RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
lïv^ jl k
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 9 OCT. 1926
RUILRUBRIEK
OLIFANT.
OVER DEN ST. NICOLAAS-
WEDSTRIJD.
Hartelijk danX ik vriendelijk» ge
ver, en geefsters voor speelgoed en mate
riaal in den vorm vam dcoten, lappen,
mandjes enr. en*.
Wanneer er Rubri«ker*jes zijn, die niet
weten, wat ze maken moeten, raad ik aan
>rs mi; e koenen uitzoeken. Na 4 uur
ben ik thu s.
Zijn er Rubrieken jee, die dooreg kist
3«s. lappen, enz. zioodtg hebbeD r Ook
mogen uit den thans nog groot«n voorraad
een keua doen.
Voor krappe mmermannetja» ia er voor
al wat werk aan der. winkel.
Inzendingen ontvangen var.: Adelaar,
cud f Amazone, oud
Kubriekfr-ies andere kinderen.
W-en ree i- een oproep wei gedaan
Om 'eed en lijden te verminderen
Var. die bij ons ten achter staan.
Toon: allen nu uw luet en kannen
Door vlijtig aai: her werk te gaan.
Of om wat et^eeigoed hun *e gunnen.
Vee. is er, wat heeft afgedaan.
l>e boeken, die gij heb: gelezen.
De pop. v>' iar gij te groot voor zijr.
Ai. wat netjes s, xa! welkom wezen,
't Zieke kind wordt door C verblijd.
Inger. door LUISTERVINKJE.
.RAADSELS
(Deze raadse.s zljo alle ingezonden
door jongens en meisjes die „Voor onze
Jeugd' .eren
Iedere maand worden onder de beete
ci ;«?e:s drie boeken in prachtband ver
loot.
1. (Iagez. door Condor.)
Mi'-: geheel .e een spreekwoord van 31
le-:*r-.
19 20 21 22 is een ede! metaal.
3 23 24 is «en teeken in d« rekenkunde.
3 11* 5 is een voorzetsel.
8 7 6 2 12 :s «en getal.
9 10 11 12 13 i« «en deel van een werk
■roord.
15 16 17 :s «en verkorte jongensnaam.
14 26 18 ie een lidwoord.
25 26 27 te een boom.
28 29 30 31 is een lichaamsdeel
3 4 5 6 7 8 is een deel van den dag.
2. (Iiigez. door Prikkebeen.)
Mijn en 2:1e behoort to- de knaag-
êieren. Mi.r. 3 ie ia een deel van dorp of
«tad. Mijn geheel een welvarende plaa's
in Noord-Hol laod.
3. (Iagez. door Heemsteder.aar)
Welk Rubriekertje leest ge hieruit?
IDA DOLD
4 (Ingez. door Vèrspringer).
Ik 'oen «er. zeer bekend man uit de Va-
deriandsche Geschieden te en bes*a ui; 2C
letters.
18 17 13 13 13 iF een verfriiecheode dranX
1 15 5 10 4 is «en stad.
6 20 9 is een eoort bron.
2 15 15 11 koint vac: melk.
12 13 14 is «en voorzetsel.
3 4 is een voorzetsel-
11 7 10 12 i-s een meisjesnaam.
10 8 is een lengtemaat.
5. Verborgenheden.
Terborgen plaatsen. (Ingez. door Old
gurehau'l).
D«' wagen was vol eteenen.
b. De schedel is een vergroeid beenderen
eteL «1.
c. wij werden vervolgd door negen
roevers.
«I. Hij kreeg eeret een roomsoes, toen
fcen -aartje.
e. Hi; weerde zich dapper.
f. Di- is een wees, praat niet over tijm
vei IrieV
g. He: was zeer warm onder v er wol
len deken*.
Verborgen '■-•nger. en meisjesnamen
door M •-•- Hulp.
a. Hij r.ana zijn pet «r af vóórdat ik het
gez en had.
b. Pak toch gauw den ba'. Bert us, anders
ben je hem kw-.jt,
c. Zij kleedde zich langzaam aan, niet.
t«;er.-M ir.de het *1 zoo laat was.
d. De man bereed een pracht'g ros. Aan
de pooten was het w. overigens geheel
zwrat'.
8. (Inzer. door Muurbloem.)
Ik noem jullie «en historisch feit uit
d« 13de ecu en besta uit 16 '.eKetf
4 8 is een blijde uitrcep.
2 5 :s een verkorte jongenenaam.
7 3 4 1 is een telwoord.
13 11 12 is in de tram.
9 14 :s een deel van «et: schip.
6 7 8 9 :s een voorze'. rel.
10 II 12 w^ern: in een groot land.
15 2 2 1 :s een vrucht.
15 7 7 15 Is een jongensnaam.
Raadseloplossingen
De raadseloplossingen der vorige wee>
zijn
1. Does—Goes
2. F heiden doet lijden.
3. Apeldoorn.
4. Wie een hond slaan, kar. altijd
we* een stok -. 'rden.
5. Sirene— Irene— ren.
6. Amiens.
Goede op!—sin gen ontvangen van:
Bruinoogje S Capricorn as 6 Robbedoes 6
f. bra 6 Juffertje Ünn:«t 5 Duin roosje 5
Wir.ru'c?: 5 De k r.e Viola t 6 De
kleine Voge r'.eo-J G
IV.lgcnroosje o 1 r 5 Muurbloem 6
H-etr.s r .- - - 4 P. I Hsoeer 5
11 ne Kruidenier 6 Prikkebeen 5 Kor.-ng
Brombeer 5 Lu.verruikje 6 Kosmos 6 Zon-
neprir.sesje 6 PJr.occio 6 Drootnkooingtn-
iietje 6 Blcc ne ui r.e '-j« 6 Rorapelsteehje 6
Onze J-.ng6te 6 Marmotje 6 Waterkoet 6 De
Sprinter 5 Kabouter Roodmu's 4 Heetns-
kêrck 5 Witkopje 5 Groenlirg 6 Charlie
Chaplin 6 Fazant 6 Berectand 8 Sneeuw
balletje 5 A'.adm 4 Dahlia 4 Zwartkopje
twee 4 H;-. Beertje 2 Ir- 3 Duikelaartje 3
K—.r.e UIbo 5 Moeders Hulp 5 Veieenaar
4 Meeuwtje 6 Theeroosje Flip 6 Flap 6
Duir.vioo. ;e 6 Kruiiemte 3 Ler.tekr.opje 8
De '-leine Bakker 6 Hansje Teddybeer 6
Bi or. o kopje 6 Popje 6 Goudhaantje 5 Ven
tje P.g?é:m<"ï 5 Bangertje 6 Kr.agelijnije 5
Breeroo 6 Bijetepikkertje 6.
CONDOR. Groote Houw: raat 155z.. vraagt
Benedorpnios agen en geeft er voor terug:
Kwatt«eo!da&:jee, ëickesx omslagen. Vee-
sadebonr.en c:: plaatjes. 1 Kwattaeold. te-
gen 1 Ber.'-.lorp, 1 S.ekesz tegen 1 Bers-
i::p. 1 Plaatje of bar. van Verkade t«geu
8 Benedorp. Gescheurde omslagen worden
nie: aangenomen.
AN NI* WIJNSTRA. Demienwra*'. 1.
Schoten, vaag: reetje* wol om een baby-
muteje te haken of te bcc.sn.
KABOUTER ROODMUTS, Kamperstraat
87rvraagt Turmac -bonr.en i ruil voor
andere Turmac-boenen. (Kabouter R. moe:
voerman tiuiddijker zijn straatnummer
-"hrijvcn. Er kau net *oo goed 21 of 24
uit gelezen worden.)
A LI DA VAN ES. Ho? van Egnior.d 50
wil met de zusjes Bakker meedoen in het
Ha Jwerk-krace.ie voor den fit. Ntcolaas-
wedstrijd!.
Postzegelrubriek
(Voor dc kinderen).
OOSTENRIJK.
(Vervolfi.)
'Q'9-Z'
Jet a
,i,
,/Z.
u
j/e
ti'
Tl.
■9*0 iv-
cy> k
lit.
DE PRINS EN HET
GOUDEN EILAND.
n
NIEUWELINGEN
dOsie nieuweling -n 1926 is: J. F. C.
BALLING, ou.] 11 jaar. Middetnweg 33.
Schoten. J- ms:. ais welkom in onze Ru
briek. Woensdag bij mij een verrassing ko
men halen.
aiete nieuweling Is: JAN WINXUBST,
oud 10 jan-*- P.tou'-versixaar 23.
9,1*'». niciiwel r.tr :n 1926 J. BAAS,
cud 11 j t Gen. de We s'raat 19, Schoten.
i* six. i*
Hier is nu eens iets heel blzon-ders!
Deze prachtige olifant moeten jullie
nu eens netjes uitknippen, na hem op
een sruk niet te d:i< karton te hebben
geplakt. Je ziet. dat hij uit twee deelen
bestaat, die met den rug aan elkaar
vast zitten. Zorg. dat je de stukken
aan elkander houdt. Is het lichaam
netjes uitgeknipt, buig dan het karton
in het midden om. dan komt de olifant
op vier pooten te slaan. Daarna knip
je den kop uit. dien je met een papter
k.cmmetjc aan den romp bevestigt. Dc
olifant kan den kop dan bewegen. Je
kunt Dikhuid hier en daar met kleur»
krijt of waterverf een tikje grijs ver»
ver. en denk hieraan: bewaar hem
goed. want onze teekenaar heeft be
loofd er nog een paar wilde dieren bij
?c teek enen, zoodat je in een paar
weken een hcclen dierentuin kunt heb»
ben.
He: vervolg der /erie portzegela 1913—21,
welke de vorige wéak laats: werd beliar.-
dcld, bestaat u t een aau al krori^iiwaardt-t:
»a groot formaat. De teekening is gelijk
aan de hellerwaardea (zie fig. 3 voiig arti
kel), doch 't wooTd „Porto" «taa; onder
aan afzonderlijk vermeld. Het zijn 112,
2. 3, 4. 5, 3, 10 en 20 kronen (a.le blauw).
Grootte van de vakjes 3.7 bij 2.8 c.JI-
lil 1920 vet oh een een serie in het type
adelaar met borstschild van 1319, doch in
breeder formaat. De waarde a:aat midden
onder den adelaar aangegeven n.I. 30 hel
ler (karmijn), 1 kroon 'donker bruin), 11,2
kroon (geelgroen* en 2 kronen (blauw).
Grootte van de vakjes 3,2 bij 2,9 c M. E«n
vervolg op deze 6«rie zag m 1921 het licht
De teeken nar is iets gewijzigd, de adelaar
is iets smaller, terwijl de waarde met tw«e
cijfer- in de beneden hoeken is aangege
ven. Deze zegels zijn op wit- en grauw
papier gedrukt. Er verschenen3 Kronen
(geelgroen en donkergroen'), 4 kronen
(rood en wijnrood), 5 kronen, (violet en
v. ;;«rood), 712 kronen (geel en bruin en
10 kronen (oltramarijn en biauw).
Grootte van de vakjes 3,2 bij 2.9 c.M. Zie
voor de indgeüng 't schetsje.
Ir; l vervolg ben ik alleen Maamdagmid-
iag na 4 uur »e spreken. Kinderen, d:e !üs
wat hebben te vragen over de rubriek of
boekjes nocdig hebben, komen nu op
Maandag.
Nieuwe dee'remer:
105 Truus Bosma, K'e erlnan 108
Bloembol) traa; 29rd. 8.
VAN EEN HAANTJE, DAT UIT
WANDELEN WOU GAAN.
Heer Kukeleku zou uit wandelen gaan,
Hij trok er zijn Zondagsche pakje aan.
Zi n kammetje glom er zoo keurig en net
Hij f'apje heel deftig, tred voor tred.
Ma a - i - was h ij weg of da: was een getier
Een schold een andre voor leelijk.
naar dier.
Dat werd een gevecht en gepik vin belang
Toen werd een klein kippetje heel erg bang
Het hipte den weg op en riep tot
heer Haam
.Keer terug alsjeblieft, zomder C kan 't
niet gaan.
Is ruzie, 't is oorlog bij one in het hok.
Och, jaagt ze allen weer terug naar den
•tok."
Heer Haar. li«r zich bidden
En keerde heel vlug
Naar kippenhok terug.
Dien dag is hij r.iet meer uitgegaan.
Maar bleef op één poot voor 't kippenhok
vaan.
En de - open, die mochten voor hum straf
Den beeleu dag nie< van hun «tok
meer af.
W. B.—Z.
HUISVLIJT
De winter met zijn lange avonden «taal
weer voor de deur. T'rwijl je *s romers nog
een wandeling of fietstochtje maakt, vdór
naar bed saat. zit je nu :n der. gezelliger,
du «ei:;ken kring. Je kunt ech-er je -J
;;e. in ledigheid do-••brengen. Hei» je een
g-n ::;d mer. vermaak je-dan met een of
a, Je re i berk. want vervel ir..r »*n
->< i. e kwaal, 't Maakt jo prikkelbaar en
„r ie hu Tgenooten n*«t aar.getaam.
Je hebt echter weer Tolop gelegenheid je
krach'er. te ontplooien en je vrijen tijd nu:
:g te besteden. 3fe/r. Blomberg heeft
reeds weder den nieuwen St. Nlco'.aatweJ
strijd aangekondigd. Je begmt met te ver-
zimnen, wat voor aardig» je zelf kunt ver
vaardigen om in den wedstrijd mede te din
gen. Kom je zelf geen ideetje bedenken,
dan zijn allicht andere huieganooten je
behulpzaam. Wil 't niet ▼lo'ten dan kar,
ik je mieechien wel aan een plannetje hel
pen. Heb je tijden3 je werkzaamheden
hulp noodig, dar. wil ik je evenals verle
den jaar me- raad en daad bijstaan. Voor
karton- en houtarbeid kan ]e bij mij wel
inlichtingen bekomen. Heb je wat tc
schaver: of te boren en heb je daar thuis
geen gelegenheid voor, mijn schaafbank
en gereed chap staan tot je beschikking.
In den loop van den winter zal ik geregeld
eenvoudige voorwerpen hehandel*n, die je
me- betrekkelijk weinig hulpmiddelen
kunt maken.
Maandagmiddag na 4 uur hen ik steeds
voer ju'.114 t« «preken: op and»!»
loop je dc kans mij niet thuis te treffen.
Bloemhofstraat 29rood.
SPOOKHUISJE
door W. B. Z.
(Vervolg).
..'k Zal wel naar huU gaan." ze: ze op
bevenden topn.
„Laat me eeret eens zien, wat ik aan
je voet kan doen zei vrouw Roorda. Ze
tilde Mies op en droeg haar over de plank
de verlichte gang in. Daar wae ze in de
woonkamer. In een groote, leeren leunstoel
werd ze neergelegd.
„Vertel ree nu eens. waar hei pijn doet."
„Hter." fluisterde Mie?, terwijl ze op
haar enkel wees. Voorzichtig «troop'-e
vrouw Roorda de kous af en een leelijke
gezwollen enkel kwam te voorschijn.
„Je hebt hem. verstuikt. Dat is minder
mooi."
Angstig keek Mies vrouw Roorda aan.
O, als' ze hier maar niet hoefde te blijven.
Ze deed nu wel vriendelijk, maar da/, ia,
je Ln sprookjesboeken ook wel.
Ze ging naar het keukentje en kwam
spoedig met een iflesch azijn terug. Uit
de linnenkast haalde ze oud linnen, dV-
heerlijk rock naar lavendel. Ze scheurde
er ecri etrook af, doopte die in wat water
en azijn en zwachtelde toen den opgezwol-
!«n enkel. Hè, dat deed goed. Mies liet
zich heel «til helpen. Met groote oogen,
waaruit langzamerhand de angv, ver
dween, keek ee naar het vrouwtje. Zoo leek
te n:e:s meer op een tooverheks. En het
huisje leek van binnen heeiemaal niet <>p
«en spookhutsje. Alles glom en blonk er
van netheid.
Het vrouwtje ging maar rustig haar gang
en Olies boog het hoofd van schaamte.
Nu werd voorzichtig de kous aange
daan ,.D« schoen moet maar uitblijven,"
zei vrouw Roorda.
„Ik kan wel op mijn koueer. naar hui»."
ze\ Mies zachtjes.
„Wou je er op loopen f"
..Probeeren," zei Mies rog zachter.
„Wei neen, kind. Daar komt niet» van
in. Laat me eens prakkizeeren, 'hoe we je
thuis krijgen. Je zei immers, da» je van
Huieman af kwam?"
„Ja, vrouw Rooïda."
„Wacht eens even, tian zat ik vrouw
Huisman om raad gaan vragen."
„Maar moeder zal engerustt worden."
vervolgde Mies. Alleen bier in dit huisje
t« blijven, leek haar toch wel wat eng.
„Daar is op 'i oogen blik niets aan te
doen. Dat zal zich etraks wel ophelderen."
M m voelde haar hart kloppen, toen te
daar aiieen in 's kamer-je zat. Ais er nu
eens een dwerg kwam! Of een reu?, «lie
je zoo een, twee, drie opat.
Vrouw Roorda voelde z ch ook niet op
i:aar gemak, toen.ze naAr de Hoeve stapte.
Ze had aide diensten geweigerd. Gelukkig
maar. da-, ze nu niet iets voor r'eh zelf
ging vragen. Wat vrouw Hu^ma-n opkeek,
en ze haar buur voor de onderdeur zag
staan! Waa Mies zoo gevallen? (Hoe dat
nu toch kwam? Natuurlijk moest ze naar
huis gebracht. Maar hoe? Wachr, de bok
moes: maar voor den wagen. S:k zou wel
raar opkijken, maar dat was nu niet an
dere. Geertje, de meid f-:-nd vrouw Roo:
da aan te gapen:, alsof *t een wonder-
mensch was. Geertje was maar blij, dat de
vrouw er bij was, wamt z-.t alle-;:: me: »eo
:<vwerhek«. hu, 't was om van te rillen.
„Ik zal 'f haar gauw zeggen." zei vrouw
Roorda, terwijl ze met een korten groet
weer vertrok. Mies had steeds maar rond
gekeken. Er kwam geen kabouter en geen
reus. De poes lag rustig op het matje
voor de feast ie epInnen, de klok met het
scheepje er beven op «peelde een vroolijk
wijsje "oen her. uur om wat. 't Was net, of
de -wee kinderen, die op een portretje
stonden, dat vlak onder de klok hing er
naar luisterden. Juist kwam vrouw Roorda
bainen. Ze zag Mies turen naar het por
tretje.
,,Mijn kinders", zei ze. Verbeeldde Miea
het zich, dat de oude morsohe, onvriende
lijke trek weer op vrouw Roorda-'s gezicht
te lezen stand?
Toen ze van den bokkenwagen had ver
teld, zat vrouw Roorda «til voor zioh uit
te kijken. Op eens zei ze op afgemeten
toon: „Dak beune me kinder» en ze zijn
dood- Fm 't i« de scdjuld van Kreüs en
Sjoukje en Sieco en Piet en van alle kin.
ders van. 'z dorp." Mies was blij, dat ze
nu de stem vam vtouw Huisman hoorde.
Vrouw Roorda leek nu wee' zoo grieze
lie-
Met behlup vam vrouw Hui-man werd
Mie3 in den wagen getild. „Kind, kind,.
lioe kon het zoo loopen!", zet Greet je»
moeder, op medelijdenden toon en ze ver
vofcgde: ,,Kum je hek alleen klaar «pelen,
vrouw Roorda f"
„Dat zal best gaan."
De «toet zette zicli >n beweging en geen
kwartier later was M:e« in veilige haven
aangeland. Vrouw Jloorda werd verzocht
bir.nem te komen, maar dit wees ze van
de hand.
,.ïk dank u vrouw Roorda." zei Mies
sohuch'er, terwijl ze de groote magere
hand drukte.
„N.ks niet noodig. 'k Deed me plicht
Eu: verders he: l>e-ie." Vader en Jan
droegen Mie* lm huis en vrouw Roorda
verdween met den bokeknwagen in dc
Donkere Laan. Nu moeet Mice honderd uit
vertellen. ,,Op eens riep ze verschrikt
„Waar. zijn mijn eieren?"
„Miasbhiem in 't kippenhok," ginnegap
'e Ben.
„Je zal ze nog moeten leggen", plaagde
Jan.
..Moes ik ben ze verlon'uAGf eigenlijk
heb ik den Iheclen hengselmand op don
weg laten vallen." zei Mie» bedroefd.
„Domme Mies. dat kwam allemaal door
je dwaze angstzei vader ernstig.
..Zullem wij op de eierenjadht gaan?"
vroegen de broer».
„Ja, die mand kam vannacht niet op
d«n weg blijven liggen," oordeelde moe
der.
..'k Ga even met jullie mee," vervolgde
vader.
„Nu to* ziens." ze! Ber.. „Vinden we
war. dan zullen het wel epiegel eieten
zijn."
Moeder zat nog een poosje met Mies te
praten over vrouw Roorda, die zoo hard
leek cn toch met zooveel zachtheid het
reere been had behandeld.
H00FD6TUK 5.
Vrouw Roorda bsroskt M&ee.
„Als 't mandje van «vrouw Huisman
maar «iet gest«/.em ie," zei Miet den vol
genden morgen tegen moeder, toer. ze van
vader gehoord had, da», men er overal,
doch tevergeefs raar gezocht had.
„Missdhien ta het in de «loot gerold",
dacht moeder.
„Dat va haast onmogelijk, want ik viel
midden op den weg," vertelde Mies.
..Wie hebben we .laar nu?" vroeg moe
dor verbaasd, terwijl ze den tuin irt keek,
waar iemand juiet liet hek opende. Mies
probeerde ziel» uit fe rékken.
..Vrouw Roorda," riep moe«ler verbaasd.
..Kom ik zal haar gauw begroeten. Dat ie
heel vriendelijk va-n haar."
Mie» w!«X ni«t, of ze het prettig zou T«r.
,]en. als «Ie vrouw uit tiet Spookhuisje bij
haar bed kwam. Veel tijd om er over te
denken had te niet. want ze hoorde moe
der reeds: „We hebben haar maar op bed
géi-.ten. U kunt gerust een» naar haar
gaan kijkeu
„Nee mevrouw, laat ik maar nie. binnen
komen. Kijk u eene. vanmorgen vroeg zag
ik dezen mand bij "t hekje i'gg«n. Ksa d e
van uw dochtertje weten?"
„Och vrouw Rootds. wa* zal Mie# blij
wez«n. dat de mand terecht ii=. Toe brengt
U h«m zelf even naar hs toe."
,Hoe gaat 't er nu mee?" vroeg vrouw
Roorda weifelend of ze aan net vr.eiid«'ijk
verzoek van Miesjes moeder «1 of r.:et zou
voldoen.
„Dank zij uw roede zorgen, vrii goed.*'
..Vrouw Roorda! Vrouw Roorln!" riep
Mie».
„Dan moet ik maar efk«* gaan," gaf
vrouw Roorda zich gewonnen.
Mies voelde zich wonderlijk ie moede,
tceo daar het vron.v"jï naast h«a: bed
stond, d;e ze altijl voor «<n tcoverhcks
had aangezien. dank U nog wel,
vrouw Roorda," zei ze verlegen.
,,'t Had nik» te beteekenen." En zich
richtend tot mevrouw zei vrouw Roorda:
„Gegild 'Lat ze 't drorg me doo:
merg en been. 't Was of ik weer mijn UIbo
en mijn Sietske hoorde."
(Wordt vervolgd).
Uit onzen Moopentrommel
UIT DE TAALLES
Onderwijzer: Jan, noem jij eena een zin
met een orfterwerp.
Jan: Een o# trekt den wagen.
Onderwijzer: Piet, zet jij dien zin nu
ten: in de gebiedende wij».
Piet: Hu up, voort os.
Wiï f
Er was eens. :n een hee! ver 'and.
cc:; Koning, die een prachtig kasteel
bewoonde. Deze koning had een zoon
van omstreeks 17 jaren en daar hij
een /eer wijs cn rechtvaardig man was
had hij de beste leermeesters van» het
land laten komen om den Prins iti
alle bekende wetenschappen te bekwa.
men. want hij wilde, dat ook zijn
zoon, wanneer hij den Koning zou zijn
opgevolgd, tot welzijn van het rijk
zou regeeren. Toen- hij alles geleerd
had, wat de wijze mannen hem leeren
konden, wenschte de Prins een re s
tc gaan ondernemen en eindelijk steir<
de de Kon.ng toe. Twee neven van den
Prins, die Ogral heette, zouden hem
vergezellen: de eene was Prins O'gar
en de andere Prins Gralo. Zij waren
ai'e drie f! nke sterke knapen, die zich
in hun vrije uren duchtig met lans en
speer, /waard en schild hadden ge»
oefend. Prins Olgar w*as dc vlugste met
net zwaard, terwijl Prins Gralo het
best en het verst met de speer kon
werpen De zoon van den Koning
echter, hoewel bijna even kundig :n
het hanteeren der wapenen. «Is aijn
beide neven, won het van her. in over»
leg. krijgslist en verstand.
Toen de morgen van hun vertrek
was aangebroken, gaf de Koning hun
elk een edel ros: een prachtiger, vos
aan Olgar, een gitzwarten hengst aan
Gralo, terwijl prins Ogral ee,n sneeuw-,
wit paard zou berijden. „Veel geluk
op reis" wenschte hun de Koning.
„Doet zooveel mogelijk ervaring op
en zorgt uittcrlijk na eer:' jaar weder
terug tc zijn". Zij beloofden deo Ko«
nmg goed op hun tijd te passen,
wenschten hem een goede gezondheid
cn vertrokken welgemoed.
Vele waren dc avonturen, die zij op
hun tocht beleefden; doch zij verlang,
den ernaar eens te gaa-n kijken naar
hef eiland dc- Rouwdragers, ook wel
het „Gouden Eiland" genaamd, waar»
van zij onderweg veel hadden hooren
vertellen-
Zoo besloten zij den tocht naar het
eiland te ondernemen. Na vele weken
rijden kwamen zij aan een groot water
cn in het midden daarvan lag een
klein rond eiland, dat zoo ongeveer
drie uren gaans in doorsnede geweest
zal zijn. Het water was stil en rustig
en de wind rimpelde het oppervlak,
zoodat het met t'W tallooze golfjes ge?
leek op het koperen maliënkolder van
Prins Ogral"» vader zóó schitterden
deze in do atralon der zon. En hef
eiland zelf wa» het mooiste, dat 2ij
tot nog toe gezien hadden. De uiterste
rand was precies een wal, zooals de
mcnschcn die vroeger om de steden
dc /aak onderzoeken". Fn de avond!
vivL geen Prinsen verschenen. De
oohtend kwam nog ni::::and. „Wel*
nu", zeide Prins Ogral. „Nu erop uit
én opgepast!" Hij spoorde zi,n sneeuw»
wit paard aan cn zwem voorzichtig
naar het eiland -toe. Hoe dichter hij
erbij kwam, hoe luider het klagend
geluid was.
„Dat is toch wel iels heel bijzonders",
dacht de Prins. „Laat ik voorzichtig
zijn!" En daar zijn b^idc neven hun
paarden aan den voet van den wal had»
den laten tsaan, deed hij het juist niet
cn dreef zijn edel ros tegen Jen gouden
wal op. Nauwelijks had het paard den
kop boven*den wal uitgestoken, of het
begon verschrikt te steigeren en tot
zijn groote verbazing zag Aring Ogral,
dat de kop en de manen van het dier
pikzwart geworden waren. Ha zoo,
dacht de Prins. Mijn paard heeft over
den wal gekeken en direct is zijn kop
zwart geworden. Ik moet dus op mijn
oogen passen cn niet kijken. Hij sprong
van zijn paard, wikkelde zijn rooden
sjerp om het hoofd cn tastte zoekend
zijn weg naar beneden, terwijl hij
maar steeds door dc namen van zijn
beide neven riep.
Eindelijk hoorde hij hen antwoorden
en blindelings zoekend liep hij naar
hen toe, en bracht hen een voor een
veilig terug over den wal. „Wat is er
toch met jullie gebeurd?" vroeg hij
hen. toen zij weer veilig op den oever
stonden. „O. het wa* verschrikkelijk",
zeiden de beide Prinsen. „Nauwelijks
keken wij over den wal. of wij zagen
achter dien gouden muur en He heerlijk
I h-,
akié- 'l %4<jj
legden tér verdediging. Maar deze wa'
blonk cn schitterde in het zonlicht,
dat hun oogen er pijn van dedep
het was een wal van zuiver goud. En
achter dezen wal verhieven zich in
statige hoogte de prachtigste boomen
en gewassen, d.c men zich denken kan.
Het heerlijke groen en het schitteren»
dc goud vormden, tezamen met het
blauw van de lucht cn van het water
met zijn flikkerende golfjes, een zoo
indrukwekkend geheel, dat dc drie
Prinsen in aandachtige beschouw-ng
verzonken, vergaten af te stijgen.
Doch opeens bracht het koele windje
een eigenaardig gerucht tot hen over.
Eerst klonk het als een zacht zuch>
ten maar het werd luider en d:eper
van toon, cn toen zij goed toc'.uister*
den. hoorden zij, dat het geluid aan»
zwol tot een soort gejammer, alsof
■verscheidene menschep, tegelijk op
kiagenden toon aar. het wccnen waren.
„Wat zou dat zijn?" vroegen de Prin»
seo elkander. „Ik ga het eens onder»
zoeken", zcidc Prins Gra'o. „Ik ben
het vlugst van ons drieën met de speer
Mocht iemand het mij lastig willen
maken, dan slinger ik hem mijn speer
van een grooten afstar.d toe". En
nauwelijks had hij de woorden gezegd
of reeds dreef hij. in jeugdigen over»
moed, zijn ros in het water. Zwem»
mend bereikte hij het eiland. klom
met moeite over den gouden wal en
verdween uit het oog zijner gezellen.
Uur na uur verstreek. doch Prins
Gralo kwam niet terug. Dc avond be»
gon reeds te vallen nog geen Prins
Gralo.
„Wij zullen wachten tot morgen»
vroeg", zetde Prins Olgar. „Is mijn
broeder nog niet terug dan ga ik hem
zoeken en wee degene, die zich te
dicht bij mijn zwaard durft wagen!"
De ochtend kwam, doch Prins Gralo
was niet teruggekeerd; dus dreef Prins
Olgar zijn vos in het water en zwom
naar het eiland. Ook hij verdween
over den wal om niet terug te komen.
Tntusschen hic'd de klaagtoon, die op
dc vleugelen van den wind kwam aan»
gedreven, voortdurend aan ja scheen
nog sterker tc zijn geworden. „Daar
moet wel iets heel bijzonders achter
steken", dacht Prins Ogral bij zich»
zclvcn. „Twee zulke stocren krijgs»
makkers als mijn neven laten zich niet
zoo gemakkelijk overrompelen. Ik zal
wachten tot dc ochtend gloort. Zijn i
zij dan nog niet terug, dan ga ikzelf
groene boomen verschillende zwarte
gestalten loopen, Jw weenden cn
treurden en niet van hun plaats kon»
den komen. Zij konden wel spreken,
doch het eiland niet verlaten, als er
niet iemand kwam op een wit paard
om hen te redden. Het eiland is bctoo.
verd en ieder die een blik slaat op het
middelpunt wordt onmiddellijk /wart
en kan niet meer ven zijn plaat»
„Hoe vreeselijk", zcidc Prins Ogral.
En hij stuurde zijn ros weder in het
water en zwom naar het eiland om ie
anderen tc redden. Doordat hij dc
oogen stijf gesloten hield, had dé too»
verkracht geen vat op hem cn hij
slaagJe er in alle jongemannen. die
op het eiland gevangen waren, te red»
den. Ge kunt begrijpen wat een vrcug»
de dat voor hen was en om strjjd loof»
den cn prezen zij den moed cn het
verstand van Prins Ogral. zoodat wel»
dra zijn roem zich door het, land ver»
breidde cn ook Je ooren zijns Vaders
bereikte, die zich verheugde een
zoon te hebben groot gebracht aan
wien hij gerust het bestuur van zijn
uitgestrekt rijk kon overlaten. En in de
lange jarer van zijn regccring heeft
Prins Ogral, eenmaal Koning gewor»
den, blijk gegeven vat, verstand cn bc»
leid, zoodat zijn volk hem dankte cn
steeds trouw beminde.
KINDERTUINTJES.
Rotstuintje.
De maand October is uitstekend ge
schikt vaste planten te verplanten. Je
kunt dan dus beginnen een rotsbcplan-
ting aan te brengen. In kleine stads
tuintjes geeft zoo'n rotsbeplanting de
meeste voldoening, daar de plantjes
meest klein zijn cn jc dus op een kleine
ruimte veel verscheidenheid hebt. Je
moet je echter eerst overtuigen of je over
voldoende zon beschikt. Een echten rots-
tuin kun je wel niet maken, doch een
rotsachtig bed langs den kant met kleine
hellingen of een stapelmuurtje kan je
reeds heel veel genoegen verschaffen.
Voor zoo'n stapelmuurtjc kunnen allerlei
soort stcencn gebruikt wordengewone
baksteen is ook geschikt. Als je zoo'n
muurtje wilt maken, moet *e zorgen, dat
de voet cr van een weinig vooruitspringt.
Het achterste gedeelte der steenen komt
iets lager te liggen dan 't voorste, Het
muurtje kan nu inregenen, wat bij ecu
loodrechten stand niet het geval is. Dc
lagen of voegen tusschen dc steenen
moeten goed aangevuld worden met klei,
daar er geen holten mogen ontstaan.
Denk er om, dat je niet eerst je muurtje
stapelt en dan den achterkant met aarde
aanvult. Jc hebt dan kans, dat bij veel
regen of vorst je muurtje in elkaar valt.
De rotsplanten. die we in 't muurtje
zetten, moeten diep geplant cn stevig
aangedrukt worden. Wc mogen echter
geen planten gebruiken, die tc grof
groeien, daar dan 't muurtje tc veel be
dekt wordt.
Het aantal planten geschikt voor rots-
beplanting, is geweldig groot. Kén van
de meest bekende, die in geen enkelen
rotstuin mag ontbreken, is S a x i f r a g a.
Een plant, waarvan meer dan 400 soor
ten en variëteiten bestaan. Ze zijn ge
makkelijk te kweeken op eiken grond,
doch mogen niet te vcc'.itig staan, daar
ze dan bij strenge winters meestal verlo
ren gaan. Tusschen de nauwe voegen
van een stapelmuurtje doen ze 't ook
goed; met haar lange fijne wortels drin
gen ze ver naar achteren om daar de
noodige vochtigheid te vinden. Tot dc
grootste soorten behoort S. longifolia, die
een groot rozet vormt van smalle, zilver
achtige bladeren, waaruit in 't midden
zich een lange bloemstengel ontwikkelt
van ongeveer 60 c.M. lengte; deze is
sterk vertakt cn bezet met honderden
kleine witte bloempjes.
Van de lage soorten komt in talrijke
verscheidenheden voor de S. hybrida. Zij
■ormen mosachtige kussentjes, die met
bloempjes overdekt zijn in wit, licht- en
donkerroode kleur.
De S aizoides vormt mooie donker
groene zoden van kleine roscijes cn vele
lichtgele bloempjes op pl.m. 20 c.M. hoo-
gc stengels. Wie van plan is Saxifraga
in zijn rótstuintje tc planten, kan op aan
vraag nog vele namen van variëteiten
bekomen.
TUINIER.