HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN CARtt"s N0LTBE00D BINNENLAND FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT DONDERDAG 1 JULI 1926 DERDE BLAD No. 3585 AMSTERDAMSCH STUDENTENLEVEN. Dan is er nog de Studentenrijvereeni* ging H. O. R. S., de club voor tennis, die voor boksen en schermen, (Thor), voor voetbal (de Schollevers), de AU penclub, de Schaakvereeniging Philidor, de Almanak en het Weekblad Propria Cures. Wel is de opsomming lang. En zie nu, hoe de teekenaar dat alles bij elkaar weet uit te teekenen! Op mijn schrijftafel ligt een boekje met dezen titel in een fel'rood omslag, waarop een groote Minervakop is afge* beeld, waar allerlei kereltjes omheen dartelen. Universiteit van Amsterdam staat er verder op te lezen. Wie den* ken mocht, dat daar binnenin schetsen of fantasieën over 't studentenleven te Amsterdam zijn te lezen, zou zich wel zeer vergissen: het is niet anders dan een beschrijving van wat het studenten* leven aanbiedt of liever het Am* ster.damsch Studentencorps, onder de zinspreuk Honestum petimus usque. „Een reclame dus voor het corps?'- zal men vragen. Inderdaad. Maar het is onnoodig, dat te zeggen op een toon van geringschatting. In onzen tijd wordt er immers niet alleen reclame gemaakt voor dingen, die men aan den man wil brengen, maar ook voor tal van stichtingen, waarop men de aan* dacht vestigen wil. Oudenvetseh en onjuist is het, om een gezicht te zetten, alsof reclame in onzen tijd beteekencn zou in opgeschrdefde bewoordingen iets aanbevelen, dat de waarde die de aankondiger er aan toekent, niet heeft Zulke reclame bestaat zeer zeker, maar zij heeft juist daarom gauw afgedaan, de ware reclame overdrijft niet en liegt nog veel minder, zij wil alleen in de drukte van het dagelijksch leveD de aandacht op het een of ander vestigen en bevordert daarmee het belang van wie de reclame maakt en van hen, voor wie zij gemaakt wordt. Het heeft dus in dit bijzondere geval volstrekt geen redelijke beteekenis om te vragen: „heeft het Amsterdamsch Studenten* corps dan leden noodig?" alsof dat op zichzelf een smaad en een schande zou zijn. Iedere vereeniging, iedere stich* ting, heeft behoefte aan leden en hoe meer zij er krijgt, des te beter kan zij aan haar taak en roeping voldoen. De vraag is dus maar, wat die taak en roeping zijn en wanneer die goed zijn cn de aandacht daarop gevestigd •word', in een passenden en gepasten vorm. dan zou ik niet weten, waarom iemand bezwaar zou kunnen hebben tegen dat aardige boekje met zijn kleu* rigen omslag. Hebben de jonge hoofden, waaruit dit boekje voortgekomen is, op oude schouders gestaan? Wie het leest, zou het bijna veronderstellen. De toon is uiterst bezadigd. De samenstellers heb* ben zich blijkbaar willen richten tot ouders en voogden, die toch al vervuld zijn van angst en vrees, wanneer hun zoon of dochter de studie aan de acade» mie gaat beginnen. Welk een gewei* dige stap in het jonge leven! Vandaag nog onder toezicht van directeur, ree* tor, leeraren, meestal met de ouders op den achtergrond, morgen losgela* ten op den wijdemweg der vrije studie, vaak ver van het ouderlijke huis en zonder ander toezicht, dan misschien een algcmcene indruk van professoren, die toch ook geen tijd hebben over honderden studenten het kindermeisje te spelen. Zal mijn zoon, mijn dochter, de weelde der vrijheid kunnen verdra* gen? Wie zal hij of zij zoeken om er vriendschap mee te sluiten? Moeten ze zich aansluiten bij den grooten kring van de andere studeerenden? Of liever blijven in den en gen cirkel van weinige vertijouwelingen? „Laat ze bij ons komen", is de strek* king van het boekje, „wanneer ze in Amsterdam komen studeeren". Terecht wijst het geschriftje op de eigenaardige positie, waarin de Universiteit van Amsterdam verkeert tegenover dc „unïversiteitsdorpen", zooals wel wat oneerbiedig Groningen, Utrecht. Lei* den en Delft genoemd worden. Amster* dam blijft wereldstad. „Voor een fos* siel, zelfstandig vegeteerend studenten* maatschappijtje is hier geen plaats". Terecht heet het: „de enkeling en voor* al de onervarene verdrinkt hier in de massa". Centrum van handel en ver* keer, van kunst en wetenschap is Am* sterdam. Wetenschappelijke instcllin* gen, bibliotheken, musea, schouwbur* gen, concertzalen staan hier voor den student open, een amusementsleven lokt hem als nergens elders- Er is dus behoefte aan steun, aan vertrouwbare gidsen, dc enkeling, de onervarene, zoekt een milieu waar hij zich thuis voelt. En nu volgt een opsomming van wat het A. S. C., dat vijf en zeventig jaar oud is, aanbiedt. Er is, weliswaar een novitiaat, een groentijd van 14 tot 16 dagen en het boekje zou zijn plicht niet kennen, wanneer £iet niet opkwam te* gen onware moppen en sterke verhalen daarover, maar aan den anderen kant „dat er gebeurd loochenen de schrijvers niet, nooit iets afkeurenswaardigs is en dat er nooit meer iets te betreu* ren zal zijn. Overal in een nieuw vak binnenkomend ondervindt men in den aanvang meer of minder gereglemen* teerde onvriendelijkheden: op de beurs, in den militairen dienst, overal. De groentijd op zichzelf echter is volstrekt onmisbaar voor een gezond Corpsleven, de straffe organisatie van den groen; tijd, onder leiding van geroutineerde ouderen, belemmert losbandigheid en rijbuiterij. Wie zich de voordeden van het Corpslidmaatschap wil verwerven, dient zich opofferingen te getroosten: men krijgt slechts lief wat men met moeite wint". Dit is zoo ongeveer het voornaamste wat ter aanbeveling van den groentijd wordt gezegd. Mag ik er misschien bij; voegen, dat deze wandeling door de cordons een les in bescheidenheid kan zijn aan jonge menschen, die meenen de wereld al in hun zak te hebben? Bovendien: dat de groentijd voor goe* de opmerkers duidelijk aanwijst bij wie nien zich 'aansluiten moet en wie men zal hebben te mijden! Want het ont* groenen zelf kan nooit verkeerd zijn, wel zijn er verkeerde ontgroeners. Treffend illustreert een onbekende teekenaar den jeugdigen groen aldus. Hij geeft trouwens meer staaltjes van zijn humor, als het er op aankomt, de voordeelen van het lidmaatschap van het studentenkorps op te sommen. Zie bijvoorbeeld hoe hij de dispuutgezel: schappen afbeeldt, tien in getal. uitvoerige citaat zou ik het er bij kun* nen laten (want om het boekje is hét te doen en niet om beschouwingen daarvan) wanneer de menschenkenner die het samenstelde, niet ook nog iets had gezegd over een heel belangrijk punt. Het geld. De kosten. De duiten. De contributies zijn niet hoog en er valt bovendien, zoo discreet mogelijk, Maar daarmee is natuurlijk alles nog niet eens genoemd. En zelfs het voor* naamste niet. Dat is het middelpunt van verkeer, de Studentensociëteit, in de wandeling „de kroeg". En dat woord is nu juist een reden tot angst voor ouders en voogden. Het klinkt zoo drankerig. Laat ik dus aan het boekje de verdediging overlaten. „Een Studentensociëteit heeft men terecht genoemd: een vriendschaps* beurs. Wie zich zelf geeft, wint andc* ren. Door de uitwisseling van meenin* gen en gevoelens groeit de onderlinge verstandhouding. Als elke echte beurs heeft de Studentensociëteit een mono* polie*positie. Het is de eenige plaats in Amsterdam, waar men zich na den stu* dietijd te midden van studeerenden kan ophouden. Samenscholingen van burgers vinden plaats in willekeurige drankhuizen of danstenten: de student heeft een honk voor zich alleen. Café's 1 zijn er in de stad te over, er is maar één „kroeg". Hier is men thuis en weet men altijd bekenden te treffen. Hier heeft men zijn vasten kring, zijn dis* nuut. maar ook daarbuiten vindt ieder zijn vrienden en studie*makkers. Hoe zou men elkaar beter of oprechter lee* ren kennen dan bij 'n knappend haard* vuur. terwijl men weggedoken in de luie stoelen zijn gewichtige onbelangrijk heden nauwgezet behandelt? Waar zou men meer levenswijsheid opdoen dan daar, waar zooveel onwijsheden wor* den voorgedragen? Je zet een boom op, die veel wind vangt van het cri* tisch gezelschap. Want vaak krïig je den wind van voren: op dc kroeg wordt onbarmhartig de waarheid gezegd. Na over te praten. Het is dus niet, zooals de illustrator het aanduidt, alsof de stu* diosus bezwijkt onder de kosten of is het zijn pa, die daar wordt afge* beeld? Natuurlijk staat er in 't boekje nog veel meer. Onder anderen over de meisjes, die wel lid kunnen zijn van het A. S. C.. maar niet van de kroeg, en die overigens een eigen plaats van bijeenkomst hebben. Ten slotte een woord van onzen roegeren gemeentesecretaris Mr. Wy* tema, burgemeester van Rotterdam: „bet Corps geeft raenschenkennis er levenswijsheid, twee voor het slagen in het leven even onmisbare zaken als wetenschap cn bekwaamheid". Wie er belang bij heeft voor zijn zonen en dochteren moet het boekje maar lezen en voor de anderen kan het geen kwaad: ik heb zelden een boekje, dat mij persoonlijk niet aanging, met grooter genoegen gelezen. Omdat het zoo bezadigd is. Want om de yaarhrid te zeggen: er zijn vêel menschen. die liever niet van studenten en hun op* treden willen zien en hooren. De eerste* jaars manieren hebben den groentijd helaas wel eens overleefd. J. C. P. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent* per regeL iiispuut oEzeiscHfttuw „die de kern van het A. S. C. vormen", zegt het boekje. Hij vindt ook een snaaksche afbeelding van al de ver* schillende gezelschappen, die in het Corps bestaan: J. Pz. Sweelinck voor de muzikalen, de Studenten Tooneel* vereeniging voor wie op de planken iets vermogen, de Roeivereeniging Nereus, de Koninklijke Studentenschietvereen., speciaal verbeeld door een figuur, die doet denken aan Aballino, den grooten bandiet dezen cursus in zelfkennis, waarvoor zich ongevraagd de instructeurs aan* bieden, kan men door eigen*studie de onontbeerlijke menschenkennis ver* werven! N. I. A. is evenwel geen op* zettelijk paedagogische inrichting, dat is een gelukkige bijkomstigheid, het wil in hoofdzaak „gezelligheids*ver* eeniging" zijn. N. I. A. beduidt Nos Jungit Amicitia, de vriendschap vereenigt ons. Na dit DE ELECTRISCHE SPOOR- WEGVERBINDING DEN HAAG—ROTTERDAM. VRAGEN OVER HET MATERIAAL. Het Tweede Kamerlid Duys heeft den minister van Waterstaat de volgende vragen gesteld: Is het den minister bekend, dat reeds sedert geruimen tijd onder het reizend publiek, dat vaak gebruik maakt van de electrische spoorwegverbinding Den Haag—Rotterdam (Hofplein), ongerust heid bestaat omtrent de vraag of het onlangs in gebruik genomen nieuwe wa gen-materiaal wel voldoet aan de maximum-eischen van veiligheid, die daaraan mogen worden gesteld? Is de minister bereid een ernstig on derzoek in te stellen, of inderdaad dit nieuwe materiaal niet de oorzaak is van de reeds een paar maal plaats gehad hebbende ongelukken, ten einde daar na de verzekering te kunnen geven, dat, ook naar zijn oordeel, dit materiaal, ook bij de verhoogde snelheid waarmede ge reden wordt, met het oog op de veilig heid van het publiek voldoet aan wat bij den huldigen stand der techniek daaraan als eischen mogen worden gesteld? Bestaat het voornemen dit zelfde ma teriaal straks in dienst te nemen ook op de lijn RotterdamDen Haag—Amster dam? Zoo ja, acht de minister ook dit met het oog op de veiligheid van het publiek verantwoord? AFSCHAFFING VAN ALCOHOL, HOUDENDE DRANKEN. Op 2 Augustus houdt de Ned. Ver* ee>nii'gi'nig tot afschaffing van Alcohol* houdende dranken in het Jaarbeursge; bouw te Utrecht haar 91e algemeene vergadering. De beschrijving brief bevat o.m. een motie van het hoofdbestuur, waarin de hoop wordt uitgesproken, dat dc Re* geering het TantsoenineeringssLcIsel dor Staatscommissiev. d. Lande niet tot wet zal verheffen. Tevens een voorstel om in stemming te betuigen met een verlaging van den accijns op gedistil* leerd. Het hoofdbestuurslid prof. R. Casi* mir zal een inleiding houden over het onderwerp „Toestand en toekomst on* zer N.V." DE OUDE TRUC. Iemand te Rotterdam, die zich gros* sier in meubelen noemde vroeg per advertentie reizigers onder zeer aanlok kelijke condities. Wanneer de belanghebbenden zich bij hem kwamen aanmelden, dan vroeg dc „grossier" een borgstorting van f 100, soms zelfs van f 200. Er zijD een paar reizigers zoo argeloos geweest, op de condities van den oplichter in te gaan. Was het geld eenmaal gestort, dan hoorden zij nooit meer iets om* trent de betrekking. Een viertal slacht* offers, hebben bij de politie aangifte gedaan dat zij gezamenlijk voor f 500 zijn opgelicht. HET .AANGESPOELDE LIJK. Het lijk, dat Vrijdag 11. bij de Koog op Texel is aangespoeld, is gebleken te zijn van den heer Anna Klein, die 28 November bij de bftuchte Terscihel* lingramp om het leven is gekomen. DE EERSTE KAMER VERKIEZINGEN. DE DATUM DER STEMMING. Naar de Maasbode verneemt is de stemming voor de verkiezing van leden van de Eerste Kamer der Staten Gene* raai bepaald op Vrijdag 30 Juli a.s. DE LACHENDE CAVALIER GEDANE VERKLARINGEN. HET VOORLOOPIG ONDER ZOEK BLIJFT EENIGEN TIJD RUSTEN. Engelsche sportslieden erkennen, dat zij hun taaiheid en uilhoudingsver- mogen te danken hebben aan het dagelijksch gebruik van 10 DE DUITSCHE TERUG TOCHT IN 1918. HADDEN DE ENGELSCHEN ONZE NEUTRALITEIT WILLEN SCHENDEN? Berlijnsche correspondent van Tel. schrijf: De onderzoeking ^commissie van den Duitschen Rijksdag over de oorzaken van de nederlaag in 1913 heeff verschillende ziftingen gehouden. Generaal Van Kulil betoogde, dat. tijdens den terugtocht in -1918 op de Maaslirrié ■an de Duitsehe agenten berichten bin- nenkwamen, dat de Engelsohen een lan ding in Nederland wilden doen. De „Oher- ste Heeresleitung" moest daarmede reke ning houden. De uitval .van de Duitsehe ■loot zou haar ale otfltlastimg van het front in hooge mate welkom zijn geweekt. opmerkingen lokten een debat uit over de vraag, of de Engelsohen in dit tadium van den oorlog de Nederlamdsche neutraliteit geschonden zouden hebben. Von Kuhl's uiteenzettingen werden in hot bijzonder bestreden door den democrati- ■hen afgevaardigde Bergstrasser, die op den concentrischen aanval door maar schalk Foch op Lotharingen weet. DE VERDWENEN DEUR- WAARDER TE SITTARD. NOG GEEN SPOÖR GEVONDEN. Het Hbld. verneemt dat bet voorloopie onderzoek, door den rechter-èommï?saris mr. B. de Gaaij Fortman, ingesteld, naa-r aanleiding van de klacht wegens poging tot oplichting tegen den schilder-restaurateur Van Wijngaarden en den ingenieur De Haas. door den heer Mensing, van de firma Fred. 'Muller Co., ingediend, we gens vacaniie van den R. C., gedurende eenigen tijd zal blijven rusten. Tot nu toe zijn in deze zaak. behalve de beschuldigden gehoord de heer Mensing en eenigen van diens personeel; voorts de heeren dr. Hofstede de Groot en iLolkes De Beer uit Den Haag. Aangaande'hun verklaringen deelt het blad nog mede: De heer Meusing heeft verklaard. n3dat hij de door hem van den heer De Haas gekochte Frans Hals eenige dagen in huis had, de valschheid te hebben ontdekt. Diens mededeeling, dat ingenieur De Haas bij de aanbieding, toen naar de herkomst werd gevraagd, zei .dat het «tuk afkom stig was vau een oude familie die •.os méér kostbare oude doeken bezat, werd door den aanbieder niet ontkend. Deze verklaarde tegen provisie den verkoop van den heer Van Wijngaarden te hebben over genomen omdat deze, koopman zijnde, de veilimg-Onnes vain Neyenrode bij Fred Muller Co., niet mocht aanvullen. Daar door kon ook de juiste herkomst niet wor. den opgegeven en is door H. van een oude familie gesproken, wijl enkel aanvulling van de veiling met familiestukken werd toegelaten. De heer Van Wijngaarden ontkende bij zijn verhoor met groote beslistheid, aan het doek te hebben geschilderd. De verspreide bewering dat hij het stuk vervaardigde, daarbij eigen conterfeitsel als model ne mende noemde hij een lasterlijke aantij ging- Getut gé Lolkes de Beer die. volgens loo pende geruchten, aan bovenbesrreden be wering niet onschuldig was. hij zou in het voor de Haagsche rechtbank gevoerde ci viele proces hebben verklaard dat hij den heer Van Wijngaarden, op diens atelier het betwiste stuk zag schilderen, kwam verkla. ren, zulks nimmer ie hebben beweerd. .Wel heeft hij den heer Van Wijngaarden ken op diens atelier bezocht; hij trof hem daar aan, bezig aan een doek. Dc gbhilder- restaurateur keek dan herhaaldelijk èn In eei>. voor hem geplaatsten spiegel, èn het in bet^erkiug zijnde stuk. Getuige heeft daarna geconcludeerd de heer Van Wijngaarden op die manier het doek in quaestie fabriceerde; doch per tinent verklaren dat de heer v. dééd, kon de heer L. de B. niet. Dr. Hofstede de Groot zei den rechter commissaris, naar beste weten een certifi 'caat van echtheid te hebben verstrekt, hij hield de echtheid «taande en had, ten einde te doen zien bij zijn opinie te blijven, het stuk voor een belangrijke som, alhoewel vèr beneden de vijftig duizend guldein, den prijs die de heer Mensiing er voor betaalde, gekocht. onderzoek naar den heer J. H Hofl. ien. deurwaarder der gemeente belauinzen Gittard, die sinds Dinsdag 22 Mei ver dwenen is, wordt door de politie nog steeds ijverig voortgezet. Het onderzoek heeft zich niet «Heen uit. gestrekt tot Heerlen, vau waar hij een te legram zond aan zijn echtgenooie. mel dende. dat hij eerst Dinsdagavond met den laavsieu trein zou huiswaarts keeren. doch werd ook voortgezet :n Aken, Maastricht, Her =en en Kevelaer. De politie is er echter tot heden, on. danks alle nasporingen, niet in geslaagd ook maar een spoor te ontdekken, dat tot zijn tegenwoordige verblijfplaats kan lei- den. Door eenige personen was aan de poli- tie medegedeeld dat men den heer Houten Woensdag en Donderdag nog te Heerlem had' gezien, doch na een zeer nauwkeurig onderzoek, kwam de politie tot de conclu sie, dat deze mededeelingen niet op waar heid berustten. Men neemt aan, dat den heer H., di« sinds 1920 als deurwaarder bij de gemeente belastingen werkzaam was, een ongeluk overkomen is. De heer H. stond bij zijn superieuren goed aangeschreven. Ook in de stad waa hij algemeen gezien wegens zijn sympa thiek optreden. SCHOLEN VOOR U- L. O. „VOLKSONDERWIJS" WIL OPENBARE EN BIJZONDERE. De Vereeniging „Volksonderwijs" beeft aan de koningin een adres gezonden, waar. in zij er op wijst, dat de Wet op het Lager Onderwijs 1920 gemeentebesturen verplicht oor de voorstanders van het bijzonder on. derwijs scholen voor uitgebreid lager on derwijs te stichten en te onderhouden voor respectievelijk 24, 36. <3 en 60 leerlingen, naar de betrokken gemeenten minder dan. 25.000, 50.000. 100.000 en meer inwoners tel len, als dit gevraagd wordt, terwijl een dergelijke verplichting ten aanzien van het openbaar lager onderwijs bij de wet niet bestaat. Daar het de bedoeling van -den wetge ver niet kan zijn geweest, het openbaar on derwijs im dezen achter te stellen bij heS bijzonder, :n dezelfde wet, waarin van het juiste inzicht in de beteekenis van het al gemeen karakter vam het openbaar onder wijs blijk :s gegeven door de bepaling, dat, indien in een gemeente voor 12 of meer leerplichtige leerlingen openbaar lager cm, derwijs wordt gevraagd, aan dien wensch moet worden voldaan, verzoekt adressant, dat voor het m'mst gemeentebesturen worden verplicht een openbare school voor Uitgebreid Lager Onderwijs te srichten, indien daarvoor een aantal leerlingen wordt opgegeven, als voor het oprichten van een bij zoordere school van deze soort volgens de bepalingen van Art. 73, eerste lid onder a. der lager onderwijswet 1920 wordt geëischt. Uit 't Duitsch. 14) Terwijl hij op den vos, het edele rij* paard van zijn vader, in vluggen draf door veld en bosch reed, dacht hij in* gespannen na over datgene wat hij, tot nog toe, over de doodelijke verwon* ding van z'n vader had gehoord; maar hij kwam niet tot een resultaat. Hij kon zich onmogelijk een helder oordeel vormen over de weinige mededeelin* gen, die ten declc ook nog tegenstrij* dig waren, die hij van den ouden Neu* mann en van zijn oom Frühbcrg gekre* gen had: hij moest dus wachten tot hij wat meer van den houtvester had ge* boord. Het oordeel van dezen man moest, in elk geval, beteekenis hebben. Wolfgang stelde groot vertrouwen in hem. zoowel in z'n absolute betrouw: baarheid en waarheidsliefde, als in z'n gezond cn meestal treffend oordeel. Houtvester Knöwe was, even als de meeste hoogere beambten van 't goed, reeds sedert een groot aantal jaren in Brandenbergscben dienst. Hij was de kranigstc beambte van de houtvesterij, in zijn district, in 't uitgebreide gebied van 't groote goed, duldde hij geen ver* keerde dingen. Hij vervolgde, met on* barmhartige gestrengheid, alle wild* en houtdieven, die zoo bang voor hem wa* ren, dat zc er meestal de voorkeur aan gaven, om 't Brandcnbergsche gebied te ontzien, cn hun wandaden in 't na* burigc district van andere, groot*grond* bezitters, van den heer Wulltoeber en den heer von Funk, of wel in de ko* ninklijke houtvesterij uit te voeren. Door de lieden in dep omtrek, werd hij, om z'n strengheid die geen genade kende, gehaat, ja zelfs verafschuwd: geliefd was hij bij niemand, hij had geen enkelen vriend; zijn standgenoo* ten schrikte hij af, door zijn norsch karakter en zijn niets ontziende hard* heid, om nader met hem in contact te komen. Niemand wilde eigenlijk gaar* ne met hem te maken hebben. Sedert dertig jaar leefde hij eenzaam in zijn, door 't bosch omgeven, hout* vesterswoning, als een menschenschu* we oude vrijer, die geen ander belang kende dan dat van zijn dienst. Met de* zen dienst was z'n heelc denken en trachten saamgegroeid. Mij hield veel van 't bosch. en wijdde zich met wcr* kelijk teedere zorgvuldigheid aan den nieuwen aanplant en 't jonge hout. daarentegen deed 't hem iederen keer hevig verdriet, als 'n mooi gedeelte van 't bosch omgehakt moest worden, om te verkoopen, of voor 't gebruik van de glasfabriek te dienen. Slechts na lang tegenstribbelen, ging hij er toe over, om de mooie, oude boomen, z'n lievelingen, voor 't omhakken te mer* ken, en meermalen waren er zelfs har* de woorden tusschen hem en den ouden baron gevallen, als deze een stuk bosch voor 't omhakken bestemd had, dat de houtvester nog wilde behouden. Na elk van die woordenwisselingen, waarbij fle baron lang niet altijd z'n wil kon doorzetten, was de houtvester al* lerslechtst geluimd, en toonde dit ook den baron zonder omwegen. Hij kon dan zoo grof zijn, dat hij zeker z'n be* trekking verloren had, als hij zich niet, door z'n overige bekwaamheden onont* beerlijk had gemaakt. De houtvester Knöwe zat op de bank voor de deur van de houtvesters* woning. Hij zat, voorover gebogen, het hoofd in de handen, en de clbogen op z'n knieën geleund, en staarde somber mijmerend voor zich uit. Van tijd tot tijd, trok hij, uit de korte pijp die hij tusschen z'n tanden had, een dichte rookwolk en blies die uit, dan zat hij echter weer onbeweeglijk, terwijl hij 't gras aan z'n voeten met starre blik* ken bekeek, en zich geheel overgaf aan de sombere gedachten die z'n ziel ge* vangen hielden. Plotseling hief hij 't hoofd op, cr drong een bekend geluid tot hem door, een ruiter naderde in draf 't huis; hoe weinig leven ook de hoeven van 't paard op den zachten, met gras begroei* den weg maakten, had hij 't toch ge* hoord, en toen hij nu, met scherpen blik, den weg afkeek, herkende hij, in den naderenden ruiter, zijn jonge mees* ter, baron von Brandenberg, Over 't, door diepe rimpels doorploegd gezicht van den houtvester, vloog een eigen* aardig grimmig lachje. Hij stond op en rekte z'n gespierde gestalte uit, daarna riep hij een op de kleine binnenplaats achter 't huis, bezig zijnden knecht, met stentorstem toe om 't paard van den intusschen reeds nader komenden ruiter, vast te houden. Hij zelf ging hem tegemoet, maar hij verroerde, toen Wolfgang de teugels aantrok, geen hand om zijn paard even vast te houden: dit liet hij geheel over aan den knecht, die juist nog te rechter tijd kwam aanloopen. Het eenige teeken van hoogachting, dat hij 't voorname bezoek betoonde, bestond uit 't even afnemen van zijn. met een korhaan=veer versierden hoed van groen vilt. Knöwe was nooit een vriend van beleefdheid en gezelschaps* vormen geweest, en ook voor den ouden baron had hij nooit een krommen rug gemaakt, en z'n hoed diep afgenomen, maar zoo weinig vormelijk als hij van* daag Wolfgang begroette, had hij het toch nooit gedaan. „Ik ben blij dat u hier komt, meneer Brandt", zei de houtvester, eer Wolf* gang nog iets had gezegd. „Ik had al gehoord Jat u gisterenavond in Bran* denberg bent aangekomen en zou u daarom vandaag op 't slot hebben be* zocht. Nu kan 'ik me dien tocht bespa'* ren". Wolfgang keek den houtvester ver* wonderd aan. Hij kende hem als een grof man, en had van hem geen beleef* de begroeting, doch wel een woord van deelneming verwacht. „Wilde je me opzoeken?" vroeg Wolfgang, die door die barsche toe* spraak bijna in verlegenheid geraakte, alleen om maar iets te vragen. Je wil* de me zeker mededeelingen doen, wat je over den dood van m'n vader hebt vernomen?" „Neen, wat ik weet, zal ik niet ver* zwijgen; opdringen echter wil ik mijn mecning aan niemand. Ik zou bij u op Brandenberg zijn gekomen, omdat u de erfgenaam van de bezitting bezit, om u te zeggen dat u, zoo gauw mogelijk naar een anderen houtvester Om moet zien. Mijn contract loopt den laatsten Maart af, tot dien dag zal ik moeten blijven, maar langer laat ik me niet vasthouden en als u me eerder vrij wilt laten, zal me dit nog liever zijn". „Knöwe. wat hoor ik daar! Wat be* zielt je? Wil je dc betrekking, die je nu al meer dan dertig jaar hebt bekleed, opgeven? Wil je je cultures, 't mooie jonge hout, waar je zoo aan gehecht bent, verlaten?" „Ja, meneer. Het bosch trekt me niet meer aan. Er wordt maar in geveld, om 't even of 't er rijp voor is of niet; als 't maar geld opbrengt, of de glasfabriek er behoefte aan heeft. En toen ik, Dins dag in den vroegen oéhtend al, 't be* richt ontving van de eene of andere vervloekte vennootschap, dat ze van den heer Brandt von Brandenberg, het bosch van Sabenfeld had gekocht, en mij er verantwoordelijk voor maakte, dat daarin ook geen enkele boom meer omgehakt zou worden, toen was 't met me gedaan! Ik kan u den brief nog laten zien, ik heb 't vod bewaard, beter was 't nog geweest dat ik het in 't vuur had gegooid. Het bosch van Sebenfeld verkocht! Mijn trots, en mooie stuk bosch. Dat kan ik uw va* der nooit vergeven, evenmin in 't le* ven als in den dood! En ik zou nog lan* ger in Brandenberg moeren blijven, als *t Sebenfelder bosch omgehakt wordt? Neen, voor geen geld van de wereld. Ik ga heen. en zoek 'n betrekking in 'n ander land, waar er nog goede bos» schcn zijn. Misschien in Polen. of. voor mijn part, ook in Amerika". (Wordt ,'ervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9