HAARLEM'S DAGBLAD UIT DE NATUUR FLITSEN INSTANTANÉS, KOLONIëN VERZEKERINGEN C. SLIKKER FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT ZATERDAG 24 JULI 1926 DERDE BLAD JULI IN ZUID-LIMBURG. Een enkelen keer was ik in Augustus in dit plantcn»paradijs geweest, ge* woonlijk altijd met Pinksteren. 'Ik vond ditmaal verschillende plan» ten die ik vroeger nooit gezien had, omdat ze juist in Juli 'bloeien. Zoo het prachtige Rapunzcl klokje (Cam» panula Rapunculus), een tweejarige soort, die ook langs den IJ-ssel groeit, en die ongeveer tweemaal zoo hoog wordt als het grasklokje - van de Vehrwe. Maar alles tezamen genomen, geef ik toch aan de Pinksterdagen of aan de eerste helft van Juni de voorkeur. We moeten niet vergeten dat Zuid» Limburg het klimaat heeft van Mid» den#Europa', dat de zon er veel sterker de hellingen verwarmt en dat de plan» ten er minstens veertie^ dagen eerder bloeien dan in onze omgeving. Zoo waren de meeste orohideëen, waaraan Zuid»Ltaiburg zoo rijk is, uitgebloeid. Maar wat we te zien kregen (en wat anders met Pinkster nog niet in bloei is) was een weelde van hooge en halfhooge soorten van Toorts, Ko» renbloem e.d., van die soorten, die je in onze provincie zelden of nooit te zien krijgt. Wc vonden drie verschil» lende Toortsen, de Stalkaars, met groote gele bloemen aan meer dan mans»ihooge stengels, de Melige Toorts met witte bloemen en de zwarte Toorts met gele bloemen met lila meeldraden. De eerste twee vonden we op het puin van de afgravingen van den St. Pietersberg, de laatste vonden we in groot aantal bij Valkenburg. De Korenblocm»soort, die opviel door rijken bloei, was de Centaurea Scabiosa, met paarse bloemen, die zoo ongeveer het midden houden tusschen de Wammesknoop, ook al een Cen» taurea en de gewone Korenbloem, die bij duizenden in de akkers stond, zoo» dat sommige plekken er blauw van za» gen. Andere akkers waren weer rood van de klaprozen. Dat is juist het aardige van Limburg. De landbouw is er niet zoo intensief of er staan massa's onkruiden in 't bouwland. Het hooi wordt er laat ge» maaid zoodat de meeste weidcplanten zich flink kunnen ontwikkelen. De bo» dem is uit zichzelf tamelijk vrucht» baar, mest en kunstmest kan niet zoo gemakkelijk over hoog en laag worden aangevoerd en zal dus niet zooveel toegediend worden als in onze Haarlemmermeer bijvoorbeeld. Het ge» was staat dus nogal „ruim" en de wilde planten profiteeren ervan. Ik zal den lezer niet vermoeien met cen dagboek van ons vijfdaagsch ver» blij:f. „Ons" wil zeggen, schrijver dezes met eèn viertal jonge natuur» liefhebbers van 15 tot '18 jaar, van die gelukkige menschen d;e ondanks hun tijd* aan natuuurstudic besteed, toch door 'hun overgangs» en eindexamens en tentamens gerold waren en den eersten werkdag daarna al met tent en fiets uit verschillende plaatsen van ons land naar de bekende kampeer» pflaats op het oude fort St. Picter ge» trokken waren. Dat is wel de merk» waardigste kampeerplaats die ik ken; eerst langs een hollen weg naar het fort, daarna een begroeting van den boer, die tegelijk bewaker en gids is in de onderaardsche gangen. Daarna een poortje door cn een donkere gang door cen trap op en ja. dan is er weer wat licht en aan het einde van de trap begint een sappig weitje. Daar wordt het' gras voor Pinksteren ge» maaid met het oog op de kampeer» ders die hier voor cen dubbeltje de man per dag, hun tenten mogen op» slaan. En va.i dit Weitje af hebben we een prachtig uitzicht op de stad Maastrict (vooral avonds) en we zien zelfs verder, tot de hooge schoorsteencn van de mijnen bij Sittard Die van Heerlen zijn aar: het oog onttrokken door de heuvels - an Houthem en Ubachsberg waar we later naar toe zullen gaan. Het heeft geen zin meer veel over de St. Pietersberg-vernieling te schrij» \cn. H uitgraven «nat zijn gang en de mooistplekjes zijn al onder het bereik van de explosie s of van dc electrische boren, die largzaam inaar zeker den heclen berg tot puin verwerken. Nog altijd heeft de regecring niet ingegre» pen en neg altijd 'j er geen wet die dit en dergelijk vandalisme verbiedt. We nebben genoten van de vele gave hcllinger. op den Belgischcp St. Pictcrs» berg, een uurtje verder naar het Zui» den. We vonden er de Zonneroosjes, de bruinroode Wespenorchis, dc Eng» bloem, de witte Scdum en dc .Gaman» der bij massa's. Ook daar wordt gegra» ven maar wettelijke bepalingen houden het graven daar binnen zekere perken. Onze tweede kampplaats feg in het Geuldal, onder hooge Canaaa»pOpulie» ren en tusschen massa's gele Zink» Viooltjes en Silenen. Ook daar weer een flora zooals je die nergens behalve hier in ons land aantreft. Het Geul» water be- at in zijn bovenloop wat zink, dat bij overstroomingen in de weiden komt. Dc plantengroei is, daardoor een heel bijzondere en een prachtig, rijk» bloeiend geel Viooltje is wel de meest opvallonce vertegenwoordiger van dc zink»flora. Ik weet niet waarom ik het liefst kampeer daar bij Epen. Of het is om» dat de boer op wiens land ik zat zoo'n echte, „-.schikte gastvrije Limburger is, of omdat het er zoo rustig en stil is of om den mooien plantengroei. Zonder die Limburgschc gastvrijheid eri gulheid zouden onze tochten daar niet iialf zoo mooi zijn. Je beschouwt al die hoeren, waar je al eens eerder gekampeerd hebt, als je goede kennis» sen en omgekeerd. Je kent soms nog de namen van de kinderen, je weet pre» cies wie er kersen heeft, welke vrouw er goede Limburgsche vlaaien kan bak» ken cn wie er mooie Mistletoe in zijn appels of populieren heeft. Er worden foto's gemaakt en opgestuuj^l, het mankeert er alleen nog maar aan dat je elkaar met Nieuwjaar schrijft. Als ac eerste informaties hoe het gaat sinds verleden jaar achter den rug zijn wijst de boer een plek, waar gemaaid is en nog geen vee loopt. Het vee toch zou de lijnen van de tenten maar stukmaken. Hij wijst de brug, die nu op ecu andere plek ligt, daar l met het hooge water van cen maand gele» den van de oude plek weggeslagen is. Ze ligt nu zoo dicht tusschen de strui» ken dat :k haar niet had kunnen vin» den en eerst door de Geul moest om de juiste plek te weten te komen. Mijn tochtgcnooten wachtten zoolang aan de overzij met de fietsen cn rugzakken. De jongens hadden al gehoopt met de fietsen op den rug door het water te moeten maar het water stroomde zoo snel dat ik zelf onbepakt nauwelijks op de heep kon blijven en ik was blij dat de brug er nog was. Den laatsten dag van mijn verblijf (mijn tochtgenooten bleven langer, som» migen zlfs twee maanden) gingen we op de fiets over Mechelen, Wijlree naar Ubachsberg en verder naar Heer» len. Daar ergens ligt een berg (of be» ter een. reeks 'hellingen) waar de zcld» zam? Poppen=Orchis (Aceras anthropo» phora) in ruim 200 exemplaren groeit, verder groeit er de Muggen»Orohis. de Hcrminium van onze duinen, de VIie» gen»0 chis cn vroeger ook nog de Bijen»Orr,his. De groeiplaats van deze laatste was geploegd en bouwland geworden. De lezer kan zich nJet voorstellen hoe we genoten toen we merkten dat er zeker duizend Hcrminiums in vollen bloei stonden en één van ons een prach» tig exemplaar vond van de Bijen»Or» chis, cen prachtige bloem, die veel lijkt op een hommel of bij. Er stond nog veel meer moois, als Parnassia, Gentianen. Het leek wel of we in een duinvallei waren in plaats van op een helling in ZuidsLirnburg. De Poppen»Orchis stond er ook maar de koticn hadden de planten al gedcel» telü'c verorberd Als nieuwtje von» den we nog een distel met de paarse bloem, plat op den bodem, de Aard» Distel Arsium acaule). Er werden diverse foto's genomen, er werden vergelijkingen gemaakt met andere groeiplaatsen van Herminium in de duinen en we kwamen tot de conclusie dat, nadat de mooiste groei» plaatsen in de duinstreek zoo achteruit» gegaan waren, deze wel de mooiste van ons land zijn. Dicht bij deze plek liegen enkele mergelgroeven, 't Is maar te hopen dat deze niet al te economisch zullen blij» ken te werken. Maar misschien zijn we over eenige jaren wel zoover dat al deze planten»eldorado's of enkele van de mooiste tot staats*natuurmonument verklaard zijn en vernieling maar niet zonder meer toegelaten zal worden. Dc hoop is nochtans niet vervlogen", zei van Eden, de schrijver van „Onkruid"' cn we kunnen het hem nazeggen. C..SIPKES. DE MAN IN DE PYAMA. Ik u-iet, 'dat hij een reis met de ieis- vereeniging naar Zwitserland had ge maakt en toen ik hem onlangs toeval lig in Den Haag ontmoette, vroeg ik' hem, hoe de reis hem was bevallen. Hij keek mij wantrouwend aan en het klonk bijna af; 'n snauw, toen hij zeide: „Weet jij 't du6 ook al?" „Wat bedoel je?" vroeg ik. „Van die pyama?" ,,'n Pyama Hij zag aan mijn verwonderd gezicht dat ik nog geheel onwetend was en abso luut argeloos naar zijn reis had geinfor. meerd. „Neen, ik -dacht misschien, dat je Plots 'hield hij op en lachte: „Och, je hoort het tóch" op .een of ande. ren dag. Dan zal ik het je liever zelf maar vertellen, 't Is me 'n geschiedenis ge weest! Die reis naar Holland zal mij heugen I" „Vertel op!" zeg ik. „Onze reis in Zwitserland was prach tig, maar mijn reis terug! Ill 't Was 'n nachtmerrie gelijk I" Het begon mij geweldig te int6resseeren „Je weet-, dat wij uit Bazel 's avonds met een nachttrein terug zouden reizen. Wij zaten met ons achten iin 'n coupé! 't Was vreeselijk warm en daarom had ik mij net als .de anderen uitgekleed en mij lekker luchtig in nachttoilet gestoken Wij waren allen heeren onder elkaar en het hinderde dus nietsl Maar van slapen kwam niemendal. Mijn buurman zat maar al te draaien en als ik eens even ïntukte, duwde hij mij met zijn 6cherpe «Üebo gen wakker. Het was 's nacht om een uur of één, dat ik in wanhoop uit de benauwde coupé stap, om wat lucht te happen, in den cor ridor. Wij stoppen aan een klein station en ik zie, dat uit den wagen naast den onze ui heel gezelschap van wel 14 man uit. stapt. En nieuwe passagiers komen er n:et in. Een gezelschap van 14 er uit en geen ertkele "nieuwe passagier er bij. ''•at beteekande dus, dat er minstens twee ccupé's leeg waren gekomen. Zoodra de trein weer in beweging was, ga ik op on derzoek uit in den anderen wagen en ja wel, daar waren twee compartimen ten geheel onbezet. Nu je begrijpt wel, ik bedacht mij geen oogenblik. Niemand gaat naar een volle coupe, waarin je je nauwe lijks bewegen kunt, terug, a!s je 'n heel leege voor je ziet. Ik doe het licht uit, ga lekker lang uit op de bank liggen en nog geen vijf minuten later slaap ik al als 'ui os! Hoe lang ik zoo gelegen heb, ik zou het je niet kun.nen zeggenIk sliep dood moe als ik was door alles heen. Of wij over 'n wissel ylogen, door 'n tunnel heenschoten of daverend over 'n brug rol den, of wij stopten of doorreden, ik merkte niets; ik sliep maar en droomde al maar door. Totdat ik eindelijk het was al licht door een ruk aan mijn arm wak. ker werd. „MonsieurI Monsieur!" Ik zit op eens recht en kijk, 'n beetje verbaasd, om mij heen. Het is een con ducteur, die voor mij'staat. „He? Wat is er?" vraag ik, nog half' slapend. „U moet er uit! De trein gaat niet ver der!" zegt de man. „Waar zijn we dan?" informeerde ik. Hij noemde een naam, dien i'k nog nooit van mijn leven gehoord had. „Zijn we dan aan de grens?" vraag ik weer. Nu keek de andere mij verbaasd aan. „De grens?" „Ja!" Dit is toch de trein naar Hol land „Naar Holland?" Opeens begint de veni te lachen en roept: „Maar, meneer, je bent b'er teen weer noemt hij die plaats met den naam, waarvan ik nog nooit gehoord heb. Ik sta tegelijk recht op m'n voeten. „En waar zijn de anderen?" vraag ik verschrikt. „Welke anderen „Wel, het gezel-chap Hollanders, waar mee ik op reis ben!" Toen begreep de conducteur het blijk baar geheel en al en hij zei: „Moet u naar Holland, meneer? Maar dan had u in den anderen wagen moeten zitten, die in Melz is afgehaak:!" „Wat zeg je?" nep ik. „Natuurlijk, meneer! D zit in het Fran, scha gedeelte van den trein. Wij gaan hier niet verder!" In wanhoop kijk ik naar mijn costuum m'n pyama met toebehooren. „Maar wat moet ik dan doen?" riep ik „Over vijf minuten gaat er 'n trein naar Brussel. Die kunt u nog juist halen, als u zich gauw aankleedt!" ant woordt de conducteur. „Mij aankleeden? Maar, man, m'n ba gage zit in dien anderen trein!" schreeuw ik in wanhoop. „Dat is erger, mijnheer!" lachte de vent. Ja waarachtig, hij lachte. „Ik kan zoo toch niet, in m'n naoht- toilet, zoo in pyjama..." en ik bezie mij zelf eens van boven tot onderen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 648 VACANTIELHCTUUR Jantje wil naar de Kaag (zeilen, visschen, zwemmen) Betsy stemt voor Scheveningen (dansen' dansen, dansen) Moeder wil naar de bosrehen (rusten, breien, wandelen) Kees wil naar dezelfde plaats waar Bob Kommer heengaat en vader - maar wat doet het ertoe wat vader wil. (Nadruk verboden) „Tja, als u uw bagage niet hebt!" Maar op eens bedacht ik mij, dat ik die avond in Den Haag imoest zijn. Ik had een conferentie, waar ik onmogelijk gemÏ6t kon worden, waar ik zeker ver acht werd. „Ik moet 'beslist naar Brussel, dade lijk!" riep ik. „Dam zult u zioh moeten haasten, mijn heer. De trein vertrekt over twee minuten Hij staat hier aan den overkant van het perron Even keek ik maar het vrij volle per. ron. Er stonden verscheidene heeren en eenige dames. Die laatste hielden mij te gen. Ik kan zoo toch niet, in pyjama!!! Ik zag, dat ze de portieren van den trein dichtgooiden. Toen mam ik een wan hoopsbesluit. ilk sprong uit m'n coupé en holde op m'n eloffen naar den overkant. Wil je wel gelooven, het was, of ik im 'n afgrond gesprongen was, of ik in 'm nachtmerrie daar voortrende. Ik hoorde de imenschen aohter mij roepen, 'n dame kreeg gewoon lachstuïpen! En ik? Ik holde imaar door in m'n pyjama, tot ik een mog open coupé zag. Ik sprong erin. het portier wordt achter mij dichtgesla gen. „Mai no! Mai no!" 'hoorde ik 'n dame verschrikt roepen. Daar stond ik midden in 'n coupé, tus schen vijf heeren en twee dames 1 „Mes dames! Messieurs! Excusez loi I" stotterde ik. Het heele gezelschap proest het uit; de dames hebben lachsnikjes. Ik probeer 'n erklartag .te geven van de zonderlinge iiuatie, waarin ik verkeer, maar het blijkt een gezelschap Italianen te zijn. Ze be grijpen niet, wat ik vertel. Ze lachen maar, <ze lachten niaar al door! Ik kijk dood verlegen naar m'm toilet! Ik kam zoo toch niet, En m'n pyjama en in die rose-gestreepte Turksche pantalon tus schen idie dames en heeren gaam zitten. Ik voel mij gewoon gescandali6eerdIk maak nog eens m'n excuses en ga verle gen in den corridor staan. Bijna op het zelfde oogenblik gaan alle deuren open en uit alle compartimenten zie ik hoofden verschijnen, drie, vier soms boven elkaar! En overal lachende gezichten! Ik voel mij als 'n veroordeelde, die aan den schandpaal op de Markt is genageld! „C'est rigolo!" giebelt een dametje. „Cest trop comique!" roept een ander. Eindelijk komt een heer, lachend, naar ■mij toe. Hij vraagt mij in het Fransoh, hoe ik in zoo'n zonderlingen toestand den trein binnen ben komen vallen. Ik doe het verhaal en terwijl ik bezig ben, komen er al meer en meer om hij heen staanIk ben gewoonweg de „curiositeit" van den tTe'unUit de andere -wagens komen ze naar mijn corridor, wijzen ze naar mij al lachend en noemen mij „den man in pyjama", 't Was meer dan vreeselijk" En wat 'moest ik doen? Het eenige om mijn figuur wat te redden, was: mee lachen met de anderen 1 Eindelijk komt de .meneer, die het eerst naar mij toekwam, terug met- 'n demi. Hij biedt mij 'het kleedingstuk ter leen aan. i Dankbaar aanvaard ik het en geef hem mijn adres op. Ik voel mij "in die demi, na m'n pyjama, als in gala-kleeding. Ik durf mij tenminste weer, al is het dan ook op sloffen en in m'n rose-gestreepte wijde pantalon, weer bij mijn Iialiaamtjes vervoegen. Ze giechelen nog wat na, maar- raken er toch langzamerhand aan gewend. In Brussel moest ik weer overstappen. Het was teen midden op den dag en de perrons waren stampvol. Ik loop er als 'n dwaas in mijn demi, mijn rose-wïjtle pan talon en op m'n sloffen. Alle menschen stonden stil en lachten en de passagier: uit den Fraineehen train weien mij aan hun kennissen aan als „de Hollander in pyjama!" Man, het is een reis geweest om nooit te vergeten! In den Hollandschen trein dezelfde vertooning! Menschen, die in den corridor voor de coupé kwamen gluren om eens even te kijken naar den „meneer in pyjama". En telkens weer datzelfde ge lach. Je weet niet, wai het beieekent, je hopeloos ridicuul te voelen. In Den Haag viel ik letterlijk uit den trein, holde net perron af, rende de trap pen af, doodsbang, dat Haagsche kennis sen mij in dien toestand zouden zien. Als n wanhopige sprang ik in 'n taxi. De chauffeur dacht eerst, dat 'n gevaarlijke misdadiger in zijn auto was gestapt en er kwam zelfs politie bij de pas, die mij naar im'n adres en m'n „papieren" vroeg. Ik papieren? Hoe ik thuis gekomen ben, ik weet het -nidt meer! Maar op de' stoep van m'n huis zag i'k een der leden van ons gezelschap staan, met m'n koffertje in de hand! Nooit heb ik meer geweten dan dien middag, wat het beieekent 'n behoorlijk pak te dragen 1 Toen ik inijh reisgenoot het verhaal deed, het verhaal van de pyjama, lachte hij, lachte hij zoo, dat ik 'n oogenblik bang was, dat hij er in zou blijven. Zie je en jij lacht natuurlijk ookl Niemand heeft eenig medelijken met mijOok voor jou zal ik natuurlijk in de toekomst blijven: de man in de pyjama!" J. B. SCHUIL. HET COMPLOT IN DE ALASLANDEN. Dc Sumatra Post heeft getracht nog nadere gegevens over het co<m» plo-t in B'.ang Kédjeren te krijgen. Aan het blad is gebleken, dat de zaak ernsttiger :is, -d-a-n sommige be nicht en van andere zijid-e -wel wi'ldcn idben ge» ■looven. Een -na'der onderzoek tocih (heeft uiögewezcn, dat inderdaad -alle kampongs /in -de ■vallei bij de zaak betrokken zijn geweest en 'dat op den eersten avond, -waarop de over» Mal was beraamd en waarop top ide BlI-ang slechts vijf van de negen fori» igadcs thuis waren die van miet's afwisten het kampement is oinsta» geld geweest 'door meer dan honderd ■man. Zootals reeds gemeld werd, was een .der vooraanstaande „vertegen< woordrgers" niet opgekomen, zoodat ffnen jde izaak ©iet vertrouwde en zich terugtrok. Eer.st den daarop volgenden och* tend kwam er bericht binnen .betref# fen'die ;dle kwade voornemens .tegelijk met de tijdfng dat dien avond de overval izo.u plaats vtaden. Daarom zijn1 dien -avond alle Europeanen foin# nen het bivak gehaaid en zijn dc noodlige voorbereidselen getroffen om den Atjeber een flinke ontvangst te bereiden. Dit is echter Kjok idea beramers van den overval ter oore gekomen, -zoodat ze niét -tot daden' overgin'gen, ofschoon ;ze wederom vlak om het bivak 'heen hebben ge#, legen. Den volgenden dag, toen ide bri# g-ades terug waren, is direct met het onderzoek aangevangen'. Eenigen tijjd geleden za'ten reeds 'dertig belhamels in ,de boei, hetgeen op den omvang der plannen1 wijst. Den 'dienden dag -merkte men, d'at Mofo. Bin gevlucht was, die als hoofd# aanlegger werd 'beschouwd. Een bri# gade zette heim na en volgde iZija spoor itot Takenigon. Deze '.brigade üiiep 180 K.'M. bosch# en bergterrein in idrie»en»een»halven dag onder aan# voering van een luitenant. Inderdaad is communistische -op* stokerij de aanMding van die zen 'foe# raamden overval. De i communisten! hebben echter gebruik .gemaakt van bestaande ontevredenheid nadere gegevens hieromtrent ontbreken zodat het communisme eenigszins op den achtergrond is geraakt en de echte- vorzetgeest naar .voren is ge# komen. Men heeft deze lied-en in die streken helaas te lang ,de vrijheid ge# laten o-m te do-en- .en te 'laten wat *ze wilden en zoo hebben ze over de ge» heele Gajoe# en -Alas-landen veel aan» hangers gekregen. Het .bestuur en het leger is echter ook daar thans actief, zoo.dat men hoopt de situatie geheel te kunnen beheerschen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. SLUIT UWE BRAND- INBRAAK- TRANSPORT- AUTOMOBIEL- MOTORRUWIEL- ONGEVALLEN- REISBAGAGE- Bij: HOOFDDORP 16 Uit 't Duitsch. 34) „Is "t dar mogelijk!" riep ze uit. ter» wijl zij' haar handen in elkaar sloeg; „dat is een uitzet waarover een prinses zich niet zou behoeven te schamen! Zulk linnengoed, 't duurste cn fijnste wat er maar bestaat, en echte kant! Dat moest mevrouw von Funk eens zien, dan zou ze vreeselijk jaloersch zijn. En 7ulk 'nu. rngoed heeft een arme gou» vernante! Maar, 't is waar. mevrouw von Brandenberg beeft 't toch geschre» ven. U bent in rijkdom, opgegroeid. Arm kind! Als u 't zoo gewend was. zal 't orood dat u nu als gouvernante zult verdienen, u des te bitterder sma» ken!" Juff'Ouw Storm had wel gelijk om verbaas 1 te zijn. Daaraan bad Clara in 't gehec-i niet gedacht, toen ze haar koffers had ingepakt. Van kind af was zij er zoo aan gewend dat 't beste voo.r haaj kieer.ing juist goed. genoeg was, dat ze cr in 't geheel niet aan gedacht had. hoe weinig die in verhouding stond tot haar toekomstige levenspositie. Het was toch heel moeilijk, om de vroegere levensomstandigheden heele» maal te vergeten, en zich in de nieuwe te moeten schikken, moeilijk vooral door de rallooze kleine en bekrompen dingen, waar men op moest letten, dit ondervond Clara smartelijk bij elk der haar in verlegenheid brengende uitroe» pen van juffrouw Storm, die voor 't oogenblik zoo geheel opging in het kostbare uitzet van de gouvernante, dat ze heelemaal niet meer dacht aan de beloofde mededeelingcn. En toen zc nu, heelemaal op den bodem van den eersten koffer, een groote zilveren cas» sette vond, was ze buiten zichzelf van verbazing. „Zilver 1 Echt, zwai^r zilver!" riep ze, haar handen in elkaar slaand uit, ter» wijl zc de cassette vol verwondering bekeek. „Net zoo'n cassette had onze meester, wijlen baron Brandt von Bran» denberg, ook. Daarin bewaarde hij z'n geld en de sieraden van mevrouw. Me» vrouw heeft haar moeten verkoopen. even als haar sieraden, cn zooveel an» ders. En zooiets hebt u in eigendom!" „Mijn overleden vader, heeft -haar mij, op n.'n verjaardag cadeau gedaan", antwoordde Clara verlegen. „Ja, natuurlijk, van zulke lieve herin» neringen kan men niet goed afscheid nemen. Misschien is 't ook heel goed om zooiets, zoolang mogelijk te bchou» den. Mocht eenmaal de tijd van den grootsten nood aanbreken, dan kan men 't altijd nog goed verkoopen. Echt zilver houdt altijd z'n waarde. Dat heeft m'n vroegere mevrouw ondervonden. Driehonderd daalders, ik weet 't heel precies, heeft mevrouw van dien woe» keraar, den rijken bankier Lcupold, uit Berlijn, die onzen armen meester in 't ongeluk heeft gestort, voor de cas» sette gekregen en die was precies zoo als de uwe. Dezelfde snoezige engel» tjes op 't deksel, en ook hetzelfde won» derlijk gevormde sleutelgat voor 't kunstslof, dat alleen maar geopend kan worden met 'n heel bijzonder sleutel» tjc. Ik zou er op kunnen zweren dat dezelfde werkman ze beiden gemaakt heeft, zoo sprekend lijken ze op elkaar" Bij deze woorden vloog ér een don* kerroode blos over Clara's gezicht, haar hand beefde, toen ze haastig de cassette aannam en wegdroeg, om ze in een iade der oudenvetsche, wankele commode te bergen. Ze legde er eeni» ge stuks linnengoed overheen. „Goed zoo!" zei juffrouw Storm, goedkeurend. „Verbergt uw schat maar onder de wasch. Echt zilver trekt de dicvui aan. Waar de bedienden zoo vaak veranderen als hier op 't slot, kan men niet te voorzichtig zijn. Een goe* de dienstbode blijft hier nu eenmaal niet lang, daar zorgt Upsen wel voor. Maar, lieve hemel, daar schiet me mijn verzuim te binnen. Daar babbel ik nu, bewonder uw waschgoed, cn had waar» lijk haast vergoten wat mijn goede me» vrouw von Brandenberg van mij ver# langd heeft. Ik moet u inlichten over de omstandigheden hier, ging juffrouw Storm, gewichtig en 'met zachte stem voort, en dat zal ik nu ook werkelijk eens doen. Ik ben wel pas sedert vier jaar huishoudster op Dahlwitz, maar ik ken 't heele gezelschap als m'n zak. De tegenwooridge mevrouw von Funk, heb ik al vroeger gekend, toen ze nog als freule Hcrmine von Hoch* stetten, op 't slot Brandenberg, bij haar voogd woonde. Ja destijds! Toen was 't er nog vroolijk, als onze jonge meneer, de* luitenant Wolfgang von Brandenberg, uit Berlijn thuis kwam, met verlof. Hij lachte en schertste met iedereen, en nog 't meest met z'n mooie nicht Hermine, maar er aan den* ken om met een er van te trouwen, deed hij niet. Hij trok er zich heele» maal niets van aan, dat meneer von Funk dagelijks naar 't kasteel kwam, om de mooie freule Hermine 't hof te maken. Of ze bang is geweest om 'n oude jongejuffrouw te worden, of wat ze an» ders gedacht heeft, wie zal 't zeggen, zc nam 't aanzoek van den heer von Funk aan en trouwde met den. meer dan twintig jaar ouderen man. die bo» vendien nog weduwnaar was en twee kinderen had. Hij heette rijk te zijn; dat hij al lang 't grootste gedeelte van zijn vermogen verspeeld had, wist toen nog niemand, en de veertig duizend daalders van freule Hermine, staken hem de oogen uit. Wat kon er nu voor goeds uit zoo'n huwelijk voortkomen? Van liefde merkte niemand iets. Hij reisde, zoo dikwijls hij kon, naar Ber» lijn, en men vertelt verschrikkelijke ge» schiedi-mssen over de manier waarop hij daar geleefd heeft. Zij maakte visites bij de naburige fa» milies, en liet zich daar 't hof maken; maar, dat moet men haar nageven, nie» man kon iets kwaads van haar vertel» len. Om haar man bekommerde zij zich even weinig als hij om haar. öok 't huis hou-den was haar onverschillig, dat liet ze over aan de huishoudster, die met Upsen onder een hoedje speelt. De twee arme kleine meisjes groeiden zonder opvoeding op, tusschen de dienstboden. Is 't dan wel een wonder dat ze iet zoo zijn geworden, als ze be# hoorden te zijn? Daar kwam 't groote ongeluk over Brandenberg neer. Toen onze meester zoo plotseling stierf, wist niemand, of z'n geweer door 'n toeval overgegaan was, of hij zichzelf doodgeschoten had, of dat hij vermoord was". „Vermoord?" riep Clara uit, terwijl ze juffrouw Storm in dc rede viel. „Ba# ron Brandenberg, de vader van meneer Wolfgang, vermoord?" „Ja, ja, lieve juffrouw, 't was ver# schrikkelijk. Er deden de vrcesclijkste geruchten de ronde. Baron Wolfgang moest het goed verkoopen, om de schulden van zijn vader te betalen. Toen stierf de huishoudster hier in Dahlwitz. en kwam ik in haar plaats. Ik vond de omstandigheden nog treu# riger, dan ik ze u nu verteld heb. Me» neer von Funk had, met 't erfdeel van z n vrouw, z'n schuldeischcrs bevre# digd, buitendien had 't geluk hem he* gunstigd, hij 'had in Berlijn, werd cr ge» zegd, groote sommen bij 't spel. of door speculaties op de Beurs wat weet ik 'Maarvan gewonnen. Nu had hij geld genoeg cn had zorgeloos kunnen leven; maar hij kon niet genieten van het hem ten deel gevallen geluk, omdat hij ziek werd, een zenuwlijder, waartegen geen enkele dokter 'n middel wist te vinden. Dit hield hem vast, en liet hem niet meer los; hij had alle lust en vreugde in 't leven verloren, 't Is een vare^el» lende, als men ziet, hoe de vroeger zoo krachtige man. van maand tot maand vervalt. Vier jaar geleden, toen ik op Dahlwitz kwam. had hij nog geen enkel grijs haartje cn nu haast geen zwart meer. 't Ergste is echter dat hij al z'n wilskracht heeft verloren, on -Uh door j L pscn heelemaal laat cvt:hccrschcn. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9