HAARLEM'S DAGBLAD VAN HET POLITIEKE T0URN00IVELD VRIJDAG f NOV. 1925 VIERDE BLAD MIDDENSTANDSRAAD. EEN NIEUWE BESTUURSVORM? In dc laatste maanden zijn een tweetal redevoeringen gehouden en een aantal publicatie* verschenen, die zeer dc aandacht hebben getrokken. Ik bedoel dc openingsrede van Dr. F. E. Uosthuma. bij gelegenheid van dc lautstgchoudcn Jaarvergadering der Ncdcrliindschï Maatschappij voo;- Nij» verheid, I Inndel.cn dc uiteenzetting van Mr. Dr. Westerman in de jaarvergude» ring van het Ncderlandsch Verbond van Fabrikantcnvereenigingen, op 9 Juni 1925, alsmede dc prac.adviezen van de hoeren Stulcmeijer en Dr van Beurden voor het R.«K. Middenstands' congres op 7 en 8 October 1925 tc Aan» sterdam gehouden en een tweetal arti- kelen van den heer L. Bern. J. Gorria in de „Middenstandsbond" van 25 Sep» tembcr cn 16 October 1925. Of de bovenbedoelde gesproken zoowel als geschreven woorden, inder» daad voldoende aandacht hebhen ge» trokken cn daaraan dc waarde wordt toegekend, die men cr ongetwijfeld aan mag hechten, betwijfel ik Dc te ver» werken literatuur is tegenwoordig van een dusdanigen omvang, dat dc zaken» man. zoowel als hij, die de beslommc» ringen utt dien hoofde tenminste mist, gewoonlijk verplicht is te schiften cn alleen datgene in het oog houdt, wat meer van direct belang geacht moet worden. Bovenbedoelde redevoeringen, die een algemeen karakter droegen brach» ten de wenaohclijkheid naar voren, om voortaan verscheidene bevoegdheden in banden van bepaalde maatschappc» lijke organen tc leggen. De nog steeds voortdurende uitbreiding van dc staats» taak maakt het immers onmogelijk, dat ccn lichuam als dc Tweede Kamer der Statcn»Generual, door het beperkte le» dental cn het ontbreken van deskun» dighoid op velerlei terrein, allo werk» zaamheden naar bchooren vervult. In dit verband zi) o.m. gewezen op den in het leven geroepen Iloogen Raad van Arbeid. Zuidcrzceraad, Onderwijsraad, Nijvcrhcjdsraad cn Middcnstandsrand. Tot het laatst gepubliceerde op dit terrein behoort zeker dc instelling van een Landbouwraad, waarover gespro» ken wordt in het Voorloopig Verslag van Hoofdstuk V (Binnenlandsche Za» ken en Landbouw), Staatsbcgrootinz 1926. In dit college zullen zitting moe. ten hebben de vertegenwoordigers der voornaamste land» cn ruinbouworganf» satics. Ook in.het buitenland bestaat een dergelijke neiging. In het ia November 1924 verschenen rapport van dc „Royal Commission on food prices" wordt aangedrongen op ccn Voedsel raad, die bij voortduring toezicht zal houden op dc bedrijven, betrokken bij dc voed» selvoortbrenging cn handel; al zal deze raad eontroleercnde cn geen wetgevende bevoegdheid krijgen. Deze lichamen zijn de ccn meer, dc ander minder. als correctieven tc beschouwen <>p de psychologische cn organisatorische fouten, welke in ons staatsbestuur schuilen. „Onze volksvertegenwoordiging is niet samen» gesteld cn kan als politieke instelling, draagster van algemccnc staatkundige beginselen niet samengesteld worden met het oog op zulk ccn taak", zcidc Dr. Posthuma.Het stadsbestuur zal gc» dccentralisccrd moeten worden cn dc taak van dc volksvertegenwoordiging gedeeltelijk verlegd. De nieuwe organen zullen voorbc» reidendc werkzaamheden hebben tc verrichten, maar zullen ook aan dc re» geüng cn uitvoering moeten deelnemen, al bestaat ten opzichte van de vraag of deze maatschappelijke organen alleen adviseerende dan wel ook wetgc» veilde bevoegdheden moeten krijgen, geen eensgezindheid. Indien dan wer» keüjk het advies van dc twee ccrstgc» noemde vooraanstaande landgenootcn wordt opgevolgd en daartoe zal men rn.i. in veel gevallen hetzij geheel, hetzij godccltclijk noodzakelijker» wijs moeten komen dan zal dc waar» do van dc bestaande of in het leven tc roepen colleges grootcndccls bepaald worden door dc taak cn bevoegdheid welke men hen toekent. De .heeren H. Stulcmeijer en.Dr. van Beurden hobbcn over de waarde van één dezer instituten nL den Midden» standsraad. het een cn ander medege» deeld bij gelegenheid van het K. K. Middenstandscongres. Deze beide prac» adviseurs wezen cr o.m. op, dat dc mid» denstand zelf nog amper beseft, van welk een waarde deze vertegenwoordu ging voor hem is. Ligt daaraan wel» ligt ten grondslag: het onbekend, maakt onbemind? of i5 de taak cn dc bevoegdheid van dien raad minder juist, of wellicht tc veel omlijnd? Bij dc bespreking van die vraag is het goed op tc merken, dat ook in ar.» derc lichamen, ongeveer op denzelfdcn leest geschoeid als dc Middenstands» raad. klachten gehoord worden over dc doelmatigheid der instelling. Ik herin ner daarvoor slechts aan de voorstel» len tot reorganisatie van den Hoogcn Raad van Arbeid en vooral aan dc felle critick van den heer Ir. C. F. Stork in diens artikel in dc Economisch Statis» tischc Berichten van 16 Sept. 19_o, waar hij o.m. schrijft: „Het advies van den Hoogen Kaait over zijn reorganisatie in zijn geheel beschouwende, staat cr naar mijn mecning niet veel verandering ten goc» dc le verwachten, als dit advies zonder meer gevolgd zou worden. In hoofd» •/aak blijft dc Raad dan wat hij was m daarmede ook. om het nu maar eens huiselijk uit tc drukken, wat dc in» dustricclcn betreft, een blok aan het been van hunne verecnigingen cn ver» tcgenwoordigers In aansluiting daarop wijs ik voorts op het artikel van den heer A. C. dc Bruyn in de E. S. B. van 2 September j.l., 'waar deze schrijvend over het» zelfde onderwerp o.m. opmerkt: „Velen zien in. dat het tegenwoor» digc systeem van wetgeving op der. duur onhoudbaar is" cn iets verder: „Inderdaad daar moet zoo spoe» dig. mogelijk ccn einde aan ko» men. Hoe? Komt men dan niet tot een sociaal parlement? Het is I niet onmogelijk. En ij dat begeerd*, zij het 'fc nog vaag aangeduide sociaal pur» Icmcnl iets anders als het door den mi» nistcr van Arbeid. Handel en Nijver» beid bedoelde orgaaD, voortgekomen uit maatschappelijke instituten, waar in het bedrijfsleven zich zal hebben geoiganisecrd?" Er is echter veel meer. Ook do Nij» vcrheldsraad heeft zijn bestrijders. Daarnaast hebben d« Kamer» van Koophandel en Fah-iekeD veel kritiek tc verduren, een kritiek, die, mits op» bouwend, deze instituten slechts ten goede kan komen. Daaraan ontbreekt helaas maar al te veel. Voor zoover het de opmerkingen over do Middcnstandsraad betreft, gaat het m.i. niet om een „sterootiep geklaag van den middenstand", ccn uiting, die men van tijd tot tijd nog al ccna hoort, maar in analogie mc! overeenkomstige gevallen geheel buiten het midden» stands terrein liggend meen ik, dat hier gesproken mag worden van: een in vele lagen levend en opduikend ver» langen tot vervorming. Op zichzelf is dat een gezond tceken van leven. Het wijst er op, dat men zich wil aanpassen, maar het verschijnsel kan ook zijn be zwaren hebben. Veel oningewijden, kam keraars van professie en hervormers outrance gebruiken dergelijke gelegen» heden om mede tc zingen in het koor. De groote „men" hecht meer dan eens waarde aan hunne uiteenzettingen, d1 dikwijls niet door duidelijkheid cn scherpzinnigheid uitmunten, maar wel door fraai geformuleerde hatelijkheden. Tenslotte moet het van hen niet ko» men. Wil mes de gedragingen van den Middcnstandsraad critisecrcn, dan is het noodzakelijk, dat men zich volle» dig rekenschap geeft van dc bopalin» fen, waaraan dit college is gebonden, let K. B. van 4 September 1919 no. 50, houdende erkenning van dien raad, bepaalde, dat hij vraagstukken te bc» handelen kreeg, welke voor den Neder» landschcn handcldrijvendcn of indus» tricclcn middenstand van belang zijn; terwijl hij voorts daaromtrent overleg kan plegen of voorstellen kan doen. aan dc terzake bevoegde ministers cn verder zoodanige colleges, autoriteiten en ambtenaren, als daarvoor, al gelang van Jca aard van 't onderwerp in aanmerking komen. Reeds in den aanvang van zijn be» staan bleken de leden met bovenstaan» de omschrijving niet in alle opzichten tovreden tc zijn, legde men haar zelfs niet altijd op overeenkomstige wijze uit. Duidelijk kwam de moeilijkheid naar voren, toen men uitdrukkelijk vast Kvcn, om in het belang van den vocgdhcid bezat, ongevraagd aan middcnstandsinstellingen de wenk te geven, om, in het mbelang van den middenstand, bij gelijksoortige instel» lingen aansluiting tc zoeken sluiting bij andersoortige instellingen nf te wijzen. Weinigen konden vermoe» den, dat deze zienswijze achteraf in strijd bleek te zijn met de omschrijving van dc taak in het Erkenningsbesluit van den raad neergelegd. Later is dc Regecring hieraan tegemoet gekomen tn werd tegelijkertijd voldaan aan tal van andere desiderata, door dc K.B. van 17 Juni 1920 No. 75 en 22 October 1921 No. 59, Voor zoover het bovenstaande geval betreft, verwerkt ia laatstgenoemd K. B„ werd bij de omschrijving van dc taak. uitdrukkelijk vermeld,- dat aan dc afzonderlijke bonden, dan wel te» zamen of ieder voor zich, aanwijzingen fcdiian mogen worden, die wensche» ijk zijn. Een van dc andere moeilijkheden, die zich reeds in den beginne voor» doden, was dc uitbreiding van het aan» lal leden van den raad. Merkwaardig feit. Mede geboren door dc omstan» dighcid, dat onze volkvertcgenwoordi» ging ccn tc kleine aantal deskundige lc» den heeft, drong hij zelf meer dan eens aan op vergrooting van zijn ledental, zulks in het bijzonder met het doel om deskundigen (geen middenstanders), die van het middenstandsvraag» stuk speciale studie hebben gemaakt, als lid van den raad tc kunnen nanwij» i". Is dat noodig? Is het niet vol» doende, dat aan do drie landelijke middenstandsbonden reeds de bevoogd» licid is verleend om voor bepaalde on derwerpen ccn of meer zijner leden, die deskundigen zijn, aan te wijzen, om „buitengewone leden" van den raad aan dc beraadslagingen deel te nemen? te meer. wanneer men bedenkt, dat dc raad zelf deskundigen kan uit. noodigen en ook „andere personen" tot bijstand van de leden worden toe gelaten. Moeten de Directeuren der middenstandsbureaux wel tp ver» staan der landelijke organisaties dc vergaderingen van den raad bijwonen? Even weinig als er m.L voor het eerste .ets te zeggen valt, even veel voel ik voor het laatste mits deze directeuren daar zitten als toehoorders. Volkomen juist is dc opmerking, dat ook zij als toehoorders binnen kunnen komcg, mits dc raad zulks vraagt, Toch meen ik, dat het noodig is, dat de directeu» cn der bestaande bondsbureaux zoo» eel mogelijk alle vergaderingen en conferenties bijwonen. Zij zijn het, die als spil der organisatie beschouwd worden cn in het belang der organisatie zelve meen ik, dat zij in den rand zit» ting moeten hebben, een feit, waarop, ik destijds reeds terloops wees, in mijn prac-advics over de inrichting der patroonsvcrccniging. En tenslotte nog een belangrijk punt hetwelk zich eveneens leent voor vele beschouwingen de openbaarheid der vergaderingen Reeds in 't tweede jaar van het bestaan van den raad, werd aan gedrongen op meer openbaarheid der vergaderingen. Men heeft den minister zelfs verzocht daartoe dc noodige stappen lc doen. De Regeering voelde cn voelt voor deze openbaarheid niets. Evenmin als dc vergaderingen van den Hoogcn Raad van Arbeid of den Nij» verheidsraad openbaar zijn, evenmin werd het juist geacht dc vergaderingen van don MTddcstandsraad openbaar te doen zijn, zulks o.m. „met het oog op do ernstig» consequenties, welke een dergelijke bepaling ten aanzien van andcro college» met ziob zou bren» gen." Alleen in bijzondere gevallen, waarbij behoefte blijkt tc bestaan voor dc leden advies in tc winnen bij hunne medebestuurderen. wordt in overleg met den Voorzitter, desgewcnscht met de Regeering, nagegaan of dc. behan deling dier punten in dc betrokken organisaties moet plaats hebben. Het bovenstaande geldt natuurlijk voor die zaken, welke dc Regeering bij den raad aanhangig heeft gemaakt. Indien daar tegenover leden van den raad of dc hoofdbesturen van de vertegenwoordig de bonden zaken aanhangig hebben ge maakt, kunnen dezen geheel vrij be sproken worden. Do wensch tot deze openbaarheid is, voor zoover ik heb kunnen nagaan, uit gegaan van den Nedcrlandsohcn Mid denstandsbond; de redactie van een desbetreffende passage in een der ver slagen van den Middcnstandsraad wijst daarop. De heer Gorris, afgovaardigde van bovengenoemden bond in den Raad, was destijds voorstander van deze openbaarheid, In het officieel or- faan van dien bond, van 25 September 925 wijdt hij aan dit onderwerp ccn korte beschouwing en geeft daarbij zijn oordeel over dit college, over zijn be staansrecht zijn innerlijke waarde de ondervonden medewerking. „De instelling van den Middenstands- raad (ik laat andere gelijksoortige in stellingen buiten bespreking) lijkt mij de eerste schrede op den goeden weg. die leidt naar de begrafenis van het Parlement", schrijft de heer Gorris. Daargelaten of dc conclusie, waartoe dc schrijver komt, inderdaad verwe zenlijkt zal worden, meen Ik in zijn ïegcls te mogen lezen, dat ook hij van oordeel Is, dat decentralisatie van werkzaamheden noodzakelijk is, zich zoodoende aansluitend bij het oordeel der heeren Posthuma cn Wcstennan. __j een vervolgartikel verklaart de heer Gorris zich nog nader. „Vaag in dc toekomst (al dan niet nabij) zie ik een correctief groeien van dit m.i. onverantwoordelijk gedoe". (nL de wijze waarop het Parlement samenge steld en gekozen wordt. M.) Gaat dc heer G. niet veel verder? Wenscht hij in de plaats van door middel van onze volksvertegenwoordi ging ons land feitelijk zijn wetten deel achtig tc doen worden door bepaalde maatschappelijke organen? Daargela ten of een „parlemcntloos" zijn moge» lijkris, meen ik op te moeten merken, dat in casu voor den middenstand dan eerst recht de tijd zou aanbreken, zich zoo krachtig mogelijk te centraliseeren, vooral daar dc heer G. den Middcn standsraad opgebouwd zou willen zien naar de getalsterkte der bonden die er huune afgevaardigden heenzenden. „Openbaarheid voor de vergaderin gen van den Middcnstandsraad (in den geest van parlement of gemeen» tcraad) zal den dood van deze nieuwe en veelbelovende instelling beteeke» nen" aldus dc heer G. Het overleg met de regcering binnenskamers, dc gemoe delijke atmosfeer teweeggebracht door menschen met eerlijke bedoelingen cn geen bijbedoelingen, moet gehandhaafd blijven. Het is voorzoover ik zulks kan beoordcelen volkomen juist. De Middenstandsraad deed en doet nuttig werk dit gesohiedde zonder open baarheid. Men loopo dc kans niet, wel openbaarheid tc krijgen en geen nut tig werk. MOLLERUS. TWEEDE KAMER 5 November De algemeene beschouwingen op de Staatsbe- begrooting geopend. Critiek op het ministerie De eerste motie, medezeggenschap vragend, ingediend. De heer Lingbeek krijgt een lach succes. Des heeren Marchant's incident met den heer Colijn niet opgelost. De heer ALBARDA opende voor de sociaal-democratische partij dc discus» sics over de staatsbegrooting voor 1926. Achter de ministcrstafcl hadden zich om de groote parlementaire gebeur» tems van elk jaar decorum bij tc zet ten alle ministers geschaard. Ook de euwe minister van Koloniën, dc heer Welter was aanwezig. Een keurige fi- politick is. ■uht niet anders dan een doorwerking drr liberale economie, die haar kracht steeds gezocht heeft in het bij herhaal den terugkeer neerdrukken van het loonpeil der arbeidersklassen. Dat gaat ^hter zoo maar niet meer! Drukt men het loonpeil, laat men dan weten, dat zulks de volkskracht, dc economische volkskracht schaadt. En kortzichtige ■d. leider deed dan zijn gehoor Tctton op den enormen vooruitgang, overal, in stad en dorp van dc S. D. als in strijd met het' j\. P. Die groei is een groef als een mtuurnoodwendighcid. Steeds voort gaan zal de stroom, die dc maatschap pij naar liet socialisme heenvoeren zal en steeds sterker worden zal. Demo» ciatischc-polirick'dircct is thans eisch. Wel allereerst is eisch een wetsont werp dat dc medezeggenschap brengt. Weshalve dc heer Albarda met de bedoeling, die later te behandelen een motie indiende, waarin hij aan dc regeering dc indiening vraagt van een wetsontwerp dat de medezeggen» chap der arbeiders regelt. Dc heer ALBARDA pleitte met vuur en geestdrift voor nationale ontwape ning en eindigde met een grootschc lofrede op „het socialisme, waaraan, de toekomst zal tocbchoorcn". Een applausje klonk na deze rede op n de s»d. banken. Dc heer Stenhuis tiiukte den heer Alharda dc hand. guur! De heer Albarda voerde ccn scherpe oppositie tegen minister Colijn. Hij zag diens optreden als in strijd met het jnsjltutionccle stelsel, omdat dit optre den z.i. absoluut in strijd moet geacht worden met wil cn bedoeling der kie zers. Hun uitspraak was: niet Colijn! Bij rechts zegt men, dat cr een meer derheid is, maar men moet stelde dc heer Albarda vast dc staatkunde iiet alleen als cijfcrsepl beschouwen, staatkunde betcekent het onderzoeken van de verhoudingen en dan niet alleen statisch, maar vooral dynamisch. Dc irkwame spreker, die ongebroken de .olie aandacht van de Kamer had. on derstreepte de stcmmencijfers cn wees c- in dat verband op, dat rechts slechts ')0,75 der stemmen op zich had kun nen vereenigen. Betcekent dat niet ernstige en voortgaande aikabbeling *in een oude en verouderde partijgroe» peering? Beteekent dat niet. dat de in nerlijke kracht der coalitie gebroken s? riep de heer ALBARDA uit. Het optreden van het ministerie Colijn kan hij geheel niet verantwoord achten. Een zoodanige regecring had alleen dan recht van bestaan, wanneer andere ccmhinaties ontbraken. En ccn andere combinatie is niet onmogelijk thans. Een sterkere combinatie, want de heer Albarda kan niet zien, dat cr bij rechts voldoende homogeniteit aanwc» z g is om een flinke werkzaamheid te ontplooien. Welke verschillen! Niet de oppositie ...aar de coalitie is steriel. De partijen onderling bestrijden zich te vuur en te zwaard over het gezantschap bij den Paus. de doodstraf, dc stemplicht, dc processie-verboden, dc staatsloterij nergens overeenstemming! Het volk is opgeroepen om op de coalitie te stemmen, niet om principieclc dingen, maar meende dc heer Albarda om onder de leuze eener christelijke poli lick vele duizeifden arbeiders af te houden van samenwerking met hunne klassegenooten En welke tcgcnsteUin* zijn er weer niet onder de R.»K. militaïristen en anti-militairisten, democraten en anti-democraten. Nog eens zcide de heer Albarda "t. het op treden van den heer Colijn gaat vol komen in tegen den volkswil Geen democratische politiek doch voortzetting der Colijnschc politiek! Cecn vooruitstrevende maatregelen, geen medezeggenschap, geen bindend verklaring van de collectieve nrbeids» contracten En wat op het stuk der belastingen? Nieuwe lasten werden opgelegd tot 32 milliocn toe maar nieuwe lasten op den kleinen man, op dc groote ge zinnen. Toen er belasting-verlichting kwam werd de verded.belasting II afgc worpen cn werden daarmede alleen de token gebaat. En de salarissen ook moesten verlaagd worden, waarmede nrmoede en ellende gebracht werd in :>e huisgezinnen. Het nieuwe ministerie wil ons land economisch doen vaststaan. Moeten oaarom de kapitalisten kapitaal vor» mm? Wie zegt echter dat de econo mische nood van thans aan kapitaalgc- hrek te wijten is? Is niet veeleer pro ductie-overmaat dc oorzaak? Waarom kapitaliseert de staat niet, wat veel neer waarborg voor degelijke en zeke» -e belegging geeft informeerde dc heer Albarda verder. De heer ALBARDA ziet in wat de regeering economisch noodzakelijk Dan kwam de heer DRESSELHUIJS i het tapijt Hij ving aan te verschil len met den eersten spreker, toen hij net recht der coalitie niet ontkennen wilde om, nu zij opnieuw ccn numerie- meerderheid heeft verkregen, een regeering tc vormen. Of de heer Co lijn als minister-president al of niet had moeten optreden met ccn beroep op de feiten van dc stemming, moet dc coa litie zelve uitmaken. Dc heer Dressel» huijs zag overigens het accoord, waar op tot samenwerken der coalitie-par tijen met dc troonrede overeenstem mend, is besloten als con quasi-accoord want een positieve regecring is daarop niet mogelijk. Het bevestigt slechts, meende dc heer Drcsselhuijs. dc onzui verheid der politieke verhoudingen, die re coalitie heeft gebracht. De coalitie beteekent niets anders, dan het dienen dc coalitiebelangen, wat bestaat uit het zonder logische lijn toewerpen van brokken aan dc verschillende coalitie fracties, maar die nationale bevredi» ;ng niet schenken kan. De heer DRESSELHUIJS betreurde liet hier niet aanwezig zijn van de En» gclsche politieke verhoudingen, want m8ns is er geen oppositie, slechts een groep van partijen, die zonder overeen stemmend beginsel niet tot de coalitie behooren cn daa-om tegen haar oppo- :eren. De woordvoerder van den Vrijheids bond zag de economische moeüijkhe» der in binnen» en buitenland als nog zeer duister cn vond het daarom uiter mate jammer, dut cr zoo weinig wils- eenheid in dc staatsstukken bleek. Er blijkt niet van een wei-omlijnd plan, ent de economische feiten van het he* oen tot grondslag neemt. Wat is er ge» V orden van ccn vereenvoudiging van den staatsdienst? Wel wordt er allerlei beloofd, hetwelk vrcczen doet, dat de staatsinvloed al tc zeer znl toenemen. Er hiervoor waarschuwde de heer Drcsselhuijs. De Vrijhei Jsbond«vcrtcgenwoordigcr achtte geen tusschcnwcg mogelijk tus» schen de liberale opvattingen cn het staatssocialisme. Dc rechterzijde heeft steeds de liberale economische be schouwingen gevolgd. Daarom waar schuwde hij voor staatssocialistische tcr.dcnzen. Voortgaande betoogde hij, dat dc so ciale wetgeving niets anders mag zijn dan een keeren van misbruiken, een1 helper voor den ouden dag en hij wraakte de beweringen van den heer Albarda, dat de liberale theorieën dc arbeiders „neerkwakten", integendeel het waren liberale staatslieden, die de eerste sociale wetten hebben gebracht. Overigens het „neerkwakken" had den arbeiders dan toch geen schade gedaan, blijkens de feiten. De eischcn van zoo weinig mogelijk staatsinvloed geen medezeggenschap geen hindend-verklaring der collectieve arbeidscontracten, het naar boven tc komen van flinke menschen niet ver hinderen zag de heer DRESSEL HUIJS zooveel mogelijk bevorderd door de liberale staatsleer, waarom hij de regeering opwekte daarnaar te leven cn te werken. Voor zoover de daden der regecring door den Vrijheidsbond worden geacht in overeenstemming te zijn met dc liberale staatsleer zal hij zijn medewerking geven. Tenslotte pleitte de heer Dressclhuijs nog voor culturcele opheffing vau het volk. Dc rede van den heer LINGBEEK, vertegenwoordiger van de H. G. S., werd een lachsucces, maar niet een succes voor den spreker. Ten deelc was dat een oorzaak van de spreektoon van den spreker, die maar niet vergeten kan dat hij niet meer in de kerk staat, ten deelc ook van den weinig reëelen inhoud van zijn rede. Korte inhoud van zijn rede was, dat het absoluut onduidelijk was, wat be doeld werd met handhaving der Christ, grondslagen der maatschappij, waarvan de Troonrede sprak. Het bleek, dat de heer Lingheck die Chr. grondslagen gehandhaafd ziet. wanneer uit alle maatregelen der regecring blijken zou, indien ons land als een Protestantsche natie wordt bestuurd. Daarom ook ver weet hij Rechts, dat de openbare school niet eca school met den bijbel is, dat Hcrv Burgemeesters door R.K. cn „Afgescheidenen" worden vervangen, dat alteveel aan Rome wordt geofferd 4 ministers nog wel in het kabinet dat hie- tc lande een R.-K. Universi teit is en dergelijke wenschen meer. Hij had ccn kabinet gewild, gevormd uit Protestanten die ook aan linksohe zijde wel gevonden worden. Daarom zou de heer LINGBEEK tot de loyale oppositie behooren maar tot dc oppositie! De heer MARCHANT kwam ook nog aan het woord. Allereerst sprak hij èn uitvoerig over het incident dat het kletterend slot geweest is van de discussie over de ambtenaarssalarissen na.v, de in- terpeilitic-tcr Laan. Toen immers de heer Colijn de salaris-garantie perma nent verklaard had en de heer Mer chant in heftigheid den minister toe riep: „Een belofte van dezen ministc is mij mets, absoluut niets, niets waard". Dc heer Colijn vatte deze woorden op als een persoonlijke belee- diging cn "deelde den heer Marchant mede, dat het hem zeer moeilijk zou vallen met di-n heer Marchant in dc toekomst van gedachten te wisselen. Dc heer Colijn maakte dan ook. toen de heer Marchant zijn rede van middag hteld geen enkele aanteckc» ning. Men kon mcenen, dat de minis ter van houding zou veranderen, wan neer dc rede des heeren Marchant aan leiding daartoe zou zijn. Echter: de heer Marahanr heeft niets teruggetrok ken. zijn houding slechts verdedigd. En zich beroepen op het politieke karakter .zijner woorden: politiek wantrouwen uit te spreker, is heel wat anders dan iemand persoonlijk in zijn eer aan te tasten. De heer Marchant ging zoover, dat hij, wanneer dc heer Colijn persoon lijk een belofte deed, daaraan alle ver trouwen tc zullen schenken. De heer Marchant zag de daad van het willen intrekken var. art. 40 als een politieke daad. als ccn politiek onrecht stellen in dc plaats van het recht. Daarvan moest dc heer Colijn de politieke, dat zijn de parlementair.critische gevolgen dragen MINISTER COLIJN interrumpeerde hier uit ccn strenge, strakke houding even opkomend, dat de heer Marchant hem persoonlijk van trouwbreuk had beschuldigd en dat wanneer hij bij die woorden bleef, van een gedachtenwis» seling geen sprake zou kunnen zijn. Hij viel weer terug in zijn strakke, strenge houding. En maakte geen enkele aan» teekening. Onderhield zich zoo nu cn dan met een der andere bewindslieden. Hoe dat nu moet afloopen? Het geeft allerminst ecu aangenaam karakter aan de loopende beschouwingen en lang kan het niet duren, dat een minister niet dcbatcccrcn wil met den leider van een belangrijke politieke groep. Er zal op dc een of andere wijze een weg ge ëffend moeten worden. Want zoo kün het niet! De heer MARCHANT ging uitvoe rig op de historie van het willen in trekken van art. 40 in. Hij kenschetste nog eens dat pogen als onrecht- Wat hij als kwalijke tegenstelling met het beweren van rechts dat zij rechtsbe ginselen volgen wil, moest gevoelen. De hecle politiek van het kabinet zag hij in dat teckcn staan, in het teeken van rechtsvervang'.ng door onrecht. Daar was o.m. de belastingpolïtiek. Waarover bij beschouwingen hield, die tamelijk parallel liepen met die van den heer Albarda. Is het Chr. politiek zoo eindigde de heer Marchant den middag dc groote vermogens een voorsprong te geven boven de kleine cn de allerkleinste inkomens? Morgen zet de heer Marchant zijn rede voort. INTIMUS. ONZE LACHHOEK Ci', een advertentie: Zware klok mei mahoniehouten kast. L'i-eiekend uurwerk. Loopt acht dagen zonder opwonden. Hoe lang sou die klok wel loopen, ale elj wel opgewonden ie. Onderwijzer: Een voorwerp wordt transparant genoemd wanneer het moge lijk js er doorheen te tijken.Noem «ene een voorbeeld. Bsn ladder meneer. De boekhouder ontving het navolgende briefje van den voorman op hel werk: Meneer, ik «end u hierbij het rapport over het ongeluk toen Jansen zich met een houweel ir. de voet sloeg. Moet ik in de kolom ..Opmerkingen" de mijne schrijven of die van }a®een? Men hoore tegenwoordig weimlg meer van het zoo kortgeleden mog algemeen be zongen rue der O. W.'eire. Maar zij zijn er tooh nog wel. zooale blijken moge uit het incident vatn den kooper die in een men- belwinkel vroeg om een (Lodewijk XVI stool te zien, toen bleek, dat een Lode- wijk XV model te smal voor hem was. Stoomvaartberichten Atmkerik 4/11 n.tm. 7 11. v. Hamburg n. Rolterdinm Algorab 4'li v. Bahia, Buenos Ayrés n. Rotterdam. Alwakl 3/11 v. Hamburg naar Antwer pen. A ibrreo 5/11 to Havre verwacht, W.-Afri- ka naar Amsterdam. Amersfoort 3/11 v. Iquique naar Guaya quü. Uennekom, 5/11 mm. te Rotterdam van Calcutta. Batjiin 3'11 te Sydney v. Newcastle X. Z. W. Cardiganshire 311 v. Cristobal, Rotter dam naar dc Pacifickust- Delf! p. 4jll r.m. 11 u. 30 m. Plymouth, Valparaiso naar Amsterdam. Heemskerk p. 5,11 Gibraltar. Beha n. Rotterdam. Holland' 4/11 fe Delagoabaai. Jagersfontein 411 te Dar-ee-SsJaam V. Amsterdam. Xedoe, 4/11 nan. te Havre, Java mi) Rotterdam. Kertoeono 4/11 m.m. 7 u. rr. Hamburg n. Bremen. Karimoen 3,11 te Bcetcn, Batavia naar New York. Kinderdijk 311 le Vancouver v. Ant werpen. Koningin der Nederlanden. 4'11 v. Ba tavia naar Amsterdam. I-ocligoil 2/11 v. Ixe Angeles, P'-cifie- kust naar Rotterdam. Leerdam 4/11 v. Havanna New Orleans naar Rotterdam. Moerdijk, 511 te Antwerpen v. Rotter dam. MonWerland p. B/11 Vliesingen, Antwer pen naar Hamburg. Madoera, 5'11 v. Newcastle, Amsterdam naar Batavia. Naronta 3/11 v. Portland (O.) Pacific- kust naar Rotterdam. Ouderkerk 4/11 te Kobe v. Amsterdam. Oranta 5/11 tv. Buenos Ayres naar Am sterdam. Prins der Nederlanden, p. 4/11 Oues- 6ant. Paramaribo naar Amsterdam. Rnn/Montein, p. 411 Oueasaavt, Beira naar Antwerpen en Rotterdam. Van Renseelaer 4/11 w. Barbadce naar Plymouth en Amsterdam. Waaldijk 4'11 t. Hamburg a. Amrtordam Fauna 4/11 v. Valencia naar Malaga, Nereue 4/11 v. Santander naar MuoeL Orpheus 5'11 v. Amsterdam te Ylaaidia- gen. Ulyssee 4'11 v. Bourgt® te Yama. Pers-Overzicht WAAR BLEEF DAT GELD? Onder den dubbelen titel ::,.Hoe staat het met onze belasting administratie? Bewaar uw voldane belastingbiljetten" neemt de „Residentiebode" het navol» gende schrijven van een lezeres op. „Ecnige dagen geleden kreeg ik per deurwaarder een dwangbevel thuis voor een bedrag van honderd gulden, dat ik nog moest betalen voor de per* soneelc belasting over het dienstjaar 1923. Ik deelde den deurwaarder mc» dc, zeker te weten, dat ik dit bedrag betaald had, Jaar het de derde termijn was. dien ik op dit biljet had betaald. Ik kon echter niet zoo spoedig mijn bil» jet vinden en het exploit ging door. Ik ging daarop naar het kantoor waar ik betaald had en noemde den datum waarop ik betaald had, maar men ont kende daar pertinent iets ontvangen tc hebben. De boeken werden gehaald cn mij werd aangetoond, dat noch op dien dag, noch op een anderen datum de nog ontbrekende honderd gulden door mij waren betaald. Zeker van mijn zaak. heb ik toen mijn geheele huis onderste boven gehaald en gelukkig vond ik mijn biljet, waarop duidelijk dc kwitcering vermeld stond van mijn honderd gulden, precies op den datum door mij opgegeven. Ik ben daarop weer naar de directie van het belasting kantoor gegaan en deze moest nu er kennen. dat ik werkelijk mijn belasting plichten had voldaan. Mijn vraag is nu, hoe is het moge- Ik, dat die honderd gulden van mij niet in de boeken der belasting adnji* nistratie zijn verantwoord en wel op mijn biljet? Een indruk, dat onze be lastingadministratie, in orde is, krijgt men door deze gebeurtenissen juist niet. Daarbij komt, dat ik niet de ccnige ben, wien dezer dagen zoo iets overkomt. Sprekende met bekenden over wat mij overkomen was, bleek mij dat herhaaldelijk dwangbevelen worden uitgebracht voor betalingen, die lang verricht zijn en een mijner kennissen heeft werkelijk tweemaal moeten beta len, wijl hij zijn biljet niet kon terug* vinden. Tot :n hoogste instantie heeft hij recht gezocht, omdat uit zijn eigen boeken duidelijk bleek dat hij betaald had. maar niets hielp hij moest,wanneer hij zijn biljet niet kon vertoonen, op* nieuw betalen. Een waarschuwing voor ieder om zijn belastingbiljet, ook al is de belasting betaald, goed te bewaren. Het wil ons echter voorkomen zoo tcckcnt „Het Centrum" hier bij aan dat hiermede de zaak niet uit kan zijn. Een ernstig onderzoek dient te wor» den "ingesteld. Immers er is betaald, doch niet gehoekt. Dat kan gebeuren. Vergissen en ver» geten is menschelijk. Maar... er was betaald. Het geld was dus in kas. Die kas werd natuurlijk 's middags opgemaakt en men bevond, dat cr honderd gulden teveel in was. Unci men toen onderzocht, dan had men dc fout al nieten bemerken. In elk geval had men. met het oog op later reclame's, als het betaalde, niet geboekte bedrag zou opgeëischt wor» den, op den bewustea datum in dc boe» ken moeten aanteekenen, dat een nog .niet teieeht te brengen bedrag van f 100 dien dag betaalcL of tc weinig terugbetaald was. Blijkbaar is ook dit niet geschied. Wat men center zou wülen weten: hoe worden deze ontvangen, maar niet geboekte bedragen, afgerekend en met wie?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1925 | | pagina 13