HAARLEM'S DAGBLAD
VAN HET POLITIEKE
T0URN00IVELD
VRIJDAG f NOV. 1925
VIERDE BLAD
MIDDENSTANDSRAAD. EEN NIEUWE
BESTUURSVORM?
In dc laatste maanden zijn een
tweetal redevoeringen gehouden en een
aantal publicatie* verschenen, die zeer
dc aandacht hebben getrokken.
Ik bedoel dc openingsrede van Dr. F.
E. Uosthuma. bij gelegenheid van dc
lautstgchoudcn Jaarvergadering der
Ncdcrliindschï Maatschappij voo;- Nij»
verheid, I Inndel.cn dc uiteenzetting van
Mr. Dr. Westerman in de jaarvergude»
ring van het Ncderlandsch Verbond
van Fabrikantcnvereenigingen, op 9
Juni 1925, alsmede dc prac.adviezen
van de hoeren Stulcmeijer en Dr van
Beurden voor het R.«K. Middenstands'
congres op 7 en 8 October 1925 tc Aan»
sterdam gehouden en een tweetal arti-
kelen van den heer L. Bern. J. Gorria
in de „Middenstandsbond" van 25 Sep»
tembcr cn 16 October 1925.
Of de bovenbedoelde gesproken
zoowel als geschreven woorden, inder»
daad voldoende aandacht hebhen ge»
trokken cn daaraan dc waarde wordt
toegekend, die men cr ongetwijfeld aan
mag hechten, betwijfel ik Dc te ver»
werken literatuur is tegenwoordig van
een dusdanigen omvang, dat dc zaken»
man. zoowel als hij, die de beslommc»
ringen utt dien hoofde tenminste mist,
gewoonlijk verplicht is te schiften cn
alleen datgene in het oog houdt, wat
meer van direct belang geacht moet
worden.
Bovenbedoelde redevoeringen, die
een algemeen karakter droegen brach»
ten de wenaohclijkheid naar voren, om
voortaan verscheidene bevoegdheden in
banden van bepaalde maatschappc»
lijke organen tc leggen. De nog steeds
voortdurende uitbreiding van dc staats»
taak maakt het immers onmogelijk, dat
ccn lichuam als dc Tweede Kamer der
Statcn»Generual, door het beperkte le»
dental cn het ontbreken van deskun»
dighoid op velerlei terrein, allo werk»
zaamheden naar bchooren vervult. In
dit verband zi) o.m. gewezen op den
in het leven geroepen Iloogen Raad van
Arbeid. Zuidcrzceraad, Onderwijsraad,
Nijvcrhcjdsraad cn Middcnstandsrand.
Tot het laatst gepubliceerde op dit
terrein behoort zeker dc instelling van
een Landbouwraad, waarover gespro»
ken wordt in het Voorloopig Verslag
van Hoofdstuk V (Binnenlandsche Za»
ken en Landbouw), Staatsbcgrootinz
1926. In dit college zullen zitting moe.
ten hebben de vertegenwoordigers der
voornaamste land» cn ruinbouworganf»
satics.
Ook in.het buitenland bestaat een
dergelijke neiging. In het ia November
1924 verschenen rapport van dc „Royal
Commission on food prices" wordt
aangedrongen op ccn Voedsel raad, die
bij voortduring toezicht zal houden
op dc bedrijven, betrokken bij dc voed»
selvoortbrenging cn handel; al zal
deze raad eontroleercnde cn geen
wetgevende bevoegdheid krijgen.
Deze lichamen zijn de ccn meer,
dc ander minder. als correctieven tc
beschouwen <>p de psychologische
cn organisatorische fouten, welke in
ons staatsbestuur schuilen. „Onze
volksvertegenwoordiging is niet samen»
gesteld cn kan als politieke instelling,
draagster van algemccnc staatkundige
beginselen niet samengesteld worden
met het oog op zulk ccn taak", zcidc
Dr. Posthuma.Het stadsbestuur zal gc»
dccentralisccrd moeten worden cn dc
taak van dc volksvertegenwoordiging
gedeeltelijk verlegd.
De nieuwe organen zullen voorbc»
reidendc werkzaamheden hebben tc
verrichten, maar zullen ook aan dc re»
geüng cn uitvoering moeten deelnemen,
al bestaat ten opzichte van de vraag
of deze maatschappelijke organen alleen
adviseerende dan wel ook wetgc»
veilde bevoegdheden moeten krijgen,
geen eensgezindheid. Indien dan wer»
keüjk het advies van dc twee ccrstgc»
noemde vooraanstaande landgenootcn
wordt opgevolgd en daartoe zal men
rn.i. in veel gevallen hetzij geheel,
hetzij godccltclijk noodzakelijker»
wijs moeten komen dan zal dc waar»
do van dc bestaande of in het leven tc
roepen colleges grootcndccls bepaald
worden door dc taak cn bevoegdheid
welke men hen toekent.
De .heeren H. Stulcmeijer en.Dr. van
Beurden hobbcn over de waarde van
één dezer instituten nL den Midden»
standsraad. het een cn ander medege»
deeld bij gelegenheid van het K. K.
Middenstandscongres. Deze beide prac»
adviseurs wezen cr o.m. op, dat dc mid»
denstand zelf nog amper beseft, van
welk een waarde deze vertegenwoordu
ging voor hem is. Ligt daaraan wel»
ligt ten grondslag: het onbekend,
maakt onbemind? of i5 de taak cn dc
bevoegdheid van dien raad minder
juist, of wellicht tc veel omlijnd?
Bij dc bespreking van die vraag is
het goed op tc merken, dat ook in ar.»
derc lichamen, ongeveer op denzelfdcn
leest geschoeid als dc Middenstands»
raad. klachten gehoord worden over dc
doelmatigheid der instelling. Ik herin
ner daarvoor slechts aan de voorstel»
len tot reorganisatie van den Hoogcn
Raad van Arbeid en vooral aan dc felle
critick van den heer Ir. C. F. Stork in
diens artikel in dc Economisch Statis»
tischc Berichten van 16 Sept. 19_o,
waar hij o.m. schrijft:
„Het advies van den Hoogen Kaait
over zijn reorganisatie in zijn geheel
beschouwende, staat cr naar mijn
mecning niet veel verandering ten goc»
dc le verwachten, als dit advies zonder
meer gevolgd zou worden. In hoofd»
•/aak blijft dc Raad dan wat hij was
m daarmede ook. om het nu maar eens
huiselijk uit tc drukken, wat dc in»
dustricclcn betreft, een blok aan het
been van hunne verecnigingen cn ver»
tcgenwoordigers
In aansluiting daarop wijs ik voorts
op het artikel van den heer A. C. dc
Bruyn in de E. S. B. van 2 September
j.l., 'waar deze schrijvend over het»
zelfde onderwerp o.m. opmerkt:
„Velen zien in. dat het tegenwoor»
digc systeem van wetgeving op der.
duur onhoudbaar is" cn iets verder:
„Inderdaad daar moet zoo spoe»
dig. mogelijk ccn einde aan ko»
men. Hoe? Komt men dan niet
tot een sociaal parlement? Het is I
niet onmogelijk. En ij dat begeerd*, zij
het 'fc nog vaag aangeduide sociaal pur»
Icmcnl iets anders als het door den mi»
nistcr van Arbeid. Handel en Nijver»
beid bedoelde orgaaD, voortgekomen
uit maatschappelijke instituten, waar
in het bedrijfsleven zich zal hebben
geoiganisecrd?"
Er is echter veel meer. Ook do Nij»
vcrheldsraad heeft zijn bestrijders.
Daarnaast hebben d« Kamer» van
Koophandel en Fah-iekeD veel kritiek
tc verduren, een kritiek, die, mits op»
bouwend, deze instituten slechts ten
goede kan komen. Daaraan ontbreekt
helaas maar al te veel.
Voor zoover het de opmerkingen over
do Middcnstandsraad betreft, gaat het
m.i. niet om een „sterootiep geklaag
van den middenstand", ccn uiting, die
men van tijd tot tijd nog al ccna hoort,
maar in analogie mc! overeenkomstige
gevallen geheel buiten het midden»
stands terrein liggend meen ik, dat hier
gesproken mag worden van: een in
vele lagen levend en opduikend ver»
langen tot vervorming. Op zichzelf is
dat een gezond tceken van leven. Het
wijst er op, dat men zich wil aanpassen,
maar het verschijnsel kan ook zijn be
zwaren hebben. Veel oningewijden, kam
keraars van professie en hervormers
outrance gebruiken dergelijke gelegen»
heden om mede tc zingen in het koor.
De groote „men" hecht meer dan eens
waarde aan hunne uiteenzettingen, d1
dikwijls niet door duidelijkheid cn
scherpzinnigheid uitmunten, maar wel
door fraai geformuleerde hatelijkheden.
Tenslotte moet het van hen niet ko»
men. Wil mes de gedragingen van den
Middcnstandsraad critisecrcn, dan is
het noodzakelijk, dat men zich volle»
dig rekenschap geeft van dc bopalin»
fen, waaraan dit college is gebonden,
let K. B. van 4 September 1919 no. 50,
houdende erkenning van dien raad,
bepaalde, dat hij vraagstukken te bc»
handelen kreeg, welke voor den Neder»
landschcn handcldrijvendcn of indus»
tricclcn middenstand van belang zijn;
terwijl hij voorts daaromtrent overleg
kan plegen of voorstellen kan doen.
aan dc terzake bevoegde ministers cn
verder zoodanige colleges, autoriteiten
en ambtenaren, als daarvoor, al
gelang van Jca aard van 't onderwerp
in aanmerking komen.
Reeds in den aanvang van zijn be»
staan bleken de leden met bovenstaan»
de omschrijving niet in alle opzichten
tovreden tc zijn, legde men haar zelfs
niet altijd op overeenkomstige wijze
uit. Duidelijk kwam de moeilijkheid
naar voren, toen men uitdrukkelijk vast
Kvcn, om in het belang van den
vocgdhcid bezat, ongevraagd aan
middcnstandsinstellingen de wenk te
geven, om, in het mbelang van den
middenstand, bij gelijksoortige instel»
lingen aansluiting tc zoeken
sluiting bij andersoortige instellingen
nf te wijzen. Weinigen konden vermoe»
den, dat deze zienswijze achteraf in
strijd bleek te zijn met de omschrijving
van dc taak in het Erkenningsbesluit
van den raad neergelegd. Later is dc
Regecring hieraan tegemoet gekomen
tn werd tegelijkertijd voldaan aan tal
van andere desiderata, door dc K.B.
van 17 Juni 1920 No. 75 en 22 October
1921 No. 59,
Voor zoover het bovenstaande geval
betreft, verwerkt ia laatstgenoemd
K. B„ werd bij de omschrijving van dc
taak. uitdrukkelijk vermeld,- dat aan
dc afzonderlijke bonden, dan wel te»
zamen of ieder voor zich, aanwijzingen
fcdiian mogen worden, die wensche»
ijk zijn.
Een van dc andere moeilijkheden,
die zich reeds in den beginne voor»
doden, was dc uitbreiding van het aan»
lal leden van den raad. Merkwaardig
feit. Mede geboren door dc omstan»
dighcid, dat onze volkvertcgenwoordi»
ging ccn tc kleine aantal deskundige lc»
den heeft, drong hij zelf meer dan eens
aan op vergrooting van zijn ledental,
zulks in het bijzonder met het doel om
deskundigen (geen middenstanders),
die van het middenstandsvraag»
stuk speciale studie hebben gemaakt,
als lid van den raad tc kunnen nanwij»
i". Is dat noodig? Is het niet vol»
doende, dat aan do drie landelijke
middenstandsbonden reeds de bevoogd»
licid is verleend om voor bepaalde on
derwerpen ccn of meer zijner leden,
die deskundigen zijn, aan te wijzen, om
„buitengewone leden" van den
raad aan dc beraadslagingen deel te
nemen? te meer. wanneer men bedenkt,
dat dc raad zelf deskundigen kan uit.
noodigen en ook „andere personen"
tot bijstand van de leden worden toe
gelaten. Moeten de Directeuren der
middenstandsbureaux wel tp ver»
staan der landelijke organisaties dc
vergaderingen van den raad bijwonen?
Even weinig als er m.L voor het eerste
.ets te zeggen valt, even veel voel ik
voor het laatste mits deze directeuren
daar zitten als toehoorders. Volkomen
juist is dc opmerking, dat ook zij als
toehoorders binnen kunnen komcg,
mits dc raad zulks vraagt, Toch meen
ik, dat het noodig is, dat de directeu»
cn der bestaande bondsbureaux zoo»
eel mogelijk alle vergaderingen en
conferenties bijwonen. Zij zijn het, die
als spil der organisatie beschouwd
worden cn in het belang der organisatie
zelve meen ik, dat zij in den rand zit»
ting moeten hebben, een feit, waarop,
ik destijds reeds terloops wees, in
mijn prac-advics over de inrichting der
patroonsvcrccniging.
En tenslotte nog een belangrijk punt
hetwelk zich eveneens leent voor vele
beschouwingen de openbaarheid der
vergaderingen Reeds in 't tweede jaar
van het bestaan van den raad, werd aan
gedrongen op meer openbaarheid der
vergaderingen. Men heeft den minister
zelfs verzocht daartoe dc noodige
stappen lc doen. De Regeering voelde
cn voelt voor deze openbaarheid niets.
Evenmin als dc vergaderingen van den
Hoogcn Raad van Arbeid of den Nij»
verheidsraad openbaar zijn, evenmin
werd het juist geacht dc vergaderingen
van don MTddcstandsraad openbaar te
doen zijn, zulks o.m. „met het oog op
do ernstig» consequenties, welke een
dergelijke bepaling ten aanzien van
andcro college» met ziob zou bren»
gen." Alleen in bijzondere gevallen,
waarbij behoefte blijkt tc bestaan voor
dc leden advies in tc winnen bij hunne
medebestuurderen. wordt in overleg
met den Voorzitter, desgewcnscht met
de Regeering, nagegaan of dc. behan
deling dier punten in dc betrokken
organisaties moet plaats hebben. Het
bovenstaande geldt natuurlijk voor die
zaken, welke dc Regeering bij den raad
aanhangig heeft gemaakt. Indien daar
tegenover leden van den raad of dc
hoofdbesturen van de vertegenwoordig
de bonden zaken aanhangig hebben ge
maakt, kunnen dezen geheel vrij be
sproken worden.
Do wensch tot deze openbaarheid is,
voor zoover ik heb kunnen nagaan, uit
gegaan van den Nedcrlandsohcn Mid
denstandsbond; de redactie van een
desbetreffende passage in een der ver
slagen van den Middcnstandsraad wijst
daarop. De heer Gorris, afgovaardigde
van bovengenoemden bond in den
Raad, was destijds voorstander van
deze openbaarheid, In het officieel or-
faan van dien bond, van 25 September
925 wijdt hij aan dit onderwerp ccn
korte beschouwing en geeft daarbij zijn
oordeel over dit college, over zijn be
staansrecht zijn innerlijke waarde
de ondervonden medewerking.
„De instelling van den Middenstands-
raad (ik laat andere gelijksoortige in
stellingen buiten bespreking) lijkt mij
de eerste schrede op den goeden weg.
die leidt naar de begrafenis van het
Parlement", schrijft de heer Gorris.
Daargelaten of dc conclusie, waartoe
dc schrijver komt, inderdaad verwe
zenlijkt zal worden, meen Ik in zijn
ïegcls te mogen lezen, dat ook hij van
oordeel Is, dat decentralisatie van
werkzaamheden noodzakelijk is, zich
zoodoende aansluitend bij het oordeel
der heeren Posthuma cn Wcstennan.
__j een vervolgartikel verklaart de
heer Gorris zich nog nader. „Vaag in
dc toekomst (al dan niet nabij) zie
ik een correctief groeien van dit
m.i. onverantwoordelijk gedoe". (nL de
wijze waarop het Parlement samenge
steld en gekozen wordt. M.)
Gaat dc heer G. niet veel verder?
Wenscht hij in de plaats van door
middel van onze volksvertegenwoordi
ging ons land feitelijk zijn wetten deel
achtig tc doen worden door bepaalde
maatschappelijke organen? Daargela
ten of een „parlemcntloos" zijn moge»
lijkris, meen ik op te moeten merken,
dat in casu voor den middenstand dan
eerst recht de tijd zou aanbreken, zich
zoo krachtig mogelijk te centraliseeren,
vooral daar dc heer G. den Middcn
standsraad opgebouwd zou willen zien
naar de getalsterkte der bonden die er
huune afgevaardigden heenzenden.
„Openbaarheid voor de vergaderin
gen van den Middcnstandsraad (in
den geest van parlement of gemeen»
tcraad) zal den dood van deze nieuwe
en veelbelovende instelling beteeke»
nen" aldus dc heer G. Het overleg met
de regcering binnenskamers, dc gemoe
delijke atmosfeer teweeggebracht door
menschen met eerlijke bedoelingen cn
geen bijbedoelingen, moet gehandhaafd
blijven. Het is voorzoover ik zulks
kan beoordcelen volkomen juist. De
Middenstandsraad deed en doet nuttig
werk dit gesohiedde zonder open
baarheid. Men loopo dc kans niet, wel
openbaarheid tc krijgen en geen nut
tig werk.
MOLLERUS.
TWEEDE KAMER
5 November
De algemeene beschouwingen op de Staatsbe-
begrooting geopend. Critiek op het ministerie
De eerste motie, medezeggenschap vragend,
ingediend. De heer Lingbeek krijgt een lach
succes. Des heeren Marchant's incident met
den heer Colijn niet opgelost.
De heer ALBARDA opende voor de
sociaal-democratische partij dc discus»
sics over de staatsbegrooting voor
1926.
Achter de ministcrstafcl hadden zich
om de groote parlementaire gebeur»
tems van elk jaar decorum bij tc zet
ten alle ministers geschaard. Ook de
euwe minister van Koloniën, dc heer
Welter was aanwezig. Een keurige fi- politick is.
■uht niet anders dan een doorwerking
drr liberale economie, die haar kracht
steeds gezocht heeft in het bij herhaal
den terugkeer neerdrukken van het
loonpeil der arbeidersklassen. Dat gaat
^hter zoo maar niet meer! Drukt men
het loonpeil, laat men dan weten, dat
zulks de volkskracht, dc economische
volkskracht schaadt. En kortzichtige
■d. leider deed dan zijn gehoor
Tctton op den enormen vooruitgang,
overal, in stad en dorp van dc S. D.
als in strijd met het' j\. P. Die groei is een groef als een
mtuurnoodwendighcid. Steeds voort
gaan zal de stroom, die dc maatschap
pij naar liet socialisme heenvoeren zal
en steeds sterker worden zal. Demo»
ciatischc-polirick'dircct is thans eisch.
Wel allereerst is eisch een wetsont
werp dat dc medezeggenschap brengt.
Weshalve dc heer Albarda met de
bedoeling, die later te behandelen
een motie indiende, waarin hij aan
dc regeering dc indiening vraagt van
een wetsontwerp dat de medezeggen»
chap der arbeiders regelt.
Dc heer ALBARDA pleitte met vuur
en geestdrift voor nationale ontwape
ning en eindigde met een grootschc
lofrede op „het socialisme, waaraan, de
toekomst zal tocbchoorcn".
Een applausje klonk na deze rede op
n de s»d. banken. Dc heer Stenhuis
tiiukte den heer Alharda dc hand.
guur!
De heer Albarda voerde ccn scherpe
oppositie tegen minister Colijn. Hij zag
diens optreden als in strijd met het
jnsjltutionccle stelsel, omdat dit optre
den z.i. absoluut in strijd moet geacht
worden met wil cn bedoeling der kie
zers. Hun uitspraak was: niet Colijn!
Bij rechts zegt men, dat cr een meer
derheid is, maar men moet stelde
dc heer Albarda vast dc staatkunde
iiet alleen als cijfcrsepl beschouwen,
staatkunde betcekent het onderzoeken
van de verhoudingen en dan niet alleen
statisch, maar vooral dynamisch. Dc
irkwame spreker, die ongebroken de
.olie aandacht van de Kamer had. on
derstreepte de stcmmencijfers cn wees
c- in dat verband op, dat rechts slechts
')0,75 der stemmen op zich had kun
nen vereenigen. Betcekent dat niet
ernstige en voortgaande aikabbeling
*in een oude en verouderde partijgroe»
peering? Beteekent dat niet. dat de in
nerlijke kracht der coalitie gebroken
s? riep de heer ALBARDA uit. Het
optreden van het ministerie Colijn kan
hij geheel niet verantwoord achten.
Een zoodanige regecring had alleen dan
recht van bestaan, wanneer andere
ccmhinaties ontbraken. En ccn andere
combinatie is niet onmogelijk thans.
Een sterkere combinatie, want de
heer Albarda kan niet zien, dat cr bij
rechts voldoende homogeniteit aanwc»
z g is om een flinke werkzaamheid te
ontplooien.
Welke verschillen! Niet de oppositie
...aar de coalitie is steriel. De partijen
onderling bestrijden zich te vuur en te
zwaard over het gezantschap bij
den Paus. de doodstraf, dc stemplicht,
dc processie-verboden, dc staatsloterij
nergens overeenstemming! Het volk
is opgeroepen om op de coalitie te
stemmen, niet om principieclc dingen,
maar meende dc heer Albarda om
onder de leuze eener christelijke poli
lick vele duizeifden arbeiders af te
houden van samenwerking met hunne
klassegenooten En welke tcgcnsteUin*
zijn er weer niet onder de R.»K.
militaïristen en anti-militairisten,
democraten en anti-democraten. Nog
eens zcide de heer Albarda "t. het op
treden van den heer Colijn gaat vol
komen in tegen den volkswil
Geen democratische politiek doch
voortzetting der Colijnschc politiek!
Cecn vooruitstrevende maatregelen,
geen medezeggenschap, geen bindend
verklaring van de collectieve nrbeids»
contracten
En wat op het stuk der belastingen?
Nieuwe lasten werden opgelegd tot
32 milliocn toe maar nieuwe lasten
op den kleinen man, op dc groote ge
zinnen. Toen er belasting-verlichting
kwam werd de verded.belasting II afgc
worpen cn werden daarmede alleen de
token gebaat. En de salarissen ook
moesten verlaagd worden, waarmede
nrmoede en ellende gebracht werd in
:>e huisgezinnen.
Het nieuwe ministerie wil ons land
economisch doen vaststaan. Moeten
oaarom de kapitalisten kapitaal vor»
mm? Wie zegt echter dat de econo
mische nood van thans aan kapitaalgc-
hrek te wijten is? Is niet veeleer pro
ductie-overmaat dc oorzaak? Waarom
kapitaliseert de staat niet, wat veel
neer waarborg voor degelijke en zeke»
-e belegging geeft informeerde dc
heer Albarda verder.
De heer ALBARDA ziet in wat de
regeering economisch noodzakelijk
Dan kwam de heer DRESSELHUIJS
i het tapijt Hij ving aan te verschil
len met den eersten spreker, toen hij
net recht der coalitie niet ontkennen
wilde om, nu zij opnieuw ccn numerie-
meerderheid heeft verkregen, een
regeering tc vormen. Of de heer Co
lijn als minister-president al of niet had
moeten optreden met ccn beroep op de
feiten van dc stemming, moet dc coa
litie zelve uitmaken. Dc heer Dressel»
huijs zag overigens het accoord, waar
op tot samenwerken der coalitie-par
tijen met dc troonrede overeenstem
mend, is besloten als con quasi-accoord
want een positieve regecring is daarop
niet mogelijk. Het bevestigt slechts,
meende dc heer Drcsselhuijs. dc onzui
verheid der politieke verhoudingen, die
re coalitie heeft gebracht. De coalitie
beteekent niets anders, dan het dienen
dc coalitiebelangen, wat bestaat uit
het zonder logische lijn toewerpen van
brokken aan dc verschillende coalitie
fracties, maar die nationale bevredi»
;ng niet schenken kan.
De heer DRESSELHUIJS betreurde
liet hier niet aanwezig zijn van de En»
gclsche politieke verhoudingen, want
m8ns is er geen oppositie, slechts een
groep van partijen, die zonder overeen
stemmend beginsel niet tot de coalitie
behooren cn daa-om tegen haar oppo-
:eren.
De woordvoerder van den Vrijheids
bond zag de economische moeüijkhe»
der in binnen» en buitenland als nog
zeer duister cn vond het daarom uiter
mate jammer, dut cr zoo weinig wils-
eenheid in dc staatsstukken bleek. Er
blijkt niet van een wei-omlijnd plan,
ent de economische feiten van het he*
oen tot grondslag neemt. Wat is er ge»
V orden van ccn vereenvoudiging van
den staatsdienst? Wel wordt er allerlei
beloofd, hetwelk vrcczen doet, dat de
staatsinvloed al tc zeer znl toenemen.
Er hiervoor waarschuwde de heer
Drcsselhuijs.
De Vrijhei Jsbond«vcrtcgenwoordigcr
achtte geen tusschcnwcg mogelijk tus»
schen de liberale opvattingen cn het
staatssocialisme. Dc rechterzijde heeft
steeds de liberale economische be
schouwingen gevolgd. Daarom waar
schuwde hij voor staatssocialistische
tcr.dcnzen.
Voortgaande betoogde hij, dat dc so
ciale wetgeving niets anders mag zijn
dan een keeren van misbruiken, een1
helper voor den ouden dag en hij
wraakte de beweringen van den heer
Albarda, dat de liberale theorieën dc
arbeiders „neerkwakten", integendeel
het waren liberale staatslieden, die de
eerste sociale wetten hebben gebracht.
Overigens het „neerkwakken" had
den arbeiders dan toch geen schade
gedaan, blijkens de feiten.
De eischcn van zoo weinig mogelijk
staatsinvloed geen medezeggenschap
geen hindend-verklaring der collectieve
arbeidscontracten, het naar boven tc
komen van flinke menschen niet ver
hinderen zag de heer DRESSEL
HUIJS zooveel mogelijk bevorderd
door de liberale staatsleer, waarom hij
de regeering opwekte daarnaar te leven
cn te werken. Voor zoover de daden
der regecring door den Vrijheidsbond
worden geacht in overeenstemming te
zijn met dc liberale staatsleer zal hij
zijn medewerking geven.
Tenslotte pleitte de heer Dressclhuijs
nog voor culturcele opheffing vau het
volk.
Dc rede van den heer LINGBEEK,
vertegenwoordiger van de H. G. S.,
werd een lachsucces, maar niet een
succes voor den spreker. Ten deelc
was dat een oorzaak van de spreektoon
van den spreker, die maar niet vergeten
kan dat hij niet meer in de kerk staat,
ten deelc ook van den weinig reëelen
inhoud van zijn rede.
Korte inhoud van zijn rede was, dat
het absoluut onduidelijk was, wat be
doeld werd met handhaving der Christ,
grondslagen der maatschappij, waarvan
de Troonrede sprak. Het bleek, dat de
heer Lingheck die Chr. grondslagen
gehandhaafd ziet. wanneer uit alle
maatregelen der regecring blijken zou,
indien ons land als een Protestantsche
natie wordt bestuurd. Daarom ook ver
weet hij Rechts, dat de openbare
school niet eca school met den bijbel is,
dat Hcrv Burgemeesters door R.K. cn
„Afgescheidenen" worden vervangen,
dat alteveel aan Rome wordt geofferd
4 ministers nog wel in het kabinet
dat hie- tc lande een R.-K. Universi
teit is en dergelijke wenschen meer. Hij
had ccn kabinet gewild, gevormd uit
Protestanten die ook aan linksohe zijde
wel gevonden worden.
Daarom zou de heer LINGBEEK tot
de loyale oppositie behooren maar
tot dc oppositie!
De heer MARCHANT kwam ook
nog aan het woord.
Allereerst sprak hij èn uitvoerig
over het incident dat het kletterend
slot geweest is van de discussie over
de ambtenaarssalarissen na.v, de in-
terpeilitic-tcr Laan. Toen immers de
heer Colijn de salaris-garantie perma
nent verklaard had en de heer Mer
chant in heftigheid den minister toe
riep: „Een belofte van dezen ministc
is mij mets, absoluut niets, niets
waard". Dc heer Colijn vatte deze
woorden op als een persoonlijke belee-
diging cn "deelde den heer Marchant
mede, dat het hem zeer moeilijk zou
vallen met di-n heer Marchant in dc
toekomst van gedachten te wisselen.
Dc heer Colijn maakte dan ook.
toen de heer Marchant zijn rede van
middag hteld geen enkele aanteckc»
ning. Men kon mcenen, dat de minis
ter van houding zou veranderen, wan
neer dc rede des heeren Marchant aan
leiding daartoe zou zijn. Echter: de
heer Marahanr heeft niets teruggetrok
ken. zijn houding slechts verdedigd. En
zich beroepen op het politieke karakter
.zijner woorden: politiek wantrouwen
uit te spreker, is heel wat anders dan
iemand persoonlijk in zijn eer aan te
tasten. De heer Marchant ging zoover,
dat hij, wanneer dc heer Colijn persoon
lijk een belofte deed, daaraan alle ver
trouwen tc zullen schenken. De heer
Marchant zag de daad van het willen
intrekken var. art. 40 als een politieke
daad. als ccn politiek onrecht stellen
in dc plaats van het recht. Daarvan
moest dc heer Colijn de politieke, dat
zijn de parlementair.critische gevolgen
dragen
MINISTER COLIJN interrumpeerde
hier uit ccn strenge, strakke houding
even opkomend, dat de heer Marchant
hem persoonlijk van trouwbreuk had
beschuldigd en dat wanneer hij bij die
woorden bleef, van een gedachtenwis»
seling geen sprake zou kunnen zijn. Hij
viel weer terug in zijn strakke, strenge
houding. En maakte geen enkele aan»
teekening. Onderhield zich zoo nu cn
dan met een der andere bewindslieden.
Hoe dat nu moet afloopen? Het geeft
allerminst ecu aangenaam karakter aan
de loopende beschouwingen en lang
kan het niet duren, dat een minister
niet dcbatcccrcn wil met den leider van
een belangrijke politieke groep. Er zal
op dc een of andere wijze een weg ge
ëffend moeten worden. Want zoo kün
het niet!
De heer MARCHANT ging uitvoe
rig op de historie van het willen in
trekken van art. 40 in. Hij kenschetste
nog eens dat pogen als onrecht- Wat
hij als kwalijke tegenstelling met het
beweren van rechts dat zij rechtsbe
ginselen volgen wil, moest gevoelen. De
hecle politiek van het kabinet zag hij
in dat teckcn staan, in het teeken van
rechtsvervang'.ng door onrecht.
Daar was o.m. de belastingpolïtiek.
Waarover bij beschouwingen hield, die
tamelijk parallel liepen met die van den
heer Albarda. Is het Chr. politiek
zoo eindigde de heer Marchant den
middag dc groote vermogens een
voorsprong te geven boven de kleine cn
de allerkleinste inkomens?
Morgen zet de heer Marchant zijn
rede voort.
INTIMUS.
ONZE LACHHOEK
Ci', een advertentie: Zware klok mei
mahoniehouten kast. L'i-eiekend uurwerk.
Loopt acht dagen zonder opwonden.
Hoe lang sou die klok wel loopen, ale elj
wel opgewonden ie.
Onderwijzer: Een voorwerp wordt
transparant genoemd wanneer het moge
lijk js er doorheen te tijken.Noem
«ene een voorbeeld.
Bsn ladder meneer.
De boekhouder ontving het navolgende
briefje van den voorman op hel werk:
Meneer, ik «end u hierbij het rapport
over het ongeluk toen Jansen zich met een
houweel ir. de voet sloeg. Moet ik in de
kolom ..Opmerkingen" de mijne schrijven
of die van }a®een?
Men hoore tegenwoordig weimlg meer
van het zoo kortgeleden mog algemeen be
zongen rue der O. W.'eire. Maar zij zijn er
tooh nog wel. zooale blijken moge uit het
incident vatn den kooper die in een men-
belwinkel vroeg om een (Lodewijk XVI
stool te zien, toen bleek, dat een Lode-
wijk XV model te smal voor hem was.
Stoomvaartberichten
Atmkerik 4/11 n.tm. 7 11. v. Hamburg n.
Rolterdinm
Algorab 4'li v. Bahia, Buenos Ayrés n.
Rotterdam.
Alwakl 3/11 v. Hamburg naar Antwer
pen.
A ibrreo 5/11 to Havre verwacht, W.-Afri-
ka naar Amsterdam.
Amersfoort 3/11 v. Iquique naar Guaya
quü.
Uennekom, 5/11 mm. te Rotterdam van
Calcutta.
Batjiin 3'11 te Sydney v. Newcastle
X. Z. W.
Cardiganshire 311 v. Cristobal, Rotter
dam naar dc Pacifickust-
Delf! p. 4jll r.m. 11 u. 30 m. Plymouth,
Valparaiso naar Amsterdam.
Heemskerk p. 5,11 Gibraltar. Beha n.
Rotterdam.
Holland' 4/11 fe Delagoabaai.
Jagersfontein 411 te Dar-ee-SsJaam V.
Amsterdam.
Xedoe, 4/11 nan. te Havre, Java mi)
Rotterdam.
Kertoeono 4/11 m.m. 7 u. rr. Hamburg n.
Bremen.
Karimoen 3,11 te Bcetcn, Batavia naar
New York.
Kinderdijk 311 le Vancouver v. Ant
werpen.
Koningin der Nederlanden. 4'11 v. Ba
tavia naar Amsterdam.
I-ocligoil 2/11 v. Ixe Angeles, P'-cifie-
kust naar Rotterdam.
Leerdam 4/11 v. Havanna New Orleans
naar Rotterdam.
Moerdijk, 511 te Antwerpen v. Rotter
dam.
MonWerland p. B/11 Vliesingen, Antwer
pen naar Hamburg.
Madoera, 5'11 v. Newcastle, Amsterdam
naar Batavia.
Naronta 3/11 v. Portland (O.) Pacific-
kust naar Rotterdam.
Ouderkerk 4/11 te Kobe v. Amsterdam.
Oranta 5/11 tv. Buenos Ayres naar Am
sterdam.
Prins der Nederlanden, p. 4/11 Oues-
6ant. Paramaribo naar Amsterdam.
Rnn/Montein, p. 411 Oueasaavt, Beira
naar Antwerpen en Rotterdam.
Van Renseelaer 4/11 w. Barbadce naar
Plymouth en Amsterdam.
Waaldijk 4'11 t. Hamburg a. Amrtordam
Fauna 4/11 v. Valencia naar Malaga,
Nereue 4/11 v. Santander naar MuoeL
Orpheus 5'11 v. Amsterdam te Ylaaidia-
gen.
Ulyssee 4'11 v. Bourgt® te Yama.
Pers-Overzicht
WAAR BLEEF DAT GELD?
Onder den dubbelen titel ::,.Hoe staat
het met onze belasting administratie?
Bewaar uw voldane belastingbiljetten"
neemt de „Residentiebode" het navol»
gende schrijven van een lezeres op.
„Ecnige dagen geleden kreeg ik per
deurwaarder een dwangbevel thuis
voor een bedrag van honderd gulden,
dat ik nog moest betalen voor de per*
soneelc belasting over het dienstjaar
1923. Ik deelde den deurwaarder mc»
dc, zeker te weten, dat ik dit bedrag
betaald had, Jaar het de derde termijn
was. dien ik op dit biljet had betaald.
Ik kon echter niet zoo spoedig mijn bil»
jet vinden en het exploit ging door. Ik
ging daarop naar het kantoor waar ik
betaald had en noemde den datum
waarop ik betaald had, maar men ont
kende daar pertinent iets ontvangen tc
hebben. De boeken werden gehaald cn
mij werd aangetoond, dat noch op dien
dag, noch op een anderen datum de
nog ontbrekende honderd gulden door
mij waren betaald. Zeker van mijn
zaak. heb ik toen mijn geheele huis
onderste boven gehaald en gelukkig
vond ik mijn biljet, waarop duidelijk dc
kwitcering vermeld stond van mijn
honderd gulden, precies op den datum
door mij opgegeven. Ik ben daarop
weer naar de directie van het belasting
kantoor gegaan en deze moest nu er
kennen. dat ik werkelijk mijn belasting
plichten had voldaan.
Mijn vraag is nu, hoe is het moge-
Ik, dat die honderd gulden van mij
niet in de boeken der belasting adnji*
nistratie zijn verantwoord en wel op
mijn biljet? Een indruk, dat onze be
lastingadministratie, in orde is, krijgt
men door deze gebeurtenissen juist
niet. Daarbij komt, dat ik niet de
ccnige ben, wien dezer dagen zoo iets
overkomt. Sprekende met bekenden
over wat mij overkomen was, bleek mij
dat herhaaldelijk dwangbevelen worden
uitgebracht voor betalingen, die lang
verricht zijn en een mijner kennissen
heeft werkelijk tweemaal moeten beta
len, wijl hij zijn biljet niet kon terug*
vinden. Tot :n hoogste instantie heeft
hij recht gezocht, omdat uit zijn eigen
boeken duidelijk bleek dat hij betaald
had. maar niets hielp hij moest,wanneer
hij zijn biljet niet kon vertoonen, op*
nieuw betalen.
Een waarschuwing voor ieder om zijn
belastingbiljet, ook al is de belasting
betaald, goed te bewaren.
Het wil ons echter voorkomen zoo
tcckcnt „Het Centrum" hier bij aan
dat hiermede de zaak niet uit kan
zijn.
Een ernstig onderzoek dient te wor»
den "ingesteld.
Immers er is betaald, doch niet
gehoekt.
Dat kan gebeuren. Vergissen en ver»
geten is menschelijk.
Maar... er was betaald.
Het geld was dus in kas.
Die kas werd natuurlijk 's middags
opgemaakt en men bevond, dat cr
honderd gulden teveel in was.
Unci men toen onderzocht, dan had
men dc fout al nieten bemerken. In
elk geval had men. met het oog op
later reclame's, als het betaalde, niet
geboekte bedrag zou opgeëischt wor»
den, op den bewustea datum in dc boe»
ken moeten aanteekenen, dat een nog
.niet teieeht te brengen bedrag van
f 100 dien dag betaalcL of tc weinig
terugbetaald was.
Blijkbaar is ook dit niet geschied.
Wat men center zou wülen weten:
hoe worden deze ontvangen, maar niet
geboekte bedragen, afgerekend en met
wie?