Ïm-B'M
HAARLEM'S DAGBLAD
r%u»S
FLITSEN
DONDERDAG 17 JUNI 1926 TWEEDE BLAD
HET ALHAMBRA EN HET ZOMERVERBLIJF
DER MOORSCHE VORSTEN BIJ GRANADA.
VAN ONZEN REIZENDEN REDACTEUR.
(Nieuwe reek.,)
No. 291.
Nu ga ik schrijven over het vermil»
'joenen sprookjcsslot. dat daar op den
heuvel bij Granada staat als het paleis
van sulton A lad in uit dc verhalen der
1001 Nacht. En over Generalifc, den
too vertuin, waarin eens de Moorschc
kaliefen van Granada in wit zijden
burnous gingen door alleeen van hoogc
cypressen en rustten in de schaduw van
koele, vi t;0 ver welfde nissen tussschen
roode rozen, paarse clematis, witte
aronskelken en gele irissen, waar fo-n»
tomen in diamanten fonkeling rn de
zonnestralen neerbogen over ma-ronc*
ren trappen onder do uitwaaiende glan*
zonde, groene bladeren van paJmboo»
men.
Eerst ging onze tocht naar Generalifc,
'de lustwarande der Moorschc vorsten,
die op een heuvel boven het Alhambra
is gelegen. Onder geleide van een gids
en in gezelschap van mijn 20 rcvsge»
noote.i! Het was niet de ideale manier
om dezen droomtuin. waarin je öf ge»
heel alleen öf enkel met iemand, aan
wéen je je zeer na verwant voelt, zoudt
hebben willen ronddwalen, maar op
een gczdschapsreis moet je nu eenmaal
gemeenschappelijk lijden en gemeen»
schappelijk genieten. Dat heb je met
alle anderen gemeen. Dus togen wij „en
massa" en achter elkander den heuvel
op en de Inan der statige, donkere cy»
pressen door. zooveel mogelijk elkaar
over hot hoofd ziend en wegdenkend
in dozen paradijsnohtigen wondcrtu.n.
En wanneer de omgeving mij al te sterk
aangreep, dan liet ik dc anderen voor»
gaan en bleef ik achter om althans even
één oogenblik, zwijgend en luisterend
naar de stilte om inij heen. geheel al»
ken te zijn en mij zclven weg te droo»
men in hot verleden!
Dc wandeling door Generalifc op
dien zonnigen morgen, hoe zal ik die
ooit kunnen vergoten! Langs marmoren
trappen, die lagen m do schaduw van
witte in at purperen clematis en roode
rozen ovcrtogwi muurtjes, stegen wij
tusschen struiken en bloemen naar bo»
ven onder con waaiende pracht van
groen gordijn van myrter cn olean»
mende boomen. Het was één donker»
groen gordijn van mystcrcin en olean
tiers on oranjoboomen. om ons heen cn
daartusschcn een weelde van kleurige
bloemen, wit en geel en rood cn paars
eu purper, als ik nooit te voren nog
zag. Palmen bogen hun brcede uit»
waaiende bladeren tusschen cactussen,
aloës en agaven over het doode water
an smalle vijvertjes heen, cascaden
stortten naar beneden over marmeren
trappen, tusschen witte aronskelken cn
paarse c.n gele irissen door. Zwaar bin»
gen in hun gouden schijn de oranje»
appels aan de neerbuigende takken tus»
schen hot door dc zon beschenen groen.
Telkens weer stond ik stil cn vroeg ik
mij af, of ik het werkelijk zelf was, die
daar wandelde in dat paradijs.
Wij stijgen van terras op terras, altijd
weer tuschen groen en bloemen. Steeds
zijn wij o ingd door _.n haag van ro«
zen en neerhangend® fuchsia's. Ik donk
aan d c-tuincn van Semiramis. Wij gaan
door open galerijen, waar elegante
Moorschc boogvensters worden gedra»
gen door slanke met rozen omslim»
gerde zuilen. Ivoren bloempricelon!
Beneden ons liggen dc okeren viorkan*
te mystorreuse torons van het Alham»
bra en in de diepte stroomt, het kleine
riviertje, de Darro. Nog verder voert
de weg over marmeren trappen en ter»
rassen en door galerijen naar boven, al
maar tusschen rozen, clematis en welig
groen. De tuinen liggen er als in een
open paleis boven elkander. Tot wij
eindelijk tot de bovenste galerij zijn ge»
stegen. Door de Moorschc boogvensters
blauwt de Andalusische hemel en in
zijn ongerepte blankheid rijst nu voor
ons op de Sierra Nevada. Nu overzien
wij van onze lustwaranda heel hot won»
der»mooie land van Granada! Schooner
plek zoo zoggen dc Spanjaarden is
er op heel dc wereld niet! Daar ligt
Granada, de room»wictc stad tusschen
de twee heuvelen, beneden ons het ver»
miljoenen Moorenslot.als gedragen dOor
het donker groen van cypressen en
oleanders, in het Oosten de Sierra Ne»
vada grootsch cn majestueus in zilveren
glans tegen den strakken, blauwen he»
meiwand en vlak aan onzen voet, de
sprookjcstuin, waaruit dc open galerij,
waarin wij staan, met de tcere, slanke
marmeren zuilen en dc als uit kant ge»
weven ronde vensterbogen, tussohen
groen cn bloemen opstijgt als een
sprookjespaleis uit de vertelling van
Sheharazada! Het gezicht van Genera»
life over het land van Granada was van
zulk een schoonheid, dat het mij meer
droom dan werkelijkheid scheen.
HET ALHAMBRA!
Onweerstaanbaar had het Alhambra
mij aangetrokken. Ik had cr den eersten
avond te Granada omheen gedoold als
om een geheimzinnig tooverslot. Tel»
kens weer gingen mijn blikken naar de
vierkante okeren torens cn dc zware
getfnde muren daar op dien heuvel bo»
ven het donkere groen. Jk had gelezen
van Sultan Mulay Abon Hassan, den
wrccdon Moorcn»vorst, die, om te ent»
komon aan dc voorspelling, dat een van
zijn zonen hem van den troon zou stoo»
ten, op aanhitsen vun zijn favoriete Zo»
roya, zijn eigen zonen in den „Leeuwen*
hof" binnen in het palois deed dooden;
van het bloed der edelen van hot ge»
slacht der Abencerragen, dat don mar»
«noren vloor van één dor zalen sinds»
dien de zaal der Abencerragcn gdhee»
ten voor eeuwig „rood had geverfd",
nadat zij allen uit wraak, omdat één
van hun geslacht een sultane tot on»
trouw had verleid op een feestmaal»
tijd in hot Alhambra waren genood en
or ter dood waren gebracht; van ';n
tragischcn Boabdil, Ilamid's cen.tgen
overgebleven zoon, den laatsten Moo»
renvorst. om zijn noodlot El Zogoybi
dc Ongelukkige genoemd, die zoo» J
als bij zijn geboorte was voorspeld
zijn vader van den troon stootte ein de
gouden sleutels van Granada en het
Alhambra aan Ferdinand en Isabella
van Kastilië na een wanhopigon strijd
moest overigc/von en die wegtrok naar
de kust van Afrika, dc asoh van zijn
voorvaderen met zich medevoerend;
de sultane Aïsoha, de Ku-isdhc,
Boabdïl's fiere moeder, die, toen zij
haar zoon zag weonen op het oogen»
blik, dat hij, staande op een heuvel, voor
het laatst zijn blik over liet voor hem
verloren Granada en het Alhambra Wet
gaan, hem toevoegde: „Ween en snik nu
als een vrouw over jc stad, jij, die
haar niet als een man wist tc bewa
ren!" en hem, overmand v3n smart,
toen snikkend omarmde om hem in zijn
ballingschap naar hot vreemde land te
volgen; van dit alles, dat és als één
lange, boeiende roman, had ik in Oou»
perus' Spaansch Toerisme gelezen en
er was een hevige nieuwsgierigheid, een
bijna kinderlijk verlangen in mij om
dut al»oud-e Moorenslot, zoo vol van
•zwoele romantiek, het ccnige overige»
bloven en meest beroemde monument
van Moorsohe kunst in Europa te be*
treden.
Was mijn verwachting al te hoog ge»
spannen geweest? Dc eerste indruk, die-
van den Myrtcnhof, gaf een teleurstel»
ling. Baedeker had er mij reeds voor
gewaarschuwd! O zeker, hot was wel
volkomen Oostersoh, dóe vierkante vij*
ver, omrand door wft marmer cn een
geschoren' groene myrfern haag, met er
om heen slanke, teere marmeren zuil :n
met sierlijke Corinthisch© kapiteeltjes,
waarop dc met Moorschc motieven fijn
bewerkte arkaden rusten; do verinil»
joonen vierkante toren, die cr adhter
tegen den diep»blauwen hamel oprijst,
sluit dozen open hof ook heel mooi af,
maar hot geheel is koud en kleurloos,
terwijl ik het mij juist zoo warm en vol
kleur had gedroomd. liet is overdadig
van ornamentiek, maar het lcéft niet
moer, hot is nuchter cn doodsch, hot is
alles gerestaureerd. En dan... hoe hin»
deren mij nu mijn reisgenooten en het
gezelschap Duitschcrs, dat daar aan de
overzijde staat en tegelijk met de
De eprookjesluin van Generalifc.
ia! in het Alhambra.
blanke zuilen in het water van het
bassin weerspiegeld wordt. Dat is niet
meer hot Alhambra van sultan Mulay
Aben Hassan en Boabdil, het is eon
museum van Moorschc kunst.
Maar als museum, als historisoh mo=
nument, ja, dan is het Alhambra we!
heel, heel mooi! Wanneer wij eenmaal
over dc eerste teleurstelling heen zijn,
raken wij bij het doorschrijden der za»
len cn hoven van hot Alhambra hoe
langer, hoe meer onder dc bctoovcTÓng
van doze fantastische, Oostersohc bouw»
kunst, dan komt toch langzamerhand
hot gevoel boven, alsof wij daar gaan
door oen sprookjespaleis uit dc 100!
Nacht! Maar men moet zooals Fclix
Ruttcn terecht schrijft in zijn book over
Spanje het Alhambra met zijn
bcclding zion. Men moot het bevolken
mot zwarte geharnaste Moorschc réd»
ders cn witte prinsessen in ruischende
gewaden, men moet hot zich voor oogen
toovcrcn zooals hot was in ihct verletten,
toen dc gesluierde sultanes op wecke
zijden kussens in de boclo nissen of
voor de boogvensters te droomen lagen,
toon Moorschc ©dolen in w:t»zijdcn bur»
nous e.n met breode tulbanden cr statig
rondschrcdc-n door deze hoven, waar
fonteinen hoog opspoten tusschen rozen
hagen cn myrfthc-n.
Maar ook zonder de Moorschc rid»
ders en de Arabischs liouries is het Al»
ha/m'bra nog steeds van een fantasti»
sche. sdhier bozw ij melende pracht.
Wanneer je staat in den Leeuwenhof.
mot in hot midden een door twaalf
albasten leeuwen gedragen fontein bek»
ken tuschen een woud van ranke zuilen
en onder loof van marmeren kantwerk,
dan lijkt dit alles jc zoo feeëriek, zoo
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 616
DE WERELD OP Z'N ERGST
De ochtend van den receptiedag, en je hebt juist ge
merkt dat er een cadeau moet gekomen zijn van tante
Martha, maar niemand heeft het gezien. Het eenige
wat erop zit is om die eindeiooze zee van doosjes,
papier, houtwol en touw in den keider uit te zoeken.
(Nadruk verboden)
immaterieel, dat je hot nauwelijks meer
kunt bevatten. De muren zijn tapijten,
het steen is franje, dc gewelven zijn
spinrag geworden. En wanneer jc dan
de zaai der Abencerragcn bent binnen»
getreden, dan vraag je jc vol verbazing
af, of dit kanten weefsel om jc heen
nog waarlijk steen is. Alles is er be*
werkt. Boven het wonderrijk mozaiek
van ingelegde tegels, sohijnen de muren
met brocaat bestïkt; het is, of de bouw»
meesters hier dc wanden geiborduuurd
hebben. En het sfcalac fciekcn*gewclf is
een wemeling van versieringen. een
warreling van celen als in een honig*
graat, zóó rag*fijn en teer, da't het aan
versteend schuim doet denken. Het is
verrassend, betooverend zelfs, het ge*
tuigt van een wondere fantasie, men
staart cr naar zonde-r h©t eigenlijk te
kunnen bevatten, maar toch geeft het
niet die grootsche, geweldige Impressie,
welke men bijvoorbeeld krijgt bij hot
binnentreden van oen oude Gothie'ke,
kerk. Daarvoor is deze Moorschc kunst
te precieus en tc veel louter omamon*
tïek! Men móst er ecu grootc godaoh»
tc in.
Ik wil mijn lezers niet vermoeien met
een beschrijving der verschillend© zalen
cn hoven van dit spookjespalc-vs. Ik ben
cr mij van bewust, dat het mij niet mo»
gelijk zou zijn hun er een indruk van tc
kunnen goven, die de werkelijkheid
ecnigszins nabij komt. Het Alhambra is
van een zoo o^ard'adace. kuaenlouse
sierkunst
dat het een beszoeKer nu en dan
verbijstert ©n doet zwijmelen. Welk een
verfijnd© weelde bijvoorbeeld alleen
reeds in de badkamers en d© aangren»
zen-de rust/alen. waar door buizen in
den marmeren vloer zoet geurende spe*
ccrijen naar binnen konden dringen. Ik
trachtte -.vij bij mijn rondwandeling tel»
kens het verleden voor oogen te toove»
ren, hoe Moorschc ridders in wit zijden
glanzende klceding daar in de nissen
op divans hadden neergelegen mot aan
hun voelen slavin-non. die hun met
waaiers koelte toe wuifden, doch dan
zag ik op eens een dikken Duitsohcr
met een zwart hoornen bril i-n zijn volle
breedte zitten op de marmeren bank of-
een Holkndscbo dam© in grijze blouse
en zwarten rok.en weg was mijn il»
lusiet O, geachte beer Ruttcn, hef
bleek niet altijd even gemakkelijk het
Alhambra met zijn verbeelding te zien!
Maar wanneer het mij wel volkomen
gelukte, dat was, toen ik stond in oen
erker voor ccn ajvmez»v-cnstcr en door
de rijk versierde Moorschc enkel door
slanke zuilen gescheiden venster»
■boogcin mijn blik over Granada en d-e
Sierra Nevada kon laten gaan. Toen
kon ik heel hot modern gcc-zlsohap ach»
ter mij vergoten on zag ik dc oude wil»
de Moorenstad en de zilveren bergen,
zooals ook eens Boabdil die moet heb»
bon gezien en ik begreep de tranen, die
hij cm zijn Granada cn zijn Alhambra
heeft gestort.
J. B. SCHUIL.
VREEMDELINGENVERKEER.
JAARVERGADERING EN FEESTELIJKHEDEN.
OFFICIEELE ONTVANGST TE ZANDVOORT.
H, van Alphen
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
Uit 't Duitsch.
2)
De jonge dame kromp ineen. Ze was
zoo geheel verdiept geweest in 't won»
dermooie. grootsche natuurtatreel, dat
ze pas door dc schorre, in haar onmid»
dcllijke nabijheid klinkende stem. uit
haar dichterlijken droom werd gewekt.
Toen ze nu den smcrigen, verwaarloos»
den kerel met 't lcclijkc. dierlijke ge»
zicht zag, schrikte ze. maar nog groo*
ter dan haar schrik was haar afkeer.
„Ik smeek u. uit naam van den hc»
mei, heb medelijden met 'n armen zie*
ken mani" zoo klaagde de bedelaar op»
nieuw, terwijl hij nog dichter bij haar
kwam.
Zij werd door zoo n walging overval.
dat je geld bij je hebt". Zc had daar»
aan eerder moeten denken, nu was 't
tc laat.
Dc man keek met een begecrigen
blik in dc portemonnaic die schatten
bevatte. Hij herkende duidelijk in 't
eene vakje, dc blauwe kleur van een
biljet van tien gulden, in ccn andere
afdccling lagen verscheidene biljetten
van vijf gulden, en buitendien bevatte
't middenviikje, waaruit 't meisje het
geldstukje had genomen, nog een massa
zilvergeld, zeker minstens twee gulden
bij elkaar. Er zat zeker wel meer dan
twintig, misschien zelfs wel dertig gul»
ilcn in de portemonnaic. die de dame
gauw weer in haar zak stak. Minstens
tien gulden, betaalde dc goudsmid on*
getwijfeld voor armband, ketting en
horloge, dus wellicht veertig gulden en
meer. Dat was een vermogen waarvoor
dc landlooper met vreugde z'n ziel ver»
kocht zou hebben. Om veertig gulden
te verkrijgen, zou hy meer dan een
mcnschenleven zonder bedenken heb.
Woensdagnamiddag half vijf had
in h-et raadhuis te Zandvoort, dat keu»
rig met groen cn bloemen versierd
was, de officieel© ontvangst door het
gemeentebestuur van Zanivdoort plaats
van -de afgevaardigden naar de jaarver
gade ring der Alg. Ned. Vereeniging
voor Vreemdelingen verkeer, die heden
morgen in Pavilion F.iche gehouden
werd.
B. en W. en bijna alle raadsleden
waren bij de ontvangst aanwezig.
Toen alle» 'rich in
dc raadszaal ver»
zameld hadden
nam de Burge-mces
ter vanZandvoort
de heer H. van
A I p 'h en, het
woord, om den
afgevaardigden
een hartelijk wel»
kom toe te roe»
pen. Aan zijn ro
de o-ntlecn-en wij
het volgende
.Ik spreek
van een vorig
bezoek; zijn mijn
inlichtingen juist,
dan vierde het A.
N. V. V. toen
haar eenjarig bestaan nu ruim tien
jaren geleden; -het is allerminst mijn
bedoeling, -om uw gedachten aan dien
oorlogstijd te scherpen. De tegenwoor»
d-ïgheid van één van Neerland's
grootste mannen uit dóen tijd, in wien
ik thans de eer heb A.N.V.V.'s voor»
zitter te begroeten, zou zeer zeker een
aanleiding daartoe kunnen zijn, maar
meer vind ik met de vermelding van
dat eerste bezoek aan onze gemeente
een aanleiding om u thans geluk tc
wenschcn met uw ruim tienjarig bc<
staan, Uw vereeniging streeft wel een
uitermate mooi en sympathiek doel na,
nl. het vreemdelingenverkeer in ons
land te bevorderen; waf wist men in
het algemeen gesproken tot voor kor*
ten tijd geleden in den vreemde van
zeden, gewoonten en ook van de na»
tuur van ons land en de bewoners af.
Mijn persoonlijke ervaringen op dat
gebied bepalen zich hoofdzakelijk tot
kaas en klompen en hoewel geenszins
de waarde van deze voorwerpen klei»
nee ronde, als uitvoer en reclame»obje-ct
herwijzen zij mede onschatbare dien»
sten, meen ik toch zeer tot mijn genoe
gen thans meer kennis over ons mooie
land in den vreemde aanrwezig tc mo*
gen achten. Deze meerdere kennis van
mooi Nederland is voor een niet ge*
ring deel Uw werk', dames en h'ee»
ren, en (het spreekt vanzelf) van uw
ijverig bestuur; het is vo'o-rwaar geen
gemakkelijke taak om in den tegen»
woondóigen tijd de gewensohte belang*
stelling voor ons land op te roepen,
-Khans wordt een bezoek gedreven en
behcerscht door de gedachte: „hoe
maak ik^ mijn bezoek zoo efficiënt
mogelijk"; u zult het hillijken, wan»
neer ik met een enkel woord ook over
de gemeente Zandvoort smeek in ver»
band met haar bestaansmogelijkheid
als plaats voor vreemdclingenbezoek;
de vraag of wij voldoende wat mei
noemt geoutilleerd zijn voor de ont*
vangst van een g-rooi aantal vreem»
delingen ineen ik met een volmondig
„ja" te kunnen beantwoorden, 't feit
alleen dat in het seizoen de gemeente
een congres van het A.N.V.V. kan her»
bergen, is toch wel ccn doorslaand be.
wijs. Met groote belangstelling las
ik Zaterdagavond in de bladen de
fin-ancieele mededeelingen over het A.
N. V. V. ©n vroeg mij af: „waarom
wenscht men toch zoo weinig vrcem»
delingen in ons land?" Ik weet niet
of de vraag juist gesteld is, maar zon.
der over statistische gegevens te be*
schikken, meen ik toch niet ver van
de waarheid af te zijn, door te verkla*
ren, dat Nederland wiet veel uitgeeft
voor vreemdelingcnreolamc en dat
nog wel voor een mooi land als het
onze. Dames en heeren, u zult dit
feit betreuren wanhoopt niet aan de
toekomst, moge de Zandvoortsche da»
gen u daartoe in staat stellen." (Luid
applaus).
Namens de A. N. V. V. beant*
woordde de oud»minóstcr Treub de
rede van den
burgemeester
- „Toen ver»
leden jaar
verschillende
afdeelingen
dongen naar
bet genoe»
gen, om de
algevaardig»
den naar dc
jaarvergade*
•ring van
Vr eam-d el in»
genverkeer
enkele da»
gen bij zich
aan huis te
hebben, was
men dadelijk van oordeel, dat men
naar Zandvoort m-oest gaan", aldus zei
de heer Treub, die zingend herinnerde
TREUB.
len dat zij een stap achteruit ging - ben opgeofferd, als 't gebeuren kon
Slechts door hem wat te geven, kon ze zonder vrees voor dc oalg.
zich spoedig ontdoen van dc tegen* j ..Dc hemel verficlde 't u duizend»
woordigheid van dezen afschuwelijker imonl! De hemel vergclde 't u duizend*
bedelaar: werktuigelijk greep ze in haar maal", huilde hij wel tienmaal achtei
haalde een sierlijke portemon*
naic voor den dag. maakte die open en
gaf den man een geldstuk, Op hetzelfde
oogenblik bedacht zij opeens dat een
der aanwijzingen vnn haar vader, eer
ze op reis ging. luidde: „Als je alleen
wandelt, geef dan nooit iets aan een
bedelaar. Je moogt nooit laten merken
neusklank, daarna liep
hij. vlugger 'dan voorheen, 't harde pad
aan den waterval in de hoogte op, cn
maakte pas op de brug halt. cn keek
naar dc laagte om zich tc overtuigen
of dc rijke vreemdelinge hem volgde,
of dat zij misschien den terugweg naar
Taufcrs had ondernomen.
j Dc jonge dame stond nog op dezelf*
de plaats, maar ze keek niet meer vol
verrukking, naar de schuimende golven,
I zij keek den landlooper na. Zc was 't
j "iet met zichzelf eens of zc verder zou
gaan of omkccren. Ze had zich voorgc»
nomen om nog ccn flink eind het bosch
j in te gaan. cn zoo echt met volle tcu*
gen tc genieten van de dichterlijke een*
jzaamheid van 't woud, nu echter vond
i zij 't toch minder geraden dit plan tc
jvolvoeren. Wel lokte haar de prachtige
I weg, die aldoor in 't bosch naast dc
j bruisende Wildbach leidde, maar
j het leek haar toch wel wat een*
i zanm als ze dacht aan den weerzinwek*
kenden bedelaar, die danr boven op dc
jbrug stond er. op haar neerkeek.
Zou ze omkcercn? Neen, dat zou 'n
[lafheid zijn, Mevrouw von Wcdel had
i haar gewaarschuwd voor de eenzame
wandqling, cn vond dat 'n jong, zwak
meisje niet in de bergen kon ronddwa»
len. Ze had gelachen om die waarschu»
wing, en nu zou ze omkccren en bene»
den, in Taufcrs vertellen dat zc maar
tot den waterval was gekomen, omdat
ze bang was geweest voor 'n ellendigen
bedelaar? Zij was altijd zoo trotsch op
.haar moed en haar zelfstandigheid ge»
wecst cn nu zou zij terwille van dien
ellendigen kerel laf omkeeren? Neen,
dat nooit!
Zij ging langzaam het pad dat naar
boven voerde, op, maar voelde zich
toch niet op haar gemak dat dc bede*
laar nog altijd boven op dc brug naar
haar stond te kijken. Verwachtte hy
haar wellicht? Neen, nu vervolgde
hij z'n weg, met vluggen stap ging hij
voort over 't gras opzij van dc brug.
Ginds, waar de weg in 't bosch over*
ging, keek hij nog eens om, daarna ver»
dween hij in 't bosch.
Zou zc nu eigenlijk toch maar niet
liever omkeeren? Neen, mevrouw von
Wedel zou haar uitlachen, als ze dc
waarheid vertelde, en tot een leugen
liet zü zich niet verleiden.
Dus voorwaarts! 't Was bovendien
een dwaasheid om bang tc zyn, want
een oude, weerzi vek,kende, zieke be*
delaar zou toch immers niet gevaarlyk
voor haar kunnen worden.
Op de brug aangeland, keek zc nog
eens om. niet naar de nu beneden haar
bruisenden prnchtigen waterval, maar
naar 't stcenen pad, dat ze juist had
gevolgd. Zij zou 't wel 'n geruststelling
hebben gevonden, als ze den een of
anderen wandelaar daarop had zien
loopen, maar geen mensch liet zich
zien. Met kloppend hart liep ze voort;
ze schaamde zich over haar vrees. Zou
'n man. in hnar geval, ook voor zoo'n
erbarmelijken zwakken bedelaar, be*
vreesd zijn geweest? Zou ze niet,
door haar dwaze, kleinzielige angst die»
genen gelijk geven die beweerden dat
'n vrouw de mannelijke bescherming
noodig had, dat ze niet in staat was
zich zelf te beschermen fn den levens*
strijd, niet in staat om op haar lot
door eigen kracht invloed uit te oefe»
nen. Ze klemde haar tanden op elkaar
en haar liefelijk gezichtje vertoonde
een eigenaardige trek van eigenzinnig,
held. Neen ze was niet laf; ze wilde 't
niet zijn! Ze zou zichzelf verachten als
ze ook maar 'n oogenblik aarzelde om
'n ingebeeld gevaar tegemoet te gaan,
waarom een man verachtelijk gelachen
zou hebben.
De jonge dame versnelde haar pas.
Nu had ze 't bosch bereikt en snoof zc
de heerlijke boschgcur op, die er uit
opsteeg. Rechts van den weg lagen
groote, bemoste steenblokken ven
strooid. die eenmaal door het neerstor»
ten van een rotsblok in 't nauwe dal
naar beneden gekomen waren; links
bruiste, vlak langs den weg. dc woeste
Reinbach, die tallooze watervalletjes
vormde, 't Was een prachtige weg! An«
ders was ze zoo ontvankelijk "oor elke
schoonheid van de jiatuur, maar van»
daag kon ze niet zoo echt er van ge»
nieten, onwillekeurig dwaalde haar blik
van 't eene kolossale rotsblok naar 't
andere, spiedend elke tusschenruimte
onderzoekend of de afschuwelyke be<
delaar zich daar niet had verstopt.
Hij was nergens te zien. zij haalde
ruimer adem. maar opeens kromp haar
hart vol schrik ineen, ginds, nauwelijks
honderd schreden van haar verwijderd,
daar waar de weg ccn sterke kromming
maakt, dook de havelooze gestalte van
den bedelaar op. nu kwam hij haar te»
gemoet, zag ze duidelijk ,d.it hij den
knoestigen stok dreigend ophief, alsof
h'.j iemand wilde neerslaan. Met grootc
sprongen rende hij naar beneden en
zou haar gauw bereiken. Ze keek, ver»
stijfd van schrik naar hem. Hij wilde
haar hcrooven, vermoorden! Zij zag de
uitdrukking van woeste moordzucht in
't vertrokken, afkeer inboezemend ge»
laat. En ze had geen wapen om zich
te verdedigen tegen den moordenaar;
zij was zonder genade aan hem over*
geleverd.
Zy liet een wilden angstkreet hooren.
Er was slechts een middel tot redding
over, de vlucht! En ze vloog terug zoo
snel haar voeten haar konden dragen,
maar haar nauwe, moderne kleeren
hinderden haar daarin. Toen ze over
de steenen sprong, gleed ze uit en was
bijna gevallen, zij wankelde maar hield
zich in evenwicht; slechts een enkel
oogenblik maakte dit wankelen dat zij
wat in haar 'vlucht werd opgehouden,
doch dit oogenblik was voldoende, want
zij hoorde nu, onmiddellijk achter zich,
het dierlijk gebrul van woede van den
kerel, en toen zo angstig omkeek, zag
ze dat hij den vrcesclijken stok ophief
ophief om haar neer tc slaan; zij kon
hem echter nog, door ccn snellen
sprong opzij, ontkomen. Nu liet de be»
delaar met een vrcesclijken vloek den
nu nutteloos geworden stok vallen en
pakte z'n offer met beide handen aan.
Ze probeerde zich los te scheuren,
maar de oude man hield haar met reu»
zenkracht vast; hij probeerde haar te»
gen dc stcenen tc werpen, doch dit luk»
te hem niet, daar zc zich uit alle macht
verweerde,
(Wordt vervolgd).