PRÜSVERL.AIIING JUREENS' .THANS per POND TER GEDACHTENIS Pers-OverzlElilt maar ïock zijn porïefeuilie was 1 noz veel te dik gebleven Hier werd de hear Goedaard ïn zijn milddadige overpeinzingen gestoord, door het met kracht remmen en plot seling stoppen van dc auto, midden op den weg. Wat is dat, Karei? vroeg mijnheer door de spreekbuis den chauffeur. Er ligt iete op den weg. meneer, 't Lijkt wel een mensoh, word terug geroepen. Onmiddellijk opende Goedaard het portier, verliet de couj»ó en stond wel dra op den weg. met den chauffeur Een mensoh?.... Inderdaad/ daar eg 'n mensohelijk we? .ui, eon arme rvm vermoedelijk een bedelaar, of zwer ver te a inleeïen aan de bleeding, die armelijk, schunnig en gehavend was. Hij was daar blijkbaar van hon eer en koude in elkaar gezakt, al thans gewond bleek hij nietvermoe- deliik Was hii dus niet overreden door een te voren voorbijgegaan rijtuig. Of- 'èehoon wanneer dx> dhanffeur niet at tent was geweeet. rou hii hoogstwaar- schijnlijk door do auto zijn aargere- den, daar de man zich, zooals gezegd, vrijwel midden op den \ycg bevond. Toen men zijn bovenlijf had ojige- richt. opende hii de oogen en yug verschrikt om zich lieen. Op de tot- hem gerichte vragen antwoordde ni:. dat hij van koude cn vermoeienis langzamerhand onwel was geworden en toen zeker gevallen was. Hii had wdlen trachten do naastbijzijnde 6tad tv bereiken, om op het politiebureau te kunnen overnachten. Subiet kwam het goede hart van de-, heer Goedaard hem ingaven, dat dis ongelukkige zwerver natuurlijk mr-rt worden verzorgd, en dat wel bij hem m huis, in de villa „Bien- fa-scne©".. Daar zou-,liii verzadigd kunnen worden en rust vinden, tot dat lui in staat zou zijn to gaan waar heen hij wilde. Hij gelastte den chauf feur dan ook, hem te helpen den man ïn den wagen te brengen, daar bij ter nauwernood staan, doch in het geheel niet loopen kon. De chauffeur wilde hem naast zich op do voorste zitplaats bobben, doch dot gedcogde de heer Goedaard niet; do ongelukkige moest hij hem in de c are. op de achter bank. daar zou hij kunnen leunen in bijna liggende houding tegen achter en zijwand. Aldus geschiedde. Met niet geringe moeit© was dc zwerver eindelijk in de auto geholpen en voor zichtig neergevleid. Maar een beetje kalm rijden, Karei, langzaam aan! riep mijnheer door dc spreekbuis. En toen zette hil zich naast den ar men man, die duo: wie weet welke el lendige omstandigheden, tot zulke bit tere armoede vervallen en thans zoo ongelukkig terechtgekomen was. Wel was liet leven soms wreed en bar partijdig; do eon genoot smog- hare voordeden hoven den ander; deze baadde in-weelde. terwijl gene in de meest armelijke ge teldhêid zijn da gen moest slijten. lice is het moge lijk, dat nul:,;- stumperde nog moed hebben, zoo'n leven van ontbering en ellende voort te zetten, als «nooit uitzicht is op eer. hertje verandering teri goede. Als de e-:ne oag geluk is aan den andere, elke nacht als de vo rige. onbestemd, niet wetend s mor gens wat de avond zal brengen. De zwerver leunde achterover in de kussens, zijn oogen waren gesloten liet bovenlijf, zakte langzamerhand Over naar den heer Goedaard, heb hoofd rustte nu min of meer op zijn schouders. Maar hii vond het goed zoo. Waarom den man onaangenaam te zijn. hii sliep blijkbaar, doch rilde lui en dan. :1? d r! r,/:in :.rmc?u- lichaam bekroop. Hii kon ook door en door koud zün. zijn schamele bleeding g.«.f hem een sobere bedekking. De heer Goedaard sloégde e>"-ne zijde van zijn dikke pelsjas over den armen si ar: .-.er hoon. warmte, moest hem goed doen, meende hii- Kort daarna was de villa bereiKt. De auto draaide met korte tocht door het geopende fraaie tuinhek en hield toen stil voor de nog hei-verlichte greo- t© hal. Onmiddellijk w-ru-'m de r mi geopend door een huisknescht, die klaarblijkelijk reeds in de hal had ge wacht op het aankomen van den laulo. Docih hij het openen van het portier Stond hij een oogenblik uit het veld geslagen, toen hij behalve zijn pa troon, een allesbehalve net persoon m de coüpé bemerkte, die moeite deed de auto nog vóór zijn patroon te verla ten. Want wonderlijk was heb, dat de zwerver thans weer geheel bij zón po sitieven scheen en weer op z'n beenen kon st.-.an. De rust eti warmte hadden hem dan wel zeer goed gedaan. Hij wilde dadelijk weer vertrekken, na den heer Goedaard duizendmaal te hebben bedankt. Maar dat was abso luut tesren de bedoeling van den heer Goedaard. Neen, dat ging niet- De man kon nu oogenschijnlijk iets beter zijn, wat opgeknapt door de tijdelijke verzorging, maar hij stond or bepaald op, dat do zwerver naar binnen ging, ondanks zijn tegenstribbelen, En er moest hem dadelijk een voedzaam maal worden verstrekt niet wijn, en melk zooveel hij wilde. Morgenochtend zou dan worden beslist, wat er verder zou geschieden. Iutussohen waren de ÏNCEZONDEtf MEDEDEELINCEN a 80 Cts. per regel. haldouren weer gesloten, en diende de man zich in het besluit des heeren Goedaard te schikken. In elk geval be helsde dit niets dan goed, zoodat het niet zoo moeilijk was er aan te vol doen. Alvorens mijnheer Goedaard zich ter ruste begaf, informeerde hij nog eens, of alles wel in orde was ge bracht, zooals hij het gewenscht had. Het bedienend personeel had onder ling nog lang gediscussieerd, over de1 zonderlinge- bepalingen betreffende dien zwerver. Dat hadden ze nog niet meegemaakt, en ze waren "unaniem van oordeel, dat mijnheer nu heusch te ver ging, en z'n medelijdend hart gesloten moest blijven ten opzichte van dergelijk uitvaagsel der maat schappij. Bovendien was het een nacht gewor den met een staart, oer allen hun le gerstede hadden kunnen opzoeken. En den volgenden morgen bleek het, dat liet nog in ander opzicht een zeer merkwaardige nacht was geworden. Want toen een der bedieuden zich 's morgens in do eetzaal bevond, ten eind3 de tafel voor het ontbijt gereed te maken, kwam hij tot de ontstellen de ontdekking, dat al het zilver uit het buffet was verdwenen. En toen het personeel verder een vluchtig onder zoek instelde, bleek er onder anderen uit de gang een overjas en een lic-eu en uit oen kast nog eenige kleeding en schoenen gestolen te zijn. ofschoon er nergens eenig spoor van inbraak was lo 'ontdekken Alle deuren en ra men bleeken gced gesloten te zijn. Niets was achtergelaten, dat eenige aanwijzing kon geven omtrent den dief of de dieven. Dé huisknecht bracht zijn patroon van een en ander op de hoogte, en ook de heer Goedaard stelde daarna een onderzoek iiï, even wel ook zender resultaat. Een half uur daarna, had hij zich echter al weer met het ergernisgevend feit ver zoend. Zoover was na te gaan, hel iep de diefstal eenige honderden guldens, niet meer; onoverkomelijk was het dus nick Terwijl de dief, of dieven dan, als het- er meer waren geweest» 2ich zolfhcehvai moeite ópden hals hadden gehaald. Deheer Goedaard had ze met plezier een bedrag gelijk aan het ge- stolece willen geven, als ze daarmede geholpen waren, terwijl nu oud zilver verdwenen was, uit .;en nalatenschap verkregen, waarin de grootste waar de lag voor den erfgenaam. Juist wilde Janus Goedaard dus maar be rusten,. in de heele geschiedenis, toen een der bedienden ademloos kwam meded celen, dat de logé van' van nacht, de arme, havcloozo man, de schunnige zwerver, niet meer in de kamer was, waar hij, dacht iedereen, nog in diepe rust zou sluimeren. I.'et was toen niet onverklaarbaar meer wie zicli met het vermiste zilver en de kleeding, enz. had uit de voe ten gemaakt, want aan het raam van de kamer, waarin de zwerver vertoefd had, hingen aan de buitenzijde, tegen den muur, nog de aaneengeknoopte lakens, waaraan hij zich had laten zakken. Zijn sjovel jasje en pantalon had hij als souvenirs in de kamer achter gelaten. Maar als het zijn plan was geweest hier te stelen, overdacht de neer Goedaard, waarom wilde hij dan weg gaan ên liever niet binnenkomen? En toen greep hij plots, als bij in tuïtie, naar de binnenzak van zijn gekleede jas. Precies zooals hij dacht, zijn portefeuille, zoo rijkelijk gevuld met groot en 'klein bank, was ver dwenen, reed3 gestolen toen hij nog m de auto zat. Das Herz ist mir bcdrückt, und schulich G.cdenke ich der alten Zeit Die Welt war damals noen so wöbnlich, Und rullig lebten bin die Leut', (i) Op deze bewering valt iets af te diagen: dc wereld is nooit zoo „wöhn- lich" geweest als de stem van Heine met haar betooverenden weemoed ons hier voorzingt, het was er zoo rustig nieiz en de voormalige karretjes reden heusch niet altijd op een zandweg' De dichter weet dit natuurlijk even goed als gij, maar hij is .te droevig gestemd om het u toe te geven. In zijn verlangen naar iets beiers dan het heden (hom geefc, wendt hij zich tot het verleden, dat hij ziet als een paradijs, waaruit hij zich niet laat verjagen door uw opmerking, dat het vroeger al niet anders was dan tegenwoordig„und alles schaut so gramlich tnibe, so kraus verwirrt unci morsch und kalt" (z) Ware Heine in een Haarlemsche om geving op zijn plaats geweest, ik had hem met genoegen geïntroduceerd op de historische tentoonstelling onzer stad, door er.zijn „Buch der Liedcr" in een oude uitgave neer te leggen, opengesla gen bij de hierboven aangehaalde vers regels. Niet omdat ik het eens ben met zijn tegenstelling lusschen oud cn nieuw als lusschen goed en kwaad, maar om dat hij toont de gezindheid '.c kennen waarmee wij tot het verle>den naderen,' moeten. Hoe staat gij tegenover dc his torie, dc historie uwer stad? „Als Vrund in Iluys te komen", zoo besloot men vroeger zijn uitnoodiging om een doode te begraven, als een vriend, die de deug den van den overledene roemt, zonder zijn gobreken te ontkennen. Het verle den is cok een doode, overlang begra ven, maar niet spoorloos ging het voor bij, en het liet ons schatten na to; een erfenis. Zijt ge dezen doode vriendelijk gezind? Dat we alleen datgene kunnen begrijpen wat we lief hebben, geldt niet het minst van óe geschiedenis, die haar schoonheden onthult slechts voor hem, die tot haar komt met belangstelling, met een piëteit, die uit liefde geboren is. En wie zich door piëteit laat rondlei den op een tentoonstellng, die bedoelt een beeld van het verleden te geven, zal zich verlustigen in de dingen die hij ziet. Zoo'n bezoek is ook een feest, een feest ter gedachtenis, en het genot is dat der herinnering. Het leven jaagt u voort, Hier moogt ge een oogenblik toeven, stil staan cn achterom zien. Binnen de muren van het voormalige Oude. man nenhuis, waar niets de rust komt ver storen, is het woord verleend aan de historie. Leg het oor te luisteren, cat ge zult haar taal verstaan. In die ruime zalen, niet ruim genoeg om alles wat zich aanmeldde te herber gen, welk een verscheidenheid van za ken, even bont als het leven, waarvan ze spreken. In legkasten, op tafels en stel lingen, rondom aan de murenoorkon den, registers, brieven, boeken en kran- (t) Mijn bart is bedrukt en smachtend herinner ik mij den ouden tijdde wereld was toen nog zoo gezellig en de menschen leefden rüstig voort. (z) En alles ziet er zoo droevig uit, zoo versvard en norsch en koud. ten teekeningen, prenten,foto's, kaarten laat nu niemand denken, dat ik alle soorten heb genoemd. Dit alles is van ongelijke waarde, ik voor mij geef de voorkeur aan de handvest van graat Willem II van 23 November 1245 boven de aankondiging van de komst van een heidsworst of chocoladereepen, al geef ik grif toe, dat deze crisisaangelegenheid meer 'onmiddellijke herinneringen wek: dan dc negen en zestig bepalingen van het eerbiedwaardig privilege, die den grondslag van het Haarlemsche recht hebben gevormd. Maar ik wil het een niet hoogcr aanslaan dan het ander, niets van hetgeen lüer is uitgestald mocht er onübreken, en Teyler's testa ment, dat over tonnen gouds beschikt, is niet kostbaarder, tenzij dan voor hen, dïe aanspraak maken op des koopmans na latenschap, dan het handschrilt van het negenjarig kind, dat zijn „Gelievdc Grootvader, Grootmoeder cn Tante", in krullende letters, geen aardschc maar hemelsche schatten toewenscht. Kleïn- achting past niet in deze omgeving, waar kattebelletjes de waaide verkrijgen van notabele papieren. In een der legkasten (gemerkt E) prijkt zoo'n vodje een quitantic vqn 28 Januari 1626 voor her taxeeren van het huis ,.daer den swarten aerent wte steeckt", op den hoek van de Korte Raamsteeg. „Prijkt", zeg ik, om dat dit strookje papier de handtecke- ning draagt van Lieven de Key. Onze stad bezit grootscher maaksels van dezen beroemden bouwmeester, die, uit Enge-, land overgekomen, lüer in i.foi lot ■itad-ssteenkouwer werd aangesteld. Ter wijl hij in stadsdienst was, werden ach tereenvolgens gebouwd toenemende bloei en bedrijvigheid de St. Joris- doelen, de Waag, de Vleeschhal, het Oude mannenhuis, de toren der Nieuwe Kerk, en in 1620 werd de Bakenesscrkerk vergrootAYe hebben dus geen quitantie noodig om zijn naam in gedachtenis te houden, maar is het niet aardig daaruit te zien, hoe de kunstenaar wel eens als taxateur optrad? In dezelfde vitrine lig gen een brief van Romeyn de Hooghe, wiens beroemde groote plattegrond van Haarlem uit het jaar 16SS ge op deze tentoonstelling natuurlijk ook vindt en wel wilt bewonderen een verklaring van den „consliyckea" schilder Pieter dc Molyn, die, in Londen geboren, hier in 1661 stierf, en wiens fraaie teckening „De Meimaand." uw aandacht verdient; een prijsopgave van brandspuiten, inge leverd door Jan van der Heyden „die onze stad voorzag van „bij nagt lichten de lantarens". Als ik zoo voortging, zou ik vooruit loopen op den catalogus, die op komst is, en dat is mijn bedoeling niet. Straks koopt ge het .boekje, waarin alles behoorlijk geordend en beschreven is, een adresboekje, want het bevat im mers den naam, het beroep en dc woon plaats van de voornaamste vroegere inge zetenen, tot wie ge het u een eer rekent in betrekking te staan? Meer dan dit het bevat de korte geschiedenis uwer stad. Zoo'n catalogus is als een band, die deze mannen en vrouwen van betec- lcenis bijeenhoudt, lang nadat de ten toonstelling, die ze bijeenbracht, verge ten is. Hier zijn ze dan, de begenadig den, en gc wist niet, dat Haarlem, roe men kan op zooveel gaven en talenten, Bekende en onbekende! Ach, waarom blijven de meesten onzer al steken bij Koster, Kenau en Kajanus, bij llals, Bil- derdijk en burgemeester Jordens? Ze zijn hier op de een of andere wijze ver tegenwoordigd, behalve de reus, die al leen maar een reuze-hemd en reuze- schoenen heeft nagelaten opdat ze in liet museum bewaard zouden worden. Hij zou zich niet thuis voelen onder de gees telijke aristocratie, die in deze zalen op den voorgrond treedt. Op zijn tijdge- nooten heeft de groote man stellig in druk gemaakt, in die mate zelfs, dat het aanvankelijk scheen, alsof zijn naam spreekwoordelijk zou worden. Martha dc Harde, geen onbekende voor wie dc romans van Wolff en Deken gelezen heeft, spreekt van haar man als van „mijn Kajanus", ea nog in den Fran- schen tijd schrijft een bezorgde moeder aan haar sukkelend kind„onderwijle wensch ik, dat gij wat zult toeneemen in sterkte en worde als Cajanus in lijf en leeden". Maar dit proces heeft geen voortgang gehad, en de- Haarlemsche reus heeft het afgelegd tegen zijn col lega's, die zich wel een plaats in de omgangstaal veroverd hebben. Wij rang schikken hem, met Simon Jane Paap „als Zandvoorts dwerg bij Bat en Belg cn Brit vermaard", bnder de natuurwon deren, maar deze rubriek komt op den catalogus niet voor. Wel andere, dit spreekt vanzelf, want zonder rubrieken zou het hier een vreemd pakhuis zijn, waarin niet alleen het bekende huisdier geen weg zou weten. Daar ïs allereerst het Oranjehuis, dat ge binnenkomt van af de laatste tree der trap, die u zoo ver heeft gebracht. In dit vertrek, dat ik de antichambre onzer tentoonstelling zou willen noemen, verleenen u, anders dar. in he: werkelijke leven. Oranjevorsten en -vorstinnen rustig audiëntie. De heer H. Buisman, conservator van de kunstver zameling van Teyler's Stichting, heeft zich bijzonder veel moeite getroost 0111 deze fraaie portretten, waaronder zeld zame exemplaren voorkomen, bijeen te brengen. Zijn bereidwillige hand plaatste verder in de zaal, die ge naar rechts bin nengaat, een aantalteekeningen van Haarlemsche meesters. Voornaam gezel schap Bega, Berchem, Berck-Iieydc, De Bray, Decker, Dusart, Goltzius, Van Goyen, Dirk Hals, Jelgersma, Matham, Van Noörde, Van Ruysdael, allemaal namen, waarvan de klank u roept om de hier bijeengebrachte kunst te komen ge nieten. Het werk dezer kunstenaars vormt een onderdeel van de afdeeling onderwijs, kunsten, wetenschappen, let teren. Zoo dwaalt ge een uurtje rond uw eerste bezoek ter oriënteering. Bij een volgend ziet ge al wat meer.' 1 I-I. E. KNAPPERT. VAN DE MILLIO EN EN-NOTA. Heb Centrum er op wijzen de, dat de heffingen, welke, behalve de bezuinigingen, door de Regeering noodig worden geacht, om in clen nood der schatkist te voorzien, indirecte heffingen zullen zijn schrijft: De vraag duet zich daarbij op, en zij heeft zich ook opgedaan bij l.et Kabinet of er nog niet een bedrag van beteekenis te halen zou zijn uit ons Tarief. De Regeering denkt er terecht niet aan, gehoor te geven aan de stem men, die sinds den laatsten tijd weer in en buiten de pers worden verno men, om haar lieil te zoeken in protectie. Hoe men daarin, oen uitkomst kan zien voor den Fiscus, die terstond ge holpen moet worden, is ons trouwens een raadsel. Maar zou de schatkist geen baat kunnen vinden bij een, zij liet louter technische herziening van ons Tarief? Van deskundige zijde is meermalen verzekerd, dat zulk een herziening niet onbelangrijke profijten voor den Fiscus zou kunnen afwerpen, door heb wegnemen van verschillende fouten, zonder aan het karakter van ons Ta rief iets te veranderen. Het ware te beproeven. De Nederlander schrijft: Een duister punt in de overigens zoo heldere nota schijnt ons de af voering der 33 mïllioen voor de verze kering van de begrooting voor 1924. De Regeer in 2 zegt, dat zij „overweegt of.zonder tekort te doen aan de belan gen der verzekerden en zonder zwaar dere lasten te leggen op hen, die de premie betalen, een zoodanige wijzi ging in de financiering der sociale verzekering mogelijk is, dat een ver lichting van de daaruit voor 's rijks schatkist voorvloeiende lasten moge lijk zou blijken." Dit is niet de „een heid en vereenvoudiging" van de Troonrede die trouwens geen ka pitale sommen voor heb Rijk kan op leveren, maar 'n gewijzigde finan ciering. Wanneer niet de wiskundi gen zich destijds in hun berekeningen hebben vergist (in welk geval de te genwoordige jaarlijkschen Rijksbijdra ge, evenals die van particulieren, uiteraard te lioog kan zijn), kan die „wijziging in de financiering" moei lijk een andere strekking hebben dan eenige verschuiving der lasten naar de toekomst- of bet berusten in eene zwakkere kapitaaldekking, dan naar verzekeringtecnnische eischen noodza kelijk schijnt. Het is daarom voor treffelijk, dat de nota er op laat vol gen: „In afwachting van het resul taat van de overweging der liierbe- doelde wijziging, acht de Regeering z-icii echter niet verantwoord de even tueel© gevolgen daarvan in haar fi nancieel© plannen te disconteeren. Doch hiermede lijkt nu wel ten eenenmale in strijd, dat de Regeering dezen vogel in de lucht alvast discon teert in de begrooting van 1924. Terecht wordt in een noot gezegd, dat-, wanneer de gewijzigde financie ring niet doorgaat, de tijdelijke stop zetting der bijdrage zal moeten wor den goedgem.'inkt door een verhoogde annuiteit inl925 en volgende jaren Maar in dat geval zal dit dan toch wel een zeer eigenaardige bezuiniging geweest zijn. Wèl zegt de nota nog, dat „een der gelijke gedragslijn te eerder gemoti veerd is, waar 'ten gevolge van het onvermijdelijk tekort op de begroo ting voor 1924, do hierbedoelde be dragen feitelijk uit geleend geld zou den moeten worden betaald", maar met deze redeneering zou men ook tal van andere posten van de begrooting kunnen afvoeren of op buitengewoon brengen; b.v. uitkeering aan de spoor wegen, die overeenkomstig de ten vorige jare gedane toezegging thans overigens terecht op den gewonen dienst is gebracht. Ook te dezen aanzien zal dus r.a- dere toelichting welke ongetwijfeld gegeven zal worden bij de ter zake ïn te dienen wetsvoordracht moeten worden afgewacht. Het blad somt eenige punten uit de nota op en zegt dan: Wellicht zullen ook deze en andere punten uit de nota bij sommigen cri- tiek uitlokken. Maar ontkend kan niet worden, dat het geheel der nota een indruk maakt vau groeten ernst; van een diep besef van het gevaar waarin wij ons bevinden; en van den krachti- gen wil dit gevaar te overwinnen. rechten. Ik geloof wel niet, dat het verhaal waarheid bevat Hij keek Charles vragend aan. „liet klinkt een beetje vreemd", meende deze. „Ja, maar je zou er t ei» met je vrienden over kunnen spreken, dat ik elke inbreuk op mijn rceuteu zeer ernstig zou opnemen, cn dat zij in groote moeilijkheden zouden komen, als zij bij toeval eens mochten denken, dat er in deze richting iets te halen .was". Charles stak da banknoten m zijn zak en keek Paizer toon een oogen blik peinzend aan. „J'e hebt 1111 heel Wat gepraat' ze ld o li ij eindelijk, „maar het botee- kent toch niet ve.-l. Wij zullen die kinderachtige praatjes nu maar laten varen ea tot de zaken overgaan. He- donnamiddag ga ik juffrouw Byron opzoeken ea ik zal haar aanraden, niet u geen andere overeenkomst te sluiten, dan tegen de helft van de winst, die de uitvinding van haar vader oplevert". Paizer we.d dcofLMcek en tastte opnieuw naar zin borstzak. In ^d© Een oogenblik bleef hij diep adem halend staan, terwijl Charles hem kalm 111 het ocg hield. „Hoeveel meet j& hebben?" vroeg hij eindelijk heesch. „De helft van de winst", antwoord de Charles bedaard. Een oogenblik keken zj eikander aan, Paizer rood en woedend, Char les rustig en vastberaden. Toen liet Paizer zich weer in zijn stoel neervallen, blijkbaar in naden ken verdiept. Eindelijk stond liïji op. „Geef mij mijn geld terug", zeide hij. Charles schudde heb hoofd. „Neen", zeide hij. „Dat heb ik aangenomen, omdat ik begreep, dat- dit alles was. wat juffrouw Byron van je zou krijgen, en ik zal zorgen, dat zij het krijgt ook". Hij keek Pai zer strak aan. „Daarmede kan zj de doktersrekening van haar broeder be talen", Paizer keek hem met een zonderlin gen blik aan. „Is ii.j ziek" vroeg hij. „Nu, laat mij u <!an een goeden raad seven, mini verstandige jonge vriend. Pas op op hot h-voit rit op iverz: vijl hij woedend Charles nu hartstocht koele b -dreiging de:d Charlts den- v.ai lm trouwens reeds vroege: I, dat Paizer een •gevaarlijk man s. Ilij had echter van het hoofd van de groote Ham Trust verschillen de eigenschappen overgenomen, en daartoe behoorde ook de kunst om zijn gedachten te verbergen, wanneer bij dit noidig achtte. Hij keek Paizer dus aan alsof hij niets begreep. „En een gjpede raad voor jou", zei de bij. „Neem maar gauw het besluit om de helft van de winst al te staan. Want doe je dat niet je hoort toch wel wat ik zeg? doe je het niet, dan zullen wij je verpletteren en alles ne men". Palzer's roode oogen wierpen het brutale gezicht vóór hem een venijni- gen blik toe. Zwijgend stapte hij naar do deur, bleef even staan, alsof hij 110c iets wilde zeggen, en ging toen mei zware schreden do trap af. XVII. Toen de straatdeur met een slag achter Palier was dichtgevallen, ne gen Charles ie fluiten. „Ik zou wel eens willen weten, wat papa zou gedaan hebben? mompelde hij. Hij begon andere kleeren aan re trekken, waarbij hij zorgvuldig de ritselende, nieuwe banknoten uit den I eeiK-n ??k iu den anderen overpakte. j „Ik geloof, dat ik den boel weer holorvi-n heb", dacht hij, „maar ik j heb nooit eenig begrip van zaken ge- had. Nu, '11 honderd pond zullen zij wel kunueii gebruiken, cn dat het geld •van Paizer komt, maakt het niet min der goed!" In zijn gewone kleedlng ging hij zou vrooijjk de trap af, alsof er geen Paizer in de wereld was en begaf zicli naar Edward Street. Hij vond juffrouw Byron bij het raam zittend en uitkijkend door de groezelige gordijnen van het kleine vertrekje aan de straat. Ilaar gelieele houding getuigde van gedruktheid, bijna van wanhoop. Toc-n Charles binnenkwam, stond zij op en gaf hem de hand, en ofschoon haar gezicht ophelderde en haar glim lach bewees, dat hij welkom wan, merkte hij toch op, dat zij er 'hleeknr en droeviger uitzag, en dat zij zich moest inspannen om zijn groet opge wekt to beantwoorden. Hij begreep wat haar scheelde, toen zij hem vertelde, dat haar broeder niet vooruitging, zooal3 de dokter ge- hoopt he.d, dat hij integendeel minder j was geworden. i Charles deed zijn best. baar wat op te vroolijken, niet zonder goed gevolg; na een poosje kon zij zelfs niet belang stelling luisteren naar zijn gesprek met Jell, dat hij haar zoo goed moge lijk overbracht. Haai' oogen begonnen te glinsteren toen Charles vertelde, wat .1:11 van haar vader g-zeed had, en llooveel hij van hem had gehouden, en ook toen z,j vernam, dat haar gissing juist was geweest, en dat het Jell was, die op zijn kalme, zonderlinge «jjze voor haar zorgde. „Was een treurige wereld is het toch", zeide zij. „Sommige menschen zijn zoo goed, en anderen zoo wreed Ea onwillekeurig kneep zij de kleine handen dicht, toen zij naar de kamer van haar broeder keek. „Dat is waar ook", zeide Charles haastig.' „Ik moc-t u iets geven vun van üen heer Paizer En hij .haalde de banknoten uit zijn zak. Juffiouw Byron ontstelde en kreeg een kleur. „Voor mij?" riep zij. „Geld, en van dien man1 Hoe durfde hij dat te deen!' Chailes gliriilachte. „Nu ja. eigenlijk heeft hij het niet aan u gestuurd", zei-.'e hij. „Maar to ell nerioort liet u toe liet is een kteme vergoeding; geheel buiten ziiu wil, voor al wat hij u beeft ontstolen. Hij bood het mij aan als een lokaas, en ik nam het en zeide, dat ik liet aan uw broeder zou geven, als een kieine tegemoetkoming ,n wal u den dokter moet betalen, ik weet niet of het bij den tegenwoordigen stand van i zaken iets zou baten, als hem ver- volgde Wegens ophitsing lot d n aao- slag r.p uw broeder; het zou ook na tuurlijk moeilijk te bewijzen zijn. maar aan zijn manier van doen zou I ik zeggen, dat er niet veel twijfel &aü zijn schuld kan bestaan". „Bood hij u geld aan, om u om ie koopen?" riep juffrouw Byron. Char les verbaasd aankijkend, „Hij was zoo onbeschaamdzeide Charles. „Hij was zelfs onbeschaamd genoeg, om mij In Dean Street te ko men opzoeken „Kwam liij in Dean Street bij u?" herhaalde juffrouw Byron. „Ja, ik denk, dat hij e§ps wilde zien, hoe de zaken stonden. Hij schijnt een beetje ongerust te zijn sinds don avond, dat wij elkander in Piccadilly ontmoet hebben; na dien tijd heeft ten minste een van zijn handlangers een onderzoek naar mij ingesteld. Die handlanger was, tusschen twee haak jes, dezelfde deugniet, die u dien avond in den mist aanrandde. ,Die man?" Het bloed vloog juffrouw Byron naar het hoofd. „Ja, Ik denk dat Paizer, wien op hel oogenblik schijnbaar alles mee loopt, en die juist een maatschappij wil oprichten met de uitvinding van uw vader, niet recht begreep, hoe ik zoo opeens oi> het tooneel was ver schenen, en daar zijn geweten niet zuiver was, vermoedde hij onraad. Ik verzette mij legen mijn verlangen om hem van de trap te werpen en liet- hem een beetje nraten. Hij vertelde mij op zijn lua ijrr in welke verhou ding hij tot uw vader had gestaan", (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 16