HAARLEM'S DAGBLAD
VAN ONZEN REIZENDEN
REDACTEUR
FLITSEN
DONDERDAG 20 AUG. 1925 TWEEDE BLAD
(NIEUWE REEKS).
N*. 260
HET LAND VAN HET HOUT
Als kind woonde ik in een haven»
6tad! Mijn grootste vreugde was het des1
zomers in de haven te zijn op de hout»
schepen, die van Zweden en Finland
kwamen. Wij speelden als jongens op
de schepen, uren lang! Wij klommen in
de masten, jongs de ra's en tot het uitcr»
stc puntje van den boegspriet, wij za
ten dan weer boven, dun weer onder in
het schip en waren de beste maatjes
met den kapitein, de stuurlui en den
kok. die over het scheepsbeschuit ging.
Ik had maar cén wensch: ééns in mijn
leven desnoods als scheepsjongen of
koksmaat met zoo'n grootcn drie»
master over de zee te mogen varen
naar cén van die havens daar ver in
bet Noorden, waar al dat hout van»
daan kwam. O, ik weet nog. hoe één
van mijn vriendjes met „De Stad Steen»
wijk" een grootcn dricmast-schoencr,
Uitvoer naar Wiborg en hoe wij allen
hem benijdden. Dagen lang had ik rond»
gcloopen met het plan mij in een ruim
tusschen kisten of in een kajuit onder in
een bank te verbergen om dan. éénmaal
buitengaats, te voorschijn te komen en
te roepen: „Hier heb je mij'. Ik ga
mee!" Ik zag mijzelf al met mijn vrind
in Wiborg. aan de Finschc Golf. vlak bij
Petersburg. maar toen de morgen kwam,
dat het schip uit zou varen en ik aan
boord wilde gaan om een geschikte kist
of een bank uit te zoeken, die ik in
mijn hart hoopte nooit te zullen vin»
den want een Michiel de Ruytcr was
ik meer in mijn fantasie dan in werke
lijkheid toen joeg de kapitein mij al
weer naar den wal, voordat ik nog op
de verschansing zat. Zoo moest ik met
mijn makkers op het uiterste puntje
van de havenpier „de Stad Steenwijk"
met volle zeilen naar Wiborg zien ver»
trekken zonder mij. Ik zie nog mijn
vrindje, den jongen brani, die als
schcepsmaatje zijn eerste zeereis maak»
te. op het achterdek staan, wuivend met
zijn pet naar ons. de makkers, die ach
ter bleven en terwijl ik hem weg zag
varen, vroeg ik mij af: „Wanneer ik?
Wanneer ik?"
Het moest bijna 40 jaar duren, voor»
'dat ik er heen ging en mijn grootste
verrassing was. dat het toch nog ge»
beurde. Want Wiborg ik wil het wel
graag bekennen had ik al jaren lang
afgeschreven. Het is het toeval ge»
w-ccst, dat mij er heen heeft geleid. Ik
weet. dat ik Wiborg met andere oogen
heb gezien dan mijn collega's. Voor de
confraters was het een havenstad als
al de andere, voor mij was het de stad,
waarheen ik vroeger, in mijn verheel»
ding, al honderdo malen heengevaren
was. Want daarheen immers gingen de
schepen, waarop ik speelde als knaap,
van daar kwamen ze gezeild, de I.nura,
de Frisia, de Stad Steenwijk, vol gcla»
den met hout. Het was het „beloofde
land", waar mijn gedachten inct de
schepen altijd waren heen gegaan t
dat ik onverwachts nu toch n<
binnentrad. Het was mij, of het kind,
dat er van gedroomd had, naast mij
stond, toen ik als man door Wiborg's
haven voer.
Wie in Holland een boot met hout
Siet binnen komen, heeft geen flauw
vermoeden van de verre, lange reis,
welke dat hout reeds heeft gemaakt.
Want de tocht over zee is er maar een
heel kort onderdeel van! Het is reeds
maanden en maanden onder weg en het
meest werkwaardige is, dat het zijn
tocht van de bosschcn naar de zee door
het uitgestrekte Finland voor het groot»
ste deel „op eigen houtje" heeft afgc»
legd.
Onze weg door Finland heeft dien van
der. balk herhaaldelijk gekruist: wij
hebben zijn levensloop kunnen volgen
„van het wicgskt tot aan het graf", van
het oogcnblik, dat hij als jonge, krachti»
ge stam langs de heuvels naar beneden
in het water „rutschtc" tot het moment,
dat hij tot lucifers verknepen
splintcrd in lucifersdoosjes verdween of
vermalen en verwaterd als papier om
een cylinder werd gcFold. In de rivieren
van het hooge Noorden zagen wij zijn
„doop". Als een schip van de werf zoo
'tjorapt hij langs de houten goot naar
beneden in het water, duikt geheel on
der, schiet dan naar boven, dompelt
weer onder, komt opnieuw boven, en
trilt en siddert in het over en onder hem
door stroomende water als een jong
veulen, dat voor het eerst in de wei
komt. Eén oogcnblik is het, of hij nog
aarzelt, niet weet, waarheen hij moet
gaan; dan neemt de stroom hem op,
sleept hem mee op z.ijn weg naar de
zee; de reis naar beneden door stroom»
versnellingen, watervallen, rustig vlie»
tende rivieren en cindclooze meren
vangt aan.
Men ziet ze overal in de rivieren van
Finland, de voortdrijvende balken.
Am een uit elkaar gestagen leger, da:
langs een en dcnzclfden weg voortholt
en voortraast, most ik telkens weer
denken, wanneer :k de balken in einde»
loozc stoeten buitelend en steigerend.
dof»plompcnd achter elkander door de
watervallen naar beneden zag storten,
of wanneer ik ze als een bandelooze,
opgeloste bende, alle verspreid, ieder
op zich zelf, m de rivieren zag voort
glijden. Maar allen weten -zij als trek»
vogels met zekerheid hun weg, vol»
gen zij den stroom tot uau de meren,
waar het water stil staat en zij kalm
blijven drijven, niet wetend, waarheen
verder te gaan. Daar wachten zij
als uitgeput van hun vaart door
stroomversnellingen en watervallen
rustig, tot de mcnschcn komen, die hen
•verzamelen in grootc stevige vlotten
en hen door stoombootcn laten voort»
slepen, als een geordende legerschaar
nu, in gansche secties en compagnieën
achter elkaar, vereenigd. of als een ko»
lossale phalex ongesloten in een reus»
achtigen driehoek van aan elkaar ge»
hechte balken Zoo worden zij voortgc»
sleept tot aan hot einde van het meer
naar een andere nvjer, waar zij opnieuw
worden losgelaten om in bandelooze
horden hun vaart naar beneden op»
nieuw te beginnen.
Achttien maanden duurt soms zoo'n
reis van een balk van zijn bosch tot aan
zee. In de wintermaanden gekapt
des zomers is het daarvoor te vochtig
worden de stammen in den zomer
r gelaten om de reis naar de
zee te aanvaarden.
Van November tot Mei „overwinte»
ren" zij, ingevroren in een rivier of een
meer, om in h« volgend reissci/oen
-erdcr te trekken. Hoe groot het
aantal balken is, dat de tocht over de
Finsche wateren maakt, daarvan kan
ten Hollander zich nauwelijks een
voorstelling maken. Het zijn er m:l»
lioencn en miLlioencn. Alleen bij Kotka
cén der houthavens aan de Finschc
Golf passceren jaarlijks 6 milliocn
balken en de export van hout uit Kotka
bedraagt nog niet het twee derde van
it uit Wiborg.
Men denke echter niet. dat al deze
te -water gelaten balken de zee ooit bc»
reiken. Milliocncn balken worden op
hun tocht naar beneden op vergaar»
plaatsen opgcvischt, alle balken- wor»
den in het bosch „gemerkt", zoodat
iedere firma weet, welke balken voor
haar en welke voor de maatschappijen
benedenstrooms bestemd zijn om in
de fabrieken van Kvramepe, Enso, Ka»
jaane, Kuop-.o en Varkaus ik noem
slechts de voornaamste door ons be<
zochte fabrieken tot cellulose en
papier ïe worden versplinterd. verma»
'en en verkookt. Want Finland bestaat
en leef: voornamelijk van het hout. De
bosschen beslaan meer dan de helft der
oppervlakte van dit land, dat elf maal
zoo groot is als Nederland en 80 pro
cent van den hceien export uit Finland
bestaat uit hout of uit producten, die
van hout afkomstig zijn.
Ik ban altijd -wat huiverig voor een
opsomming van cijfer», omdat cijfers
een artikel zoo licht dor en vervelend
kunnen maken. Maar wanneer ik wil
vertellen van het hout in Finland, zal
ik toch ccnige cijfers moeten geven,
omdat die beter 'n denkbeeld van den
houtrijkdom van Finland en de waarde
ervan voor dit land zullen geven dan
lange beschrijvingen. Er zijn maat
schappijen in Finland zooals het
GutzcihConcern. dat voor 87 procent
aan den staat behoort die over
435.000 H.A. bosch beschikken. De pa»
pier» en cellulose fabrieken van Kym»
mene de grootste van Finland
hebben een bezit van 250.000 H A.
bosch. de fabrieken van Ahlstrom zelfs
van - 860.000 H.A. In de fabrieken te
Kymrnene en Voika alleen worden per
jaar 2 1:2 tot 3 milliocn boomstammen
verwerkt. En nu heb ik nog niet eens
de fabrieken van Orj. H. Saastamoincn
te Kuopio en d* wereldberoemde zage
rijen van de firma Hackman te Uuras
bij Wiborg en die van Varjakka bij
Uleaborg genoemd.
i In het geheel wordt er in Finland
ongeveer 40 millioen kubieke meters
liout pui' jaar gekapt. Het spreekt van
teil, dut widen de Finnen kun land
liet op den duur untbosscheu zij er
voor mouten zorgen, dat de aanplant
steeds gelijken tred houdt met het ver»
bruik dan wel die overtreit- Dit is
een levensbelang voor Finland, dat
voor zijn export bijna geheel op zijn
bosschcn is aangewezen. In de laatste
jaren overtreit de aanplant het ver»
bruik met 4 milliocn kubieke Meter,
zoodat Nederland r— dat van alle lan»
den der wereld in 1924 de tweede
plaats inDam voor den import van
Fmsch hout voorloopig nog niet be»
•rcesd behoeft te wezen, dat Finland
spoedig uitgeput zal zijn-
Vroeger ik herinner mij dit nog
uit mijn jongensjaren werd het hout
uitgevoerd; thans niet meer! Een
balk, die aan het einde vau zijn reis
gekpmen, moet het leven derven.
Na zijn moeizamen tocht van 18
maanden wordt hij door twee ijzeren
klauwen vastgegrepen en door een ket»
ling opgesleept. Duar wachten hem
dreigend, als guillotines, de altijd op en
neer gaande zagen, die dug en nacht
hun werk doen! En zij doen het per»
feet- binnen 1 of 2 minuten is het
met den balk, die waterval en stroom»
versnelling trotseerde, gedaan de al»
door op en neer gaande machines za
gen hem in mootjes als een „stapel
planken" verlaat hij de zagerij.
Maar dit is niet het lot van alle
balken, die van de heuvelhellingen in
het Noorden zoo lustig in het water
plompen. Er zijn er milliocnen, die op
hun reis naar de zee half weg worden
opgepikt en in machines worden ver»
malen, geslepen, verstumpt en gekookt,
zoo lang, tot zij als vellen cellulose
()f dikke rollen papier de fabrieken ver»
aten- Dertig uur zoo vertelde men
mij duurt het proces van balk tot
papier- Een leek staat altijd star»ver»
baasd voor alles, wat machine is en
ook wij hebben vol verwondering, niet
begrijpend, staan kijken naar de meer
dan 120 Meter lange machine, waarvan
tenslotte het tot papier vermalen meng»
set, dat eens een balk was, met groote
snelheid afdraaide en rondwentelde tot
rollen van 7 1/2 KM- lengte toe- En
dan te weten, dat alleen in de fabrle»
ken van Kymrnene en Voika per dag
1000 zulke rollen krantenpapier, dat is
dus 7500 K-M- worden afgerold!!!
Maar het meest heeft mij nog ge»
troffen de lucifersfabriek van Oy Savo
te Kuopio, waar \vy zagen, hoe stam»
men van esschenhout door groote ma»
chinefe zoo lang geschild, gekruld, ge»
schaafd, gekapt gedroogd en gekorven
worden, tot zij, netjes in kleine doosjes
verpakt, als lucifers de fabriek veria»
ten. Het was misschien, omdat wij daar
het hecle proces van balk tot lucifer
zoo gemakkelijk konden volgen, dat
deze fabriek onze grootste belangstel»
ling had- Alles tot het opplanten van
de phosphorkoppen en het verpakken
van 43 stuks telkens tegelijk in
de doosjes gebeurde er machinaal-
Het was voor den leek zoo ingenieus,
dat ik, als een oude hofjesjuffrouw
mijn hoofd stond te schudden en maar
aldoor riep „Hoe vinden zij het uit?
Hoe vinden zij het uit?"
De zagerijen, de cellulose» en papier»
fabrieken, zij waren zeer interessant,
mnnr ik moet toch bekennen, dat ik in
Finland de kramp in miin kuiten
kreeg, enkel van schrik, als ik in
verte maar het dak van een zagerij
of een cellulose»fabrick ontdekte- Want
geen zagerij er zijn er 500 in Fin»
land! werd ons bespaard, geen ccllu»
loscfabrick mochten wij p&ssccTen, zon»
der eerst met dichtgeknepen neus
wegens de zwaveldampen tusschen
de gloeiende ovens een wandeling te
hebben gemaakt- Veinst u nog maar
eens belangstelling, als u uw tiende za>
gerij betreedt, lacht u nog maar eens
vriendelijk geïnteresseerd, wanneer u
voor den zoovcclstcn keer een ccllu»
losefabriek bezichtigt, die er precies
eender uitziet als de ccIlulosc«fabrieken,
welke u gisteren, eergisteren eti voor»
eergisteren hebt lit zocht. Dat zet ik
den meest hoffelijkcn menschl Aan
fabrieken hebben wij ons in Finland
„overeten"-
Neen, dan verwijl ik met mijn ge»
dachten liever nog eens in de havens
van Kotka, Wiborg en Uleaborg! Wat
een weidsch gezicht zoo'n onmetelijke
houthaven! Naast" de stoombooten en
de oude driemasters ik telde in de
havens van Kotka alleen 19 zeilschc»
pen! lagen de „promen". grijze ar»
ken, volgestapeld met hout! En overal,
waar mijn oog ging, zag ik die grijze
promen me: hout! Aan een drijvende
stad van arken deden al die promen mij
denken.
Ik ben er doorheen gevaren met ver»
heugd gemoed, blijde, dat ik toch één»
maal in mijn leven mocht zien de hu»
vens, waarvan ik als kind zoo dikwijls
had gedroomd-
J. B- SCHUIL.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 374
VACANTIEBRIEFKAARTEN
Besluit dat zij juist voor
het eten nog tijd heeft
om een briefkaart te
schrijven
vraagt aan haar man of
Mientje deze kaart mooi
zou vinden of zou ze er
liever een van het mo»
nument hebben
besluit er in ieder ge
val maar een kruisje bo<
ven te zetten
stopt de kaart weer in
haar tasch in afwachting
van een postzegel en
vindt haar terug na de
vacantie.
(Nadruk verboden).
De pensioenen voor land
en zeemacht
De nieuwe uitbetaling
De nieuwe wijze van uitbetaling van de
pensioenen van land en MMnacht schijnt
nog niet eoo vlot te gaan test de Tel. Ook
blijken velen er nog niet van od de hoog.
ie te eijn. Zoo etonden vanochtend in de
Hand hoogstraat eenige ouden van dagen te
pruttelen, omdat zij het pensioen nog niet
hadden ontvangen, terwijl het de 19de
dag was.
Do Baak zit zoo. Sinds de oDheffine van
do betaalineesterekanloren en da intrek,
king van do bepaling, dat voor het verkrij
gen van het pen6ioen eerst een attestatie
»lo vila moest worden overgelegd, worden
de pensioenen van het departement in Den
Haag per postchèque uitbetaald. Vandaar
ook, dat de openbare kennisgeving van het
bestuur dat de pensioenen uitbetaald wor.
edn. vervallen is, en niemand dus naar
de Hand hoogstraat behoeft te gaan om
deze pensioenen.
Nu hapert er echter nog wat in deze
nieuwe wijze van uitbetalen. Zoo hebben
verschillende personen, die er voor in aan.
merking kwamen, nog g&en ehèquA gekre
gen. Ook aijn er eenige onbestelbaar teru<
gekomen, welke naar het Bevolkingsre
gister zijn opgezonden voor de goede
ndreseen.
Ernstig auto-ongeluk bij
Roosteren
Eén doode en één zwaar
gewonde
Een tweetal beeién uit Echt. die Dins,
dagavond omstreeks 10 uur met een auto
van Maaseyck huiswaarts keerde, ge
raakte voorbij Boosteren met den auto
den weg. waardoor de wagen kantelde en
beide inzittenden eruit werden geslin
gerd.
De heer Weeda werd on slag gedood de
andere inzittende, de heer Kuipers, werd
zwaar gewond opgenomen. Men vreest
voor zijn leven.
MEDEDEELÏNG VAN DE VEREENIGING
„HET NEDERLANDSCII KANKER.
IN8TITUÜT."
Door den onlangs te '6-Gravenhage over
loden heer J. G. A. N. de Vries is bii
uiterste wilsbeschikking aan de vereeni
ging „Het Nederlandsch Kankerinstituut'
een som van f 20.000 gelegateerd.
Waar de gemeentewet niet
in voorziet
We lezen in de Tel.:
Een ingezetene van Amstelveen wil»
de burgemeester Colijn gaarne spreken,
in verband met het feit, dat een parel»
culierc nachtwaker een door hem des
nachts aangehouden persoon niet aan
de politic n*d kunnen overgeven, daar
dat... de inspecteur met vacantie was.
het politicbu-eau nog gesloten was. om»
Toen de bovenbedoelde Amstelveen»
sche burger telefonisch wilde vragen
wanneer de burgemeester even te spie»
ken zou zijn, werd hem geantwoord,
dat zulks niet kon. daar de burgemees»
ter per auto naar Borculo was. Toen de
vrager zich dan gaarne met den wet»
houder wilde tevreden stellen, die op
het oogcnblik loco»burgemeestcr was,
vernam hij, dat ook dat niet gaan zou,
want de burgemeester, secretaris, wet»
houders en de geheele overige vroed»
schap waren gezamenlijk per auto naar
OosriNcdcrland afgereisd.
Ziedaar een der gevallen, waarin de
gemeentewet niet voorziet. Wel zegt
art. 77, dat_ bij ongesteldheid, afwezig»
hcid of ontstentenis van den burge»
meester; deze vervangen moet worden
door een wethouder, door B. en W. aan
te wijzen, en dat, bij ongesteldheid of
ontstentenis van alle wethouders, het
oudste lid in jaren van den raad. dat
aanwezig is, als burgemeester optreedt,
tenzij de raad een ander lid met de
vervunging belast, maar... aan de mo»
gelijkheid van een collectief uitstapje
an volledig dagclijksch bestuur, plus
roedschap, heeft de wetgever blijk»
baar niet gedacht.
CHOLERA?
In een pand aan den Schiedamschen
dijk te Rotterdam is een vermoedelijk
geval van cholera geconstateerd, meldt
de ...Msh." Een stoker, die met het Ne»
dcrlandsche stoomschip „Maas" den
tienden dezer hier was aangekomen uit
Uleaborg (Finland) is in het pand ziek
geworden. De geneesheer meende aan>
vankelijk met cholera te doen te heb»
ben. doch toen de zieke naar het zie»
konhuis aan den Bergweg was overge»
bracht, constateerde men daar een
moedelijk geval van cholera. Met
kerheid kon de ziekte nog niet worden
vastgesteld dit zal op het Rijks»labo»
ratorium te Utrecht worden uitge»
maakt maar er werd toch te over
reden gevonden, om het betreffende
pand in observatie te nemen en alle
maatregelen te nemen voor de ont»
smetting.
Het motor-ongeluk bij
Amersfoort
Omtrent de juiste toedracht van het me*
tor-ongeluk bij Amersfoort op Zondag 1-L
word-, nog het volgende gemeld:
's-Morgens om ongeveer half echt, is
een duopaewrier, de 31.jarige J. r. d. H-,
Amsterdam, die met zijn zwager N. H,
eveneens uit Amsterdam, naar de verwoes.
tingen in Borculo z»du gaan kijken, van
3e zitting gevallen nabij de boerderij
„Vinkenhoe: te Hoevelaken. Voteens
ooggetuigen zou de heer v. d. H. reeds
eenigen tijd van te voren hebben geslin
gerd; vermoedelijk is hij onwel geworden
en daarna van de duo gevallen. De be.
stuurder, die langzaam bad gereden en
het lijden merkte, dat er iete bijzon
dere gaande wae, stopte direct en zag, dat
zijn zwager aan den weg lag. Er word di.
geneeskundige hulp uit Amersfoort
ontboden, waarop Dr. Aghna kwam, d:e
het slachtoffer naar het St. Elizabeths^ie.
kenhuls bracht. De arts constateerde m.
>nd:ge beschadiging der hersenen. Om
half zes is de heer v.d. H. overleden Daae
het telegraafkantoor niet voor één uur ge
opend 'was en zelfs voor de oolitie niet de
mogelijkheid bestond om de familie voor
dien rijd te waarschuwen, kwam de echt.
genooie van den heer v. d. H. pas laat iii
Amersfoort, alwaar ze net nog vroeg ee
noeg kwam om haar man te zien sterven.
De ongelukkige was vader van en kind.
Iet was den heer N. H. ongevallen, dat
zijn zwager bij het vertrek uit Amsterdam
en tijdens de reis bijzonder stil was. ter
wijl hij anders steeds een opgewekt hu.
r had.
BRAND IN DEN HAAG.
Dinsdagavond omstreeks kwart voor
twaalven brak brand uit m den siearen.
winkel van den heer J. Overtoom, eele.
gen in perceel 79 van de Brandtstraat,
hoek Scheperstraat te Den Haag. Het
vuur blee»k te zijn ontstaan in de aan de
zijde van de Scheeperstraat gelegen éta
lage. De vlammen werden nog aangewak
kerd, doordat eenige personen uit het toe.
gesnelde publiek de ruiten insloegen, zoo.
dat de winkelruimte nagenoeg geheel
uitbrandde.
De brandweer was spoedig ter plaatse,
welke het vuur wist te bepetiken. zoodat
na betrekkelijk korten tijd de brand was
geblugcht
Alles is verzekerd. Naar de oorzaak werd
hedennacht door commissaris Cramer een
onderzoek ingesteld.
Ook de hoofdcommissaris van politie
was op het terrein van den brand aanwezi?
Het blusschingswérk werd ondanks het
nachtelijk uur door vele nieuwsgierigen
gade geslagen.
FEUILLETON
DE GEWELDENAAR
Uit het Engelsch van
MABJORIE BOWEN.
81)
Mastino's blik vloog er aanstonds heen
Hij zag alleen maar dat witte punt. „O
mijne liefste fluisterde hij, „verlan
gen van mijn hart ik heb er geen
spijt van!"
Met gevelde hellebaarden, als groet
aan de eenzame gedaante die daar ston,
kwamen de soldaten naar kern toerijden.
Met luide stem las de bevelhebbende of
ficier van een perkament voor dat hier
bij Isotta d'Este, hertogin van Verona,
krijgsgevangene van Gian Galeazzo Ma
rt- Visconti, hertog van Miiaan, over
eenkomstig hrji verdrag aan haar echt
genoot werd teruggegeven.
„Wij stellen haar in veiligheid in uwe
handen, edele heer en de hertog van Mi
laan biedt u den lijd van drie maanden
om of Lombard i je te vei laten, of bin
nen Verona een plaats in zijn dienst aan
te nemen".
„Mijn ke i ze is gemaakt ik verlaat
Lombardije", antwoordde Mastino; „gij
kunt gaan'
De bevelhebber haalde licht de schou
ders op, gaf 't bevel tot vertrek en Iraaf-
de heen, gevolgd door Visconti's solda
ten. Zij hadden hun plicht godaan. De
veiligheid van Isotta d'Este ging hun
verder niet aan.
De Veroneeze die d draagstoel
h.elden, zetten dezen neer. De witte gor
dijnen bewogen een weinig heen en weer
was 't door Isotta's hand of door den
wind?
„Tomaso. Tomaso ik heb veel ge
dragen. Heb ik kracht «renceg voor dit?"
Zijne oogen schitterden; ziin stem was
vol vreugde. Hij had alle schaamte ver
bannen liet vreecel like verleden was
evenzeer vergeten als de vreeselijke toe
komst. Er bestond voor hem verder niels
meer dan haar Verwelkomend g 'aat
Hij legde zijn schild neer en liep met
zachten tred over het gras naar haar
toe. De witte gordijnen in de felle zon
verblindden zijne oogen. Zijn hart klop
te zoo hevig, dat 'I hem F>ina verstikte.
„Isotta!"' Hij zeidc het zoo zacnt zij
hoorde het zeker niet.
„Isotta!" nog geen antwoord.
„Zij is misschien te moe zeide
Mastino tot zichzelf en opende de witi;
gordijnen.
Daar lag zij. op de zijde kussens
„Isotta liefste!" zijn stem beef
de. Lag zij m onmacht? Hair hoofd
was van hem afgewend. Toen hij zich
over haar heen boog zag hij door hare
lange krullen heen. dat hare oogen ge
sloten waren, hare lipoen half geopend
en eene hand aan haar keel de hand
welke zijn trouwriug droeg. Groote he
mel!
Hij wendde haar hoold naar zich toe
en richtte bef op zij was dood
dood
Wederom vielen de gordijnen toe, doch
bij de kreet die weerklonk krompen de
dragers van schrik ineen.
Isotta d'Este was dood!
Mastino wa, op den grond neergezon
ken. bewusteloos lag hij niet ver van zijn
gehavende schild in den schellen gloed
oer ondergaande zon.
HOOFDSTUK XXXIII,
Het Onweer.
Het onweer had zich opgestapeld en
was eindelijk losgebarsten. De regen
viel in dikke druppels neer en verluchtte
de hitte geenszins, terwijl de maan
spookachtig heen scheen door jagende
wolken.
De w inige soldaten ivelke aan Masti
no's zijde gebleven waren, zaten in een
of twee tenten, die open stonden om
lucht toe te laten. Ruw en grof als zij
waren had de vreeselijke gebeurtenis
hen diep getroffen en zaten ze stil en
fluisterend bii elkaar.
De witte draagstoel schemerde als een
liehtplekje in het duister en de soldaten
kropen sidderend ineen bij de gedachte
aan hen, die zich daar alleen bevond in
het donker en in den slagregen.
,,De prins?" vroeg cr een.
„Ik ben naar zijn tent toegeweest, doch
verder dan den ingang aurf ik niet
gaan".
„Wien hebt" gij daar gezien?"
„D«n knaap hjj rat er alleen te
huilen als eene vrouw. Ik zou daar niet
graag de wacht houden!"
„Gelooft gij dat de prins gek gewor
den is?"
„De prins is gek, of fluisterend
„bezeten".
Wederom vervielen de manschappen in
stilzwijgen dat alleen verbroken werd
door 't geplas van den regen. Eindelijk
vroeg een der soldaten, die diep in de
tent zat: „Hoe denkt gij dat 't gekomen
is?"
„Visconti
„Natuurlijk, Visconti maar wat zou
hij gedaan hebben?"
„De trouwring, Petio het is zeker
de trouwring geweest, die haar overhan
digd werd toen zij den draagstoel in
stapte die was vergiftigd! Zij deed
hem aan haar vinger - de arme ziel
kuste hem misschien wel, hij was ver-
vergiftigd!"
„Dus zij ging levend op reis en nu
ligt zij daar dood! Arme vrouw!"
„Als het maar weer licht werd
zuchtte er een.
„Als er maar wat lucht kwam lucht
niet deze benauwde rukwinden.
Een helsche hitte!"
„Stil!"
Welk een regen! De wind kwam opzet
ten etti vreemde wind, griezelig. De
takken der kastanjeboomen zwiepten
kreunend op en neder.
„Stil luister wat is dat? De
hemel vergeve mij mijne zonden! Wie
komt daar?"
Zij hoorden voetstappen een hand
aan den ingang van hun tent
prins! Aanstonds sprongen zij op, doo-
delijk verschrikt bij wat zij aanschouw
den, het lijkkleurige gelaat van Mastino
della Scala.
„Mijne vrouw!" riep hij met schorre
stem uit „geef mij mijne vrouw!"
Angstig en onbeholpen zagen de solda
ten elkander aan. Doch Mastino trad na
der, greep den dichtstbij staanden bij de
borst, en schudde hem als een hond heen
en weer met den uitroep: „Waar is zij?
Wat hebt gij met haar gedaan? Heb ik
haar niet gekocht cn duur betaald? Waar
is zij?"
Tomaso vloog de tent binnen, klets
nat, nrbarmelijk om aan te zien. „O,
edele heer! ik zal u naar haar toebren
gen. Oa met mij mee, edele heer!
kom!"
Hij snikte. Mastino liet de hand zak
ken en bleef staan.
„De edele vrouw ligt nog in haar
draagstoel zeide een der soldaten,
„Buiten? in den regen? schurk!
Wat doet zii buiten?" riep Della Sca
la uit. en spoedde zich weg, gevolgd
door Tomaso. Snikkend riep deze uii:
„Ik kan het niet aanzien! Het is erger
dan de dood. Mijn heer, mijn arme heer!"
De soldaten volgden Mastino met de
oogen. „Kijk!" riep een van hen uit.
,Ktik! -Hij heeft haar er uit genomen!"
Verschrikt drongen ze elkaar terug
toen Mastino met een slanke witte ge-
daante in zijn armen naar zijn paard
toetrad, en haar zacht en teeder over den
zadel neerhing. Zijn witte paard hinnik
te hem toe.
„Houd hem tegen! houd hem te
gen!" gilde Tomaso naar hen toe hol
lend. „Hij gaat Visconti zoeken!"
„Dan is het beter dat wij er ons niet
mee bemoeien!" antwoordde een van
hen. „Ik zou niet in zijn buurt komen,
jongen; hij is gek bezeten! mis
schien door den duivel!"
.JDat kan mij niet schelen!" riep To
maso in uiterste wanhoop uit. „Hij moet
niet zoo heenrijden hij heeft zijn wa
penrusting niet aan het zal zijn dood
wezen! Neen! hij zal zoo niet heen
gaan! mijn heer! mijn arme heer!"
Hij vloog naar het witte paard toe. Mas
tino was reeds opgestegen. Zich aan den
stijgbeugel vastklampend riep Tomaso
uit: „Niel nu, edele heer! wacht tot
morgen vroeg tot het onweer over is
gij zijt ongewapend!"
Mastino trok Isotla dichter naar zich
toe. tot haar hoofd op zijn schouder lag
en keek met verwilderde blikken op To
maso neer.
„Visconti ligl voor Novara ik weet
den weg!" zeide hij.
..Neem eenigeu van ons met u mee!"
smeekte Tomaso. „O mijn heer!
Doch Della Scala dreef zijn paard oo
plotseling met de sporen aan, dat To
maso tegen den grond sloeg.
„Ik weet den weg!" herhaalde Mas
tino en het witte paard spoedde zich
te midden van wind en regen voor
waarts, totdat de ruiter met zijn vracht
het duister verdween.
(Wordt vervolgd).