HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
CARtt"s N0LTBE00D
BINNENLAND
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
DONDERDAG 1 JULI 1926
DERDE BLAD
No. 3585
AMSTERDAMSCH STUDENTENLEVEN.
Dan is er nog de Studentenrijvereeni*
ging H. O. R. S., de club voor tennis,
die voor boksen en schermen, (Thor),
voor voetbal (de Schollevers), de AU
penclub, de Schaakvereeniging Philidor,
de Almanak en het Weekblad Propria
Cures. Wel is de opsomming lang. En
zie nu, hoe de teekenaar dat alles bij
elkaar weet uit te teekenen!
Op mijn schrijftafel ligt een boekje
met dezen titel in een fel'rood omslag,
waarop een groote Minervakop is afge*
beeld, waar allerlei kereltjes omheen
dartelen. Universiteit van Amsterdam
staat er verder op te lezen. Wie den*
ken mocht, dat daar binnenin schetsen
of fantasieën over 't studentenleven te
Amsterdam zijn te lezen, zou zich wel
zeer vergissen: het is niet anders dan
een beschrijving van wat het studenten*
leven aanbiedt of liever het Am*
ster.damsch Studentencorps, onder
de zinspreuk Honestum petimus usque.
„Een reclame dus voor het corps?'-
zal men vragen. Inderdaad. Maar het
is onnoodig, dat te zeggen op een toon
van geringschatting. In onzen tijd
wordt er immers niet alleen reclame
gemaakt voor dingen, die men aan den
man wil brengen, maar ook voor tal
van stichtingen, waarop men de aan*
dacht vestigen wil. Oudenvetseh en
onjuist is het, om een gezicht te zetten,
alsof reclame in onzen tijd beteekencn
zou in opgeschrdefde bewoordingen
iets aanbevelen, dat de waarde die de
aankondiger er aan toekent, niet heeft
Zulke reclame bestaat zeer zeker, maar
zij heeft juist daarom gauw afgedaan,
de ware reclame overdrijft niet en liegt
nog veel minder, zij wil alleen in de
drukte van het dagelijksch leveD de
aandacht op het een of ander vestigen
en bevordert daarmee het belang van
wie de reclame maakt en van hen, voor
wie zij gemaakt wordt. Het heeft dus
in dit bijzondere geval volstrekt geen
redelijke beteekenis om te vragen:
„heeft het Amsterdamsch Studenten*
corps dan leden noodig?" alsof dat op
zichzelf een smaad en een schande zou
zijn. Iedere vereeniging, iedere stich*
ting, heeft behoefte aan leden en hoe
meer zij er krijgt, des te beter kan zij
aan haar taak en roeping voldoen.
De vraag is dus maar, wat die taak
en roeping zijn en wanneer die goed
zijn cn de aandacht daarop gevestigd
•word', in een passenden en gepasten
vorm. dan zou ik niet weten, waarom
iemand bezwaar zou kunnen hebben
tegen dat aardige boekje met zijn kleu*
rigen omslag.
Hebben de jonge hoofden, waaruit
dit boekje voortgekomen is, op oude
schouders gestaan? Wie het leest, zou
het bijna veronderstellen. De toon is
uiterst bezadigd. De samenstellers heb*
ben zich blijkbaar willen richten tot
ouders en voogden, die toch al vervuld
zijn van angst en vrees, wanneer hun
zoon of dochter de studie aan de acade»
mie gaat beginnen. Welk een gewei*
dige stap in het jonge leven! Vandaag
nog onder toezicht van directeur, ree*
tor, leeraren, meestal met de ouders
op den achtergrond, morgen losgela*
ten op den wijdemweg der vrije studie,
vaak ver van het ouderlijke huis en
zonder ander toezicht, dan misschien
een algcmcene indruk van professoren,
die toch ook geen tijd hebben over
honderden studenten het kindermeisje
te spelen. Zal mijn zoon, mijn dochter,
de weelde der vrijheid kunnen verdra*
gen? Wie zal hij of zij zoeken om er
vriendschap mee te sluiten? Moeten
ze zich aansluiten bij den grooten kring
van de andere studeerenden? Of liever
blijven in den en gen cirkel van weinige
vertijouwelingen?
„Laat ze bij ons komen", is de strek*
king van het boekje, „wanneer ze in
Amsterdam komen studeeren". Terecht
wijst het geschriftje op de eigenaardige
positie, waarin de Universiteit van
Amsterdam verkeert tegenover dc
„unïversiteitsdorpen", zooals wel wat
oneerbiedig Groningen, Utrecht. Lei*
den en Delft genoemd worden. Amster*
dam blijft wereldstad. „Voor een fos*
siel, zelfstandig vegeteerend studenten*
maatschappijtje is hier geen plaats".
Terecht heet het: „de enkeling en voor*
al de onervarene verdrinkt hier in de
massa". Centrum van handel en ver*
keer, van kunst en wetenschap is Am*
sterdam. Wetenschappelijke instcllin*
gen, bibliotheken, musea, schouwbur*
gen, concertzalen staan hier voor den
student open, een amusementsleven
lokt hem als nergens elders- Er is dus
behoefte aan steun, aan vertrouwbare
gidsen, dc enkeling, de onervarene,
zoekt een milieu waar hij zich thuis
voelt.
En nu volgt een opsomming van wat
het A. S. C., dat vijf en zeventig jaar
oud is, aanbiedt. Er is, weliswaar een
novitiaat, een groentijd van 14 tot 16
dagen en het boekje zou zijn plicht niet
kennen, wanneer £iet niet opkwam te*
gen onware moppen en sterke verhalen
daarover, maar aan den anderen kant
„dat er
gebeurd
loochenen de schrijvers niet,
nooit iets afkeurenswaardigs
is en dat er nooit meer iets te betreu*
ren zal zijn. Overal in een nieuw vak
binnenkomend ondervindt men in den
aanvang meer of minder gereglemen*
teerde onvriendelijkheden: op de beurs,
in den militairen dienst, overal. De
groentijd op zichzelf echter is volstrekt
onmisbaar voor een gezond Corpsleven,
de straffe organisatie van den groen;
tijd, onder leiding van geroutineerde
ouderen, belemmert losbandigheid en
rijbuiterij. Wie zich de voordeden van
het Corpslidmaatschap wil verwerven,
dient zich opofferingen te getroosten:
men krijgt slechts lief wat men met
moeite wint".
Dit is zoo ongeveer het voornaamste
wat ter aanbeveling van den groentijd
wordt gezegd. Mag ik er misschien bij;
voegen, dat deze wandeling door de
cordons een les in bescheidenheid kan
zijn aan jonge menschen, die meenen
de wereld al in hun zak te hebben?
Bovendien: dat de groentijd voor goe*
de opmerkers duidelijk aanwijst bij wie
nien zich 'aansluiten moet en wie men
zal hebben te mijden! Want het ont*
groenen zelf kan nooit verkeerd zijn,
wel zijn er verkeerde ontgroeners.
Treffend illustreert een onbekende
teekenaar den jeugdigen groen aldus.
Hij geeft trouwens meer staaltjes van
zijn humor, als het er op aankomt, de
voordeelen van het lidmaatschap van
het studentenkorps op te sommen. Zie
bijvoorbeeld hoe hij de dispuutgezel:
schappen afbeeldt, tien in getal.
uitvoerige citaat zou ik het er bij kun*
nen laten (want om het boekje is hét
te doen en niet om beschouwingen
daarvan) wanneer de menschenkenner
die het samenstelde, niet ook nog iets
had gezegd over een heel belangrijk
punt. Het geld. De kosten. De duiten.
De contributies zijn niet hoog en er
valt bovendien, zoo discreet mogelijk,
Maar daarmee is natuurlijk alles nog
niet eens genoemd. En zelfs het voor*
naamste niet. Dat is het middelpunt
van verkeer, de Studentensociëteit, in
de wandeling „de kroeg". En dat woord
is nu juist een reden tot angst voor
ouders en voogden. Het klinkt zoo
drankerig. Laat ik dus aan het boekje
de verdediging overlaten.
„Een Studentensociëteit heeft men
terecht genoemd: een vriendschaps*
beurs. Wie zich zelf geeft, wint andc*
ren. Door de uitwisseling van meenin*
gen en gevoelens groeit de onderlinge
verstandhouding. Als elke echte beurs
heeft de Studentensociëteit een mono*
polie*positie. Het is de eenige plaats in
Amsterdam, waar men zich na den stu*
dietijd te midden van studeerenden
kan ophouden. Samenscholingen van
burgers vinden plaats in willekeurige
drankhuizen of danstenten: de student
heeft een honk voor zich alleen. Café's 1
zijn er in de stad te over, er is maar
één „kroeg". Hier is men thuis en weet
men altijd bekenden te treffen. Hier
heeft men zijn vasten kring, zijn dis*
nuut. maar ook daarbuiten vindt ieder
zijn vrienden en studie*makkers. Hoe
zou men elkaar beter of oprechter lee*
ren kennen dan bij 'n knappend haard*
vuur. terwijl men weggedoken in de
luie stoelen zijn gewichtige onbelangrijk
heden nauwgezet behandelt? Waar zou
men meer levenswijsheid opdoen dan
daar, waar zooveel onwijsheden wor*
den voorgedragen? Je zet een boom
op, die veel wind vangt van het cri*
tisch gezelschap. Want vaak krïig je
den wind van voren: op dc kroeg wordt
onbarmhartig de waarheid gezegd. Na
over te praten. Het is dus niet, zooals
de illustrator het aanduidt, alsof de stu*
diosus bezwijkt onder de kosten of
is het zijn pa, die daar wordt afge*
beeld?
Natuurlijk staat er in 't boekje nog
veel meer. Onder anderen over de
meisjes, die wel lid kunnen zijn van
het A. S. C.. maar niet van de kroeg,
en die overigens een eigen plaats van
bijeenkomst hebben.
Ten slotte een woord van onzen
roegeren gemeentesecretaris Mr. Wy*
tema, burgemeester van Rotterdam:
„bet Corps geeft raenschenkennis er
levenswijsheid, twee voor het slagen in
het leven even onmisbare zaken als
wetenschap cn bekwaamheid".
Wie er belang bij heeft voor zijn
zonen en dochteren moet het boekje
maar lezen en voor de anderen kan het
geen kwaad: ik heb zelden een boekje,
dat mij persoonlijk niet aanging, met
grooter genoegen gelezen. Omdat het
zoo bezadigd is. Want om de yaarhrid
te zeggen: er zijn vêel menschen. die
liever niet van studenten en hun op*
treden willen zien en hooren. De eerste*
jaars manieren hebben den groentijd
helaas wel eens overleefd.
J. C. P.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cent* per regeL
iiispuut oEzeiscHfttuw
„die de kern van het A. S. C. vormen",
zegt het boekje. Hij vindt ook een
snaaksche afbeelding van al de ver*
schillende gezelschappen, die in het
Corps bestaan: J. Pz. Sweelinck voor
de muzikalen, de Studenten Tooneel*
vereeniging voor wie op de planken iets
vermogen, de Roeivereeniging Nereus,
de Koninklijke Studentenschietvereen.,
speciaal verbeeld door een figuur, die
doet denken aan Aballino, den grooten
bandiet
dezen cursus in zelfkennis, waarvoor
zich ongevraagd de instructeurs aan*
bieden, kan men door eigen*studie de
onontbeerlijke menschenkennis ver*
werven! N. I. A. is evenwel geen op*
zettelijk paedagogische inrichting, dat
is een gelukkige bijkomstigheid, het
wil in hoofdzaak „gezelligheids*ver*
eeniging" zijn.
N. I. A. beduidt Nos Jungit Amicitia,
de vriendschap vereenigt ons. Na dit
DE ELECTRISCHE SPOOR-
WEGVERBINDING DEN
HAAG—ROTTERDAM.
VRAGEN OVER HET MATERIAAL.
Het Tweede Kamerlid Duys heeft den
minister van Waterstaat de volgende
vragen gesteld:
Is het den minister bekend, dat reeds
sedert geruimen tijd onder het reizend
publiek, dat vaak gebruik maakt van de
electrische spoorwegverbinding Den
Haag—Rotterdam (Hofplein), ongerust
heid bestaat omtrent de vraag of het
onlangs in gebruik genomen nieuwe wa
gen-materiaal wel voldoet aan de
maximum-eischen van veiligheid, die
daaraan mogen worden gesteld?
Is de minister bereid een ernstig on
derzoek in te stellen, of inderdaad dit
nieuwe materiaal niet de oorzaak is van
de reeds een paar maal plaats gehad
hebbende ongelukken, ten einde daar
na de verzekering te kunnen geven, dat,
ook naar zijn oordeel, dit materiaal, ook
bij de verhoogde snelheid waarmede ge
reden wordt, met het oog op de veilig
heid van het publiek voldoet aan wat bij
den huldigen stand der techniek daaraan
als eischen mogen worden gesteld?
Bestaat het voornemen dit zelfde ma
teriaal straks in dienst te nemen ook op
de lijn RotterdamDen Haag—Amster
dam?
Zoo ja, acht de minister ook dit met
het oog op de veiligheid van het publiek
verantwoord?
AFSCHAFFING VAN ALCOHOL,
HOUDENDE DRANKEN.
Op 2 Augustus houdt de Ned. Ver*
ee>nii'gi'nig tot afschaffing van Alcohol*
houdende dranken in het Jaarbeursge;
bouw te Utrecht haar 91e algemeene
vergadering.
De beschrijving brief bevat o.m. een
motie van het hoofdbestuur, waarin de
hoop wordt uitgesproken, dat dc Re*
geering het TantsoenineeringssLcIsel dor
Staatscommissiev. d. Lande niet tot
wet zal verheffen. Tevens een voorstel
om in stemming te betuigen met een
verlaging van den accijns op gedistil*
leerd.
Het hoofdbestuurslid prof. R. Casi*
mir zal een inleiding houden over het
onderwerp „Toestand en toekomst on*
zer N.V."
DE OUDE TRUC.
Iemand te Rotterdam, die zich gros*
sier in meubelen noemde vroeg per
advertentie reizigers onder zeer aanlok
kelijke condities.
Wanneer de belanghebbenden zich
bij hem kwamen aanmelden, dan vroeg
dc „grossier" een borgstorting van
f 100, soms zelfs van f 200. Er zijD een
paar reizigers zoo argeloos geweest,
op de condities van den oplichter in te
gaan. Was het geld eenmaal gestort,
dan hoorden zij nooit meer iets om*
trent de betrekking. Een viertal slacht*
offers, hebben bij de politie aangifte
gedaan dat zij gezamenlijk voor f 500
zijn opgelicht.
HET .AANGESPOELDE LIJK.
Het lijk, dat Vrijdag 11. bij de Koog
op Texel is aangespoeld, is gebleken te
zijn van den heer Anna Klein, die 28
November bij de bftuchte Terscihel*
lingramp om het leven is gekomen.
DE EERSTE KAMER
VERKIEZINGEN.
DE DATUM DER STEMMING.
Naar de Maasbode verneemt is de
stemming voor de verkiezing van leden
van de Eerste Kamer der Staten Gene*
raai bepaald op Vrijdag 30 Juli a.s.
DE LACHENDE CAVALIER
GEDANE VERKLARINGEN.
HET VOORLOOPIG ONDER
ZOEK BLIJFT EENIGEN TIJD
RUSTEN.
Engelsche sportslieden erkennen, dat
zij hun taaiheid en uilhoudingsver-
mogen te danken hebben aan het
dagelijksch gebruik van 10
DE DUITSCHE TERUG
TOCHT IN 1918.
HADDEN DE ENGELSCHEN
ONZE NEUTRALITEIT
WILLEN SCHENDEN?
Berlijnsche correspondent van
Tel. schrijf:
De onderzoeking ^commissie van den
Duitschen Rijksdag over de oorzaken van
de nederlaag in 1913 heeff verschillende
ziftingen gehouden.
Generaal Van Kulil betoogde, dat. tijdens
den terugtocht in -1918 op de Maaslirrié
■an de Duitsehe agenten berichten bin-
nenkwamen, dat de Engelsohen een lan
ding in Nederland wilden doen. De „Oher-
ste Heeresleitung" moest daarmede reke
ning houden. De uitval .van de Duitsehe
■loot zou haar ale otfltlastimg van het front
in hooge mate welkom zijn geweekt.
opmerkingen lokten een debat uit
over de vraag, of de Engelsohen in dit
tadium van den oorlog de Nederlamdsche
neutraliteit geschonden zouden hebben.
Von Kuhl's uiteenzettingen werden in hot
bijzonder bestreden door den democrati-
■hen afgevaardigde Bergstrasser, die op
den concentrischen aanval door maar
schalk Foch op Lotharingen weet.
DE VERDWENEN DEUR-
WAARDER TE SITTARD.
NOG GEEN SPOÖR
GEVONDEN.
Het Hbld. verneemt dat bet voorloopie
onderzoek, door den rechter-èommï?saris
mr. B. de Gaaij Fortman, ingesteld, naa-r
aanleiding van de klacht wegens poging tot
oplichting tegen den schilder-restaurateur
Van Wijngaarden en den ingenieur De
Haas. door den heer Mensing, van de
firma Fred. 'Muller Co., ingediend, we
gens vacaniie van den R. C., gedurende
eenigen tijd zal blijven rusten.
Tot nu toe zijn in deze zaak. behalve de
beschuldigden gehoord de heer Mensing
en eenigen van diens personeel; voorts de
heeren dr. Hofstede de Groot en iLolkes De
Beer uit Den Haag.
Aangaande'hun verklaringen deelt het
blad nog mede:
De heer Meusing heeft verklaard. n3dat
hij de door hem van den heer De Haas
gekochte Frans Hals eenige dagen in huis
had, de valschheid te hebben ontdekt.
Diens mededeeling, dat ingenieur De Haas
bij de aanbieding, toen naar de herkomst
werd gevraagd, zei .dat het «tuk afkom
stig was vau een oude familie die •.os
méér kostbare oude doeken bezat, werd
door den aanbieder niet ontkend. Deze
verklaarde tegen provisie den verkoop van
den heer Van Wijngaarden te hebben over
genomen omdat deze, koopman zijnde, de
veilimg-Onnes vain Neyenrode bij Fred
Muller Co., niet mocht aanvullen. Daar
door kon ook de juiste herkomst niet wor.
den opgegeven en is door H. van een oude
familie gesproken, wijl enkel aanvulling
van de veiling met familiestukken werd
toegelaten.
De heer Van Wijngaarden ontkende bij
zijn verhoor met groote beslistheid, aan het
doek te hebben geschilderd. De verspreide
bewering dat hij het stuk vervaardigde,
daarbij eigen conterfeitsel als model ne
mende noemde hij een lasterlijke aantij
ging-
Getut gé Lolkes de Beer die. volgens loo
pende geruchten, aan bovenbesrreden be
wering niet onschuldig was. hij zou in het
voor de Haagsche rechtbank gevoerde ci
viele proces hebben verklaard dat hij den
heer Van Wijngaarden, op diens atelier het
betwiste stuk zag schilderen, kwam verkla.
ren, zulks nimmer ie hebben beweerd. .Wel
heeft hij den heer Van Wijngaarden
ken op diens atelier bezocht; hij trof hem
daar aan, bezig aan een doek. Dc gbhilder-
restaurateur keek dan herhaaldelijk èn In
eei>. voor hem geplaatsten spiegel, èn
het in bet^erkiug zijnde stuk.
Getuige heeft daarna geconcludeerd
de heer Van Wijngaarden op die manier
het doek in quaestie fabriceerde; doch per
tinent verklaren dat de heer v.
dééd, kon de heer L. de B. niet.
Dr. Hofstede de Groot zei den rechter
commissaris, naar beste weten een certifi
'caat van echtheid te hebben verstrekt, hij
hield de echtheid «taande en had, ten einde
te doen zien bij zijn opinie te blijven, het
stuk voor een belangrijke som, alhoewel
vèr beneden de vijftig duizend guldein, den
prijs die de heer Mensiing er voor betaalde,
gekocht.
onderzoek naar den heer J. H Hofl.
ien. deurwaarder der gemeente belauinzen
Gittard, die sinds Dinsdag 22 Mei ver
dwenen is, wordt door de politie nog steeds
ijverig voortgezet.
Het onderzoek heeft zich niet «Heen uit.
gestrekt tot Heerlen, vau waar hij een te
legram zond aan zijn echtgenooie. mel
dende. dat hij eerst Dinsdagavond met den
laavsieu trein zou huiswaarts keeren. doch
werd ook voortgezet :n Aken, Maastricht,
Her =en en Kevelaer.
De politie is er echter tot heden, on.
danks alle nasporingen, niet in geslaagd
ook maar een spoor te ontdekken, dat tot
zijn tegenwoordige verblijfplaats kan lei-
den.
Door eenige personen was aan de poli-
tie medegedeeld dat men den heer Houten
Woensdag en Donderdag nog te Heerlem
had' gezien, doch na een zeer nauwkeurig
onderzoek, kwam de politie tot de conclu
sie, dat deze mededeelingen niet op waar
heid berustten.
Men neemt aan, dat den heer H., di«
sinds 1920 als deurwaarder bij de gemeente
belastingen werkzaam was, een ongeluk
overkomen is.
De heer H. stond bij zijn superieuren
goed aangeschreven. Ook in de stad waa
hij algemeen gezien wegens zijn sympa
thiek optreden.
SCHOLEN VOOR U- L. O.
„VOLKSONDERWIJS" WIL
OPENBARE EN BIJZONDERE.
De Vereeniging „Volksonderwijs" beeft
aan de koningin een adres gezonden, waar.
in zij er op wijst, dat de Wet op het Lager
Onderwijs 1920 gemeentebesturen verplicht
oor de voorstanders van het bijzonder on.
derwijs scholen voor uitgebreid lager on
derwijs te stichten en te onderhouden voor
respectievelijk 24, 36. <3 en 60 leerlingen,
naar de betrokken gemeenten minder dan.
25.000, 50.000. 100.000 en meer inwoners tel
len, als dit gevraagd wordt, terwijl een
dergelijke verplichting ten aanzien van het
openbaar lager onderwijs bij de wet niet
bestaat.
Daar het de bedoeling van -den wetge
ver niet kan zijn geweest, het openbaar on
derwijs im dezen achter te stellen bij heS
bijzonder, :n dezelfde wet, waarin van het
juiste inzicht in de beteekenis van het al
gemeen karakter vam het openbaar onder
wijs blijk :s gegeven door de bepaling, dat,
indien in een gemeente voor 12 of meer
leerplichtige leerlingen openbaar lager cm,
derwijs wordt gevraagd, aan dien wensch
moet worden voldaan, verzoekt adressant,
dat voor het m'mst gemeentebesturen
worden verplicht een openbare school voor
Uitgebreid Lager Onderwijs te srichten,
indien daarvoor een aantal leerlingen
wordt opgegeven, als voor het oprichten
van een bij zoordere school van deze soort
volgens de bepalingen van Art. 73, eerste
lid onder a. der lager onderwijswet 1920
wordt geëischt.
Uit 't Duitsch.
14)
Terwijl hij op den vos, het edele rij*
paard van zijn vader, in vluggen draf
door veld en bosch reed, dacht hij in*
gespannen na over datgene wat hij, tot
nog toe, over de doodelijke verwon*
ding van z'n vader had gehoord; maar
hij kwam niet tot een resultaat. Hij kon
zich onmogelijk een helder oordeel
vormen over de weinige mededeelin*
gen, die ten declc ook nog tegenstrij*
dig waren, die hij van den ouden Neu*
mann en van zijn oom Frühbcrg gekre*
gen had: hij moest dus wachten tot hij
wat meer van den houtvester had ge*
boord. Het oordeel van dezen man
moest, in elk geval, beteekenis hebben.
Wolfgang stelde groot vertrouwen in
hem. zoowel in z'n absolute betrouw:
baarheid en waarheidsliefde, als in z'n
gezond cn meestal treffend oordeel.
Houtvester Knöwe was, even als de
meeste hoogere beambten van 't goed,
reeds sedert een groot aantal jaren in
Brandenbergscben dienst. Hij was de
kranigstc beambte van de houtvesterij,
in zijn district, in 't uitgebreide gebied
van 't groote goed, duldde hij geen ver*
keerde dingen. Hij vervolgde, met on*
barmhartige gestrengheid, alle wild* en
houtdieven, die zoo bang voor hem wa*
ren, dat zc er meestal de voorkeur aan
gaven, om 't Brandcnbergsche gebied
te ontzien, cn hun wandaden in 't na*
burigc district van andere, groot*grond*
bezitters, van den heer Wulltoeber en
den heer von Funk, of wel in de ko*
ninklijke houtvesterij uit te voeren.
Door de lieden in dep omtrek, werd
hij, om z'n strengheid die geen genade
kende, gehaat, ja zelfs verafschuwd:
geliefd was hij bij niemand, hij had
geen enkelen vriend; zijn standgenoo*
ten schrikte hij af, door zijn norsch
karakter en zijn niets ontziende hard*
heid, om nader met hem in contact te
komen. Niemand wilde eigenlijk gaar*
ne met hem te maken hebben.
Sedert dertig jaar leefde hij eenzaam
in zijn, door 't bosch omgeven, hout*
vesterswoning, als een menschenschu*
we oude vrijer, die geen ander belang
kende dan dat van zijn dienst. Met de*
zen dienst was z'n heelc denken en
trachten saamgegroeid. Mij hield veel
van 't bosch. en wijdde zich met wcr*
kelijk teedere zorgvuldigheid aan den
nieuwen aanplant en 't jonge hout.
daarentegen deed 't hem iederen keer
hevig verdriet, als 'n mooi gedeelte
van 't bosch omgehakt moest worden,
om te verkoopen, of voor 't gebruik
van de glasfabriek te dienen. Slechts
na lang tegenstribbelen, ging hij er toe
over, om de mooie, oude boomen, z'n
lievelingen, voor 't omhakken te mer*
ken, en meermalen waren er zelfs har*
de woorden tusschen hem en den ouden
baron gevallen, als deze een stuk bosch
voor 't omhakken bestemd had, dat de
houtvester nog wilde behouden.
Na elk van die woordenwisselingen,
waarbij fle baron lang niet altijd z'n wil
kon doorzetten, was de houtvester al*
lerslechtst geluimd, en toonde dit ook
den baron zonder omwegen. Hij kon
dan zoo grof zijn, dat hij zeker z'n be*
trekking verloren had, als hij zich niet,
door z'n overige bekwaamheden onont*
beerlijk had gemaakt.
De houtvester Knöwe zat op de
bank voor de deur van de houtvesters*
woning. Hij zat, voorover gebogen, het
hoofd in de handen, en de clbogen op
z'n knieën geleund, en staarde somber
mijmerend voor zich uit. Van tijd tot
tijd, trok hij, uit de korte pijp die hij
tusschen z'n tanden had, een dichte
rookwolk en blies die uit, dan zat hij
echter weer onbeweeglijk, terwijl hij
't gras aan z'n voeten met starre blik*
ken bekeek, en zich geheel overgaf aan
de sombere gedachten die z'n ziel ge*
vangen hielden.
Plotseling hief hij 't hoofd op, cr
drong een bekend geluid tot hem door,
een ruiter naderde in draf 't huis; hoe
weinig leven ook de hoeven van 't
paard op den zachten, met gras begroei*
den weg maakten, had hij 't toch ge*
hoord, en toen hij nu, met scherpen
blik, den weg afkeek, herkende hij, in
den naderenden ruiter, zijn jonge mees*
ter, baron von Brandenberg, Over 't,
door diepe rimpels doorploegd gezicht
van den houtvester, vloog een eigen*
aardig grimmig lachje. Hij stond op en
rekte z'n gespierde gestalte uit, daarna
riep hij een op de kleine binnenplaats
achter 't huis, bezig zijnden knecht,
met stentorstem toe om 't paard van
den intusschen reeds nader komenden
ruiter, vast te houden. Hij zelf ging
hem tegemoet, maar hij verroerde,
toen Wolfgang de teugels aantrok,
geen hand om zijn paard even vast te
houden: dit liet hij geheel over aan
den knecht, die juist nog te rechter tijd
kwam aanloopen.
Het eenige teeken van hoogachting,
dat hij 't voorname bezoek betoonde,
bestond uit 't even afnemen van zijn.
met een korhaan=veer versierden hoed
van groen vilt. Knöwe was nooit een
vriend van beleefdheid en gezelschaps*
vormen geweest, en ook voor den ouden
baron had hij nooit een krommen rug
gemaakt, en z'n hoed diep afgenomen,
maar zoo weinig vormelijk als hij van*
daag Wolfgang begroette, had hij het
toch nooit gedaan.
„Ik ben blij dat u hier komt, meneer
Brandt", zei de houtvester, eer Wolf*
gang nog iets had gezegd. „Ik had al
gehoord Jat u gisterenavond in Bran*
denberg bent aangekomen en zou u
daarom vandaag op 't slot hebben be*
zocht. Nu kan 'ik me dien tocht bespa'*
ren".
Wolfgang keek den houtvester ver*
wonderd aan. Hij kende hem als een
grof man, en had van hem geen beleef*
de begroeting, doch wel een woord
van deelneming verwacht.
„Wilde je me opzoeken?" vroeg
Wolfgang, die door die barsche toe*
spraak bijna in verlegenheid geraakte,
alleen om maar iets te vragen. Je wil*
de me zeker mededeelingen doen, wat
je over den dood van m'n vader hebt
vernomen?"
„Neen, wat ik weet, zal ik niet ver*
zwijgen; opdringen echter wil ik mijn
mecning aan niemand. Ik zou bij u op
Brandenberg zijn gekomen, omdat u de
erfgenaam van de bezitting bezit, om
u te zeggen dat u, zoo gauw mogelijk
naar een anderen houtvester Om moet
zien. Mijn contract loopt den laatsten
Maart af, tot dien dag zal ik moeten
blijven, maar langer laat ik me niet
vasthouden en als u me eerder vrij
wilt laten, zal me dit nog liever zijn".
„Knöwe. wat hoor ik daar! Wat be*
zielt je? Wil je dc betrekking, die je nu
al meer dan dertig jaar hebt bekleed,
opgeven? Wil je je cultures, 't mooie
jonge hout, waar je zoo aan gehecht
bent, verlaten?"
„Ja, meneer. Het bosch trekt me niet
meer aan. Er wordt maar in geveld, om
't even of 't er rijp voor is of niet; als
't maar geld opbrengt, of de glasfabriek
er behoefte aan heeft. En toen ik, Dins
dag in den vroegen oéhtend al, 't be*
richt ontving van de eene of andere
vervloekte vennootschap, dat ze van
den heer Brandt von Brandenberg, het
bosch van Sabenfeld had gekocht, en
mij er verantwoordelijk voor maakte,
dat daarin ook geen enkele boom
meer omgehakt zou worden, toen was
't met me gedaan! Ik kan u den brief
nog laten zien, ik heb 't vod bewaard,
beter was 't nog geweest dat ik het in
't vuur had gegooid. Het bosch van
Sebenfeld verkocht! Mijn trots, en
mooie stuk bosch. Dat kan ik uw va*
der nooit vergeven, evenmin in 't le*
ven als in den dood! En ik zou nog lan*
ger in Brandenberg moeren blijven, als
*t Sebenfelder bosch omgehakt wordt?
Neen, voor geen geld van de wereld.
Ik ga heen. en zoek 'n betrekking in
'n ander land, waar er nog goede bos»
schcn zijn. Misschien in Polen. of. voor
mijn part, ook in Amerika".
(Wordt ,'ervolgd)