I .JS HAARLEM'S DAGBLAD HET TOONEEL FLITSEN WILDZANG ZATERDAG 16 JAN. 1926 DERDE BLAD ONZE T00NEEL-D1LETTANTEN W. J. WIJSMULLER Velen zullen zich zeker nog wel van den tijd van het oude „Nccrlandsch" ik meen de Koninklijke Vereeniging, die bij de intree van Rovaards in den Stadsschouwburg op het Leidschc Plein ter ziele ging den ouden Wensma herinneren, die op zoo voortreffelijke wijze de rollen van het derde plan ver* vulde, liet waren meestal eenvoudige knechts* of koctsicrs»rollctjcs. gegalon* neerde lakeien of deftige butlers, maar nooit en nergens zag men een fijner, def» tiger knecht een beter koetsier, een sappiger waard dan bij het „Ncêr* kndsch" van Wensma. Wensma wist van den achter Lütz aan dra ven den ia* kei in Oud Heidelberg iets kostelijks te maken. Wie Wensma eenmaal in de rol van den huisknecht in de Candida* tuur van Hommel als een „geplukte kip" in zijn jas zonder vergulde knoo* pen die hij ter wille van de Candida* tuur aan de democratie had moeten of* fcren de kamer heeft zien binnenko* men en hem later vol trots weer in het paradc*pakje heeft zien verschijnen, zul dien knecht nooit meer vergeten. Wensma was een kneoht of een waard of ecu koetsier prachtig bijvoorbeeld die verzopen hapjcs*koctsier in Van Ecden's Ysbrand in perfectie. Hij ging in zoo'n derde plansrolletjo op rnet een zelfden ernst en een zelfde liefde als Van Schoonhoven in zijn Gysbreght, Hubert la Roche in Cyrano of Schulze in Van Bommel. De oude Wensma heeft getoond, hoe een acteur ook in het kleine groot kan zijn. Een zoo voortreffelijk acteur van het 'derde plan als de oude Wensma heb ik op het Hollandschc tooneel nooit meer gezien. Bij het diIcttanten*toonecl zijn goede spelers op liet derde plan vrijwel uitzonderingen. Bijna elke dilet* tant, die 'n beetje „typecren" kan, meent dat zoo'n eenvoudig bijrolletje geheel beneden zijn waardigheid is. /elfs een rol van liet tweede plan kan meestal geen genade in zijn oogen vin* den. Hij is niet tevreden, voordat hij gestruikeld is over* een komische of zijn nek gebroken heeft over een dra* matische hoofdrol. Wijlen de heer Heyligers van Cremer was één der wei* nigen, die zich dikwijls met rollen van het derde plan tevreden stelde en er veel in bereikte. Van onze tegenwoordi* ge Haarlemsehc dilettanten is de heer W. J. Wijsmuller, het zeer vcrdicnstclij* kc werkend lid van de Haarlemsehc Tooneclclub, eigenlijk de ccnigc, die Werkelijk talent bezittend, het toch geen schande vindt om in rollen van het der* de plan uit te munten. O. men denkc niet, dat dit zoo gemakkelijk is. Wat de lieer Wijsmuller in zulke schijnbaar eenvoudige bijrolletjes soms laat zien, is dikwijls beter en artistieker dan wat het gros der anderen in hoofdrollen presteert. De heer Wijsmuller heeft in het kleine genre herhaaldelijk iets voor* treffelijks gegeven, iets zoo uitstekends, dat het ook op het groote tooneel waar de rollen san het derde plan dik* wijls helaas! zeer onvoldoende worden bezet een lust en een vrcug* de zou zijn geweest. De heer Wijsmuller was steeds zoo verstandig om die rollen te spelen, wel* kc de regie hem aanwees; hij heeft nooit de belangrijkheid van een rol uit* gemeten naar het aantal bladzijden. Hij heeft daardoor herhaalde malen typetjes gegeven, die volmaakt ,af" waren. Zijn kleine rolletje behoorde meestal tot het beste van de opvoering, waarin hij me» dewerkte. Wijsmuller was volkomen te* vreden met het kleine rolletje van Landsheil, den kleermaker, in Vor*, stcnscliool en met een onnoozelen Kwik in Multntuli's Alcid, maar hoe fkostelijk heeft hij niet die rolletjes ge* speeld! Zijn Kwik zou opgevallen zijn. ook als hij hem in een milieu van eerste I riuigskrachtcn had vervuld. Het was oer=komisch en verrukkelijk van dom; beid. Zijn „waard" in de Kringloop der lï e 1 a n g e n deed in zijn genre zeker niet onder voor den uitstekend 'gcspeclden Chispijn van Landzaat. Het was ou*bollig, volkomen in stijl en sterk( typeerend. Wijsmuller geeft zich in zoo'n kleine rol met een liefde en een ernst, alsof het de hoofdrol is de resultaten zijn omdat hij een-lang niet gewoon typeertalent heeft dik* wijls verrassend goed, In het milieu, waarin hij optrad, verhief Wijsmuller zijn derde plansrolletje dikwijls tot eer. ste plansspel. Natuurlijk heeft Wijsmuller ook meermalen rollen van het tweede pli gespeeld en heeft hij daarin eveneens uitgeblonken, Want op het tweede plan behoort hij door zijn talent feitelijk thuis. Ik denk hier bijvoorbeeld aan zijn uitstekend gcspeclden dokter .Sc* gum in Gaby. Zij, die indertijd „Een T y r o I e r A vondfccst, het zang* spil van mevrouw Craandijk—Schuil, hehben gezien, zullen zich zeker Wijs» mullcr's Onkel (lurrv hcrinne* ren. Hoe lééfde die figuur, hoe was hij aldoor door zijn sappig, gemoedelijk spel het middelpunt van al die vroolij* kc Tyrolers en Tyrolerinnen. En welk een gocd*rondc. karakteristieke Thomas* vacr gaf hij verleden jaar niet op den gala*avond namens Yrccmdelingenvcr* keer aangeboden aan de internationale jury der Bloemententoonstelling naast die aardige Peitcrncl van v Kremer—Wyl. Wij»mul!er als ze Dick Laan De heer Wysmuilcr is een van de bes* te krachten van de Haarlemsehc Too* ncclclub. Van de heer-en volgt hij eigen* [ijk onmiddellijk op Landzaat, al ver wijst zijn talent hem naar het tweede plroj. Of hij ook geschikt zal zijn om hoofdrollen te dragen, zou ik niet met zekerheid durven zeggen. Zijn Gert Westfaler in het blijspel van Holberg zou er mij aan doen twijfelen. Ik vrees, dat voor dergelijke rollen zijn spel nfet breed en niet gevarieerd genoeg zou zijn en dat ook zijn dictie daarvoor niet puntig genoeg is. Wijsmuller lijkt mij meer aangewezen voor type» dan voor >tc karakterrollen. Maar in zijn gen» s hij dan ook een der beste spelers Haarlem. Wanneer elke club ccni* ge spelers van de kracht en den ernst van den heer Wijsmuller bezat, wat zou het peil der voorstellingen van ons lief* hebbcrij'tooncel dan belangrijk stijgen. Want het zijn juist de bijrollen, die men doorgaans hij dilettantenvoorstellingen lielst maat geheel en al over het hoofd iet. En het: is een groote zeldzaamheid, vannccr een bijrol als zoo dikwijls an Wijsmuller een aparte vreugde schenkt. Wij hopen den heer Wijsmul*i Ier nog dikwijls bij de Haarlemsehc Tooneclclub te zien optreden in het genre, waarin hij zich zoo vaak heeft onderscheiden. Het kan de voorstcllin* :n van de H. T. C. niet anders dan t'cn goede komen. Ook heeft de heer Wijsmuller her* haaldclijk met eere voor de „film" ge» speeld a! was het dan ook hier in steeds als „dilettant". Aan de films van den heer Dick Laan heeft Wijsmuller meer* malen een werkzaam aandeel gehad en het is als een oude. hartstochtelijke „zeiler" in liet door den heer Laan ge» filmde Waterkamp, dat wij hem bij dit artikel „afbeelden". J. B. SCHUIL. STOP DEN TREIN door PETER BA 1 LEY (Nadruk verboden). De hulpwachter Janus Wals rolde wat leege melkkannen naar het einde van het station. Af en toe bleef hij staan om zich het zweet van zijn voorhoofd te ve* gen en dun weer bedaard verder te gaan, tot hij tenslotte op zijn bestem» ming was, waar hij rustig op een der kannen ging zitten om een beetje uit te blazen. Ofschoon hij er niet zonder moe te •orden afkwam, vond hij dit baantje toch héél wat beter dan het afmattende werk op de korenvelden en hij zegende de goede geesten, die hem deze tijde» lijkc betrekking hadden bezorgd, met een aardig loon en den dcftig*klinken* den naam: rescrvc*wachtcr Wals. Hij keek naar de station*klok. „Kwart voor achten! De expresse moet dadelijk langs komen. Het begint don* ker te worden ook. Ik zal maar eens met den signanl*wuchter guun praten.." Hij rees langzaam van zijn plaats op en slenterde weer het dorp.s*station over, tot hij plotseling uit den sche» mer voetstappen hoorde aankomen. „Hé daar! Mijl Stop den expresse* trein!" Wals trachtte door het steeds dichter wordende duister te zien en met veel moeite ontdekte hij de gestalte van een man, die langs het perrons snelde. Een glimlach ging over het gelaat van den rcserve»wnchtcr. „Ik vrees, dat ik hier op het station den expresse*trein voor den hoogsten reiziger nog niet kan laten stoppen!" antwoordde hij met trots in zijn stem. Maar de stem riep terug: „Gek! er is gevaar op de rails! Er ligt een wagen met paarden dwars over de rails bij de spoorbrug! Stop den trein!" Nu was het met Jnnus toch plotse* ling mecncns. Hij besefte opeens dat er menschcnlcvens in gevaar zouden zijn en zoo snel hij kon greep hij een der roodc station»larnpen en begon daarme* de te zwaaien. Tegelijk schreeuwde hij den selnzwachtcr toe: „Hé Ilarry, laat de seinen „gevaar" zakken! De expres» se moet gestopt worden!" Het duurde slechts enkele minuten en terwijl Harry en Janus den station* chef gingen waarschuwen, snorde uit de verte de sneltrein reeds aan. Het geweldige lichaam der locomotief kraakte en dreunde door de plotselinge inspanning der remmen en met dave» rend geweld hield de expresse op het kleine station stil. Janus was intusschca al met wat wcg»wcrkcrs op pad naar de spoorbrug om te helpen bij het opzij zetten van den verongelukten vracht» wagen. „Waar is de man, die kwam w schuwen?" informeerde de machinist van de expresse bij den station «chef. maar de laatste vist het niet. „Janus onze hu!p»\vachtcr heeft hem, gesprokei en dadelijk maatregelen getroffen. Ik weet beslist niet hoe de man, die hier het perron kwam opstormen eruit ziet en bovendien'kan men in dit dekselsche donker geen hand voor oogen zien". Plotseling dook er een gestalte op uit het duister. De stationchef en de ma* chinist liepen er heen, maar toen zij dichterbij kwamen bemerkten zij dat het Janus was. „Rij maar door, hoor!" riep hij hen toe. „De baan is zoo veilig als maar, kan!" „En waar is die wagen dan?" vroeg de chef nu opgewonden. „Nergens te zien. Wij hebben tot twintig minuten voorbij de brug gekc* ken, maar er is niets van een ongeluk te bespeuren". „Dekselsche kaffer!" brulde de chef woedend. „Jij laat je toch ook maar alles wijs maken! Nou. je zult er meer van hooren als de bestuurders van de maatschappij mijn rapport ontvangen hebben! De expresse is bijna een uur ertraagd! Domoor die je bent!" Mopperend begaf de machinist zich weer op zijn hoogc post, terwijl de chef het sein voor vertrekken gaf en Janus maakte zich zachtjes uit de voeten, zich afvragend, of hij nu werkelijk wel zóó dom was als de chef dacht. „Janus", sprak de kaartjes*klerk den olgcndcn morgen tot den „reserve* wachter" van 't station te B. „je wordt hij den chef geroepen. Er is iets vóór ie op komst! Let maar eens op, de poli» tic is er ook nl". Het hart zonk Janus in de schoenen toen hij zich naar het kantoor van den ehef begaf. Die lamme geschiedenis met den trein van gisteravond was hem nog lang niet uit het hoofd. Bevend trad hij binnen.... „Wals", aldus ontving hem de chef, „hier is een inspecteur van politie, die- jou moet hebben. Er is gisteravond een gtoote waarde aan zilveren voorwerpen ontvreemd' bij de Baronesse van Da* lensteijn, hier op het landgoed, en de dief is nog niet gevonden. ITeb je mis* scliïen gisteravond met een van de trci* nen een onbekende zien vertrekken met een koffer?" De „reserve»wacht" dacht even na; dan sprak hij kordaat: „Neen chef. Er is niemand van hier vertrokken dan de zoon van den bur* gemeester en toen die ging was het nog klaarlichte dag". VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 498 WERKBESPARING Listig gebruik van een Sinterklaascadeau van een van de kinderen, om te voorkomen dat men pijn in zijn arm krijgt van het doorgeven van verschillende dingen. (Nadruk verboden) De inspecteur haalde een zakboekje te voorschijn en begon daarin aantec* keningen te maken. „Vertelt U mij eens", merkte hij ter* loops tot den stationchef op, „Wat was hier gisteravond aan de hand met die- expresse? Ik hoorde daarover on* derweg praten". Janus begon te sidderen, liet .lang gevreesde onderwerp was eindelijk ter sprake. Nu zou hij wel weer vleiend aoor den chef worden genoemd! „Och inspecteur, wat zai ik u zeg* gen", vertelde de chef, „deze man hier, die toch al niet dooj nl te groote schran» derheid uitblinkt, liet zich weer door den één of anderen handelsreiziger den gek houden en bezorgde zoodoende den trein een vol uur vertraging. Mf" enfin, daar hoort hij wel meer' van". Het gezicht van den inspecteur klaar* de op. „U zegt handelsreiziger? Bedoelt u dat het een persoon was, die den trein liet stoppen om zoodoende te kunnen instappen en mee te rijden?" „Precies zoo", antwoordde de chef. ,Ach, die dingen heb ik vroeger ook al •ens meegemaakt Dat zijn dan van die doorgcfourneerd*brutalc lui, die net op het laatste oogenblik komen nanstor» men en misbruik maken van de dom» heid van zoo'n hulpwachtcr, be» grijpt U?" „Ja maar, dat had de dief wel eens kunnen zijn!" juichte nu de inspecteur. „Hoe zag hij eruit? llad hij een groote koffer zij zich?" De stationchef vond het geval nu ook ineens weer gewichtig en met een gezicht alsof hij zelf op dat idee geko* men was, sprak hij: „Kom aan Wals, vertel ons eens precies hoe de vent er* uit zag?" Janus worstelde met zijn geheugen. Hij had in het donker niet veel opge» let. Bovendien had de plotselinge schrik hem parten gespeeld. I lij wist niet an* ders meer dan dat de man een lange donkere jas aan had en een muts diep over de ooren getrokken had. Van een koffer had hij niets bespeurd. De verklaring omtrent de kleeding .an den dief kwam wel overeen met wat de inspecteur reeds elders bad ver* nen en met de belofte, dat hij in de* richting het onderzoek zou voort* zetten verliet hij snel het perron. Janus en zijn chef alleen achterlatend in het kantoor. De eerste stond in twijfel of hjj den ehef verontschuldiging zou vra» gen voor het gebeurde van gisteravond, maar écr hij al zijn moed bij elkaar geschraapt had, keerde de chef zich reeds om en bromde: „Vooruit, uilskui» ken, ga aan je werk en kijk eens goed langs den grond of je je hersens en je geheugen niet terug kan vinden!" En Janus vlóóg naar buiten! Later op den dag kwam de inspecteur nog eens terug, nu vergezeld van een paar collegaV. Hij was juist met den sta» tion*chef in gesprek toen een stem bij de ingang van het station riep: „Kruier! Kruier!" De chef keek om en wenkte Janus. „Schiet op Wals, de passagiers roepen om je!" Oude Janus haastte zich naar buiten waar hij dokter Bijmans aantrof met een groote koffer. Dokter Bijmans was sedert een maand of drie in B. als arts gevestigd, maar daar de mcnschen niet veel vertrouwen in hem hadden sedert enkele patiënten zich a'ics behalve vriendelijk over hem hadden uitgelaten, ging zijn praktijk dermate slecht, dat hij besloten bad maar weer naar een an*, dere stad te verhuizen. Nu stood hij schijnbaar gereed om te gaan en Wals moest zijn kdffer het. perron opdragen. Toen hij echter met zijn koffer op bet perron aangekomen was, plantte hij liet bakbeest op den grond neer en sneide weer naar den inspecteur. „Dat is de man, die de expresse beeft laten stoppen!" schreeuwde hij opge» wonden, wijzend in de richting van den dokter. Maar zoowel de inspecteur als de stations»chcf haalden hun schouders op. „Ik geloof, dat jij nu hcclemanl van Lotje getikt bent", sprak de chef op verontwaardigden toon. „Dat is dokter Bijmans. die weer naar de stad terug gaat. Ik zou maar een beetje beter op 'n woorden passen, als ik jou was", 'erncderd droop Janus af. Het scheen dat men hem met alle geweld voor krank/innig wilde laten doorgaan. Maar nu zou dat ze dan toch niet glad zit* ten! Hij' was volmaakt zeker van zijn bewering en ais de inspecteur en de chef hem dan niet geloofden, omdat hij maar een doodgewone hulp»wachtcr was die zich den vorigen avond door een brutalen inbreker had laten beetnemen, dan zou hij het ze nu toch wel even* ;s anders voortoovcrcn! Janus had ,zijn besluit genomen! Hij had een hoop bagage voor de stad te laden en cér iemand er erg in had, had hij alle adressen van dokter Bijman's koffer afgerukt en de koffer zcive naar een hoekje van het perron gegoocheld. Verder laadde hij alle kof* "ts in den goederenwagen. Toen de trein op vertrekken stond, kwam dokter Bijmans nog even met zijn hoofd buiten het raam en vroeg: „Heb je mijn koffer voorzichtig in den wagen gebracht, Janus?" en Janus antwoordde met een veelbcteckenend lachje: „Natuurlijk, meneer, natuurlijk. Met dokters*spullcn moet je altijd voor* ziebtig zijn". De dokter zakte op zijn plaats terug terwijl hij vergat Janus een fooi >or zijn moeite te geven, reed de trein langzaam, weg „Ik heb een koffer zonder adres over» gehouden, chef", sprak Janus even la* ter tot den stations«chcf, die nog steeds in gesprek was met den inspecteur. De chef wendde zich om. „Zoo Janus? Weet je zeker dat er geen kaartje of zoo iets aanhangt? Dan zal ik haar moeten openen om te bckij* ken of uit den inhoud ook een naam van den eigenaar blijkt". Op Janus' bevestigend antwoord, dat er geen enkel herkcnningstceken aan de koffer te bespeuren was, begaven de chef en de inspecteur zich naar het pet» ron. De chef probeerde de sloten te openen, hetgeen niet lukte, daar de kof» fcr afgesloten was. „Probeert u deze eens", stelde de in» spectcur voor en overhandigde hem een bosje sleutels. De ehef probeerde het en inderdaad bleek een der laatste sleutels te passen. Voorzichtig werd het deksel opgelicht.... een paar papieren weggenomen.... en.... toen.... „Zilver!" brulde de chef. „Dat is vart diefstal!" In een oogwenk had de inspecteur de leiding genomen en een der zilveren; voorwerpen onderzocht. Het familie» wapen van de Baronesse van Dalen» steijn was erop gegraveerd! „Kun je je absoluut niet herinneren, wie deze koffer hier heeft achtergela» ten Wals?" vroeg de inspecteur drin» gend. Toen knikte Janus en vertelde v.-at hij gedaan had, nadat zijn aandacht op den zoogenaamden dokter was ge» De inspecteur klopte hem op derï schouder en zei: „Wals, je bent een prachtige kerel. Dank zij jouw scherpzinnigheid zullen wij nu spoedig den dader gearresteerd hebben. En.... wat die domheid van jouw betreftik geloof dat jij als ïserye»wacht tien maal zoo slim bent, s- menige stations»chcfi" Toen presenteerde hij Janus, die glun» der s'tond te lachen, een fijne sigaar en knipoogde, toen de chef zich zwijgend erwijderde. KERK EN SCHOOL CHRIST. GEREF. KERK. Beroepen te Werkendam ds. J. D. Barth te Alphen. Beroepen te Rozenburg ds. J. P, Meijering te NicuwpooTt. NED. HERV. KERK. Bedankt voor Oostcrwolde bij Elburg ds. Kraaij te Staphorst. Aangenomen het beroep naar Assen, door ds. H, N. IJshranding te Hee» renveen. ..Bedankt naar I.eksmond ds. A'. Meyers te 's»Grcvelduin*Capclle. GEREF. KERKEN. Aangenomen naar Scheemda (Gr.) ds. G. Dicmer te Roden (Dr.) naar Rijnsburg door ds. J. de Waard te Bun» schoten. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cents per regel Oberlahnstyn vermengd niet Sinaasappel, Citroen of Limonadestroop, ook een verrukkelijke winter-avonddranlc. 7 FEUILLETON Naar het Engelsch van ESMé STUART. 307 Lewis dacht, dat hij nog nooit van z'n leven zóó gelachen had, maar nu moest hij Toncy's bevel opvolgen en de pony laten halen. „Hier is het toch hoop ik geen ge* vangenis", zei hij. „Neen, als u hier alleen is niet, maar ik denk dat het vrouwvolk bij u ook wel pietepeuterig zal zijn. Wc hebben het erg gezellig gehad. Nu moet het arme Cndctjc naar huis om nog allerlei kleinigheden te doen oef! Maar ik ga oom Duif afhalen". „Ik kan toch niet alleen terug gaan", zei juffrouw Cadet zenuwachtig. „En ik vrees dat het te ver is om te gaan loopen. O. Toney, we hadden hier nooit naar toe moeten gaan". „Dat is lastig, ja daar heb ik niet aan gedacht", en Toney bleef peinzend op één been staan. „Ik ga dien kant op", zei Lewis, „dan Ereng ik juffrouw Cadet wel thuis. „O neen, neen, geen sprake van", zuchtte juffrouw Cadet, verschrikt bij het idéc dat Waycott met haar terug zou gaan. Maar Toney dacht er anders overf „Dat zou prachtig zijn. Dan bent u net als een van de ridders van Koning Arthur die een prinses in het bosch •ond en dadelijk aanbood om haar thuis te brengen. Dat waren nog eens annen, die ridders". Lewis herinnerde zich hoe juffrouw Cadet er op de pony had uitgezien en hij moest in stilte lachen om het idee van de prinses, maar de oorzaak van zijn vroolijkheid vertelde hij niet. Toney scheen het de natuurlijkste zaak van de wereld te vinden en er hcclcmaal niet over te dunken dat het voor hem een opoffering was en Lewis merkte er aan dat het meisje eigenlijk een veel hoogcre en betere levensop» vatting had dan hij. „Zijn wc klaar?" vroeg hij, terwijl hij naar de deur liep. „U moet er juffrouw Cadet nog op» tillen, als 't u blieft, meneer Waycott Het gaat heel gemakkelijk; en als u bjj de schutting komt moet zij er af en dan moet u er haar weer opzetten als u den pony over de schutting heeft la* ten springen. Hij moet wel een beetje aangemoedigd worden. Ik zal Trick maar meenemen, want die zou _mis* schien plotseling aanvechting krijgen nog niet". „Lijkt het u niet beter als we den hoofdweg nemen?" vroeg Lewis. „Daar is geen tijd voor; bovendien is deze weg veel rustiger. Lewis stemde toe. Hij voelde dat hij voor geen geld zijn tantes en zijn nichtjes zou willen tegen komen en in dit opzicht voelde hij zich verre de mindere van Toney die alleen dacht aan het gemak van juffrouw Cadet, en hee* Icmaal niet aan zijn gevoelens. Het kwam zelfs niet bij haar op dat hij er zich voor zou kunnen geneeren. Aan het eind van het pad scheidden zich hunne wegen. Toney liep op een drafje naar het station en Sclim, juf* frouw Cadet en Lewis gingen door naar do plek waar de schutting zoo laag was. Vreemd genoeg werd juffrouw Cadet spraakzaam, nu ze aan zichzelf was overgelaten maar ze praatte steeds over Toney. „Het is een wonderlijk meisje, me» neer Waycott. Ik heb nog nooit zoo iemand ontmoet, u wel?" „Neen, ik ook niet", zei Lewis glim» lachend. „Ze denkt evenveel aan mijn genoe» gen, als aan het hare; ik geloof dat ze aan het mijne zelfs nog het meeste denkt". Lewis kreeg plotseling medelijden met haar. „Ik vrees dat u hier in de buurt niet veel vrienden heeft". - „Neen, hcclemaal niemand, maar het is natuurlijk erg vriendelijk van Lady Duif dat ze mij in huis heeft willen nemen. Toen mijn vader stierf hij woonde in Winchlcy heeft ze mij bij zich genomen". „Toen ik een kind_ was kende ik iedereen in Winchlcy. Uw vader zal ik ook wel gekend hebben". Hij was nu al zijn lachlust kwijt. „Hij had een zaak in manufacturen", zei juffrouw Cadet, zonder ecnige val» sche schaamte, want Lewis sprak zoo natuurlijk over de mcnschen in Winch* ley, „O ja, vlak naast den bockhandelaar Faber. Ik kende den jongen Faber ook wel. Hij was erg knap en is later do» miné geworden". „Hij is als zendeling naar 't buiten» land gegaan", zei juffrouw Cadet, en ze bloosde. „Ik heb groote verplichtingen aan hem. Toen ik een jongen was reed ik eens langs den weg toen mijn pony schrok en ik voor een passccrend rij* tuig terecht kwam. Faber liep daar vlak bij en hij vloog met gevaar voor zijn eigen leven op mij toe en trok mij weg. Ik was buiten bewustzijn en heb het pas veel later gehoord". „O ja, hij heeft mij eens verteld dat hij het gedaan had, maar hij heeft uw naam niet genoemd", zei juffrouw Ca* det. die er in*gclukkig uitzag. „Mijn moeder wilde er hem voor be* loonen maar hij wou er niots voor aan* nemen. Ik herinner mij nog dat ze te» gen mij zei, dat ik hem later, als ik vol* wassen was, misschien van dienst kon zlin; maar toen ik later thuis kwam en naar hem informeerde, vertelde men mij dat zijn vader dood was en dat niemand wist waar hij was gebleven". „Hij had hier niemand meer en hij was heel arm. De zaak was erg achter» uit gegaan en hij betaalde al de schub den van zijn vader voor hij naar Australië ging". „Nu, als u ooit nog iets van hem mocht hooren, juffrouw Cadet, waar» schuwt u mij dan. Hier is de schutting. Nu moet ik doen wat mij gezegd is". Toen Lewis dien avond laat thuis kwam was er een nieuwe uitdrukking op zijn gezicht. HOOFDSTUK XÏL Nienwe bezoekers. *>ooals gewoonlijk keek Str Evas uit de coupe om te kijken of de victoria of de dos a dos op hem stonden te wach» ten. Toen zag hij den bol van Jim's on* berispclijken hoed want Lady Duif zou het vreeselijk gevonden hebben als een familie daar in de buurt mooiere rij» tuigen en paarden had dap zij zelf, be» halve dat Lady Carew, die zoo rijk was dat ze er niet tegen op kon. Sir Evas, die niets om zulke dingen gaf, deed zijn best om er aan te denken dat hij als man van zijn vróuw, verplicht was om zich volgens zijn positie te kleeden. De twee hecrer. broers, die met hem in de coupé zaten, waren verre neven. De een was. generaal, een oude vrijgezel ,en zijn broer, die veel jonger was. was verloofd met een rijke weduwe. Zij bad den beloofd om een paar dagen »>p Huize Aldcrsfield te komen logeeren, om wat van de buitenlucht te genie», ten. „Daar is de dos a dos", zei Sir Evas, „Ik loop liever naar huis, dus Jim kan jullie thuis brengen". Nauwelijks stond de trein stil of er kwam iemand aanhollen en Toney stak haar vroolijke gezicht naar binnen. „Hier ben ik", oom Duif. We komen u afhalen. Vindt u het niet leuk. dat Trick er ook Is? Heeft u uw pakje? Trick, niet blaffen! Dat komt omdat hij zoo blij is, oom Duif. U staat erg bij hem in de gunst". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9