HAARLEM'S DAGBLAD
Kloosterb&Isem
ZATERDAG 22 JAN. 1927 TWFF.DE BEAD
DE GROOTEN DER HISTORIE.
Willem III, Prins van Oranje
Siaahouiier van Holland16721702
Koning van hnt>elana, 1689—1702
Deze was wellicht de grootste der
Oranjevorsten. Het staat vast dat geen
hunner zulk een invloed heef. doen gel»
den op het lot van Europa al» hij
Slechts éen man stond in gaiisch he
werelddeel met hem op éen iang var.
bekwaamheid en betcckenu». Dat was
de Franschc koninp Lodewijk XIV. ,Jc
Roy Soleil", de grootste der Bour»
bons. Tegen hem streed Willem 111.
van zijn veroveringszucht redde hij
Europa, en toen de koning»stadhou 'er
stierf had hij zijn levenstaak vol»
bracht.
Hij werd den 14en November 1850.
acht dagen na den dood van zijn vader.
Prins Willem II, te Den Haag geboren.
Zijn moeder was Mary Stuart, dochter
van den Engelsohen koninu Karei I
wiens leven op het schavot was be»
eindigd.
Her leven van dezen Oranjezon be»
gon onder de somberste voortcckencn
IX- onbekookte buitenlandsche politiek
van Willem LI en diens optreden je»
gens de Locvestei-nsche factie hadden
de Oranjepartij in discrediet gebracht
De kwestie der opvolging bracht da»
delijk verscheidene pretendenten tegen
elkaar in het harnas, en de belangen
van het pasee-horen prinsje werden niet
te best behartigd door de twee vrouwen
zijn moeder en zijn grootmoeder Am a
lia van SoTms. weduwe van Stadhouder
Frederik Hendrik wier taak dat was
Zij konden het samen volstrekt niet
vinden en de weduwe van stadhouder
Willem II. hooghartig en ongenaak-
baar. was in Holland verre van popu»
lair en wat er zich nimmer vriepden
te maken. Zij stierf evenwel reeds in
1660. Het was ongeveer in dien tijd dat
het portret van dep jongen prins werd
geschilderd, dat hier volgt. Hij was toen
elf jaar oud,
Hoe het probleem van het stadhou
derschap ep de erfopvolging de Hol»
landsche politiek bleef bchecrschcn.
heb ik verteld in het vorige artikel in
dc/c serie, dat aan den Rnadpcnsiona»
ris Jan de Witt was gewijd. In 't kort
zij herinnerd aan de Acte van Scclusii
t-n 't Eeuw g Edict, en aan hej besluit,
waarbij de jonge prins door Holland als
het Kind van S:aat werd aanvaard
hetgeen beteekende dat de Staien zijn
«pvacdrao voor hun rekening n&men
Jan de Witt nam daarin ccn acnet aan»
deel en trachtte natuurlijk zijn staat»
tiund:ge theorieën bij zijn leerling m«
gang te doen vinden, maar slaagde
daarin met Evenmin gefukte het hem
om persoonlijken invloed op den
pnns te krijgen, die stug en gereser
veerd bleef. Men heeft van Willem lil
gezegd dat hij zulk ccn norsch, onbe
minnelijk man was. Er is blijkbaar op
dat punt wel overdreven, maar een
vroolijke natuur kon moeilijk geschapen
worden uit zulk een grauwe, vreugde»
looze jeugd. Dc prins voelde zich vqort»
durend door politieke tegenstanders
omgeven cn vergaf het Dc Witt niet
dat deze zijn Oranjegezinde vrienden
van hem weghield. Hij was een hard
werker, hoogst intelligent, cn als jon»
icn reeds ccn schrander diplomaat. Dc
omstandigheden werkten ertoe mee om
zijn gaven in die richting te ontwikke
len. Het- Kind van Staat leerde te zwij
gen steeds op zijn hoede te zijn cn
rijn voordcel te tjocn met alles wat hij
hoorde en wat lu m en zijn zaak van
dienst kon zijn.
Het rampjaar 1672 bracht zijn plotse,
linge verheffing tot het stadhouder»
schap zijner vaderen, onmiddellijk ge
volgd door den moord op de De Wit
ten- die buiten zijn wil en inmenging
geschiedde, dien hij betreurde, maar
die bij hem. zooals hij zelf moest er-
kcnncp. ..een gevoel van opluchting
naliet." Het Fransche leger haH de hclf»
van de Zeven Provinciën rcc^s zo-nder
slao of stoot veroverd, de Engelsche
vloot belaagde onze kusten. In dat
uur van den hoogstc-n nood had het
volk zioh weer in een spontane op
welling tot dc Oranjes gewend. En
zoodra Willem III, een jongen van 22
jaar, zijn boven mcnschclijk»schijnonde
taak aanvaard had. keerden dc kansen
reeds. Het vertrouwen scheen als bij
tooverslag in de natie terug te keeren.
cn de jonge stadhouder toog te werk
met een zekerheid en rustig zelfbewust
zijn. die iedereen verbaasden. Ik zal
niet lang bij dezen oorlog stilstAan. om
dat een no« grooter episode in het lc
ven van Willem III veel ruimte in dit
beknopte artikel zal vragen. Dc stad-
bouder. erfelijk kapitein.gcncraal cn
gnoot»admiraa! van de Unie slaagde erin
om dezen oorlog tot een bevredigend
einde te brengen.... daarbij in eerste in
stantie niet weinig geholpco door hc:
talmen van het Franschc leger, dat
voor de waterlinie bleef aarzelen,
wachtend op de onderhandelaars van
de Staten, toen de Knie nog niet in
staat van behoorlijke verdedigieg was
De stadhouder slaagde erin op deze
wijze tijd te winnen, en tenslotte be»
haalde hij tegen den prince de Condé,
Turenne en Luxembourg successen,
die den aftocht en de déconfiture van is. Zij werd tenslotte ook 'de vertrou-
het Frapschc leger verzekerden
Na een jaar was al een redelijke
vrede met Engeland bereikt. In 1678
werd dc vrede van Nijmegen met den
koning van Frankrijk gcsiotcn. Reeds
4 jaar te voren hadden de Staten Wil»
lem III ais erfstadhouder erkend. en
men kan zijn positie vrijwel bescbou
wen als die van een constitutioneel
vorst. Maar hij slaagde er nift .n om
zioh in de Zeven Provinciën tot ko
ning tc doen uitroepen, en berustte in
den tocslund. Hem is later wel vcrwe»
ten dat hij niet genoeg heeft gedaan
om het zonderlinge binnenlandsc-hc be»
stuurs-systet-m der republiek tc her»
zien en in nieuwe, vaste ba-ncn te lei
den Dc omstandigheden hebben hem
dat niet gemakkelijk gemaakt, en er»
kend moet worden dat ons Isnd reden
•ot ;>rootc dankbaarheid jegens hem
had voor zijn groote buiteniandschc po
:ck. die Holland vooraan bracht in
de rii der naties en de positie der re
publiek in Europa waarborgde, nada
hij in 1672 het land van ondergang ge-
cd had.
Engeland had het Cromwclbrégimc
beëindigd en was na ccnigc aarzeling
teruggekeerd tot de Stewarts Karei II
regeerde nu. en het paste volkomen in
dc staatkunde van den Hollandschcn
stadhouder, die immers ccn „Europee-
schcn muur" tegen den overal door-
dringenden Louis Quatorzc ttachttc op
tc richten, om zich een gemalin tc zoe
ken aan het Engelsche hof. Eerst deed
Karei II zelf daartoe stappen, maar
«Ic prins ging er niet op in. Daarna
gcsclticdde het tegenovergestelde Ten»
sloti'c kreeg de zaak toch zijn beslag.
Op 14 November 1677 huwde Willem
III tc Londen Mary, oudste dochter
van den hertog van York. 's konings
broeder. Zij was toen pas vijftien jaar
oud. zag zeer hoog op tegen haar
stuggen, zwijgenden gemaal en ging
zond t vreugde met hem naar het stille
Den Haag. waar de stadhouder in ge»
si'rcngcn eenvoud leefde en van ten
hofhouding eigenlijk niet gesproken
kon worden. Het huwelijk. zonder
liefde gesloten, scheen in den beginne
volstrekt geen heal te zullen opleve
ren. Volgens sommige historicschrij»
vers heeft de stadhouder in de eerste
jaren niet alleen zijn jonge vrouw ver
waarloosd maar haar ook bedrogen.
Later veranderde dit alles cn een
groot'e liefde bloeide op tusschcn deze
iwcc jonge mcnschcn, door het Lot
saamgebracht. De prinses moet een
vrouw van buitengewone charme cn
nobel karakter geweest zijn Zij. de En.
fjclsche, verwierf in Holland een popu
aritcit die in de historie door geen cn.
kelc andere Oranje-vorstin geëvenaard
Dc prinses van Oranje.
welinge, dc onafscheidelijke vriendin
van haar stuggen gemaal, die eindelijk
besefte welk een schat hij gevonden
had.
Intusschen speelde Den Haag een
leidende rol in het politiek wereldgc»
beuren. Willem III. temidden van dc
diplomaten der groote mogendheden
in macht toen niet grootier dan het zoo
fcleinc Holland liet zich in alles gel
den en wist deze edellieden, waarvan
sommigen volkomen corrupt waren,
met groote behendigheid tegen elkaar
't_ tc spelen.
Nu was in 1685 de kinderlooze Ka»
rel II in Engeland opgevolgd door zijn
broeder James II (Jacobus II. noemt
onze geschiedenis hem), den schoonva»
der van onzen stadhouder. De nieuwe
koning was Roomsch»Kafholick en
erbond zich nauw met dc Fransche po»
litick. Wel werd in '86 bij de Augsburg»
schc Alliantie door Willem III een de»
fensief verbond aangegaan met keizer
Leopold. Spanje. Zweden en later ook
Brandenburg, maar zijn pos'-tie tegen»
over den Franschcn koning kon pas
sterk zijn als Engeland aan zijn zijde
stond.
Dit leidde tot dc grootstic gebeurtenis
in zijn leven. De Engelsche koning was
verre van populair bij zijn volk. dat in
overgrootc meerderheid Protestant
was. Willem 111. de situatie zorgvuldig
gepeild en overwogen^ hebbende bc»
sloot om zijn schoonvader van den
troon te verjagen en zelf koning van
Engeland te worden.
Dit vervaarlijke plan bracht hij in
188 ten uitvoer, na geruimen tijd
groote vlootuitrustigcn te hebben ge»
maakt, d'e fegen Denemarken bedoeld
heetten te zijn. De eerste maal toen
de vloot, met het Hollandschc expeditie»
leger aan boord, uitzeilde, brak ccn
hevige storm los die haar uiteendreef
Zij keerde jerug in dc havens cn spoe
dig volgde het tweede vertrek Ditmaal,
ofschoon de wind aanvankelijk dc En»
flclsche vloot in dc richting van de Hol
indsche scheen tc jagen, slaagde dc
expeditie volkomen De stadhouder
landde met zijn leger ongehinderd
Torbay. Hij irok naar Exciter, ging daar
in kamp en deed verder niets. Dit was
een meesterstukje van psychologisch
inzicht. Als hij. dc vreemdeling, met-
zijn leger was opgerukt tegen Londen
zou het1 Engelsche nationale zcifbe»
wustzijn zich tegen hem gekeerd hebben.
Het volk zou op de hand van James
zijn geweest Maar Willem III kende
zijn schoonvader cn wist dat deze zelf
niet zou durven doortasten. Hij wachtte
ccnige weken, tot de koning zich door
zijn aarzelen volkomen onmogelijk ge»
maakt! had, en uitweek naar Frankrijk.
Toen hield de prins van Oranje zijn in»
tocht in Londen, zonder zelfs slag te
hebben geleverd! Dit is wel een v-an dc
wonderlijkste episodes die de wereldgc»
schiedenis kent. Het is de eenige in
vasie in Engeland, na Willem de Ver-
ovcraar, die geslaagd is. En geslaagd al
leen doordat de indringer slechts met di
plomatieke wapenen te werk ging, cn
dc andere liet rustten
Willem III is overigens nimmer een
groot generaal geweest Hij heeft vele
veldslagen verloren en zeer wéinige ge
wonnen.
In December 1888 werd hij door het
House of Lords tot regent van Enge»
land uitgeroepen. Op 13 Februari 1889
volgde zijn kroning tot regeerend koning
van Engeland, en die van zijn gemalin
totl regeerend koningin. Dit monarchale
dubbebbcwind is uniek gebleven in de
geschiedenis van Engeland en van
Schotland (dat een maand later „Wil»
liam and Mary" eveneens kroonde).
De Britsche historieschrijvers, vooral
Macaulay hebben hun „King William
tke Third, stadtholder of Holland" or, altijd weer do tekortkomingen van don
kend als een der grootste koningen die
hun land ooit gekend heeft.
De Koning»Stadhouder.
Willem III heeft zeer veel voor Enge
land gedaan, ofschoon het hem uiterst
moeilijk werd gemaakt. Zijn gebrek aan
persoonlijke populariteit werd gecom
penseerd door de liefde die het volk
de koningin toedroeg. Maar hij hield
niet van de Engelschen, en aan zijn hof
en in zijn regeering speelden intrigee-
rende politici hun spelletjes tegen el»
kaar uit. Een grooten steun vond de ko
ning in zijn trouwen vriend Willem Ben-
tinck. dien hij verhief tot graaf Port»
land (later kreeg deze familie den her»
togstitel, en zij bestaat nog in Engeland)
terwijl in later jaren Joost van Keppel
(die Lord Albemarle werd) met Ben-
tinck wedijverde in zijn gunst. Er waren
meer Hollanders aan het Britsche hof.
zij hadden grooten invloed en hun aan
wezigheid zette vaak kwaad bloed.
De koning had dus vele moeilijkhe
den tc overwinnen .temeer omdat de
toestand der Britsche staatsfinanciën
allertreurigst was en de verdreven ko=
ning. gesteund door Lodewijk XIV.
reeds in 1690 met een leger in Ierland
landde. Willem III deed evenwel zijner
zijds hetzelfde, en in den slag aan de
Boyne overwon hij zijn schoonvader be»
slissend, zoodat deze de vlucht moest
nemen en zijn koningschap voorgoed
was afgeloopen. Koningin Mary, die in
middels te Londen alleen de teugels
van het bewind voerde, was door ver»
raad en intrige omgeven maar wist met
vaste hand haar leiding uit tc oefenen
en deed haar gezag gestand, ofschoon
ook haar zuster Anne (de latere
Qucen»Anne) en de koningin-weduw
haar tegenwerkten.
Zoolang zij leefde en den koning in
alles bijstond verliepen de zaken in En
geland gunstig. Een financieele saneering
voltrok zich. Natuurlijk trad Engeland
toe tot de Augsburgsche Alliantie tegen
Lodewijk XIV, die daardoor zeer sterk
werd, en geregeld bleef Willem III be
zoeken brengen aan Holland, dat hem
steeds het liefste bleef. Als hij in Enge
land verbleef stond hij in voortdurende
correspondentie met den raudpension.-i»
ris Heinsius, en behartigde persoonlijk
alle zaken der republiek. Het was schier
ongelooflijk wat door dezen zwakken,
aamborstige man aan arbeid, aan stugge
energie, geleverd werd.
In 1691 begon hij een oorlog tegen
Frankrijk die ter zee weer heter verloop
had dan te land. De EngeIsch»Nedcr*»
landsche vloot overwon in den zeeslag
hij La Hogue, maar de veldslagen hij
Steenkerke ('92) en Neerwinden ('93)
brachten successen aan de Fransche wa»
penen. Toch wist de geniale diplomaat
veldheer teniet te doen, en ieder voow
deel te benutten.
Er kwam een inzinken toen een ramp
den koning»stadhoudcr trof. In de eerste
dagen van 't jaar 1695 werd de konin
gin ziek. Spoedig bleek dat zij aan een
vreeselijke ziekte, de pokken, leed en op
7 Januari stierf zij. Zij was toen
pas 33 jaar oud. De Koning scheen
ontroostbaar. Na een vlaag van wan
hoop verzonk hij in een toestand van
apathie die weken duurde. Tenslotte
slaagde Lord Sunderland erin om hem
tot nieuwe activiteit te bewegen, m t
een beroep op de Republiek die hem
noodig had. Men vreesde intusschen dat
de zwakke, teringachtige vorst, wien het
verblijf in het mistige Londen ook geen
goed gedaar. had, zijn gemalin niet lang
zou overleven. Maar opnieuw laaide dc
ontembaie energie in dit zieke lichaam
op, en weer trok de koning-stadhouder
in de ZuidelijkeNederlanden te velde
tegen zijn eeuwigen tegenstander, Lode»
wijk XIVIn 1697 sloot hij den zeer
voordeeligen vrede van Rijswijk.
Hij keerde tot zijn volle werkkracht
terug en tijdens zijn bewind kwam in
Engeland nog veel tot stand. Reeds had
hij in 1693 de Bank of England gesticht.
Ook voerde hij de onafzetbaarheid der
rechters in, en de regelmatige bijeen-
roeping van het parlement werd inge
steld, terwijl het belastingstelsel en het
geldwezen werden gereorganiseerd.
In 1696 werd een complot ontdekt
dat een aanslag op zijn leven ten doel
had. Blijkbaar was zijn schoonvader de
instigator. Hij had er geen voordeel
van, want het logische gevolg was dat
's konings populariteit toenam.
In zijn laatste levensjaren, toen ziekte
zijn zwak gestel al zeer ondermijnd had,
streed de koning nog in den Spaan»
schen successie-oorlog tegen Frankrijk.
Hij stierf tenslotte niet aan zijrv kwaal,
maar tengevolge van een ongeluk. Toen
hij ging paardrijden in het park van het
paleis Hampton Court schrok het dier,
maakte een bijsprong en wierp den ko»
ning af. Het bleek dat hij een sleutel»
been gebroken had, dat in de long was
gedrongen. Binnen enkele dagen kwam
het einde. Op 19 Maart 1702 stierf Wil
lem III, nog geen 52 jaar oud, in Hol»
land en Engeland betreurd als een groot
en geniaal vorst, onder wiens bewind
beide landen tot welvaart cn tot hoog
internationaal aanzien gekomen waren.
Willem Ill's huwelijk was kinderloos
gebleven, en met hem sterft de eerste
rechte linie der Oranjes uit. Stadhouder
Johan Willem Friso opende de nieuwe
linie waarvan ook onze Koningin nog
afstamt.
R. P.
INGEZONDEN iMEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
De venijnige steken
van Spit in den TV£
overvallen U onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akker's Kloosterbalsem,
welke tot diep in de weefsels doordringt,
de pijn stiit, ophoopende ziektestoffen
doet verdwijnen, snel en grondig geneest.
verdrijft de pijn
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Toen ik door dc griep en mijn dok»
ter gezamenlijk naar bed was gestuurd
en mij daar lag tc vcrgriczclcn, stapte
op eens van Stuiteren dc kamer bin»
nen en vroeg: „hoe gaat het met den
hoogen- lijder?"
„Als je hier komt om mc voor den
gek te hou Jen...." gromde ik.
„Bezit uw griep in lijdzaamheid. Ik
kom uit belangstelling. Anders had ik
evengoed kunnen tclcfonccrcn".
Daar had hij gelijk in cn ik was n!
beschaamd over mijn slecht humeur.
.Stuiter, 't is zoo vervelend om hier
tc liggen....'
„Natuurlijk, maar het moet ook niet
altijd plezierig wezen in de wereld. Als
't nooit regende, zou jc dc mooie da»
gen niet waardecren".
„Ja, ja. En dan die ellendige hond
van dc overburen".
„Een lastig blafbccst zekcT. Vertel hei
mc maar als het jc haTt verlichten kan
En dwars op ccn stoel gezeten luister»
de hij aandachtig naar alles wat ik over
het miserabele dier tc klagen had.
„En zijn baas is hem niet meester.
Die staat te fluiten op dc stoep, dat
het jc door merg en heen gnat net als
jc pas bent ingedut. Natuurlijk helpt
da; niets, die ongczcggelijkc hond komt
toch niet. Dun gaat hij roepen: „F.lsa.
Eisn!" Helpt evenmin. Jc kent zijn
stem? Nee? Stel jc dar voor ccn ver-
rocstc zang. die door een kwast in het
hout gaat."
Meewarig -.chudde van Stuiteren het
hoofd. „Het beste is maar om tc bc»
rusten, 't Is gauw over",
„N'cc", zei ik. „dat doe ik zeker niet.
Jc kent mij. Stuiteren, jc weet dat ik
niet lastig ben
„Hm", zei hij.
„Wat hm! Wat beduidt dat hm?"
„Rcstantje van mijn eigen griep. Let
er maar niet op cn ga voort".
„Jc weet dus dat ik niet lastig ben",
(hier hield ik op cn keek hem wantrou»
wend aan. maar hij verroerde geen
spier) „maar alles heeft zijn grenzen
D;e hond die ellendige hond blaft maar
altoos".
„Beet hij maar", zei van Stuiteren
„dan kon je hem door de politie la
ten muilbanden. Aan blaffen is zoo
weinig te doen".
„Zoodra ik weer uit mag. zal ik zijn
baac er over aanspreken".
„Juist. Mijn neef van den Kleiweg had
ook een buurman, die ook een grooter
hond had. die ook altijd blafte. Hij
heeft daar zijn buurman een hartig
woordje over gezeid".
,,En was 't resultaat goed?"
lof 't goed was? Kolossaal!"
Juist", zei ik voldaan. ,Jc moet je
in de wereld nooit op jc kop laten zit»
ten. Flink van jc afspreken. Dat is het
ware. Dc ander heeft zijn hond dus weg.
gedaan?"
„Weggedaan? Welnee, dat heb ik toch
niet gezcid. Toen ik mijn neef den laat»
sten keer bezocht, was dc hond van den
buurman er nog cn blafte als nooit tc
voren. Begon het toen pas goed te lec»
ren. zie jc?"
„En jc zei. dat het resultaat goed
was. Kolossaal heb je gezegd".
,Ja zeker. In de eerste plaats kreeg
hij ruzie met zijn buurman, die hem
verzocht heen tc gaan. Sedert kijken
ze elkaar niet meer aan. Hun vrouwen
vroeger goeie vriendinnen, hebben geen
omgang meer. De kinderen van weers»
kanten die samen speelden, hebben
elkaar na dat hondengesprek uitge
scholden, eenmaal hebben zelfs twee
an dc jongens met elkaar gevochten.
Op ccn morgen was dc pasgelakte deur
van mijn neef hcclcmaal bekrast cn hij
kan toch maar niet bewijzen, dat dc
kinderen van dc buren het gedaan heb»
ben. Zooals ik zei, het resultaat was
dus kolossaal. Ais jij straks naar jc
overbuurman toegaat, zul jc wel het
zelfde bereiken. Misschien is het resul»
taat dan nog kolossaler".
„Stuiter", zei ik, „hou jc me voor d<
gek?"
„Hcclcmaal niet. ik waarschuw jc
maar".
„Maar ^at moet ik dan doen? Ik
kan het er toch niet bij laten zitten:
:k ben er vol van. ik moet wat zeggen
wat doen. ik ben als een hora die gc»
laden is en niet barsten kan...."
..O'zei van Stuiteren, ..als je rand
wilt hebhen cn van plan bent om dien
op tc volgen.
„Nou ja, ga door*.
„Dat is tc zeggen: ben je van plan
om hem op te volgen?"
„Als hij goed is".
„Hij is best. hij is puik. Wanneer mag
jc weer uit jc bed?"
„Vandaag, heeft dc dokter gister ge-
zcid. Vanmiddag of vanavond mis»
schicn. Hij komt mc straks bezoeken."
„Dan zul jc cr morgen wel uitmogen.
Dokters jokken altoos, ze dienen jc dc
drankjes cn dc nare voorschriften per
lepel toe Nu dan: zoodra je mag opzit
ten, vraag jc om papier en schrijft jc
overbuurman ccn langen brief, waarin jc
al jc grieven lucht. Niet alleen over den
hond. maar ook over andere dingen,
want die zullen er ook wel wezen."
„Schrijven? Dan schrijft hij terug cn
ik weer en dan hij weer en dan ik weer
en dan is het nog zuurder. Als je goeie
rand niet beter is, dan dat
„Wees toch niet zoo haastig. .Te schijft
dus een langen brief, liefst een beetje
forsch. Geneer jc maar niet over dc
woorden. Zeg het vierkant. Als die brief
klaar is lees je hem hardop. Jc zult zien
wat ccn genot dat is. Daarna lees jc
hem aan jc vrouw voor is die ook
zoo verontwaardigd over het honden»
geblaf?"
„Nee, ze zegt dat ik overdrijf."
„Goed, dan lees je haar den brief
niet voor. Als vergoeding lees jc hem
zelf nog eens voor den tweeden keer.
Als jc hem mij ook wilt voorlezen, best,
dan kom ik cr morgen voor terug: bel
mc maar op, zoodra hij klaar is."
„En dan verder?"
„Dan leg je den brief in een la en
laat hem daar rustig liggen tot den vol»
genden morgen. Dan lees jc hem op jc
nuchtere maag nog eens over. Dat
goed voor dc eetlust cn dc appetijt mag
in tijden van griep wel wat aangewak»
kerd worden."
„Goed, goed en daarna?"
„Daarna?" zei van Stuiteren. „Daar»
na? Daarna scheur je den hcclcn brief
in stukken en gooit hem in dc prullc-
mand. En wanneer je het anders doet,"
zei hij, dc deur van dc slaapkamer
openende, „dan ben jc dc grootste dom
oor, dien ik ooit gezien heb cn krijgt
nooit meer goeien raad van mc. Begre
pen? Intusschen wensch ik je beterschap
cn kom morgen nog eens kijken."
En daarmee verdween bfj-
Middags kwam de dokter. Hij zag
cr zelf niet al te best uit, bleek en ver^
mocid cn verzekerde dat ik er nog niet
uit mocht.
„U had het my toch beloofd," zei
ik.
..Ik heb gezegd waarschijnlijk. Ik zeg
altijd: waarschijnlijk.
...Morgen dan?"
„Waarschijnlijk."
„Jokt u wel eens. dokter?"
„Zelden cn dan nog alleen wajjnccr
hei in het belang van den patiënt is."
Hij vertrok naar den volgenden pa
tiënt cn kwam den volgenden dag te
rug, zoo mogelijk met een nog blcckcr
cn nop vermoeider gezicht, maar mc'
evenveel slagen om den arm. Nog altijd
mocht ik niet uit mijn bed: die vergun»
ning kreeg ik pas den volgenden dag.
Toen eindelijk ging ik zitten aan mijn
schrijftafel, nog een beetje duizelig
van het lano in bed lisgen en met. wat
nijn en strakheid boven de oogen en
begon den brief aten mijn overbuurman
den eigenaar van den verfoeiden hond
WelEdele Heer,
Na ccnige dagen ongesteld te zyr.
jewccst heeft de medicus mij vergund
op tc staan en mijn eerste taak zal zijn.
aan u te schrijven.
Ik heb namelijk een bezwaar tegen
U cn daar dit mij drukt en hindert
wil ik het afwentelen van mijn ge»
moed.
U heeft een hond. Dat is uw recht.
Nergens staat in de wetfen des Rijks,
van de provincie of van de gemeente,
dat dit U verboden zou zijn. Andere
menschen houden er wel een piano op
na, een gramofoon of de draadlooze.
Ik zelf houd een postzegel-album,
hetgeen ik U ter navolging kan aan»
bevelen, omdat de dierenfiguren,
die daarop door verschillende *lan.
den worden afgebeeld, zoo rustig mo,
gelijk zijn. Leeuwen brullen niet op
postzegels. Uw hond brult ook niet,
maar hij blaft.
Hij blaft zelfs veel cn zwaar en luid
en lcelijk want hij in een groote hond.
Ook daarvan mag ik U geen verwijt ma
ken, omdat de hond alleen op deze
manier, door blaffen, zijn aandoeningen
te kennen geven kan.
Gij ziet, WelEdele Heer, ik eerbiedig
het dierenleven en de regelen der Na»
tuurlijke Historie. Zelfs wanneer Uw
hond een enkelen keer, tot afwisseling
van zijn blaffen, jankt (namelijk wan
neer een wagen over zijn poot rijdt) of
huilt wanneer U en Uw heelc familie
de deur uit is en hem thuisgelatcn
hebt.
Maar er is iets anders: gij zijt hoofd
van een gezin cn staat als zoodanig
tusschen andere hoofde# van gezinnen
in de samenleving. Met gelijke rechten,
maar ook met gelijke plichten. En
terwijl ik" uw recht tot het houden van
een hond, van een grooten hond zelfs,
reeds erkend heb. cisch ik op mijn beur:
van U, dat gij Uw plicht om er voor
te zorgen dat uw hond aan anderen in
de samenleving zoo weinig mogelijk last
aandoet, aanvaardt en daarnaar handelt
Kon\t gij die verplichting na? Ik ver»
moed dat gij die vraag bevestigend zult
beantwoorden. Ik voor mij moet daarop
helaas een ontkennend bcsohcid geven.
Neen, dat doet gij niet. Gij schiet daar»
in, namelijk in die verplichting, zelfs
belangrijk te kort. Het gezag, dat ccn
goed huisvader moet hebben over zijn
vrouw, zijn zonen en zijn dochtercr. be
zit gij inderdaad naar redelijkheid cn
billijkheid; gii mist het totaal en volko
men tegenover uw hond. Als gij hem
uitlaat en hij onmiddellijk een wiel
rijder naar dc been en vliegt, roept gij
hem terug. Hii stoort er zich niet »an
cn blaft den man aan. totdat hij bijna
van de fiets valt van angst. Wanneer
hij een kat uit de buurt nazit, blaffende
dat de heele omgeving er van in op»
schudding komt (het is onze brave
Mimi nou de vorige week overkomen)
dan probeert gij hem met kracht van
stem terug te roepen. Vergeefs, hii
stoort zich geen oogenblik aan u. Zoo
iaat het den geheclcn dag door. Hii
vervult dc straat met zijn geblaf, dat als
Je uiting van zijn gemoedsaandoenin»
gen natuurlijk mag zijp. maar voor on» -
ze beschaafde ooren (gij weet immer?,
dat dit een beschaafde straat is) ontoe»
laatbaar.
Dit te kort in Uw persoon, in jw
houding in Uw gedrag onder Uw aan»
dacht te brengen is, WelEdele heer, het
doel van dezen brief. Het ontbreekt U
aan gezag over e«n gedeelte van Uw
huis. waarover gij niettemin het gezag
op U genomen hebt en waarvoor gij
dus verantwoordelijk zijt. Derhalve
moet ik, hoe noode ook, een zwakke
figuur noemen, eqn man zonder merg.
een lid der maatschappij zonder pit Ik
mag niet ontkennen, dat ik zoo ik daa-=
toe de macht bezat, U verbieden zou
nou langer een schijn van gezag over
Uw hond uit te oefenen, een gezag dat
niet bestaat en dus belachelijk is. Ja dit
is't juiste woord: gij zijt in dit opzicht
belachelijk, Uw opgeheven hoofd, uw
vrijmoedige blik, de wandelstok met zil
veren knop waarmee gij zwaait, zijn
door en door belachelijk, daar zij ge
zamenlijk niet in staat! zijn het lucht»
en hartverscheurend geblaf van den
hond tot zwijgen te brengen, hetgeen
Uw plicht van Staatsburger U oplegt.
Op aif oogenblik kwelt weer ditzelfde
geluid mijn door de griep verzwakte
trommelvlies. Gij schiet tc kort, gij doet
ons te kort en de gehcele samenleving.
Ik heb gemeend U dit alles te moeten
zeggen cn ik kan dus niet! eindigen met
U de verzekering te geven van een hoog
achting, die ra werkelijkheid niet be»
'staat. Aangeboren hoffelijkheid alleen
weerhoudt mij, u de verklaring af te leg
gen dat ik U minacht. Dus tcckcn ik
met gepast'e gevoelens
FIDELIO
Deze brief, het zij met groote be»
scheidenheid gezegd, voldeed mij wel
Vooral toen ik hem overlas en ten
slotte hardop voordroeg, met de klem
tonen die daar bij behoorden. Juist! was
dit voor de tweede maal gebeurd, toen
Van Stuiteren mij kwam bezoeken. Na
tuurlijk las ik hem den brief voor. Hij
vond hem goed, zelfs heel goed Hij
merkte daarin ccn climax, een stijging
op, die in ieder prozastuk aanwezig moet
zijn en daaraan zelfs hef ware karakter
geeft. Samen liepen wij den brief nog
cens door. Onder zijn bezielend oordeel
vond ik nieuwe accenten. Juist was ik
aan een herhaalde voordracht begonnen,
toen mijn vrouw binnenkwam en vroeg:
„Wat doe je toch? Ik hoor jc telkens
zoo voordragen. Als je den leeftijd niet
tc boven was, zou ik haast' denken, dat
je ccn rol voor een Iiefhebberij»toonecl»
'gezelschap instudeert".
Het hielp niet: ik moest haar nu wel
alles vertellen en las mijn bref zoo goed
mogelijk voor, ofschoon ik zelf gevoelde,
dat het onder haar critischcn blik lang
zoo goed niet meer klonk. Toen het
u't was, zweeg zij een oogenblik. Toen
vroeg zij: „En wou je zóó'n brief vei-
zenden?'1
Zóó'n brief?" herhaalde ik, geprilw
keld door den toon van minachting, die
duidelijk te hooren was
„Zoo'n gezwollen stuk? Om voorgoed
oneenigheid te krijgen met een famil'c,
die ons nooit anders dan vriendeli sc
heid heeft bewezen?"
,Wees maar niet bang", zei ik. „die
brief wordt niet' verzonden. Ik heb hem
alleen geschreven om mijn hart eens te
luchten. Aanstonds verscheur ik hem
en dan gaat hij in de prullemand."
Toen keek mijn vrouw ons aan. Eerst
mij, daarna Van Stuiteren, toen mij
weer. Daarop zei ze, mplaats van zich
erover te verheugen, met al de incoiw
sequentie waartoe een vrouw in staaf is:
„Zooiets virld ik
Van Stuiteren cn ik keken haar op
onze beurt aan, gespannen wachtende
op haar oordeel. Zij ging de kamer door,
deed de deur open, keerde zich op den
drempel om en maakte haar volzin al
dus af.
„niet dapper"
Toen sloot ze de deur achfer zich'
dicht.
Van Stuiteren cn ik keken elkaar
aan. toen verscheurde ik bijna werktui*
gelijk den brief en liet de stukken in de
prullemand vallen.
Toen ik weer op straat mocht van
den dokfer, was dc eerste dien ik daar
ontmoette, mijn overbuurman, de eige
naar van den hond. Hij feliciteerde mij
met mijn herstel cn ik dacht: „je moopt
eens weten, van den brief'.
„Bij jou thuis alles wel?" vroeg ik
uit fegenbeleefdhcid.
„Ja of eigenlijk nee. Wij hebben een
verlies geleden. Dc hond is door een
auto overreden. Dood".
„Dood?"
.Ja, dood. Ik was er bij, kon het niet
voorkomen. Hij heeft nog een oogen
blik geleefd. Het stomme dier kreunde
zoo naar. Hij probeerde nog mijn hand
te Ukken toen ik hem opnam, maar had
er de kracht niet meer toe".
Ik dacht aan mijn brief en kon niet
anders zeggen, dan maar weer dat ééne
woord „Dood".
„'t Is maar ccn dier zul je zeggen,
maar wij hielden zooveel van hcml Hij
was zoo vriendelijk voor al de huisgc-
nooten. Soms wat luidruchtig, maar dat
kwam van vroolijkhcid. zie je. Van le
venslust. Zoo'n beesf is toch ook niet
zoo vol zdfbehcersching als wij men
schen en we deden wat we konden, dat
hij voor anderen zoo weinig mogelijk
hinderlijk was. Maar nu is hij dan
dood".
Er glansde iets in de oogen van mijn
overbuurman, dat hij dadelijk afveegde.
Ik zei niets. De herinnering aan den
brief hinderde mij geweldig. Ik schaar.»
de mij.
Ik schaam mij nog.
FIDELIO.