door er.zijn „Buch der Liedcr" in een
oude uitgave neer te leggen, opengesla
gen bij de hierboven aangehaalde vers
regels. Niet omdat ik het eens ben met
zijn tegenstelling lusschen oud cn nieuw
als lusschen goed en kwaad, maar om
dat hij toont de gezindheid '.c kennen
waarmee wij tot het verle>den naderen,'
moeten. Hoe staat gij tegenover dc his
torie, dc historie uwer stad? „Als Vrund
in Iluys te komen", zoo besloot men
vroeger zijn uitnoodiging om een doode
te begraven, als een vriend, die de deug
den van den overledene roemt, zonder
zijn gobreken te ontkennen. Het verle
den is cok een doode, overlang begra
ven, maar niet spoorloos ging het voor
bij, en het liet ons schatten na to; een
erfenis. Zijt ge dezen doode vriendelijk
gezind? Dat we alleen datgene kunnen
begrijpen wat we lief hebben, geldt niet
het minst van óe geschiedenis, die haar
schoonheden onthult slechts voor hem,
die tot haar komt met belangstelling,
met een piëteit, die uit liefde geboren
is. En wie zich door piëteit laat rondlei
den op een tentoonstellng, die bedoelt
een beeld van het verleden te geven, zal
zich verlustigen in de dingen die hij ziet.
Zoo'n bezoek is ook een feest, een feest
ter gedachtenis, en het genot is dat der
herinnering. Het leven jaagt u voort,
Hier moogt ge een oogenblik toeven,
stil staan cn achterom zien. Binnen de
muren van het voormalige Oude. man
nenhuis, waar niets de rust komt ver
storen, is het woord verleend aan de
historie. Leg het oor te luisteren, cat ge
zult haar taal verstaan.
In die ruime zalen, niet ruim genoeg
om alles wat zich aanmeldde te herber
gen, welk een verscheidenheid van za
ken, even bont als het leven, waarvan ze
spreken. In legkasten, op tafels en stel
lingen, rondom aan de murenoorkon
den, registers, brieven, boeken en kran-
(t) Mijn bart is bedrukt en smachtend
herinner ik mij den ouden tijdde
wereld was toen nog zoo gezellig en de
menschen leefden rüstig voort.
(z) En alles ziet er zoo droevig uit,
zoo versvard en norsch en koud.
ten teekeningen, prenten,foto's, kaarten
laat nu niemand denken, dat ik alle
soorten heb genoemd. Dit alles is van
ongelijke waarde, ik voor mij geef de
voorkeur aan de handvest van graat
Willem II van 23 November 1245 boven
de aankondiging van de komst van een
heidsworst of chocoladereepen, al geef ik
grif toe, dat deze crisisaangelegenheid
meer 'onmiddellijke herinneringen wek:
dan dc negen en zestig bepalingen van
het eerbiedwaardig privilege, die den
grondslag van het Haarlemsche recht
hebben gevormd. Maar ik wil het een
niet hoogcr aanslaan dan het ander,
niets van hetgeen lüer is uitgestald
mocht er onübreken, en Teyler's testa
ment, dat over tonnen gouds beschikt, is
niet kostbaarder, tenzij dan voor hen, dïe
aanspraak maken op des koopmans na
latenschap, dan het handschrilt van het
negenjarig kind, dat zijn „Gelievdc
Grootvader, Grootmoeder cn Tante", in
krullende letters, geen aardschc maar
hemelsche schatten toewenscht. Kleïn-
achting past niet in deze omgeving, waar
kattebelletjes de waaide verkrijgen van
notabele papieren. In een der legkasten
(gemerkt E) prijkt zoo'n vodje een
quitantic vqn 28 Januari 1626 voor her
taxeeren van het huis ,.daer den swarten
aerent wte steeckt", op den hoek van de
Korte Raamsteeg. „Prijkt", zeg ik, om
dat dit strookje papier de handtecke-
ning draagt van Lieven de Key. Onze
stad bezit grootscher maaksels van dezen
beroemden bouwmeester, die, uit Enge-,
land overgekomen, lüer in i.foi lot
■itad-ssteenkouwer werd aangesteld. Ter
wijl hij in stadsdienst was, werden ach
tereenvolgens gebouwd toenemende
bloei en bedrijvigheid de St. Joris-
doelen, de Waag, de Vleeschhal, het
Oude mannenhuis, de toren der Nieuwe
Kerk, en in 1620 werd de Bakenesscrkerk
vergrootAYe hebben dus geen quitantie
noodig om zijn naam in gedachtenis te
houden, maar is het niet aardig daaruit
te zien, hoe de kunstenaar wel eens als
taxateur optrad? In dezelfde vitrine lig
gen een brief van Romeyn de Hooghe,
wiens beroemde groote plattegrond van
Haarlem uit het jaar 16SS ge op deze
tentoonstelling natuurlijk ook vindt en
wel wilt bewonderen een verklaring van
den „consliyckea" schilder Pieter dc
Molyn, die, in Londen geboren, hier in
1661 stierf, en wiens fraaie teckening
„De Meimaand." uw aandacht verdient;
een prijsopgave van brandspuiten, inge
leverd door Jan van der Heyden „die
onze stad voorzag van „bij nagt lichten
de lantarens". Als ik zoo voortging, zou
ik vooruit loopen op den catalogus, die
op komst is, en dat is mijn bedoeling
niet. Straks koopt ge het .boekje, waarin
alles behoorlijk geordend en beschreven
is, een adresboekje, want het bevat im
mers den naam, het beroep en dc woon
plaats van de voornaamste vroegere inge
zetenen, tot wie ge het u een eer rekent
in betrekking te staan? Meer dan dit
het bevat de korte geschiedenis uwer
stad. Zoo'n catalogus is als een band,
die deze mannen en vrouwen van betec-
lcenis bijeenhoudt, lang nadat de ten
toonstelling, die ze bijeenbracht, verge
ten is. Hier zijn ze dan, de begenadig
den, en gc wist niet, dat Haarlem, roe
men kan op zooveel gaven en talenten,
Bekende en onbekende! Ach, waarom
blijven de meesten onzer al steken bij
Koster, Kenau en Kajanus, bij llals, Bil-
derdijk en burgemeester Jordens? Ze
zijn hier op de een of andere wijze ver
tegenwoordigd, behalve de reus, die al
leen maar een reuze-hemd en reuze-
schoenen heeft nagelaten opdat ze in liet
museum bewaard zouden worden. Hij
zou zich niet thuis voelen onder de gees
telijke aristocratie, die in deze zalen op
den voorgrond treedt. Op zijn tijdge-
nooten heeft de groote man stellig in
druk gemaakt, in die mate zelfs, dat het
aanvankelijk scheen, alsof zijn naam
spreekwoordelijk zou worden. Martha dc
Harde, geen onbekende voor wie dc
romans van Wolff en Deken gelezen
heeft, spreekt van haar man als van
„mijn Kajanus", ea nog in den Fran-
schen tijd schrijft een bezorgde moeder
aan haar sukkelend kind„onderwijle
wensch ik, dat gij wat zult toeneemen in
sterkte en worde als Cajanus in lijf en
leeden". Maar dit proces heeft geen
voortgang gehad, en de- Haarlemsche
reus heeft het afgelegd tegen zijn col
lega's, die zich wel een plaats in de
omgangstaal veroverd hebben. Wij rang
schikken hem, met Simon Jane Paap
„als Zandvoorts dwerg bij Bat en Belg
cn Brit vermaard", bnder de natuurwon
deren, maar deze rubriek komt op den
catalogus niet voor. Wel andere, dit
spreekt vanzelf, want zonder rubrieken
zou het hier een vreemd pakhuis zijn,
waarin niet alleen het bekende huisdier
geen weg zou weten. Daar ïs allereerst
het Oranjehuis, dat ge binnenkomt van
af de laatste tree der trap, die u zoo
ver heeft gebracht. In dit vertrek, dat ik
de antichambre onzer tentoonstelling zou
willen noemen, verleenen u, anders dar.
in he: werkelijke leven. Oranjevorsten en
-vorstinnen rustig audiëntie. De heer H.
Buisman, conservator van de kunstver
zameling van Teyler's Stichting, heeft
zich bijzonder veel moeite getroost 0111
deze fraaie portretten, waaronder zeld
zame exemplaren voorkomen, bijeen te
brengen. Zijn bereidwillige hand plaatste
verder in de zaal, die ge naar rechts bin
nengaat, een aantalteekeningen van
Haarlemsche meesters. Voornaam gezel
schap Bega, Berchem, Berck-Iieydc,
De Bray, Decker, Dusart, Goltzius, Van
Goyen, Dirk Hals, Jelgersma, Matham,
Van Noörde, Van Ruysdael, allemaal
namen, waarvan de klank u roept om de
hier bijeengebrachte kunst te komen ge
nieten. Het werk dezer kunstenaars
vormt een onderdeel van de afdeeling
onderwijs, kunsten, wetenschappen, let
teren.
Zoo dwaalt ge een uurtje rond uw
eerste bezoek ter oriënteering. Bij een
volgend ziet ge al wat meer.'
1 I-I. E. KNAPPERT.
VAN DE MILLIO EN EN-NOTA.
Heb Centrum er op wijzen
de, dat de heffingen, welke, behalve
de bezuinigingen, door de Regeering
noodig worden geacht, om in clen nood
der schatkist te voorzien, indirecte
heffingen zullen zijn schrijft:
De vraag duet zich daarbij op,
en zij heeft zich ook opgedaan bij l.et
Kabinet of er nog niet een bedrag
van beteekenis te halen zou zijn uit
ons Tarief.
De Regeering denkt er terecht niet
aan, gehoor te geven aan de stem
men, die sinds den laatsten tijd weer
in en buiten de pers worden verno
men, om haar lieil te zoeken in
protectie.
Hoe men daarin, oen uitkomst kan
zien voor den Fiscus, die terstond ge
holpen moet worden, is ons trouwens
een raadsel.
Maar zou de schatkist geen baat
kunnen vinden bij een, zij liet louter
technische herziening van ons Tarief?
Van deskundige zijde is meermalen
verzekerd, dat zulk een herziening
niet onbelangrijke profijten voor den
Fiscus zou kunnen afwerpen, door heb
wegnemen van verschillende fouten,
zonder aan het karakter van ons Ta
rief iets te veranderen.
Het ware te beproeven.
De Nederlander schrijft:
Een duister punt in de overigens
zoo heldere nota schijnt ons de af
voering der 33 mïllioen voor de verze
kering van de begrooting voor 1924.
De Regeer in 2 zegt, dat zij „overweegt
of.zonder tekort te doen aan de belan
gen der verzekerden en zonder zwaar
dere lasten te leggen op hen, die de
premie betalen, een zoodanige wijzi
ging in de financiering der sociale
verzekering mogelijk is, dat een ver
lichting van de daaruit voor 's rijks
schatkist voorvloeiende lasten moge
lijk zou blijken." Dit is niet de „een
heid en vereenvoudiging" van de
Troonrede die trouwens geen ka
pitale sommen voor heb Rijk kan op
leveren, maar 'n gewijzigde finan
ciering. Wanneer niet de wiskundi
gen zich destijds in hun berekeningen
hebben vergist (in welk geval de te
genwoordige jaarlijkschen Rijksbijdra
ge, evenals die van particulieren,
uiteraard te lioog kan zijn), kan die
„wijziging in de financiering" moei
lijk een andere strekking hebben dan
eenige verschuiving der lasten naar
de toekomst- of bet berusten in eene
zwakkere kapitaaldekking, dan naar
verzekeringtecnnische eischen noodza
kelijk schijnt. Het is daarom voor
treffelijk, dat de nota er op laat vol
gen: „In afwachting van het resul
taat van de overweging der liierbe-
doelde wijziging, acht de Regeering
z-icii echter niet verantwoord de even
tueel© gevolgen daarvan in haar fi
nancieel© plannen te disconteeren.
Doch hiermede lijkt nu wel ten
eenenmale in strijd, dat de Regeering
dezen vogel in de lucht alvast discon
teert in de begrooting van 1924.
Terecht wordt in een noot gezegd,
dat-, wanneer de gewijzigde financie
ring niet doorgaat, de tijdelijke stop
zetting der bijdrage zal moeten wor
den goedgem.'inkt door een verhoogde
annuiteit inl925 en volgende jaren
Maar in dat geval zal dit dan toch
wel een zeer eigenaardige bezuiniging
geweest zijn.
Wèl zegt de nota nog, dat „een der
gelijke gedragslijn te eerder gemoti
veerd is, waar 'ten gevolge van het
onvermijdelijk tekort op de begroo
ting voor 1924, do hierbedoelde be
dragen feitelijk uit geleend geld zou
den moeten worden betaald", maar
met deze redeneering zou men ook tal
van andere posten van de begrooting
kunnen afvoeren of op buitengewoon
brengen; b.v. uitkeering aan de spoor
wegen, die overeenkomstig de ten
vorige jare gedane toezegging thans
overigens terecht op den gewonen
dienst is gebracht.
Ook te dezen aanzien zal dus r.a-
dere toelichting welke ongetwijfeld
gegeven zal worden bij de ter zake
ïn te dienen wetsvoordracht moeten
worden afgewacht.
Het blad somt eenige punten uit de
nota op en zegt dan:
Wellicht zullen ook deze en andere
punten uit de nota bij sommigen cri-
tiek uitlokken. Maar ontkend kan niet
worden, dat het geheel der nota een
indruk maakt vau groeten ernst; van
een diep besef van het gevaar waarin
wij ons bevinden; en van den krachti-
gen wil dit gevaar te overwinnen.
rechten. Ik geloof wel niet, dat het
verhaal waarheid bevat
Hij keek Charles vragend aan.
„liet klinkt een beetje vreemd",
meende deze.
„Ja, maar je zou er t ei» met je
vrienden over kunnen spreken, dat ik
elke inbreuk op mijn rceuteu zeer
ernstig zou opnemen, cn dat zij in
groote moeilijkheden zouden komen,
als zij bij toeval eens mochten denken,
dat er in deze richting iets te halen
.was".
Charles stak da banknoten m zijn
zak en keek Paizer toon een oogen
blik peinzend aan.
„J'e hebt 1111 heel Wat gepraat'
ze ld o li ij eindelijk, „maar het botee-
kent toch niet ve.-l. Wij zullen die
kinderachtige praatjes nu maar laten
varen ea tot de zaken overgaan. He-
donnamiddag ga ik juffrouw Byron
opzoeken ea ik zal haar aanraden,
niet u geen andere overeenkomst te
sluiten, dan tegen de helft van de
winst, die de uitvinding van haar
vader oplevert".
Paizer we.d dcofLMcek en tastte
opnieuw naar zin borstzak. In ^d©
Een oogenblik bleef hij diep adem
halend staan, terwijl Charles hem
kalm 111 het ocg hield.
„Hoeveel meet j& hebben?" vroeg
hij eindelijk heesch.
„De helft van de winst", antwoord
de Charles bedaard.
Een oogenblik keken zj eikander
aan, Paizer rood en woedend, Char
les rustig en vastberaden.
Toen liet Paizer zich weer in zijn
stoel neervallen, blijkbaar in naden
ken verdiept.
Eindelijk stond liïji op.
„Geef mij mijn geld terug", zeide
hij.
Charles schudde heb hoofd.
„Neen", zeide hij. „Dat heb ik
aangenomen, omdat ik begreep, dat-
dit alles was. wat juffrouw Byron
van je zou krijgen, en ik zal zorgen,
dat zij het krijgt ook". Hij keek Pai
zer strak aan. „Daarmede kan zj de
doktersrekening van haar broeder be
talen",
Paizer keek hem met een zonderlin
gen blik aan.
„Is ii.j ziek" vroeg hij. „Nu, laat
mij u <!an een goeden raad seven,
mini verstandige jonge vriend. Pas op
op hot h-voit
rit op
iverz:
vijl hij woedend Charles
nu hartstocht
koele b -dreiging de:d Charlts den-
v.ai lm trouwens reeds vroege:
I, dat Paizer een •gevaarlijk man
s. Ilij had echter van het hoofd
van de groote Ham Trust verschillen
de eigenschappen overgenomen, en
daartoe behoorde ook de kunst om zijn
gedachten te verbergen, wanneer bij
dit noidig achtte. Hij keek Paizer dus
aan alsof hij niets begreep.
„En een gjpede raad voor jou", zei
de bij. „Neem maar gauw het besluit
om de helft van de winst al te staan.
Want doe je dat niet je hoort toch
wel wat ik zeg? doe je het niet, dan
zullen wij je verpletteren en alles ne
men".
Palzer's roode oogen wierpen het
brutale gezicht vóór hem een venijni-
gen blik toe. Zwijgend stapte hij naar
do deur, bleef even staan, alsof hij
110c iets wilde zeggen, en ging toen
mei zware schreden do trap af.
XVII.
Toen de straatdeur met een slag
achter Palier was dichtgevallen, ne
gen Charles ie fluiten.
„Ik zou wel eens willen weten, wat
papa zou gedaan hebben? mompelde
hij.
Hij begon andere kleeren aan re
trekken, waarbij hij zorgvuldig de
ritselende, nieuwe banknoten uit den
I eeiK-n ??k iu den anderen overpakte.
j „Ik geloof, dat ik den boel weer
holorvi-n heb", dacht hij, „maar ik
j heb nooit eenig begrip van zaken ge-
had. Nu, '11 honderd pond zullen zij
wel kunueii gebruiken, cn dat het geld
•van Paizer komt, maakt het niet min
der goed!"
In zijn gewone kleedlng ging hij
zou vrooijjk de trap af, alsof er geen
Paizer in de wereld was en begaf zicli
naar Edward Street.
Hij vond juffrouw Byron bij het
raam zittend en uitkijkend door de
groezelige gordijnen van het kleine
vertrekje aan de straat. Ilaar gelieele
houding getuigde van gedruktheid,
bijna van wanhoop.
Toc-n Charles binnenkwam, stond
zij op en gaf hem de hand, en ofschoon
haar gezicht ophelderde en haar glim
lach bewees, dat hij welkom wan,
merkte hij toch op, dat zij er 'hleeknr
en droeviger uitzag, en dat zij zich
moest inspannen om zijn groet opge
wekt to beantwoorden.
Hij begreep wat haar scheelde, toen
zij hem vertelde, dat haar broeder
niet vooruitging, zooal3 de dokter ge-
hoopt he.d, dat hij integendeel minder
j was geworden.
i Charles deed zijn best. baar wat op
te vroolijken, niet zonder goed gevolg;
na een poosje kon zij zelfs niet belang
stelling luisteren naar zijn gesprek
met Jell, dat hij haar zoo goed moge
lijk overbracht.
Haai' oogen begonnen te glinsteren
toen Charles vertelde, wat .1:11 van
haar vader g-zeed had, en llooveel hij
van hem had gehouden, en ook toen
z,j vernam, dat haar gissing juist was
geweest, en dat het Jell was, die op
zijn kalme, zonderlinge «jjze voor
haar zorgde.
„Was een treurige wereld is het
toch", zeide zij. „Sommige menschen
zijn zoo goed, en anderen zoo wreed
Ea onwillekeurig kneep zij de kleine
handen dicht, toen zij naar de kamer
van haar broeder keek.
„Dat is waar ook", zeide Charles
haastig.' „Ik moc-t u iets geven vun
van üen heer Paizer En hij .haalde
de banknoten uit zijn zak.
Juffiouw Byron ontstelde en kreeg
een kleur.
„Voor mij?" riep zij. „Geld, en van
dien man1 Hoe durfde hij dat te deen!'
Chailes gliriilachte.
„Nu ja. eigenlijk heeft hij het niet
aan u gestuurd", zei-.'e hij. „Maar
to ell nerioort liet u toe liet is een
kteme vergoeding; geheel buiten ziiu
wil, voor al wat hij u beeft ontstolen.
Hij bood het mij aan als een lokaas,
en ik nam het en zeide, dat ik liet
aan uw broeder zou geven, als een
kieine tegemoetkoming ,n wal u den
dokter moet betalen, ik weet niet of
het bij den tegenwoordigen stand van
i zaken iets zou baten, als hem ver-
volgde Wegens ophitsing lot d n aao-
slag r.p uw broeder; het zou ook na
tuurlijk moeilijk te bewijzen zijn.
maar aan zijn manier van doen zou
I ik zeggen, dat er niet veel twijfel &aü
zijn schuld kan bestaan".
„Bood hij u geld aan, om u om ie
koopen?" riep juffrouw Byron. Char
les verbaasd aankijkend,
„Hij was zoo onbeschaamdzeide
Charles. „Hij was zelfs onbeschaamd
genoeg, om mij In Dean Street te ko
men opzoeken
„Kwam liij in Dean Street bij u?"
herhaalde juffrouw Byron.
„Ja, ik denk, dat hij e§ps wilde
zien, hoe de zaken stonden. Hij schijnt
een beetje ongerust te zijn sinds don
avond, dat wij elkander in Piccadilly
ontmoet hebben; na dien tijd heeft
ten minste een van zijn handlangers
een onderzoek naar mij ingesteld. Die
handlanger was, tusschen twee haak
jes, dezelfde deugniet, die u dien
avond in den mist aanrandde.
,Die man?"
Het bloed vloog juffrouw Byron
naar het hoofd.
„Ja, Ik denk dat Paizer, wien op
hel oogenblik schijnbaar alles mee
loopt, en die juist een maatschappij
wil oprichten met de uitvinding van
uw vader, niet recht begreep, hoe ik
zoo opeens oi> het tooneel was ver
schenen, en daar zijn geweten niet
zuiver was, vermoedde hij onraad. Ik
verzette mij legen mijn verlangen om
hem van de trap te werpen en liet-
hem een beetje nraten. Hij vertelde
mij op zijn lua ijrr in welke verhou
ding hij tot uw vader had gestaan",
(Wordt vervolgd.)