FLITSEN
VAN KUNST EN KUNSTENAARS
BINNENLAND
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
ZATERDAG 7 AUG. 1S26
Aan de Boschdreef. Oor»
spronkelijke roman door
Marie Gij sen, R'dam
Brusse.
Kent mijn lezer Brabant? Ik bedoel
tiet zoo zeer de villatjes van Oister»
wijk, met zijn vennen, noch De IJzeren
Man bij Den Bosch, of diergelijke als
vacantieverbiijf in de laatste jaren bc»
kend geworden oorden; ik meen meer
het oostelijk deel met de aardige dor*
pen, zoo bij Oirschot en Rooy, bij
Best en MiddeH>eers en bij Son, waar
we na in 't najaar Breughel willen
gaan herdenken? Misschien ja. door
de mobilisatie zijn er nog al wat Hob
ïandsche jonge en oudere mannen het
Brabantsche land ingestuurd en juist in
deze streek terechtgekomen. In het
mooie bosch van Marie Gijsen. dat
hier voor me ligt, komen zelfs een paar
van die jongens. Haarlemmers zelfs,
kijk eens aan, als tweedeplansfiguren
voor Maar dat is maar bijzaak; de
schrijfster had ze evengoed uit Hoorn,
Purmerend of Amsterdam kunnen la»
ten komen. Wat in dit boek de hoofd»
zaak is, het is de voluit prachtige, gave
manier waarop de schrijfster het leven
van een Brabantsch boerengezin ver»
telt, met een onmiddellijk te herken»
nen liefde voor het Brabantsche land
en de Brabantsche gewoonten.
Ook boer Rumold van de Boschdreef
heeft die liefde voor zijn grond, al
heeft hij Marie Gijsen noodig om die
gevoelens voor ons te beschrijven, zoo»
als zij dat doet, voelen wy dien boer
als een echt stuk natuur, eigenlijk een
prachtigen kerel in zijn zwijgenden
eenvoud, ook als alles gaat zoo 3ls hij
het nu juist niet wilde en gehoopt had.
Zijn werk, zijn mooi boerenwerk, voelt
hij, is voor niets geweest. De boel loopt
uit mekaar. Zijn eenige jongen, Moe»
der's Antoon, is naar 't seminarie, en
de twee meisjes Treeze en Anneke,
brengen in den loop van het verhaal
ieder een vrijer op den hof die van het
boerenbedrijf niets hebben moet. De
vroolijke Treeze lacht wat met dat
boerengedoe. dat haar ,,meug" niet is.
Zij is verloofd met den lossen kwant
Friedje, die een winkel heeft in de
Kerkebuurt, en die liever met zijn
vrienden in 't kroegje zit, grollen te
vertellen dan achter de koeien te loo»
pen. Hij heeft boer Rumold juist rond»
uit verteld dat hij daar niets van heb»
ben moet.
Rumold had onder die uiteenzetting
van Friedje's zienswijze de gewaarwor»
dingen zoo als 'n dier moet hebben,
v anneer het tegen den draad in, over
de vacht gestreken wordt. Spijt gevoel»
de hij zich te hebben geuit en buiten
zich zelf te zijn gegaan. Hij besefte wel
dat Fricd's gedachte geen deel kon heb
ben aan de zegening van zijn arbeid,
die hij zelf zoo grootsch aanvoelde.
Norsche uitdrukking spreidde zich
veer over zijn wezen. Hij wist Fried
na mijlen ver van zich af; hij wilde nu
ook geen toenadering meer. Hij was
opgestaan en zag niet meer naar hem
om. In zijn afgebakenden levenskring
voelde hij zich op zijn plaats en wist
h:j zich veilig".
Met een gillachje kwam Treeze om
den muurhoek kijken. Toen zij beiden
omzagen, trok ze zich schielijk terug,
waagde dan weer een oog en vertoon»
de zich in haar donkerblauw kleed,
waarvoor ze een koket wit schortje vol
borduursel had aangepast. Het haar
had ze opgepoft en langs de slapen ge»
Jegd.
Z'n scherp oog flitste even over haar
voorkomen; het was 'n blik die haar
lach deed besterven. Wrang proefde hij
dien lach als ijdele vreugde, hij zag er
iets opstandigs in en tegelijk een afwijs
king, niet alleen van hem als den boe»
renvader. maar heel z'n met zooveel
liefde gekweekte en gegroeide illusie
zag hij met dat borduursel en die op»
gepofte haren, wijken. Zoo stonden zij
een oogenblik tegenover elkaar.
Treeze wilde er toch overheen met
'n lach. Ze kon de diepte van zijn te»
leurstelüng ook niet peilen, waarin ze
hem neergeslagen had met haar onnoo»
zelen opschik. „Nou, sta 't me nie
6Con?" enz.
Eenvoudig weg loopt zoo het verhaal
bij Marie Gijsen, maar hoe boeiend
blijft het in zijn eenvoud, omdat blijk»
baar alles waarvan zij vertelt, deel uit»
maakt van haar zelf en haar werk daar»
door misschien minder kunstig, maar
veel meer kunst is. dan veel op onze
leestafel, dat befaamder auteurs produ»
ceerden. Ik heb van dit boekje, zonder
eenige restrictie genoten, het vriende»
lijk Brabantsch dialect, waarin haar
personen spreken klinkt u spoedig ge»
meenzaam. de natuurlijke oprechte
wijze van schrijven dringt iedere criti»
sche bedenking terug en ik heb alleen
maar spijt dat ik al niet eerder met
Marie Gijsen's werk heb kennis ge»
maakt. Want zij schreef over haar Bra»
bantsch volk reeds meer, dat mij is
voorbijgegaan, doch dat zeker niet
minder zal wezen. Wie een bijfiguur
als Anneke, de tweede dochter van
Rumold met ahar schuchtere, maar zoo
zuivere liefde voor den jongen man,
die haar miar ééns diep in de oogen
gekeken heeft, weet te teekencn, is een
fijne artiste en een lieve vrouw; dat zij
de tragiek van Rumold's geval aan
het einde sterft de vrouw en blijft hij
met de mismaakte Leeneke alleen op
de Boschdreef over zoo zich laat
ontwikkelen, dut wij het boek toch
dankbaar en zonder opstandigheid slui»
ten. is bovendien een kant harer be«
gaafdheid die zij aan haar levensinzicht
aankt. Schrijfster en boek zijn, dunkt
mij. een gave eenheid, en eene waar»
voor men gaarne respect en bewonde*
ring heeft.
J. Eilkema öe Koo. De
Moordenaar, Leidsche uit»
geversmaatschappij.
Wat maakt een schrijver als Eilkema
de Roo zich het moeilijk, zijn we ge*
neigd te denken, als wij zijn Moorde*
naar, na Marie Gijsen gaan lezen. Het
is best mogelijk dat De Roo kunstvoller
schrijver is, zeker schijnt hij het. En
zooals beide artisten zich tegenover
het leven stellen, is er natuurlijk he*
melsbreed verschil. Zooeven een een»
voudige natuur die veel liefde te geven
heeft en er in geslaagd is bij een zekere
beperktheid te berusten en misschien
gelukkig te zijnhier een geoompli»
ceeide mannennatuur, die zich een
puzzle stelt en daarvoor de oplossing
zoekt, die den romanvorm kiest om een
probleem te belichten en die dat in»
derdaad zoodanig doet dat ook wij in»
nerlijk geroerd worden, en die dus
kunst schept. Wat gemakkelijker is?
Moeilijk te beantwoorden vraag, 't Wil
mij wel voorkomen dat de schrijfster
van de Boschdreef meer bezit van wat
je nu eenmaal nooit leeren, en dat de
vader van den Moordenaar meer leeren
wil dan je ooit beheerschen kunt. De
Roo is een typisch produkt van zijn en
van onzen tijd. Die weer, in voortdu»
rende onvoldaanheid, een ongclimitcer*
dc veelzijdigheid bestreeft, meer om
zichzelf tijdelijk te bevredigen dan om
uit een tot rust gekomen kolking van
emoties, schoonheid voor anderen te
concipieeren. Natuurlijk zijn zij, die zoo
bezig zijn, de slechtsten niet. Steeds is
in hun bedrijf, wat interesseert en zij»
zeiven interesseeren niet het minst.
Maar men vindt in hun arbeid vaak het
overdachte, het bedenksel overheer»
schen de natuurlijkheid, het van zelf
gegroeid=zijn van een groot kunstwerk.
Juist dat, wat zij niet helpen kunnen,
ontbreekt er vaak aan- Knap is het ge»
noeg, o, zeker, nog eens, het zijn de
minsten niet die zoo den wil tot kunst»
productie cultiveeren, maar ik geloof nu
juist dat het mooiste en het zuiverste
in kunst altijd buiten dien „wil" ont»
staan is. „Tusschen twee boeken in, om
voor een poos de literatuur te verge*
ten. heeft Eilkema de Roo zich aan het
componeeren gezet. Zijn lezers zullen
verlangend zijn, ook met deze wijze van
uiting zijner gevoelens kennis te maken",
zoo kondigt zijn uitgeefster een lied voor
middenstc-m „mon rêve familier" aan
Met klavierbegeleiding, bij een sonnei
van Verlaine. Welk een veelzijdige acti*
viteit. Om jaloersch van te worden
Officier in het leger, dan koopman, dan
auteur, dan componist, het zou me niets
verwonderen als ik vandaag of morgen
een schilderij van zijn hand op een ten»
toonstelling te bespreken krijg. Wij heb»
ben al meer van die duivelskunstenaars
gekend. Zij „zetten" zich aan het com
poneeren. aan het schilderen, aan het
„kunstsmaken" zooals een gewoon
mensch zich aan zijn ontbijt „zet". En
het gekste is, voor den drommel, dat
zij zich altijd, of bijna altijd op een
behoorlijke wijze van hun taak kwijten,
omdat zij de schranderheid bezitten van
een métier te kunnen aanleeren en er
zelfs diverse tegelijkertijd te beoefe»
nen.
Zoo is nu ook deze Moordenaar weer
een boek dat goed geschreven, goed ge*
componeerd is en dat zeker kan boeien.
Eén van hartelijke genegenheid gevuld,
gelukkig huwelijk van een dokter met
een jonge vrouw. De vrouw is niet
gezond, is opgeschreven. Dokter ziet
het, ontveinst het zich. ziet weer, neemt
consult, heeft zekerheid, gelooft het
niet, wordt overtuigd. Zijvermoedt,
hoopt, en weet dan zeker. Haar lijden,
aanvankelijk, staat hoop op beterschap
toe: wordt dan erger en erger en ten
slotte ondragelijk. Twee j»ren van gol»
vingen van geven en hemen beschrijft
De Roo, gevoelig hier cn daar, maar
hoofdzakelijk met wetenschappelijke
tusschenvoegscls die van een documcn»
taire geleerdheid zijn, waarvan alleen
maar het respect voor sohrijver's bele»
zenheid rest. Tot slot de puzzle gesteld,
waarop al geruimen tijd is aangestuurd:
mag dokter er een eind aan maken of
niet. Een injectie versterken cn aan het
leed en lijden van zijn liefde een grens
stellen. Zoowel zijn jongere collega als
de pastoor van zijn dorp hadden daar
hun eigen idee over ten beste gegeven.
Hij doet het: en doet het wetend, dat
daama ook zijn eigen voortbestaan geen
zin meer heeft. Ook hier dus één, die
dof, verlaten overblijft.
Ik zei reeds dat telkens ook in De
Roo's boek een ontroering opkomt, en
ge dan voelt dat ook in hem de kun*
sten aar steekt. Maar ik beken dat hij
in zijn gecompliceerdheid verder van
mij afstaat dan de Brabantsche auteur
in haar vromen eenvoud.
J. H. DE BOIS.
EXAMENS EN
SLAAGKANSEN.
OVERVOERING INTELLEC-
TUEELE BEROEPEN.
In de Tel. van Prof. R Casimir een
beschouwing die wel overdenking waard
is. Schrijver vestigt de aandacht op de
pijnlijke ervaringen die opgedaan wor*
den ten opzichte van de slaagkansen van
hen die een zeker examen hebben afge*
legd en nu in de maatschappij een weg
moeten zoeken. Velen zijn er die met
moeite het een of ander diploma verkre»
gen omdat zij een school hebben be»
zocht die niet voor hun aanleg paste.
Zoo goed als alle intellectueele beroepen
zijn overvoerd. Aan de diploma s al»
léén hecht men niet meer. Men wenscht
er de puntenlijst bij te zien en vraagt
een verklaring van het hoofd der be*
zochte school. Zijn lijst en verklaring
niet zeer gunstig dan wordt het vinden
an werk nog moeilijker.
Gewoonlijk is dan de tijd al verstre*
ken om nog een eenvoudig vak te lee*
ren en zoo ziet men tegenwoordig tal
van jongelui in het bezit van een acte
van onderwijzer(es), Mulo*diploma,
eind=examen H. B. S., die geen baan
kunnen vinden en wier ouders niet
langer voor hen kunnen zorgen. Naar
aanleiding daarvan geeft schrijver de
ouders van kinderen die slechts mid»
dclmatig of minder dan middelmatig
zijn den raad goed te rade te gaan met
ervaren menschen voor zij hun kind
den smartelijk en weg opvoeren.
In andere gevallen slagen jongelui
met goeden aanleg met succes cn deze
zouden dan gaarne het Hoogcr1 On=
derwijs willen volgen. Doch dc noodi*
gc geldmiddelen ontbreken. Het aan*
tal studiebeurzen is uiterst beperkt.
Uit maatschappelijk oogpunt is er
geen Staatsbelang mee gemoeid nog
grooter aantal studiebeurzen beschik»
baar té stellen. Ouders, aldus schrij*
ver, die hun kinderen willen bestem*
men voor het hooger onderwijs zullen
goed doen voor zij besluiten den weg
daartoe in te slaan, na te gaan, o^ zij
in staat zullen zijn de studie mogelijk
te maken.
Is dat niet het geval, dan blijft de
ontgoocheling niet uit Al weer. wat
moet men antwoorden op brieven,
waarin gezegd wordt, mijn kind heeft
eindexamen Gymnasium of H.B S. ge*
da3n en wil studeeren. maar ik heb
geer. geld. Kunt gij mij een weg wij»
zen?" Tenzij het een leerling van bij»
zondere begaafdheid is. is het zoo
goed als onmogelijk. Ook hier weer
een niet gewenscht resultaat.
Er is hier slechts één troost, gaat
schrijver voort, waar de drang tot we»
ten en de liefde voor wetenschap
werkelijk intens groot is. daar vindt de
jonge man gewoonlijk zelf een weg. Hij-
leent wat geld, hij spaart wat over in
een betrekking, die hij zoekt, studeert
in zijn avonduren. Ons land is vol van
menschen, die zoo hun weg als in een
steenrots gehouwen hebben. Misschien
ware het een maatschappelijk belang de*
zullen te helpen als zij eerst zelf een
eind gekapt hebben
Een lichtpunt is het dat er tal van
werkzaamheden zijn, die verstandige
menschen vragen zonder dat zij hooge
opleiding eischen-
Ook moet men het toejuichen, dat de
positie van den vakman verbetert. De
strijd voor een behoorlijke plaats in de
maatschappij voor den gevormden vak»
man heeft ook voor de hoogere beroe*
pen groote beteekenis, want naarmate
er groote rechten komen voor den vak»
arbeid, zullen tot de geestelijke beroe*
pen zij gaan, die er door hun neiging
en aanleg heengetrokken worden. Deze
ontwikkeling kan versneld worden en
geleid, indien wij zoeken naar de mid»
delen, om voor het begin van een op»
leiding of studie de geschiktheid vast
te stellen.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 660
HET NA-DUTJE
Je wordt in eerste instantie gewekt
door het gekletter van een melkbus op
de stoep
jc keert je om, trekt de deken over jo
hoofd en soest weer weg
de wekker van jc zoon. wiens trein
een uur vroeger gaat dan je eigen,
stoort je voor dc tweede maal
je bent bijna weer in slaap als je zoon
de trap afkomt en den nieuwen dag
met gezang begroet
de kinderen van de buren komen op
het onzalig idee, voor het ontbijt al op
straat te gaan spelen
waarna de buurt weer tijdelijk stil
wordt en je een nieuwe poging aan»
wendt
je verheugt je er juist in dat ze waf
verder op schijnen te gaan als je buur*
vrouw ze terugroept.
-7V-S)
die al heel kort duurt omdat je eigen
wekker aan alle verdere slaapmogelijk»
beid een einde maakt.
(Na'druk verboden}
RIJKSVERZEKERINGS
BANK.
KLACHTEN OVER WACHTEN.
Men schrijft aan Voorwaarts namens
den Centralen Bond van Transport»
arbeiders:
Voor eenige jaren terug is meer
malen op het lan-g uitblijven van uit»
keeringen voor door ongevallen ge»
troffenen van de Rijksverzekerings*
bank geklaagd. Er iis toen een poosje
geweest, dat het wat beter ging, de
machine werkte toen wat vlugger.
Tegenwoordig schijnt 't weer den ouden
kant op te gaan; iedcren dag komen
op ons kantoor klachten over lang
uitblijven van uitkeering. Als het nu
nog riskante gevallen waren, zou er
nog iets voor zijn te zeggen. Maar
iemand die 6 Juli met gebroken
been in het ziekenhuis gebracht wordt,
op 4 Augustus nog op uitkeering la*
ten wachten, is toch wel wat al te
kras.
Een ander die eveneens op dien da»
tum een ongeval kreeg, wilde al weer
aan het werk g(aan. omdat hij nog
steeds geen c-enr uitkeering ontving,
hetgeen hem echter door de contro*
ieerende geneesheeren werd verboden.
Ook deze man wacht op 4 Augustus
nog op uitkeering.
Tal van gevallen waarover wij den
Iaatsten tijd aan de R.V.B. brieven
schreven, zijn ons bekend. De nood
in de gezinnen van deze meestal losse
havenarbeiders laat zich indenken.
Trouwens niet alleen havenarbeiders
tref,t dit, ook 'tal van andere cate»
gorieën ondervinden hetzelfde euvel.
Men zegt dat door bezuiniging ook
op het kantoor van de Rijksverzeke»
ringsbanik met minder personeel wordt
gewerkt. Als het waar is, meemen wij
hier toch tegen op te moeten komen.
Het moet aan het bestuur van de R.
V. B. toch duidelijk zijn, dat er geen
maand of langer op uitkeeringen kan
worden gewacht. Zooals het thans in
vele gevallen gaat, is het voor iemand
die een ongeval treft, een dubbele
ramp.
Wel kan er in veel gevallen worden
gezegd „de uitkeering van de Rijks»
verzekeringsbank is verzekerd", doch
het crediet dat men daarop heeft, is
veelal niet heel groot.
Meer spoed met het bepalen van
voorioopige uitkeeringen is dringend
noodzakelijk.
DE TOCHT VAN DE
„NORGE".
Was er ruzie boven den
den Noordpool?
Indertijd is uitvoerig bericht over
den tocht van de „Norgc", waaraan de
Italiaansche journalist Tomasselli had
deelgenomen. Dezelfde Tomasselli
heeft generaal Nobile opnieuw ge»
interviewd cn vertelt er van in de
„Corriere della Sera";
Hoewel nog verscheidene bijzonder»
heden aan den dag traden, is toch het
belangwekkendste gedeelte van het
interview, dat, wat handelt over de
ruzie, welke tusschen de leden der
bemanning zou zijn ontstaan.
Gelooft gij, vroeg de correspon»
dent, dat het probleem der Noordpool
nu is opgelost?
Ik den, antwoordde Nobile, dat
met onze reis een nieuw tijdperk voor
poolonderzoekingen gebaseerd op we»
tenschappe! ijken grondslag is aan ge»
broken. Wij hebben slechts kunnen aan
toonen, dat er tusschen de Pool en
Alaska geen vastland bestaat, maar
van de eventueele aanwezigheid van
eilanden moet men zich nog verge»
wissen. Ik ben bereid dc onderneming
te herhalen. De poolsf eken oefenen
een fascmeercndcn invloed op mij uit.
We zijn nu in het gezicht vaa Napels,
en reeds verlang ik weer terug naar
de Pool.
Generaal, antwoordde de beman»
ning, we zijn, steeds tot uw dienst.
Ik moet u bekennen, vervolgde
Nobile tot Tomasselli, dat ik verrast
was te bemerken hoeveel journalisten
zich aanboden om mee te gaan. De
pers heeft mij geholpen en dat zal ik
nooit vergeten. Maar doe mij een pk»
zier: schrijf, dat het interview, dat
ItaliaanschsAmerikaanisohe couranten
hebben gepubliceerd, en dat in de ge*
heele wereld werd overgenomen, ge»
heel uit den duim gezogen is en dat
de Italianen aan boord onvermoeid
waren in het vervullen van hun plich*
ten, de Noren deden niet minder hun
best.
Allen deden hun. pHcht en meer dan
te maken bij het toestel tot meting
dat; ook Ellsworth zocht zich nuttig
van de elcctrische atmosfeer. De
uren, dat de zestien personen aan
aan boord konden slapen, waren zoo
weinik in aantal, dat van allen de
grootste inspanning werd geëischt.
Maar nu genoeg: morgen zal ik mijn
kleine meid weerzien. Ik telegrafeer»
de reeds aan mijn vrouw, dat alles
tme een droom leek.
En nu?
Ik weet 't niet; misschien nog *a
droom..
EEN GESPLITST BANKBILJET
UITGEGEVEN.
iMen meldt uit Roermond:
Te Roermond werd voor eenige da*
gen door een vrouw in een winkel al*
daar een bankbiljet van f 25 ter beta*
ling gegeven. Later bleek dat van dit
biljet de voor» cn achterzijde van el*
kaar waren gescheurd, zooals dat bij
de dikkere roode biljetten van dat
bedrag mogelijk is.
De winkelier deed hiervan aangifte
bij de politie, die weldra ook te weten
kwam, dat de andere helft van dit
biljet door dezelfde vrouw aan een
melkslijter was uitgegeven. Duidelijk
bleek, dat beide stukken, die door de
politie in 'beslag werden genomen, één
geheel hadden uitgemaakt.
De vrouw, zekere S., wonende al»
daar, werd door de politie gearres»
teerd en in het Huis van Bewaring
opgesloten. Zij heeft reeds bekend de
eerste helft van het biljet te hebben
uitgegeven,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL
Uit 't Duitsch.
46)
„Waarom mag hij me niet zien?
Wj irom moet ik me verschuilen?"
..Hij kan 't niet hebben dat we des
avonds nog 't park ingaan. O, je kunt
niet begrijpen, hoe woedend hij wor»
den kan! Als hij Willy en ons een
standje geeft, kan ons dat niets sche»
len, wij zijn er aan gewend. Maar hij
is. in staat om tegen jou ook grof tc
worden en da> zou ik r.iet kunnen ver*
dragen. Dan geeft 'i een groote herrie.
Doe 't om mij plezier te doen, kom
hier bij Willy en mij. Hier acuter den
wand kan h;i ons niet zien. Ach toe,
als 't je blieft!"
Clara aarzelde nog. Het leek harer
onwaardig toe om zich te verstoppen.
Maar Emma smeekte zoo dringend cn
ook Willy £<eep haar hand en keek
hjn- aan met een ernstig smeekenden
blik. Ken ze zich daartegen verzetten?
Moest ze reeds den eersten avond een
strijd oproepen tusschen vader en doch»
ter. terwiile van haar? Zij schaamde
zich over haar toegevendheid, maar ze
gat toe, liet zich door Willy wegtrek»
ken en verschool zich achter den
beschermenden wand, naast de twee
meisjes.
't Was hoog tijd; reeds waren Funk
Upsen, die, op het breede pad, van
't slot af langzaam naast elkaar wan*
delden, zoo dichtbij, dat zij, in elk ge»
val, de in het door 't heldere maanlicht
daghelder verlichte bergkasteeltje, zich
bevindende meisjes hadden moeten
zien, indien zij niet in de schaduw van
den voorwand verborgen hadden ge*
staan. Nu beklommen zij den heuvel
geheel en stonden even later aan de
open deur van 't huisje.
Funk keek, gedurende eenigen tijd,
zwijgend naar buiten, over 't door de
maan verlichte landschap, ging toen
zitten op de houten bank voor de
deur, terwijl Upsen voor hem bleef
staan. Clara hoorde heel duidelijk hoe
het vermolmde hout van de bank
kraakte, en schrok. Zij had gehoopt dat
de twee wandelaars gauw voorbij zou*
den gaan, en zij dan met de twee meis*
jes, haar schuilplaats kon ontvluchten,
nu echter scheen 't haar toe dat de
heer Funk blijkbaar, van plan was om
hier een poosje door te brengen. Als
hij met L'psen een gesprek beginnen
zou. werd ze onwillekeurig gedwongen
voor luistervink te spelen, al was 't dan
ook buiten haar wil. Zij wilde nog op
't laatste oogenblik voor den dag ko*
men. en den buiten zittenden haar te*
genwoordigheid verraden; maar Willie
raadde haar voornemen, greep haar
hand steviger en hield haar terug. „Blijf
als 't je blieft!" fluisterde zij zoo
zacht, dat alleen Clara's oor het waar
kon nemen.
Upsen ging naast Funk op de bank
zitten, zij zaten een heele poos zwij*
gend naast elkaar, en er drong geen an»
der geluid tot Clara door, dan het
knarsen van het zand, waarin Upsen
gedachteloos, met zijn stok teekende.
Eindelijk verbrak meneer von Funk het
lange stilzwijgen.
„Het gaat werkelijk niet, Upsen: dit*
maal kan ik je wensch niet vervullen.
Hoelang ik er ook over nadenk, kan ik
toch geen uitweg vinden en moet Sar»
low verkoopen! Ik begrijp je eigenlijk
niet, waarom je zoo tegen dezen ver»
koop bent, omdat je alleen maar last
hebt van de, niets opbrengende, hoeve".
„Moeite hier, moeite daar!" ant»
woordde Upsen, barsch. „Ik heb 't mc
nu eenmaal in 't hoofd gezet dat ik 't
niet verkies. En als u dan absoluut wilt
weten, waarom niet? Welnu, dan wil
ik 't u wel vertellen. U zult me wel
niet verraden!" Bij de laatste woorden
lachte Upsen spottend, en vervolgde
dan; „Ik wil n:et hebben, dat die oude
man. die Knöwe, ziin neus steekt in 't
bosch van Sarlow. Nu kan ik hem uit»
lachen! Hij kan zich zooveel moeite ge»
ven als hij wil. pakken kan hij me niet.
Ik ruik hem. als 't ware, van verre, cn
eer hij me bereiken kan. ben ik weer
op Sarlower gebied, en kan hij naar me
fluiten!"
„Dus, terwiile van jouw krankzinni*
ge liefhebberij van strikken en vallen
plaatsen, moet ik
„Een krankzinnige liefhebberij! Ik
zeg u dat het m'n eenige vreugde en
lust is!" viel Upsen hem woedend in
de rede. „Als ik dat niet had, dan zou
ik 't nietswaardige leven hier, heele*
maal niet uithouden. Daarom zag ik u
nog eens: ik wil niet dat u Sarlow ver»
koopt en 't allerminst aan baron von
Brandenberg".
„Maar Upsen, gebruik toch je ver»
stand. Ik heb noodzakelijk geld noodig.
Hoe moet ik anders die opgezegde hy»
potheek van veertig duizend daalders
aflossen? Dit is me alleen mogelijk
door 't verkoopen van Sarlow aan me»
neer Adalbert von Brandenberg".
„De hypotheek zoudt u wel kunnen
betalen, en als 't noodig mocht zijn, wil
ik dit wel doen; maar u wilt meer geld
hebben, u bent weer van plan om naar
Berlijn te gaan, u wilt weer spelen en
brassen. Ik duld 't echter niet dat u
uw geld aan de Berlijnsche dobbelaars
verliest. Dat is een bodemloos vat! Tot
nu toe, heb ik altijd nog gehoopt, dat
ik u, in 't goede, zou kunnen overha*
len om de verkooping van Sarlow ach»
terwege te laten, nu echter heb ik
genoeg van dat vergeefsche pogen: ik
zeg u dat ik 't niet wil, en daarbij
blijft *t".
1
„Neen, duizendmaal neen!" nep
Funk driftig opspringend uit. „Moet ik
je slaaf zijn! Ik heb me, gedurende die
lange jaren, in alles geschikt, wat je
maat wenschte. Ik heb geduld dat je
me bedroog en bestal, ik heb je opgehe»
ven uit 't niets, maar ik laat me niet
vernederen tot je willoozen slaaf. Je
hebt dc boog tot 't uiterste gespannen,
ik waarschuw je, Upsen, ga niet ver*
der. de pezen zouden kunnen scheu»
ren!"
Upsen lachte vol hoon. Hij rekte z'n
mismaakt lichaam uit, cn ging toen ge»
makkelijk, met zijn armen over elkaar,
tegen de houten bank leunen. „Ei, ei,
meneer von Funk", zei hij spottend, „u
wilt me bedreigen? U, die aan mijn
goedigheid en lankmoedigheid alles
dankt, u, dien ik iedcren dag, als ik dit
maar wil. in 't tuchthuis zou kunnen
brengen! Bedenkt, als 't u blieft, dat ik
'n zeker patertje in mijn bezit heb!
Als ik dat eens aan den heer Frühberg
gaf?"
„Huichelachtige schurk! Je denkt dat
ic mij in de hand hcht; maar je ver*
gist je! F.en kogel in 't hart is nog be»
ter dan zoo re leven! Ik zal Sarlow aan
baron Adalbert verkoopen, doe jij dan
maar wat je wilt, ik ben niet bang
meer voor je!"
Hij verkwistte geen woord meer aan
Upsen en deze bleef alleen achter, ter*
wijl hij den heengegane peinzend na*
keek. Daarna stond ook hij op, rekte
zijn kolossale ledematen uit, en ging
hinkend naar 't slot terug, terwijl hij
onverstaanbare woorden mompelde.
Van de drie schuilenden, stond Em»
ma 't eerst op, en keek uit de deur.
Heel in de verte, al in de schaduw van
de hooge boomen, zag zij de mismaak*
te, lange gestalte van Upsen. „Ze zijn
weg, wij kunnen nu ook gaan!" riep ze
terug. „Den hemel zij dank dat ze ons
niet hebben gezien, papa was, buiten»
dien woedend genoeg! Wat hebben die
twee toch met elkaar gehad? En wat
hebben zc voor onzin gepraat?! Sprak
die oude griezel niet van 't tuchthuis
en dat papa Sarlow niet moest verkoos
pen? En papa syrak zelfs over dood»
schieten. Heb je er iets van begrepen,
juffrouw?"
Clara schudde haar hooFd. Ook voor
haar was, wat zij gehoord had, onbe»
grijpclijk. Een ding alleen was haar
duidelijk, namelijk dat Funk, door een
of andere misdadige handelwijze, die
Upsen kende, dezen een macht over
hem had gegeven, die Upsen schande*
lijk uitbuitte. Door aan oom Frühberg
iets te verrader., kon Upsen Funk in de
gevangenis brengen. Hierdoor was dus
dc vrecsclyk drukkende heerschapnij
die Upsen ovei Funk cn diens familie,
uitoefende, verklaard, maar over 't feit
dat de heer von Funk had gepleegd,
had 't gesprek niets verraden.
(Wordt vervolgd).