HAARLEM'S DAGBLAD FLITSEN ZATERDAG 26 JUNI 1926 DERDE BLAD DE ZIGEUNERS VAN HET ALBAICIN TE GRANADA. VAN ONZEN REIZENDEN REDACTEUR. (Nieuwe reek»a) No. 292. Dansende gitanas. Van waar zij gekomen zijn, de gita» nos en de gitanas van Granada, nic» mand weet het te zeggen. Het was on. gevecr in de vijftiende eeuw, toen zij voor het eerst Europa binnen kwamen vallen en zij de verschillende landen van Europa doortrokken, de wonderlij» ke horden van olijfkleurige mannen en vrouwen met hun donkere oogen en git»zwarte haren. Zij zelve zeiden, dat zij uit Egypte kwamen en dat hun ras gedoemd was over de narde te zwerven, omdat zij afstamden van den man, die geweigerd had dc Heilige Familie op Haar tocht door het Egyptische land steun en onderdak te verlecnen. Tot op heden zwerven zij nog altijd in groo» tere of kleinere groepen door dc lan< den van Europa, doorgaans onverwachts opduikend om weer even onverwachts te verdwijnen, meestal bedelend en stc» lend en altijd zoo weinig mogelijk wer» kend, steeds weer voortgedreven van grens tot grens, overal geschuwd en nooit ergens welkom. In ons land ken» ncn wij ze als Zigeuners, in Hongarije noemt men ze Zingari of Tzigani, in Frankrijk Bohémiens, in Spanje hccten zij Gitanos en Gitanas. Het is het no> madcn»volk van Europa, dat tot op den hu/digen dag zwervend is gebleven. Toch zijn er enkele streken in Europa waar de zigeuners hun zwerftochten staakten en zij zich vestigden, namelijk in Hongarije cn in 'n paar plaatsen in Spanje. Dc grootste kolonie in Spanje leeft op of eigenlijk kan men zeggen in het Albaïcin, een der drie heuvelen van Granada, en geen vreemdeling, die in deze oude Moorenstad komt, zal verzuimen een bezoek te brengen ann de merkwaardige zigeunerwijk om er de gitanos in hun gfotwoningen te zien cn er de gitanas in haar dansen te bc-wou» deren. Vroeger was het soms levensgevaar» lijk de zigeunerwijk binnen te dringen cn geen vreemdeling zou het dan ook hebben gewaagd alleen cn onbeschermd "s avonds het .Albaïcin te betreden. Nu is dat anders- De zigeunerwijk staat onder streng politietoezicht cn al krioelt het cr ook van bedelende vrouwen cn kinderen, die als lustige insecten om je heen zwermen, dc vreemdeling wordt cr toch voldoende beschermd om cr niet meer voor aanrandingen of plun» dcringen bevreesd tc hoeven zijn. Tiet was op den AIhambra»heuvel, dat ik met dc eerste gitana kennis maakte. Ik vat met ccn charmante, oude Hol» landsche dame de eenige van ons reisgezelschap, die met den leider 'n weinig Spaansch sprak op ccn bank onder ccn schaduwrijken olm. toen zij heupwiegend cn lachend naar ons toe kwam. Zij zweefde meer dan dat zij liep. Zij droeg een zeer kleurig kleed, hehgecl met roode pailletten be» zaaid. een lichtblauwe sjaal over den schouder, een witte roos in het raven» zwarte haar. Jong was zij niet meer, maar zij was met haar fluwccbdonkerc oogen. haar olijfkleurige tint, haar don» kerroode lippen cn lenig, slank figuur toch nog mooi. En zij was vooral onver» gelijkelijk gracieus. Geen beweging van naar, die niet van een natuurlijke, be» toovcrendc bevalligheid was. Zij was als bijna alle gitanas een hede» lares, maar ik heb nooit een bedelares van zoo groote charme gezien. Zij noemde zich Micaëla, wat ie al dadelijk, met de herinnering aan Carmen, vrien» delijk tegenover haar stemde. Zij bood ons snuisterijen uit 'n mandje tc koop aan en putte zich uit fn vleierijen. Mijn reisgenootc was sym» pathiek, lieftallig en van waren adel. ik "n „knappe bloem uit het vreemde |land" cn een „waarachtig ridder" I ja, ja, het'was niet mis! en al wis» ten wij, dat wij dit alles waren om dc pesetas in onze zakken, zij zei het met zoo'n grappigen ernst, dat wij bijna in staat zouden zijn geweest aan de op» rechtheid van haar woorden te geloo» En toen zij ons dc toekomst uit de lijnen van onze hand zou voorspel» len, sprong zij op van louter vreugde tintelden haar oogen! Zulke gcluks» lijnen had zij bijna nooit nog te voren gezien! Voor mijn lieve rcisgenoote 'n lang leven in vrede en rijkdom weggelegd en ik zou fortuin hebben in alles, in de liefde vooral! Zij zcidc het, Micaela, met zoon overtuiging, alsof zij zelf cr aan geloofde cn toen dc oude Hollamdschc dame haar voor zoo» oorspocd een peseta extra gaf, greep zij dadelijk ook de andere hand om tc zien, wat daarin nog voor 'n ge» luk verborgen school. Op onze vraag, of zii voor ons wil» de dansen, weigerde zij echter beslist. Dan moesten wij komen op het AU baïoin! Daar zouden wij kunnen zien dansen, zoo veel wij wilden! Hier op den Alhambra»heuvel danste zij niet. Maar even toch plaatste zij haar lin» kcr hand op haar heup. hief zij haar rechter arm, 'n weinig gebogen, boven haar hoofd, knipte zij met dc vingers, alsof het castagnetten waren en heel vlug maakte zij als om ons tc laten zien. wat ons daar wachtte 'n paai danspassen, eerst vóór» en dan achter» uit. Het was, of 'n siddering door haai ging. of alles aan haar even heel licht rilde. Zij was nis 'n bloem die door den wind bewogen wordt Het was van een verwonderlijke gratie. Eén oude gitana. tanig cn lcelijk. maar even kleurig gekleed in het paars het groen, voegde zich lachend bij ons! Het oudje luisterde naar poctischen naam „El Golondrina', de aluw! Ook zij wilde onmiddellijk onze hand dc toekomst lezen, maar j waren reeds zoo tevreden met al het voorspelde geluk, dat wij het o daad rekenden, als cr nog meer bij kwam. Doch zoodra ook zij de peseta in haar verschrompelde hand voelde, gaf zij ons zonder dc gelukslijnen tc hebben gezien al het geluk mede, dat wij wcnschtcn en verzekerde zij ons, dat onze zielen van adel cn on harten van goud waren! „Mucha G oias! (veel dank!) De Heer moge u i goedlhtvd vergelden" was het laatste, dut dc twee gitanas ons nariepen! Voor de som van 'n paar enkele pesatas heb ik mij dien dag eens echt ,,'n caballe-.o" gevoeld! Dien middag gingen wij in auto's naar het Albaïcin. Onze gids vertelde mij onderweg hot een en ander van dc gitanos en hun leefwijze. Zij vormen eigenlijk 'n kleinen staat m den staat, met een eigen opperhoofd, dien zij hun „koning" noemen. Zij hokken er bij elkander op de flanken van het Albaïcin en den er vlak bij liggendcn Sacro Monto in den afval van de oude hui» zen, die voor eeuwen de Mooren be» woonden. Het zijn niet veel meer dan kelders in den bergwand, waarin zij buizen, en als er ccn nieuwe woning ge» zocht moet worden, kruipen zij in de holen en spelonken, die met wat oude planken of een ouden gcrafclidcn lap worden afgesloten en die gebeel met seberpe cactussen zijn omringd. Zij trouwen uitsluitend onder elkander en een Carmen, die liefdeSbctrekkiTUgen aanknoopte met een Don José en een Escanrillo moet wel een uitzondering onder de gitanas zijn geweest. Wij waren de zigeunerwijk binnenge» reden. Naast den stoffiigen weg zag ik in een hol een oude zigeunerin met twee mannen en een jonge vrouw, allen gehurkt om een houtvuur, waarboven koperen pot hing. Primitiever „fee» huizing" was wel niet denkbaar. Het enkel een „gat", in de flank van den heuvel uitgehold. Het deed meer denken aan het hol van een beest dan aan een men®chenwon;ing. In den rossen gloed van het houtvuur zaïten zij daar, die zigeunermannen en vrouwen, als roode duivels en duivelinnen. Zoodra zij onze auto's zagen, sprongen de vrouwen op, en riepen ons toe om het hol binnen te komen; doch toen zij za= dut wij doorreden, schreeuwden zij ons, lachend en hoonend iets achter» na, wait blijkbaar van minder vriende» lijken aard was dan de woorden, die Mfioaële en El Golondrina ons hadden toegevoegd. Uit alle keldergaten, spie» ten en holen kwamen de zigeunerkinde» ren gekropen, de handen vragend omhoog geheven, maar de auto's gin» gen tc vlug voor het kleine bedelvolk je om ons te volgen. Eindelijk voor een wat grootcre grot» woning, hielden de auto's halt. Op het zélfde oogen/blik waren wij door tal van gitanas omringd, die klikten met castiag» netten en ons gevlochten mandjes, waaiertjes en kleurige doéken te koop aanboden. Zij grepen als roofvogels ons beet, hingen letterlijk aan onze armen, mannen stonden onverschillig op zij den weg of hingen lui op hun stoc» voor de deur. Tot dat de gids zeide, •da/t het ge»/ei schap was gekomen om.de gittanas tc zien dansen. De vrouwen drongen ons lachend, al schreeuwend en gillend naar binnen, steeds maar ijverig om de „zwakken van hart" over te halen hun de castagnetten en de waaiertjes tegen abnormale hooge prij» i af te koopen. De mannen volgden ijgend met hun guitarenviolen en taimbourijnen. Wij zaten in een halven kring op stoelen tegen den wiltten wand. Bij den ingang stonden dé gitanas in haar bont» kleurige met roode, blauwe, paarse en groene pailletten opgemaakte costu» mes, gele en witte sjaals om den hals en allen mot rozen of pauwenvccren in hun haren. Eon oogcnblik kijken zij het gezelschap vreemdelingen uitdagend» lachend aan; dan grijpen dc mannen in dc snaren en zwaaien hun tambourijnen; tegelijk treden 4 gitana» naar voren cn op den rood stecnen vloer, in een ruim» tc, die nauwelijks groot genoeg is voor één mensch om er zich vrij te bewegen, beginnen zij terwijl de anderen en met handgeklap cn krijschende kreten begeleiden tc dansen. Het is een exo» tisohe. half Oostersohe melodie, maar de muziek is sterk rhytmisch en het is verwonderlijk, hoe alles aan dezo zi» geunermeisjes gaat leven, zoodra zij zich kunnen uitdansen. Nu eens schuifelen zij lang/aam voor» cn achteruit, heel het lichaam slangachtig bewegend. Zij bewe» gen zich in zaohte cadans, dc oogen half gesloten, als in trance. Het is soms of er een rilling langs heel het lichaam vaart, die zich voor?» plant langs de armen tot aan de vin» gen toppen toe. Hot lijkt CCn offerdans van ccn Indische bayadere. Maar dan op eens schiet de muziek woest uit. gaan dc voeten in razend vlug tempo heen cn weer, worden dc armen wilj omhoog geworpen, begeleiden zij met de al maar knopperende castagnetten wildshartstochtclij'k haar dans. Het wordt woester en woester; met het hoofd achterover gebogen, de looker» roode lippen half geopend, de oogen schitterend, gaat het in al razender vaart, tot eindelijk op eens met een vreemd aocoord de muziek afbreekt en zij onbewegelijk stil staan met een raadseluchtigcn glimlach om dc lip» pen. Nu eens alleen, dan weer met vie» ren of tweeën, een enkelen keer in oen groep van acht, dansen zij haar zi» geunerdunsen voor ons tussehen de witte, met koperen potten en pannen behangen muren der grotwoning. Het zijn vooral de S e'v i 1 a n a, een solo» dans van zeldzame vlugheid en lenig» hold en dc fandango, een door 4 gitanas gedanste dans. die bekoren en meeslecpcn. En als ik deze zigeuner» meisjes daar zie dansen in deze omgc» ving op hun eigen woeste, wdde mu ziek, voel ik wel sterk, dat wat wij ir cabarets aan Spaanséhc dansen 'e zier krijgen, doorgaans niet anders dan na maak is. Onze leider geeft het tccken var vertrek. Op hetzelfde oogcnblik zijn wij weer omringd door dc lachende gitanas en strekken zij haar graai enige bruine vingers weer naar ons uit. Dc 200 peseta's dat is ongeveer 70 gul. den zijn haar blijkbaar nog niet ge« nocg. Bij deze vreemdelingen valt mis= schicn nog een enkele peseta extra re „schooieren". Tot op het oogenblik, dat wij in onze auto's stappen, hangen zij aan ouzc armen en onze jaspanden, VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 624 DE MINUUT DIE EEN EEUW LIJKT Wanneer je pas in de buurt bent komen wonen en meent een goeden indruk op de eerste bezoekers te hebben gemaakt komt natuurlijk je man uit den kelder, waar hij de kolen opgeruimd heeft, terug, voor ze goed en wel vertrokken zijn. (Nadruk verboden) houden zij ons haar castagnetten en papieren waaiertjes voor ons gezicht. Zelfs als wij wegrijden, hollen cenigen de auto achterna, in de hoop. dat cr nog een zilverstukje in haar gekromde vingers zal vallen. En zoolang wij door het Albaïcim rijden, zien wij naar ons toe geheven handen en hooren wij het geroöp om: „pennies! pennies! pen» niieel" J. B. SCHUfL. HET JASJE. (Uit het Engelsch.) Ik ben een gevoelig man, in letter» lijken zoowel «als in figuurlijken zin. Voor het letterlijke gedeelte van mijn gevoeligheid houd ik cr een demi op na. AVant het kan, zelfs in Juni nog vrij koud zijn en je krijgt eerder een ver» koudheid dan dat je die kwijt raa :t. En laat ik dan eerlijk bekennen, dat ik mijn jasje ook héb voor het andere, figuurlijke deel van m'n gevoclighci 1, voor zoover die gevoeligheid mijn ijdelheid betreft, het gevoel van eigen» waarde. Want het is, onder ons ge» zegd een mooi jasje, dat me, al zeg ik het zelf. keurig zit. Een jas om zuinig» jes op te zijn en ik heb dan ook de ge. woontc, het dingske altijd apart in de hal tc halen, ver van andere mhdcr mooie kleedimgstukken. U begrijpt dat ik het jasje alleen draag als ik cr eens erg netjes uit wil zien. .Altijd mooi is niet mooi zei mijn moeder en zoo is het. Het was noodig iets over het jasje te zeggen in verband met wat nu vol» gein gaat. Stel u voor. Den voriger. Dinsdag moest ik op Teis. Ik ga naar dc hal, zal mijn jas pakken eD... ze is Mijn eerste gedachte was, dat iemand de jas gestolen moest hebben. Ik wist zeker, dat ik haar op Je gewo» ne plaats had gehangen, dus was een diefstal de eenige mogelijke verkla» ring van m'n verdwenen aangébe» dene. Het was leelijik weer en daar ik met het oog op mijn gevoeligheid geen nat pak wilde halen gdng ik naar m'n buur» man Brown om van hem een oude re= genjas te leenen lik kwam van Browns huis en was juist van plan aan te bel» len toen ik bemerkte, dat de voordeui op een kier stond. Onwillekeurig gluurde ik naar binnen. En wie be» schrijft mijn verbazing toen .k ia Brown's vestibule mijn jas zag han» gen. In het eerst kon ik mijn eigen oogen niet gelooven. Ik moest me vergissei Maar was wist ik tenslotte van Browm. Hij was m'n buurman, altijd even vriendelijk en behulpzaam, maar.... Welja, 't kon toch best wezen, dat de man innerlijk niet deugde en ie jas, nu die was daar toch het beste be» wijs van. Hij viel me tegen. Altijd had ik hem als een rechtschapen man beschou.vd n nu bleek hij een ordinaire dief te azen. Maar tijd om lang na te denken had ik niet. Ik moest den trein balen resoluut stapte ik in de vestibule, naim m'n eigendom terug en vertrok. Onderweg en trouwens het heele :rdere gedeelte van den dag dacht ik over, hoe ik in dit geval moest han» delen. Ik vind mevrouw Brown een aardig, hard werkend vrouwtje en zou haar niet gaarne verdriet bezorgen. Wat die lcdijkc Brown betreft, wel, ik •ond, dat 't ergste ne- niet erg genoeg voor hom was. Hij wist immers hoe ik op m'n jasje gesteld was? Ik besloot eindelijk er. als ik des avonds thuis kwam. met m'n vrouw over te spreken, maar toen ik om S- arriveerde kwam ik '.ot de minder aangename ontdekking, dat vrouwlief, naar een bridge»avondje was gegaan cn dat ik alleen kon dinceren. Al etende begonnen mijn hersenen blijkbaar beter te functionneercn. lk- mcc-nde nu het middel gevonden te hebben om Örown te straffen. Het sloog negen uur toen ik naar het huis van m'n buurman stapte. Ik droeg m'n overjas in de overtuiging (lat hij door den grond zou zakke-n van schaamte als hij zag, dat ik den dief» stal en den dief had ontdekt. Ik belde aan on ik verheugde me reeds bij voor» baat over het verschrikte gezicht dat die oneerlijke kerel zou zetten .Is hij me zag. En of het zoo moest zijn. Brown zelf deed open. Hij keek dadelijk naar de jas en werd vuurrood. „Wat... wat is dat", stamelde Brown verward. Ik kuchte gewichtig en beteckenis vol. „Deze jas", zei ik plechtig, „deze jas is gestolen, gestolen!', begrijpt u?" Brown kreeg zi'n bezinning terug. „Gestolen!" riep hij zoo hard zijn stem toeliet „dat zal uitkomen. Maat hoe voor den duivel heb je den moed om dat hier zelf te komen vertellen Dat snap ik niet!" „Sla maar niet zoo'n toon aan vriendje", zei ik dreigend. „Ik zal de zaak. als je tenminste niiet al te bru» taal bent, wel stil houden, maar onder voorwaarde..." „Hou je stil kerel!' brulde m'n buurman. „Dat komt hier, na m'n jas gestolen te hébben, naar toe te vertellen, dat hij wel over de zaak zal zwijgen. Je ma- blij wezen ik er de politie niet bij haal. Wat drommel, de jas mee te nemen, die tk zelf gisteren pas heb gekocht." Hier werd dc hoogst onaangename discussie onderbroken door de komst van mevrouw Brown. „Wat doe je in John's jas",k kraaide het anders zoo vriendelijke vrouwtje. Het begon me een beetje te duize» len. Zou ik een vergissing begaan heb» ben? Voor het eerst kwam er een ge» voel van twijifc} bij me op. Maar het was immers onmogelijk. Ik droeg toch m'n eigen jas.... „Geef dc jas terug oF ik roep een agent", commandeerde Brown. „Maar... maar..." begon ik. „Hé agent!" schreeuwde Brown te» gen een agent die juist door de straat liep. Op dat oogenblik zakte me alle moed in de sohoenen. Ik trok de jas uit, smeet die naar Brown, rende naar mijn eigen woning en sloeg de deur achter me dicht. Bevend viel ik op een stoel in de vestibule neer." „Wat mankeert jou?" riep mijn vrouw, die intusschen thuis was geko» men, „je beeft over al je leden! Je hebt beslist kou gevat, 't Was ook zoo'n koude, mistige dag," voegde ze cr medelijdend aan toe- „Wat hob ik en spijt van. dat ik gisteren je jas verkocht heb aan een man. die aan de deur kwam om oude klee» te koopen." e.».. je hebt mijn jas verkocht?" brulde ik. „Je hebt het gewaagd, m'n jas te verkoopen?" .Ja," antwoordde ze, „voor tien gul» den. Ik dacht, de jas is niet nieuw meer, de warme dagen komen en het 'olgend jaar is de jas uit de mode." Ik steunde van wanhoop. Door m'n vrouw's ergerlijke voortvarendheid zou ik bij m'n buien voor altijd als een dief gebrandmerkt zijn-Maar plotseling flitste een troostende gedachte door m'n brein. Ha, ha, lachte ik hardop, Brown, oude jongen, jij draagt dus tweede» handskleeren? Wel. iaat hij zeggen dat ik een dief ben. Altijd beter dan een man die twcede=kandskIeeron draagt. O, ifls Brown het verder durfde ver» tellen, wat zou ik hem beschaamd ima» ken. Ik lachte weer hardop en m'n vrouw laohte mee. „Ik dacht wel dat je blij zou wezen dat ik de jas verkocht" zei ze. onibe» wust van de tragedie, die zich daar» door heeft afgespeeld.... Een uur later stond ik weer voor Brwons deur.Het geval dat hij me voor een dief aan zou zien was toch wel wat te erg. Spoedig was hij weer de oude, joviale Brown, Maar het klei» ne, anders zoo vriendelijke mevrouw» tje keek wat sneu e.n sprak weinig. 't Was ook hard, haar John met een afdankertje van buurman. G. W. C. FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT Uit 't Duitscb. 10) Wolfgang zuchtte verlicht en de raadsheer vervolgde: „Hij betoomde z'n hartstocht, maar ze bleef in hem woeden, en moest zich, daar hij het kaartspel had afgezworen, op een an» dere manier baan breken. Je weet dat je vader bezield was met de cene ge» dachtc. om den rijkdom van den oude» ren Brandtschen tak, even groot tc doen worden als die van den jongeren; deze gedachte werd bij hem een idéc fixe, zij vloeide ineen met z'n harts» tocht voor 't spel. Het opnemen van groote hypotheken op dc tot dien tijd onbelaste eigendommen, om de twee fabrieken op te richten, was reeds 'n hazardspel. Steeds koortsachtiger werd 't streven van je vader, naar het ver» werven van groote rijkdommen, doch mii vroeg hij niet meer om raad. Eens vernam ik, door ccn toeval, dat hij met 't groote bankiershuis Ju» Iius Ecupold tc Berlijn, veel zaken deed dat hij hij dit huis zijn baar geld had gedeponeerd, en dit. onder de leiding van den heer Julius Leupold zelf, voor Beursspeculaties gebruikte. Hij heeft jc dit alles zeker nooit meegedeeld?" „Neen, nooit". „Mij ook niet. Ik kende dien meneer Leupold, hij is de roekelooste specu» lant, dc meest gewetenloozc geldman op de Berlijnsche Bcurss Het geld is zijn afgod. Ik beschouwde 't als mijn plicht om je \ader voor dien meneer Julius Leupold tc waarschuwen, hij wees m'n waarschuwing koel af, ging zelfs zoo ver om z'n rechtzaken aar. een anderen notaris op te dragen, om voor mij elke inzage in z'n zakcnlc» ven te verhinderen. Sedert ccn jaar, ongeveer, bemerkte ik aan hem een zich steeds vermeerderende onrust,Ont ing hij dc couranten, dan keek hij 't eerst de Beursberichten in, dan ver» duisterde z'n voorhoofd vaak, en zucht» te hij soms zwaar. Ik vernam dat hij heel dikwijls in Berlijn was, meestal slechts voor korten tij3. Vroeger had hij me steeds opgezocht doch dat deed hij nu niet meer, ik zag hem nooit in Berlijn en bij jou is hij zeker ook zei» den geweest gedurende die bezoeken?" „In Berlijn heeft vader me, geduren» de 't laatste jaar nooit bezocht". „Ik wist wat die bezoeken beduid» den. Hij verwikkelde zich, meer en meer. in dc onza'.i; ketenen wnnrin zijn hebzuchtige bankier hem zeker had meegesleurd. Juist heden voor acht du» gen werden tiiijn ergste vermoedens bewaarheid. Sedert la 'cn tiid bezocht hij me voor 't eerst weer. Toen ik in z'n bleek, vermoeid gezicht keek, wist ik, eer hij nog een woord had gespro» ken, dat z'n noodlot beslist was en dat ook hij 'n slachtoffer was geworden van 't. ontzettend bankroet op de Beurs. Zonder inleiding vertelde hij me toen dat hij geruïneerd was. „Mijn eenige hoop berust op jouw hulp! Als jc me niet redt, niet voor den ondergang, want die is niet meer tegen te houden, maar voor onteering, dan moet ik een kogel door m'n hoofd jagen". Na die woorden, zakte hij in elkaar. Hij snik» te en huilde als een kind; pas na ecni» gen tijd gelukte het mij hem zoover te kalmeeren dat hij samenhangend kon spreken cn mij de zaken kon meedee» len. Hij hnd, zelfs in de beste tijden, slechts zelden gelukkig gespeeld; en lukte 't hem erkelijk cei.s om een j flinke winst bij 't speculccren te beha» len, dan volgde cr zeker een des te Igrooter verlies op. Zoo was kapitaal na kapitaal verloren gegaan; steeds weer had hij nieuwe heken moe» ten opnemen op de reeds zwaar met pandbrieven belaste eigendommen. Ju» lius Leupold had deze ootheken in den beginne steeds bcicidwillig over» genomen, toen ze echter steeds aan» groeiden, begon h.| bedenkingen te op» peren, de laatste hypotheek had hij slechts tegen zün zin, onder bezwaren» de voorwaarden, afgegeven. Je vader had uiHr-kkelijk moeten verklaren dat al dc bosschen van 't domein zoo erg verpand waren, dat hij cr niets van verkoopen mocht. Door deze laatste hvpotheek was de schuld tot dc enorme" som van 600.000 daal» ders aangegroeid, waarvan de helft in 't bezit was van Julius Leupold, in hy* potheken namelijk, en deze had de eigenaars cr van nu opgezegd, omdat zij niet punctueel betaalden. De open» bare verkoop stond gelijk met 'n alge» hecle ruinc! Dc schuldenlast van 600.000 daalders, was eigenlijk niet de werkelijke waarde van dc bezitting, maar slechts een millionair kon haar, zelfs tot dezen prijs, koopen, want dc fabrieken verslonden, om voortgezet te kunnen worden, zeer groote kapi» talen, en aan Julius Leupold moest al» leen al 300.000 daalders door den koo» per, aan contant geld. voor diens hypo» theek betaald worden, 't Kon aan geen twijfel onderhevig zijn dat, bij een openbaren verkoop, Julius Leupold de eenige was die de bezitting kon koo» pen, daar geen andere koopcr tot 600.000 daalders zou gaan. Je ongeluk» kige vader was reddeloos geruïneerd, dit was helaas maar al te zeker". „Arme, ongelukkige vader!" zuchtte Wolfgang, die door 't diepste medelij» den was getroffen „Ja, hij was een ongelukkig man, veel erger getroffen door 't, wel is waar. verdiende noodlot, dan je zelfs op dit oogenblik kunt vermoeden, want dc al» igehecle ruïne van zijn vermogen was j niet 't grootste ongeluk dat hem be» dreigde. Toen Leupold namelijk geen jcrediet meer vorlcend had je vader zich j in verbinding gesteld met eenige ban» jkiers van heel twijfelachtig gehalte: hij moest, om zich bij dezen crcdiet tc verschaffen, een kapitaal deponeeren. jZ'n onzalige speelwoede verleidde hem •om het vermogen van je nicht Her» mine, dat hij als voogd beheerde, als onderpand tc geven voor 't door hem begeerde crcdiet! Toen Herminc huwde had von Funk de overhandiging van 't vermogen van zijn vrouw geëischt, doch Je vader had geweigerd om aan den eisch van den man. die diep in dc schulden stak, te voldoen; hij had 't recht aan z'n zij, .want 't testament van den ouden heer von Hochstetten bepaalde, dat jc va» der dit vermogen voor Hermine zou hehccrcn tot zij baar vier»en»twintigstc j levensjaar had bereikt. Toen nu. juist l veertien dagen geleden. Hermine haar j vier»en»twintigsten verjaardag vierde, en meneer vop Funk jc vader vroeg om verantwoording en overhandiging van j't geld, was ook dit kapitaal absoluut verloren, cn stond je ongelukkige va» i der voor 't vrccselijke lot, om aange» kiaagd te worden wegens verduiste» ring- In dezen, zijn grootsten nood, kwam j hij eindelijk bij mij. Ik zag bijna geen uitweg meer om hem te redden. Al was l't misschien mogelijk om Leupold voor eenigen tijd te bewegen tot toegevend» heid en uitstel, 't leek mij onmogelijk toe om 40.000 daalders te verschaffen, teneinde de aanspraken van meneer. von Funk te bevredigen. Mijn klein 'vermogen was niet voldoende...." „t beheert mijn vermogen van over de 40.000 daalders!" riep Wolfgang uit. „Het is m'n gewoonte niet om mij aan vreemde, mij toevertrouwde gelden te vergrijpen, en kon daarom ook niet de verduistering van je vader dekken door de verduistering van jouw ver» mogen!" antwoordde de raadsheer ern» stig. „Maar zelfs als je cr geweest was en mij er om verzocht hadt, om jouw geld aan je vader te geven, zou dit nutteloos zijn geweest. Hij had je te lief om zim redding te koopen, door je kapitaal op te offeren, waardoor je al» leen jezelf en je ongelukkige moeder kunt behoeden tegen de bitterste el» lende; hij zou dn dood verkozen heb» ben boven z'n redding door dit offer. Er was écn mcnsch die zou kunnen hel» pen, als hij wilde, de stamhouder van den jongeren tak, baron Adalbert j Brandt von Brandenberg, de millionnirl I (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9