HAARLEM'S DAGBLAD
FLITSEN
ZATERDAG 26 JUNI 1926 DERDE BLAD
DE ZIGEUNERS VAN HET ALBAICIN
TE GRANADA.
VAN ONZEN REIZENDEN REDACTEUR.
(Nieuwe reek»a)
No. 292.
Dansende gitanas.
Van waar zij gekomen zijn, de gita»
nos en de gitanas van Granada, nic»
mand weet het te zeggen. Het was on.
gevecr in de vijftiende eeuw, toen zij
voor het eerst Europa binnen kwamen
vallen en zij de verschillende landen
van Europa doortrokken, de wonderlij»
ke horden van olijfkleurige mannen en
vrouwen met hun donkere oogen en
git»zwarte haren. Zij zelve zeiden, dat
zij uit Egypte kwamen en dat hun ras
gedoemd was over de narde te zwerven,
omdat zij afstamden van den man, die
geweigerd had dc Heilige Familie op
Haar tocht door het Egyptische land
steun en onderdak te verlecnen. Tot
op heden zwerven zij nog altijd in groo»
tere of kleinere groepen door dc lan<
den van Europa, doorgaans onverwachts
opduikend om weer even onverwachts
te verdwijnen, meestal bedelend en stc»
lend en altijd zoo weinig mogelijk wer»
kend, steeds weer voortgedreven van
grens tot grens, overal geschuwd en
nooit ergens welkom. In ons land ken»
ncn wij ze als Zigeuners, in Hongarije
noemt men ze Zingari of Tzigani, in
Frankrijk Bohémiens, in Spanje hccten
zij Gitanos en Gitanas. Het is het no>
madcn»volk van Europa, dat tot op den
hu/digen dag zwervend is gebleven.
Toch zijn er enkele streken in Europa
waar de zigeuners hun zwerftochten
staakten en zij zich vestigden, namelijk
in Hongarije cn in 'n paar plaatsen in
Spanje. Dc grootste kolonie in Spanje
leeft op of eigenlijk kan men zeggen
in het Albaïcin, een der drie heuvelen
van Granada, en geen vreemdeling, die
in deze oude Moorenstad komt, zal
verzuimen een bezoek te brengen ann
de merkwaardige zigeunerwijk om er de
gitanos in hun gfotwoningen te zien cn
er de gitanas in haar dansen te bc-wou»
deren.
Vroeger was het soms levensgevaar»
lijk de zigeunerwijk binnen te dringen
cn geen vreemdeling zou het dan ook
hebben gewaagd alleen cn onbeschermd
"s avonds het .Albaïcin te betreden. Nu
is dat anders- De zigeunerwijk staat
onder streng politietoezicht cn al krioelt
het cr ook van bedelende vrouwen cn
kinderen, die als lustige insecten om je
heen zwermen, dc vreemdeling wordt
cr toch voldoende beschermd om cr
niet meer voor aanrandingen of plun»
dcringen bevreesd tc hoeven zijn.
Tiet was op den AIhambra»heuvel, dat
ik met dc eerste gitana kennis maakte.
Ik vat met ccn charmante, oude Hol»
landsche dame de eenige van ons
reisgezelschap, die met den leider
'n weinig Spaansch sprak op ccn
bank onder ccn schaduwrijken olm.
toen zij heupwiegend cn lachend naar
ons toe kwam. Zij zweefde meer dan
dat zij liep. Zij droeg een zeer kleurig
kleed, hehgecl met roode pailletten be»
zaaid. een lichtblauwe sjaal over den
schouder, een witte roos in het raven»
zwarte haar. Jong was zij niet meer,
maar zij was met haar fluwccbdonkerc
oogen. haar olijfkleurige tint, haar don»
kerroode lippen cn lenig, slank figuur
toch nog mooi. En zij was vooral onver»
gelijkelijk gracieus. Geen beweging van
naar, die niet van een natuurlijke, be»
toovcrendc bevalligheid was. Zij was
als bijna alle gitanas een hede»
lares, maar ik heb nooit een bedelares
van zoo groote charme gezien. Zij
noemde zich Micaëla, wat ie al dadelijk,
met de herinnering aan Carmen, vrien»
delijk tegenover haar stemde.
Zij bood ons snuisterijen uit 'n
mandje tc koop aan en putte zich uit
fn vleierijen. Mijn reisgenootc was sym»
pathiek, lieftallig en van waren adel.
ik "n „knappe bloem uit het vreemde
|land" cn een „waarachtig ridder"
I ja, ja, het'was niet mis! en al wis»
ten wij, dat wij dit alles waren om dc
pesetas in onze zakken, zij zei het met
zoo'n grappigen ernst, dat wij bijna in
staat zouden zijn geweest aan de op»
rechtheid van haar woorden te geloo»
En toen zij ons dc toekomst uit
de lijnen van onze hand zou voorspel»
len, sprong zij op van louter vreugde
tintelden haar oogen! Zulke gcluks»
lijnen had zij bijna nooit nog te voren
gezien! Voor mijn lieve rcisgenoote
'n lang leven in vrede en rijkdom
weggelegd en ik zou fortuin hebben in
alles, in de liefde vooral! Zij zcidc het,
Micaela, met zoon overtuiging, alsof
zij zelf cr aan geloofde cn toen dc
oude Hollamdschc dame haar voor zoo»
oorspocd een peseta extra gaf,
greep zij dadelijk ook de andere hand
om tc zien, wat daarin nog voor 'n ge»
luk verborgen school.
Op onze vraag, of zii voor ons wil»
de dansen, weigerde zij echter beslist.
Dan moesten wij komen op het AU
baïoin! Daar zouden wij kunnen zien
dansen, zoo veel wij wilden! Hier op
den Alhambra»heuvel danste zij niet.
Maar even toch plaatste zij haar lin»
kcr hand op haar heup. hief zij haar
rechter arm, 'n weinig gebogen, boven
haar hoofd, knipte zij met dc vingers,
alsof het castagnetten waren en heel
vlug maakte zij als om ons tc laten
zien. wat ons daar wachtte 'n paai
danspassen, eerst vóór» en dan achter»
uit. Het was, of 'n siddering door haai
ging. of alles aan haar even
heel licht rilde. Zij was nis 'n bloem
die door den wind bewogen wordt
Het was van een verwonderlijke gratie.
Eén oude gitana. tanig cn lcelijk.
maar even kleurig gekleed in het paars
het groen, voegde zich lachend bij
ons! Het oudje luisterde naar
poctischen naam „El Golondrina', de
aluw! Ook zij wilde onmiddellijk
onze hand dc toekomst lezen, maar
j waren reeds zoo tevreden met al
het voorspelde geluk, dat wij het o
daad rekenden, als cr nog meer bij
kwam. Doch zoodra ook zij de peseta
in haar verschrompelde hand voelde,
gaf zij ons zonder dc gelukslijnen tc
hebben gezien al het geluk mede,
dat wij wcnschtcn en verzekerde zij
ons, dat onze zielen van adel cn on
harten van goud waren! „Mucha G
oias! (veel dank!) De Heer moge u i
goedlhtvd vergelden" was het laatste, dut
dc twee gitanas ons nariepen! Voor de
som van 'n paar enkele pesatas heb ik
mij dien dag eens echt ,,'n caballe-.o"
gevoeld!
Dien middag gingen wij in auto's
naar het Albaïcin. Onze gids vertelde
mij onderweg hot een en ander van dc
gitanos en hun leefwijze. Zij vormen
eigenlijk 'n kleinen staat m den staat,
met een eigen opperhoofd, dien zij hun
„koning" noemen. Zij hokken er bij
elkander op de flanken van het Albaïcin
en den er vlak bij liggendcn Sacro
Monto in den afval van de oude hui»
zen, die voor eeuwen de Mooren be»
woonden. Het zijn niet veel meer dan
kelders in den bergwand, waarin zij
buizen, en als er ccn nieuwe woning ge»
zocht moet worden, kruipen zij in de
holen en spelonken, die met wat oude
planken of een ouden gcrafclidcn lap
worden afgesloten en die gebeel met
seberpe cactussen zijn omringd. Zij
trouwen uitsluitend onder elkander en
een Carmen, die liefdeSbctrekkiTUgen
aanknoopte met een Don José en een
Escanrillo moet wel een uitzondering
onder de gitanas zijn geweest.
Wij waren de zigeunerwijk binnenge»
reden. Naast den stoffiigen weg zag ik
in een hol een oude zigeunerin met
twee mannen en een jonge vrouw, allen
gehurkt om een houtvuur, waarboven
koperen pot hing. Primitiever „fee»
huizing" was wel niet denkbaar. Het
enkel een „gat", in de flank van
den heuvel uitgehold. Het deed meer
denken aan het hol van een beest dan
aan een men®chenwon;ing. In den rossen
gloed van het houtvuur zaïten zij daar,
die zigeunermannen en vrouwen, als
roode duivels en duivelinnen. Zoodra
zij onze auto's zagen, sprongen de
vrouwen op, en riepen ons toe om het
hol binnen te komen; doch toen zij za=
dut wij doorreden, schreeuwden
zij ons, lachend en hoonend iets achter»
na, wait blijkbaar van minder vriende»
lijken aard was dan de woorden, die
Mfioaële en El Golondrina ons hadden
toegevoegd. Uit alle keldergaten, spie»
ten en holen kwamen de zigeunerkinde»
ren gekropen, de handen vragend
omhoog geheven, maar de auto's gin»
gen tc vlug voor het kleine bedelvolk je
om ons te volgen.
Eindelijk voor een wat grootcre grot»
woning, hielden de auto's halt. Op het
zélfde oogen/blik waren wij door tal van
gitanas omringd, die klikten met castiag»
netten en ons gevlochten mandjes,
waaiertjes en kleurige doéken te koop
aanboden. Zij grepen als roofvogels ons
beet, hingen letterlijk aan onze armen,
mannen stonden onverschillig op zij
den weg of hingen lui op hun stoc»
voor de deur. Tot dat de gids zeide,
•da/t het ge»/ei schap was gekomen om.de
gittanas tc zien dansen. De vrouwen
drongen ons lachend, al schreeuwend en
gillend naar binnen, steeds maar ijverig
om de „zwakken van hart" over
te halen hun de castagnetten en de
waaiertjes tegen abnormale hooge prij»
i af te koopen. De mannen volgden
ijgend met hun guitarenviolen en
taimbourijnen.
Wij zaten in een halven kring op
stoelen tegen den wiltten wand. Bij den
ingang stonden dé gitanas in haar bont»
kleurige met roode, blauwe, paarse en
groene pailletten opgemaakte costu»
mes, gele en witte sjaals om den hals
en allen mot rozen of pauwenvccren in
hun haren. Eon oogcnblik kijken zij het
gezelschap vreemdelingen uitdagend»
lachend aan; dan grijpen dc mannen in
dc snaren en zwaaien hun tambourijnen;
tegelijk treden 4 gitana» naar voren cn
op den rood stecnen vloer, in een ruim»
tc, die nauwelijks groot genoeg is voor
één mensch om er zich vrij te bewegen,
beginnen zij terwijl de anderen en
met handgeklap cn krijschende kreten
begeleiden tc dansen. Het is een exo»
tisohe. half Oostersohe melodie, maar
de muziek is sterk rhytmisch en het is
verwonderlijk, hoe alles aan dezo zi»
geunermeisjes gaat leven, zoodra zij zich
kunnen uitdansen. Nu eens schuifelen
zij lang/aam voor» cn achteruit, heel het
lichaam slangachtig bewegend. Zij bewe»
gen zich in zaohte cadans, dc oogen half
gesloten, als in trance.
Het is soms of er een rilling langs
heel het lichaam vaart, die zich voor?»
plant langs de armen tot aan de vin»
gen toppen toe. Hot lijkt CCn offerdans
van ccn Indische bayadere. Maar dan
op eens schiet de muziek woest uit.
gaan dc voeten in razend vlug tempo
heen cn weer, worden dc armen wilj
omhoog geworpen, begeleiden zij met
de al maar knopperende castagnetten
wildshartstochtclij'k haar dans. Het
wordt woester en woester; met het
hoofd achterover gebogen, de looker»
roode lippen half geopend, de oogen
schitterend, gaat het in al razender
vaart, tot eindelijk op eens met een
vreemd aocoord de muziek afbreekt en
zij onbewegelijk stil staan met een
raadseluchtigcn glimlach om dc lip»
pen.
Nu eens alleen, dan weer met vie»
ren of tweeën, een enkelen keer in
oen groep van acht, dansen zij haar zi»
geunerdunsen voor ons tussehen de
witte, met koperen potten en pannen
behangen muren der grotwoning. Het
zijn vooral de S e'v i 1 a n a, een solo»
dans van zeldzame vlugheid en lenig»
hold en dc fandango, een door 4
gitanas gedanste dans. die bekoren en
meeslecpcn. En als ik deze zigeuner»
meisjes daar zie dansen in deze omgc»
ving op hun eigen woeste, wdde mu
ziek, voel ik wel sterk, dat wat wij ir
cabarets aan Spaanséhc dansen 'e zier
krijgen, doorgaans niet anders dan na
maak is.
Onze leider geeft het tccken var
vertrek. Op hetzelfde oogcnblik zijn
wij weer omringd door dc lachende
gitanas en strekken zij haar graai enige
bruine vingers weer naar ons uit. Dc
200 peseta's dat is ongeveer 70 gul.
den zijn haar blijkbaar nog niet ge«
nocg. Bij deze vreemdelingen valt mis=
schicn nog een enkele peseta extra re
„schooieren". Tot op het oogenblik,
dat wij in onze auto's stappen, hangen
zij aan ouzc armen en onze jaspanden,
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 624
DE MINUUT DIE EEN EEUW LIJKT
Wanneer je pas in de buurt bent komen wonen en
meent een goeden indruk op de eerste bezoekers te
hebben gemaakt komt natuurlijk je man uit den
kelder, waar hij de kolen opgeruimd heeft, terug, voor
ze goed en wel vertrokken zijn.
(Nadruk verboden)
houden zij ons haar castagnetten en
papieren waaiertjes voor ons gezicht.
Zelfs als wij wegrijden, hollen cenigen
de auto achterna, in de hoop. dat cr
nog een zilverstukje in haar gekromde
vingers zal vallen. En zoolang wij door
het Albaïcim rijden, zien wij naar ons
toe geheven handen en hooren wij het
geroöp om: „pennies! pennies! pen»
niieel"
J. B. SCHUfL.
HET JASJE.
(Uit het Engelsch.)
Ik ben een gevoelig man, in letter»
lijken zoowel «als in figuurlijken zin.
Voor het letterlijke gedeelte van mijn
gevoeligheid houd ik cr een demi op
na. AVant het kan, zelfs in Juni nog vrij
koud zijn en je krijgt eerder een ver»
koudheid dan dat je die kwijt raa :t.
En laat ik dan eerlijk bekennen, dat ik
mijn jasje ook héb voor het andere,
figuurlijke deel van m'n gevoclighci 1,
voor zoover die gevoeligheid mijn
ijdelheid betreft, het gevoel van eigen»
waarde. Want het is, onder ons ge»
zegd een mooi jasje, dat me, al zeg ik
het zelf. keurig zit. Een jas om zuinig»
jes op te zijn en ik heb dan ook de ge.
woontc, het dingske altijd apart in de
hal tc halen, ver van andere mhdcr
mooie kleedimgstukken.
U begrijpt dat ik het jasje alleen
draag als ik cr eens erg netjes uit wil
zien. .Altijd mooi is niet mooi zei mijn
moeder en zoo is het.
Het was noodig iets over het jasje
te zeggen in verband met wat nu vol»
gein gaat. Stel u voor. Den voriger.
Dinsdag moest ik op Teis. Ik ga naar
dc hal, zal mijn jas pakken eD... ze is
Mijn eerste gedachte was, dat
iemand de jas gestolen moest hebben.
Ik wist zeker, dat ik haar op Je gewo»
ne plaats had gehangen, dus was een
diefstal de eenige mogelijke verkla»
ring van m'n verdwenen aangébe»
dene.
Het was leelijik weer en daar ik met
het oog op mijn gevoeligheid geen nat
pak wilde halen gdng ik naar m'n buur»
man Brown om van hem een oude re=
genjas te leenen lik kwam van Browns
huis en was juist van plan aan te bel»
len toen ik bemerkte, dat de voordeui
op een kier stond. Onwillekeurig
gluurde ik naar binnen. En wie be»
schrijft mijn verbazing toen .k ia
Brown's vestibule mijn jas zag han»
gen.
In het eerst kon ik mijn eigen oogen
niet gelooven. Ik moest me vergissei
Maar was wist ik tenslotte van
Browm. Hij was m'n buurman, altijd
even vriendelijk en behulpzaam, maar....
Welja, 't kon toch best wezen, dat
de man innerlijk niet deugde en ie
jas, nu die was daar toch het beste be»
wijs van.
Hij viel me tegen. Altijd had ik hem
als een rechtschapen man beschou.vd
n nu bleek hij een ordinaire dief te
azen.
Maar tijd om lang na te denken
had ik niet. Ik moest den trein balen
resoluut stapte ik in de vestibule,
naim m'n eigendom terug en vertrok.
Onderweg en trouwens het heele
:rdere gedeelte van den dag dacht ik
over, hoe ik in dit geval moest han»
delen. Ik vind mevrouw Brown een
aardig, hard werkend vrouwtje en zou
haar niet gaarne verdriet bezorgen.
Wat die lcdijkc Brown betreft, wel, ik
•ond, dat 't ergste ne- niet erg genoeg
voor hom was. Hij wist immers hoe ik
op m'n jasje gesteld was?
Ik besloot eindelijk er. als ik des
avonds thuis kwam. met m'n vrouw
over te spreken, maar toen ik om S-
arriveerde kwam ik '.ot de minder
aangename ontdekking, dat vrouwlief,
naar een bridge»avondje was gegaan cn
dat ik alleen kon dinceren.
Al etende begonnen mijn hersenen
blijkbaar beter te functionneercn. lk-
mcc-nde nu het middel gevonden te
hebben om Örown te straffen.
Het sloog negen uur toen ik naar het
huis van m'n buurman stapte. Ik droeg
m'n overjas in de overtuiging (lat hij
door den grond zou zakke-n van
schaamte als hij zag, dat ik den dief»
stal en den dief had ontdekt. Ik belde
aan on ik verheugde me reeds bij voor»
baat over het verschrikte gezicht dat
die oneerlijke kerel zou zetten .Is hij
me zag. En of het zoo moest zijn.
Brown zelf deed open.
Hij keek dadelijk naar de jas en
werd vuurrood.
„Wat... wat is dat", stamelde Brown
verward.
Ik kuchte gewichtig en beteckenis
vol.
„Deze jas", zei ik plechtig, „deze
jas is gestolen, gestolen!', begrijpt u?"
Brown kreeg zi'n bezinning terug.
„Gestolen!" riep hij zoo hard zijn
stem toeliet „dat zal uitkomen. Maat
hoe voor den duivel heb je den moed
om dat hier zelf te komen vertellen
Dat snap ik niet!"
„Sla maar niet zoo'n toon aan
vriendje", zei ik dreigend. „Ik zal de
zaak. als je tenminste niiet al te bru»
taal bent, wel stil houden, maar onder
voorwaarde..."
„Hou je stil kerel!' brulde m'n
buurman. „Dat komt hier, na m'n jas
gestolen te hébben, naar toe
te vertellen, dat hij wel over de zaak
zal zwijgen. Je ma- blij wezen
ik er de politie niet bij haal. Wat
drommel, de jas mee te nemen, die tk
zelf gisteren pas heb gekocht."
Hier werd dc hoogst onaangename
discussie onderbroken door de komst
van mevrouw Brown.
„Wat doe je in John's jas",k kraaide
het anders zoo vriendelijke vrouwtje.
Het begon me een beetje te duize»
len. Zou ik een vergissing begaan heb»
ben? Voor het eerst kwam er een ge»
voel van twijifc} bij me op. Maar het
was immers onmogelijk. Ik droeg toch
m'n eigen jas....
„Geef dc jas terug oF ik roep een
agent", commandeerde Brown.
„Maar... maar..." begon ik.
„Hé agent!" schreeuwde Brown te»
gen een agent die juist door de straat
liep.
Op dat oogenblik zakte me alle moed
in de sohoenen. Ik trok de jas uit,
smeet die naar Brown, rende naar
mijn eigen woning en sloeg de deur
achter me dicht. Bevend viel ik op een
stoel in de vestibule neer."
„Wat mankeert jou?" riep mijn
vrouw, die intusschen thuis was geko»
men, „je beeft over al je leden! Je
hebt beslist kou gevat, 't Was ook
zoo'n koude, mistige dag," voegde ze
cr medelijdend aan toe- „Wat hob ik
en spijt van. dat ik gisteren je
jas verkocht heb aan een man. die
aan de deur kwam om oude klee»
te koopen."
e.».. je hebt mijn jas verkocht?"
brulde ik. „Je hebt het gewaagd, m'n
jas te verkoopen?"
.Ja," antwoordde ze, „voor tien gul»
den. Ik dacht, de jas is niet nieuw
meer, de warme dagen komen en het
'olgend jaar is de jas uit de mode."
Ik steunde van wanhoop. Door m'n
vrouw's ergerlijke voortvarendheid zou
ik bij m'n buien voor altijd als een
dief gebrandmerkt zijn-Maar plotseling
flitste een troostende gedachte door
m'n brein.
Ha, ha, lachte ik hardop, Brown,
oude jongen, jij draagt dus tweede»
handskleeren? Wel. iaat hij zeggen dat
ik een dief ben. Altijd beter dan een
man die twcede=kandskIeeron draagt.
O, ifls Brown het verder durfde ver»
tellen, wat zou ik hem beschaamd ima»
ken.
Ik lachte weer hardop en m'n vrouw
laohte mee.
„Ik dacht wel dat je blij zou wezen
dat ik de jas verkocht" zei ze. onibe»
wust van de tragedie, die zich daar»
door heeft afgespeeld....
Een uur later stond ik weer voor
Brwons deur.Het geval dat hij me voor
een dief aan zou zien was toch wel
wat te erg. Spoedig was hij weer de
oude, joviale Brown, Maar het klei»
ne, anders zoo vriendelijke mevrouw»
tje keek wat sneu e.n sprak weinig.
't Was ook hard, haar John met een
afdankertje van buurman.
G. W. C.
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
Uit 't Duitscb.
10)
Wolfgang zuchtte verlicht en de
raadsheer vervolgde: „Hij betoomde
z'n hartstocht, maar ze bleef in hem
woeden, en moest zich, daar hij het
kaartspel had afgezworen, op een an»
dere manier baan breken. Je weet dat
je vader bezield was met de cene ge»
dachtc. om den rijkdom van den oude»
ren Brandtschen tak, even groot tc
doen worden als die van den jongeren;
deze gedachte werd bij hem een idéc
fixe, zij vloeide ineen met z'n harts»
tocht voor 't spel. Het opnemen van
groote hypotheken op dc tot dien tijd
onbelaste eigendommen, om de twee
fabrieken op te richten, was reeds 'n
hazardspel. Steeds koortsachtiger werd
't streven van je vader, naar het ver»
werven van groote rijkdommen, doch
mii vroeg hij niet meer om raad.
Eens vernam ik, door ccn toeval,
dat hij met 't groote bankiershuis Ju»
Iius Ecupold tc Berlijn, veel zaken deed
dat hij hij dit huis zijn baar geld had
gedeponeerd, en dit. onder de leiding
van den heer Julius Leupold zelf, voor
Beursspeculaties gebruikte. Hij heeft
jc dit alles zeker nooit meegedeeld?"
„Neen, nooit".
„Mij ook niet. Ik kende dien meneer
Leupold, hij is de roekelooste specu»
lant, dc meest gewetenloozc geldman
op de Berlijnsche Bcurss Het geld is
zijn afgod. Ik beschouwde 't als mijn
plicht om je \ader voor dien meneer
Julius Leupold tc waarschuwen, hij
wees m'n waarschuwing koel af, ging
zelfs zoo ver om z'n rechtzaken aar.
een anderen notaris op te dragen, om
voor mij elke inzage in z'n zakcnlc»
ven te verhinderen. Sedert ccn jaar,
ongeveer, bemerkte ik aan hem een
zich steeds vermeerderende onrust,Ont
ing hij dc couranten, dan keek hij 't
eerst de Beursberichten in, dan ver»
duisterde z'n voorhoofd vaak, en zucht»
te hij soms zwaar. Ik vernam dat hij
heel dikwijls in Berlijn was, meestal
slechts voor korten tij3. Vroeger had
hij me steeds opgezocht doch dat deed
hij nu niet meer, ik zag hem nooit in
Berlijn en bij jou is hij zeker ook zei»
den geweest gedurende die bezoeken?"
„In Berlijn heeft vader me, geduren»
de 't laatste jaar nooit bezocht".
„Ik wist wat die bezoeken beduid»
den. Hij verwikkelde zich, meer en
meer. in dc onza'.i; ketenen wnnrin
zijn hebzuchtige bankier hem zeker had
meegesleurd. Juist heden voor acht du»
gen werden tiiijn ergste vermoedens
bewaarheid. Sedert la 'cn tiid bezocht
hij me voor 't eerst weer. Toen ik in
z'n bleek, vermoeid gezicht keek, wist
ik, eer hij nog een woord had gespro»
ken, dat z'n noodlot beslist was en dat
ook hij 'n slachtoffer was geworden
van 't. ontzettend bankroet op de
Beurs.
Zonder inleiding vertelde hij me toen
dat hij geruïneerd was. „Mijn eenige
hoop berust op jouw hulp! Als jc me
niet redt, niet voor den ondergang,
want die is niet meer tegen te houden,
maar voor onteering, dan moet ik een
kogel door m'n hoofd jagen". Na die
woorden, zakte hij in elkaar. Hij snik»
te en huilde als een kind; pas na ecni»
gen tijd gelukte het mij hem zoover te
kalmeeren dat hij samenhangend kon
spreken cn mij de zaken kon meedee»
len. Hij hnd, zelfs in de beste tijden,
slechts zelden gelukkig gespeeld; en
lukte 't hem erkelijk cei.s om een
j flinke winst bij 't speculccren te beha»
len, dan volgde cr zeker een des te
Igrooter verlies op. Zoo was kapitaal
na kapitaal verloren gegaan; steeds
weer had hij nieuwe heken moe»
ten opnemen op de reeds zwaar met
pandbrieven belaste eigendommen. Ju»
lius Leupold had deze ootheken in
den beginne steeds bcicidwillig over»
genomen, toen ze echter steeds aan»
groeiden, begon h.| bedenkingen te op»
peren, de laatste hypotheek had hij
slechts tegen zün zin, onder bezwaren»
de voorwaarden, afgegeven.
Je vader had uiHr-kkelijk moeten
verklaren dat al dc bosschen van 't
domein zoo erg verpand waren, dat
hij cr niets van verkoopen mocht. Door
deze laatste hvpotheek was de schuld
tot dc enorme" som van 600.000 daal»
ders aangegroeid, waarvan de helft in
't bezit was van Julius Leupold, in hy*
potheken namelijk, en deze had de
eigenaars cr van nu opgezegd, omdat
zij niet punctueel betaalden. De open»
bare verkoop stond gelijk met 'n alge»
hecle ruinc! Dc schuldenlast van
600.000 daalders, was eigenlijk niet de
werkelijke waarde van dc bezitting,
maar slechts een millionair kon haar,
zelfs tot dezen prijs, koopen, want dc
fabrieken verslonden, om voortgezet
te kunnen worden, zeer groote kapi»
talen, en aan Julius Leupold moest al»
leen al 300.000 daalders door den koo»
per, aan contant geld. voor diens hypo»
theek betaald worden, 't Kon aan geen
twijfel onderhevig zijn dat, bij een
openbaren verkoop, Julius Leupold de
eenige was die de bezitting kon koo»
pen, daar geen andere koopcr tot
600.000 daalders zou gaan. Je ongeluk»
kige vader was reddeloos geruïneerd,
dit was helaas maar al te zeker".
„Arme, ongelukkige vader!" zuchtte
Wolfgang, die door 't diepste medelij»
den was getroffen
„Ja, hij was een ongelukkig man, veel
erger getroffen door 't, wel is waar.
verdiende noodlot, dan je zelfs op dit
oogenblik kunt vermoeden, want dc al»
igehecle ruïne van zijn vermogen was
j niet 't grootste ongeluk dat hem be»
dreigde. Toen Leupold namelijk geen
jcrediet meer vorlcend had je vader zich
j in verbinding gesteld met eenige ban»
jkiers van heel twijfelachtig gehalte: hij
moest, om zich bij dezen crcdiet tc
verschaffen, een kapitaal deponeeren.
jZ'n onzalige speelwoede verleidde hem
•om het vermogen van je nicht Her»
mine, dat hij als voogd beheerde, als
onderpand tc geven voor 't door hem
begeerde crcdiet!
Toen Herminc huwde had von Funk
de overhandiging van 't vermogen van
zijn vrouw geëischt, doch Je vader had
geweigerd om aan den eisch van den
man. die diep in dc schulden stak, te
voldoen; hij had 't recht aan z'n zij,
.want 't testament van den ouden heer
von Hochstetten bepaalde, dat jc va»
der dit vermogen voor Hermine zou
hehccrcn tot zij baar vier»en»twintigstc
j levensjaar had bereikt. Toen nu. juist
l veertien dagen geleden. Hermine haar
j vier»en»twintigsten verjaardag vierde,
en meneer vop Funk jc vader vroeg om
verantwoording en overhandiging van
j't geld, was ook dit kapitaal absoluut
verloren, cn stond je ongelukkige va»
i der voor 't vrccselijke lot, om aange»
kiaagd te worden wegens verduiste»
ring-
In dezen, zijn grootsten nood, kwam
j hij eindelijk bij mij. Ik zag bijna geen
uitweg meer om hem te redden. Al was
l't misschien mogelijk om Leupold voor
eenigen tijd te bewegen tot toegevend»
heid en uitstel, 't leek mij onmogelijk
toe om 40.000 daalders te verschaffen,
teneinde de aanspraken van meneer.
von Funk te bevredigen. Mijn klein
'vermogen was niet voldoende...."
„t beheert mijn vermogen van over
de 40.000 daalders!" riep Wolfgang uit.
„Het is m'n gewoonte niet om mij
aan vreemde, mij toevertrouwde gelden
te vergrijpen, en kon daarom ook niet
de verduistering van je vader dekken
door de verduistering van jouw ver»
mogen!" antwoordde de raadsheer ern»
stig. „Maar zelfs als je cr geweest was
en mij er om verzocht hadt, om jouw
geld aan je vader te geven, zou dit
nutteloos zijn geweest. Hij had je te
lief om zim redding te koopen, door je
kapitaal op te offeren, waardoor je al»
leen jezelf en je ongelukkige moeder
kunt behoeden tegen de bitterste el»
lende; hij zou dn dood verkozen heb»
ben boven z'n redding door dit offer.
Er was écn mcnsch die zou kunnen hel»
pen, als hij wilde, de stamhouder van
den jongeren tak, baron Adalbert
j Brandt von Brandenberg, de millionnirl
I (Wordt vervolgd).