FLITSEN VAN KUNST EN KUNSTENAARS BINNENLAND FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT ZATERDAG 7 AUG. 1S26 Aan de Boschdreef. Oor» spronkelijke roman door Marie Gij sen, R'dam Brusse. Kent mijn lezer Brabant? Ik bedoel tiet zoo zeer de villatjes van Oister» wijk, met zijn vennen, noch De IJzeren Man bij Den Bosch, of diergelijke als vacantieverbiijf in de laatste jaren bc» kend geworden oorden; ik meen meer het oostelijk deel met de aardige dor* pen, zoo bij Oirschot en Rooy, bij Best en MiddeH>eers en bij Son, waar we na in 't najaar Breughel willen gaan herdenken? Misschien ja. door de mobilisatie zijn er nog al wat Hob ïandsche jonge en oudere mannen het Brabantsche land ingestuurd en juist in deze streek terechtgekomen. In het mooie bosch van Marie Gijsen. dat hier voor me ligt, komen zelfs een paar van die jongens. Haarlemmers zelfs, kijk eens aan, als tweedeplansfiguren voor Maar dat is maar bijzaak; de schrijfster had ze evengoed uit Hoorn, Purmerend of Amsterdam kunnen la» ten komen. Wat in dit boek de hoofd» zaak is, het is de voluit prachtige, gave manier waarop de schrijfster het leven van een Brabantsch boerengezin ver» telt, met een onmiddellijk te herken» nen liefde voor het Brabantsche land en de Brabantsche gewoonten. Ook boer Rumold van de Boschdreef heeft die liefde voor zijn grond, al heeft hij Marie Gijsen noodig om die gevoelens voor ons te beschrijven, zoo» als zij dat doet, voelen wy dien boer als een echt stuk natuur, eigenlijk een prachtigen kerel in zijn zwijgenden eenvoud, ook als alles gaat zoo 3ls hij het nu juist niet wilde en gehoopt had. Zijn werk, zijn mooi boerenwerk, voelt hij, is voor niets geweest. De boel loopt uit mekaar. Zijn eenige jongen, Moe» der's Antoon, is naar 't seminarie, en de twee meisjes Treeze en Anneke, brengen in den loop van het verhaal ieder een vrijer op den hof die van het boerenbedrijf niets hebben moet. De vroolijke Treeze lacht wat met dat boerengedoe. dat haar ,,meug" niet is. Zij is verloofd met den lossen kwant Friedje, die een winkel heeft in de Kerkebuurt, en die liever met zijn vrienden in 't kroegje zit, grollen te vertellen dan achter de koeien te loo» pen. Hij heeft boer Rumold juist rond» uit verteld dat hij daar niets van heb» ben moet. Rumold had onder die uiteenzetting van Friedje's zienswijze de gewaarwor» dingen zoo als 'n dier moet hebben, v anneer het tegen den draad in, over de vacht gestreken wordt. Spijt gevoel» de hij zich te hebben geuit en buiten zich zelf te zijn gegaan. Hij besefte wel dat Fricd's gedachte geen deel kon heb ben aan de zegening van zijn arbeid, die hij zelf zoo grootsch aanvoelde. Norsche uitdrukking spreidde zich veer over zijn wezen. Hij wist Fried na mijlen ver van zich af; hij wilde nu ook geen toenadering meer. Hij was opgestaan en zag niet meer naar hem om. In zijn afgebakenden levenskring voelde hij zich op zijn plaats en wist h:j zich veilig". Met een gillachje kwam Treeze om den muurhoek kijken. Toen zij beiden omzagen, trok ze zich schielijk terug, waagde dan weer een oog en vertoon» de zich in haar donkerblauw kleed, waarvoor ze een koket wit schortje vol borduursel had aangepast. Het haar had ze opgepoft en langs de slapen ge» Jegd. Z'n scherp oog flitste even over haar voorkomen; het was 'n blik die haar lach deed besterven. Wrang proefde hij dien lach als ijdele vreugde, hij zag er iets opstandigs in en tegelijk een afwijs king, niet alleen van hem als den boe» renvader. maar heel z'n met zooveel liefde gekweekte en gegroeide illusie zag hij met dat borduursel en die op» gepofte haren, wijken. Zoo stonden zij een oogenblik tegenover elkaar. Treeze wilde er toch overheen met 'n lach. Ze kon de diepte van zijn te» leurstelüng ook niet peilen, waarin ze hem neergeslagen had met haar onnoo» zelen opschik. „Nou, sta 't me nie 6Con?" enz. Eenvoudig weg loopt zoo het verhaal bij Marie Gijsen, maar hoe boeiend blijft het in zijn eenvoud, omdat blijk» baar alles waarvan zij vertelt, deel uit» maakt van haar zelf en haar werk daar» door misschien minder kunstig, maar veel meer kunst is. dan veel op onze leestafel, dat befaamder auteurs produ» ceerden. Ik heb van dit boekje, zonder eenige restrictie genoten, het vriende» lijk Brabantsch dialect, waarin haar personen spreken klinkt u spoedig ge» meenzaam. de natuurlijke oprechte wijze van schrijven dringt iedere criti» sche bedenking terug en ik heb alleen maar spijt dat ik al niet eerder met Marie Gijsen's werk heb kennis ge» maakt. Want zij schreef over haar Bra» bantsch volk reeds meer, dat mij is voorbijgegaan, doch dat zeker niet minder zal wezen. Wie een bijfiguur als Anneke, de tweede dochter van Rumold met ahar schuchtere, maar zoo zuivere liefde voor den jongen man, die haar miar ééns diep in de oogen gekeken heeft, weet te teekencn, is een fijne artiste en een lieve vrouw; dat zij de tragiek van Rumold's geval aan het einde sterft de vrouw en blijft hij met de mismaakte Leeneke alleen op de Boschdreef over zoo zich laat ontwikkelen, dut wij het boek toch dankbaar en zonder opstandigheid slui» ten. is bovendien een kant harer be« gaafdheid die zij aan haar levensinzicht aankt. Schrijfster en boek zijn, dunkt mij. een gave eenheid, en eene waar» voor men gaarne respect en bewonde* ring heeft. J. Eilkema öe Koo. De Moordenaar, Leidsche uit» geversmaatschappij. Wat maakt een schrijver als Eilkema de Roo zich het moeilijk, zijn we ge* neigd te denken, als wij zijn Moorde* naar, na Marie Gijsen gaan lezen. Het is best mogelijk dat De Roo kunstvoller schrijver is, zeker schijnt hij het. En zooals beide artisten zich tegenover het leven stellen, is er natuurlijk he* melsbreed verschil. Zooeven een een» voudige natuur die veel liefde te geven heeft en er in geslaagd is bij een zekere beperktheid te berusten en misschien gelukkig te zijnhier een geoompli» ceeide mannennatuur, die zich een puzzle stelt en daarvoor de oplossing zoekt, die den romanvorm kiest om een probleem te belichten en die dat in» derdaad zoodanig doet dat ook wij in» nerlijk geroerd worden, en die dus kunst schept. Wat gemakkelijker is? Moeilijk te beantwoorden vraag, 't Wil mij wel voorkomen dat de schrijfster van de Boschdreef meer bezit van wat je nu eenmaal nooit leeren, en dat de vader van den Moordenaar meer leeren wil dan je ooit beheerschen kunt. De Roo is een typisch produkt van zijn en van onzen tijd. Die weer, in voortdu» rende onvoldaanheid, een ongclimitcer* dc veelzijdigheid bestreeft, meer om zichzelf tijdelijk te bevredigen dan om uit een tot rust gekomen kolking van emoties, schoonheid voor anderen te concipieeren. Natuurlijk zijn zij, die zoo bezig zijn, de slechtsten niet. Steeds is in hun bedrijf, wat interesseert en zij» zeiven interesseeren niet het minst. Maar men vindt in hun arbeid vaak het overdachte, het bedenksel overheer» schen de natuurlijkheid, het van zelf gegroeid=zijn van een groot kunstwerk. Juist dat, wat zij niet helpen kunnen, ontbreekt er vaak aan- Knap is het ge» noeg, o, zeker, nog eens, het zijn de minsten niet die zoo den wil tot kunst» productie cultiveeren, maar ik geloof nu juist dat het mooiste en het zuiverste in kunst altijd buiten dien „wil" ont» staan is. „Tusschen twee boeken in, om voor een poos de literatuur te verge* ten. heeft Eilkema de Roo zich aan het componeeren gezet. Zijn lezers zullen verlangend zijn, ook met deze wijze van uiting zijner gevoelens kennis te maken", zoo kondigt zijn uitgeefster een lied voor middenstc-m „mon rêve familier" aan Met klavierbegeleiding, bij een sonnei van Verlaine. Welk een veelzijdige acti* viteit. Om jaloersch van te worden Officier in het leger, dan koopman, dan auteur, dan componist, het zou me niets verwonderen als ik vandaag of morgen een schilderij van zijn hand op een ten» toonstelling te bespreken krijg. Wij heb» ben al meer van die duivelskunstenaars gekend. Zij „zetten" zich aan het com poneeren. aan het schilderen, aan het „kunstsmaken" zooals een gewoon mensch zich aan zijn ontbijt „zet". En het gekste is, voor den drommel, dat zij zich altijd, of bijna altijd op een behoorlijke wijze van hun taak kwijten, omdat zij de schranderheid bezitten van een métier te kunnen aanleeren en er zelfs diverse tegelijkertijd te beoefe» nen. Zoo is nu ook deze Moordenaar weer een boek dat goed geschreven, goed ge* componeerd is en dat zeker kan boeien. Eén van hartelijke genegenheid gevuld, gelukkig huwelijk van een dokter met een jonge vrouw. De vrouw is niet gezond, is opgeschreven. Dokter ziet het, ontveinst het zich. ziet weer, neemt consult, heeft zekerheid, gelooft het niet, wordt overtuigd. Zijvermoedt, hoopt, en weet dan zeker. Haar lijden, aanvankelijk, staat hoop op beterschap toe: wordt dan erger en erger en ten slotte ondragelijk. Twee j»ren van gol» vingen van geven en hemen beschrijft De Roo, gevoelig hier cn daar, maar hoofdzakelijk met wetenschappelijke tusschenvoegscls die van een documcn» taire geleerdheid zijn, waarvan alleen maar het respect voor sohrijver's bele» zenheid rest. Tot slot de puzzle gesteld, waarop al geruimen tijd is aangestuurd: mag dokter er een eind aan maken of niet. Een injectie versterken cn aan het leed en lijden van zijn liefde een grens stellen. Zoowel zijn jongere collega als de pastoor van zijn dorp hadden daar hun eigen idee over ten beste gegeven. Hij doet het: en doet het wetend, dat daama ook zijn eigen voortbestaan geen zin meer heeft. Ook hier dus één, die dof, verlaten overblijft. Ik zei reeds dat telkens ook in De Roo's boek een ontroering opkomt, en ge dan voelt dat ook in hem de kun* sten aar steekt. Maar ik beken dat hij in zijn gecompliceerdheid verder van mij afstaat dan de Brabantsche auteur in haar vromen eenvoud. J. H. DE BOIS. EXAMENS EN SLAAGKANSEN. OVERVOERING INTELLEC- TUEELE BEROEPEN. In de Tel. van Prof. R Casimir een beschouwing die wel overdenking waard is. Schrijver vestigt de aandacht op de pijnlijke ervaringen die opgedaan wor* den ten opzichte van de slaagkansen van hen die een zeker examen hebben afge* legd en nu in de maatschappij een weg moeten zoeken. Velen zijn er die met moeite het een of ander diploma verkre» gen omdat zij een school hebben be» zocht die niet voor hun aanleg paste. Zoo goed als alle intellectueele beroepen zijn overvoerd. Aan de diploma s al» léén hecht men niet meer. Men wenscht er de puntenlijst bij te zien en vraagt een verklaring van het hoofd der be* zochte school. Zijn lijst en verklaring niet zeer gunstig dan wordt het vinden an werk nog moeilijker. Gewoonlijk is dan de tijd al verstre* ken om nog een eenvoudig vak te lee* ren en zoo ziet men tegenwoordig tal van jongelui in het bezit van een acte van onderwijzer(es), Mulo*diploma, eind=examen H. B. S., die geen baan kunnen vinden en wier ouders niet langer voor hen kunnen zorgen. Naar aanleiding daarvan geeft schrijver de ouders van kinderen die slechts mid» dclmatig of minder dan middelmatig zijn den raad goed te rade te gaan met ervaren menschen voor zij hun kind den smartelijk en weg opvoeren. In andere gevallen slagen jongelui met goeden aanleg met succes cn deze zouden dan gaarne het Hoogcr1 On= derwijs willen volgen. Doch dc noodi* gc geldmiddelen ontbreken. Het aan* tal studiebeurzen is uiterst beperkt. Uit maatschappelijk oogpunt is er geen Staatsbelang mee gemoeid nog grooter aantal studiebeurzen beschik» baar té stellen. Ouders, aldus schrij* ver, die hun kinderen willen bestem* men voor het hooger onderwijs zullen goed doen voor zij besluiten den weg daartoe in te slaan, na te gaan, o^ zij in staat zullen zijn de studie mogelijk te maken. Is dat niet het geval, dan blijft de ontgoocheling niet uit Al weer. wat moet men antwoorden op brieven, waarin gezegd wordt, mijn kind heeft eindexamen Gymnasium of H.B S. ge* da3n en wil studeeren. maar ik heb geer. geld. Kunt gij mij een weg wij» zen?" Tenzij het een leerling van bij» zondere begaafdheid is. is het zoo goed als onmogelijk. Ook hier weer een niet gewenscht resultaat. Er is hier slechts één troost, gaat schrijver voort, waar de drang tot we» ten en de liefde voor wetenschap werkelijk intens groot is. daar vindt de jonge man gewoonlijk zelf een weg. Hij- leent wat geld, hij spaart wat over in een betrekking, die hij zoekt, studeert in zijn avonduren. Ons land is vol van menschen, die zoo hun weg als in een steenrots gehouwen hebben. Misschien ware het een maatschappelijk belang de* zullen te helpen als zij eerst zelf een eind gekapt hebben Een lichtpunt is het dat er tal van werkzaamheden zijn, die verstandige menschen vragen zonder dat zij hooge opleiding eischen- Ook moet men het toejuichen, dat de positie van den vakman verbetert. De strijd voor een behoorlijke plaats in de maatschappij voor den gevormden vak» man heeft ook voor de hoogere beroe* pen groote beteekenis, want naarmate er groote rechten komen voor den vak» arbeid, zullen tot de geestelijke beroe* pen zij gaan, die er door hun neiging en aanleg heengetrokken worden. Deze ontwikkeling kan versneld worden en geleid, indien wij zoeken naar de mid» delen, om voor het begin van een op» leiding of studie de geschiktheid vast te stellen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 660 HET NA-DUTJE Je wordt in eerste instantie gewekt door het gekletter van een melkbus op de stoep jc keert je om, trekt de deken over jo hoofd en soest weer weg de wekker van jc zoon. wiens trein een uur vroeger gaat dan je eigen, stoort je voor dc tweede maal je bent bijna weer in slaap als je zoon de trap afkomt en den nieuwen dag met gezang begroet de kinderen van de buren komen op het onzalig idee, voor het ontbijt al op straat te gaan spelen waarna de buurt weer tijdelijk stil wordt en je een nieuwe poging aan» wendt je verheugt je er juist in dat ze waf verder op schijnen te gaan als je buur* vrouw ze terugroept. -7V-S) die al heel kort duurt omdat je eigen wekker aan alle verdere slaapmogelijk» beid een einde maakt. (Na'druk verboden} RIJKSVERZEKERINGS BANK. KLACHTEN OVER WACHTEN. Men schrijft aan Voorwaarts namens den Centralen Bond van Transport» arbeiders: Voor eenige jaren terug is meer malen op het lan-g uitblijven van uit» keeringen voor door ongevallen ge» troffenen van de Rijksverzekerings* bank geklaagd. Er iis toen een poosje geweest, dat het wat beter ging, de machine werkte toen wat vlugger. Tegenwoordig schijnt 't weer den ouden kant op te gaan; iedcren dag komen op ons kantoor klachten over lang uitblijven van uitkeering. Als het nu nog riskante gevallen waren, zou er nog iets voor zijn te zeggen. Maar iemand die 6 Juli met gebroken been in het ziekenhuis gebracht wordt, op 4 Augustus nog op uitkeering la* ten wachten, is toch wel wat al te kras. Een ander die eveneens op dien da» tum een ongeval kreeg, wilde al weer aan het werk g(aan. omdat hij nog steeds geen c-enr uitkeering ontving, hetgeen hem echter door de contro* ieerende geneesheeren werd verboden. Ook deze man wacht op 4 Augustus nog op uitkeering. Tal van gevallen waarover wij den Iaatsten tijd aan de R.V.B. brieven schreven, zijn ons bekend. De nood in de gezinnen van deze meestal losse havenarbeiders laat zich indenken. Trouwens niet alleen havenarbeiders tref,t dit, ook 'tal van andere cate» gorieën ondervinden hetzelfde euvel. Men zegt dat door bezuiniging ook op het kantoor van de Rijksverzeke» ringsbanik met minder personeel wordt gewerkt. Als het waar is, meemen wij hier toch tegen op te moeten komen. Het moet aan het bestuur van de R. V. B. toch duidelijk zijn, dat er geen maand of langer op uitkeeringen kan worden gewacht. Zooals het thans in vele gevallen gaat, is het voor iemand die een ongeval treft, een dubbele ramp. Wel kan er in veel gevallen worden gezegd „de uitkeering van de Rijks» verzekeringsbank is verzekerd", doch het crediet dat men daarop heeft, is veelal niet heel groot. Meer spoed met het bepalen van voorioopige uitkeeringen is dringend noodzakelijk. DE TOCHT VAN DE „NORGE". Was er ruzie boven den den Noordpool? Indertijd is uitvoerig bericht over den tocht van de „Norgc", waaraan de Italiaansche journalist Tomasselli had deelgenomen. Dezelfde Tomasselli heeft generaal Nobile opnieuw ge» interviewd cn vertelt er van in de „Corriere della Sera"; Hoewel nog verscheidene bijzonder» heden aan den dag traden, is toch het belangwekkendste gedeelte van het interview, dat, wat handelt over de ruzie, welke tusschen de leden der bemanning zou zijn ontstaan. Gelooft gij, vroeg de correspon» dent, dat het probleem der Noordpool nu is opgelost? Ik den, antwoordde Nobile, dat met onze reis een nieuw tijdperk voor poolonderzoekingen gebaseerd op we» tenschappe! ijken grondslag is aan ge» broken. Wij hebben slechts kunnen aan toonen, dat er tusschen de Pool en Alaska geen vastland bestaat, maar van de eventueele aanwezigheid van eilanden moet men zich nog verge» wissen. Ik ben bereid dc onderneming te herhalen. De poolsf eken oefenen een fascmeercndcn invloed op mij uit. We zijn nu in het gezicht vaa Napels, en reeds verlang ik weer terug naar de Pool. Generaal, antwoordde de beman» ning, we zijn, steeds tot uw dienst. Ik moet u bekennen, vervolgde Nobile tot Tomasselli, dat ik verrast was te bemerken hoeveel journalisten zich aanboden om mee te gaan. De pers heeft mij geholpen en dat zal ik nooit vergeten. Maar doe mij een pk» zier: schrijf, dat het interview, dat ItaliaanschsAmerikaanisohe couranten hebben gepubliceerd, en dat in de ge* heele wereld werd overgenomen, ge» heel uit den duim gezogen is en dat de Italianen aan boord onvermoeid waren in het vervullen van hun plich* ten, de Noren deden niet minder hun best. Allen deden hun. pHcht en meer dan te maken bij het toestel tot meting dat; ook Ellsworth zocht zich nuttig van de elcctrische atmosfeer. De uren, dat de zestien personen aan aan boord konden slapen, waren zoo weinik in aantal, dat van allen de grootste inspanning werd geëischt. Maar nu genoeg: morgen zal ik mijn kleine meid weerzien. Ik telegrafeer» de reeds aan mijn vrouw, dat alles tme een droom leek. En nu? Ik weet 't niet; misschien nog *a droom.. EEN GESPLITST BANKBILJET UITGEGEVEN. iMen meldt uit Roermond: Te Roermond werd voor eenige da* gen door een vrouw in een winkel al* daar een bankbiljet van f 25 ter beta* ling gegeven. Later bleek dat van dit biljet de voor» cn achterzijde van el* kaar waren gescheurd, zooals dat bij de dikkere roode biljetten van dat bedrag mogelijk is. De winkelier deed hiervan aangifte bij de politie, die weldra ook te weten kwam, dat de andere helft van dit biljet door dezelfde vrouw aan een melkslijter was uitgegeven. Duidelijk bleek, dat beide stukken, die door de politie in 'beslag werden genomen, één geheel hadden uitgemaakt. De vrouw, zekere S., wonende al» daar, werd door de politie gearres» teerd en in het Huis van Bewaring opgesloten. Zij heeft reeds bekend de eerste helft van het biljet te hebben uitgegeven, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL Uit 't Duitsch. 46) „Waarom mag hij me niet zien? Wj irom moet ik me verschuilen?" ..Hij kan 't niet hebben dat we des avonds nog 't park ingaan. O, je kunt niet begrijpen, hoe woedend hij wor» den kan! Als hij Willy en ons een standje geeft, kan ons dat niets sche» len, wij zijn er aan gewend. Maar hij is. in staat om tegen jou ook grof tc worden en da> zou ik r.iet kunnen ver* dragen. Dan geeft 'i een groote herrie. Doe 't om mij plezier te doen, kom hier bij Willy en mij. Hier acuter den wand kan h;i ons niet zien. Ach toe, als 't je blieft!" Clara aarzelde nog. Het leek harer onwaardig toe om zich te verstoppen. Maar Emma smeekte zoo dringend cn ook Willy £<eep haar hand en keek hjn- aan met een ernstig smeekenden blik. Ken ze zich daartegen verzetten? Moest ze reeds den eersten avond een strijd oproepen tusschen vader en doch» ter. terwiile van haar? Zij schaamde zich over haar toegevendheid, maar ze gat toe, liet zich door Willy wegtrek» ken en verschool zich achter den beschermenden wand, naast de twee meisjes. 't Was hoog tijd; reeds waren Funk Upsen, die, op het breede pad, van 't slot af langzaam naast elkaar wan* delden, zoo dichtbij, dat zij, in elk ge» val, de in het door 't heldere maanlicht daghelder verlichte bergkasteeltje, zich bevindende meisjes hadden moeten zien, indien zij niet in de schaduw van den voorwand verborgen hadden ge* staan. Nu beklommen zij den heuvel geheel en stonden even later aan de open deur van 't huisje. Funk keek, gedurende eenigen tijd, zwijgend naar buiten, over 't door de maan verlichte landschap, ging toen zitten op de houten bank voor de deur, terwijl Upsen voor hem bleef staan. Clara hoorde heel duidelijk hoe het vermolmde hout van de bank kraakte, en schrok. Zij had gehoopt dat de twee wandelaars gauw voorbij zou* den gaan, en zij dan met de twee meis* jes, haar schuilplaats kon ontvluchten, nu echter scheen 't haar toe dat de heer Funk blijkbaar, van plan was om hier een poosje door te brengen. Als hij met L'psen een gesprek beginnen zou. werd ze onwillekeurig gedwongen voor luistervink te spelen, al was 't dan ook buiten haar wil. Zij wilde nog op 't laatste oogenblik voor den dag ko* men. en den buiten zittenden haar te* genwoordigheid verraden; maar Willie raadde haar voornemen, greep haar hand steviger en hield haar terug. „Blijf als 't je blieft!" fluisterde zij zoo zacht, dat alleen Clara's oor het waar kon nemen. Upsen ging naast Funk op de bank zitten, zij zaten een heele poos zwij* gend naast elkaar, en er drong geen an» der geluid tot Clara door, dan het knarsen van het zand, waarin Upsen gedachteloos, met zijn stok teekende. Eindelijk verbrak meneer von Funk het lange stilzwijgen. „Het gaat werkelijk niet, Upsen: dit* maal kan ik je wensch niet vervullen. Hoelang ik er ook over nadenk, kan ik toch geen uitweg vinden en moet Sar» low verkoopen! Ik begrijp je eigenlijk niet, waarom je zoo tegen dezen ver» koop bent, omdat je alleen maar last hebt van de, niets opbrengende, hoeve". „Moeite hier, moeite daar!" ant» woordde Upsen, barsch. „Ik heb 't mc nu eenmaal in 't hoofd gezet dat ik 't niet verkies. En als u dan absoluut wilt weten, waarom niet? Welnu, dan wil ik 't u wel vertellen. U zult me wel niet verraden!" Bij de laatste woorden lachte Upsen spottend, en vervolgde dan; „Ik wil n:et hebben, dat die oude man. die Knöwe, ziin neus steekt in 't bosch van Sarlow. Nu kan ik hem uit» lachen! Hij kan zich zooveel moeite ge» ven als hij wil. pakken kan hij me niet. Ik ruik hem. als 't ware, van verre, cn eer hij me bereiken kan. ben ik weer op Sarlower gebied, en kan hij naar me fluiten!" „Dus, terwiile van jouw krankzinni* ge liefhebberij van strikken en vallen plaatsen, moet ik „Een krankzinnige liefhebberij! Ik zeg u dat het m'n eenige vreugde en lust is!" viel Upsen hem woedend in de rede. „Als ik dat niet had, dan zou ik 't nietswaardige leven hier, heele* maal niet uithouden. Daarom zag ik u nog eens: ik wil niet dat u Sarlow ver» koopt en 't allerminst aan baron von Brandenberg". „Maar Upsen, gebruik toch je ver» stand. Ik heb noodzakelijk geld noodig. Hoe moet ik anders die opgezegde hy» potheek van veertig duizend daalders aflossen? Dit is me alleen mogelijk door 't verkoopen van Sarlow aan me» neer Adalbert von Brandenberg". „De hypotheek zoudt u wel kunnen betalen, en als 't noodig mocht zijn, wil ik dit wel doen; maar u wilt meer geld hebben, u bent weer van plan om naar Berlijn te gaan, u wilt weer spelen en brassen. Ik duld 't echter niet dat u uw geld aan de Berlijnsche dobbelaars verliest. Dat is een bodemloos vat! Tot nu toe, heb ik altijd nog gehoopt, dat ik u, in 't goede, zou kunnen overha* len om de verkooping van Sarlow ach» terwege te laten, nu echter heb ik genoeg van dat vergeefsche pogen: ik zeg u dat ik 't niet wil, en daarbij blijft *t". 1 „Neen, duizendmaal neen!" nep Funk driftig opspringend uit. „Moet ik je slaaf zijn! Ik heb me, gedurende die lange jaren, in alles geschikt, wat je maat wenschte. Ik heb geduld dat je me bedroog en bestal, ik heb je opgehe» ven uit 't niets, maar ik laat me niet vernederen tot je willoozen slaaf. Je hebt dc boog tot 't uiterste gespannen, ik waarschuw je, Upsen, ga niet ver* der. de pezen zouden kunnen scheu» ren!" Upsen lachte vol hoon. Hij rekte z'n mismaakt lichaam uit, cn ging toen ge» makkelijk, met zijn armen over elkaar, tegen de houten bank leunen. „Ei, ei, meneer von Funk", zei hij spottend, „u wilt me bedreigen? U, die aan mijn goedigheid en lankmoedigheid alles dankt, u, dien ik iedcren dag, als ik dit maar wil. in 't tuchthuis zou kunnen brengen! Bedenkt, als 't u blieft, dat ik 'n zeker patertje in mijn bezit heb! Als ik dat eens aan den heer Frühberg gaf?" „Huichelachtige schurk! Je denkt dat ic mij in de hand hcht; maar je ver* gist je! F.en kogel in 't hart is nog be» ter dan zoo re leven! Ik zal Sarlow aan baron Adalbert verkoopen, doe jij dan maar wat je wilt, ik ben niet bang meer voor je!" Hij verkwistte geen woord meer aan Upsen en deze bleef alleen achter, ter* wijl hij den heengegane peinzend na* keek. Daarna stond ook hij op, rekte zijn kolossale ledematen uit, en ging hinkend naar 't slot terug, terwijl hij onverstaanbare woorden mompelde. Van de drie schuilenden, stond Em» ma 't eerst op, en keek uit de deur. Heel in de verte, al in de schaduw van de hooge boomen, zag zij de mismaak* te, lange gestalte van Upsen. „Ze zijn weg, wij kunnen nu ook gaan!" riep ze terug. „Den hemel zij dank dat ze ons niet hebben gezien, papa was, buiten» dien woedend genoeg! Wat hebben die twee toch met elkaar gehad? En wat hebben zc voor onzin gepraat?! Sprak die oude griezel niet van 't tuchthuis en dat papa Sarlow niet moest verkoos pen? En papa syrak zelfs over dood» schieten. Heb je er iets van begrepen, juffrouw?" Clara schudde haar hooFd. Ook voor haar was, wat zij gehoord had, onbe» grijpclijk. Een ding alleen was haar duidelijk, namelijk dat Funk, door een of andere misdadige handelwijze, die Upsen kende, dezen een macht over hem had gegeven, die Upsen schande* lijk uitbuitte. Door aan oom Frühberg iets te verrader., kon Upsen Funk in de gevangenis brengen. Hierdoor was dus dc vrecsclyk drukkende heerschapnij die Upsen ovei Funk cn diens familie, uitoefende, verklaard, maar over 't feit dat de heer von Funk had gepleegd, had 't gesprek niets verraden. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 10