I .JS
HAARLEM'S DAGBLAD
HET TOONEEL
FLITSEN
WILDZANG
ZATERDAG 16 JAN. 1926
DERDE BLAD
ONZE T00NEEL-D1LETTANTEN
W. J. WIJSMULLER
Velen zullen zich zeker nog wel van
den tijd van het oude „Nccrlandsch"
ik meen de Koninklijke Vereeniging,
die bij de intree van Rovaards in den
Stadsschouwburg op het Leidschc Plein
ter ziele ging den ouden Wensma
herinneren, die op zoo voortreffelijke
wijze de rollen van het derde plan ver*
vulde, liet waren meestal eenvoudige
knechts* of koctsicrs»rollctjcs. gegalon*
neerde lakeien of deftige butlers, maar
nooit en nergens zag men een fijner, def»
tiger knecht een beter koetsier, een
sappiger waard dan bij het „Ncêr*
kndsch" van Wensma. Wensma wist
van den achter Lütz aan dra ven den ia*
kei in Oud Heidelberg iets kostelijks
te maken. Wie Wensma eenmaal in de
rol van den huisknecht in de Candida*
tuur van Hommel als een „geplukte
kip" in zijn jas zonder vergulde knoo*
pen die hij ter wille van de Candida*
tuur aan de democratie had moeten of*
fcren de kamer heeft zien binnenko*
men en hem later vol trots weer in het
paradc*pakje heeft zien verschijnen, zul
dien knecht nooit meer vergeten.
Wensma was een kneoht of een waard
of ecu koetsier prachtig bijvoorbeeld
die verzopen hapjcs*koctsier in Van
Ecden's Ysbrand in perfectie. Hij
ging in zoo'n derde plansrolletjo op
rnet een zelfden ernst en een zelfde
liefde als Van Schoonhoven in zijn
Gysbreght, Hubert la Roche in Cyrano
of Schulze in Van Bommel. De oude
Wensma heeft getoond, hoe een acteur
ook in het kleine groot kan zijn.
Een zoo voortreffelijk acteur van het
'derde plan als de oude Wensma heb
ik op het Hollandschc tooneel nooit
meer gezien. Bij het diIcttanten*toonecl
zijn goede spelers op liet derde plan
vrijwel uitzonderingen. Bijna elke dilet*
tant, die 'n beetje „typecren" kan,
meent dat zoo'n eenvoudig bijrolletje
geheel beneden zijn waardigheid is.
/elfs een rol van liet tweede plan kan
meestal geen genade in zijn oogen vin*
den. Hij is niet tevreden, voordat hij
gestruikeld is over* een komische of
zijn nek gebroken heeft over een dra*
matische hoofdrol. Wijlen de heer
Heyligers van Cremer was één der wei*
nigen, die zich dikwijls met rollen van
het derde plan tevreden stelde en er
veel in bereikte. Van onze tegenwoordi*
ge Haarlemsehc dilettanten is de heer
W. J. Wijsmuller, het zeer vcrdicnstclij*
kc werkend lid van de Haarlemsehc
Tooneclclub, eigenlijk de ccnigc, die
Werkelijk talent bezittend, het toch geen
schande vindt om in rollen van het der*
de plan uit te munten. O. men denkc
niet, dat dit zoo gemakkelijk is. Wat de
lieer Wijsmuller in zulke schijnbaar
eenvoudige bijrolletjes soms laat zien,
is dikwijls beter en artistieker dan wat
het gros der anderen in hoofdrollen
presteert. De heer Wijsmuller heeft in
het kleine genre herhaaldelijk iets voor*
treffelijks gegeven, iets zoo uitstekends,
dat het ook op het groote tooneel
waar de rollen san het derde plan dik*
wijls helaas! zeer onvoldoende
worden bezet een lust en een vrcug*
de zou zijn geweest.
De heer Wijsmuller was steeds zoo
verstandig om die rollen te spelen, wel*
kc de regie hem aanwees; hij heeft
nooit de belangrijkheid van een rol uit*
gemeten naar het aantal bladzijden. Hij
heeft daardoor herhaalde malen typetjes
gegeven, die volmaakt ,af" waren. Zijn
kleine rolletje behoorde meestal tot het
beste van de opvoering, waarin hij me»
dewerkte. Wijsmuller was volkomen te*
vreden met het kleine rolletje van
Landsheil, den kleermaker, in Vor*,
stcnscliool en met een onnoozelen
Kwik in Multntuli's Alcid, maar hoe
fkostelijk heeft hij niet die rolletjes ge*
speeld! Zijn Kwik zou opgevallen zijn.
ook als hij hem in een milieu van eerste
I riuigskrachtcn had vervuld. Het was
oer=komisch en verrukkelijk van dom;
beid. Zijn „waard" in de Kringloop
der lï e 1 a n g e n deed in zijn genre
zeker niet onder voor den uitstekend
'gcspeclden Chispijn van Landzaat. Het
was ou*bollig, volkomen in stijl en
sterk( typeerend. Wijsmuller geeft zich
in zoo'n kleine rol met een liefde en
een ernst, alsof het de hoofdrol is
de resultaten zijn omdat hij een-lang
niet gewoon typeertalent heeft dik*
wijls verrassend goed, In het milieu,
waarin hij optrad, verhief Wijsmuller
zijn derde plansrolletje dikwijls tot eer.
ste plansspel.
Natuurlijk heeft Wijsmuller ook
meermalen rollen van het tweede pli
gespeeld en heeft hij daarin eveneens
uitgeblonken, Want op het tweede plan
behoort hij door zijn talent feitelijk
thuis. Ik denk hier bijvoorbeeld aan
zijn uitstekend gcspeclden dokter .Sc*
gum in Gaby. Zij, die indertijd „Een
T y r o I e r A vondfccst, het zang*
spil van mevrouw Craandijk—Schuil,
hehben gezien, zullen zich zeker Wijs»
mullcr's Onkel (lurrv hcrinne*
ren. Hoe lééfde die figuur, hoe was hij
aldoor door zijn sappig, gemoedelijk
spel het middelpunt van al die vroolij*
kc Tyrolers en Tyrolerinnen. En welk
een gocd*rondc. karakteristieke Thomas*
vacr gaf hij verleden jaar niet op den
gala*avond namens Yrccmdelingenvcr*
keer aangeboden aan de internationale
jury der Bloemententoonstelling
naast die aardige Peitcrncl van
v Kremer—Wyl.
Wij»mul!er als ze
Dick Laan
De heer Wysmuilcr is een van de bes*
te krachten van de Haarlemsehc Too*
ncclclub. Van de heer-en volgt hij eigen*
[ijk onmiddellijk op Landzaat, al ver
wijst zijn talent hem naar het tweede
plroj. Of hij ook geschikt zal zijn om
hoofdrollen te dragen, zou ik niet
met zekerheid durven zeggen. Zijn Gert
Westfaler in het blijspel van Holberg
zou er mij aan doen twijfelen. Ik vrees,
dat voor dergelijke rollen zijn spel nfet
breed en niet gevarieerd genoeg zou
zijn en dat ook zijn dictie daarvoor niet
puntig genoeg is. Wijsmuller lijkt mij
meer aangewezen voor type» dan voor
>tc karakterrollen. Maar in zijn gen»
s hij dan ook een der beste spelers
Haarlem. Wanneer elke club ccni*
ge spelers van de kracht en den ernst
van den heer Wijsmuller bezat, wat zou
het peil der voorstellingen van ons lief*
hebbcrij'tooncel dan belangrijk stijgen.
Want het zijn juist de bijrollen, die men
doorgaans hij dilettantenvoorstellingen
lielst maat geheel en al over het hoofd
iet. En het: is een groote zeldzaamheid,
vannccr een bijrol als zoo dikwijls
an Wijsmuller een aparte vreugde
schenkt. Wij hopen den heer Wijsmul*i
Ier nog dikwijls bij de Haarlemsehc
Tooneclclub te zien optreden in het
genre, waarin hij zich zoo vaak heeft
onderscheiden. Het kan de voorstcllin*
:n van de H. T. C. niet anders dan t'cn
goede komen.
Ook heeft de heer Wijsmuller her*
haaldclijk met eere voor de „film" ge»
speeld a! was het dan ook hier in steeds
als „dilettant". Aan de films van den
heer Dick Laan heeft Wijsmuller meer*
malen een werkzaam aandeel gehad en
het is als een oude. hartstochtelijke
„zeiler" in liet door den heer Laan ge»
filmde Waterkamp, dat wij hem bij dit
artikel „afbeelden".
J. B. SCHUIL.
STOP DEN TREIN
door
PETER BA 1 LEY
(Nadruk verboden).
De hulpwachter Janus Wals rolde wat
leege melkkannen naar het einde van
het station. Af en toe bleef hij staan om
zich het zweet van zijn voorhoofd te ve*
gen en dun weer bedaard verder te
gaan, tot hij tenslotte op zijn bestem»
ming was, waar hij rustig op een der
kannen ging zitten om een beetje uit
te blazen.
Ofschoon hij er niet zonder moe te
•orden afkwam, vond hij dit baantje
toch héél wat beter dan het afmattende
werk op de korenvelden en hij zegende
de goede geesten, die hem deze tijde»
lijkc betrekking hadden bezorgd, met
een aardig loon en den dcftig*klinken*
den naam: rescrvc*wachtcr Wals.
Hij keek naar de station*klok.
„Kwart voor achten! De expresse moet
dadelijk langs komen. Het begint don*
ker te worden ook. Ik zal maar eens
met den signanl*wuchter guun praten.."
Hij rees langzaam van zijn plaats op
en slenterde weer het dorp.s*station
over, tot hij plotseling uit den sche»
mer voetstappen hoorde aankomen.
„Hé daar! Mijl Stop den expresse*
trein!"
Wals trachtte door het steeds dichter
wordende duister te zien en met veel
moeite ontdekte hij de gestalte van een
man, die langs het perrons snelde. Een
glimlach ging over het gelaat van den
rcserve»wnchtcr.
„Ik vrees, dat ik hier op het station
den expresse*trein voor den hoogsten
reiziger nog niet kan laten stoppen!"
antwoordde hij met trots in zijn stem.
Maar de stem riep terug:
„Gek! er is gevaar op de rails! Er ligt
een wagen met paarden dwars over de
rails bij de spoorbrug! Stop den trein!"
Nu was het met Jnnus toch plotse*
ling mecncns. Hij besefte opeens dat er
menschcnlcvens in gevaar zouden zijn
en zoo snel hij kon greep hij een der
roodc station»larnpen en begon daarme*
de te zwaaien. Tegelijk schreeuwde hij
den selnzwachtcr toe: „Hé Ilarry, laat
de seinen „gevaar" zakken! De expres»
se moet gestopt worden!"
Het duurde slechts enkele minuten
en terwijl Harry en Janus den station*
chef gingen waarschuwen, snorde uit
de verte de sneltrein reeds aan. Het
geweldige lichaam der locomotief
kraakte en dreunde door de plotselinge
inspanning der remmen en met dave»
rend geweld hield de expresse op het
kleine station stil. Janus was intusschca
al met wat wcg»wcrkcrs op pad naar de
spoorbrug om te helpen bij het opzij
zetten van den verongelukten vracht»
wagen.
„Waar is de man, die kwam w
schuwen?" informeerde de machinist
van de expresse bij den station «chef.
maar de laatste vist het niet. „Janus
onze hu!p»\vachtcr heeft hem, gesprokei
en dadelijk maatregelen getroffen. Ik
weet beslist niet hoe de man, die hier
het perron kwam opstormen eruit ziet
en bovendien'kan men in dit dekselsche
donker geen hand voor oogen zien".
Plotseling dook er een gestalte op uit
het duister. De stationchef en de ma*
chinist liepen er heen, maar toen zij
dichterbij kwamen bemerkten zij dat
het Janus was.
„Rij maar door, hoor!" riep hij hen
toe. „De baan is zoo veilig als maar,
kan!"
„En waar is die wagen dan?" vroeg
de chef nu opgewonden.
„Nergens te zien. Wij hebben tot
twintig minuten voorbij de brug gekc*
ken, maar er is niets van een ongeluk
te bespeuren".
„Dekselsche kaffer!" brulde de chef
woedend. „Jij laat je toch ook maar
alles wijs maken! Nou. je zult er meer
van hooren als de bestuurders van de
maatschappij mijn rapport ontvangen
hebben! De expresse is bijna een uur
ertraagd! Domoor die je bent!"
Mopperend begaf de machinist zich
weer op zijn hoogc post, terwijl de chef
het sein voor vertrekken gaf en Janus
maakte zich zachtjes uit de voeten, zich
afvragend, of hij nu werkelijk wel zóó
dom was als de chef dacht.
„Janus", sprak de kaartjes*klerk den
olgcndcn morgen tot den „reserve*
wachter" van 't station te B. „je wordt
hij den chef geroepen. Er is iets vóór
ie op komst! Let maar eens op, de poli»
tic is er ook nl".
Het hart zonk Janus in de schoenen
toen hij zich naar het kantoor van den
ehef begaf. Die lamme geschiedenis
met den trein van gisteravond was hem
nog lang niet uit het hoofd. Bevend
trad hij binnen....
„Wals", aldus ontving hem de chef,
„hier is een inspecteur van politie, die-
jou moet hebben. Er is gisteravond een
gtoote waarde aan zilveren voorwerpen
ontvreemd' bij de Baronesse van Da*
lensteijn, hier op het landgoed, en de
dief is nog niet gevonden. ITeb je mis*
scliïen gisteravond met een van de trci*
nen een onbekende zien vertrekken
met een koffer?"
De „reserve»wacht" dacht even na;
dan sprak hij kordaat:
„Neen chef. Er is niemand van hier
vertrokken dan de zoon van den bur*
gemeester en toen die ging was het
nog klaarlichte dag".
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 498
WERKBESPARING
Listig gebruik van een Sinterklaascadeau van een van
de kinderen, om te voorkomen dat men pijn in zijn
arm krijgt van het doorgeven van verschillende dingen.
(Nadruk verboden)
De inspecteur haalde een zakboekje
te voorschijn en begon daarin aantec*
keningen te maken.
„Vertelt U mij eens", merkte hij ter*
loops tot den stationchef op, „Wat
was hier gisteravond aan de hand met
die- expresse? Ik hoorde daarover on*
derweg praten".
Janus begon te sidderen, liet .lang
gevreesde onderwerp was eindelijk ter
sprake. Nu zou hij wel weer vleiend
aoor den chef worden genoemd!
„Och inspecteur, wat zai ik u zeg*
gen", vertelde de chef, „deze man hier,
die toch al niet dooj nl te groote schran»
derheid uitblinkt, liet zich weer door
den één of anderen handelsreiziger
den gek houden en bezorgde zoodoende
den trein een vol uur vertraging. Mf"
enfin, daar hoort hij wel meer' van".
Het gezicht van den inspecteur klaar*
de op.
„U zegt handelsreiziger? Bedoelt u
dat het een persoon was, die den trein
liet stoppen om zoodoende te kunnen
instappen en mee te rijden?"
„Precies zoo", antwoordde de chef.
,Ach, die dingen heb ik vroeger ook al
•ens meegemaakt Dat zijn dan van die
doorgcfourneerd*brutalc lui, die net
op het laatste oogenblik komen nanstor»
men en misbruik maken van de dom»
heid van zoo'n hulpwachtcr, be»
grijpt U?"
„Ja maar, dat had de dief wel eens
kunnen zijn!" juichte nu de inspecteur.
„Hoe zag hij eruit? llad hij een groote
koffer zij zich?"
De stationchef vond het geval nu
ook ineens weer gewichtig en met een
gezicht alsof hij zelf op dat idee geko*
men was, sprak hij: „Kom aan Wals,
vertel ons eens precies hoe de vent er*
uit zag?"
Janus worstelde met zijn geheugen.
Hij had in het donker niet veel opge»
let. Bovendien had de plotselinge schrik
hem parten gespeeld. I lij wist niet an*
ders meer dan dat de man een lange
donkere jas aan had en een muts diep
over de ooren getrokken had. Van een
koffer had hij niets bespeurd.
De verklaring omtrent de kleeding
.an den dief kwam wel overeen met
wat de inspecteur reeds elders bad ver*
nen en met de belofte, dat hij in de*
richting het onderzoek zou voort*
zetten verliet hij snel het perron. Janus
en zijn chef alleen achterlatend in het
kantoor. De eerste stond in twijfel of
hjj den ehef verontschuldiging zou vra»
gen voor het gebeurde van gisteravond,
maar écr hij al zijn moed bij elkaar
geschraapt had, keerde de chef zich
reeds om en bromde: „Vooruit, uilskui»
ken, ga aan je werk en kijk eens goed
langs den grond of je je hersens en je
geheugen niet terug kan vinden!" En
Janus vlóóg naar buiten!
Later op den dag kwam de inspecteur
nog eens terug, nu vergezeld van een
paar collegaV. Hij was juist met den sta»
tion*chef in gesprek toen een stem bij
de ingang van het station riep:
„Kruier! Kruier!"
De chef keek om en wenkte Janus.
„Schiet op Wals, de passagiers roepen
om je!"
Oude Janus haastte zich naar buiten
waar hij dokter Bijmans aantrof met
een groote koffer. Dokter Bijmans was
sedert een maand of drie in B. als arts
gevestigd, maar daar de mcnschen niet
veel vertrouwen in hem hadden sedert
enkele patiënten zich a'ics behalve
vriendelijk over hem hadden uitgelaten,
ging zijn praktijk dermate slecht, dat hij
besloten bad maar weer naar een an*,
dere stad te verhuizen. Nu stood hij
schijnbaar gereed om te gaan en Wals
moest zijn kdffer het. perron opdragen.
Toen hij echter met zijn koffer op bet
perron aangekomen was, plantte hij liet
bakbeest op den grond neer en sneide
weer naar den inspecteur.
„Dat is de man, die de expresse beeft
laten stoppen!" schreeuwde hij opge»
wonden, wijzend in de richting van den
dokter. Maar zoowel de inspecteur als
de stations»chcf haalden hun schouders
op.
„Ik geloof, dat jij nu hcclemanl van
Lotje getikt bent", sprak de chef op
verontwaardigden toon. „Dat is dokter
Bijmans. die weer naar de stad terug
gaat. Ik zou maar een beetje beter op
'n woorden passen, als ik jou was",
'erncderd droop Janus af. Het scheen
dat men hem met alle geweld voor
krank/innig wilde laten doorgaan. Maar
nu zou dat ze dan toch niet glad zit*
ten! Hij' was volmaakt zeker van zijn
bewering en ais de inspecteur en de
chef hem dan niet geloofden, omdat hij
maar een doodgewone hulp»wachtcr was
die zich den vorigen avond door een
brutalen inbreker had laten beetnemen,
dan zou hij het ze nu toch wel even*
;s anders voortoovcrcn!
Janus had ,zijn besluit genomen!
Hij had een hoop bagage voor de
stad te laden en cér iemand er erg in
had, had hij alle adressen van dokter
Bijman's koffer afgerukt en de koffer
zcive naar een hoekje van het perron
gegoocheld. Verder laadde hij alle kof*
"ts in den goederenwagen.
Toen de trein op vertrekken stond,
kwam dokter Bijmans nog even met
zijn hoofd buiten het raam en vroeg:
„Heb je mijn koffer voorzichtig in den
wagen gebracht, Janus?" en Janus
antwoordde met een veelbcteckenend
lachje: „Natuurlijk, meneer, natuurlijk.
Met dokters*spullcn moet je altijd voor*
ziebtig zijn".
De dokter zakte op zijn plaats terug
terwijl hij vergat Janus een fooi
>or zijn moeite te geven, reed de trein
langzaam, weg
„Ik heb een koffer zonder adres over»
gehouden, chef", sprak Janus even la*
ter tot den stations«chcf, die nog steeds
in gesprek was met den inspecteur.
De chef wendde zich om.
„Zoo Janus? Weet je zeker dat er
geen kaartje of zoo iets aanhangt? Dan
zal ik haar moeten openen om te bckij*
ken of uit den inhoud ook een naam
van den eigenaar blijkt".
Op Janus' bevestigend antwoord, dat
er geen enkel herkcnningstceken aan de
koffer te bespeuren was, begaven de
chef en de inspecteur zich naar het pet»
ron. De chef probeerde de sloten te
openen, hetgeen niet lukte, daar de kof»
fcr afgesloten was.
„Probeert u deze eens", stelde de in»
spectcur voor en overhandigde hem een
bosje sleutels. De ehef probeerde het
en inderdaad bleek een der laatste
sleutels te passen. Voorzichtig werd het
deksel opgelicht.... een paar papieren
weggenomen.... en.... toen....
„Zilver!" brulde de chef. „Dat is vart
diefstal!"
In een oogwenk had de inspecteur de
leiding genomen en een der zilveren;
voorwerpen onderzocht. Het familie»
wapen van de Baronesse van Dalen»
steijn was erop gegraveerd!
„Kun je je absoluut niet herinneren,
wie deze koffer hier heeft achtergela»
ten Wals?" vroeg de inspecteur drin»
gend. Toen knikte Janus en vertelde
v.-at hij gedaan had, nadat zijn aandacht
op den zoogenaamden dokter was ge»
De inspecteur klopte hem op derï
schouder en zei:
„Wals, je bent een prachtige kerel.
Dank zij jouw scherpzinnigheid zullen
wij nu spoedig den dader gearresteerd
hebben. En.... wat die domheid van
jouw betreftik geloof dat jij als
ïserye»wacht tien maal zoo slim bent,
s- menige stations»chcfi"
Toen presenteerde hij Janus, die glun»
der s'tond te lachen, een fijne sigaar en
knipoogde, toen de chef zich zwijgend
erwijderde.
KERK EN SCHOOL
CHRIST. GEREF. KERK.
Beroepen te Werkendam ds. J. D.
Barth te Alphen.
Beroepen te Rozenburg ds. J. P,
Meijering te NicuwpooTt.
NED. HERV. KERK.
Bedankt voor Oostcrwolde bij Elburg
ds. Kraaij te Staphorst.
Aangenomen het beroep naar Assen,
door ds. H, N. IJshranding te Hee»
renveen.
..Bedankt naar I.eksmond ds. A'.
Meyers te 's»Grcvelduin*Capclle.
GEREF. KERKEN.
Aangenomen naar Scheemda (Gr.)
ds. G. Dicmer te Roden (Dr.) naar
Rijnsburg door ds. J. de Waard te Bun»
schoten.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cents per regel
Oberlahnstyn
vermengd niet Sinaasappel, Citroen of
Limonadestroop, ook een verrukkelijke
winter-avonddranlc. 7
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ESMé STUART.
307
Lewis dacht, dat hij nog nooit van
z'n leven zóó gelachen had, maar nu
moest hij Toncy's bevel opvolgen en
de pony laten halen.
„Hier is het toch hoop ik geen ge*
vangenis", zei hij.
„Neen, als u hier alleen is niet, maar
ik denk dat het vrouwvolk bij u ook
wel pietepeuterig zal zijn. Wc hebben
het erg gezellig gehad. Nu moet het
arme Cndctjc naar huis om nog allerlei
kleinigheden te doen oef! Maar ik
ga oom Duif afhalen".
„Ik kan toch niet alleen terug gaan",
zei juffrouw Cadet zenuwachtig. „En
ik vrees dat het te ver is om te gaan
loopen. O. Toney, we hadden hier nooit
naar toe moeten gaan".
„Dat is lastig, ja daar heb ik niet
aan gedacht", en Toney bleef peinzend
op één been staan.
„Ik ga dien kant op", zei Lewis, „dan
Ereng ik juffrouw Cadet wel thuis.
„O neen, neen, geen sprake van",
zuchtte juffrouw Cadet, verschrikt bij
het idéc dat Waycott met haar terug
zou gaan.
Maar Toney dacht er anders overf
„Dat zou prachtig zijn. Dan bent u
net als een van de ridders van Koning
Arthur die een prinses in het bosch
•ond en dadelijk aanbood om haar
thuis te brengen. Dat waren nog eens
annen, die ridders".
Lewis herinnerde zich hoe juffrouw
Cadet er op de pony had uitgezien en
hij moest in stilte lachen om het idee
van de prinses, maar de oorzaak van
zijn vroolijkheid vertelde hij niet.
Toney scheen het de natuurlijkste
zaak van de wereld te vinden en er
hcclcmaal niet over te dunken dat het
voor hem een opoffering was en Lewis
merkte er aan dat het meisje eigenlijk
een veel hoogcre en betere levensop»
vatting had dan hij.
„Zijn wc klaar?" vroeg hij, terwijl hij
naar de deur liep.
„U moet er juffrouw Cadet nog op»
tillen, als 't u blieft, meneer Waycott
Het gaat heel gemakkelijk; en als u bjj
de schutting komt moet zij er af en
dan moet u er haar weer opzetten als
u den pony over de schutting heeft la*
ten springen. Hij moet wel een beetje
aangemoedigd worden. Ik zal Trick
maar meenemen, want die zou _mis*
schien plotseling aanvechting krijgen
nog niet".
„Lijkt het u niet beter als we den
hoofdweg nemen?" vroeg Lewis.
„Daar is geen tijd voor; bovendien
is deze weg veel rustiger.
Lewis stemde toe. Hij voelde dat
hij voor geen geld zijn tantes en zijn
nichtjes zou willen tegen komen en in
dit opzicht voelde hij zich verre de
mindere van Toney die alleen dacht aan
het gemak van juffrouw Cadet, en hee*
Icmaal niet aan zijn gevoelens. Het
kwam zelfs niet bij haar op dat hij er
zich voor zou kunnen geneeren.
Aan het eind van het pad scheidden
zich hunne wegen. Toney liep op een
drafje naar het station en Sclim, juf*
frouw Cadet en Lewis gingen door naar
do plek waar de schutting zoo laag
was.
Vreemd genoeg werd juffrouw Cadet
spraakzaam, nu ze aan zichzelf was
overgelaten maar ze praatte steeds
over Toney.
„Het is een wonderlijk meisje, me»
neer Waycott. Ik heb nog nooit zoo
iemand ontmoet, u wel?"
„Neen, ik ook niet", zei Lewis glim»
lachend.
„Ze denkt evenveel aan mijn genoe»
gen, als aan het hare; ik geloof dat ze
aan het mijne zelfs nog het meeste
denkt".
Lewis kreeg plotseling medelijden
met haar.
„Ik vrees dat u hier in de buurt niet
veel vrienden heeft".
- „Neen, hcclemaal niemand, maar het
is natuurlijk erg vriendelijk van Lady
Duif dat ze mij in huis heeft willen
nemen. Toen mijn vader stierf hij
woonde in Winchlcy heeft ze mij
bij zich genomen".
„Toen ik een kind_ was kende ik
iedereen in Winchlcy. Uw vader zal ik
ook wel gekend hebben". Hij was nu al
zijn lachlust kwijt.
„Hij had een zaak in manufacturen",
zei juffrouw Cadet, zonder ecnige val»
sche schaamte, want Lewis sprak zoo
natuurlijk over de mcnschen in Winch*
ley,
„O ja, vlak naast den bockhandelaar
Faber. Ik kende den jongen Faber ook
wel. Hij was erg knap en is later do»
miné geworden".
„Hij is als zendeling naar 't buiten»
land gegaan", zei juffrouw Cadet, en
ze bloosde.
„Ik heb groote verplichtingen aan
hem. Toen ik een jongen was reed ik
eens langs den weg toen mijn pony
schrok en ik voor een passccrend rij*
tuig terecht kwam. Faber liep daar vlak
bij en hij vloog met gevaar voor zijn
eigen leven op mij toe en trok mij weg.
Ik was buiten bewustzijn en heb het
pas veel later gehoord".
„O ja, hij heeft mij eens verteld dat
hij het gedaan had, maar hij heeft uw
naam niet genoemd", zei juffrouw Ca*
det. die er in*gclukkig uitzag.
„Mijn moeder wilde er hem voor be*
loonen maar hij wou er niots voor aan*
nemen. Ik herinner mij nog dat ze te»
gen mij zei, dat ik hem later, als ik vol*
wassen was, misschien van dienst kon
zlin; maar toen ik later thuis kwam en
naar hem informeerde, vertelde men
mij dat zijn vader dood was en dat
niemand wist waar hij was gebleven".
„Hij had hier niemand meer en hij
was heel arm. De zaak was erg achter»
uit gegaan en hij betaalde al de schub
den van zijn vader voor hij naar
Australië ging".
„Nu, als u ooit nog iets van hem
mocht hooren, juffrouw Cadet, waar»
schuwt u mij dan. Hier is de schutting.
Nu moet ik doen wat mij gezegd is".
Toen Lewis dien avond laat thuis
kwam was er een nieuwe uitdrukking
op zijn gezicht.
HOOFDSTUK XÏL
Nienwe bezoekers.
*>ooals gewoonlijk keek Str Evas uit
de coupe om te kijken of de victoria of
de dos a dos op hem stonden te wach»
ten. Toen zag hij den bol van Jim's on*
berispclijken hoed want Lady Duif zou
het vreeselijk gevonden hebben als een
familie daar in de buurt mooiere rij»
tuigen en paarden had dap zij zelf, be»
halve dat Lady Carew, die zoo rijk was
dat ze er niet tegen op kon. Sir Evas,
die niets om zulke dingen gaf, deed zijn
best om er aan te denken dat hij als
man van zijn vróuw, verplicht was om
zich volgens zijn positie te kleeden. De
twee hecrer. broers, die met hem in
de coupé zaten, waren verre neven. De
een was. generaal, een oude vrijgezel
,en zijn broer, die veel jonger was. was
verloofd met een rijke weduwe. Zij bad
den beloofd om een paar dagen »>p
Huize Aldcrsfield te komen logeeren,
om wat van de buitenlucht te genie»,
ten.
„Daar is de dos a dos", zei Sir Evas,
„Ik loop liever naar huis, dus Jim kan
jullie thuis brengen".
Nauwelijks stond de trein stil of er
kwam iemand aanhollen en Toney stak
haar vroolijke gezicht naar binnen.
„Hier ben ik", oom Duif. We komen
u afhalen. Vindt u het niet leuk. dat
Trick er ook Is? Heeft u uw pakje?
Trick, niet blaffen! Dat komt omdat
hij zoo blij is, oom Duif. U staat erg
bij hem in de gunst".
(Wordt vervolgd).