HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN DE VONDELING VRIJDAG 23 NOVEMBER 1923 - TWEEDE BLAD No. 3255 Hoofdstukken over Vondel en zijn kring Dr. Sterck,. van wien wij met ge rustheid mogen zoggen dat hij ais Vondel Kenner door niemand wordt overtroffen, noen geëvenaard, heeft zijn Vondei-stiidien an de laatste vijf jaar m een boekdeel vercenigd met oöuigc meueueenngen over 'iVs-^zlseha- de. en de haren, Stalpart van der Wielen en Anna Roemers. liet is, als ik zoo zeggen mag, niet enkel e=n boekdeel, maar ook een kloek deel, een kwartijn met flinke letter gedrukt en versierd met eenige prenten en facsimiles. Tegenover den titel staat natuurlijk het portret van Vondel en wel dat van Bli. Koning, van onge veer 1675. Wij zien Vondel daarop af gebeeld met een kapje over de blijk baar al schaarse haren, heldere oogen boven den kloeken neus en uiterst eenvoudig gekleed, in de zwarte jas met do vierkante kraag. ITet eerste hoofdstuk is gewijd aau Vondels eeirst-gedrukle gedichten, o.a. een, waarin hij als 20-jarig jongeling afscheid neemt van zijn geliefde, wan neer hij op reis moet. Ik neem daar van eenige regelen over: Stort dyno ghebeden Als ik ben op leys Opdat ick met vreden Keer in dyn Pa leys. Als Ocean woedigh Het gantscho schip deyzen doet, Door golven onspoedigh, Zal ick an dy peyzen noedt. „Over drie hekeldichten vau Von del is de titel van hel tweede hoofd stuk; Dr. Sterck beschrijit daarin o.a. een hekeldicht tegen Morandt o,' Meu- runt, Latijnsche Schoolmeester ;.un de Uude Zpcle to Amsterdam. Hoe het v&rsjo ontstond is een kluchtig ver haal. Vondel komt in den boekwinkel van Dirck' Pietersz Pers en vindt daar een verzenbundel van Morandt, die blijkbaar zijn verontwaardiging op wekte; althans hij neemt een stuk krijt van de toonbank en schrijft daar pardoes zijn critiek op neer. Het vers je, dat Pérs-na Vondels vertrek blijk baar op vastercu ondergrond heeft overgeschreven, is wat plat-, zoodat ik het hier maar zal vervangen door de paraphrase in proza, die Dr. Sterck er zelf van ten beste geeft. „De stank, in het schoollokaal van Morandt, door de jongens veroorzaakt deed hem verstikken, maar begeester de hem tot liet maken van rijmen, waaraan een luchtje is. Die stinken de verzen zijn hem een tegengift, om niet te bezwijmen in de pestilential© lucht, waarin de oude best Gomme-r steeds zit te zuchten. Die nu zeker wil z'iin van zijn -gezondheid, die hale Morandt, den Apotheker, die zulke vieze verzen distilleert Men nam .destijds niet altijd een blad voor den moncl en Vondels afkeer moét vooral zijn opgewekt door de Gommaa-iaamche strekking, (de striid tusschen Gommaristen en Arminiancn woedde fel) die hij er in meende te vinden. Hoofdstak III bevat de Tessalica. Tessslschade neemt, naar men weet. in do Nederlandsche letterkunde een heel hijzonder© plaats in; zij behoor de tot den vermaarden Mujderkring en als ik herinner aan de ivamon I-Iuygens, Hooft, van Baerle, naar de mode van den tijd met een Latijnschen staart Barlaeus genoemd, is het dui delijk, dat de bijzonders aandacht van Dr, Sterck tot haar getrokken is. In oen samenspraak tusschen Hooft en van Baerle over do noodzakelijk heid van het huwelijk wordt Tessèl- schade met groolen lof beschreven. Ik kom, zegt van Baerle, zoo juist uit Alkmaar, de hoofdstad, van Noord holland, waar Tesselschade woont.... Er is niets goddelijker en verhevener, dan haar geest. Zij begrijpt hetgeen gewone geesten niet kunnen bevatten;- zij vertreedt met de voeten al wat laag en gewoon is, daar zij in hare beschouwingen lboven df» wolken is; geestige spreekwijzen zoekt zij niet te maken, traaar tze ontvloeien haar mond; zij is scherpzinnig en welspre kend in hare gezegden en antwoor den. Zij schrijft verzen, niet in één taal, maar in 't Nederlandse!), Fransch en Italiaanse!) en zoo afge werkt, alsof zij naar de lamp rieken, maar vol diepzinnige heteekenis, zoo dat gij na de tweede, ja na de derde lezing steeds wijzer wordt. Ik zag in haar huis de uitgezocht© voortbreng selen van verschillende kunsten. En. haar huisraad koopt zij niet, maar zij maakt het zelf. Zij is van hare schatten d© moeder, de gastvrouw en de kunstenares. Zij schildert met het penceel- en daagt Apelles uit; zij evenaart Praxiteles door beeldhou wen-, zij weeft en spint in Wedijver met Arachno; zij ziugt om door Sap pho benijd t© wordt 11; zij tokkelt de luit als Orpheus of Amphion. Guirlan- den en kransen van vruchten, blauen, bloemen en schelpen verbindt en or dent zij, dat men twijfelt of do na tuur aan de kunst of de kunst aan de natuur lesgeeft. Zij maakt bloemen van stoffen, dal gi.i zoudt zworen dat ze leven, Zij schrijft zoo nauwkeurig en sierlijk, dat het meer te prijzen valt. dan drukwerk Do lofspraak gaat nog verder, maar ik zal het hierbij laten, liet is voldoende om to laten zien, ïioe Barlaeus dezo vrouw, die ten over vloed© nog een mooie verschijning was bewonderde. In hoofdstuk IV wordt aangetoond, op gezag van den Dordreehtschen archivaris van Dalen, wie de vrouw van Roemer Visseher Was, het, vijfde handelt over Vondel, Stalpart, van der W ielen en Anna Roemers, 't zescle over oudels vernouding tot, Hooit-, die, om redenen, welke Dr. Sterck mededeelt, onvriendschappelijk werd, totdat do klove tusschen de heide dichters niet meer was te over bruggen. Hoofdstuk VII is gewijd aan Von dels „Gulden Jaer" van Mr. .loan do Witte, dat dezen, toen hij zijn 50 jarige reclitspraebijk herdacht, in 1640 door den dichter werd toege zongen. Heb Vondelmuseum bezit daarvan een exemplaar, dab in goud op blauw satijn is gedrukt, waar schijnlijk heb exemplaar dab Vondel aan de Witte heeft aangeboden, der halve een unicum. 1-Ict begint aldus: Der Rechtsgeleerden Pvoem de Wit' Sluit vijftighmaa.1 de groote zon- neringen, Na dat de wijsten aen het, pit Van zijn vernuft hun deftigh zegel hingen. En wijdden 'b Wetorakel in Dat met een vrij en onbevlekt geweten Zich sedert, vre-cmt van vuil gewin In 't heiligh Recht op 't loflycksb heeft gequeten. Dies danck, o bloeiende Araster laltit! Den Vader der bedrückte Burgerye, Dio tonnen schets, door klo.ock verstant. Ontzet heeft uit deli klaeira der Geltharpye; Den klaeun, die boedels rijt en slyt. Sijn tong en pen staen godloos onrecht tegen En blijven Themis 'toëgewijt. Zoo gaat heb voort. De samen steller ziet ill deze verzen da bedoe ling, don advocaat te huldigen, die Vondel vooral heeft bijgestaan iii dé' iinancieele moeilijkheden, waarbij' de oude vader Vondel nog betrokken was, voordat hij zich uit de zaken terugtrok. „Vondel gehuldigd door St. Lu cas" is het achtste hoofdstuk, de vraag „heeft Vondel Zuid Nederland bezocht waarover nogal verschil van meeniug is, wordt behandeld in het negende, „Vondel en de kring van Dr. Fr. van den Enden" is het on derwerp van het tiende hoofdstuk. Hot elfde' behandelt- valsohe portret- ton van Vondel, met een afbeelding van een schilderij van Ferdinand Bol, dat Vondel zon voorstellen. Ten onrechte, gelijk Dr.. Sterckbetoogt. Ook een schilderij door Hendrik Pot, van iemand, gekleed als Arcadisch herder, kan hij op goede gronden niet als een portret van Vondel aan vaarden. Hoofdstuk XII is gewijd a-an Von dels vriend Dirck van Rijswijck, hier bij worden mooie afbeeldingen ge geven van 's mans arbeid als goud en zilversmid. Het uitvoerigste hoofdstuk van den bundel is XIII. „Uit liet Amsterdam- sche tooneclleven op het einde der XVIIIe eeuw.'' Dr. Sterck beeft altijd en niet alleen in verband met Vondel, veel belangstelling gehad voor het too- nee!niet voor niets werd hij be noemd tot lid der commissie voor toe zicht op. onzen Haarlemscben Stads schouwburg cn tot regeeringsverbegeu- woordiger bij de toonneelschool te Am sterdam. De eerste regels v.an dit hoofdstuk „de verminderende invloed van Vondel op liet Amsterdamsche tooneel. in do laatste 20 jaren van z'm leven, is vooral te wijten aan'het optreden van Jan Vos,'' kenmerkt de strekking. Niet zoozeer omdat deze dichter- glazenmaker de opvoering van Von dels stukken tegenwerkte, als wel om dat de strenge drama's van den een niets hadden uit te staan met de spek takels stukken met kunst en vliegwerk van den ander. „Dansen van allerlei fantastische personen en gepersoni fieerde gruwelen, als Nijd, Oorlog, Roof en Moord van elementen, Aarde, Water, Lucht en Vuur, van de hemel lichamen enz. behoorden tot do onmis bare bestonddeelen van liet toenmali ge drama." In zekeren zin kan deze Jan Vos dus een voorganger van de hcdcndaagsche revue genoemd worden, ook omdat hij oen groot gedeelte van het succes zocht in den dans. Daarmee wou hij ook de stukken van Vondel versieren „ze behielden," zegt Dr. Sterck iro nisch, „toch nog een goeden naam en weren lang „kasstukken" geweesten kele dansjes zouden aan Lucifer, Jeplita en andere drama's weer een duurzaam tooneelleven kunnen verze keren.'' Niet opzettelijk heeft dus Vos, naar de meeniug van den schrijver, het opvoe ren van Vondels spelen tegengewerkt, maar door gruweldrama's in de mode te brengen, wist hij de grove hartstoch ten van het publiek tc boeien, dat daardoor van zelf van Vondels' ernsti ge spelen- afkeerig werd. Later, vooral door zekeren Bidloo, zijn er toch stukken van Vondel uitge voerd. „Bidloo," zegt Dr. Sterck, „was dus niet weinig ingenomen met do lappen en het klatergoud, waarmede hij Von dels meesterwerk omhangen en beplakt had. Behalve de personen die Vondel laat optreden, had hij er nog maar oven aan toegevoegdde Nacht, Zorg, Arbeid, Hemelraad (in drie personen) Muzen, Ganimedes, Vesta, Iris de Lucht, Tijd, Mereurius benevens de volgende, zingende personages: Wak kerheid, SlaapO) de vier getijden des jaars, Hemelingcii, Brongodinnen, Boschnimfen, Eeuwigheiden de vol gende dansende: do Morgenstond en zijn Gespeele, Ganimedes en twee He melgeesten, De vier winden, Eolus Gebrande Volkeren cn eindelijk de zeven planeten, De curieuste verras sing bij al dezen onzin was zeker wel. dat de „Gebrande Volkeren", d. z. de volken, die door bet nederstorben van den zonnewagen met Phaeton gebrand waren, ten slotte een dansje uitvoeren, ter eere van Jupiter." Tot mijn spijt heb ik geen ruimte meer over, om nog iets anders to ontlee- ncn aan hoofdstuk XIV, „een 17e eeuw- sche buitenplaats in de Purmer," dan dat daar op den „Oostcrweg" in de tweede helft van de 17e eeuw, een lusthuis van een rijken Amsterdam mer, dat uitmuntte door fraaien bonn en beroemd was wegens zijn tuinen met groote broeikassen voor citroen- en oranjebooraen. ~n dab in de Purmer. Er is niets, dan houten hek van overgebleven. Het slothoofdstuk is gewijd aan A! berdingk Thijm en Vondel. Laat ik hiermee, een overzicht van dezen bundel eindigen, die. dank zij Dr. Stereks talent om op vele histo rische omstandigheden en gebeurtenis sen een nieuw licht te laten vallen, inderdaad vele interessante bijzonder heden cvat. J. C. P. CHRISTELIJKE ORATORIUM- VEREENICINC. Men schrijft ons Op Maandag en Dinsdag a.s. hoopt de C. O. V. alhier haar als-jarig be staan ie herdenken met de uitvoering van „Saul" van Handel. Voor deze jubileumsuitvoering zijn als solisten geëngageerd de -dames Mevr. Mac van Waay Dooremans, so praan. te Dordrecht en Mevr. Koolho venEyre Ashe, alt, tc Bloemendaal en de heerea jac. van Kempen, tenor, te Bloemendaal, Jac. Caro, bas, tc Utrecht en A. Rijckx, bariton, te Haar lem. Dirigent zal zijn de heer George Robert, die, na het om gezondheidsre denen bedanken van den heer Nico Gerharz, de leiding- der C. O. V. op zich nam. Het oratorium „Saul"' neemt onder Handei's werken een belangrijke plaats in. Wat de bewerking der stof aangaat de Bijbelsche Geschied' leverde het kostbare feitenmateriaal kan men zeggen, dat Handel met groo te juistheid de hoofdlijnen van het dra ma, dat ons Koning Saul's ondergan; schildert, heeft getroffen, waardoor het werk (vooral in de bewerking van Chry- sander) tot één der beknoptste en ge- bondenste is geworden. J ii zuiver muzikaal opzicht levert hei oratorium weder een overtuigend plei dooi voor het genie van dezen vrucht baren componist. Fi'isch, pompeus, dramatisch, ziehier termen, die in ieder opzicht op dit werk van toepassing zijn. De handeling vangt aan met de schitterende viering van, David's overwinning op Goliath, den voorvechter der Filistijnen, welke strijd ons nog weder in korte trekken v gesteld wordt. David's verhouding tot Saul cn zijn betrekking tot Jonathan en Miehal lee- cn we achtereenvolgens kennen. In treffende koren wordt ons verklankt, hoe Saul's hoogmoed en wangunst hem een groot deel van zijn volk naar den ondergang voeren. Een prachtige tegenstelling tot de sombere figuur van Saul, levert ons hel vriendelijk beeld van den jongen David, om wien Israël zich ca Saul's dood, vol vertrouwen schaart. Het jubelende slotkoor geeft ons vol komen deze stemming van hoopvol ver trouwen in de toekomst weer. Dit slót," trouwens de gcheele behan deling der stof, die ons zoowel Saul's als David's karakter doet kennen, doet ons dan ook voor dit oratorium eerdei den titel „Saul en David" dan wel al leen „Saul" verkiezen. PADVINDERIJ. Troep II der Kennemer Padvinders. In ons nummer van Donderdag 15. November is „seeds medegedeeld, dat troep II (oranje) der Kennemer Pad vinders op Zaterdag 24 en Zondag 25 November zijn tienjarig bestaan hoopt te vieren, o.a. met tentoonstelling en verkoop van door padvinders gemaakte voorwerpen en met een feestavond op Zaterdag en Zondag. Over dc geschiedenis van dezen troep doelt Vaandrig Taco Smit, ons het vol gende mede Voor de eerste maal wordt over dezen troep gesproken in hel Padvindersblad. Jaargang No. 4, waarin verhaald wordt van het oprichten van een Blocmen- daalsch Vendel der Kenncmers door. hun hoofdleider den heer II. Stinis. Op verzoek der ouders hield dc heer Stinis de leiding van dit nicuw-opgerichtc vendel zelf in handen, totdat andere maatschappelijke werkzaamheden, zoo als hulpverlcening aan Belgische vluch telingen en dergelijke', hem dit onmo gelijk maakten. Veel uit dezen eersten tijd is niet bekend. Geoefend werd op Woensdag en Zaterdag; men hielp even als <lc andere Kcnnemers voorzien in behoeften, ontstaan door mobilisatie cn de komst der vluchtelingen, zooge naamde „Belangelooze Hulp". Dc Paaschdngcn van 1915 gingen naar het jaarfeest der Hagenaars bléven daar eenige dagen. In October werd als onder-vaandrig aan clen troep toegevoegd W. de Jamaer. Tn' Fe bruari 19:6 kwam de Troepbenaming in gebruikBruin en Oranje (ondcf Vaandrig Boekman) bleven buiten hot gevormde Troepverband en als afzon derlijke vendel* bestaan. In Maart reeds verliet Vaandrig Boekman den Troep. In April 1916 kwam weer een andere in- dcelingBruin en Oranje maakten nu samen Troep II uit. Diezelfde rodand gingen eenige leden van onzen Troep naar de vaandelaitrciking in De Bildt (32 Kcnnemers waren aanwezig). In Juni 1916 werd bet, wegens het verhui-, zen van zijn leider. Hopman J. W. Boissevain, naar Bloemendaal, een ge woonte om daar aan tc treden. Dien zomer kampeerde Oranje gezamenlijk met Brons in Ilattuni (2329 Juli). Na de vacantïe, toen de winter op komst was, kwam weer de oude klacht slapte en slechte opkomst bij alle troepen. In 1917 hielden wij een Pinksterkamp in Castricuni en. een zomerkamp op de zelfde plek. Van Oranje alleen van 242S Juli, met de andere troepen van o16 Augustus. In het najaar nam Hopman Boissevain ontslag, wat o.a. gevolg had een tijd geen .verslagen hel orgaan „De Padvinder", zoodat dc geschiedenis gedurende geruimen tijd naaien niet heel goed bekend is. Dc winter 1917191S kenmerkte zich weer door slapte in de beele afdecling. In Maart werd de heer Jackson leider van Troep II. Op den ipden Maart had de vlaguitreiking plaats door Prins Hendrik cn in April was (le Troep 2: jongens sterk. Een tijd van bloei scheen voor den Troep in die lijden toch nog niet weg- gelegd. In begin 1920 werd aan den pa trouille-leider Taco Smit dc dagelijk- sche leiding van het troepje opgedra gen, Troepleider was toen Hopman G. L. Schepers. In April 1920 was dc sterkte ongeveer 20 man. Hopman G. L. Schepers schreef een prijsvraag uit in het Troepkrantje „De Bloemendalers", die een succes in de licele afdeeling werd. In 1920 werd gekampeerd bij het. Uddelermcer. Ook in 1921 ging geen kracht van den Troep uit. Er heerschte een zekere lusteloosheid. ITet Pinksterkamp werd weer bij Castricuni gehouden en zomerkamp herbeTgde 7 Troep ll'ers in de buurt van Oisterwiik, Op 1 Novem ber 1921 moest Taco Smit wegens stu dieredenen de leiding overdragen aan Vaandrik Ylstra, die' echter .weer na een paar maanden de leiding neerleg de. Toe», tot de vacantia van 1922. hield de patrouilleleider Ab van Ocffel de teugels in handen, waarna Vaandrig Taco Smit die weer overnam, De gcheele afdeeling was slap in dien tijd. In September (Troep II had toen 14 jongens) drong het besef hiervan tot een ieder door; een vergadering van leiders, patrouille-leiders en assistent- Dingen die niet ledereen weet. KAZEN EN KONIJNEN. Voor de hazen en do konijnen wordt liet zoo langzamerhand eeu moeilijke tijd. Hl de lente en den zomer hebben zo overvloed van voedsel. Zoolang de sneeuw door de vorst nog niet hard is geworden, vindon zo hier cn daar nog wel een schraal maal, een dor takje nemen ze dun voor lief, maar bij vorst hebben ze hel hard to ver antwoorden. Dan kan het zelfs gebeu ren dat de honger de hun aangeboren schuwheid overwint, en dat zc zich heel dicht bij de woningen der men- schen wagen, om te trachten zich iels eetbaars te verschaffen. Met mag ver- 'onderrug wekken, dut de natuur, die over het algemeen al haar scbepseleu pasklaar voor hun levensomstandig heden maakt, do haas op dat punt zoo sleolit bedeeld heeft, dat, als de inen- ïii het dier niet lot op zekere hoogte in bescherming namen, het al lang zoti zij 11 uitgestorven. I'al van vijanden belagen hem en ju jongen steeds. Vossen, marters, ezels, roofvogels; de eksters en raaien halen zelfs do kleintjes uit het leger bij moedor haas vandaan, zon der dat de haas zich ook maar op één manier verweren kan. De eenige ma nier om aan gevaar to ontkomen is liet te outviuciiten, er bestaat geen schijn van kans, dat hij liet kan over- innen. Het leven van den haas is als et ware één voortdurende vlucht, hij heeft nooit bijna rust c-n moet voort- duernd op zijn qui vive ziin. Zelfs ziin slaap is onrustig, het minste gering ste geluid doet hem wakker schrik ken,, een heel korte, lichte slaap wordt dan ook niet ten onrechte een hnzenslaap genoemd. Een haas maakt gem hol, zooals liet konijn, maar 0511 „leger", dat wil zeggen, hij maakt een kuil, waar hij precies in past. Zijn witte buik en borst liggen tegen den bodem gedrukt 011 zijn dus onzichtbaar, ziin bruint» ligt eeliik niet den grond, de. 1 ge oefen liggen achterover op zijn kop, en de groote oogen zijn bijna geslo ten. De pels heeft naar den aard van het dier of het op heide of op zand leeft een donkerder of lichter kleur. I-Iij vormt ijl zijn lcgor piet de omse- ing dan ook zoo sterk één geheel, d? mn het dier niet zou opmerken b het voorb-ijloopen, als het niet- dik wij op hot laatste oogenblik bii onze na dering opsprong. Hij redt zich uit he. vaar door groote zijwaartsehe, aci, terwaartsche en voonvaartsehe spron gen te maken. De honden, die door de reuk'het, dier op het spoor móeten blijven, raken er heel dikwijls dooi in de \var. Den tijd. dien zii noodig hebben, om het sboor weer te vinden, heeft de liaas zich al weer benut om een heel eind uit dc richting to ko- 1. Kwam het bij do vlucht alleen op Snelheid aan, dan won bngetwïi- fold de jachthond. De handige manier van vluchten, cn liet feit, dat moeder haas elk jaar ver scheidene malen, jongen krijgt (onge- eer 15 per jaar) is mode een der re- lenen. (lat liet geslacht haas niet ul ung van den aardbodem verdwenen Een leere .zorgzame moe-Ier vin den de kléine haasjes niet. Wan néén ze in het leger geboren zijn, dan ver zorgt en verwarmt moeder zc alleen de eerste dagen, daarna moeten zc maar voor zich zelf zorgen. Is het lek ker zucht weer, dan gaat dat wel, maar is hot guur en koud. dan sneu- ■elen er heel wat van dat jónge goed. 'oor in den bek hebben én hazen ën konijnen twee paar tegenover <":aa,r staande beitels die tot op het laatst, toe scherp blijven. De bovenlip k ge. spleten, daardoor wordt deze bij-het knagen niet beschadigd en kan zij ook de tanden bii hun werk niet hinderen. Heeft liet dier het ongeluk een dor twee boventanden té verliezen, dan is het er slecht aan toe. De. ondertand er tegenover groeit dan ongehinderd door zonder af te slijten. Het gevolg is. dat de bek niet meer gesloten kan worden, het dier kan geen voedsel meer tot zich nemen cn sterft. I-Ioo-. wel dc konijnen wel even talrijke vijan den hebben als dc hazen, is hun l.:vcn minder moeilijk. Vooral ook. omdat zij. niet zooals de haas ccn eenvoudig leger maken, maai' een hol uitgraven met verscheiden® toegangen. Zij ziin dus niet zoo blootgesteld aan weer en wind en aan hun vijanden. Is lilt koud dan kruipen zij in hun hol. waar do kou zo niet doren kan. De kleintjes worden door moeder verzorgd en ver troeteld. 'In het hol wordt een warm wiegje gemaakt van grijze y.ol dio moeder konijn zelf van haar lichaam licfeft geplukt. De hulpeloosheid ven die kleine wezentjes is. in vergelijking met de hazerijóhgen, verbazend groot. Ongeveer vier wéken zorgt de moeder voor do kleintjes, dun zijn ze zoover, dat ze vrijwel op eigen beenon kunnen slaan. Do uiterst fijne mik en liet gehoor waai'schuwen de hazen cn konijnen voor naderend gevaar. Vooral do ko nijnen hréngïm. ook al door dat zii zoo talrijk zijn, groote scha de aan gewassen en te velde staande groenten. Door het graven van hu:i talrijk® holen, kunnen zo zundver- schinvingen to weeg brengen, zooals o.a. ©e'iiAgo jaren geleden, toon zij groot gevaar hebben opgeleverd, door liet ondergraven van don Zandvoort- schcn tramweg. Doordat het geluk kig tijdig is ontdekt, zijn ongelukken \oorkomc-11. Konijnen laten zich gemakkelijk ui gevangenschap in leven houden. Ze huppelen en "springen en snuffelen hun geheèló loven door en als ze. maar voldoende te eten krijgen, hebben ze het best naar hun zin. Zelden lukt het e'Plcr met een haas; wanneer men hom zliu lievelingsplaat do hazefikervel (Achillea millefolium) kan geven, aangevuld met sa!ado, ldaver, acaciabladeren en water, dan gaat het wol eens. De hans laat z.leh licht temmen, zelfs eenicszms afcich- ten. Indien ecii haas in het wild er 111 slaagt, aan al zijn belagers to ontko men) dus vnib ouderdom te sterven, dan kan hij in onze streken 7 a S jnnr oud worden. Hazen- en konijnovellen worden veel tot pelswerk verwerkt en komen dan in den handel onder dert een of onderen schoonen, „duur klinkenden bonteaam. De wintervellen ziin. evenals bij do andere pelsdicron het mooist en het dikst en brengen dus het meest op. patrouilleleiders werd ia het Clubge bouw bijeengeroepen. Het devies luidde toen Er moet gewerkt worden!!! Bijna gelijktijdig gingen de Troepen II en III aan den slag. Beide troepen voerden het patrouillesysteein in. Troep II ging in groei vooruit. 1 November 14 jongens. 1 Januari 15, daarna lang zamerhand klimmend tot 32 in Juni, waarna de aanneming stopgezet werd. In de Paa'schvacantic maakten wij een tocht naar Zaandam en naar Groole's Cacao-fabriek ;e West'zaan. In Mei kreeg Troep II eindelijk een clublo kaal den zolder van het clubgebouw aan de Rolbuizen. Vendelsplilsing, ten doel hebbend om de Bloemendaalsche jongens 111 Bloemendaal tc blijven lascn verzamelen, kwam in Juli tot stand en in diezelfde maand werd de kroon op het werk gezelde tocht naar Bc-lgië, Ccn gebeurtenis in Troep- en Kample ven, die wij te danken hebben aan den voorzitter van onze vcreeniging, dea lieer Mr. B. W. Yiëior. Gedurende dien tocht waven we tegenwoordig bij de huldiging van de Koningin door de Padvindeis op de heide bij Asseh. Hier waren S5 Kennemer Padvinders ver cenigd, waaronder 27 Troep ll'ers; voorwaar een tceken van grootere ac tiviteit onder de Keunemers in he; algemeen en Troep II in het bijzonder. In September droeg Vaandrig Taco Smit aan den inmiddels ook Vaandrig geworden Ab van Ocffel wegens studie redenen de leiding over, in dc zeker heid, dat de koers, die den laatsicn tijd gevolgd was, voortgezet zal worden. SLLMTINC. DE VERPLICHTE WINKEL- OVer 'deze zaak ontvingen wij ccn brief vau den heer W. Dysennck, waaraan wij het volgende ontlecnen. De lieer Dyserlnck spreekt in de i-erstc plaats als zijn meening uit, dat niet alleen volrsckcidcne winkeliers bezwaren hebben tegen de verplichte winkelsluiting maar ook vele nieb-win- keliers. Daarom zullen zeker ook dc Ituilslén liet toejuichen dat er plan nen bestaan voor hel houden van een enquête. De verplichte winkelsluiting zoo oordeelt- inzender, is eon inbreuk op de persoonlijke vrijheid en onbil lijk, 011 do toestanden in het winkel bedrijf in Haarlem waren voordat de verplichte winkelsluiting werd in gevoerd. zeker niet minder dan tegenwoordig. De gemeentebelangen eischcn voor spoed cn welvaart van de inwoners- Deze belangen zullen niet geschaad worden door don winkeliers wi-cr lnm volle persoonlijke vrijheid terug tc geven. Dc concurrentie is een kwes tie die clen winkeliers zelf aangaat en die concurrentie mag niet bestre den worden door een verplichte win kelsluiting. Er moeten lioOgo be lastingen betaald worden en den win keiiers, moet een vrijheid gelaten worden het geld voor dio belastingen ook des avonds te verdienen. Uitzon deringen moeten nuar de meening van den lieer Dyserinck niet gemaakt worden: ook voor den winkelier die e'eaaïlleÉoo Vertaling naar het Engelsch van GENE STRATTON PORTER. 34) Zu greep de krant, liep naar heb kantoor en legde het kaartje van Lord O'more; neer. ,,ls mijn oom al weg?" vroeg ze .vriendelijk. De verbaacde klerk ging een stap achteruit en trapte op de teenen van een piccolo. „Lord O'More is ir. zijn kamer", zei hij met een diépe buiging. „Fijn," zei het meisje terwijl ze het kaartje weer op nam, „ik dacht dat hij misschien al weg was. Ik wou hem graag spreken." De klerk duwde den piccolo naar het meisje toe. „Breng de Freule naar de lift- en naar de kamers van Lord O'More", zei hij, en boog als een knipmes. „Merci," zei het meisje, met een knikje en liep met den jongen mee. Even later tikte de piccolo, op een deur, die onmiddellijk open gingeen bediende in livrei hield haar een kaar- tonschaal voor. Door de open deur lcwarn er tocht jn de kamer, zoodab er een gordijn op zij woeien in de kamer er naast,in een grooten stoel, met een krant in zijn handen, zat de man, die, ongetwijfeld, familie van Sproetneus Met volmaakte zelfbeheerscking legde het meisje Aord O'More's kaar tje op de schaal, liep den bediende voorbij en stond voor den man in de andere kamer. „Goeden morgen!" zei ze kalm-en beleefd. Lord O'More zei niets. Hij bekeek baar onverschillig met een soort van kalme nieuwsgierigheid tot ze een kleur kreeg en haar hart begon te kloppen. „Wel, lieve kind zei hij ten slotte. „Wat kan ik voor je doen?" Dadelijk werd het meisje verontwaar digd. Ze was haar heele leven volko men vrijheid gewend, maar altijd zoo met eerbied behandeld, dat ze zijn blik en zijn woorden bijna beleedigend vond. Trotsch hief ze het hoofd op. „Tk ben uw „lieve kind" niet", zei ze, langzaam ©u duidelijk. „Er la niets ter wereld, wat u voor mij kunt doen. Ik ben hier gekomen om te zien of ik iets iets heel belangriiks vcor 11 kon doen; man.' als ik u uiet aardig aind, doe ik het niet". Toen staarde L©rd O'More 'mar'ver stomd aan. Plotseline barstte hij in een lud gelach uit. Zonder haar hou ding of de uitdrukking van haar ge zicht te veranderen, keek het meisje hem strak aan. Zo hoorde het ruisohen van zijde en oen mooie vrouw met zwart haar en echts lersche blauwe oogen, Ikwam naar Lord O'More toe, greep hem bij zijn arm en schudde hem ongeduldig heen en weer. „Terence! Heb je je verstand 'Ver loren?" vroeg ze. ,.1-leb je niet ver staan wat liet meisje zei'? Kijk eens naar haar gezicht.! Kijk eens wat ze heeft! Lord O'More opende de oogen en ging rechtop zitten. Hij keek niet aan dacht naar het gezicht van het meisje en dat beviel hem plotseling zoo goed dat ze het moeilijk vond om haar vol genden raad op te volgen. Hij stond dadelijk op. „Neem mij niet kwalijk", zei hij. „Om u da waarheid te zeggen ga ik erg teleurgesteld uit Chicago weg. Dat maakt me bitter en hard, Ik dacht dat u weer een van dio zonderlinge, nuttelooz© menschen was, die me voortdurend komen lastig vallen, en ik was onverschillig. Vergeef me - en vertel me waarom hier gekomen „Als ik u aardig vind", zei liet meisje kalm, „anders niet". „Maar ik ben verkeerd l eaonnen. en nu weet ik niet wot ik doen moet om te maken dat u mo aardig vindt", zei Lord O'More, met berouwvolle stem. I-Iet meisje vond zijn stem prettig. Ilij sprak zacht en 'vlot, een klein beetje lerscli en liet herinnerde haar sterk aau Sproetneus. Maar het. was een zaak -van liet grootst© gewicht, 7.0 moest zekerheid hebben; en ze keek naar de mooie vrouw. „Is u met hem getrouwd?" vroeg zo. „Ja", zei deze „ik ben zijn vrouw", „Het vogel vrouwtje zegt", zei het meisje peinzend, „dat niemand op de heel© wereld de deugden en ondeug den van een man beter kent dan zijn vrouw. Wat u van hem denkt moet voor mij voldoende zijn. Houdt u van hem?" Ze deed de vraag zóó ernstig, dat Ilij ook even ernstig werd beant woord. Ze wreef hot donkere hoofd even langs den mouw van Lord O'More. „Meer dan van iemand anders op de wereld", zei Lady O'More dade lijk. Het meisje peinsde even; toen vroeg ze: „Ja maar heeft u wel iemand an ders van wien u meer zoudt kunnen houden, als hij het niet waard was?" „Ik heb drie zoons van hem. twee dochtertjes, den vader, een moeder en verscheidene broers en zusters", was liet antwoord. „En houdt u liet meest van hem?" drong het meisje weer aan. „Ik houd zooveel vau hem dat ik de anderen allemaal met droge oogen zou kunnen afstaan, als ik er hem door redden kon", zei zijn vrouw. ,,0!" riep liet meisje uit. ,,0!' Ze keek Lord O'Moro aan met haar heldere oogen en se.hudde liet hóófd. „Dat zou ze nooit, nooit kunnen!" zei ze. „Maar liet is een groot com pliment voor u dat z© denkt dat zo het, kan! Ik zal u geloof ik maar ver tellen waarvoor ik gekomen hen". Ze legde de krant neer en wees op 'l portret. „Toen u een kléine jongen was, noemden de menschen u toen Sproet neus?" vroeg ze. „Een massa van mijn vrienden noe men 111 ij nog zoo tot op den huldigen dag", antwoordde Lord O'More. Hèfc meisje glimlachte. „Ik was er wel zeker van", zei ze vriendelijk. „Zoo noemen we hem en hij lijkt zoo op u ik betwijfel heb of een van uw jongens meer op u lijkt dan hij. Maar liet is al twinti-r jaar geleden. Het schijnt me too dat u er lang mee gewacht heeft voor u hier kwam!" Lord O'Mcre greep het meisje bij haar pols. en zijn vrouw sloeg haar arm oni haar heen. „Kalm aan, kind", zei de man met heesche stem. „Laat mo niet- denken dat je me op 't laatste oogenblik neg bericht van den jongen bréngt, als jo hot niet heel zéker weet". „Het .is in orde", zei hel meisje, ,,\v© hebben hem en er kan neen spra ke zijn van een vergissing. Als ik niet naar dat gesticht gegaan was om zijn kleertjes t© halen en ik luid niet van u gehóórd en u opgezocht cn ik was u op straat, of waar dan ook te gengekomen. dan zon ik 11 gevraagd hebben wie u was, alleen maar omdat hij zoo op u lijkt. Hot is in orde. Ik kan u vertellen, waar Sproetneus is; maar of u het verdient te weten is weer een antiore kwestie!" Lord O'More hoorde haar niet. lliji' viel in zijn stoel lieer, sioeg zijn han den voor zijn gezicht en barstte in snikkeu uit. Met tranen in haar ootren boog zijn vrouw zich over heni hoon. „Hm! Het ziet er nogal gunstig uit voor Sproetneus", mompelde het meisje. Als ze me nu maar kunnen verteller, waarom ze zoo lang zijn weg gebleven". En dat deden ze, zóó voldoende, dat het meisje con paar minuton later opsprong en Lord en Ladv O'More haastte om naar het ziekenhuis to gaan. ,.U zei dat do vrouw, die Sproet neus verzorgd heeft, dadeliik het por tret van zijn moeder herkende", zei liet- meisje. „Ik zou graag dat portret willen hebbon, en zij'11 kleertjes".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 5