HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 22 AUG. 1925 DERDE BLAD DE TOESTAND IN DE DRENTSCHE VEENSTREKEN Zr. WONINGTOESTANDEN IN DE GEMEENTE EMMEN L In dit eerste artikel ..uiten we een en ander vertellen over den woningtoestand in <le Drentschc veenstreken, om in een volgend art kei den economische!» toe- staua in het bijzonder te bespreken. Md opzet zeggen we ..Drcntsche veenstre ken" en niet ..venen", omdat de slechte woningen meer bi] dan in de venen ge vonden worden. Wc hebben de re's raar Drenthe on- dernomen ont ons zelf eens oo de hoogte te stellen van de toestanden aldaar. Toestanden, die nog allerminst roos kleurig. ja soms treurig zijn. De groote, omvangrijke gemeente Ent- men is eigenlijk het groote Drcntsche veengebied. Dat is liet gebied, waar ar moede heerscht en waar woningen ge vonden worden, die eenvoudig beneden alle critick ziin. Als we er de kieken niet bij zouden plaatsen kon het wel eens gebeuren, dat velen ongeloovig dc schouders op zouden halen over wat we hier gaan vertellen. Ja. er waren zells menschen in Enrnicn zelf. die nauwelijks wilden gelooven dat de toestand zóó droevig was. Fmmcn zelf is een mooi dorp en wie er komt zou niet gelooven, dat er dicht bij zooveel ellende heerscht. Maar reeds «enige jaren geleden waren er in deze gemeente reeds 7 a 800 woningen, die onbewoonbaar verklaard moesten wor den. En dat is nog steeds niet gebeurd. Reeds den eersicn avond dat we in Emmen waren, ziin we naar „krotwo ningen" gaan zoetten. Jn Enttnen werd ons gezegd dat wc dan den weg eens moesten nemen naar Enunen-Erfscneiden- veen, dwars door de Emmer-Dennen. Zoo zijn we dan dien weg gcgaai 't Was een donkere avond, de lucht dreigde en zware onweerswolken pak ten zich samen oin zich straks in groote regenbuien te ontlasten. De Emmer-dennen vertegenwoordigen een mooi stuk natuurschoon, herinneren heel sterk nan het (looi en toen we den wég fietsten, dachten wc, dat het nog wel heel lang zou duren, voor we hier „krotwoningen" zouden zien. Maar nau welijks waren we door het bosch of voor ons lag de vlakte, doodsch en Somber. Somberder misschien nog dan dc don kere avond. In de verte lagen de venen, dc kana len waren nog even zichtbaar in dc diep te. Tussehen die kanalen en het bosch lag echter de uitgestrekte heide, met dc veen- hutten in een soort vallei in de buurt van een zandweg. Dat was klein Rusland- We hadden wel ongeveer de slechtste woningen gevonden. Een woning op „Klein-Rusland", die door ons werd bezocht Voor een klein hutje, nog niet eens bei minste, stond een jongen. We vroe gen hem of wc deze woning van bin nen eens mochten zien, maar het leek wel ol hij het niet begreep. Na bed ved moeite lukte bet pas bcm aan zijn ver stand te brengen, wat gevraagd werd en zoo kwamen wc dan in het «enige ver trek, dat hd krot bevatte. Een klein kamertje, nauwdijks verlicht door een paar kleine venstertjes, zonder ruiten. Een vloer was er niet in en de eenigc meubelen ware» een oud tafeltje en een paar wrakke stoelen. In den eenen wand een paar „hokken", slaapsteden. Ziedaar het geheele interieur. Overigens zng alles er nog vrij zinde lijk uit, maar, dit was dan ook nog één van de beste hutten. Toch was hier de toestand al treurig genoeg. In dat kleine vertrek moesten vier tnenschen wonen, ze moesten daar eten en slapen. Alles moest daar in één vertrek gebeuren. Wc gingen verder. Naar een woning waar een geit o- hd dak stond te gra ven. Hier was hd al heel wat minder dan In de vorige hut want nid alleen zag alles er onzindelijker uit; er moesten ook meer mcnschen in wonen. Maar dit was nóg dc ergste woning niet, want hoe verder we kwamen, hoe erger de toestand werd. Voor een wo ning stond een vrouw md haar dochter tc kijken, hoe de hutten werden gekiekt en zé vroeg, ook van haar woning een foto te nemen. Het vrouwtje vertelde dat in dit krot tien menschen buisden. Ze zag zeker dat we wat ongeloovig keken want ze voegde er dadelijk aan toe: ..Ja. we waren hier nog maar korten tijd met z'n tienen, een paar weken. Want daarvoor waren m'n schoonzuster en haar man hier ook nog met 5 kinde ren bij in, zoodat we met zijn zeven tienen zes weken lang 'hier gewoond hebben". Het was bijna niet te gelooven en toch was liet waar, want een oogcnblik later spraken we bedoelde schoonzuster, zij en haar man hadden nu zeil een hut ge bouwd, want de beide families hadden, wat nu juist zoo'n wonder niet is, on- eenighekl gekregen. En dat ook dit laat ste waar was, werd ons even later, toen we een andere hut bezochten, bewezen. Want na een hevige woordenwisse ling sloeg de eene schoonzuster bij de ndere uit woede de weinige ruiten in. lie het krot nog had. Op deze manier al een heel slecht bewijs gevende van haar dankbaarheid voor de gedurende zes weken met haar gezin genoten gast vrijheid. Nog een krotwoning op „Klein-Rusland". Een paar kinderen zijn niet van ne vrouw, die voor de hut staat, maar in „Klein-Rusland" krioelt het van kin deren en komt liet er op een paar meer ot minder hcusch niet op aan. Op de kiek hierboven zien we een van de slechtste woningen. Er huist daar een groot gezin en in de hut staan als «enige meubelen twee oude ledikanten, die de geheele familie moe ten bevatten. In één dezer bedden lag zelis nog een ziek kind. Een groot gat geeft eenvoudig foc- gang lot de woning, -van de achterzijde was een raam. maar daar het vrij koud was en er geen glasruit in zat, was het door een oude mantel bedekt. Het was daar binnen een echte vieze boel cn toch was deze vrouw niet onzindelijk. Ze was bezig buiten de wasch te doen en toen de kinderen gekiekt zouden gorden, had dat nog heel wat voeten in de anrdè. Eerst moesten ze gewasschen en „ge kleed" worden. In deze huishouding was het al heel treurig gesteld. De man was zonder werk en er werd niets verdiend. Al en toe moest de vrouw alles maar in den steek laten om met een beetje rommel langs de deuren te venten. „In geen week hebben we warm eten geproefd", vertelde ze. „We leven op brood en als we nog is iets warms krijgen, hebben we dat aan de buren te danken". Terwijl we met de vrouw stonden Ie praten deed zich nog een aardig tooneel- ije voor. Eén der kleinen vond een oud stuk brood onder een bedstee. Het meis je juichte van pleizier, het honger-snuit- je straalde. NX e dachten dat ze het zóó op zou eten. Maar neen. Ze ging er mee naar de baby, die door moeder op den arm werd gedragen en gaf de kleine het brood. En deze kleine begon er dadelijk op te kauwen dat het zoo'n aard had.... We hebben nog heel wat hutten be zocht, maar overal was het even armoe dig. Naast één der hutten stond nog een apart tentje van een tuberculoselijder. En dat met zoo'n armoede. Later hoorden we, dat hef dikwijls eigen schuld van de menschen is. dat ze in zoo'n krot wonen, maar daarover zul len we 't in een volgend artikel hebben. Klein-Rusland is natuurlijk niet de eenige plaats in de veenstreken, waar we „krotten" aanfrellen. We hebben ze op meer plaatsen gevonden en zoo ligt b.v. aan den weg Emmen-Odoom een soort huttendorp .lombok" genaamd. Iets beter dan „Klein-Rusland" trou wens maar veel ook niet. Hier staan ook enkele woonwagens, sommige zonder wielen om daar te blijven tot ze van ouderdom in elkaar storten. We zijn de geheele veenstreek onge veer doorgegaan en we kwamen tot de conclusie, dat in de veenen zelf hoege naamd geen krotwoningen voorkomen. In de buurt van Nieuw-Dordrecht geko men vroegen we, of daar ook hutten ge vonden werden. „.ja" was het antwoord, „dan moet u naar Bloemendaal gaan!" „Bloemendaal?" vroegen we verwon derd. „Ligt hier dan een Bloemendaal?" Inderdaad er lagen een heele boel hut ten bij elkaar en de bewoners hadden voor het gehucht geen beteren naam ge weten dan Bloemendaal. Wat een verschil. Bloemendaal bij Nieuw-Dordrecht of dat bij Haarlem. Krotten en nog eens krotten daar, niets beter dan „Klein-Rusland". Nog een foto 'Van een Drentsche veenhuL Behalve de genoemde centra van hut ten liggen ze ook verspreid, zoo maar ergens neergezet in de hei. Wie langs de wegen gaat in de veenstreken ziet een groot aantal woningen, dat niet ge schikt is om in te wonen cn die toch bewoond worden. (RtftnenanmiefiP 'ontnam (bmmen^_ Wolafe o. We geven hier een teekening Hoe de menschen in deze hutten le ven? Gezelligheid kent men er niet, dat is trouwens onmogelijk met zulke hutten. Als het 's avonds donker is gaan de menschen eenvoudig naar bed. In de gunstigste gevallen blijven ze nog wat niet elkaar pralen, buiten de nut of als het te koud is binnen bij het som bere licht van een petroleumlampje. De werkverschaffing zorgt er in de meeste gevallen voor dat de menschen hun mond open kunnen houden. Voor kleeren en dergelijke dingen blijft even wel geen geld over. Zoo wordt de ar moede steeds grooter en één vrouw zei ons zelfs, dat zc heel. heel erg tegen den winter opzag omdat, als er geen red ding kwam. ze in de ellendige hut van inwendige van een woning in Emmen. koude en honger zouden moeten omko men. Dat was de vrouw van een man. die geen werk vond bij de werkverschaffing. En al mag het dan in vele gevallen de schuld tan de menschen zelf zijn, dat ze in zulke hutten onder zulke droevige omstandigheden wonen, het is toch een toestand, die in een beschaafd land als hel. onze, niet meer mag bestaan. Om verschillende redenen, die we in een volgend artikel uiteen zullen zeilen, grijpt dé overheid niet in en, dat hebben we zelf geconstateerd, in sommige geval len zijn die redenen juist. Maar toch dient er verandering te ko men. In ons land mogen dergelijke toe standen niet meer voorkomen. C HET GOUDEN TASCHJE door 8IMON MOS. Frederik van AlimB Iïcd oneoduld'ur het •ertrek op cn neer; gekleed in smoking, stond hij reed» cenigo minuten gereed om uit te gaan, tot het bijwonen van de voor. stelling in de Groote Opera, waar heden, avond Madame Butterfly van Puccini xou worden opgevoerd. Zijn vrouwtjo was ech ter blijkbaar nog altijd niet geieed. liet iich ook ditmaal weer vreeseli* I*r« wach De Loui«-seiw> pendule op den schoor steen wees reed» eenige minuten over half acht. Met een trek vaa wrevel on het cc. zicht, wierp de heer van Ahns het restant zijn sigaret driftig op het aaehbakje DeenscU porselein, in zijn nabijheid, drukte daarna op een ivoren knopje, dat zich bevond in het voetstuk van ecu Boeddhabeeldje, van cuivre.poli hetwelk was geplaatst op een polisander-houten bureau-ministro. Even latex diende zich het knmenneieie ut, dat werd verzocht aan mevrouw to informeeren in hoeverre zii gereed was. daar de tijd noopte tot eenicm spoed. Maar dit bleek met meer noodle. de stem van mevrouw was reeds hoorbaar in den corridor; eenige oogenblikken later ruiech. zij de kamer binnen, gekleed in scbit. terend avondtoilet van roze creoe maro. de bovenste deeten van de iaoon slechts even op de schouders saamgehou den. F.en tuiltje donker-xoode rozen prijkte op baar corsage, een fijne parfum van Coty zwoelde om haar heen en vulde het Wij zullen ons moeten haaeten, Vic. torincl sprak de heer van Alms, terwijl hij zijn handschoenen in de hand nam, ik had je vergeten te zeggen dat onze Limou sine dcfcet is... cn wel zoodanig dot Jean haar ter reparatie heeft moeten geven... do mechanleien zag geen kane den wagen in de camge hier te herstellen. Maar Kred, had mij dit even laten weten, pruilde Victorine. zullen wij nu moeten loopent... Daar heb ik abeoluut niet op gerekend. Ik bid een taxi willen nemen. ant. woordde van Alms. maar toen ik een kwar.-erjo geleden opbelde was er niet een vrij..- Waaneer wii nu dadeliik ver. trekken komen wij wellicht «en taxi, die onbezet is. tegen- H«wat verschrikkelijk naar toch. zuchtte Viotorlne. De heer van Alms had ziin overias reeds aangetrokken en hielp ziin vrouwtje aan haar avondmantel. Na de kraag van sabel bont om haar schouders te hebben gelegd, stapten beiden vlug door de hall en wa ren weldra buiten. Do avond werd al kil en de ovengang van huis tot de straat was geducht merkbaar, onwillekeurig stapten zij sneller door. een groot gedeelte van den weg was reeds afgelegd, doch toen Frederik van Alms een auto zag. die blijk baar niet bezet was, riep bti toch 'den chauffeur aan, daar do verlichtte klok op het Alexatiderplein aanwees, dat het nog maar enkele minuten voor achten was. Na een korte enelle rit kwamen zii bii het •perageboutv aan, eenigszins gehaast etap. zij uit, doch zij bleken nog tijdig ge. arriveerd te zijn. Vlug den ingang van het gebouw bin. en, de garderobe opgezocht «u overjas en avondmantel afgegeven. In hun loge aan gekomen was de ouverture reeds aanze- angen, de brillante muziek van Puccini •uiechte door de zaaL Vtctorine zocht met haar tooneutkijker voor de oogen. of ze in de tegenoverliggende loge'e ook kennissen ontdekte, doch staakte het na enkele oogenblikken, daar ze, alvorens het licht in de zaal zou verduisteren, noa een blik wilde worpen op do correctheid van haar kapsel en haar gelaat, dat wellicht nog wat bijgepoederd zou (moeten worden. Plots schnkte zij geweldig O, Fred, kreunde ze, waar is... Wat Victonne... wat eock iel vxoee van Alms ontsteld. Mijn taschje... ik had het daarnet toch... Haar taschje, waarin zij allerlei klei. rngheden borg, poederdoosje, spiegeltje ea zoo, zag ze niet. hoe ze ook zocht; haar mooie gouden taschje, hetwelk ze van haar moeder ten geschenke l»ad gekregen op haar I,tut Men verjaardag, was klaarblijke lijk niet meer in haar bezit. Het voetlicht vlamde hel op, de zaal werd donker, het gordijn rees omhoog, het eerste bedrijf van Madame Butterfly natn een aanvang. Het was ccliter niet mogcliik Victorine rustig te houden, het taschje moest eeret terecht komen. Ze had het zeker in de laten liggen, in de onbekende auto, die alweer vertrokken zou Tim. wie weet' waarheen. De chauffeur zou het kunnen, vinden en behouden, of anderen, die er sinds hun vertrek vervoerd waren. Fred «Tachtte haar gerust te stellen, zij zou het taschje wel abusievelijk hebben afgegeven aan de juffrouw van de garderobe, nij zou wel even informeeren. Victorine moes* r kalm zang en epel blijven volgen. Doch daar wilde zij niet van booren O. riet het nu wel zeker, ze had haar taechje door de haast van Fred, in de auto achtergelaten, en waar was die muf Fred ook altijd met zijn gchaaat en zenuw, achtigheid. Victorine scheen gelijk te hebben, het taschje bleek na informatie, bij de garde robejuffrouw niet aan haar te'ztjn afgegc. vtn, waarop avondmantel en jas weer te. rug verzocht werden en van Atans en zijn vrouwtje spoedig het operagebouw verlie ten, ten etr.de alsnog de bewustj auto. aar;n ze tot hier waren gekomen, terug i vinden. Fred verzocht een der wachtende chauf feurs van de lange File auto's, die. kort op elkander, voor de opera stonden ge schaard. of.te misschien de auto. waafin zij waren vervoerd, had opgemerkt. Hoe zag-ie der uit? was do weder, vraag van den chauffeur. Ja, dat was moeilijker. Gelijkeh niet vele auto's op elkander als do vroegere buu» rijtuigen met een paard, en wie geeft zich voldoende rekenschap omtrent de grootte inrichting van een vehikel, wanneer gehaast ie- Zelfs de kleur zou hij niet weten te benaderen, maar bij gaf vaag een beschrijrng van bet inwendige, hit meen de zoo cn zoo, doch eenure beslistheid om trent hetgeen Fred en Victorine zich meen. den te herinneren, konden zii niet zeven Doch een chauffeur van eon volgende auto, die het gesprek mede gevolgd had, beweerde, dat de vermoedelijke wagen waarmede de heer en mevrouw van Alms oerd waren, daar zoo iuist pas was vertrokken in de richting van de Grand Boulevard. Zóó kort geleden, maar dm zou hij vermoedelijk nog te achterhalen zijn. Als er nu slechte een auto was om de :rsto te vervolgen. Nou, meneer, sprak de chauffeu?. die gemeend had den wagen te herkennen, hebt u er twee lappies van vijfentwintig voor over, as 'k era inhaalt... Dan waag ik 't er op en breek uit de rij. O, Fred! animeerde Victorine. dar moet je doen... zeg, dat het goed is Top! ze: van Alm;, als je den vent achterhaalt, zal je ze hebben! Stap in! commandeerde de chauffeur. Hij klapte het portier diebt, klom in den wagen en zette oogenblikkelijk de m aan, die weldra op de groot3te versnelling de auto een razende vaart gaf. De chauf feur stuurde in de richtine waarin de zochte auto was verdwenen en na e enigen tijd met groote snelheid te hebben gere. den meende hij ook werkelijk aan het de van de lange boulevard, den bewu wagen nog te zien cn hem blijkbaar te deren. Gcruischloos reed de auto verder over den geasfalteerden weg en schoot tussehen de anderen door. als een kl Tiscli tussehen giooteie kameraden in overvol bassin. En werkelijk, de snel voort jakkerende auto scheen de vetvolgde loopen. Weldra waren zij elkaar zoo dicht genaderd, dat het nummer wae op te men. maar dit gaf niet veel. aangezien die cijfers van de auto waarin ze naar de opera waren gebracht, niet bekend waren Som? was het of da auto die voor was telkens'moeite deed, door grootere snel- ONZE LACHHOEK Hij was juist aangesteld als reiziger voor een grosstersfirma in drogerijen e.<l, en dit was zijn eerete bezoek. Heeft u ook iets voor grijs haart vroeg de oude örogiet hein. Niets rUn de grootst* eerbied, ant woordde de Teiziger naar waarheid. De naam van een kleine stad in Waled .ie; I/lanfairpwilgwyngyllgogerychwyzndro- bllaavliBiliogogoch. Werkelijk waar. Maar cttt kan eigenlijk moeilijk meer een grapje genoemd worden. Een onderwijzer ontving volgende briefje van de moeder zijner leerlingen: Meneer geeft u Henk asjeblieft geen e ommen voor huiswerk meer. Die eom vaa laat--, hoe lang* heeft een man noodlg, otn veertig maal heen weer te loopse van het station naar de Groote Houtbrug, heeft mijn man een heelen Zondag ge kost En toen hij den heelen afstand had ge- loopun, kreeg Henk de boodschap van U dat het antwoord fout wae. Een menech kan lang leven, als hij mlele anders doet. beid, voor te blijven. Opeens zwenkte de gezochte een zijstraat in. Moest hij daar zijn of rekende hij zich ontdekt, om nu te trachten aan de vervoL g:ng te ontsnappen, door den vervolge® op een dwaalspoor te brengen. Met groote behendigheid werd nog juist het stuur om. gegooid, om rakelings langa het rechter- trottoir, dezelfde straat m te snorren, waarheen de voorganger waa cezaan. Maar het had er. tooit veel van of de auto, die vervolgd werd, opzettelijk ver schillende zijstraten insloeg, want dan werd links en dan weer rechts, telkens an dere zijstraten ingereden, en dit onver, wachte rijden had tengevolge, dat de auto, waarin de heer1 van Aims en ziin vrouw zaten, weer eeniesztns achterbleef. En toen ineens stopte de auto voor een klein Iieerenhui?. De chauffeur 6orone ran den wagen en belde aan. Intuescheu bad de vervolger den wagen ingehaald en stopte eveneens. Doch er behoefde niet na. der geïnformeerd, ze'fe niets gevraagd te worden; met een enkele oogopslag zag de heer van Alms, dttf deze chauffeur niet diegene was, welke het echtpaar naar de opera gereden had, ook Victorine bevestig de dit onmiddellijk. Deze auto, ze zagen het nu duidelijk was niet die, waarin zij waren vervoerd. Het vervolgen bleek eeta vergissing. Wat nu echter? Voorloopig te. rug. De chauffeur moest, na betaald te zijn, weer naar da plaats voor den schouwburg doch wilde wel even omrijden lange het commissariaat, opdat de heer van Alms den commissaris kon inlichten. Het was mogelijk, dat de verdwenen chauffeur het taschje reeds gevonden en op het bureau van politie gedeponeerd had. Aldaar was evenwel nog niets aange„ gevet: en hoewel de dienetdoende inspec, teur de vermissing noteerde, kon hij mijn, heer en mevrouw toch weinig hoop geven in een groote stad kwamen wel eens on. eerlijke bestuurders voor, onder zoo'n talrijk personeel en bovendien waren er te weinig juiste gegevens omtrent den chauffeur cn den wagen. In een onplezierige stemming werd de richting nanr huis ingeslagen. Mevrouw gaf de schuld aan mijnheer, dat hij te veel had gehaast en mijnheer zei, dat de oor zaak van het incident was te wiiten aan mevrouw door te weinie haast en te lane, zatnen voortgang bij het klceden. Als zij niet te laat wae geweest hadden zij er loo. pende op tijd kunnen zijn. En nu hebben wii een bedorven avond, beFloot hij. Ach, dat kan me allemaal htess sche len pruilde Victorine. maar mijn taschie, dat wel voor goed verdwenen zal zijn. Toen zij het buis hadden bereikt en de heer Van Alms, na het binnenkomen, bezig wae de etraatdeur meteen voor den nacht te sluiten, was Vtctorine doorgeloopen in de verlichte hall. Plots bleef ze ais versteend staan.... Daar hing aan de portejnanteau, aan een afzonderlijke haak haar gouden taschje... Ach, dat wae waar ook. Fred! riep ze zcnnwaehtig-gelukkig. O, Fred!... Hier is het I Wat? vroeg van Alms, nokkeiig kort. Tiet taschje, Fred!— O, ja! Nu weet ii het wel... Ik had het hier gehan. ser., onder mijn mantel. era het niet te vergeten.... En toen heb jij den mantel ge. haatd en het niet gezien, zeker., en door de haast heb 'i het niet meegenomen... tenvij! ik dacht... O. ik meende toch stel- .lig :k geloofde zeker. dat ik het in de auto bij me had Maar gelukkig dat het hier nog hangt hé?... Vind je niet, Fred?. Goed dat 'k het vergoten heb. hè? Is dat niet plezierig, Fred Hm, ja!... Dat te héél plezierig, jal zuchtte de heer van Alms. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. a 60 Cts. per regel. FEUILLETON DE GEWELDENAAR Uifc het Engelsch van MABJORIE BOWEN S3). Mei ingehouden jdent bleef Visconti luisteren doch een oogenblik daarna kwam de soldaat met een vertrokken ge laat weer binnen, en lief de deur aan staan. „Het is mij niet mogelijk!" sta melde hij „blind en toch nog wor stelend is het geen menschelijk wezen meer „Doe de deur dicht!gilde Visconti, die waggelend tegen de Lana aanviel, want op dat oogenblik zga hij een lijk kleurig gelaat met uitgedoofde oogen en een boledigen hals slechts een enkel oogenblik toen verdween de vreesclij- kc verschijning cn viel in het duister neer. Er heerscltfo een vreeselijke stilte wel ke eindelijk door Visconti verbroken werd. „Ziin wij soms een troep gekken, of oude wijven?" riep hij rondziend uit. „Hij is hier gekomen urn mij te ver- tnoorden en wij hebben hem gedood daar iets in? Ga, nu zien of hij wer kelijk dood is". Sidderend trad een van hen naar bui ten en kwam aanstonds weer binnen met: „Hij beweegt niet meer, edele heer hij is dood". De angstige pages brachten meer licht in de kamer zonder licht dorst Vis conti niet leven. Hij ging naar het bal- con toe, voorzichtig achter de Lana aan, om de gedaante daar buiten te beschou wen. Met den arm over het gelaat lag Mastino daar uitgestrekt, beschenen door den gloed der brandende stad. „Hij was een reus fluisterde Vis conti, angstig over de Lana's schouder heenglurend. De soldaten achter hem verdrongen zich om te zien. Die gedaante was een maal Mastino dclla Scala! zelfs hun ne koude harten werden e door getrof fen. Hij was dood dood! Visconti's vrees, de achterdochtige vrees voor een rechtvaardige, door den hemel gezonden wraak, ging over in wilde vreugde. Toch was hij nog niet volkomen gr rust. Het lichaam mei de punt van zijn gouden schoen aanrakend, beval hij mei een grijns: „Gooi hem in den tuin neer". Giannotlo en de Lana wisselden een blik, de Lana slool beslist de lippen. „Zijt gij verraders of lafaards, dat gij mij niet gehoorzaamt?" riep Visconti verwoed uit. „Gooi het, schop het, smijt het naar beneden en laat het daar tot morgenochtend liggen.' „Hij was een vorst en een Scaliger!" kwam de ana hem met een waarschu wenden blik in de oogen herinneren. „Hij was mijn vijand minachting voor minachting! Gooi Mastino della Scala van het balcou af of Aan stonds traden eenige soldaten naar vo ren en tilden het lichaam op. „Gauw wat!" riep Visconti, die de Lana niet uit het oog verloor. „Gooi hem neer, waar ik hem niet kan zien". „Laten zij tem naar beneden dragen, edele heer", voerde de Lana aan. Met een duivelschc uitdrukking op het gelaat, dat rood gloeide in de vuurzee van Novara, snauwde Visconti de Lana toe: „Zij zullen doen wat ik lun zeg of anders laat ik ze opknoopen! Gauw. wat!" zetde hij wederom, als vreesde hij dat de doode zich toch nog zou verhel len. Zij droegen het lichaam tot bovenaan de stoep en gaven het toen een duw, zoo dat het met een doffen slag neerkwam op het groen, dat half uver het marmer heen g, oeide. Visconti keek over de leuning naar be neden en fluisterde half luid: „Hij aeiüï nog iels toen hij neerviel ik heb het gehoord doelt nu zal hij wel dood zijn Met een verlucht hart trad hij naar binnen. „Sluit de deur weer b.val hij en bleef staan totdat hij zag dat de deur toe was. HOOFDSTUK XXX-V. - Een werking van den hemel. „Hoeveel, de Lana hoeveel?" „Vijf zes, of zeven „Honderd!" „Neen, duizend, edele heer!" „Duizend?" herhaalde Visconti, opge wonden naar voren leunend. „De manschappen van Magenta ko men met buit beladen terug. „Wel, heb ik niet gezegd dat ik hun Lombardije zou geven om te plunderen!" lachte Visconti. „Dus er zijn duizenden gevangenen?" Het was dienzelfden avond en in het zelfde zomerverblijf. Visconti zat aan het hooid der tafel in een kamer naast het vertrek waar het gordijn was neergerukt, en waar nog geronnen bloed op den grond lag. Het was een klein vertrek, waar hij zich bevond, met mozaiek ingelegd, schit terend van licht cn vol menschen de lleur van den adel en van het leger. „Duizenden, edele heer; mannen, vrou wen, kinderen, en een paar belangrijke mannen ook een oneindig aantal pa leizen om te plunderen „En Novara?" „Men is nog bezig de vlammen uit te slaan zij zeggen dat alleen maar eene helft van de stad verbrand is"'. „Laten zij de andere helft plunderen!" riep Visconli uit, „plunderen tot er niets meer over is. En het kasteel?" ,Tot den grond toe verbrand .Niets dan asch", zeide een ander. „Er staat alleen nog maar een bastion gloeiend rood JaJ, dat hebt gij zelf ondervonden, da Ribera!" riep de officier naast hem la chend uit, „want gij hebt getracht er overheen te rijden!' I „Het heeft hem zijn paard gekost!" lachte een andere „Doch ik heb mij zelf gered, en dat is eene belooning waard, edele heer!" schreeuwde da Ribera, „want daardóor behoudt gij een belangrijk krijgsman!" „Het zal niet vergeten worden!" lach te Visconti. „Laat deze goede raad uwe belooning wezen: vergeet niet dat bran dende sleden gevaarlijk zijn, wat een ze ker groot Franschman te Rouaan met zijn leven moest boeten en nog niet lang geleden verscheidene belangrijke Duitscners te Milaan „Waar zij als vlieten op de muren la gen, heb ik mijn grootvader hooren ver tellen, die te midden van de vlammen trachtte te plunderen net als da Ri bera!" zeide de Lana. „Als ik toen in Milaan geweest was, zou Barbarossa zelf in de vlammen om- nnen zijn", zeide Visconti, de gïa- cn het zilver voor hem terugschui- vend. „De stad had verscheidene weken om zich voor te bereiden". .Indien gij daar geweest waart, edele heer, zou Milaan niet verbrand zijn", merkte een vleier op. „Misschien niet het was voor de dagen der Visconti's," zeide de hertog met een glimlach tegen Martino della Torre. ..En nu de plannen, de Lana van Novara naar Magenta, van Magenta tot Verceüi", en hij schoof de glazen nog verder terug om het perkament, dat dé Lana hem gaf op de tafel van gekleurd J marmer uit te spreiden. „Vercelli hebben wij Vercelli, de Lana?" De officieren kwamen dichterbij en leunden over de tifel heen. „Ja, wij hebben Vercelli, en Magenta ook". Visconti zette een zilveren beker op een der punten van het perkamen neer, om het'plat te houden, en volgde den weg met de punt van zijn dolk. „Naar Tu rijn Cunco zoo d'cht mogelijk als 't kan bij die stijfnekken - an Genüeezen en wij hebben heel Piedmont!" „En de Genüeezen?" „Laten die zich maar kalm houden", zeide Visconti, zijn dolk in de schede te rug stekend, dan mogen zij Genua bi- houden. i hebben ieis grooters voor het Keizerrijk! Van de muren van Novara zijn de Alpen te zien; van de muren van Magenta reiken zijreeds hal verwege de lucht, en vanuit Turijn kun nen wij ze bijna aanraken. Op deze ma nier komen wij dichter en dichterbij „En bedreigen het Keizerrijk!" riep de Lana opgewonden uit. „O, edele Jieer, misschien is het de moeite waard' ge weest „Wat zegt gij, de Lana?" vroeg Vis conti hem scherp in de rede vallend. Et heerschte een oogenblik van stilzwijgen. Het was de eerste en slechts een vage aanduiding op wat er dien nacht was voorgevallen. Het scheen weken geleden en toch was de zon er nog niet ondergegaan. (Wórdt veryplgdy.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1925 | | pagina 9