HAARLEM'S DAGBLAD VAN ONZEN REIZENDEN REDACTEUR FLITSEN DONDERDAG 20 AUG. 1925 TWEEDE BLAD (NIEUWE REEKS). N*. 260 HET LAND VAN HET HOUT Als kind woonde ik in een haven» 6tad! Mijn grootste vreugde was het des1 zomers in de haven te zijn op de hout» schepen, die van Zweden en Finland kwamen. Wij speelden als jongens op de schepen, uren lang! Wij klommen in de masten, jongs de ra's en tot het uitcr» stc puntje van den boegspriet, wij za ten dan weer boven, dun weer onder in het schip en waren de beste maatjes met den kapitein, de stuurlui en den kok. die over het scheepsbeschuit ging. Ik had maar cén wensch: ééns in mijn leven desnoods als scheepsjongen of koksmaat met zoo'n grootcn drie» master over de zee te mogen varen naar cén van die havens daar ver in bet Noorden, waar al dat hout van» daan kwam. O, ik weet nog. hoe één van mijn vriendjes met „De Stad Steen» wijk" een grootcn dricmast-schoencr, Uitvoer naar Wiborg en hoe wij allen hem benijdden. Dagen lang had ik rond» gcloopen met het plan mij in een ruim tusschen kisten of in een kajuit onder in een bank te verbergen om dan. éénmaal buitengaats, te voorschijn te komen en te roepen: „Hier heb je mij'. Ik ga mee!" Ik zag mijzelf al met mijn vrind in Wiborg. aan de Finschc Golf. vlak bij Petersburg. maar toen de morgen kwam, dat het schip uit zou varen en ik aan boord wilde gaan om een geschikte kist of een bank uit te zoeken, die ik in mijn hart hoopte nooit te zullen vin» den want een Michiel de Ruytcr was ik meer in mijn fantasie dan in werke lijkheid toen joeg de kapitein mij al weer naar den wal, voordat ik nog op de verschansing zat. Zoo moest ik met mijn makkers op het uiterste puntje van de havenpier „de Stad Steenwijk" met volle zeilen naar Wiborg zien ver» trekken zonder mij. Ik zie nog mijn vrindje, den jongen brani, die als schcepsmaatje zijn eerste zeereis maak» te. op het achterdek staan, wuivend met zijn pet naar ons. de makkers, die ach ter bleven en terwijl ik hem weg zag varen, vroeg ik mij af: „Wanneer ik? Wanneer ik?" Het moest bijna 40 jaar duren, voor» 'dat ik er heen ging en mijn grootste verrassing was. dat het toch nog ge» beurde. Want Wiborg ik wil het wel graag bekennen had ik al jaren lang afgeschreven. Het is het toeval ge» w-ccst, dat mij er heen heeft geleid. Ik weet. dat ik Wiborg met andere oogen heb gezien dan mijn collega's. Voor de confraters was het een havenstad als al de andere, voor mij was het de stad, waarheen ik vroeger, in mijn verheel» ding, al honderdo malen heengevaren was. Want daarheen immers gingen de schepen, waarop ik speelde als knaap, van daar kwamen ze gezeild, de I.nura, de Frisia, de Stad Steenwijk, vol gcla» den met hout. Het was het „beloofde land", waar mijn gedachten inct de schepen altijd waren heen gegaan t dat ik onverwachts nu toch n< binnentrad. Het was mij, of het kind, dat er van gedroomd had, naast mij stond, toen ik als man door Wiborg's haven voer. Wie in Holland een boot met hout Siet binnen komen, heeft geen flauw vermoeden van de verre, lange reis, welke dat hout reeds heeft gemaakt. Want de tocht over zee is er maar een heel kort onderdeel van! Het is reeds maanden en maanden onder weg en het meest werkwaardige is, dat het zijn tocht van de bosschcn naar de zee door het uitgestrekte Finland voor het groot» ste deel „op eigen houtje" heeft afgc» legd. Onze weg door Finland heeft dien van der. balk herhaaldelijk gekruist: wij hebben zijn levensloop kunnen volgen „van het wicgskt tot aan het graf", van het oogcnblik, dat hij als jonge, krachti» ge stam langs de heuvels naar beneden in het water „rutschtc" tot het moment, dat hij tot lucifers verknepen splintcrd in lucifersdoosjes verdween of vermalen en verwaterd als papier om een cylinder werd gcFold. In de rivieren van het hooge Noorden zagen wij zijn „doop". Als een schip van de werf zoo 'tjorapt hij langs de houten goot naar beneden in het water, duikt geheel on der, schiet dan naar boven, dompelt weer onder, komt opnieuw boven, en trilt en siddert in het over en onder hem door stroomende water als een jong veulen, dat voor het eerst in de wei komt. Eén oogcnblik is het, of hij nog aarzelt, niet weet, waarheen hij moet gaan; dan neemt de stroom hem op, sleept hem mee op z.ijn weg naar de zee; de reis naar beneden door stroom» versnellingen, watervallen, rustig vlie» tende rivieren en cindclooze meren vangt aan. Men ziet ze overal in de rivieren van Finland, de voortdrijvende balken. Am een uit elkaar gestagen leger, da: langs een en dcnzclfden weg voortholt en voortraast, most ik telkens weer denken, wanneer :k de balken in einde» loozc stoeten buitelend en steigerend. dof»plompcnd achter elkander door de watervallen naar beneden zag storten, of wanneer ik ze als een bandelooze, opgeloste bende, alle verspreid, ieder op zich zelf, m de rivieren zag voort glijden. Maar allen weten -zij als trek» vogels met zekerheid hun weg, vol» gen zij den stroom tot uau de meren, waar het water stil staat en zij kalm blijven drijven, niet wetend, waarheen verder te gaan. Daar wachten zij als uitgeput van hun vaart door stroomversnellingen en watervallen rustig, tot de mcnschcn komen, die hen •verzamelen in grootc stevige vlotten en hen door stoombootcn laten voort» slepen, als een geordende legerschaar nu, in gansche secties en compagnieën achter elkaar, vereenigd. of als een ko» lossale phalex ongesloten in een reus» achtigen driehoek van aan elkaar ge» hechte balken Zoo worden zij voortgc» sleept tot aan hot einde van het meer naar een andere nvjer, waar zij opnieuw worden losgelaten om in bandelooze horden hun vaart naar beneden op» nieuw te beginnen. Achttien maanden duurt soms zoo'n reis van een balk van zijn bosch tot aan zee. In de wintermaanden gekapt des zomers is het daarvoor te vochtig worden de stammen in den zomer r gelaten om de reis naar de zee te aanvaarden. Van November tot Mei „overwinte» ren" zij, ingevroren in een rivier of een meer, om in h« volgend reissci/oen -erdcr te trekken. Hoe groot het aantal balken is, dat de tocht over de Finsche wateren maakt, daarvan kan ten Hollander zich nauwelijks een voorstelling maken. Het zijn er m:l» lioencn en miLlioencn. Alleen bij Kotka cén der houthavens aan de Finschc Golf passceren jaarlijks 6 milliocn balken en de export van hout uit Kotka bedraagt nog niet het twee derde van it uit Wiborg. Men denke echter niet. dat al deze te -water gelaten balken de zee ooit bc» reiken. Milliocncn balken worden op hun tocht naar beneden op vergaar» plaatsen opgcvischt, alle balken- wor» den in het bosch „gemerkt", zoodat iedere firma weet, welke balken voor haar en welke voor de maatschappijen benedenstrooms bestemd zijn om in de fabrieken van Kvramepe, Enso, Ka» jaane, Kuop-.o en Varkaus ik noem slechts de voornaamste door ons be< zochte fabrieken tot cellulose en papier ïe worden versplinterd. verma» 'en en verkookt. Want Finland bestaat en leef: voornamelijk van het hout. De bosschen beslaan meer dan de helft der oppervlakte van dit land, dat elf maal zoo groot is als Nederland en 80 pro cent van den hceien export uit Finland bestaat uit hout of uit producten, die van hout afkomstig zijn. Ik ban altijd -wat huiverig voor een opsomming van cijfer», omdat cijfers een artikel zoo licht dor en vervelend kunnen maken. Maar wanneer ik wil vertellen van het hout in Finland, zal ik toch ccnige cijfers moeten geven, omdat die beter 'n denkbeeld van den houtrijkdom van Finland en de waarde ervan voor dit land zullen geven dan lange beschrijvingen. Er zijn maat schappijen in Finland zooals het GutzcihConcern. dat voor 87 procent aan den staat behoort die over 435.000 H.A. bosch beschikken. De pa» pier» en cellulose fabrieken van Kym» mene de grootste van Finland hebben een bezit van 250.000 H A. bosch. de fabrieken van Ahlstrom zelfs van - 860.000 H.A. In de fabrieken te Kymrnene en Voika alleen worden per jaar 2 1:2 tot 3 milliocn boomstammen verwerkt. En nu heb ik nog niet eens de fabrieken van Orj. H. Saastamoincn te Kuopio en d* wereldberoemde zage rijen van de firma Hackman te Uuras bij Wiborg en die van Varjakka bij Uleaborg genoemd. i In het geheel wordt er in Finland ongeveer 40 millioen kubieke meters liout pui' jaar gekapt. Het spreekt van teil, dut widen de Finnen kun land liet op den duur untbosscheu zij er voor mouten zorgen, dat de aanplant steeds gelijken tred houdt met het ver» bruik dan wel die overtreit- Dit is een levensbelang voor Finland, dat voor zijn export bijna geheel op zijn bosschcn is aangewezen. In de laatste jaren overtreit de aanplant het ver» bruik met 4 milliocn kubieke Meter, zoodat Nederland r— dat van alle lan» den der wereld in 1924 de tweede plaats inDam voor den import van Fmsch hout voorloopig nog niet be» •rcesd behoeft te wezen, dat Finland spoedig uitgeput zal zijn- Vroeger ik herinner mij dit nog uit mijn jongensjaren werd het hout uitgevoerd; thans niet meer! Een balk, die aan het einde vau zijn reis gekpmen, moet het leven derven. Na zijn moeizamen tocht van 18 maanden wordt hij door twee ijzeren klauwen vastgegrepen en door een ket» ling opgesleept. Duar wachten hem dreigend, als guillotines, de altijd op en neer gaande zagen, die dug en nacht hun werk doen! En zij doen het per» feet- binnen 1 of 2 minuten is het met den balk, die waterval en stroom» versnelling trotseerde, gedaan de al» door op en neer gaande machines za gen hem in mootjes als een „stapel planken" verlaat hij de zagerij. Maar dit is niet het lot van alle balken, die van de heuvelhellingen in het Noorden zoo lustig in het water plompen. Er zijn er milliocnen, die op hun reis naar de zee half weg worden opgepikt en in machines worden ver» malen, geslepen, verstumpt en gekookt, zoo lang, tot zij als vellen cellulose ()f dikke rollen papier de fabrieken ver» aten- Dertig uur zoo vertelde men mij duurt het proces van balk tot papier- Een leek staat altijd star»ver» baasd voor alles, wat machine is en ook wij hebben vol verwondering, niet begrijpend, staan kijken naar de meer dan 120 Meter lange machine, waarvan tenslotte het tot papier vermalen meng» set, dat eens een balk was, met groote snelheid afdraaide en rondwentelde tot rollen van 7 1/2 KM- lengte toe- En dan te weten, dat alleen in de fabrle» ken van Kymrnene en Voika per dag 1000 zulke rollen krantenpapier, dat is dus 7500 K-M- worden afgerold!!! Maar het meest heeft mij nog ge» troffen de lucifersfabriek van Oy Savo te Kuopio, waar \vy zagen, hoe stam» men van esschenhout door groote ma» chinefe zoo lang geschild, gekruld, ge» schaafd, gekapt gedroogd en gekorven worden, tot zij, netjes in kleine doosjes verpakt, als lucifers de fabriek veria» ten. Het was misschien, omdat wij daar het hecle proces van balk tot lucifer zoo gemakkelijk konden volgen, dat deze fabriek onze grootste belangstel» ling had- Alles tot het opplanten van de phosphorkoppen en het verpakken van 43 stuks telkens tegelijk in de doosjes gebeurde er machinaal- Het was voor den leek zoo ingenieus, dat ik, als een oude hofjesjuffrouw mijn hoofd stond te schudden en maar aldoor riep „Hoe vinden zij het uit? Hoe vinden zij het uit?" De zagerijen, de cellulose» en papier» fabrieken, zij waren zeer interessant, mnnr ik moet toch bekennen, dat ik in Finland de kramp in miin kuiten kreeg, enkel van schrik, als ik in verte maar het dak van een zagerij of een cellulose»fabrick ontdekte- Want geen zagerij er zijn er 500 in Fin» land! werd ons bespaard, geen ccllu» loscfabrick mochten wij p&ssccTen, zon» der eerst met dichtgeknepen neus wegens de zwaveldampen tusschen de gloeiende ovens een wandeling te hebben gemaakt- Veinst u nog maar eens belangstelling, als u uw tiende za> gerij betreedt, lacht u nog maar eens vriendelijk geïnteresseerd, wanneer u voor den zoovcclstcn keer een ccllu» losefabriek bezichtigt, die er precies eender uitziet als de ccIlulosc«fabrieken, welke u gisteren, eergisteren eti voor» eergisteren hebt lit zocht. Dat zet ik den meest hoffelijkcn menschl Aan fabrieken hebben wij ons in Finland „overeten"- Neen, dan verwijl ik met mijn ge» dachten liever nog eens in de havens van Kotka, Wiborg en Uleaborg! Wat een weidsch gezicht zoo'n onmetelijke houthaven! Naast" de stoombooten en de oude driemasters ik telde in de havens van Kotka alleen 19 zeilschc» pen! lagen de „promen". grijze ar» ken, volgestapeld met hout! En overal, waar mijn oog ging, zag ik die grijze promen me: hout! Aan een drijvende stad van arken deden al die promen mij denken. Ik ben er doorheen gevaren met ver» heugd gemoed, blijde, dat ik toch één» maal in mijn leven mocht zien de hu» vens, waarvan ik als kind zoo dikwijls had gedroomd- J. B- SCHUIL. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 374 VACANTIEBRIEFKAARTEN Besluit dat zij juist voor het eten nog tijd heeft om een briefkaart te schrijven vraagt aan haar man of Mientje deze kaart mooi zou vinden of zou ze er liever een van het mo» nument hebben besluit er in ieder ge val maar een kruisje bo< ven te zetten stopt de kaart weer in haar tasch in afwachting van een postzegel en vindt haar terug na de vacantie. (Nadruk verboden). De pensioenen voor land en zeemacht De nieuwe uitbetaling De nieuwe wijze van uitbetaling van de pensioenen van land en MMnacht schijnt nog niet eoo vlot te gaan test de Tel. Ook blijken velen er nog niet van od de hoog. ie te eijn. Zoo etonden vanochtend in de Hand hoogstraat eenige ouden van dagen te pruttelen, omdat zij het pensioen nog niet hadden ontvangen, terwijl het de 19de dag was. Do Baak zit zoo. Sinds de oDheffine van do betaalineesterekanloren en da intrek, king van do bepaling, dat voor het verkrij gen van het pen6ioen eerst een attestatie »lo vila moest worden overgelegd, worden de pensioenen van het departement in Den Haag per postchèque uitbetaald. Vandaar ook, dat de openbare kennisgeving van het bestuur dat de pensioenen uitbetaald wor. edn. vervallen is, en niemand dus naar de Hand hoogstraat behoeft te gaan om deze pensioenen. Nu hapert er echter nog wat in deze nieuwe wijze van uitbetalen. Zoo hebben verschillende personen, die er voor in aan. merking kwamen, nog g&en ehèquA gekre gen. Ook aijn er eenige onbestelbaar teru< gekomen, welke naar het Bevolkingsre gister zijn opgezonden voor de goede ndreseen. Ernstig auto-ongeluk bij Roosteren Eén doode en één zwaar gewonde Een tweetal beeién uit Echt. die Dins, dagavond omstreeks 10 uur met een auto van Maaseyck huiswaarts keerde, ge raakte voorbij Boosteren met den auto den weg. waardoor de wagen kantelde en beide inzittenden eruit werden geslin gerd. De heer Weeda werd on slag gedood de andere inzittende, de heer Kuipers, werd zwaar gewond opgenomen. Men vreest voor zijn leven. MEDEDEELÏNG VAN DE VEREENIGING „HET NEDERLANDSCII KANKER. IN8TITUÜT." Door den onlangs te '6-Gravenhage over loden heer J. G. A. N. de Vries is bii uiterste wilsbeschikking aan de vereeni ging „Het Nederlandsch Kankerinstituut' een som van f 20.000 gelegateerd. Waar de gemeentewet niet in voorziet We lezen in de Tel.: Een ingezetene van Amstelveen wil» de burgemeester Colijn gaarne spreken, in verband met het feit, dat een parel» culierc nachtwaker een door hem des nachts aangehouden persoon niet aan de politic n*d kunnen overgeven, daar dat... de inspecteur met vacantie was. het politicbu-eau nog gesloten was. om» Toen de bovenbedoelde Amstelveen» sche burger telefonisch wilde vragen wanneer de burgemeester even te spie» ken zou zijn, werd hem geantwoord, dat zulks niet kon. daar de burgemees» ter per auto naar Borculo was. Toen de vrager zich dan gaarne met den wet» houder wilde tevreden stellen, die op het oogcnblik loco»burgemeestcr was, vernam hij, dat ook dat niet gaan zou, want de burgemeester, secretaris, wet» houders en de geheele overige vroed» schap waren gezamenlijk per auto naar OosriNcdcrland afgereisd. Ziedaar een der gevallen, waarin de gemeentewet niet voorziet. Wel zegt art. 77, dat_ bij ongesteldheid, afwezig» hcid of ontstentenis van den burge» meester; deze vervangen moet worden door een wethouder, door B. en W. aan te wijzen, en dat, bij ongesteldheid of ontstentenis van alle wethouders, het oudste lid in jaren van den raad. dat aanwezig is, als burgemeester optreedt, tenzij de raad een ander lid met de vervunging belast, maar... aan de mo» gelijkheid van een collectief uitstapje an volledig dagclijksch bestuur, plus roedschap, heeft de wetgever blijk» baar niet gedacht. CHOLERA? In een pand aan den Schiedamschen dijk te Rotterdam is een vermoedelijk geval van cholera geconstateerd, meldt de ...Msh." Een stoker, die met het Ne» dcrlandsche stoomschip „Maas" den tienden dezer hier was aangekomen uit Uleaborg (Finland) is in het pand ziek geworden. De geneesheer meende aan> vankelijk met cholera te doen te heb» ben. doch toen de zieke naar het zie» konhuis aan den Bergweg was overge» bracht, constateerde men daar een moedelijk geval van cholera. Met kerheid kon de ziekte nog niet worden vastgesteld dit zal op het Rijks»labo» ratorium te Utrecht worden uitge» maakt maar er werd toch te over reden gevonden, om het betreffende pand in observatie te nemen en alle maatregelen te nemen voor de ont» smetting. Het motor-ongeluk bij Amersfoort Omtrent de juiste toedracht van het me* tor-ongeluk bij Amersfoort op Zondag 1-L word-, nog het volgende gemeld: 's-Morgens om ongeveer half echt, is een duopaewrier, de 31.jarige J. r. d. H-, Amsterdam, die met zijn zwager N. H, eveneens uit Amsterdam, naar de verwoes. tingen in Borculo z»du gaan kijken, van 3e zitting gevallen nabij de boerderij „Vinkenhoe: te Hoevelaken. Voteens ooggetuigen zou de heer v. d. H. reeds eenigen tijd van te voren hebben geslin gerd; vermoedelijk is hij onwel geworden en daarna van de duo gevallen. De be. stuurder, die langzaam bad gereden en het lijden merkte, dat er iete bijzon dere gaande wae, stopte direct en zag, dat zijn zwager aan den weg lag. Er word di. geneeskundige hulp uit Amersfoort ontboden, waarop Dr. Aghna kwam, d:e het slachtoffer naar het St. Elizabeths^ie. kenhuls bracht. De arts constateerde m. >nd:ge beschadiging der hersenen. Om half zes is de heer v.d. H. overleden Daae het telegraafkantoor niet voor één uur ge opend 'was en zelfs voor de oolitie niet de mogelijkheid bestond om de familie voor dien rijd te waarschuwen, kwam de echt. genooie van den heer v. d. H. pas laat iii Amersfoort, alwaar ze net nog vroeg ee noeg kwam om haar man te zien sterven. De ongelukkige was vader van en kind. Iet was den heer N. H. ongevallen, dat zijn zwager bij het vertrek uit Amsterdam en tijdens de reis bijzonder stil was. ter wijl hij anders steeds een opgewekt hu. r had. BRAND IN DEN HAAG. Dinsdagavond omstreeks kwart voor twaalven brak brand uit m den siearen. winkel van den heer J. Overtoom, eele. gen in perceel 79 van de Brandtstraat, hoek Scheperstraat te Den Haag. Het vuur blee»k te zijn ontstaan in de aan de zijde van de Scheeperstraat gelegen éta lage. De vlammen werden nog aangewak kerd, doordat eenige personen uit het toe. gesnelde publiek de ruiten insloegen, zoo. dat de winkelruimte nagenoeg geheel uitbrandde. De brandweer was spoedig ter plaatse, welke het vuur wist te bepetiken. zoodat na betrekkelijk korten tijd de brand was geblugcht Alles is verzekerd. Naar de oorzaak werd hedennacht door commissaris Cramer een onderzoek ingesteld. Ook de hoofdcommissaris van politie was op het terrein van den brand aanwezi? Het blusschingswérk werd ondanks het nachtelijk uur door vele nieuwsgierigen gade geslagen. FEUILLETON DE GEWELDENAAR Uit het Engelsch van MABJORIE BOWEN. 81) Mastino's blik vloog er aanstonds heen Hij zag alleen maar dat witte punt. „O mijne liefste fluisterde hij, „verlan gen van mijn hart ik heb er geen spijt van!" Met gevelde hellebaarden, als groet aan de eenzame gedaante die daar ston, kwamen de soldaten naar kern toerijden. Met luide stem las de bevelhebbende of ficier van een perkament voor dat hier bij Isotta d'Este, hertogin van Verona, krijgsgevangene van Gian Galeazzo Ma rt- Visconti, hertog van Miiaan, over eenkomstig hrji verdrag aan haar echt genoot werd teruggegeven. „Wij stellen haar in veiligheid in uwe handen, edele heer en de hertog van Mi laan biedt u den lijd van drie maanden om of Lombard i je te vei laten, of bin nen Verona een plaats in zijn dienst aan te nemen". „Mijn ke i ze is gemaakt ik verlaat Lombardije", antwoordde Mastino; „gij kunt gaan' De bevelhebber haalde licht de schou ders op, gaf 't bevel tot vertrek en Iraaf- de heen, gevolgd door Visconti's solda ten. Zij hadden hun plicht godaan. De veiligheid van Isotta d'Este ging hun verder niet aan. De Veroneeze die d draagstoel h.elden, zetten dezen neer. De witte gor dijnen bewogen een weinig heen en weer was 't door Isotta's hand of door den wind? „Tomaso. Tomaso ik heb veel ge dragen. Heb ik kracht «renceg voor dit?" Zijne oogen schitterden; ziin stem was vol vreugde. Hij had alle schaamte ver bannen liet vreecel like verleden was evenzeer vergeten als de vreeselijke toe komst. Er bestond voor hem verder niels meer dan haar Verwelkomend g 'aat Hij legde zijn schild neer en liep met zachten tred over het gras naar haar toe. De witte gordijnen in de felle zon verblindden zijne oogen. Zijn hart klop te zoo hevig, dat 'I hem F>ina verstikte. „Isotta!"' Hij zeidc het zoo zacnt zij hoorde het zeker niet. „Isotta!" nog geen antwoord. „Zij is misschien te moe zeide Mastino tot zichzelf en opende de witi; gordijnen. Daar lag zij. op de zijde kussens „Isotta liefste!" zijn stem beef de. Lag zij m onmacht? Hair hoofd was van hem afgewend. Toen hij zich over haar heen boog zag hij door hare lange krullen heen. dat hare oogen ge sloten waren, hare lipoen half geopend en eene hand aan haar keel de hand welke zijn trouwriug droeg. Groote he mel! Hij wendde haar hoold naar zich toe en richtte bef op zij was dood dood Wederom vielen de gordijnen toe, doch bij de kreet die weerklonk krompen de dragers van schrik ineen. Isotta d'Este was dood! Mastino wa, op den grond neergezon ken. bewusteloos lag hij niet ver van zijn gehavende schild in den schellen gloed oer ondergaande zon. HOOFDSTUK XXXIII, Het Onweer. Het onweer had zich opgestapeld en was eindelijk losgebarsten. De regen viel in dikke druppels neer en verluchtte de hitte geenszins, terwijl de maan spookachtig heen scheen door jagende wolken. De w inige soldaten ivelke aan Masti no's zijde gebleven waren, zaten in een of twee tenten, die open stonden om lucht toe te laten. Ruw en grof als zij waren had de vreeselijke gebeurtenis hen diep getroffen en zaten ze stil en fluisterend bii elkaar. De witte draagstoel schemerde als een liehtplekje in het duister en de soldaten kropen sidderend ineen bij de gedachte aan hen, die zich daar alleen bevond in het donker en in den slagregen. ,,De prins?" vroeg cr een. „Ik ben naar zijn tent toegeweest, doch verder dan den ingang aurf ik niet gaan". „Wien hebt" gij daar gezien?" „D«n knaap hjj rat er alleen te huilen als eene vrouw. Ik zou daar niet graag de wacht houden!" „Gelooft gij dat de prins gek gewor den is?" „De prins is gek, of fluisterend „bezeten". Wederom vervielen de manschappen in stilzwijgen dat alleen verbroken werd door 't geplas van den regen. Eindelijk vroeg een der soldaten, die diep in de tent zat: „Hoe denkt gij dat 't gekomen is?" „Visconti „Natuurlijk, Visconti maar wat zou hij gedaan hebben?" „De trouwring, Petio het is zeker de trouwring geweest, die haar overhan digd werd toen zij den draagstoel in stapte die was vergiftigd! Zij deed hem aan haar vinger - de arme ziel kuste hem misschien wel, hij was ver- vergiftigd!" „Dus zij ging levend op reis en nu ligt zij daar dood! Arme vrouw!" „Als het maar weer licht werd zuchtte er een. „Als er maar wat lucht kwam lucht niet deze benauwde rukwinden. Een helsche hitte!" „Stil!" Welk een regen! De wind kwam opzet ten etti vreemde wind, griezelig. De takken der kastanjeboomen zwiepten kreunend op en neder. „Stil luister wat is dat? De hemel vergeve mij mijne zonden! Wie komt daar?" Zij hoorden voetstappen een hand aan den ingang van hun tent prins! Aanstonds sprongen zij op, doo- delijk verschrikt bij wat zij aanschouw den, het lijkkleurige gelaat van Mastino della Scala. „Mijne vrouw!" riep hij met schorre stem uit „geef mij mijne vrouw!" Angstig en onbeholpen zagen de solda ten elkander aan. Doch Mastino trad na der, greep den dichtstbij staanden bij de borst, en schudde hem als een hond heen en weer met den uitroep: „Waar is zij? Wat hebt gij met haar gedaan? Heb ik haar niet gekocht cn duur betaald? Waar is zij?" Tomaso vloog de tent binnen, klets nat, nrbarmelijk om aan te zien. „O, edele heer! ik zal u naar haar toebren gen. Oa met mij mee, edele heer! kom!" Hij snikte. Mastino liet de hand zak ken en bleef staan. „De edele vrouw ligt nog in haar draagstoel zeide een der soldaten, „Buiten? in den regen? schurk! Wat doet zii buiten?" riep Della Sca la uit. en spoedde zich weg, gevolgd door Tomaso. Snikkend riep deze uii: „Ik kan het niet aanzien! Het is erger dan de dood. Mijn heer, mijn arme heer!" De soldaten volgden Mastino met de oogen. „Kijk!" riep een van hen uit. ,Ktik! -Hij heeft haar er uit genomen!" Verschrikt drongen ze elkaar terug toen Mastino met een slanke witte ge- daante in zijn armen naar zijn paard toetrad, en haar zacht en teeder over den zadel neerhing. Zijn witte paard hinnik te hem toe. „Houd hem tegen! houd hem te gen!" gilde Tomaso naar hen toe hol lend. „Hij gaat Visconti zoeken!" „Dan is het beter dat wij er ons niet mee bemoeien!" antwoordde een van hen. „Ik zou niet in zijn buurt komen, jongen; hij is gek bezeten! mis schien door den duivel!" .JDat kan mij niet schelen!" riep To maso in uiterste wanhoop uit. „Hij moet niet zoo heenrijden hij heeft zijn wa penrusting niet aan het zal zijn dood wezen! Neen! hij zal zoo niet heen gaan! mijn heer! mijn arme heer!" Hij vloog naar het witte paard toe. Mas tino was reeds opgestegen. Zich aan den stijgbeugel vastklampend riep Tomaso uit: „Niel nu, edele heer! wacht tot morgen vroeg tot het onweer over is gij zijt ongewapend!" Mastino trok Isotla dichter naar zich toe. tot haar hoofd op zijn schouder lag en keek met verwilderde blikken op To maso neer. „Visconti ligl voor Novara ik weet den weg!" zeide hij. ..Neem eenigeu van ons met u mee!" smeekte Tomaso. „O mijn heer! Doch Della Scala dreef zijn paard oo plotseling met de sporen aan, dat To maso tegen den grond sloeg. „Ik weet den weg!" herhaalde Mas tino en het witte paard spoedde zich te midden van wind en regen voor waarts, totdat de ruiter met zijn vracht het duister verdween. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1925 | | pagina 5