FLITSEN
Lichamelijke
INSTANTANÉS,
BINNENLAND
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 31 JULI
ODVOedin? water tot heuphoogte, huppen met ge»
O sloten beenen, hazensprong enz. Het
Gxxxur.
ZWEMMEN ALS SCHOOLVAK.
Nadat ik in mijn opstel van 5 Juni
nog eens heb uiteengezet, op welke
wijze in de Haariemsche schoien het
zwemonderricht wordt gegeven, wil ik
dan nu. zooals ik beloofd heb, eenigc
beschouwingen geven over de metho*
de, aangegeven in het boekje van Kurt
Wieszner, getiteld „Natürlicher
Schwimmuaterricht" met de verduide-
lijking „Ein neuer Weg zum Schwim*
men".
Schrijver begint met onze aandacht
er op te vestigen, dat voor het zwem:
onderricht aan beginnelingen als Tegei
gebruik gemaakt werd van kunstmatige
middelen, met name het splitsen van
den slag in geometrische onderdeden,
kunstmatige vrije oefeningen, kunstma»
tige gereedschappen, als bokjes of
stoeltjes voor droogzwemmen en hen»
gels, terwijl toch de zwembeweging een
bij uitstek natuurlijke is waarmede hij
bedoelt een niet»geometrisch eenvou»
dige, maar samengestelde met allerlei
kleine toe* en afnemingen ir. de aan tc
wenden krachten, iets van fijneren aard
dus, dat meer een kwestie van gevoel
dan van verstand is. Wieszner kan na*
tuurlijk niet ontkennen, dat met de
oude methode ook het doel werd be*
reikt, doch meent, dat zijn werkwijze
eenvoudiger is en sneller tot het ge»
wenschte resultaat leidt. Na geconsta*
teerd te hebben, dat 90 procent van de
Duitsche bevolking niet kan zwem*
men, hoopt hij, da: dc school en de
■vereeniging voor lichamelijke opvoe*
ding maatregelen zullen nemen, om
hierin verbetering te brengen. Het
ligt voor de hand, dat men zal vra*
gen: is het percentage niehzwemmers
ten onzent ook zoo groot Voor zoover
ons bekend, bestaan voor ons land
daaromtrent geen betrouwbare gege*
vens; wel heb ik eenige jaren geleden
in een rapport aangetroffen de bewe»
ring. dat van de Hollanders slechts 3
procent de zwemkunst machtig is, doch
de wijze, waarotp men tot dit getal was
gekomen, doet mij er niet al te veel
waarde aan hechten. Intusschen geloof
ik niet, dat het voor ons land gunstiger
zal zijn dan voor deze oostelijke buur»
staat. Doch om tot Kurt Wieszner te»
rug te keeren.
Hij noemt zijn werkwijze een metho»
de, welke vrij gevormd kan worden
aan de persoonlijkheid van den onder»
wijzer. Als een star systeem mag zij
geenszins beschouwd worden.
Hij wil uitgaan van de moeilijkheden
die zich als regel voor niet*zwemmers
voordoen, te weten de onveiligheid en
het angstgevoel m het water en de om
doelmatige bewegingen, welke niet:
zwemmers in het water trachten te
maken Het wekken vap zclfvertrou»
wen bij de leerlingen acht hij het eerste
en .belangrijkste punt. Tot ongeveer
negenjarigen leeftijd der leerlingen
wenscht hij uitsluitend oefeningen
spelvorm te zien toegepast, daarna
behoort met behoud der spelvormen
i— daarnaast meer aandacht te worden
geschonken aan een schoolsche leer»
gang. Het kind van 6 tot 9»jarigen leef»
tijd is voor alles in zijn aanleg nog fan»
tatisch en speelscb, zoodat de oefenim
gen in voor den kinderaard bevattelijke
spelvormen behooren te worden inge:
kleed. Die oefeningen moeten bestaan
in bewegingen voor het lichaam als ge»
heel en mogen in geen geval in nauw
keurig omschreven bewegingen voor
bepaalde lichaams d e e 1 e n bestaan.
De schrijver zegt, dat uit dit spelen
zich een individueele vrije wijze van
zwemmen zal ontwkkelen waarin na»
tuurlijk van eenigen stijl geen sprake
behoeft te zijn Het kind zal zoodoen»
de leeren zwemmen, zooals het de veel
moeilijker loopbewegingen zonder be»
paalde aan vorm gebonden vooroefe»
n;ngen beeft geleerd. Kruip» en opricht
oefeningen zijn zoo veelvuldig her»
haald, dat tenslotte spieren en zenuwen
voldoende zijn gesterkt en het juiste
evenwichtsgevoel is verkregen om den
opgerichten gang te kunnen uitvoeren.
Wieszner meent, dat het schoolzwem»
men reeds op zes»jarigen leeftijd der
leerlingen, dus in de eerste klasse moet
beginnen, en wel met oefeningen om
aan het water te gewennen, waarbij
het bassin een diepte van kniehoogte
behoort te hebben. Balspelen, hardioo»
pen, zangspelletjes, het van den bo»i
dem rapen van tamelijke groote voor»
werpen, ais steenen, zandzakjes, gtootc
sleutels enz., behooren tot de oefenstof
voor dit leerjaar.
In het tweede schooljaar Ijetzelfde,
doch in moeilijker vormen b.v. kruipen
in water op buikhoogte of wedloop :n
overwinnen van kleine hindernissen,
waarbij vooral veel gelegenheid moet
bestaan in het water te vallen of om het
hoofd onder water te steken, het op»
rapen van kleinere voorwerpen van
den bodem. Als voornaamste oefenin»
gen uit het derde schooljaar noem iki
afsiooten van den bassingwand en uit»
drijven, wedloop in water tot borst»
hoogte met beurtelings of gelijktijdig
omroeien van de armen en springen in
het water van af den kant (water heup»
hoopte).
Te beginnen met bet vierde school:
jaar worden enkele meer gepreciseerde
bewegingen ingelascht. zoodat tenslotte
op 11 a 12»jarigen leeftijd door de leer»
hngen in vrijen stiji wordt gezwommen.
De onderwijzer moet dan verder de
technische uitvoering van den zwem»
slag verbeteren.
Of deze methode nu werkelijk beter
is dan die op de Haariemsche scholen,
welke door mij in het kort in een vorig
opstel is behandeld, blijft voorloopig
een open vraag. Ik zou de werkwijze
van Kurt Wiessner daarvoor in de
practijk moeten zien, en dan natuur»
lijk toegepast door iemand di? er vol»
komen mede vertrouwd is. Het zou
daarbij vooral van belang zijn. om te
constateeren welke resultaten" bij
Twaalfjarige scholieren met de methode
Wiessner werden bereikt. Die zijn bij
onze Haariemsche scholieren in ieder
geval niet slecht, hoewel zij slechts
wee. hoogstens drie seizoenen aan
het schoolzwemmen deelnemen.
Geheel los van de methode mag ik
wel de opmerking maken, dat school»
wemmen in de eerste klasse van de
lagere school mij onjuist voorkomt.
Voor het physiek der meeste kinderen
is het schoolbezoek in het eerste jaar
toch al zoo'n ingrijpende verandering,
dat ik de moeilijkheden niet gaarne
op dien leeftijd door klassieke zwem»
oefeningen zou zien vergroot. Is de
zes»jarige leeftijd in het algemeen de
juiste om te leeren zwemmen, daar»
mede is nog niet gezegd, dat deze re»
gel voor het gezonde, normale individu,
straffeloos kan worden toegepast op
een klasse van leerlingen van gelijken
ouderdom.
H. L. WARNIER.
DE KOSTER VAN TZUM.
Het gebeurde vele jaren geleden met
den koster van Tzum! .Althans in mijn
jeugd is mij verteld, dat het dc koster
van het Friesche dorp was, wien 't on»
geluk, dat ik thans ga vertellen, over»
kwam.
Er woonde te Tzum een schoenmaker
die nu en dan bewjjzen gafvan niet al
te goed bij zijn hoofd te zijn. Hij heette
Jelle en omdat hij soms wat „raar"
deed, noemden de dorpelingen hem
,,sleauwe"(l) Jelle. Jelle was simpel bij
perioden. Soms was hij dagen achtereen
heel goed, zoodat niemand iets aan
hem kon merken, maar dan kreeg hij
het op eens te pakken en was Jelle ge»
heel en al de kluts kwijt. Sommigen
zieiden dan. dat Jelle weer „bitsioend"
was, waarmee zij wilden zeggen, dat de
arme „door den duivel bezeten was".
Ik heb al gezegd dat het lang geleden is.
Lastig was Jelle niet het minst en
omdat hij nooit een mensch of een dier
kwaad zou doen, had men hem altijd
maar op het dorp laten rondloopen. Tot»
dat op een goeden dag de oude mole»
naar, bij wien hij „in" woonde, stierf
en de weduwe van den molenaar tot
den dokter van Tzum zeide. dat zij
..sleauwe Jelle" niet langer in huis wil»
de hebben. De dokter liep allé dorpe»
lingen af om te vragen, of er iemand
genegen was Jelle in huis te nemen,
maar geen der bewoners van Tzum
bleek zich over den armen schoenmaker
te willen ontfermen. Maar eindelijk
er de koster, die op aandringen
dominee zeide, dat hij het met
Jelle probeeren wilde en sleauwe Jelle
trok daarom van den molenaar bij den
koster in.
De eerste week ging het opperbest,
maar op een Zondag, toen de koster
juist naar de kerk moest, kreeg Jelle
een kuur en wel zoo erg. dat de koster
verplicht was thuis te blijven en men
het dien Zondag in de kerk te Tzum
zonder voorzanger moest doen Dat gaf
een heele constera* tie in het kleine
dorp. Voor het eerst van zijn leven was
Jelle bepaald lastig geweest en toen
de dokter en de dominee na kerktijd bij
Jelle kwamen, waren zij beiden het er
over eens, dat bij niet langer bij den
(I) dwaze
1926^ostcr en ook niet in liet dorp kon blij
ven. De dokter zou alles in het werk
stellen om Jelle zoo spoedig mogelijk
in He inrichting voor zenuwzieken te
Franeker te doen opnemen, wat het
beste voor den armen schoenmaker en
ook voor het dorp Tzum zou zijn.
Drie dagen later kwam de dokter al
bij den koster; alles was in oide. Jelle
werd te Franeker verwacht! En omdat
Jelle dien dag juist heel goed was. werd
besloten, dat de koster hem dicnzelfden
middag nog naar het Friesche stadje
zou brengen. Het zou alles heel gewoon
gaan, in een karretje van den bakker,
die hen samen, den koster en Jelle, naar
Franeker wilde rijden.
Om geen argwaan bij den schoenma»
ker te wekken en hem onwetend te
laten van het doel van den tocht, had»
den zij hem gezegd, dat zij samen „uit
rijden gingen". Jcllc was dadelijk gene»
gen; hij stapte met den koster achter
in het karretje en met zijn drieën reden
zij de richting van Franeker uit. Voor
de pastorie stond dominee, die hen toe»
wuifde en Jelle had vroolijk en opge»
wekt met zijn pet gezwaaid. De schoen»
maker had den heelen tocht door druk
gepraat en de koster had, toen hij Jelle
zco gewoontjes weer naast zich zag
zitten, even spijt van zijn besluit. Hij
had een gevoel alsof hij den armen
schoenmaker verried. Maar wanneer hij
terugdacht aan de moeilijkheden van
den vorigen Zondag, had hij er toch
weer vrede mee. Hij begreep, dat bet
voor sleauwe Jelle toch beter was,
een ziekenhuis te worden verpleegd, dan
in het dorp tusschen gezonde men»
schen te blijven rondloopen. En ten
slotte meende hij, dat hij tegenover
zijn vrouw en zijn kinderen ook niet
erantwoord was, een zieke als Jelle in
huis te houden.
Zoo kwamen zij met bet karretje ein»
delijk te Franeker aan en reden zij de
poort van de inrichting binnen. De bak»
ker zei, dat hij nog een paar boodschap»
pen moest doen en reed met zijn wa»
gentje weg, den koster en Jelle met een
verpleger op het binnenplein alleen la»
tend.
De koster meende, dat nu alles
orde was. Hij had immers niet anders te
doen, dan den verpleger te zeggen wie
Jelle was en hij zou weer kunnen ver»
trekken om naar Tzum terug te keeren.
Maar de koster had dit keer buiten
jelle gerc! nd, die dezen middag toeval»
lig een 1- heldere bui had. De schoen:
maker h dadelijk begrepen, waar
men hem had gebracht en zoodra was
hij niet een oogenblik met den verple»
ger alleen, of hij fluisterde hem naar
den koster wijzend in het oor:
„Die man, dien ik heb meegebracht,
dat is Jelle uit Tzum! Je weet wel!"
De verpleger knikte begrijpend en zei
met 'n knipoogje: „Jawel, dat komt in
orde! Wij zullen er wel voor zorgen!"
En een oogenblik later toen Jelle
zag, dat de koster even alleen in de
gang stond en hem niet zag, had hij den
verpleger gevraagd: „Wil ik nou maar
weg gaan? Hij is er nou toch!"
De verpleger antwoordde: „Ga
gang maar! Wij kunnen het nou alleen
wel af!" Toen was dc man heel goedig
met den schoenmaker meegegaan naar
dc groote, groene deur, had de knip cr
afgedaan en Jelle een stevige hand ge»
geven. En zoodra was Jelle niet alleen
op straat, of hij liep, wat hij loopen kon,
Franeker uit, in de richting van Tzum.
De koster stond geduldig te wachten
in de gang. „Nu zullen ze Jelle wel
wegbrengen!" dacht hij, omdat hij den
verpleger en den schoenmaker niet te»
rug zag keeren. En toen even later de
verpleger alleen terug kwam. vroeg hij
tevreden: „Heb je 'm weggebjacht?"
De koster had van zijn prille jeugd
af de'r niet kunnen zeggen en hij lispte
bovendien, wat voor een voorzanger in
de praktijk erg lastig was. En nu, in
het zonderlinge geval, waaronder hij
verkeerde, kwam er nog bij, dat hij met
zijn spraakgebreken op den verpleger
een niet al te snuggeren indruk maakte.
,Ja, ja!" antwoordde de verpleger.
„Ga maar eens met mij mee!"
Asj het je 't sjelfde is, ga ik lievej
dadelijk maaj naaj Tzum tejug!" zei
de koster.
..Nee, nee. baas, dat gaat niet! Ga
maar met mÜ mee, dan kun je hier
in het huis 'n paar dagen rustig blij»
ven!"
Verschrikt keek de koster den ver»
pleger aan.
..Blijven? Ikke? vroeg hij „En m'n
vjouw dan? En m'n kindejen te
Tzum?"
„Nou, nou, je moet ons nou niet
vertellen, dat je getrouwd bent!"
„Niet get jou wd? Ik niet getjouwd?"
Plots deed de koster twee passen
achteruit en hij riep: „Maaj man, wie
denk je, dat je vooj je heb?"
„Nou, Jelle, dat weten wij toch wel!"
suste de verpleger.
„Jelle? Jelle! Man, je ben niet goed!
Jelle, da's de andeje!"
De verpleger klopte den koster ge*
moedelijk op den schouder.
„Kom, Jelle", ze; hij kalmeerend.
„Nou moet je geen grapjes verkoo»
pen! Wij weten hier heel goed, wie je
bent!"
„Gjapjes? Gjapjes?" schreeuwde de
koster, w:t nu van drift. „Wie vej»
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No 654
DE MINUUT DIE EEN EEUW LUKT
Wanneer de heer des huizes zich herinnert dat hij
den eutel van den koffer in het blauwe pak heeft
laten zitten, dat ze het eerst ingepakt hebben.
(Nadruk verboden")
koopt hiej gjapjes, jij of ik? Ik ben
Bjoesma, de kostej van Tzum, sjeg
ik je!"
De verpleger weifelde geen oogen»
blik meer. De patient leek hem
driftig, als hij daar voor hem*stond
veel ernstiger dan hij eerst had ge»
dacht.
„Je moet je kalm houden, Jelle! En
ga nou maar eens rustig met mij
mee!"
„Ik wil niet mee! Ik wil niet mee!"
gilde de koster. Het is 'n schandaal! Ik
ben de kostej, de kostej van Tzum,
zeg ik je!"
Van alle kanten kwamen er nu ver»
plegers aangeloopen. Wat er verder
met den koster gebeurde, ik zou het
niet precies kunnen vertellen, maar
wel weet ik, dat hij vijf minuten later
geheel alleen zat, razend en tierend op
de verplegers, die allen het roerend er
over eens waren, dat de nieuwe patient
uit Tzum een der lastigste en onhan»
delbaarste was, die zij in tijden hadden
gekregen.
Jelle was intusschen naar zijn- dorp
teruggewandeld. Laat in den middag
belde hij aan bij de pastorie. Dc oude
huishoudster van den dominee viel
bijna om van den schrik, toen zij Jelle
aan de deur zag staan. Het leek haar
een geestverschijning toe.
Op haar geroep kwam dommee op
zijn .pantoffels aansloffen. Perplex
stond hij stil, toen hij Jelle op de stoep
ontdekte.
Waar is de koster?" vroeg de pred
kant.
„De koster?" lachte Jelle. „Die wou
me naar Franeker brengen, maar Jelle
was hem te slim af! Ja, Jelle weet
wel, wat hij doet!"
Toen de dominee 's avonds te Frane»
ker kwam, vond hij er den koster in
wanhoop. En toen zij dien nacht na&r
Tzum terugreden, zat de koster nijdig
in een hock van den wagen en bromde
hij: „Dat is éénmaal, maaj nooit weer,
dat ik ej één naaj Fjaneke/ bjeng!"
J. B. SCHUIL.
VOOR DE VEILIGHEID VAN
HET VERKEER.
Op het in einde Maart gehouden
Veiligheidscongres, werd op voorstel
van den heer Edo Bergsma. te Enschedé
voorzitter van de groep Veiligheid op
den weg" besloten een conferentie
van verkeersdeskundigen en belang»
hebbenden te beleggen. Op die confe»
rentie zouden de op het Cong'cs ter
sprake gebraohte onderwerpen beter
onder oogen worden gezien dan zulks
op een algemeen congres mogelijk was
Met dezen gang van zaken hadden
verschillende organen zich vereenigd.
De eerste bijeenkomst dezer deel»
nemers werd onder leiding van dr. N.
M. Josephus Jitta, voorzitter van het
bestuur van het Veiligheidsmuseum,
gehouden.
Bij diens inleidende woorden, wees
deze er op, dat, wanneer deze confe»
rentie alleen maar tot resultaat had,
dat in het seinwezen voor het verkeer
op den weg eenheid gebracht werd,
men reeds kon zeggen, dat zij nuttig
werk had verricht.
Daarnaast waren zeker nog wel
andere vraagstukken, die onder de
oogen. gezien moesten worden. Voor
elk dezer onderdeden, zou een af»
zondcrlijke commissie van ter zake
deskundigen benoemd kunnen worden,
die over dat onderdeel een rapport
aan de Conferentie zou moeten uit*
brengen.
Alle aanwezigen op deze eerste
bijeenkomst der conferentig verklaar*
den zich met deze voorgestelde
regeling accoord.
Het bestuur zal overwegen in hoe»
verre gebruik gemaakt zal worden
van dc nuttige wenken, die verschil»
lende aanwezigen op deze eerste bij»
eenkomst maakten, inzake het bestu*
deeren van onderdeden, in verband
met de verkeersveiligheid.
Te dien opzichte werden voorstellen
gedaan betreffende de normalisatie
van het verkeerssignalen, het vereisch»
te van den weg, de aan voertuigen te
stellen minimum eischen, ook inzake
dc verlichting, de opvoeding van het
publick,, van bepaalde voertuigen,
enz.
Ter bcstudeering van dergelijke
vraagstukken zal het Dagelijksch Be»
stuur der Verkeersconfercntie bijzon»
dere commissie in het leven roe*
pen, die daarover rapport zullen uit*
brengen. Dat bestuur kreeg tevens vol»
macht nog een of meer deskundigen
uit te noodigen in het bestuur zitting
te nemen, indien hem zulks in het be»
lang van den goeden gang van zaken
der werkzaamheden noodig mocht
blijken.
DE VUURWAPENWET.
RECHTSTREEKSCHE DOORVOER
VAN VUURWAPENEN.
De minister van Jnstitie heeft be»
paald. dat met ingang van 1 Aug. a-s.
wordt vrij gelaten dc rechtstreeksere
doorvoer van ter zee binnenkomende
vuurwapenen en munitiën, welke voor»
werpen zonder lossing of overlading
binnen normalen tijd met het schip,
waarop zij zich bevinden weder ter
zee worden weggevoerd. mits de ge*
zagvoerder van het schip onverwijld en
in elk geval binnen twaalf uur na bin«
nenkomst in de eerste Nederlandsche
naven van de in zijn vaartuig aanwe*
zige vuurwapenen en munitiën opgave
doet aan het hoofd van politie ter
plaatse, en overigens ook aan 't hoofd
van politie ter plaatse, waar verder nog
ligplaats gekozen mocht worden, en wij
ders die voorwerpen door de ambte»
naren der invoerrechten en accijnzen
zijn vergezeld en in alle douanc»docu*
menten en aangilten die vuurwapenen
en munitiën steeds als zoodanig zijn
vei meld- Dit besluit kan te allen tijde
worden ingetrokken..
AFWERING VAN VLIEGEN BIJ
PAARDEN.
Het Algemeen Nederlandsch Land*
Douwblad schrijft:
Om de paarden voor de lastige vlie*
gen te beschermen, wordt aanbevolen
vooral die plaatsen, \\-aar het dier niet
met den staart kan komen, in te wrij»
ven met versche walnotenbladeren, zoo
iang tot deze geheel stuk gewreven
zijn- Het scherpe, eigenaardig riekende
vocht der notenbladeren schijnt voor
de vliegen ezer onaangenaam, zoodat
zij zich op die plaatsen niet zullen
neerzetten. Lichtgekleurde paarden zul*
ien daardoor wel groenachtige vlekken
Op de huid krijgen, maar deze verdwii*
nen spoedig. Ook aftreksel van de bo.-
sters der noten, die anders weggewor»
pen worden, is daarvoor zeer doelma»
tig. Men kan daartoe in den herfst, als
de noten ingezameld worden, deze bol*
sters opdrogen en zoo bewaren. Wil
men ze in den zomer gebruiken, dan
giet men er kokend water op (op een
handvol notenbolsters 1 L- water) en
laat dit aftrekken tot het koel wordt.
Met deze vloeistof worden dan de
meest door de vliegen bezette plaatsen
ingewreven.
Zeker is het een onschuldig middel,
dal gemakkelijk geprobeerd kan wor*
den. Helpt het, dan heeft men de
paarden zeker daarmee een dienst be»
wezen.
KON. NED. LANDBOUWCOM ITé
In de maandelijksche vergadering van
de eereie afdeeling van het Kon. Ned.
Landbouw-Comité, welke samenviel met
de bestuursvergadering, kwamen o.a. de
volgende punten aan de orde:
Op verzoek van den Prov. Bond van
Rundveefok-Vereenigingen in Noord-Hol
land werd besloten een onderzoeik in .re
stellen bij de bij het comité aangesloten
landbouworganisaties naar de belangstel
ling onder de boerenzoons hier te lande,
om enkele maanden te ruilen met boeren
zoons uit Denemarken. Mocht uit het re
sultaat van dit onderzoek blijken, dat er
voldoende animo is, dan zal het comité
zich -in verbinding etellen met de centrale
landbouworganisaties dn Denemarken, ten
einde dien ruil systematisch uit te voeren
De secretaris, dr. H. Molhuysen, werd
aangewezen als afgevaardigde van het co
mité in de Commission Internationale
d'Agriculture.
Medegedeeld werd, dat het comité in
zake de spoorwegovergangen het resultaat
van het onderzoek naar de onbewaakte
overwegen, welke voor het verkeer gevaar
opleveren, ter kennis van den Minister
van Waterstaat heeft gebracht, met het
verzoek te bevorderen, dat genoemde on
bewaakte overwegen wederom van afsluit-
boomen worden voorzien, of althans de
uitzichtbelemmeringen worden opgeruimd.
Betoogd wordt dat het aanbeveling ver
dient, bij de overwegen die onbewaakt
blijven, automatische waarschuwingstoe
stellen aan te brengen.
Meegedeeld werd, dat de commissie ter
bcstudeering van de verbindendverklaring
van de collectieve arbeidsovereenkomst is
samengesteld als volgt: ir. V. R. Y. Croe-
sen in den Haag, D. de tBoer Dan., t«
Stompetoren, P. M. Sneep te Dinieloord,
mr. P. Dieleman te Middelburg, H. O.
Clevering in den (Am del, A. W. de Jager
in de Krim en Y. Veldhuis te Sneek.
Uit 't Duitsch.
40)
„Maar met welk doel treedt Upsen
dan zoo op? Wat beteckent zijn waar*
schuwing voor Knöwe, vooral als neef
Adalbert Sarlow zou koopen?"
„Misschien is hij alleen hier gekomen
om in u een bondgenoote tegen den
aankoop van Sarlow te krijgen. Knöwe
heeft hem doorzien. Het is juist L'p»
sen, die niet wenscht dat Funk Sarlow
aan r.edf Adalbert verkoopt, misschien
omdat hij 't zelf, tegen 'n geringen prijs
zóu willen koopen. Maar laat ons nu
eens over iets anders spreken. Nu zal
ik u eens vertellen, wat de oorzaak is
geweest van mijn verlaat thuiskomen,
vandaag".
VII.
Het was al laat op den avond. Wolf*
gang zat met z'n moeder aan de thee*
tafel, terwijl hij heel gezellig met haar
babbelde. Dit late avonduur, was altijd
het heerlijkste van den ganschen lan*
gen d3g, voor de barones, in dit uur
kon zc van 't geluk, om met haar ge*
liefden zoon te kunnen wonen, heele»
maal ongestoord genieten.
Overdag gunde dg plichtsgetrouwe ad*
ministrateur, zich nauwelijks eenige
oogenblikken rust, hij was voortdurend
bezig, hetzij met 't toezicht op 't groo*
te landgoed, of met de fabrieken. Te
paard was hij heel wat uren onderweg
en als hij eindelijk thuis kwam, moest
hij elk vrij uur aan de boeken geven.
Als 's avonds echter het landbouwwerk
klaar was, en 't zware dagwerk achter
hem lag. dan kon hij zich geheel aan
zijn moeder wijden. Dan zat hij bij haar
in haar lief oud woonvertrek, zij schonk
zijn thee in. sneed z'n boterhammen,
en bediende hem: dat was haar grootst
geluk. En als hij dan eindelijk, na 't
nuttigen van zijn eenvoudig avondmaal
in z'n stoel ging leunen, een sigaar op*
stak. en nu opgewekt met haar babbel*
de, even als in vroeger tijd, dan was de
barones overgelukkig.
Ook dien avond onderhielden moe»
der en zoon zich zoo echt gezellig. Het
was Wolfgang gelukt, om de zware zor»
gen die haar dien dag gekweld hadden,
door zijn kalme woorden te doen ver*
dwijnen. Toen hij haar zijn ontmoeting
mej oom Frühberg, aan het station in
Berlijn, cn over z'n reis, met de, on*
der zijn hoede gegeven pupil van z'n
oom, vertelde, vergat ze door haar bp»
langstelling in de. ook onder haar be»
scherming gestelde, heelemaal, wat
haar gedurende dien dag beangstigd
had en gekweld.
Zij werd niet moede om te vragen.
Wolfgang moest haar het jonge meisje,
heel nauwkeurig' beschrijven. Met haar
fijn vrouwelijk gevoel, hoorde zij, uit
de korte beschrijving van Wolfgang,
duidelijk, dat zijn woorden veel war»
mer klonken, dan die hij anders soms
gebruikte, als hij sprak over een der
hem bekende jonge dames.
Een fijn lachje speelde om haar lip»
pen. Er kwam een vermoeden bij haar
op, dat misschien eindelijk de liefste
wensch, dien zij in 't lieven koesterde,
in vervulling zou kunnen gaan. Was er
werkelijk een liefdevonk in 't, tot nog
toe, onontviambare hart van Wolfgang
gevallen? Maar het jonge meisje was
een arme gouvernante! Dat kon de ba»
rones niets schelen, daar zij geen aris*
tocratische vooroordeelen had.
Aandachtig luisterde ze naar Wolf»
gang's woorden en wist hem handig te
bewegen om hoe langer hoe meer te
vertellen, ook z'n eerste ontmoeting
met Clara Miillcr, het avontuur dat hij
destijds, in Tirol, met haar had beleefd.
Ze zou hem gaarne, tot laat in den
nacht, zoo hebben laten door vertellen,
werd echter daarin, op een onprettige
manier gestoord door de schelle gelui*
den van autogetoeter.
Een auto? Op zoo'n laat uur nog een
gast! Wie kan dat wezen!? riep Wolf*
gang opspringend. Kort daarna, kwam
zijn neef Adalbert von Brandenberg
binnen. Hij begroette de barones met
uitgezochte beleefdheid en kuste haar
de hand. „Vergeef me, lieve tante, dat
ik u, zoo laat op den avond, nog over*
val", zei hij, op hartelijken toon: ik re»
ken daarbij op uw goedheid. Neef Wolf»
gang heeft u zeker wel reeds mijn be»
zoek, maar zeker niet al voor heden
avond, aangekondigd. Ik hoop dat ik u
niet al te erg stoor, door mijn voorba*
rige verschijning".
„In 't minst niet Je kamers zijn
tijd gereed om je te ontvangen. Het
spreekt toch vanzelf, dat de heer des
huizes steeds, op elk uur van den dag
of den nacht, welkom is".
„Tantetje, tantetje!" Bij deze woor»
den dreigde baron Adalbert, de oude
dame lachend met z'n vinger. „Ik heb
u al zoo vaak verzocht om mij, als den
u zeer toegedanen neef, u zelf echter
als meesteres .van den huize te be*
schouwen. Als ik naar Brandenberg
kom, stel ik me geheel onder uwe moe»
derlijko zorgen. Ik denk minstens eeni»
ge weken in Brandenberg door te bren*
_gen".
„Dat zal me bijzonder veel genoegen
doen".
Dan zijn we 't dus eens, tantetje,
cn dank ik u hartelijk daarvoor. Ik heb
pas sedert kort besloten tot dit bezoek.
Eigenlijk wilde ik pas over eenige da*
gen, en slechts voor 'n paar weken ko»
men, dat zei ik neef Wolfgang ook,
toen hij me vanmorgen opzocht, bij 't
afscheid. Nauwelijks, was Wolfgang ech
ter weggegaan, of ik kreeg 'n onover*
winnelijken zin om hierheen te gaan.
Ik nam reeds den avondtrein om aan
m'n verlangen te voldoen. Ik wil. hier
in Brandenberg, het buitenleven eens,
als 'n echt landedelman, zoo echt met
volle teugen genieten, en verzoek u
dringend dat u zich door mij, op geen
enkele wijze in uw rust en uwe gewoon*
ten laat storen. Het is al laat, en u
bent gewend om vroeg naar bed te
gaan; dat moet u dus vandaag ook
doen. Ik zal u daarom nu reeds goeden
nacht zeggen, en me naar mijn kamers
terugtrekken. Jij, Wolfgang, zult wel
zoo vriendelijk zijn me te vergezellen;
ik heb nog heel wat over den eventuee»
len aankoop van Sarlow met je te bc»
spreken. We zullen nog gezellig 'n si»
gaar met elkaar rooken. Goeden nacht,
beste tante".
Hij kuste haar de hand.
„Wat 'n pracjitrncnsch, die neef Adal»
bert!" dacht de barones, terwijl ze hem
nakeek, zooals hij zich met Wolfgang
verwijderde. 't Was werkelijk een
groot geluk, in ons ongeluk, dat de he»
mei hem ons heeft toegezondenl"
Er waren, voor den eigenaar van het
goed, drie mooie kamers in 't kasteel
gereserveerd, en de barones zorgde er
met pijnlijke nauwkeurigheid voor, dat
ze steeds in orde waren om door Adal»
bert betrokken te worden. Adalbert
keek behaaglijk rond, toen hij in z'n,
door een schitterend licht verhelderde
zitkamer kwam, en den, hem verwach»
tenden kamerdienaar vriendelijk toe*
knikte. „Goed zoo, Jean", zei hij, zorg
eens voor goede sigaren en een flesch
Rüdesheimer. Deze zullen me des te be»
ter smaken, na de reis, nu ik ze in zulk
goed gezelschap kan genieten", wendde
hij zich tot Wolfgang.
Hij liet dezen laatste op de sofa
plaats nemen, cn kwam naast hem zit*
ten .stak een sigaar aan, en vulde de
twee glazen. „Klink eens met me neef"
zei hij vriendelijk, „op een genoeglijk
samenzijn in de aanstaande weken".
Wolfgang moest wel met hem klin»
ken, ofschoon hij in stilte twijfelde, of
dit samenzijn voor hem wel zoo genoe»
gelijk zou wezen.
„Wel neefzei de baron lachend „je
trekt bij mijn toespraak 'n gezicht, als
'n boer die kiespijn heeft, 't Vooruit*
zicht, om me hier in Brandenberg, eeni»
ge weken te herbergen, schijnt je nu
juist niet te verheugen. Ik denk er ovc»
rigens niet aan om, op de eene of an*
dere manier, in te grijpen in je bevoegd
heden: je blijft hier de onbeperkte
meester. Ik zal je openhartig bekennen
dat 't een bepaald doel is, dat me er
toe bewogen heeft, vandaag reeds, en
voor eenigen tijd, bij je te komen".
(Wordt vervolgd).