HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 4 DEC. 1925 DERDE BLAD Vervolg Stadsnieuws EEN PLECHTIGHEID OP DE ALGEMEENE BEGRAAFPLAATS TE HEEMSTEDE Onthulling von can gedenksteen op het graf van den heer Th. J. Hoijdanu* Dr. F. W. A. Korff Jr. spreekt bjj het graf DömJsrdagmlddag had op de Alge- Mevrouw Heijdanus dankte voor do meene Begraafplaats to Heemstede een Huldeblijk en sprak daarbij ongeveer eenvoudige. r"J - - plechtigheid plaats, namelijk dc onthul. Img van een gedenksteen op het graf van den heer Th. J. Heijdanus. in leven hoofd der Nicolaas Bectsschool re» Heemstede. Voor deze plechtigheid bestond groo» te belangstelling. Zij werd o a. ook-bij' gewoond door Mevrouw de Wed. Hey» danus. Namens de commissie, dio voor de ren gedenksteen gelden verzameld had. voerde Dr. F NV. A. Korff Jr. bet woord nadat eerst de leerlingen bovengenoemde school onder leiding van den heer A. Boelhouwer gezongen hadden het Ikccdc vers van Psalm KM. „Het is nog slechts weinig maanden geleden", zei Ds. Korff. ..dat wij hier stonden om aan het stoffelijk overschot van den heer Heijdanus dc laatste eer te bewijzen. Zijn talrijke vrienden vroe» gen zich evenwel *f. of dit wel dc laat» stc eer moeht zijn en of hier niet een blijvende herinnering moest komen. De commissie, die zich hiervoor vormde, had het genoegen, dat Mevrouw Heij» danus haar goedkeuring aan dit syrn» pathicke plan hechtte. Dc commissie kon dus aan het werk gaan. Haar werk was waarlijk niet vruchteloos. Zij ont» ving zeer veel bewijzen, hoe geliefd dc hecT Heijdanus zich gemaakt had; die bewijzen kwamen niet alleen uit Heem stede, ipaar ook uit vele andere plant, sen van ons land en zelfs uit Indic. Er werd dan ook voldoende geld voor de» zen gedenksteen ontvangen. En nu is aan mij de tuak opgedragen dezen steen aan u, Mevrouw Heijdanus. over te dragen. Dit is een heel moeilijke taak. wznt wij geven u de verzekering, dat wij uw echtgenoot gaarne in ons mid> den hadden gehouden. Hij heeft dit hul. deblijk ten volle verdiend. Gedurende dc vele jaren, dat hij hier werkzaam is geweest, heeft hij als Christelijk on« dcrwijzer veel mogen doen voor den opbouw der Gemeente Wij verzoeken u. om dezen steen te aanvaarden alr een blijk van onze waardcering jegen hem. Moge die steen tot u spreken var de grootc erkentelijkheid jegens den man. die zulk een groote plaats in ons hart heeft ingenomen. Nu is deze men. schclijke waardeering wel heel bc. langrijk. maar die kan ons toch niet veel baten, want bij het graf valt du- weg. Tegenover God vallen trouwens al onze verdiensten weg. Wij leven alleen door Gods genade Op dezen steen staat dan ook het Bijbelwoord: Mij is barmhartigheid geschied". Op het ziek» bed heeft de heer Hevdanus hiervan ge» tuigd en in het geloof aan deze woor» den is hij heengegaan. Hij heeft genade gevonden bij God. Dat deze weten» schap u, Mevrouw Heijdanus, de kracht moge geven voor het leven". Ds. Korff droeg daarop den steen san de weduwe over Zich tot de schoolkinderen wendende, zei hij: ..Kin» deren, ik hoop. dat ge uw onderwijzer Hooit zult vergeten, want hij heeft hartelijk liefgehad. Geeft hem c plaats in uw hart Volgt hem op het smalle pad. dat hij u zoo dikwijls ge» wezen heeft en dat hij thans zelf ge» gaan is; het smalle pad. dat door Jezus zelf voor ons is gebaand ------ uaaiuij ongeveer indrukwekkende, als volgU „Diep werd ik getroffen, toen heel spoedig na het heengaan van mijn lieven man de heer Moolcnaar bij mij kwam en vroeg: „Mogen wij. zijn vrien» den. een gedenksteen plaatsen op het graf van uw man?" Ik wist wel. dat men veel van mjjn man hield, maar zóó. veel als bleek bjj zijn ziekte en Iicen. gaan, had ik niet vermoed. En toch ver» baast het mij ook eigenlijk niet. want. nietwaar, liefde wekt wederliefde. Ik had heel graag op dc-zcn steen dc woor» den gehad: .Jicht lief zooveel ge kunt", maar ik kan mij toch ook vcrecnigen met de woorden: „Mij is barmhartig» beid geschied", omdat raün man door die barmhartigheid wist Gods kind to zijn en daardoor ook zooveel kon lief» hebben, als hii gedaan heeft. Ik dank u allen, groot en klein, voor dit eerbewijs en dc groote liefde, daarmee aan mjjn man ook nog na zijn heengaan bewezen. Ik hoop. dat deze steen niet het eenige gedenktcckcn zal zijn. maar dat wij allen, als we aan hem denken, van har» te willen zoeken den Heiland. Die het leven van mijn man zoo rijk heeft ge» maakt". De heer Boekhouwer zong tenslotte nog met de kinderen het tweede vers van Gezang 274: „Zij zal ons niet bc» rouwen, de keus van 't smalle pad" De plechtigheid was hiermede afge» loopen. I)e heer J. Moolena#r, lid van boven» genoemde commissie, was tot zijn groot leedwezen wegens ongesteldheid verhin» derd, aanwezig te zijn. Op den fraaien gedenksteen staan de woorden: Hier rust THOMAS JOHANNES HEYDANUS in leven hoofd der Nic, Bectsschool te Heemstede. Geboren 29 Jnni 1868 Overleden 29 Juli 1925 Mij i barmhartigheid geschied. Van Familie. Vrienden, leerlingen en oud»leerIingcn.| DR. P. A. KLAP ERNSTIG ONGE» STELD- Naar gemeld wordt is Dr P. A. Klap. de nestor van het college van pTedi» kanten der NedcrI. Hervormde Ge» meente te Amsterdam, ernstig onge» steld. 2ijn toestand is niet zoneter zorg. Gelijk bekend was dr Klap vroeger predikant bij de Ned- Herv. Kerk te Velsen. i HAARLEMSCHE JEUGDKERK VOOR OUDEREN. (Vroeger Waalsche Kerk). Men verzoekt ons i .de to deelen, dat het gebouw van den Protestanten» bond voor de Haarlemsohe Jeugdkerk op a.s. Zondag niet beschikbaar ig. De eerstvolgende jeugddienst zal dienten» gevolge in dit geL.iuw gehouden wor» den op L >nJag 13 December. Vader loopt naar dc achterzijde van het per» ron. waar de 8.13 moet komen vindt er geen en stapt maar ergens in. dan I zoekt hij in de wagens I zelf wel ziet dat de conducteur naar hem kijkt en legt uit. dat hij niet rookt, hij is nog op zoek naar zijn coupé Uit het Stucadoorsbedrijf FLITSEN VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 465 De moeilijkheden in het bedrijf De verhouding tusschen werknemers en werkgevers Daar er in den Iaabsten tijd nog al gesproken en ook geschreven wordt over de verhouding tussoben de w gevers en werknemers in het gtucadoors bedrijf, hebben wc ons gewend tot den voorzitter der afdecling Haarlem var den Algemccnen Ncderlandschen Stu. cadoorebond. den heer NV'. Dinthcr. Deze vertelde ons het volgende: „Ik geloof niet dat, 'buiten dc bouw. •akarbeiders om, de menschen feitelijk veten wat shicadoorcn is. althans vordt meestal te licht geoordeeld ov dit vak. De menschen -weten niet met welke moeilijkheden dc stucadoors te kampen hebben. In de eerste plaats i de stucadoors de groep arbei» ders" in het bouwbedrijf die het zwaar; ste werft hebben. Zc moeten altijd bo» 'ven hun hoofd werften, wat zooals te begrijpen is niet meevalt. Vooral do laatste jaren, nu er niets anders dan vlak werk gemaakt moet worden e: van «enige versieringen zoo goed als geen sprake meer is. Zij die dan ook de laatste jaren bij het vak gekomen zijn, hebben het stucadooren niet geleerd, zooals wij dit vroeger moesten leeren. Toen (kwam het meer op kunstzin aan. Ongeveer twintig jaar geleden, toen ik bij het vak kwam. was het lang niet zoo gcmakkeHjk om zich voor „vol" stucadoor uit te goven als tegen woor» dig het geval is. De leerlingen willen al spoed te zoo veel mogelijk verdienen en daarom komen er in het bedrijf van die zoogenaamde „baggeraars" (vak* term) die feitelijk nog niet eens be. kwaam zijn om behoorlijk vlak werk te maken. Evenwel moet de schuld niet alleen gezocht worden bij de gezellen, doch ook bij de directies van vele bouwwer» "e soms al heel spoedig tevreden zijn. Ofschoon cr direct aan toegevoegd kan worden dat er gelukkig ook arcin» teuten zijn die weer naar het oude rk met eenigen kunstzin terug ver» langen. Als men bijvoorbeeld in sommige ar» beiders en ook wel middensfandswonin» gen komt. dan ziet het stucadoors werk treurig urt. IIet is maar net even •ertind", zooals de vakterm luidt. Dit minder goede werk is dikwijls te wijten aan de zware concurrentie, wel» ke cr nog steeds in het stucadoorsbe» drijf bestaat. De prijzen zijn soms van dien aard. dat hier niet eens een bc» hoorlijk loon of liever gezegd, het over» eengekomen loon van betaald kan wor» den. En toch tracht men op de een of andere wijze met het werk uit te ko» men. De slechte prijzen die cr gemaakt worden te verhalen op de loonen van de gezellen lukt in ons bedrijf in den regel niet en wel om de doodeen» voudige reden dat deze allen te goed georganiseerd zijn. NVaaroin er juist door de groep stu» cadoors onder dc bouwvakarbeiders de eisch wordt gesteld om in de maanden October tot April tooht^vrjjon arbeid tc doen? Dat is heel eenvoudig. In het begin werd reeds door mjj gezegd dat hei stu» cadooren een zwaar werk is. waarvan spoedig transpireert. Als dan de wind. soms zelfs sneeuw en regen door een hu:» jagen, vatten de stucadoors direct kou. Het is misschien nauwe» I lijks te gclooven, maar zeker vijftig I procent der stucadoors heeft rheu» mathick cn pijn in de schouders. Bo» veodien is ons verzoek ook in het be» j lang van het bedrijf zelf. Bij het gering» stc vorstje wordt dadelijk ons werk stop gezet, omdat een stucadoor nu eenmaal bij zijn materialen veel water gebruikt. Wij zijn in dat opzicht in het geheel niet vcelcischend, daar on -.zijds nog niet eens gestaan wordt op het glnsdicht zijn der werken. Wij wensohen alleen „tochtvrij" werk. Niettegenstaande ons verzoek laat het nog al eens tc wen» schen over. NVel krijgen wjj altijd te hooren, dat er door ons-acties gevoerd worden, doch zooveel acties worden door ons heusch niet gevoerd. Zoo lang ik nu voorzit» ter ben, namelijk een jaar, hebben wij nog roaar twee stakingen gehad en wel één van drie weken en één van een week. Beide wegens het niet nakomen der sociale bepalingen in onze arbeids» overeenkomst. De patroons en bouwers moeten niet vergeten dat deze overeon» komst voor ons een wet is. Door ons actief optreden in versohil» lende aangelegenheden is dan ook be» reikt dat werkgevers die voorheen on« georganiseerd waren en zich nergens aan stoorden, thans zich hebben geor» DE ROOKCOUPÉ VAN DE 8.13 en vraagt zicb als dei wil op zijn beurt instap» i rent terug langs het per» trein binnenrijdt, af, I pen aLs hij hoort dat dit I ron^ op zoek naar een waarom alle dames in I geen rookcoupé is I rookcoupé le rookcoupé willen I ontdekt dat dit geen I gooit zijn sigaar spijtig harmonicatrem is en hij I uit het raampje en doet dus zijn rookcoupé niet I zijn best cr verder niet zal kunnen bereiken meer aan te denken. (Nadruk verboden). ,'anïseerd. Wij verwachten als resultaat hiervan dat de verhoudingen beter zullen worden. -Hoe het staat met dc werkloos» hcid in ons bedrijf? Deze zou zeer zeker heel wat min» der zijn als de heeren architecten beter werk vroegen, namelijk wat lijstwerk of. nog beter het stucadoorwerk van voorheen. Als men op den thans iDge» slagen weg voortgaat, dan ziet het er met betrekking tot de werkloosheid donker uit. Al» cr tien stucadoors aan honderd woningen tc werk gesteld worden, dan moeten dit al flinke woningen zijn, als cr voor 10 a 15 weken werk aan is. Met de stuc»doors»oppcrliedcn is het evenwel nog slechter gesteld. Er zijn tc veel opperlieden doordat den laatsten tijd velen uit andere bedrijven over zijn gekomen. Dit tot groot ongerief van dc stucadoors, daar dezen er veel last van ondervinden. Deze „overloopers" trachten ook nog wel onder het loon te werken en de stucadoor, die zijn ar» hcid haast altijd in aangeno :n werk vcrricht, heeft er dus naast den last, pok dc finaacieele schade van. Of voor deze lieden dan niet de» zelfde bepalingen gelden ais voor dc stucadoors? Neen in het geheel niet. Nog vóór n paar weken, heb ik bet mede» gemaakt, dat zoo'n man-zijn werk moest errichtcn in een hok, waar het water wel 5 c.M. hoog in stond. Hij kon er dus el schuitje varen. Toch komt hierin cl verandering en wel doordat de zin oor org-nisatie ook onder deze lieden sterker wordt. Aan deze slechte ver» houdingen die ik zoo juist schetste, hebben de stucadoorspatroons geen schuld. De schuld moet meer gezocht worden bij de aannemers, daar dezen als regel dc loods laten afbreken als de stucadoors komen en dus dc opperman in regen en w ind komt te staan. Nu wordt er wel aan deze menschen '0 pet. van hun loon betaald bij regen» verzuim, maar als de opperman er uit» regent, kan de stucadoor niet veel an» ders doen dan zijn materiaal opma» ken. Dan moet ook aan hem 70 pet. regen, crzuhn betaald worden. Dit zou te ondervangen zijn. door op de bouwwerken loodsen, ook voor de st jcadoorsmaterialen te zetten. Dit zou voor den bouw en voor beide partijen beter zijn. Naar aanleiding van dit onderhoud hebben we ook de meening van een patroon, den heer H. Doing gevraagd, die ons het -olgcnde mededeelde: „Er zijn in Haarlem, trouwens in ge» heel Nederland, veel te veel stucadoors» patroons, vandaar de groote concurren» tie. In andere bedrijven is het echter pre» es zoo. De concurrentie is zóó groot, dat er bijna geen werk tc krijgen is. De concurrentie begint al van boven af. want de aannemers zelf moeten een werk al zoo goedkoop mogelijk aan» nemen. Het ergste zijn in ons bedrijf diverse gezellen en kleine patroons, die met eigen zoons werken en geen contrac» tueel loon betalen. De georganiseerde patroons die hun bedrijf en onkosten lic-bben, worden hierdoor gedupeerd. NVat het slechte werk aangaat door de concurrentie, moet ik zeggen dat dit met zoo erg is. Er zullen maar weinig directies zijn die werk goedkeuren dat niet behoorlijk is uitgevoeri. Het „even vertinnen" is overdreven. NVat dc vakkennis betreft, is het zeker waar, dat de stucadoorsgezcllen van dc laatste jaren, zij die sinds het begin van den oorlog bij het vak zijn geko» men, geen aanspraak kunnen maken op den naam stucadoor. Dit is niet direct de schuld van dc gezellen zelf, want zc zijn niet in de gelegenheid een goed stuk werk te maken. Er wordt in ver» band met den financieelen toestand al» leen vlak werk gemaakt. Het is abso» luut verkeerd, maar er is nu eenmaal geen geld. En de gezellen, die er de laatste jaren bij zijn gekomen zouden ccn harden dobber hebben, als ze een goed stukje erk zouden moeten maken. NVat dc loonen betreft, deze zijn voor goede stucadoors volstrekt niet te hoog. Voor de „vlakwerkers" (die niet veel meer zijn. dan gewone metse» laars) zijn de loonen eóhrer te hoog. Er worden nu wel besprekingen ge» houden om veranderingen te brengen ir. het leerlingenwezen, maar ik geloof niet dat daar veel van terecht zal komen, want er is veel geld voor noodig cn waar moet dat van daan komen? NVat dc tochtvrijheid der huizen be» treft, die is alleeti te krijgen als de hui» zen „elasdicht" zijn. Dat is zee- be» zwaarlijk. omdat de patroons dan aan» sprake'.ijk zijn voor eventueel gebroken ruiten De risico is te groot. Het werk de-r stucadoors is vrij zwaar, maar daar wordt ook naar betaald. De loonquaesties betreffen alleen dc ongeorganiseerde patroons. NV;' zou het gewenscht zijn. dat sommige gezellen niet zoo vcelcischend waren. Er zijn ge zellen die alles wensc.ien. Ze moester, meer van geven en nem.n willen wc» ten, want dat zou de verstandhouding tusschen patroon en gezel zeker verbe» teren. De werkloosheid is nu vrij groot, want de groote werken zijn afgeloopcn en nieuwe nog niet begonnen. Dan wordt er gesproken over loodsen en jok ik meen, dat een loods voor stucadoors en opperlieden zeer ge» wenscht is. Ze hebben zeker een aparte loods noodig om hun materialen te bergen. Reeds zgn op enkele werken loodsen voor de 6tucadoors en we moeten bet zoover zien te brengen, dat zc op alle werken komen. INSTITUUT VOOR ARBEIDERS» ONTWIKKELING. Zondagmorgenbijeenkomsten. Men schrijft ons: De Zondagmorgcnibijeenkomsten doot het Instituut van Arbeidersontwikke» ling, afdceling Haarlem, georganiseerd mogen zich in een stee !s grooteren kring van belangstellenden verfieugen. De bijeenkomsten worden in den regel elke drie-weken belegd. Door een sa» menloop van omstandigheden vinden echter ditmaal twee bijeenkomsten ach» tereen plaats. Jl. Zondag sprak het nieuwe Kamer» lid Ds. A. van der Heide over „Eer» bied" naar aanleiding van Goethe's NVilhelm Meistcr's NVanderjahre. Spre» ker keerde zich o.m. tegen het mate» rialismc dat den menschen van dezen tijd veelal sterk 1c invloed t fcn vond bij de nagenoeg volle bovenzaal van het Gem, Concertgebouw een aandachtig gehoor. A.s. Zondag 6 December zal Koos Vorrink de bekende leider der A. J. C. en van 't landelijk instituut voor Arbeidersontwikkeling, spreken over „Innerlijk en uiterlijk". De ochtend zal voorts worden opgeluisterd met dccla» matie van Bep Sarfaty u.t Amsterdam, die nog onlangs op den mooien ochtend over „De cultuur van China" zoo'n warm onthaal bij dc Haarlcmsche ar» beiders mocht vinden. Vorrink behandelt het Eerlijk ver» band van de dingen en hun innerlijke waarden. Hoe de mensch 'oor kennis van het uiterlijk verband tot het inner» lijke moet komen cn aangewezen is tot bestudeering van het verleden. Vooral daar onze tijd zich kenmerkt door een gemis aan stijl. Dc bouwers en gcloo» vers aan den nieuwen tijd, moeten vooral zich in dc oude beschavingen verdiepen. Elk tijdperk van opgang en van bloei is -ds een tijdnerk van beschaving geweest. De arbeid is door net machinale handwerk ontluisterd. Alleen in tijden van sterk innerlijk Ie» ven was de menscbheid in staat om grootsche werken te scheppen. Hij behandelt vervolgens de „dans om het Gouden Kalf', welke de stijl van dc» zen tijd kenmerkt, een tijd van inner» lijk verval en hoe er weer liefde moet komen voor het eigen vak. voor eigen arbeid. ok een ,.dere ontspanning eischt de nieuwe tijd van den mensch. Tenslotte behandelt spreker uitvoerig het nieuwe levensrythme dat de jonge generatie zich eigen maakt. In de voorrede van het lezenswaardig boekje ,.Op de Kentering der Tjjden" uitg. A. J. C. Amsterdam, zegt hij o.a. ..De nieuwe menschhcidsgcdachte. dc nieuwe cultuur»idee breekt uit aan alle horizonten, in alle naties, in kringen van menschen die tot nu toe elkander niet vermochten te verstaan. Hier komt iemand aan het woord die iets belangrijks te zeggen Leeft. Een nieuw geluid en een schitterend rede» naar! FEUILLETON DE DUBBELGANGER Geautoritcerde vertaling naar het H. B. MARRIOTT WATSON 28) Ongetwijfeld had hii nagedacht en zijn houding vastgesteld en hoewel hij er zich in geen geval uit kon redden was de vlugge manier, waarop hij be» sloot open kaart te spelen, wel lof» waardig. „Ik beken het". Hij sprak nu vlug door. „Jc hebt dus Quinton en Crump gesproken en,... en misschien nog en» kele anderen". „Ik heb Kerr gesproken en ik weet alles van Philway en zooals je zegt van nog enkele anderen". Hij sloeg de oogen neer. „Ik lever me op genade en ongenade aan je over. Ik zat in het nauw. Het was ge» beurd en gebeurde nog. Je zult wel geen hooge opinie van mij hebben. Dat verwacht ik ook niet maar ik was bang geworden". De man probeerde nog steeds te gclooven dat ik niet alles wist, dat ik alleen wist dat hij voor een gevaar dat hem dreigde, gevlucht wee. Wear» gehijnlijk hoopte hij ln weerwil van al» les dat ik van verschillende belangrijke dingen nog niet op de hoogte was. Ik keek hem minachtend aan. want hij was bang als een wezel en in tegen» stelling met hem wekte Bollis nog mijn bewondering op. „Je werd bang. meneer Denver",, zi zei ik. „Dat begrijp ik, maar cr zat nog meer achter. „Je was gierig en Je was een verra» der. Als een echte lafaard liet je een anderen man het gevaar loopen wat je zelf toekwam. Ik zeg nu nog niets over de schandelijke plannen die je hadt. Ik heb het over jezelf en jc ver» houding tot mij. Jc bent bjj mij geko» men, hebt op mijn gevoel van vader» landsliefde gewerkt en mij overgehaald tot een belachelijk avontuur; daarna liet je mij aan mijn lot over, wel we» tend dat jij mc aan dat lot blootstelde cn dat jc alle reden hadt, om er zelf bang voor te zijn. Je liet mij achter, e-en vreemde, die niets van dit vreese» lijke gevaar wist en je was van plan om weer stilletjes terug te komen als het gevaar voorbij waa. en te genieten van het geld dat door die schandelijke samenzwering je eigendom was gewor» den. Zoo'n soort kerel ben je, meneer Denver „Je beoordeelt mij te streng", pro» testeerde hii. „Ik heb m" slecht gedra» gen. maar niet zoo slecht als jij denkt. Dat beroep op Je vaderlandsliefde was geen bedriegerij-" Er kwam oen liitige uitdrukking in zijn oogen. „Ik kan ge» makkelijk bewijzen dat wat ik over die zending op den Balkan zei. waar was. Dat zal ik doen wanneer je het maar wit". „Och, meneer Dcnyer, dat moesten we nu maar laten loopen", zei ik droog jes. „Het is voldoende dat je mij be» drogen hebt. Ik heb in groot gevaar verkeerd, cn dat wist je toen je van mij weg ging. Welk antwoord heb je daarop?" „Ten eerste herinner ik Jc aan het beroep dat ik deed op jc liefde voor ons land en ten tweede wijs is er op dat ik hier ben gekomen om de ver» antwoording weer op mij te nemen. „Je komt een beetje laat", zei ik. „Nu", zei hij. „Ik heb alles pezegd wat ik zeggen kan. Je zult mij wel ge» Iooven als ik met de bewijzen kom. En wat die zaak betreft waar jc op zin» speelde daar heb ik al lang genoeg van. Alleen Quinton en ik zijn nog over, en als je mij nu Quinton's adres wilt geven „En Kerr dan".,., viel ik hem in de rede. Hij keek alsof hij geslagen was. „Kerrl" zei hij. .Ja, natuurlijk Kerr. Nu Quinton, Kerr en i- kunnen dan afspreken om met de hcelc zaak op tc houden. Het plan was van Kerr en je begrijpt geloof ik niet hoe weinig ik er eigenlijk van af weet. Is Quinton in de stad? Dan ga Ik vanavond naar hem toe om alles af te spreken". „Hoeveel zijn er nog over?" vroeg ik gedreven door een onweerstaanbaar verlangen om hem r»et beschaamde kaken te laten staan. „Quinton en ik", zei hij. „Wy kun» ncn de zaak wel in orde maken zoo» dat er niets op aan te merken valt". ..„En Kerr?" vroeg ik. „Kerr is helaas dood, maarHij zweeg en keek my' verschrikt aan. „Wij kunnen het samen wel in orde maken". „Wanneer is Kerr gestorven?" vroeg ik heel vriendelijk. „Ik heb gehoord dot hij dood was". Hy kreeg een kleur. „Stond het dan niet Ln de krant? Ik ik dacht dat hy dood was, maar als het niet waar is zooveel te beter. NVij kunnen het dan met z'n drieën afspreken". Bollis was dien avond bij mü geko» men met net onverwachte bericht over Kerr's dood. Hoe wist Denyer daar» van? „Natuurlijk", zei ik op strengen toon „zul je tegenover mü ook heel wat goed te maken hebben als je ten minste dc zaak ccriyk en rechtvaardig wilt behandelen". „Dat wil ik zeker en dat zal ook gebeuren", zei hij. „Ik zal er met Quin» ton over spreken en met Kerr. NVij zulten alles in orde maken". Het viel mij op hoe hij aarzelde bij het uitspreken, van Kerr's naam. Wat beteekende dat? Hy keek naar het buf» let. „Is er niets tc eten. Stormount?" vroeg hij. „Ik heb honger". Toen pas viel het mü op dat hy er slordig uit zag en dat zijn handen vuil waren. Hij zag er uit als iemand die opgejaagd was maar ik had geen mc» delijdcn met hem. „Je kent je eigen huis", zei ik. „Ik ben hier, zoolang je weg was, niet langer dan drie d3gen geweest". Hij liep naar de kast cn haalde er beschuit en kaas uit „Ik hoop dat je mij niet te hard zult beoordeelon, Stormount", zei hij. „Ik kan over een paar dagen alles uitleg» gen". Plotseling stond hij stil en luister» de zooals hij geluisterd had, toen ik hem den eersten keer zag, en het ook zoo'n mistigen avond was. Ik had het griezelige idee dat ik dit hccle gesprek al eens meer had meegemaakt. „Heb je het raam dichtgedaan en vastgezet?" vroeg hij. „Ik heb het gesloten". Hij had een beschuit in zyn hand cn hij stond op en liep naar het raam. Half achter de gordijnen verborgen keek hy naar buiten. „Dikke mist", zei hij. met wat mij een zucht van verlichting toescheen. „Een dooie boel vanavond in Lon» den". Ik weet niet hoe het kwam. maar hij maakte op mij den indruk van iemand, die door de politic achterna wordt gc» zeten. Hij at gulzig en dronk met groote slokken. „Je zei dat iemand je vermomming had ontdekt. Hoe heette hy? Ja, Crump's secretaris". Hy lachte zonder een schijn van opgewektheid. „Ik her» inner me hem wel, een mager mannetje onderdanig en beleefd, maar soms zien ze veel. Wat zei hij". Hij zei .niets tot vanavond". Hij schrok. „NVat zei hy dan?" „Hij vertelde me een merkwaardig verhaal". De hand waarmee Denver zijn glas aan zijn ilppcn bracht, trilde. „Crump heeft hem zeker wat verteld". „Dat geloof ik niet. Bollis was alleen op zijn eigen voordeel bedacht. „O ja", lachte hij. „Bolli wist iets. NVat zei hij? Ik z-1 mo—en alles op. helderen" nadat ik denminister gesproken heb. Maar ik zou het wel eens willen weten. Hij had twee glazen whisky gedronken en uit de manier waarop hij at kon ik opmaken dat hij in lang niets geten had. Blijkbaar steeg dc drank hem naar het hoofd. Hij wilde zich nog eens inschenken en terwijl ik naar hem keek, kreeg ik steeds meer z:' -rhcid ik nog .,r te weten zou komen. Waarom zag hij cr zoo „opgejaagd" uit? Waarom was hij hier op dit onmog...jke uur? !k verweet hem niets behalve dat hij mij aan zulk een gevaar had blootgesteld. Hij beschouwde mij als ccn "dwaas, dien hij als rijn werktuig had ;ebruikt. Maar ik kon de verleiding niet weer» staan om hem tc ta en. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1925 | | pagina 9