HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 4 DEC. 1925 DERDE BLAD
Vervolg Stadsnieuws
EEN PLECHTIGHEID OP DE ALGEMEENE
BEGRAAFPLAATS TE HEEMSTEDE
Onthulling von can gedenksteen op het graf van den heer
Th. J. Hoijdanu*
Dr. F. W. A. Korff Jr. spreekt bjj het graf
DömJsrdagmlddag had op de Alge- Mevrouw Heijdanus dankte voor do
meene Begraafplaats to Heemstede een Huldeblijk en sprak daarbij ongeveer
eenvoudige. r"J - -
plechtigheid plaats, namelijk dc onthul.
Img van een gedenksteen op het graf
van den heer Th. J. Heijdanus. in leven
hoofd der Nicolaas Bectsschool re»
Heemstede.
Voor deze plechtigheid bestond groo»
te belangstelling. Zij werd o a. ook-bij'
gewoond door Mevrouw de Wed. Hey»
danus.
Namens de commissie, dio voor de
ren gedenksteen gelden verzameld had.
voerde Dr. F NV. A. Korff Jr. bet
woord nadat eerst de leerlingen
bovengenoemde school onder leiding
van den heer A. Boelhouwer gezongen
hadden het Ikccdc vers van Psalm KM.
„Het is nog slechts weinig maanden
geleden", zei Ds. Korff. ..dat wij hier
stonden om aan het stoffelijk overschot
van den heer Heijdanus dc laatste eer
te bewijzen. Zijn talrijke vrienden vroe»
gen zich evenwel *f. of dit wel dc laat»
stc eer moeht zijn en of hier niet een
blijvende herinnering moest komen. De
commissie, die zich hiervoor vormde,
had het genoegen, dat Mevrouw Heij»
danus haar goedkeuring aan dit syrn»
pathicke plan hechtte. Dc commissie
kon dus aan het werk gaan. Haar werk
was waarlijk niet vruchteloos. Zij ont»
ving zeer veel bewijzen, hoe geliefd dc
hecT Heijdanus zich gemaakt had; die
bewijzen kwamen niet alleen uit Heem
stede, ipaar ook uit vele andere plant,
sen van ons land en zelfs uit Indic. Er
werd dan ook voldoende geld voor de»
zen gedenksteen ontvangen. En nu is
aan mij de tuak opgedragen dezen steen
aan u, Mevrouw Heijdanus. over te
dragen. Dit is een heel moeilijke taak.
wznt wij geven u de verzekering, dat
wij uw echtgenoot gaarne in ons mid>
den hadden gehouden. Hij heeft dit hul.
deblijk ten volle verdiend. Gedurende
dc vele jaren, dat hij hier werkzaam
is geweest, heeft hij als Christelijk on«
dcrwijzer veel mogen doen voor den
opbouw der Gemeente Wij verzoeken
u. om dezen steen te aanvaarden alr
een blijk van onze waardcering jegen
hem. Moge die steen tot u spreken var
de grootc erkentelijkheid jegens den
man. die zulk een groote plaats in ons
hart heeft ingenomen. Nu is deze men.
schclijke waardeering wel heel bc.
langrijk. maar die kan ons toch niet
veel baten, want bij het graf valt du-
weg. Tegenover God vallen trouwens al
onze verdiensten weg. Wij leven alleen
door Gods genade Op dezen steen
staat dan ook het Bijbelwoord: Mij is
barmhartigheid geschied". Op het ziek»
bed heeft de heer Hevdanus hiervan ge»
tuigd en in het geloof aan deze woor»
den is hij heengegaan. Hij heeft genade
gevonden bij God. Dat deze weten»
schap u, Mevrouw Heijdanus, de kracht
moge geven voor het leven".
Ds. Korff droeg daarop den steen
san de weduwe over Zich tot de
schoolkinderen wendende, zei hij: ..Kin»
deren, ik hoop. dat ge uw onderwijzer
Hooit zult vergeten, want hij heeft
hartelijk liefgehad. Geeft hem c
plaats in uw hart Volgt hem op het
smalle pad. dat hij u zoo dikwijls ge»
wezen heeft en dat hij thans zelf ge»
gaan is; het smalle pad. dat door Jezus
zelf voor ons is gebaand
------ uaaiuij ongeveer
indrukwekkende, als volgU „Diep werd ik getroffen, toen
heel spoedig na het heengaan van mijn
lieven man de heer Moolcnaar bij mij
kwam en vroeg: „Mogen wij. zijn vrien»
den. een gedenksteen plaatsen op het
graf van uw man?" Ik wist wel. dat
men veel van mjjn man hield, maar zóó.
veel als bleek bjj zijn ziekte en Iicen.
gaan, had ik niet vermoed. En toch ver»
baast het mij ook eigenlijk niet. want.
nietwaar, liefde wekt wederliefde. Ik
had heel graag op dc-zcn steen dc woor»
den gehad: .Jicht lief zooveel ge kunt",
maar ik kan mij toch ook vcrecnigen
met de woorden: „Mij is barmhartig»
beid geschied", omdat raün man door
die barmhartigheid wist Gods kind to
zijn en daardoor ook zooveel kon lief»
hebben, als hii gedaan heeft. Ik dank u
allen, groot en klein, voor dit eerbewijs
en dc groote liefde, daarmee aan mjjn
man ook nog na zijn heengaan bewezen.
Ik hoop. dat deze steen niet het eenige
gedenktcckcn zal zijn. maar dat wij
allen, als we aan hem denken, van har»
te willen zoeken den Heiland. Die het
leven van mijn man zoo rijk heeft ge»
maakt".
De heer Boekhouwer zong tenslotte
nog met de kinderen het tweede vers
van Gezang 274: „Zij zal ons niet bc»
rouwen, de keus van 't smalle pad"
De plechtigheid was hiermede afge»
loopen.
I)e heer J. Moolena#r, lid van boven»
genoemde commissie, was tot zijn groot
leedwezen wegens ongesteldheid verhin»
derd, aanwezig te zijn.
Op den fraaien gedenksteen staan de
woorden:
Hier rust
THOMAS JOHANNES
HEYDANUS
in leven hoofd
der Nic, Bectsschool
te Heemstede.
Geboren 29 Jnni 1868
Overleden 29 Juli 1925
Mij i
barmhartigheid
geschied.
Van Familie. Vrienden,
leerlingen en oud»leerIingcn.|
DR. P. A. KLAP ERNSTIG ONGE»
STELD-
Naar gemeld wordt is Dr P. A. Klap.
de nestor van het college van pTedi»
kanten der NedcrI. Hervormde Ge»
meente te Amsterdam, ernstig onge»
steld. 2ijn toestand is niet zoneter zorg.
Gelijk bekend was dr Klap vroeger
predikant bij de Ned- Herv. Kerk te
Velsen. i
HAARLEMSCHE JEUGDKERK
VOOR OUDEREN.
(Vroeger Waalsche Kerk).
Men verzoekt ons i .de to deelen,
dat het gebouw van den Protestanten»
bond voor de Haarlemsohe Jeugdkerk
op a.s. Zondag niet beschikbaar ig. De
eerstvolgende jeugddienst zal dienten»
gevolge in dit geL.iuw gehouden wor»
den op L >nJag 13 December.
Vader loopt naar dc
achterzijde van het per»
ron. waar de 8.13 moet
komen
vindt er geen en stapt
maar ergens in. dan I
zoekt hij in de wagens I
zelf wel
ziet dat de conducteur
naar hem kijkt en legt
uit. dat hij niet rookt,
hij is nog op zoek naar
zijn coupé
Uit het Stucadoorsbedrijf FLITSEN
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 465
De moeilijkheden in het bedrijf
De verhouding tusschen
werknemers en werkgevers
Daar er in den Iaabsten tijd nog al
gesproken en ook geschreven wordt
over de verhouding tussoben de w
gevers en werknemers in het gtucadoors
bedrijf, hebben wc ons gewend tot den
voorzitter der afdecling Haarlem var
den Algemccnen Ncderlandschen Stu.
cadoorebond. den heer NV'. Dinthcr.
Deze vertelde ons het volgende:
„Ik geloof niet dat, 'buiten dc bouw.
•akarbeiders om, de menschen feitelijk
veten wat shicadoorcn is. althans
vordt meestal te licht geoordeeld ov
dit vak. De menschen -weten niet met
welke moeilijkheden dc stucadoors te
kampen hebben. In de eerste plaats
i de stucadoors de groep arbei»
ders" in het bouwbedrijf die het zwaar;
ste werft hebben. Zc moeten altijd bo»
'ven hun hoofd werften, wat zooals
te begrijpen is niet meevalt. Vooral
do laatste jaren, nu er niets anders dan
vlak werk gemaakt moet worden e:
van «enige versieringen zoo goed als
geen sprake meer is. Zij die dan ook de
laatste jaren bij het vak gekomen zijn,
hebben het stucadooren niet geleerd,
zooals wij dit vroeger moesten leeren.
Toen (kwam het meer op kunstzin aan.
Ongeveer twintig jaar geleden, toen
ik bij het vak kwam. was het lang niet
zoo gcmakkeHjk om zich voor „vol"
stucadoor uit te goven als tegen woor»
dig het geval is. De leerlingen willen
al spoed te zoo veel mogelijk verdienen
en daarom komen er in het bedrijf van
die zoogenaamde „baggeraars" (vak*
term) die feitelijk nog niet eens be.
kwaam zijn om behoorlijk vlak werk
te maken.
Evenwel moet de schuld niet alleen
gezocht worden bij de gezellen, doch
ook bij de directies van vele bouwwer»
"e soms al heel spoedig tevreden
zijn. Ofschoon cr direct aan toegevoegd
kan worden dat er gelukkig ook arcin»
teuten zijn die weer naar het oude
rk met eenigen kunstzin terug ver»
langen.
Als men bijvoorbeeld in sommige ar»
beiders en ook wel middensfandswonin»
gen komt. dan ziet het stucadoors werk
treurig urt. IIet is maar net even
•ertind", zooals de vakterm luidt.
Dit minder goede werk is dikwijls te
wijten aan de zware concurrentie, wel»
ke cr nog steeds in het stucadoorsbe»
drijf bestaat. De prijzen zijn soms van
dien aard. dat hier niet eens een bc»
hoorlijk loon of liever gezegd, het over»
eengekomen loon van betaald kan wor»
den. En toch tracht men op de een of
andere wijze met het werk uit te ko»
men.
De slechte prijzen die cr gemaakt
worden te verhalen op de loonen
van de gezellen lukt in ons bedrijf in
den regel niet en wel om de doodeen»
voudige reden dat deze allen te goed
georganiseerd zijn.
NVaaroin er juist door de groep stu»
cadoors onder dc bouwvakarbeiders de
eisch wordt gesteld om in de maanden
October tot April tooht^vrjjon arbeid tc
doen?
Dat is heel eenvoudig. In het begin
werd reeds door mjj gezegd dat hei stu»
cadooren een zwaar werk is. waarvan
spoedig transpireert. Als dan de
wind. soms zelfs sneeuw en regen door
een hu:» jagen, vatten de stucadoors
direct kou. Het is misschien nauwe»
I lijks te gclooven, maar zeker vijftig
I procent der stucadoors heeft rheu»
mathick cn pijn in de schouders. Bo»
veodien is ons verzoek ook in het be»
j lang van het bedrijf zelf. Bij het gering»
stc vorstje wordt dadelijk ons werk stop
gezet, omdat een stucadoor nu eenmaal
bij zijn materialen veel water gebruikt.
Wij zijn in dat opzicht in het geheel
niet vcelcischend, daar on -.zijds nog
niet eens gestaan wordt op het glnsdicht
zijn der werken. Wij wensohen alleen
„tochtvrij" werk. Niettegenstaande ons
verzoek laat het nog al eens tc wen»
schen over.
NVel krijgen wjj altijd te hooren, dat
er door ons-acties gevoerd worden, doch
zooveel acties worden door ons heusch
niet gevoerd. Zoo lang ik nu voorzit»
ter ben, namelijk een jaar, hebben wij
nog roaar twee stakingen gehad en wel
één van drie weken en één van een
week. Beide wegens het niet nakomen
der sociale bepalingen in onze arbeids»
overeenkomst. De patroons en bouwers
moeten niet vergeten dat deze overeon»
komst voor ons een wet is.
Door ons actief optreden in versohil»
lende aangelegenheden is dan ook be»
reikt dat werkgevers die voorheen on«
georganiseerd waren en zich nergens
aan stoorden, thans zich hebben geor»
DE ROOKCOUPÉ VAN DE 8.13
en vraagt zicb als dei wil op zijn beurt instap» i rent terug langs het per»
trein binnenrijdt, af, I pen aLs hij hoort dat dit I ron^ op zoek naar een
waarom alle dames in I geen rookcoupé is I rookcoupé
le rookcoupé willen I
ontdekt dat dit geen I gooit zijn sigaar spijtig
harmonicatrem is en hij I uit het raampje en doet
dus zijn rookcoupé niet I zijn best cr verder niet
zal kunnen bereiken meer aan te denken.
(Nadruk verboden).
,'anïseerd. Wij verwachten als resultaat
hiervan dat de verhoudingen beter
zullen worden.
-Hoe het staat met dc werkloos»
hcid in ons bedrijf?
Deze zou zeer zeker heel wat min»
der zijn als de heeren architecten beter
werk vroegen, namelijk wat lijstwerk
of. nog beter het stucadoorwerk van
voorheen. Als men op den thans iDge»
slagen weg voortgaat, dan ziet het er
met betrekking tot de werkloosheid
donker uit.
Al» cr tien stucadoors aan honderd
woningen tc werk gesteld worden, dan
moeten dit al flinke woningen zijn, als
cr voor 10 a 15 weken werk aan is.
Met de stuc»doors»oppcrliedcn is
het evenwel nog slechter gesteld. Er zijn
tc veel opperlieden doordat den laatsten
tijd velen uit andere bedrijven over zijn
gekomen. Dit tot groot ongerief van
dc stucadoors, daar dezen er veel last
van ondervinden. Deze „overloopers"
trachten ook nog wel onder het loon
te werken en de stucadoor, die zijn ar»
hcid haast altijd in aangeno :n werk
vcrricht, heeft er dus naast den last,
pok dc finaacieele schade van.
Of voor deze lieden dan niet de»
zelfde bepalingen gelden ais voor dc
stucadoors?
Neen in het geheel niet. Nog vóór
n paar weken, heb ik bet mede»
gemaakt, dat zoo'n man-zijn werk moest
errichtcn in een hok, waar het water
wel 5 c.M. hoog in stond. Hij kon er dus
el schuitje varen. Toch komt hierin
cl verandering en wel doordat de zin
oor org-nisatie ook onder deze lieden
sterker wordt. Aan deze slechte ver»
houdingen die ik zoo juist schetste,
hebben de stucadoorspatroons geen
schuld. De schuld moet meer gezocht
worden bij de aannemers, daar dezen
als regel dc loods laten afbreken als de
stucadoors komen en dus dc opperman
in regen en w ind komt te staan.
Nu wordt er wel aan deze menschen
'0 pet. van hun loon betaald bij regen»
verzuim, maar als de opperman er uit»
regent, kan de stucadoor niet veel an»
ders doen dan zijn materiaal opma»
ken. Dan moet ook aan hem 70 pet.
regen, crzuhn betaald worden.
Dit zou te ondervangen zijn. door op
de bouwwerken loodsen, ook voor de
st jcadoorsmaterialen te zetten. Dit zou
voor den bouw en voor beide partijen
beter zijn.
Naar aanleiding van dit onderhoud
hebben we ook de meening van een
patroon, den heer H. Doing gevraagd,
die ons het -olgcnde mededeelde:
„Er zijn in Haarlem, trouwens in ge»
heel Nederland, veel te veel stucadoors»
patroons, vandaar de groote concurren»
tie.
In andere bedrijven is het echter pre»
es zoo. De concurrentie is zóó groot,
dat er bijna geen werk tc krijgen is.
De concurrentie begint al van boven af.
want de aannemers zelf moeten een
werk al zoo goedkoop mogelijk aan»
nemen.
Het ergste zijn in ons bedrijf diverse
gezellen en kleine patroons, die met
eigen zoons werken en geen contrac»
tueel loon betalen. De georganiseerde
patroons die hun bedrijf en onkosten
lic-bben, worden hierdoor gedupeerd.
NVat het slechte werk aangaat door de
concurrentie, moet ik zeggen dat dit
met zoo erg is. Er zullen maar weinig
directies zijn die werk goedkeuren dat
niet behoorlijk is uitgevoeri. Het „even
vertinnen" is overdreven.
NVat dc vakkennis betreft, is het zeker
waar, dat de stucadoorsgezcllen van dc
laatste jaren, zij die sinds het begin
van den oorlog bij het vak zijn geko»
men, geen aanspraak kunnen maken op
den naam stucadoor. Dit is niet direct
de schuld van dc gezellen zelf, want zc
zijn niet in de gelegenheid een goed
stuk werk te maken. Er wordt in ver»
band met den financieelen toestand al»
leen vlak werk gemaakt. Het is abso»
luut verkeerd, maar er is nu eenmaal
geen geld.
En de gezellen, die er de laatste jaren
bij zijn gekomen zouden ccn harden
dobber hebben, als ze een goed stukje
erk zouden moeten maken.
NVat dc loonen betreft, deze zijn
voor goede stucadoors volstrekt niet
te hoog. Voor de „vlakwerkers" (die
niet veel meer zijn. dan gewone metse»
laars) zijn de loonen eóhrer te hoog.
Er worden nu wel besprekingen ge»
houden om veranderingen te brengen ir.
het leerlingenwezen, maar ik geloof niet
dat daar veel van terecht zal komen,
want er is veel geld voor noodig cn
waar moet dat van daan komen?
NVat dc tochtvrijheid der huizen be»
treft, die is alleeti te krijgen als de hui»
zen „elasdicht" zijn. Dat is zee- be»
zwaarlijk. omdat de patroons dan aan»
sprake'.ijk zijn voor eventueel gebroken
ruiten De risico is te groot. Het werk
de-r stucadoors is vrij zwaar, maar daar
wordt ook naar betaald.
De loonquaesties betreffen alleen dc
ongeorganiseerde patroons. NV;' zou het
gewenscht zijn. dat sommige gezellen
niet zoo vcelcischend waren. Er zijn ge
zellen die alles wensc.ien. Ze moester,
meer van geven en nem.n willen wc»
ten, want dat zou de verstandhouding
tusschen patroon en gezel zeker verbe»
teren.
De werkloosheid is nu vrij groot,
want de groote werken zijn afgeloopcn
en nieuwe nog niet begonnen.
Dan wordt er gesproken over loodsen
en jok ik meen, dat een loods voor
stucadoors en opperlieden zeer ge»
wenscht is. Ze hebben zeker een aparte
loods noodig om hun materialen te
bergen.
Reeds zgn op enkele werken loodsen
voor de 6tucadoors en we moeten bet
zoover zien te brengen, dat zc op alle
werken komen.
INSTITUUT VOOR ARBEIDERS»
ONTWIKKELING.
Zondagmorgenbijeenkomsten.
Men schrijft ons:
De Zondagmorgcnibijeenkomsten doot
het Instituut van Arbeidersontwikke»
ling, afdceling Haarlem, georganiseerd
mogen zich in een stee !s grooteren
kring van belangstellenden verfieugen.
De bijeenkomsten worden in den regel
elke drie-weken belegd. Door een sa»
menloop van omstandigheden vinden
echter ditmaal twee bijeenkomsten ach»
tereen plaats.
Jl. Zondag sprak het nieuwe Kamer»
lid Ds. A. van der Heide over „Eer»
bied" naar aanleiding van Goethe's
NVilhelm Meistcr's NVanderjahre. Spre»
ker keerde zich o.m. tegen het mate»
rialismc dat den menschen van dezen
tijd veelal sterk 1c invloed t fcn vond bij
de nagenoeg volle bovenzaal van het
Gem, Concertgebouw een aandachtig
gehoor.
A.s. Zondag 6 December zal Koos
Vorrink de bekende leider der A.
J. C. en van 't landelijk instituut voor
Arbeidersontwikkeling, spreken over
„Innerlijk en uiterlijk". De ochtend zal
voorts worden opgeluisterd met dccla»
matie van Bep Sarfaty u.t Amsterdam,
die nog onlangs op den mooien ochtend
over „De cultuur van China" zoo'n
warm onthaal bij dc Haarlcmsche ar»
beiders mocht vinden.
Vorrink behandelt het Eerlijk ver»
band van de dingen en hun innerlijke
waarden. Hoe de mensch 'oor kennis
van het uiterlijk verband tot het inner»
lijke moet komen cn aangewezen is tot
bestudeering van het verleden. Vooral
daar onze tijd zich kenmerkt door een
gemis aan stijl. Dc bouwers en gcloo»
vers aan den nieuwen tijd, moeten
vooral zich in dc oude beschavingen
verdiepen. Elk tijdperk van opgang en
van bloei is -ds een tijdnerk van
beschaving geweest. De arbeid is door
net machinale handwerk ontluisterd.
Alleen in tijden van sterk innerlijk Ie»
ven was de menscbheid in staat om
grootsche werken te scheppen. Hij
behandelt vervolgens de „dans om het
Gouden Kalf', welke de stijl van dc»
zen tijd kenmerkt, een tijd van inner»
lijk verval en hoe er weer liefde moet
komen voor het eigen vak. voor eigen
arbeid. ok een ,.dere ontspanning
eischt de nieuwe tijd van den
mensch. Tenslotte behandelt spreker
uitvoerig het nieuwe levensrythme dat
de jonge generatie zich eigen maakt.
In de voorrede van het lezenswaardig
boekje ,.Op de Kentering der Tjjden"
uitg. A. J. C. Amsterdam, zegt hij o.a.
..De nieuwe menschhcidsgcdachte. dc
nieuwe cultuur»idee breekt uit aan alle
horizonten, in alle naties, in kringen
van menschen die tot nu toe elkander
niet vermochten te verstaan.
Hier komt iemand aan het woord die
iets belangrijks te zeggen Leeft. Een
nieuw geluid en een schitterend rede»
naar!
FEUILLETON
DE DUBBELGANGER
Geautoritcerde vertaling naar het
H. B. MARRIOTT WATSON
28)
Ongetwijfeld had hii nagedacht en
zijn houding vastgesteld en hoewel hij
er zich in geen geval uit kon redden
was de vlugge manier, waarop hij be»
sloot open kaart te spelen, wel lof»
waardig.
„Ik beken het". Hij sprak nu vlug
door. „Jc hebt dus Quinton en Crump
gesproken en,... en misschien nog en»
kele anderen".
„Ik heb Kerr gesproken en ik weet
alles van Philway en zooals je zegt
van nog enkele anderen".
Hij sloeg de oogen neer. „Ik lever
me op genade en ongenade aan je
over. Ik zat in het nauw. Het was ge»
beurd en gebeurde nog. Je zult wel
geen hooge opinie van mij hebben. Dat
verwacht ik ook niet maar ik was
bang geworden".
De man probeerde nog steeds te
gclooven dat ik niet alles wist, dat ik
alleen wist dat hij voor een gevaar dat
hem dreigde, gevlucht wee. Wear»
gehijnlijk hoopte hij ln weerwil van al»
les dat ik van verschillende belangrijke
dingen nog niet op de hoogte was. Ik
keek hem minachtend aan. want hij
was bang als een wezel en in tegen»
stelling met hem wekte Bollis nog mijn
bewondering op.
„Je werd bang. meneer Denver",, zi
zei ik. „Dat begrijp ik, maar cr zat nog
meer achter.
„Je was gierig en Je was een verra»
der. Als een echte lafaard liet je een
anderen man het gevaar loopen wat je
zelf toekwam. Ik zeg nu nog niets
over de schandelijke plannen die je
hadt. Ik heb het over jezelf en jc ver»
houding tot mij. Jc bent bjj mij geko»
men, hebt op mijn gevoel van vader»
landsliefde gewerkt en mij overgehaald
tot een belachelijk avontuur; daarna
liet je mij aan mijn lot over, wel we»
tend dat jij mc aan dat lot blootstelde
cn dat jc alle reden hadt, om er zelf
bang voor te zijn. Je liet mij achter,
e-en vreemde, die niets van dit vreese»
lijke gevaar wist en je was van plan
om weer stilletjes terug te komen als
het gevaar voorbij waa. en te genieten
van het geld dat door die schandelijke
samenzwering je eigendom was gewor»
den. Zoo'n soort kerel ben je, meneer
Denver
„Je beoordeelt mij te streng", pro»
testeerde hii. „Ik heb m" slecht gedra»
gen. maar niet zoo slecht als jij denkt.
Dat beroep op Je vaderlandsliefde was
geen bedriegerij-" Er kwam oen liitige
uitdrukking in zijn oogen. „Ik kan ge»
makkelijk bewijzen dat wat ik over die
zending op den Balkan zei. waar was.
Dat zal ik doen wanneer je het maar
wit".
„Och, meneer Dcnyer, dat moesten
we nu maar laten loopen", zei ik droog
jes. „Het is voldoende dat je mij be»
drogen hebt. Ik heb in groot gevaar
verkeerd, cn dat wist je toen je van
mij weg ging. Welk antwoord heb je
daarop?"
„Ten eerste herinner ik Jc aan het
beroep dat ik deed op jc liefde voor
ons land en ten tweede wijs is er
op dat ik hier ben gekomen om de ver»
antwoording weer op mij te nemen.
„Je komt een beetje laat", zei ik.
„Nu", zei hij. „Ik heb alles pezegd
wat ik zeggen kan. Je zult mij wel ge»
Iooven als ik met de bewijzen kom. En
wat die zaak betreft waar jc op zin»
speelde daar heb ik al lang genoeg
van. Alleen Quinton en ik zijn nog
over, en als je mij nu Quinton's adres
wilt geven
„En Kerr dan".,., viel ik hem in de
rede.
Hij keek alsof hij geslagen was.
„Kerrl" zei hij. .Ja, natuurlijk Kerr.
Nu Quinton, Kerr en i- kunnen dan
afspreken om met de hcelc zaak op tc
houden. Het plan was van Kerr en je
begrijpt geloof ik niet hoe weinig ik
er eigenlijk van af weet. Is Quinton
in de stad? Dan ga Ik vanavond naar
hem toe om alles af te spreken".
„Hoeveel zijn er nog over?" vroeg
ik gedreven door een onweerstaanbaar
verlangen om hem r»et beschaamde
kaken te laten staan.
„Quinton en ik", zei hij. „Wy kun»
ncn de zaak wel in orde maken zoo»
dat er niets op aan te merken valt".
..„En Kerr?" vroeg ik.
„Kerr is helaas dood, maarHij
zweeg en keek my' verschrikt aan. „Wij
kunnen het samen wel in orde maken".
„Wanneer is Kerr gestorven?" vroeg
ik heel vriendelijk.
„Ik heb gehoord dot hij dood was".
Hy kreeg een kleur. „Stond het dan
niet Ln de krant? Ik ik dacht dat
hy dood was, maar als het niet waar is
zooveel te beter. NVij kunnen het dan
met z'n drieën afspreken".
Bollis was dien avond bij mü geko»
men met net onverwachte bericht over
Kerr's dood. Hoe wist Denyer daar»
van?
„Natuurlijk", zei ik op strengen
toon „zul je tegenover mü ook heel
wat goed te maken hebben als je ten
minste dc zaak ccriyk en rechtvaardig
wilt behandelen".
„Dat wil ik zeker en dat zal ook
gebeuren", zei hij. „Ik zal er met Quin»
ton over spreken en met Kerr. NVij
zulten alles in orde maken".
Het viel mij op hoe hij aarzelde bij
het uitspreken, van Kerr's naam. Wat
beteekende dat? Hy keek naar het buf»
let.
„Is er niets tc eten. Stormount?"
vroeg hij. „Ik heb honger".
Toen pas viel het mü op dat hy er
slordig uit zag en dat zijn handen vuil
waren. Hij zag er uit als iemand die
opgejaagd was maar ik had geen mc»
delijdcn met hem.
„Je kent je eigen huis", zei ik. „Ik
ben hier, zoolang je weg was, niet
langer dan drie d3gen geweest".
Hij liep naar de kast cn haalde er
beschuit en kaas uit
„Ik hoop dat je mij niet te hard zult
beoordeelon, Stormount", zei hij. „Ik
kan over een paar dagen alles uitleg»
gen". Plotseling stond hij stil en luister»
de zooals hij geluisterd had, toen ik
hem den eersten keer zag, en het ook
zoo'n mistigen avond was. Ik had het
griezelige idee dat ik dit hccle gesprek
al eens meer had meegemaakt. „Heb
je het raam dichtgedaan en vastgezet?"
vroeg hij.
„Ik heb het gesloten".
Hij had een beschuit in zyn hand
cn hij stond op en liep naar het raam.
Half achter de gordijnen verborgen
keek hy naar buiten.
„Dikke mist", zei hij. met wat mij
een zucht van verlichting toescheen.
„Een dooie boel vanavond in Lon»
den".
Ik weet niet hoe het kwam. maar hij
maakte op mij den indruk van iemand,
die door de politic achterna wordt gc»
zeten. Hij at gulzig en dronk met
groote slokken.
„Je zei dat iemand je vermomming
had ontdekt. Hoe heette hy? Ja,
Crump's secretaris". Hy lachte zonder
een schijn van opgewektheid. „Ik her»
inner me hem wel, een mager mannetje
onderdanig en beleefd, maar soms zien
ze veel. Wat zei hij".
Hij zei .niets tot vanavond".
Hij schrok. „NVat zei hy dan?"
„Hij vertelde me een merkwaardig
verhaal".
De hand waarmee Denver zijn glas
aan zijn ilppcn bracht, trilde. „Crump
heeft hem zeker wat verteld".
„Dat geloof ik niet. Bollis was alleen
op zijn eigen voordeel bedacht.
„O ja", lachte hij. „Bolli wist iets.
NVat zei hij? Ik z-1 mo—en alles op.
helderen" nadat ik denminister
gesproken heb. Maar ik zou het wel
eens willen weten. Hij had twee glazen
whisky gedronken en uit de manier
waarop hij at kon ik opmaken dat hij
in lang niets geten had. Blijkbaar
steeg dc drank hem naar het hoofd.
Hij wilde zich nog eens inschenken en
terwijl ik naar hem keek, kreeg ik
steeds meer z:' -rhcid ik nog .,r
te weten zou komen. Waarom zag hij
cr zoo „opgejaagd" uit? Waarom was
hij hier op dit onmog...jke uur? !k
verweet hem niets behalve dat hij mij
aan zulk een gevaar had blootgesteld.
Hij beschouwde mij als ccn "dwaas,
dien hij als rijn werktuig had ;ebruikt.
Maar ik kon de verleiding niet weer»
staan om hem tc ta en.
(Wordt vervolgd.)