HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
DE VONDELING
VRIJDAG 23 NOVEMBER 1923
- TWEEDE BLAD
No. 3255
Hoofdstukken over Vondel en zijn kring
Dr. Sterck,. van wien wij met ge
rustheid mogen zoggen dat hij ais
Vondel Kenner door niemand wordt
overtroffen, noen geëvenaard, heeft
zijn Vondei-stiidien an de laatste vijf
jaar m een boekdeel vercenigd met
oöuigc meueueenngen over 'iVs-^zlseha-
de. en de haren, Stalpart van der
Wielen en Anna Roemers. liet is, als
ik zoo zeggen mag, niet enkel e=n
boekdeel, maar ook een kloek deel,
een kwartijn met flinke letter gedrukt
en versierd met eenige prenten en
facsimiles. Tegenover den titel staat
natuurlijk het portret van Vondel en
wel dat van Bli. Koning, van onge
veer 1675. Wij zien Vondel daarop af
gebeeld met een kapje over de blijk
baar al schaarse haren, heldere oogen
boven den kloeken neus en uiterst
eenvoudig gekleed, in de zwarte jas
met do vierkante kraag.
ITet eerste hoofdstuk is gewijd aau
Vondels eeirst-gedrukle gedichten, o.a.
een, waarin hij als 20-jarig jongeling
afscheid neemt van zijn geliefde, wan
neer hij op reis moet. Ik neem daar
van eenige regelen over:
Stort dyno ghebeden
Als ik ben op leys
Opdat ick met vreden
Keer in dyn Pa leys.
Als Ocean woedigh
Het gantscho schip deyzen doet,
Door golven onspoedigh,
Zal ick an dy peyzen noedt.
„Over drie hekeldichten vau Von
del is de titel van hel tweede hoofd
stuk; Dr. Sterck beschrijit daarin o.a.
een hekeldicht tegen Morandt o,' Meu-
runt, Latijnsche Schoolmeester ;.un
de Uude Zpcle to Amsterdam. Hoe het
v&rsjo ontstond is een kluchtig ver
haal. Vondel komt in den boekwinkel
van Dirck' Pietersz Pers en vindt daar
een verzenbundel van Morandt, die
blijkbaar zijn verontwaardiging op
wekte; althans hij neemt een stuk
krijt van de toonbank en schrijft daar
pardoes zijn critiek op neer. Het vers
je, dat Pérs-na Vondels vertrek blijk
baar op vastercu ondergrond heeft
overgeschreven, is wat plat-, zoodat
ik het hier maar zal vervangen door
de paraphrase in proza, die Dr. Sterck
er zelf van ten beste geeft.
„De stank, in het schoollokaal van
Morandt, door de jongens veroorzaakt
deed hem verstikken, maar begeester
de hem tot liet maken van rijmen,
waaraan een luchtje is. Die stinken
de verzen zijn hem een tegengift, om
niet te bezwijmen in de pestilential©
lucht, waarin de oude best Gomme-r
steeds zit te zuchten. Die nu zeker wil
z'iin van zijn -gezondheid, die hale
Morandt, den Apotheker, die zulke
vieze verzen distilleert
Men nam .destijds niet altijd een
blad voor den moncl en Vondels afkeer
moét vooral zijn opgewekt door de
Gommaa-iaamche strekking, (de striid
tusschen Gommaristen en Arminiancn
woedde fel) die hij er in meende te
vinden.
Hoofdstak III bevat de Tessalica.
Tessslschade neemt, naar men weet.
in do Nederlandsche letterkunde een
heel hijzonder© plaats in; zij behoor
de tot den vermaarden Mujderkring
en als ik herinner aan de ivamon
I-Iuygens, Hooft, van Baerle, naar de
mode van den tijd met een Latijnschen
staart Barlaeus genoemd, is het dui
delijk, dat de bijzonders aandacht
van Dr, Sterck tot haar getrokken is.
In oen samenspraak tusschen Hooft
en van Baerle over do noodzakelijk
heid van het huwelijk wordt Tessèl-
schade met groolen lof beschreven.
Ik kom, zegt van Baerle, zoo juist
uit Alkmaar, de hoofdstad, van Noord
holland, waar Tesselschade woont....
Er is niets goddelijker en verhevener,
dan haar geest. Zij begrijpt hetgeen
gewone geesten niet kunnen bevatten;-
zij vertreedt met de voeten al wat
laag en gewoon is, daar zij in hare
beschouwingen lboven df» wolken is;
geestige spreekwijzen zoekt zij niet te
maken, traaar tze ontvloeien haar
mond; zij is scherpzinnig en welspre
kend in hare gezegden en antwoor
den. Zij schrijft verzen, niet in één
taal, maar in 't Nederlandse!),
Fransch en Italiaanse!) en zoo afge
werkt, alsof zij naar de lamp rieken,
maar vol diepzinnige heteekenis, zoo
dat gij na de tweede, ja na de derde
lezing steeds wijzer wordt. Ik zag in
haar huis de uitgezocht© voortbreng
selen van verschillende kunsten. En.
haar huisraad koopt zij niet, maar
zij maakt het zelf. Zij is van hare
schatten d© moeder, de gastvrouw en
de kunstenares. Zij schildert met het
penceel- en daagt Apelles uit; zij
evenaart Praxiteles door beeldhou
wen-, zij weeft en spint in Wedijver
met Arachno; zij ziugt om door Sap
pho benijd t© wordt 11; zij tokkelt de
luit als Orpheus of Amphion. Guirlan-
den en kransen van vruchten, blauen,
bloemen en schelpen verbindt en or
dent zij, dat men twijfelt of do na
tuur aan de kunst of de kunst aan de
natuur lesgeeft. Zij maakt bloemen
van stoffen, dal gi.i zoudt zworen dat
ze leven, Zij schrijft zoo nauwkeurig
en sierlijk, dat het meer te prijzen
valt. dan drukwerk
Do lofspraak gaat nog verder,
maar ik zal het hierbij laten, liet is
voldoende om to laten zien, ïioe
Barlaeus dezo vrouw, die ten over
vloed© nog een mooie verschijning
was bewonderde.
In hoofdstuk IV wordt aangetoond,
op gezag van den Dordreehtschen
archivaris van Dalen, wie de vrouw
van Roemer Visseher Was, het, vijfde
handelt over Vondel, Stalpart, van
der W ielen en Anna Roemers, 't zescle
over oudels vernouding tot, Hooit-,
die, om redenen, welke Dr. Sterck
mededeelt, onvriendschappelijk werd,
totdat do klove tusschen de heide
dichters niet meer was te over
bruggen.
Hoofdstuk VII is gewijd aan Von
dels „Gulden Jaer" van Mr. .loan do
Witte, dat dezen, toen hij zijn 50
jarige reclitspraebijk herdacht, in
1640 door den dichter werd toege
zongen. Heb Vondelmuseum bezit
daarvan een exemplaar, dab in goud
op blauw satijn is gedrukt, waar
schijnlijk heb exemplaar dab Vondel
aan de Witte heeft aangeboden, der
halve een unicum.
1-Ict begint aldus:
Der Rechtsgeleerden Pvoem de
Wit'
Sluit vijftighmaa.1 de groote zon-
neringen,
Na dat de wijsten aen het, pit
Van zijn vernuft hun deftigh zegel
hingen.
En wijdden 'b Wetorakel in
Dat met een vrij en onbevlekt
geweten
Zich sedert, vre-cmt van vuil gewin
In 't heiligh Recht op 't loflycksb
heeft gequeten.
Dies danck, o bloeiende Araster
laltit!
Den Vader der bedrückte Burgerye,
Dio tonnen schets, door klo.ock
verstant.
Ontzet heeft uit deli klaeira der
Geltharpye;
Den klaeun, die boedels rijt en
slyt.
Sijn tong en pen staen godloos
onrecht tegen
En blijven Themis 'toëgewijt.
Zoo gaat heb voort. De samen
steller ziet ill deze verzen da bedoe
ling, don advocaat te huldigen, die
Vondel vooral heeft bijgestaan iii dé'
iinancieele moeilijkheden, waarbij'
de oude vader Vondel nog betrokken
was, voordat hij zich uit de zaken
terugtrok.
„Vondel gehuldigd door St. Lu
cas" is het achtste hoofdstuk, de
vraag „heeft Vondel Zuid Nederland
bezocht waarover nogal verschil
van meeniug is, wordt behandeld in
het negende, „Vondel en de kring van
Dr. Fr. van den Enden" is het on
derwerp van het tiende hoofdstuk.
Hot elfde' behandelt- valsohe portret-
ton van Vondel, met een afbeelding
van een schilderij van Ferdinand
Bol, dat Vondel zon voorstellen. Ten
onrechte, gelijk Dr.. Sterckbetoogt.
Ook een schilderij door Hendrik Pot,
van iemand, gekleed als Arcadisch
herder, kan hij op goede gronden
niet als een portret van Vondel aan
vaarden.
Hoofdstuk XII is gewijd a-an Von
dels vriend Dirck van Rijswijck, hier
bij worden mooie afbeeldingen ge
geven van 's mans arbeid als goud
en zilversmid.
Het uitvoerigste hoofdstuk van den
bundel is XIII. „Uit liet Amsterdam-
sche tooneclleven op het einde der
XVIIIe eeuw.'' Dr. Sterck beeft altijd
en niet alleen in verband met Vondel,
veel belangstelling gehad voor het too-
nee!niet voor niets werd hij be
noemd tot lid der commissie voor toe
zicht op. onzen Haarlemscben Stads
schouwburg cn tot regeeringsverbegeu-
woordiger bij de toonneelschool te Am
sterdam.
De eerste regels v.an dit hoofdstuk
„de verminderende invloed van Vondel
op liet Amsterdamsche tooneel. in do
laatste 20 jaren van z'm leven, is vooral
te wijten aan'het optreden van Jan
Vos,'' kenmerkt de strekking.
Niet zoozeer omdat deze dichter-
glazenmaker de opvoering van Von
dels stukken tegenwerkte, als wel om
dat de strenge drama's van den een
niets hadden uit te staan met de spek
takels stukken met kunst en vliegwerk
van den ander. „Dansen van allerlei
fantastische personen en gepersoni
fieerde gruwelen, als Nijd, Oorlog,
Roof en Moord van elementen, Aarde,
Water, Lucht en Vuur, van de hemel
lichamen enz. behoorden tot do onmis
bare bestonddeelen van liet toenmali
ge drama."
In zekeren zin kan deze Jan Vos dus
een voorganger van de hcdcndaagsche
revue genoemd worden, ook omdat hij
oen groot gedeelte van het succes
zocht in den dans. Daarmee wou hij
ook de stukken van Vondel versieren
„ze behielden," zegt Dr. Sterck iro
nisch, „toch nog een goeden naam en
weren lang „kasstukken" geweesten
kele dansjes zouden aan Lucifer,
Jeplita en andere drama's weer een
duurzaam tooneelleven kunnen verze
keren.''
Niet opzettelijk heeft dus Vos, naar de
meeniug van den schrijver, het opvoe
ren van Vondels spelen tegengewerkt,
maar door gruweldrama's in de mode
te brengen, wist hij de grove hartstoch
ten van het publiek tc boeien, dat
daardoor van zelf van Vondels' ernsti
ge spelen- afkeerig werd.
Later, vooral door zekeren Bidloo,
zijn er toch stukken van Vondel uitge
voerd.
„Bidloo," zegt Dr. Sterck, „was dus
niet weinig ingenomen met do lappen
en het klatergoud, waarmede hij Von
dels meesterwerk omhangen en beplakt
had. Behalve de personen die Vondel
laat optreden, had hij er nog maar
oven aan toegevoegdde Nacht, Zorg,
Arbeid, Hemelraad (in drie personen)
Muzen, Ganimedes, Vesta, Iris de
Lucht, Tijd, Mereurius benevens de
volgende, zingende personages: Wak
kerheid, SlaapO) de vier getijden des
jaars, Hemelingcii, Brongodinnen,
Boschnimfen, Eeuwigheiden de vol
gende dansende: do Morgenstond en
zijn Gespeele, Ganimedes en twee He
melgeesten, De vier winden, Eolus
Gebrande Volkeren cn eindelijk de
zeven planeten, De curieuste verras
sing bij al dezen onzin was zeker wel.
dat de „Gebrande Volkeren", d. z. de
volken, die door bet nederstorben van
den zonnewagen met Phaeton gebrand
waren, ten slotte een dansje uitvoeren,
ter eere van Jupiter."
Tot mijn spijt heb ik geen ruimte meer
over, om nog iets anders to ontlee-
ncn aan hoofdstuk XIV, „een 17e eeuw-
sche buitenplaats in de Purmer," dan
dat daar op den „Oostcrweg" in de
tweede helft van de 17e eeuw, een
lusthuis van een rijken Amsterdam
mer, dat uitmuntte door fraaien bonn
en beroemd was wegens zijn tuinen met
groote broeikassen voor citroen- en
oranjebooraen.
~n dab in de Purmer. Er is niets,
dan houten hek van overgebleven.
Het slothoofdstuk is gewijd aan A!
berdingk Thijm en Vondel.
Laat ik hiermee, een overzicht van
dezen bundel eindigen, die. dank zij
Dr. Stereks talent om op vele histo
rische omstandigheden en gebeurtenis
sen een nieuw licht te laten vallen,
inderdaad vele interessante bijzonder
heden cvat.
J. C. P.
CHRISTELIJKE ORATORIUM-
VEREENICINC.
Men schrijft ons
Op Maandag en Dinsdag a.s. hoopt
de C. O. V. alhier haar als-jarig be
staan ie herdenken met de uitvoering
van „Saul" van Handel.
Voor deze jubileumsuitvoering zijn
als solisten geëngageerd de -dames
Mevr. Mac van Waay Dooremans, so
praan. te Dordrecht en Mevr. Koolho
venEyre Ashe, alt, tc Bloemendaal
en de heerea jac. van Kempen, tenor,
te Bloemendaal, Jac. Caro, bas, tc
Utrecht en A. Rijckx, bariton, te Haar
lem. Dirigent zal zijn de heer George
Robert, die, na het om gezondheidsre
denen bedanken van den heer Nico
Gerharz, de leiding- der C. O. V. op
zich nam. Het oratorium „Saul"' neemt
onder Handei's werken een belangrijke
plaats in. Wat de bewerking der stof
aangaat de Bijbelsche Geschied'
leverde het kostbare feitenmateriaal
kan men zeggen, dat Handel met groo
te juistheid de hoofdlijnen van het dra
ma, dat ons Koning Saul's ondergan;
schildert, heeft getroffen, waardoor het
werk (vooral in de bewerking van Chry-
sander) tot één der beknoptste en ge-
bondenste is geworden.
J ii zuiver muzikaal opzicht levert hei
oratorium weder een overtuigend plei
dooi voor het genie van dezen vrucht
baren componist.
Fi'isch, pompeus, dramatisch, ziehier
termen, die in ieder opzicht op dit werk
van toepassing zijn. De handeling vangt
aan met de schitterende viering van,
David's overwinning op Goliath, den
voorvechter der Filistijnen, welke strijd
ons nog weder in korte trekken v
gesteld wordt.
David's verhouding tot Saul cn zijn
betrekking tot Jonathan en Miehal lee-
cn we achtereenvolgens kennen. In
treffende koren wordt ons verklankt,
hoe Saul's hoogmoed en wangunst hem
een groot deel van zijn volk naar den
ondergang voeren.
Een prachtige tegenstelling tot de
sombere figuur van Saul, levert ons
hel vriendelijk beeld van den jongen
David, om wien Israël zich ca Saul's
dood, vol vertrouwen schaart.
Het jubelende slotkoor geeft ons vol
komen deze stemming van hoopvol ver
trouwen in de toekomst weer.
Dit slót," trouwens de gcheele behan
deling der stof, die ons zoowel Saul's
als David's karakter doet kennen, doet
ons dan ook voor dit oratorium eerdei
den titel „Saul en David" dan wel al
leen „Saul" verkiezen.
PADVINDERIJ.
Troep II der Kennemer
Padvinders.
In ons nummer van Donderdag 15.
November is „seeds medegedeeld, dat
troep II (oranje) der Kennemer Pad
vinders op Zaterdag 24 en Zondag 25
November zijn tienjarig bestaan hoopt
te vieren, o.a. met tentoonstelling en
verkoop van door padvinders gemaakte
voorwerpen en met een feestavond op
Zaterdag en Zondag.
Over dc geschiedenis van dezen troep
doelt Vaandrig Taco Smit, ons het vol
gende mede
Voor de eerste maal wordt over dezen
troep gesproken in hel Padvindersblad.
Jaargang No. 4, waarin verhaald wordt
van het oprichten van een Blocmen-
daalsch Vendel der Kenncmers door.
hun hoofdleider den heer II. Stinis. Op
verzoek der ouders hield dc heer Stinis
de leiding van dit nicuw-opgerichtc
vendel zelf in handen, totdat andere
maatschappelijke werkzaamheden, zoo
als hulpverlcening aan Belgische vluch
telingen en dergelijke', hem dit onmo
gelijk maakten. Veel uit dezen eersten
tijd is niet bekend. Geoefend werd op
Woensdag en Zaterdag; men hielp even
als <lc andere Kcnnemers voorzien in
behoeften, ontstaan door mobilisatie
cn de komst der vluchtelingen, zooge
naamde „Belangelooze Hulp".
Dc Paaschdngcn van 1915 gingen
naar het jaarfeest der Hagenaars
bléven daar eenige dagen. In October
werd als onder-vaandrig aan clen troep
toegevoegd W. de Jamaer. Tn' Fe
bruari 19:6 kwam de Troepbenaming
in gebruikBruin en Oranje (ondcf
Vaandrig Boekman) bleven buiten hot
gevormde Troepverband en als afzon
derlijke vendel* bestaan. In Maart reeds
verliet Vaandrig Boekman den Troep.
In April 1916 kwam weer een andere in-
dcelingBruin en Oranje maakten nu
samen Troep II uit. Diezelfde rodand
gingen eenige leden van onzen Troep
naar de vaandelaitrciking in De Bildt
(32 Kcnnemers waren aanwezig). In
Juni 1916 werd bet, wegens het verhui-,
zen van zijn leider. Hopman J. W.
Boissevain, naar Bloemendaal, een ge
woonte om daar aan tc treden. Dien
zomer kampeerde Oranje gezamenlijk
met Brons in Ilattuni (2329 Juli). Na
de vacantïe, toen de winter op komst
was, kwam weer de oude klacht slapte
en slechte opkomst bij alle troepen. In
1917 hielden wij een Pinksterkamp in
Castricuni en. een zomerkamp op de
zelfde plek. Van Oranje alleen van
242S Juli, met de andere troepen van
o16 Augustus. In het najaar nam
Hopman Boissevain ontslag, wat o.a.
gevolg had een tijd geen .verslagen
hel orgaan „De Padvinder", zoodat dc
geschiedenis gedurende geruimen tijd
naaien niet heel goed bekend is.
Dc winter 1917191S kenmerkte zich
weer door slapte in de beele afdecling.
In Maart werd de heer Jackson leider
van Troep II. Op den ipden Maart had
de vlaguitreiking plaats door Prins
Hendrik cn in April was (le Troep 2:
jongens sterk.
Een tijd van bloei scheen voor den
Troep in die lijden toch nog niet weg-
gelegd.
In begin 1920 werd aan den pa
trouille-leider Taco Smit dc dagelijk-
sche leiding van het troepje opgedra
gen, Troepleider was toen Hopman G.
L. Schepers. In April 1920 was dc
sterkte ongeveer 20 man. Hopman G. L.
Schepers schreef een prijsvraag uit in
het Troepkrantje „De Bloemendalers",
die een succes in de licele afdeeling
werd. In 1920 werd gekampeerd bij het.
Uddelermcer.
Ook in 1921 ging geen kracht van
den Troep uit. Er heerschte een zekere
lusteloosheid. ITet Pinksterkamp werd
weer bij Castricuni gehouden en
zomerkamp herbeTgde 7 Troep ll'ers in
de buurt van Oisterwiik, Op 1 Novem
ber 1921 moest Taco Smit wegens stu
dieredenen de leiding overdragen aan
Vaandrik Ylstra, die' echter .weer na
een paar maanden de leiding neerleg
de. Toe», tot de vacantia van 1922. hield
de patrouilleleider Ab van Ocffel de
teugels in handen, waarna Vaandrig
Taco Smit die weer overnam,
De gcheele afdeeling was slap in dien
tijd. In September (Troep II had toen
14 jongens) drong het besef hiervan tot
een ieder door; een vergadering van
leiders, patrouille-leiders en assistent-
Dingen die niet ledereen weet.
KAZEN EN KONIJNEN.
Voor de hazen en do konijnen wordt
liet zoo langzamerhand eeu moeilijke
tijd. Hl de lente en den zomer hebben
zo overvloed van voedsel. Zoolang de
sneeuw door de vorst nog niet hard
is geworden, vindon zo hier cn daar
nog wel een schraal maal, een dor
takje nemen ze dun voor lief, maar
bij vorst hebben ze hel hard to ver
antwoorden. Dan kan het zelfs gebeu
ren dat de honger de hun aangeboren
schuwheid overwint, en dat zc zich
heel dicht bij de woningen der men-
schen wagen, om te trachten zich iels
eetbaars te verschaffen. Met mag ver-
'onderrug wekken, dut de natuur, die
over het algemeen al haar scbepseleu
pasklaar voor hun levensomstandig
heden maakt, do haas op dat punt zoo
sleolit bedeeld heeft, dat, als de inen-
ïii het dier niet lot op zekere
hoogte in bescherming namen, het al
lang zoti zij 11 uitgestorven.
I'al van vijanden belagen hem en
ju jongen steeds. Vossen, marters,
ezels, roofvogels; de eksters en
raaien halen zelfs do kleintjes uit het
leger bij moedor haas vandaan, zon
der dat de haas zich ook maar op één
manier verweren kan. De eenige ma
nier om aan gevaar to ontkomen is
liet te outviuciiten, er bestaat geen
schijn van kans, dat hij liet kan over-
innen. Het leven van den haas is als
et ware één voortdurende vlucht, hij
heeft nooit bijna rust c-n moet voort-
duernd op zijn qui vive ziin. Zelfs ziin
slaap is onrustig, het minste gering
ste geluid doet hem wakker schrik
ken,, een heel korte, lichte slaap
wordt dan ook niet ten onrechte een
hnzenslaap genoemd.
Een haas maakt gem hol, zooals
liet konijn, maar 0511 „leger", dat wil
zeggen, hij maakt een kuil, waar hij
precies in past. Zijn witte buik en
borst liggen tegen den bodem gedrukt
011 zijn dus onzichtbaar, ziin bruint»
ligt eeliik niet den grond, de. 1
ge oefen liggen achterover op zijn kop,
en de groote oogen zijn bijna geslo
ten. De pels heeft naar den aard van
het dier of het op heide of op zand
leeft een donkerder of lichter kleur.
I-Iij vormt ijl zijn lcgor piet de omse-
ing dan ook zoo sterk één geheel, d?
mn het dier niet zou opmerken b
het voorb-ijloopen, als het niet- dik wij
op hot laatste oogenblik bii onze na
dering opsprong. Hij redt zich uit he.
vaar door groote zijwaartsehe, aci,
terwaartsche en voonvaartsehe spron
gen te maken. De honden, die door de
reuk'het, dier op het spoor móeten
blijven, raken er heel dikwijls dooi
in de \var. Den tijd. dien zii noodig
hebben, om het sboor weer te vinden,
heeft de liaas zich al weer benut om
een heel eind uit dc richting to ko-
1. Kwam het bij do vlucht alleen
op Snelheid aan, dan won bngetwïi-
fold de jachthond.
De handige manier van vluchten, cn
liet feit, dat moeder haas elk jaar ver
scheidene malen, jongen krijgt (onge-
eer 15 per jaar) is mode een der re-
lenen. (lat liet geslacht haas niet ul
ung van den aardbodem verdwenen
Een leere .zorgzame moe-Ier vin
den de kléine haasjes niet. Wan néén
ze in het leger geboren zijn, dan ver
zorgt en verwarmt moeder zc alleen
de eerste dagen, daarna moeten zc
maar voor zich zelf zorgen. Is het lek
ker zucht weer, dan gaat dat wel,
maar is hot guur en koud. dan sneu-
■elen er heel wat van dat jónge goed.
'oor in den bek hebben én hazen ën
konijnen twee paar tegenover <":aa,r
staande beitels die tot op het laatst,
toe scherp blijven. De bovenlip k ge.
spleten, daardoor wordt deze bij-het
knagen niet beschadigd en kan zij ook
de tanden bii hun werk niet hinderen.
Heeft liet dier het ongeluk een dor
twee boventanden té verliezen, dan is
het er slecht aan toe. De. ondertand
er tegenover groeit dan ongehinderd
door zonder af te slijten. Het gevolg
is. dat de bek niet meer gesloten kan
worden, het dier kan geen voedsel
meer tot zich nemen cn sterft. I-Ioo-.
wel dc konijnen wel even talrijke vijan
den hebben als dc hazen, is hun l.:vcn
minder moeilijk. Vooral ook. omdat
zij. niet zooals de haas ccn eenvoudig
leger maken, maai' een hol uitgraven
met verscheiden® toegangen. Zij ziin
dus niet zoo blootgesteld aan weer en
wind en aan hun vijanden. Is lilt koud
dan kruipen zij in hun hol. waar do
kou zo niet doren kan. De kleintjes
worden door moeder verzorgd en ver
troeteld. 'In het hol wordt een warm
wiegje gemaakt van grijze y.ol dio
moeder konijn zelf van haar lichaam
licfeft geplukt. De hulpeloosheid ven
die kleine wezentjes is. in vergelijking
met de hazerijóhgen, verbazend groot.
Ongeveer vier wéken zorgt de moeder
voor do kleintjes, dun zijn ze zoover,
dat ze vrijwel op eigen beenon kunnen
slaan.
Do uiterst fijne mik en liet gehoor
waai'schuwen de hazen cn konijnen
voor naderend gevaar. Vooral do ko
nijnen hréngïm. ook al door dat zii
zoo talrijk zijn, groote scha
de aan gewassen en te velde staande
groenten. Door het graven van hu:i
talrijk® holen, kunnen zo zundver-
schinvingen to weeg brengen, zooals
o.a. ©e'iiAgo jaren geleden, toon zij
groot gevaar hebben opgeleverd, door
liet ondergraven van don Zandvoort-
schcn tramweg. Doordat het geluk
kig tijdig is ontdekt, zijn ongelukken
\oorkomc-11.
Konijnen laten zich gemakkelijk ui
gevangenschap in leven houden. Ze
huppelen en "springen en snuffelen
hun geheèló loven door en als ze. maar
voldoende te eten krijgen, hebben ze
het best naar hun zin.
Zelden lukt het e'Plcr met een haas;
wanneer men hom zliu lievelingsplaat
do hazefikervel (Achillea millefolium)
kan geven, aangevuld met sa!ado,
ldaver, acaciabladeren en water, dan
gaat het wol eens. De hans laat z.leh
licht temmen, zelfs eenicszms afcich-
ten.
Indien ecii haas in het wild er 111
slaagt, aan al zijn belagers to ontko
men) dus vnib ouderdom te sterven,
dan kan hij in onze streken 7 a S jnnr
oud worden. Hazen- en konijnovellen
worden veel tot pelswerk verwerkt en
komen dan in den handel onder dert
een of onderen schoonen, „duur
klinkenden bonteaam.
De wintervellen ziin. evenals bij do
andere pelsdicron het mooist en het
dikst en brengen dus het meest op.
patrouilleleiders werd ia het Clubge
bouw bijeengeroepen. Het devies luidde
toen Er moet gewerkt worden!!!
Bijna gelijktijdig gingen de Troepen
II en III aan den slag. Beide troepen
voerden het patrouillesysteein in. Troep
II ging in groei vooruit. 1 November
14 jongens. 1 Januari 15, daarna lang
zamerhand klimmend tot 32 in Juni,
waarna de aanneming stopgezet werd.
In de Paa'schvacantic maakten wij een
tocht naar Zaandam en naar Groole's
Cacao-fabriek ;e West'zaan. In Mei
kreeg Troep II eindelijk een clublo
kaal den zolder van het clubgebouw
aan de Rolbuizen. Vendelsplilsing, ten
doel hebbend om de Bloemendaalsche
jongens 111 Bloemendaal tc blijven lascn
verzamelen, kwam in Juli tot stand en
in diezelfde maand werd de kroon op
het werk gezelde tocht naar Bc-lgië,
Ccn gebeurtenis in Troep- en Kample
ven, die wij te danken hebben aan den
voorzitter van onze vcreeniging, dea
lieer Mr. B. W. Yiëior. Gedurende dien
tocht waven we tegenwoordig bij de
huldiging van de Koningin door de
Padvindeis op de heide bij Asseh. Hier
waren S5 Kennemer Padvinders ver
cenigd, waaronder 27 Troep ll'ers;
voorwaar een tceken van grootere ac
tiviteit onder de Keunemers in he;
algemeen en Troep II in het bijzonder.
In September droeg Vaandrig Taco
Smit aan den inmiddels ook Vaandrig
geworden Ab van Ocffel wegens studie
redenen de leiding over, in dc zeker
heid, dat de koers, die den laatsicn
tijd gevolgd was, voortgezet zal worden.
SLLMTINC.
DE VERPLICHTE WINKEL-
OVer 'deze zaak ontvingen wij ccn
brief vau den heer W. Dysennck,
waaraan wij het volgende ontlecnen.
De lieer Dyserlnck spreekt in de
i-erstc plaats als zijn meening uit, dat
niet alleen volrsckcidcne winkeliers
bezwaren hebben tegen de verplichte
winkelsluiting maar ook vele nieb-win-
keliers. Daarom zullen zeker ook dc
Ituilslén liet toejuichen dat er plan
nen bestaan voor hel houden van een
enquête. De verplichte winkelsluiting
zoo oordeelt- inzender, is eon inbreuk
op de persoonlijke vrijheid en onbil
lijk, 011 do toestanden in het winkel
bedrijf in Haarlem waren voordat
de verplichte winkelsluiting werd in
gevoerd. zeker niet minder
dan tegenwoordig.
De gemeentebelangen eischcn voor
spoed cn welvaart van de inwoners-
Deze belangen zullen niet geschaad
worden door don winkeliers wi-cr lnm
volle persoonlijke vrijheid terug tc
geven. Dc concurrentie is een kwes
tie die clen winkeliers zelf aangaat
en die concurrentie mag niet bestre
den worden door een verplichte win
kelsluiting. Er moeten lioOgo be
lastingen betaald worden en den win
keiiers, moet een vrijheid gelaten
worden het geld voor dio belastingen
ook des avonds te verdienen. Uitzon
deringen moeten nuar de meening
van den lieer Dyserinck niet gemaakt
worden: ook voor den winkelier die
e'eaaïlleÉoo
Vertaling naar het Engelsch van
GENE STRATTON PORTER.
34)
Zu greep de krant, liep naar heb
kantoor en legde het kaartje van Lord
O'more; neer.
,,ls mijn oom al weg?" vroeg ze
.vriendelijk.
De verbaacde klerk ging een stap
achteruit en trapte op de teenen van
een piccolo.
„Lord O'More is ir. zijn kamer", zei
hij met een diépe buiging.
„Fijn," zei het meisje terwijl ze het
kaartje weer op nam, „ik dacht dat
hij misschien al weg was. Ik wou hem
graag spreken."
De klerk duwde den piccolo naar het
meisje toe.
„Breng de Freule naar de lift- en
naar de kamers van Lord O'More",
zei hij, en boog als een knipmes.
„Merci," zei het meisje, met een
knikje en liep met den jongen mee.
Even later tikte de piccolo, op een
deur, die onmiddellijk open gingeen
bediende in livrei hield haar een kaar-
tonschaal voor. Door de open deur
lcwarn er tocht jn de kamer, zoodab er
een gordijn op zij woeien in de kamer
er naast,in een grooten stoel, met een
krant in zijn handen, zat de man, die,
ongetwijfeld, familie van Sproetneus
Met volmaakte zelfbeheerscking
legde het meisje Aord O'More's kaar
tje op de schaal, liep den bediende
voorbij en stond voor den man in de
andere kamer.
„Goeden morgen!" zei ze kalm-en
beleefd.
Lord O'More zei niets. Hij bekeek
baar onverschillig met een soort van
kalme nieuwsgierigheid tot ze een
kleur kreeg en haar hart begon te
kloppen.
„Wel, lieve kind zei hij ten slotte.
„Wat kan ik voor je doen?"
Dadelijk werd het meisje verontwaar
digd. Ze was haar heele leven volko
men vrijheid gewend, maar altijd zoo
met eerbied behandeld, dat ze zijn blik
en zijn woorden bijna beleedigend
vond. Trotsch hief ze het hoofd op.
„Tk ben uw „lieve kind" niet", zei
ze, langzaam ©u duidelijk. „Er la
niets ter wereld, wat u voor mij kunt
doen. Ik ben hier gekomen om te zien
of ik iets iets heel belangriiks vcor
11 kon doen; man.' als ik u uiet aardig
aind, doe ik het niet".
Toen staarde L©rd O'More 'mar'ver
stomd aan. Plotseline barstte hij in
een lud gelach uit. Zonder haar hou
ding of de uitdrukking van haar ge
zicht te veranderen, keek het meisje
hem strak aan.
Zo hoorde het ruisohen van zijde en
oen mooie vrouw met zwart haar en
echts lersche blauwe oogen, Ikwam
naar Lord O'More toe, greep hem bij
zijn arm en schudde hem ongeduldig
heen en weer.
„Terence! Heb je je verstand 'Ver
loren?" vroeg ze. ,.1-leb je niet ver
staan wat liet meisje zei'? Kijk eens
naar haar gezicht.! Kijk eens wat ze
heeft!
Lord O'More opende de oogen en
ging rechtop zitten. Hij keek niet aan
dacht naar het gezicht van het meisje
en dat beviel hem plotseling zoo goed
dat ze het moeilijk vond om haar vol
genden raad op te volgen. Hij stond
dadelijk op.
„Neem mij niet kwalijk", zei hij.
„Om u da waarheid te zeggen ga ik
erg teleurgesteld uit Chicago weg.
Dat maakt me bitter en hard, Ik dacht
dat u weer een van dio zonderlinge,
nuttelooz© menschen was, die me
voortdurend komen lastig vallen, en
ik was onverschillig. Vergeef me -
en vertel me waarom hier gekomen
„Als ik u aardig vind", zei liet
meisje kalm, „anders niet".
„Maar ik ben verkeerd l eaonnen.
en nu weet ik niet wot ik doen moet
om te maken dat u mo aardig vindt",
zei Lord O'More, met berouwvolle
stem.
I-Iet meisje vond zijn stem prettig.
Ilij sprak zacht en 'vlot, een klein
beetje lerscli en liet herinnerde haar
sterk aau Sproetneus. Maar het. was
een zaak -van liet grootst© gewicht,
7.0 moest zekerheid hebben; en ze keek
naar de mooie vrouw.
„Is u met hem getrouwd?" vroeg zo.
„Ja", zei deze „ik ben zijn
vrouw",
„Het vogel vrouwtje zegt", zei het
meisje peinzend, „dat niemand op de
heel© wereld de deugden en ondeug
den van een man beter kent dan zijn
vrouw. Wat u van hem denkt moet
voor mij voldoende zijn. Houdt u van
hem?"
Ze deed de vraag zóó ernstig, dat
Ilij ook even ernstig werd beant
woord. Ze wreef hot donkere hoofd
even langs den mouw van Lord
O'More.
„Meer dan van iemand anders op
de wereld", zei Lady O'More dade
lijk.
Het meisje peinsde even; toen vroeg
ze:
„Ja maar heeft u wel iemand an
ders van wien u meer zoudt kunnen
houden, als hij het niet waard was?"
„Ik heb drie zoons van hem. twee
dochtertjes, den vader, een moeder en
verscheidene broers en zusters", was
liet antwoord.
„En houdt u liet meest van hem?"
drong het meisje weer aan.
„Ik houd zooveel vau hem dat ik
de anderen allemaal met droge oogen
zou kunnen afstaan, als ik er hem
door redden kon", zei zijn vrouw.
,,0!" riep liet meisje uit. ,,0!'
Ze keek Lord O'Moro aan met haar
heldere oogen en se.hudde liet hóófd.
„Dat zou ze nooit, nooit kunnen!"
zei ze. „Maar liet is een groot com
pliment voor u dat z© denkt dat zo
het, kan! Ik zal u geloof ik maar ver
tellen waarvoor ik gekomen hen".
Ze legde de krant neer en wees op 'l
portret.
„Toen u een kléine jongen was,
noemden de menschen u toen Sproet
neus?" vroeg ze.
„Een massa van mijn vrienden noe
men 111 ij nog zoo tot op den huldigen
dag", antwoordde Lord O'More.
Hèfc meisje glimlachte.
„Ik was er wel zeker van", zei ze
vriendelijk.
„Zoo noemen we hem en hij lijkt
zoo op u ik betwijfel heb of een van
uw jongens meer op u lijkt dan hij.
Maar liet is al twinti-r jaar geleden.
Het schijnt me too dat u er lang mee
gewacht heeft voor u hier kwam!"
Lord O'Mcre greep het meisje bij
haar pols. en zijn vrouw sloeg haar
arm oni haar heen.
„Kalm aan, kind", zei de man met
heesche stem. „Laat mo niet- denken
dat je me op 't laatste oogenblik neg
bericht van den jongen bréngt, als jo
hot niet heel zéker weet".
„Het .is in orde", zei hel meisje,
,,\v© hebben hem en er kan neen spra
ke zijn van een vergissing. Als ik niet
naar dat gesticht gegaan was om zijn
kleertjes t© halen en ik luid niet van
u gehóórd en u opgezocht cn ik
was u op straat, of waar dan ook te
gengekomen. dan zon ik 11 gevraagd
hebben wie u was, alleen maar omdat
hij zoo op u lijkt. Hot is in orde. Ik
kan u vertellen, waar Sproetneus is;
maar of u het verdient te weten is
weer een antiore kwestie!"
Lord O'More hoorde haar niet. lliji'
viel in zijn stoel lieer, sioeg zijn han
den voor zijn gezicht en barstte in
snikkeu uit. Met tranen in haar ootren
boog zijn vrouw zich over heni hoon.
„Hm! Het ziet er nogal gunstig uit
voor Sproetneus", mompelde het
meisje. Als ze me nu maar kunnen
verteller, waarom ze zoo lang zijn weg
gebleven".
En dat deden ze, zóó voldoende, dat
het meisje con paar minuton later
opsprong en Lord en Ladv O'More
haastte om naar het ziekenhuis to
gaan.
,.U zei dat do vrouw, die Sproet
neus verzorgd heeft, dadeliik het por
tret van zijn moeder herkende", zei
liet- meisje. „Ik zou graag dat portret
willen hebbon, en zij'11 kleertjes".