HAARLEM'S DAGBLAD FLITSEN ZATERDAG 14 AUG. 1926 DERDE BLAD BIJDRAGEN TOT HET NEDERLANDSCHE FOLKLORE. VRIJEN Kweesten en Strunen. Vrijstermarkten. Liefde- drankjes. Liefdekeur. Verloving. V r ij e n! Is er niet iets als muziek In dat woord? Een tinteling van pret en jool? Iets van geluk dat niet ver» gcefs zich rukt uit boeien van conven» tionaliteit? Beminnen is geen woord van het volk! En het volk geeft hierdoor voor den zooveelsten keer blijk dat het, ofschoon misschien onbewust, wel degelijk gevoel voor schoonheid heeft en leclijke woorden mijdt. Het is een al heel oude wet dat het mannelijke gedeelte van het „koppel" de moeite doet. Het meisje wacht af. Nu komt het ook wel eens voor dat het meisjeMaar ja! Daarover praat je natuurlijk niet in een courant. Vooreerst treffen wij rond»om de vrijerij en het huwelijk een stapel be» wijzen, dat de Germaanschc ideeën nog lang niet uitgestorven zijn. Liefde» orakels, die soms vogels, soms planten zijn, treffen wij schier overal. En waar dit in onze omgeving misschien minder aan den dag treedt, zou een waarzeg» ster, die zich liet interviewen. ongetwij» feld interessante bijzonderheden kun» ncn meedeelcn. Ook droomen spelen een groote rol. terwijl op St. Thomas (21 Dec.), St. Nicola as», St. Svlvester» (31 Dec.) en Paaschdag liefhebbende meis» jes in de toekomst kunnen zien. De liefdedrankjes alleen gaan tot het ver» leden behooren. Hun min of meer on» smakelijke ingrediënten waren gewoon» lijk: nagels, haar, bloed en zweet. Naar den duur van hun bestaan te oordeelen, moeten zij feilloos hebben gewerkt. Dit alles betreft echter eene voorbe» reiding van het eigenlijke vrijen waar» van ik u vertellen wil. Als het zaakje voor elkaar is, in casu: als de vrijer zijn meisje vraagt en krijgt, verandert er veel. Het komt er dan voornamelijk op aan om elkaar te houden. Met dit doel draagt men meestal plantaardige amuletten op het hart en geeft geen scherpe of puntige cadeaux. Want dan raakt het natuurlijk af. Trouwens, hoe velen zouden er in Haarlem niet aan durven denken om zich samen te laten fotograferen? En wie geeft zijn vriend of vriendin een speld? Maar het ging over vrijen! En in dit verband is het merkwaardig, dat wij om de verspreidingsgebieden der voornaam» ste gebruiken te scheiden, ons land niet als gewoonlijk in Noord en Zuid, maar in Oost en West moeten verdcelen. In deze streek de Oostelijke helft van ons vaderland dus kent men nog steeds het kweesten of nachtvrijen waarin al zoo velen (oude» ren natuurlijk!) aanstoot vonden. Om te beginnen bij het begin: het is hier de gewoonte die men trouwens bij» na overal op het platteland ontmoet, dat de verliefde jongeling zijn Dulcinea bij haar thuis gaat opzoeken. „Goede koeien koopt men op stal", zegt het spreekwoord. Hij zal dit op Zaterdag» of Zondagavond doen. De Zondag bindt tot niets. De Zaterdag duidt op ernsti» ge bedoelingen. De laatste is bovendien de dag voor weduwnaars en oude vrij» sters. Om acht uur precies hoort de vrijer •anwezig te zijn. Komt hij later, dan wordt hij geacht al elders een blauwtje te hebben gcloopcn en is zijn kans ver» keken. Ook als het meisje hem geen stoel en pijp biedt of over hoofdpijn klaagt, kan hij beter gaan. Blijft hij toch, dan tracht men hem te overladen met tabak, lucifers en koffie, in de hoop dat hij zijn lange Goudsche pijp zal laten vallen. Gebeurt dit. dan heb» ben de anderen het recht om hem te bespotten. Ook als bij zijn binnenkomst al een ander te dampen zit naast de uit» verkorene, kan hij beter elders zijn succes beproeven. In het algemeen moet hij, als hij niet welkom is. al zeer hoog aangeschreven staan zoo hij op een dra» gelijke manier wil behandeld worden. Maar nemen wij aan dat hij lang ver» wacht is wat aan de kust waar de mannen veelal op zee zijn en dus groote waarde hebben, gewoon kan worden genoemd dan toont hij betrekkelijk weinig belangstelling in zijn uitverko» rene die soms de dochter des huizes, soms de dienstbode is de manieren blijven in dit opzicht de zelfde en zorgt er alleen voor dat hij zich niet aan grootspraak, noch aan bleuheid schuldig maakt. In Drente kijkt hij heclemaal niet naar het wicht zoo heet daar een huwbare dochter! om en zit in den schouw naast het vuur rookende te praten met den pater familias. Tegen een uur»of»tien wordt het tijd om naar bed te gaan. De familie be» geeft zich ter ruste. Alleen de uitver» korene blijft op. Zij kan nu den vrijer nog naar de deur vergezellen. Doet zij dit niet en gooit zij in tegendeel voor zoo ver de haard nog niet door een kachel vervangen is nieuwe brand» stof op het vuur, dan slaagt de candi» daat maxima cum laudc of, om in de volkstaal te blijven: krijgt suiker op zijn pannekoek! Maar ook als de zaken min» der vlot gaan, doet de jongen toch zijn uiterste best om nog wat te mogen blij» ven. Want als hij zoo vroeg thuis komt of zoo laat in een herberg verschijnt, worden er begrijpende oogjes geknipt en hij uitgelachen. Want.... Vrijers die het meenen Komen vóór tienen (achten) En gaan niet vóór eenen! Doch we hadden afgesproken dat het goed zou gaan! Zoodra de familie naar bed is soms in het zelfde vertrek waar de gelieven zich bevinden draait zij de lamp om» laag en zet die in een emmer bijvoor» beeld: in elk geval zoodanig dat het licht tot een minimum beperkt wordt. Dc luiken voor de ramen worden ge grcndeld en de reten gewoonlijk met een klcedingstuk verduisterd. Soms heeft de vrijer nog een fleschje brande» wijn meegebracht. Doch grendels en afsluiting doen vooral in sommige streken heel slecht hun plicht. De andere missen hun kame» raad of deze is gezien enhet strunen, het storen van het paar» tje neemt een aanvang. Men bombar» deert de luiken en vraagt om een pijp te mogen rooken. Dit wordt geweigerd- De aanhouder wint echter en de stru» ners mogen binnen komen. Plaatselijk tractcercn zij op wijn en koek, elders parasiteeren zij op den brandewijn van den vrijer. Zij blijven zoo lang mogelijk. Wat moeilijker wordt het geval als on» der hen een jaloersche medeminnaar is. Mishandeling blijft dan dikwijls niet uit. Natuurlijk kan men den struners den toegang blijven weigeren. Doch de dan volgende baldadigheid maakt dat wei» nig aanbevelenswaardig. Vernieling is dikwijls het gevolg. Voor een heldenfeit geldt het om het dak te beklimmen en den schoorsteen te verstoppen. Het paartje komt dan in den rook te zitten. Ook meisjes strunen wel eens. Echter zelden en dan alleen als de ouders nog niet naar bed zijn. Zij plagen den vrijer gewoonlijk slechts met haar gegichel. Dit soort vrijen is niet de kwestie van een avond, maar duurt tot het huv%» lijk. In Brabant waar de eenzaamheid der gelieven niet als een volksgebruik voor» komt, heeft het samenzijn des Zondags plaats. In het Westen vindt men bij het vrijen den huwclijkskoop der Germanen tèiug. Wij kennen bij voorbeeld de oude huwelijksmarkt van Schermerhorn. De jongelingen die een liefje verlangden, lieten dit door den omroeper bekend maken en in „de Valk" konden zij uit de opgekomen schoonen hun keuze doen De Schagermarkt berustte op dc zelfde gronden, maar betrof in wezen slechts de keuze van een meisje waarmee men kermis vierde. Elders kent men de Maartekeur die aan het Meifeest voor» afgaat. Intusschen heeft men ook in Noord» Holland het kweesten gekend, zij het dan in sterk gewijzigden vorm. Het groote verschil met het Friesche gebruik bestond hierin dat meer paren bijeen» kwamen en gezamenlijk drinkend vrij» den. Tegen bedtijd brachten dc jongens dc meisjes naar huis. Heel zelden schijnt dit nog voor te komen. Ik zou u echter niet kunnen zeggen waar. Een oude prent waarvan het origineel, naar ik meen, in een Haagsche verzameling be» rust, stelt ons zoo een tafereel voor. De paartjes zitten zonder veel pudeur rug aan rug op banken of met tweeën op één stoel en koozen, terwijl een oudere door een spijker in de handen der vrijers te slaan, hunne liefde beproeft. In Gelderland treft men ook een vreemd uitgedoschten stroopop, die bij het ontrouwe of flirtende meisje op de hooischelf of op het dak wordt ge» plant, na op een wagen door het dorp gereden te zijn. In Limburg strooit men bij het f-lirt»je kaf op den drempel. On» der den naam van zoore»paal wordt hij in Drente bij het meisje wier vroe» gere minnaar trouwt, aan de deur ge» bonden. De weg tusschen de huizen van de verlatene en de ontrouwe wordt met kaf, gehakt stroo of zaag» meel bestrooid. De dorhoed die tot de Pinkstergebruiken behoort was een straf, maar geldt thans meer als een bespotting. Het Meifeest dat zuiver Germaansoh is en in de lente, soms met Paschen wordt gevierd, heeft plaats rond» om den Meiboom waarvan de lief» demei een vertakking is. De liefdemei is zeer gevarieerd en heeft naar zijn vorm een wisselende beteekenis. Zoo duidt fijne mast op goedheid, en den» netak op gestadige liefde, een berken» tak op schoonheid. Maar ook noemt een kersentak de Juliëtta verra» derlijk; een Meidoorn wil zooveel zeg» gen ais: een katje om niet zonder hand» schoenen aan te pakken; een rusch vertolkt de algemeenc verachting voor de „vereerde" die het met anderen houdt. Ik hoef u natuurlijk niet te zeggen dat de dorpsschoonen op den bepaalden dag, de datum wisselt vroeg uit de veer en zijn om te zien wat men haar heeft toegedacht. En u begrijpt zeker ook wel dat de vleiende» liefdemeiën langer op haar plaats blij» ven dan de andere? .Vrijen duidt gemeenlijk op trouw» plannen! Wat een uitzet is, weten vooral mijne lezeressen beter dan ik. Ik volsta daarom met eenige bijzonderheden. In Limburg begint de bruid met twee hemden die hij en zij op den trouwdag zullen dragen. Daaron volgen twee la» kens voor het huwelijksbed. 'Li weet zeker dat lakens in die streek een luxe zijn?) Soms worden die hemden slechts éénmaal gedragen en dan bewaard om als doodshemden dienst te doen. In Gelderland gaat dit nog verder. Ook daar vervaardigt de bruid doods» hemden voor zloh en voor hem die echter zwart omboord en niet gedra» gen worden. In het Limburgsche Stam» proy geeft de jongen schoenen aan zijn meisje. Men ziet hierin de resten van een Germaansch offer. Heel achtcr»aan zet ik de verloving. Het zwaar symbolische gouden bandje dat er bij te pas komt, is van romein» schen oorsprong. De ring diende den Romein om zoowel kasten als contrac» ten door verzegeling te sluiten. Men draagt den ring gedurende het vrijen om den linker ringvinger, omdat het volksgeloof daarin een zenuw ver» moedt die rechtstreeks na?r het hart loopt. De verloving verplicht hier en daar tot trou-wpenning. Slechts in Friesland bestaat deze nog u geld dat in 'n zoogenaamden knotteaock wordt toegereikt. Als het meisje den knoop, waarin het geld gesloten is. toetrekt acht men de verloving een feit. Maar verder treft men steeds gaven in na» tura. Een jongen, die in het Zuiden des Zondags gaat „buurten", verraadt zijne bedoelingen door een peperkoek. Krijgt hij een lepeltje bij zijn koffie dan kan hij verder praten. De koek is hij in elk geval kwijt! Zoo vrijt ons volk! Laten wij het „koppel" den volgenden keer naar het raadhuis en kerk volgen. JOH. VAN DEN HOEK. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 666 DE GANGKAST. INSTANTANÉS. RINALDO RINALDINI (Nadruk verboden). Van Boersen, de oude tooneelspeler, die jaren lang als tweede regisseur bij rondreizende gezelschappen werkzaam was geweest, zat op zijn praatstoel. Hij vertelde van den goeden, ouden tijd en in een kring zaten wij tijdens de pauze om hem heen. „Ja, ja, als ik over die dagen van vroeger begin, dan raak ik niet gauw uitgepraat! Heb ik jullie wel eens ver» teld van dien figurant in Rinaldo Rinaldini? Niet? Nou, dan moet jullie dat nog eens hooren: Wij speelden op de kermis te Haarlem in een houten tent. Het is misschien al meer dan 40 jaar geleden. We gaven Rinaldo Rinaldini of De Roovers van de Zwarte Bergen, zoo'n ouderwetsche draak, zooals ze er tegenwoordig niet meer kunnen maken. Ik verzeker jullie, in zoo'n stuk viel nog eens te spelen! Je hadt er Louis eens in moeten zien en Veltman! Maar je begrijpt, wij moesten het op de kermis met kleinere menschen doen. Toch best, hoor; puik. dat verzeker ik jullie! Emmers water werden er bij gehuild en na afloop wachtten ze van Kerkem, den verrajer op, alsof hij Veltman in eigen persoon was. 'Nou moet je weten, dat er in het tweede bedrijf een kind noodig was, 'n jongen van een jaar of twaalf. Ik ga 's middags op zoek en 'n sleeper, die den rommel van de tent gesleept had, belooft mij -tegen twee vrijkaartjes zijn jongen 's avonds te zullen sturen. Tegen» 8 uur komt het jong! Nee maar, Moeder heeft een hcclcn middagvader komt uit den tuin terug en I Mientje hangt haar jas in de besteed aan het opruimen van del deponeert grasmachine en gieter I kast en heeft zich al omgedraaid gangkast en hoopt dat het nu in do kast tot hij tijd zal hebben als hij geruischloos van de haak eens zoo zal blijven ze naar den kelder te brengen glijdt Jan bergt hoed en jas op, op de i vader komt opnieuw, ditmaal om I en deelt de famihe mede^ dat de hem eigen manier en informeert I zijn grijze laken pet te zoeken, I kast weer tot haar normalen toe» of het eten klaar is want het wordt frisch in den J stand teruggekeerd is. tuin (Nadruk verboden) ik had nog nooit zoo'n sloome duike» laar gezien! - „Moet jij vanavond figurant we» zen?" vroeg ik hem. ,,'k Weet niet!" antwoordde hij. Wist ie veel, het uilskuiken wat 'n figurant was! „Vader heit me gestuurd!" ,,'k Most kemedie speule, zeid'ie!" Tegelijk k-omt de sleeper na-ar mij t»oe. Ik keek 'n beetje bedenkelijk en •roeg hem, of zijn zoon wel heel erg pienter was, „Meheer, as ik zelf!" lacht de man. „Hij ziet er wel n.ie-t zoo erg snugger uk, maar laat u 'em maar gerust z'n gang gaan! Hij heit al meer mee gedaan an de figuratie! U kunt hem best wat laten zeggen ook! Dat lapt ie "m ge-rif! In de vereeniging Excelsior heit ie ook al eens meegedaan en 't ging be«tig, hoor!" „Jawel", wierp ik te.gem, „maar dn dit stuk moet hij -de zoon van een Italiaa-nsche gravin zijn.!" „Nou, wat zou dat, meneer! Als u 'em maar 'n mooi pakkie aantrekt. Kleeren maken toch een man, zeg ik altijd!" Ik keek even naar den sloomen jon» gen. Ik had er 'n hard hoofd an 'n gravinne»zoon van hem te maken! Doren als lappen en 'n mond als 'n slabak! Maar er was één» tioost; de grot, waarin hij verscholen» moest zit» ten, was nog al donker, zoodat het publiek toch -niet v»eel van 'em zag en ik durfde het dus wel aan! Ik nam hem mee naar de kleedkamer en stopte hem in een groen fiuweelen pakje met gouden franje. Hij zag d'er uit als 'n aap op 'n stokkie! 't Was gewoon geen gezicht! „Wat heb je me nou voor 'n zoon gegeven?" zei Mien Grades, die de gravin speelde. „Moet ik dat stuk mensch schaken?" schreeuwde Rinaldo Rinaldini en hij brulde van lachen. „Nou ja, stil nou maar! Het is im» m-ers toch donker in de grot!" ant» woordde ik. „Ik zal hem wel waar» schuwen-, dat hij stil blijft zitten en niet in het licht komt. Jij neemt hem daar in de grot maar in je armen en geen mensch in de zaal krijgt iets van zijn tronie te zien!" Zoo was het dus afgesproken! Wij zij.n tot het -tweede bedrijf gekomen en wij zetten de grot op het tooneel in mekaar. Ik haal den jongen graaf uit -de kleedkamer en ik plak hem s-tevig in een donkeren hoek tegen den rotswand op een omgevallen boom» stam. „Nou hou je heel het bedrijf maar je gemak!" zeg ik tegen hem. Je blijft maar zoo stil zitten en je trekt je van alles, wat er om je heen gebeurt geen sikkepit an. Makkelijker kan het niet, he, jongen?" Hij grijnslacht en schudt z'n hoofd met de breede Midas»oorcn. „Tegen het ei-n-d van het bedrijf komt deze meneer" -en ik wijs hem Rinaldo Rinaldini „en neemt je in z'n armen en- draagt je van het J tooneel! Dat is alles! Begrepen?" „Ja meheer!" antwoordt de jongen. Ik kijk nog eens. of hij goed zit en of er van zijn gezicht niet al te veel te zien is. Dan komer. de anderen op het tooneel en ik roep: „Halen!" - Het tweede bedrijf begint. Ik sta achter de coulissen en» zie den jongen op z'n omgevallen boomstam ziften, zonder zich te verroeren. ,,'t Gaat prachtig!" -denk dk. Dan komt het oogenblik, dat Rinaldo Rinaldini op den top van den berg verschijnt. Je moest dat van Van Ker» ken hebben gezien Kranig hoor! Om voor te sidderen bepaald! Hij zwaait zijn mantel om zich heen en komt het tooneel opstormen. „Hier moet het zijn, in deze grot!" schreeuwt hij, zoodat het publiek er kippenvel van krijgt. Met groote passen loopt hij naar de grot toe, blijft dan staan en zoodra hij den jongen in het groen fluweel ontdekt, brult tij: „Ha, daar zit het adderengebroedsel! Gravin, het oogen» blik der wrake is gekomen! Eerst gij, nu ik! Sidder voor de wrekende hand van Rinaldo Rinaldini, den roover van de Zwarte Bergen!" Met een trekt hij zijn ponjaard en zwaait die in de rondte. Zijn oogen rollen bijna uit zijn hoofd. In span» n-ing kijkt heel het publiek toe. Je zoudt 'n speld hebben kunnen hooren vallen „Zij-t gij het, Florido?" roept Rinaldo met schorre stem en hij nadert drei» gend den gravenzoon. .Daar op eens staat de jongen op en ik denk, dat ik door den grond zink, als ik hem angstig hoor roepen: „Nee, meheer, nee, ik bin Jan Piek uit de Rozen-Prieelstraat! Me vader is sl-cepers knecht! Och meheer, laat me toch gaan, asjeblieft!" Heel -de zaal brult het uit van lachen! Rinaldo staat een oogemblik als door den bliksem getroffen. Aan de Rozen Prieelstraat had de roover van de Zwarte Bergen niet gedacht. Wij hebben het scherm moeten laten zakken. De zoon van de gravin Flo» riana werd dien avond voor het eerst niet naar het hol van Rinaldo Rinal» din-i vervoerd. Toen ik 's avonds den sleeper sprak, zei de kerel vol vadertrots tegen mij: ,Wat heb ik je gezegd, meheer? 't Is casuwecl 'n kemiekeling, die jongen -aa ne, hij maakt er geregeld altijd nog van z'n eigen wat bij!" J. B. SCHUIL. Financiëele Berichten GENERAL MOTORS CORP Naar uit New York wordt gemeld, heeffc net bestuur der General Motors Corpora tion een dividend van 50 in aandeelen gedeclareerd. BOEKBEOORDEELÏNG Schoon Oisterwijk, door John Bergmans. Dit is geen natuurhistorisch boekwerk als „In 't Krijtland" van Heimans of „Ons Dinkelland" van Bernink, maar evenmin een gewoon gidsje zooals er honderd bestaan v3n alle mogelijke stre» ken van ons land. De vele advertenties trachten aan dit boekje, dat uitgegeven is door de Ver» eeniging tot Bevordering van het Vrcem» delingenverkeer in Oisterwijk het cachet te geven van een gewone gids. Door den tekst nadert Bergmans weer zoo'n tia» tuurhistorisch werkje als „Ons Dinkel» land". Hij vertelt enthousiast van al 'die mooie venen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, die eigenares is van de meeste, wekt op tot het ontzien van de flora, vertelt van den prachtig mooien plantengroei, die even» als de landschappen in goede foto's tus» schen den tekst voorkomt. De strekeM die wat verder van Ois* terwijk liggdn, als de prachtige Drunen» sche duinen, worden niet vergeten. Het ontstaan van de venen wordt in enkele bladzijden besproken, kortom het is een gids van de beste soort. Al zouden vele natuurliefhebbers nog eens van de hand van kenners van de streek als de heeren Bergmans, Sloff, Romanesco en anderen gaarne een echt natuurhistorisch boekje van Oisterwijk zien. Achterin een duidelijke kaart in kleu» ren: Wie in Oisterwijk komt zal zonder dit gidsje veel missen. C. SIPKES. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL. FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT Uit 't Duitsch. 52) Clara boog over hem heen. „U moogt niet heelemaal alleen zijn U kunt iets noodig hebben, misschien een koele dronk water?" zei ze vriendelijk. „Water? Ik zou veel liever een snaps hebben". „Dien moogt u, tot de dokter komt, niet hebben; maar een teug koud water zal u verfrisschen. Emma jij bent hier in huis zeker wel bekend; haal uit de bron eens een karaf water. Ik blijf dan bij u, houtvester, om u een dronk toe te reiken, als u dien noodig hebt'. „U? Wilt u bij den ouden hormbeer blijven?" vroeg Knöwe, terwijl hij Clara haast vriendelijk, aankeek. „Nu blijft u dan, maar de anderen moeten weggaan. Ik kan ze niet verdragen, zelfs dc klei» ne F.mma niet". „Wij moeten z'n zin doen", verklaar» dc Wolfgang. „Juffrouw Muller kan bij hem blijven, maar wij zullen op de bank voor 't huis gaan zitten, om daar te wachten tot Johann met den dokter terugkomt. Kom Adalbert, laat ons den ouden man met juffrouw Müller alleen laten". Clara ging, nadat ze Knöwe had la» ten drinken, wat hij gulzig deed, voor 't open raam, vlak bij het voeteneind van 't bed, zitten, zij keek uit 't raam, naar de open plek voor het huis, waar» op in de schaduw van een grooten eik, een tafel en twee eenvoudige houten banken stonJtn. Hier waren baron Adalbert. Wolfgang, Willy en Emma, gaan zitten, zi' spraken druk. doordat Emma, met de haar eigen levendigheid, aan Wolfgang het dien ochtend door» leefde vertelde. Knöwe lag stil op zijn bed, zonder zich te verroeren. Hij keek Clara onafgebroken aan, en volgde elk harer bevallige bewegingen met oplettende oogen. Wat was zij mooi! Ze leek hem als een engel toe; zelfs zijn oud hart, dat anders voor elke zachte aandoening onvatbaar was, boog zich voor de be» toovering van deze schoonheid. Hij vond 't heerlijk, dat zij zich zijner zoo vol liefde had ontferm, zoodat hij, ge» durende den rit door 't boscli, zijn pijn» lijk hoofd tegen haar arm had mogen laten rusten. Zij was even goed als mooi! Behalve Emma. had hij niemand op de heele wereld lief, de menschen boezemden hem allen afkeer in, hij vertrouwde ze geen van allen; was hij dus geen dwaas, dat er in zijn hart plotseling een warmer gevoel voor dit vreemde meisje binnensloop? Hij lag langen tijd onbeweeglijk, en mompelde toen, nauwelijks verstaan» baar: „Ik heb dorst!" Het volgend oogenblik stond ze al voor zijn bed en gaf hem 't glas water aan, terwijl ze met zachte hand licht z'n hoofd wat optilde, zoodat hij gemakkelijk zou kunnen drinken. Hij dronk gulzig en liet zich toen weer achterover vallen. „Dank u", zei hij zacht Sedert langen tijd, hoelang wist hij zelf niet, was er geen woord van dank over zijn lippen gekomen, nu zei hij 't onwillekeurig, hij verwonderde er zich zelf o-vex, en nog meer over 't feit, dat hij een onweer» staanbare behoefte voelde, een paar woorden met haar te babbelen- ofschoon toch z'n hoofd bij ieder woord pijn deed. „Hoe heet u eigenlijk?" „Clara Müller". „Clara! Een mooie naam, die goed bij u past. Zoudt u mij de waarheid willen zeggen, als ik u iets vraag?" „Zeker. Ik lieg niet". „Werkelijk? Ik dacht dat de vrou» wen allen logen. Maar neen. U geloof ik. Ik denk, weet u, dat die vervloek» te kerel, die Upsen, me toch erger heeft toegetakeld, dan ik aanvankelijk meende. Het hamert en klopt daarbin» nen. in m'n ouden schedel, zoo wild, als of hij wil barsten. Gelooft u, maar zeg me de waarheid, dat ik dood zal gaan?" „Neen, ik hoop dat uw wodnen gauw beter zullen worden, dat zij in 't geheel niet gevaarlijk zijn". „Werkelijk? Nu, dat zou me lijken. Ik geef wel niets om dit ellendige leven 't zou mij hetzelfde zijn of ik vandaag of morgen sterf; maar ditmaal zou ik toch graag weer op de been komen, om 't den man dien me zoo toegetakeld heeft, in te peperen. Maar, niet waar, juffrouw Clara, u vertelt niemand dat ik weet wie 't is geweest? Of hebt u 't al gezegd?" „Neen. ik weet 't mmers evenmin als u, en heb even weinig recht om een verdenking tegen een misschien on» schuldige te voeden. U hebt den man niet gezien, eu gelooft alleen „Bah, ik weet wat ik weet, maar 't is mij goed als u geen verdenking op Up» sen wilt werpen, die man moet niet vermoeden dat ik zijn streken ken. U moet me een ding beloven, dat u er voor zult zorgen, dat er niets bij 't ge» recht wordt aangegeven". „Hoe zou ik daarvoor kunnen zor» gen?" U behoeft maar een woord te zeg» gen, dat u het niet wenscht, en u wik» kelt die twee mannen, de heeren Bran» denberg, om uw vingers. Die doen pre» cies wat u zegt. Al had ik mijn oogen ook half dicht, heb ik toch gezien hoe die twee u aangekeken hebben". „U schrijft me te veel invloed toe", antwoordde Clara, onwillekeurig blo» zend. „Probeert u 't maar, zegt u maar een woord, en zorgt u er ook voor, dat mij niet de ecne of andere oude heks uit 't kasteel of uit 't dorp, als verpleegster wordt gezonden. Ik sterf nog liever onverpleegd, dan zoo'n oude vrouw hier aan mijn bed te zien. Ja, als u bij me kon blijven, dan zou ik wel gauw weer gezond worden". „Ik zal bij u bifjven, zoo lang u ver» pleging noodig hebt". „Wilt u dat doen? Wilt u zelf bij dien ouden, ruwen kerel blijven en hem verplegen?" „Dat beloof ik u. Daarvoor eisch ik echter, dat u nu heel stil bent, en geen woord meer zegt, tot de dokter komt. Probeert u maar eens om wat te sla» pen". „Dat zal ik probeeren. Wat u ver» langt, doe ik. Ik spreek geen woord meer". Hij hield zijn woord, en zei niets meer, sloot schijnbaar zijn oogen, maar keek, door zijn slechts half dichte oog» leden, met 'n eigenaardig gevoel van bevrediging, naar zijn bekoorlijke ver» pleegstcr, die weer voor het open raam was gaan zitten; na eenigen tijd vielen zijn oogleden geheel dient en sluimer» de hij. Er gingen uren voorbij, de tijd duurde Clara heel lang toen eindelijk 't Bran» denberger rijtuig naar 't houtvesters» huis terugkwam, en dokter Wolf mee» bracht. Toen de oude dokter, vergezeld door Wolfgang en Adalbert, voor 't bed van Knöwe kwam staan, sloeg deze, ont» wakend uit z'n sluimering, z'n oogen op, en keek gesterkt en monter om zich heen. „Daar bent u dus, dokter", zei hij, met tamelijk krachtige stem. „U vindt me in een mooien toestand. Probeert u eens of u deu oude weer samen kunt lappen". „Dat zullen we, Knöwe! Om je leven gaat het niet, zooals ik met genoegen merk", antwoordde de dokter. „Ik heb al van Johann gehoord dat je een ge» duchte houw oi twee, over je hoofd hebt gekregen en een gebroken been. Is 't zoo niet?" „Dat zal wel zoo wezen". „Nu, wc zulien den boel eens or-Ier» zoeken, hebben daar echter geen toe» schouwers bij noodig. heeren roch ca» mes, noch kinderen. Dus, er uit met 't heele gezelschap, dat hier niet hoort". „Wij zullen uw vriendelijke aanwij» zing opvolgen", was Wolfgang's lachend antwoord. „Vindt u goed. dat ik hier blijf, dok» ter?" vroeg Clara vriendelijk. ..Ik hoop me, door eenige kleine handreikingen, nuttig te maken". „Kunt u bloed zien, juffertje?" vroeg de dokter kort en ruw. 'Wcrdi vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9