HAARLEM'S DAGBLAD Kloosterb&Isem ZATERDAG 22 JAN. 1927 TWFF.DE BEAD DE GROOTEN DER HISTORIE. Willem III, Prins van Oranje Siaahouiier van Holland16721702 Koning van hnt>elana, 1689—1702 Deze was wellicht de grootste der Oranjevorsten. Het staat vast dat geen hunner zulk een invloed heef. doen gel» den op het lot van Europa al» hij Slechts éen man stond in gaiisch he werelddeel met hem op éen iang var. bekwaamheid en betcckenu». Dat was de Franschc koninp Lodewijk XIV. ,Jc Roy Soleil", de grootste der Bour» bons. Tegen hem streed Willem 111. van zijn veroveringszucht redde hij Europa, en toen de koning»stadhou 'er stierf had hij zijn levenstaak vol» bracht. Hij werd den 14en November 1850. acht dagen na den dood van zijn vader. Prins Willem II, te Den Haag geboren. Zijn moeder was Mary Stuart, dochter van den Engelsohen koninu Karei I wiens leven op het schavot was be» eindigd. Her leven van dezen Oranjezon be» gon onder de somberste voortcckencn IX- onbekookte buitenlandsche politiek van Willem LI en diens optreden je» gens de Locvestei-nsche factie hadden de Oranjepartij in discrediet gebracht De kwestie der opvolging bracht da» delijk verscheidene pretendenten tegen elkaar in het harnas, en de belangen van het pasee-horen prinsje werden niet te best behartigd door de twee vrouwen zijn moeder en zijn grootmoeder Am a lia van SoTms. weduwe van Stadhouder Frederik Hendrik wier taak dat was Zij konden het samen volstrekt niet vinden en de weduwe van stadhouder Willem II. hooghartig en ongenaak- baar. was in Holland verre van popu» lair en wat er zich nimmer vriepden te maken. Zij stierf evenwel reeds in 1660. Het was ongeveer in dien tijd dat het portret van dep jongen prins werd geschilderd, dat hier volgt. Hij was toen elf jaar oud, Hoe het probleem van het stadhou derschap ep de erfopvolging de Hol» landsche politiek bleef bchecrschcn. heb ik verteld in het vorige artikel in dc/c serie, dat aan den Rnadpcnsiona» ris Jan de Witt was gewijd. In 't kort zij herinnerd aan de Acte van Scclusii t-n 't Eeuw g Edict, en aan hej besluit, waarbij de jonge prins door Holland als het Kind van S:aat werd aanvaard hetgeen beteekende dat de Staien zijn «pvacdrao voor hun rekening n&men Jan de Witt nam daarin ccn acnet aan» deel en trachtte natuurlijk zijn staat» tiund:ge theorieën bij zijn leerling m« gang te doen vinden, maar slaagde daarin met Evenmin gefukte het hem om persoonlijken invloed op den pnns te krijgen, die stug en gereser veerd bleef. Men heeft van Willem lil gezegd dat hij zulk ccn norsch, onbe minnelijk man was. Er is blijkbaar op dat punt wel overdreven, maar een vroolijke natuur kon moeilijk geschapen worden uit zulk een grauwe, vreugde» looze jeugd. Dc prins voelde zich vqort» durend door politieke tegenstanders omgeven cn vergaf het Dc Witt niet dat deze zijn Oranjegezinde vrienden van hem weghield. Hij was een hard werker, hoogst intelligent, cn als jon» icn reeds ccn schrander diplomaat. Dc omstandigheden werkten ertoe mee om zijn gaven in die richting te ontwikke len. Het- Kind van Staat leerde te zwij gen steeds op zijn hoede te zijn cn rijn voordcel te tjocn met alles wat hij hoorde en wat lu m en zijn zaak van dienst kon zijn. Het rampjaar 1672 bracht zijn plotse, linge verheffing tot het stadhouder» schap zijner vaderen, onmiddellijk ge volgd door den moord op de De Wit ten- die buiten zijn wil en inmenging geschiedde, dien hij betreurde, maar die bij hem. zooals hij zelf moest er- kcnncp. ..een gevoel van opluchting naliet." Het Fransche leger haH de hclf» van de Zeven Provinciën rcc^s zo-nder slao of stoot veroverd, de Engelsche vloot belaagde onze kusten. In dat uur van den hoogstc-n nood had het volk zioh weer in een spontane op welling tot dc Oranjes gewend. En zoodra Willem III, een jongen van 22 jaar, zijn boven mcnschclijk»schijnonde taak aanvaard had. keerden dc kansen reeds. Het vertrouwen scheen als bij tooverslag in de natie terug te keeren. cn de jonge stadhouder toog te werk met een zekerheid en rustig zelfbewust zijn. die iedereen verbaasden. Ik zal niet lang bij dezen oorlog stilstAan. om dat een no« grooter episode in het lc ven van Willem III veel ruimte in dit beknopte artikel zal vragen. Dc stad- bouder. erfelijk kapitein.gcncraal cn gnoot»admiraa! van de Unie slaagde erin om dezen oorlog tot een bevredigend einde te brengen.... daarbij in eerste in stantie niet weinig geholpco door hc: talmen van het Franschc leger, dat voor de waterlinie bleef aarzelen, wachtend op de onderhandelaars van de Staten, toen de Knie nog niet in staat van behoorlijke verdedigieg was De stadhouder slaagde erin op deze wijze tijd te winnen, en tenslotte be» haalde hij tegen den prince de Condé, Turenne en Luxembourg successen, die den aftocht en de déconfiture van is. Zij werd tenslotte ook 'de vertrou- het Frapschc leger verzekerden Na een jaar was al een redelijke vrede met Engeland bereikt. In 1678 werd dc vrede van Nijmegen met den koning van Frankrijk gcsiotcn. Reeds 4 jaar te voren hadden de Staten Wil» lem III ais erfstadhouder erkend. en men kan zijn positie vrijwel bescbou wen als die van een constitutioneel vorst. Maar hij slaagde er nift .n om zioh in de Zeven Provinciën tot ko ning tc doen uitroepen, en berustte in den tocslund. Hem is later wel vcrwe» ten dat hij niet genoeg heeft gedaan om het zonderlinge binnenlandsc-hc be» stuurs-systet-m der republiek tc her» zien en in nieuwe, vaste ba-ncn te lei den Dc omstandigheden hebben hem dat niet gemakkelijk gemaakt, en er» kend moet worden dat ons Isnd reden •ot ;>rootc dankbaarheid jegens hem had voor zijn groote buiteniandschc po :ck. die Holland vooraan bracht in de rii der naties en de positie der re publiek in Europa waarborgde, nada hij in 1672 het land van ondergang ge- cd had. Engeland had het Cromwclbrégimc beëindigd en was na ccnigc aarzeling teruggekeerd tot de Stewarts Karei II regeerde nu. en het paste volkomen in dc staatkunde van den Hollandschcn stadhouder, die immers ccn „Europee- schcn muur" tegen den overal door- dringenden Louis Quatorzc ttachttc op tc richten, om zich een gemalin tc zoe ken aan het Engelsche hof. Eerst deed Karei II zelf daartoe stappen, maar «Ic prins ging er niet op in. Daarna gcsclticdde het tegenovergestelde Ten» sloti'c kreeg de zaak toch zijn beslag. Op 14 November 1677 huwde Willem III tc Londen Mary, oudste dochter van den hertog van York. 's konings broeder. Zij was toen pas vijftien jaar oud. zag zeer hoog op tegen haar stuggen, zwijgenden gemaal en ging zond t vreugde met hem naar het stille Den Haag. waar de stadhouder in ge» si'rcngcn eenvoud leefde en van ten hofhouding eigenlijk niet gesproken kon worden. Het huwelijk. zonder liefde gesloten, scheen in den beginne volstrekt geen heal te zullen opleve ren. Volgens sommige historicschrij» vers heeft de stadhouder in de eerste jaren niet alleen zijn jonge vrouw ver waarloosd maar haar ook bedrogen. Later veranderde dit alles cn een groot'e liefde bloeide op tusschcn deze iwcc jonge mcnschcn, door het Lot saamgebracht. De prinses moet een vrouw van buitengewone charme cn nobel karakter geweest zijn Zij. de En. fjclsche, verwierf in Holland een popu aritcit die in de historie door geen cn. kelc andere Oranje-vorstin geëvenaard Dc prinses van Oranje. welinge, dc onafscheidelijke vriendin van haar stuggen gemaal, die eindelijk besefte welk een schat hij gevonden had. Intusschen speelde Den Haag een leidende rol in het politiek wereldgc» beuren. Willem III. temidden van dc diplomaten der groote mogendheden in macht toen niet grootier dan het zoo fcleinc Holland liet zich in alles gel den en wist deze edellieden, waarvan sommigen volkomen corrupt waren, met groote behendigheid tegen elkaar 't_ tc spelen. Nu was in 1685 de kinderlooze Ka» rel II in Engeland opgevolgd door zijn broeder James II (Jacobus II. noemt onze geschiedenis hem), den schoonva» der van onzen stadhouder. De nieuwe koning was Roomsch»Kafholick en erbond zich nauw met dc Fransche po» litick. Wel werd in '86 bij de Augsburg» schc Alliantie door Willem III een de» fensief verbond aangegaan met keizer Leopold. Spanje. Zweden en later ook Brandenburg, maar zijn pos'-tie tegen» over den Franschcn koning kon pas sterk zijn als Engeland aan zijn zijde stond. Dit leidde tot dc grootstic gebeurtenis in zijn leven. De Engelsche koning was verre van populair bij zijn volk. dat in overgrootc meerderheid Protestant was. Willem 111. de situatie zorgvuldig gepeild en overwogen^ hebbende bc» sloot om zijn schoonvader van den troon te verjagen en zelf koning van Engeland te worden. Dit vervaarlijke plan bracht hij in 188 ten uitvoer, na geruimen tijd groote vlootuitrustigcn te hebben ge» maakt, d'e fegen Denemarken bedoeld heetten te zijn. De eerste maal toen de vloot, met het Hollandschc expeditie» leger aan boord, uitzeilde, brak ccn hevige storm los die haar uiteendreef Zij keerde jerug in dc havens cn spoe dig volgde het tweede vertrek Ditmaal, ofschoon de wind aanvankelijk dc En» flclsche vloot in dc richting van de Hol indsche scheen tc jagen, slaagde dc expeditie volkomen De stadhouder landde met zijn leger ongehinderd Torbay. Hij irok naar Exciter, ging daar in kamp en deed verder niets. Dit was een meesterstukje van psychologisch inzicht. Als hij. dc vreemdeling, met- zijn leger was opgerukt tegen Londen zou het1 Engelsche nationale zcifbe» wustzijn zich tegen hem gekeerd hebben. Het volk zou op de hand van James zijn geweest Maar Willem III kende zijn schoonvader cn wist dat deze zelf niet zou durven doortasten. Hij wachtte ccnige weken, tot de koning zich door zijn aarzelen volkomen onmogelijk ge» maakt! had, en uitweek naar Frankrijk. Toen hield de prins van Oranje zijn in» tocht in Londen, zonder zelfs slag te hebben geleverd! Dit is wel een v-an dc wonderlijkste episodes die de wereldgc» schiedenis kent. Het is de eenige in vasie in Engeland, na Willem de Ver- ovcraar, die geslaagd is. En geslaagd al leen doordat de indringer slechts met di plomatieke wapenen te werk ging, cn dc andere liet rustten Willem III is overigens nimmer een groot generaal geweest Hij heeft vele veldslagen verloren en zeer wéinige ge wonnen. In December 1888 werd hij door het House of Lords tot regent van Enge» land uitgeroepen. Op 13 Februari 1889 volgde zijn kroning tot regeerend koning van Engeland, en die van zijn gemalin totl regeerend koningin. Dit monarchale dubbebbcwind is uniek gebleven in de geschiedenis van Engeland en van Schotland (dat een maand later „Wil» liam and Mary" eveneens kroonde). De Britsche historieschrijvers, vooral Macaulay hebben hun „King William tke Third, stadtholder of Holland" or, altijd weer do tekortkomingen van don kend als een der grootste koningen die hun land ooit gekend heeft. De Koning»Stadhouder. Willem III heeft zeer veel voor Enge land gedaan, ofschoon het hem uiterst moeilijk werd gemaakt. Zijn gebrek aan persoonlijke populariteit werd gecom penseerd door de liefde die het volk de koningin toedroeg. Maar hij hield niet van de Engelschen, en aan zijn hof en in zijn regeering speelden intrigee- rende politici hun spelletjes tegen el» kaar uit. Een grooten steun vond de ko ning in zijn trouwen vriend Willem Ben- tinck. dien hij verhief tot graaf Port» land (later kreeg deze familie den her» togstitel, en zij bestaat nog in Engeland) terwijl in later jaren Joost van Keppel (die Lord Albemarle werd) met Ben- tinck wedijverde in zijn gunst. Er waren meer Hollanders aan het Britsche hof. zij hadden grooten invloed en hun aan wezigheid zette vaak kwaad bloed. De koning had dus vele moeilijkhe den tc overwinnen .temeer omdat de toestand der Britsche staatsfinanciën allertreurigst was en de verdreven ko= ning. gesteund door Lodewijk XIV. reeds in 1690 met een leger in Ierland landde. Willem III deed evenwel zijner zijds hetzelfde, en in den slag aan de Boyne overwon hij zijn schoonvader be» slissend, zoodat deze de vlucht moest nemen en zijn koningschap voorgoed was afgeloopen. Koningin Mary, die in middels te Londen alleen de teugels van het bewind voerde, was door ver» raad en intrige omgeven maar wist met vaste hand haar leiding uit tc oefenen en deed haar gezag gestand, ofschoon ook haar zuster Anne (de latere Qucen»Anne) en de koningin-weduw haar tegenwerkten. Zoolang zij leefde en den koning in alles bijstond verliepen de zaken in En geland gunstig. Een financieele saneering voltrok zich. Natuurlijk trad Engeland toe tot de Augsburgsche Alliantie tegen Lodewijk XIV, die daardoor zeer sterk werd, en geregeld bleef Willem III be zoeken brengen aan Holland, dat hem steeds het liefste bleef. Als hij in Enge land verbleef stond hij in voortdurende correspondentie met den raudpension.-i» ris Heinsius, en behartigde persoonlijk alle zaken der republiek. Het was schier ongelooflijk wat door dezen zwakken, aamborstige man aan arbeid, aan stugge energie, geleverd werd. In 1691 begon hij een oorlog tegen Frankrijk die ter zee weer heter verloop had dan te land. De EngeIsch»Nedcr*» landsche vloot overwon in den zeeslag hij La Hogue, maar de veldslagen hij Steenkerke ('92) en Neerwinden ('93) brachten successen aan de Fransche wa» penen. Toch wist de geniale diplomaat veldheer teniet te doen, en ieder voow deel te benutten. Er kwam een inzinken toen een ramp den koning»stadhoudcr trof. In de eerste dagen van 't jaar 1695 werd de konin gin ziek. Spoedig bleek dat zij aan een vreeselijke ziekte, de pokken, leed en op 7 Januari stierf zij. Zij was toen pas 33 jaar oud. De Koning scheen ontroostbaar. Na een vlaag van wan hoop verzonk hij in een toestand van apathie die weken duurde. Tenslotte slaagde Lord Sunderland erin om hem tot nieuwe activiteit te bewegen, m t een beroep op de Republiek die hem noodig had. Men vreesde intusschen dat de zwakke, teringachtige vorst, wien het verblijf in het mistige Londen ook geen goed gedaar. had, zijn gemalin niet lang zou overleven. Maar opnieuw laaide dc ontembaie energie in dit zieke lichaam op, en weer trok de koning-stadhouder in de ZuidelijkeNederlanden te velde tegen zijn eeuwigen tegenstander, Lode» wijk XIVIn 1697 sloot hij den zeer voordeeligen vrede van Rijswijk. Hij keerde tot zijn volle werkkracht terug en tijdens zijn bewind kwam in Engeland nog veel tot stand. Reeds had hij in 1693 de Bank of England gesticht. Ook voerde hij de onafzetbaarheid der rechters in, en de regelmatige bijeen- roeping van het parlement werd inge steld, terwijl het belastingstelsel en het geldwezen werden gereorganiseerd. In 1696 werd een complot ontdekt dat een aanslag op zijn leven ten doel had. Blijkbaar was zijn schoonvader de instigator. Hij had er geen voordeel van, want het logische gevolg was dat 's konings populariteit toenam. In zijn laatste levensjaren, toen ziekte zijn zwak gestel al zeer ondermijnd had, streed de koning nog in den Spaan» schen successie-oorlog tegen Frankrijk. Hij stierf tenslotte niet aan zijrv kwaal, maar tengevolge van een ongeluk. Toen hij ging paardrijden in het park van het paleis Hampton Court schrok het dier, maakte een bijsprong en wierp den ko» ning af. Het bleek dat hij een sleutel» been gebroken had, dat in de long was gedrongen. Binnen enkele dagen kwam het einde. Op 19 Maart 1702 stierf Wil lem III, nog geen 52 jaar oud, in Hol» land en Engeland betreurd als een groot en geniaal vorst, onder wiens bewind beide landen tot welvaart cn tot hoog internationaal aanzien gekomen waren. Willem Ill's huwelijk was kinderloos gebleven, en met hem sterft de eerste rechte linie der Oranjes uit. Stadhouder Johan Willem Friso opende de nieuwe linie waarvan ook onze Koningin nog afstamt. R. P. INGEZONDEN iMEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL De venijnige steken van Spit in den TV£ overvallen U onverwachts. Grijp dadelijk naar Akker's Kloosterbalsem, welke tot diep in de weefsels doordringt, de pijn stiit, ophoopende ziektestoffen doet verdwijnen, snel en grondig geneest. verdrijft de pijn Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Toen ik door dc griep en mijn dok» ter gezamenlijk naar bed was gestuurd en mij daar lag tc vcrgriczclcn, stapte op eens van Stuiteren dc kamer bin» nen en vroeg: „hoe gaat het met den hoogen- lijder?" „Als je hier komt om mc voor den gek te hou Jen...." gromde ik. „Bezit uw griep in lijdzaamheid. Ik kom uit belangstelling. Anders had ik evengoed kunnen tclcfonccrcn". Daar had hij gelijk in cn ik was n! beschaamd over mijn slecht humeur. .Stuiter, 't is zoo vervelend om hier tc liggen....' „Natuurlijk, maar het moet ook niet altijd plezierig wezen in de wereld. Als 't nooit regende, zou jc dc mooie da» gen niet waardecren". „Ja, ja. En dan die ellendige hond van dc overburen". „Een lastig blafbccst zekcT. Vertel hei mc maar als het jc haTt verlichten kan En dwars op ccn stoel gezeten luister» de hij aandachtig naar alles wat ik over het miserabele dier tc klagen had. „En zijn baas is hem niet meester. Die staat te fluiten op dc stoep, dat het jc door merg en heen gnat net als jc pas bent ingedut. Natuurlijk helpt da; niets, die ongczcggelijkc hond komt toch niet. Dun gaat hij roepen: „F.lsa. Eisn!" Helpt evenmin. Jc kent zijn stem? Nee? Stel jc dar voor ccn ver- rocstc zang. die door een kwast in het hout gaat." Meewarig -.chudde van Stuiteren het hoofd. „Het beste is maar om tc bc» rusten, 't Is gauw over", „N'cc", zei ik. „dat doe ik zeker niet. Jc kent mij. Stuiteren, jc weet dat ik niet lastig ben „Hm", zei hij. „Wat hm! Wat beduidt dat hm?" „Rcstantje van mijn eigen griep. Let er maar niet op cn ga voort". „Jc weet dus dat ik niet lastig ben", (hier hield ik op cn keek hem wantrou» wend aan. maar hij verroerde geen spier) „maar alles heeft zijn grenzen D;e hond die ellendige hond blaft maar altoos". „Beet hij maar", zei van Stuiteren „dan kon je hem door de politie la ten muilbanden. Aan blaffen is zoo weinig te doen". „Zoodra ik weer uit mag. zal ik zijn baac er over aanspreken". „Juist. Mijn neef van den Kleiweg had ook een buurman, die ook een grooter hond had. die ook altijd blafte. Hij heeft daar zijn buurman een hartig woordje over gezeid". ,,En was 't resultaat goed?" lof 't goed was? Kolossaal!" Juist", zei ik voldaan. ,Jc moet je in de wereld nooit op jc kop laten zit» ten. Flink van jc afspreken. Dat is het ware. Dc ander heeft zijn hond dus weg. gedaan?" „Weggedaan? Welnee, dat heb ik toch niet gezcid. Toen ik mijn neef den laat» sten keer bezocht, was dc hond van den buurman er nog cn blafte als nooit tc voren. Begon het toen pas goed te lec» ren. zie jc?" „En jc zei. dat het resultaat goed was. Kolossaal heb je gezegd". ,Ja zeker. In de eerste plaats kreeg hij ruzie met zijn buurman, die hem verzocht heen tc gaan. Sedert kijken ze elkaar niet meer aan. Hun vrouwen vroeger goeie vriendinnen, hebben geen omgang meer. De kinderen van weers» kanten die samen speelden, hebben elkaar na dat hondengesprek uitge scholden, eenmaal hebben zelfs twee an dc jongens met elkaar gevochten. Op ccn morgen was dc pasgelakte deur van mijn neef hcclcmaal bekrast cn hij kan toch maar niet bewijzen, dat dc kinderen van dc buren het gedaan heb» ben. Zooals ik zei, het resultaat was dus kolossaal. Ais jij straks naar jc overbuurman toegaat, zul jc wel het zelfde bereiken. Misschien is het resul» taat dan nog kolossaler". „Stuiter", zei ik, „hou jc me voor d< gek?" „Hcclcmaal niet. ik waarschuw jc maar". „Maar ^at moet ik dan doen? Ik kan het er toch niet bij laten zitten: :k ben er vol van. ik moet wat zeggen wat doen. ik ben als een hora die gc» laden is en niet barsten kan...." ..O'zei van Stuiteren, ..als je rand wilt hebhen cn van plan bent om dien op tc volgen. „Nou ja, ga door*. „Dat is tc zeggen: ben je van plan om hem op te volgen?" „Als hij goed is". „Hij is best. hij is puik. Wanneer mag jc weer uit jc bed?" „Vandaag, heeft dc dokter gister ge- zcid. Vanmiddag of vanavond mis» schicn. Hij komt mc straks bezoeken." „Dan zul jc cr morgen wel uitmogen. Dokters jokken altoos, ze dienen jc dc drankjes cn dc nare voorschriften per lepel toe Nu dan: zoodra je mag opzit ten, vraag jc om papier en schrijft jc overbuurman ccn langen brief, waarin jc al jc grieven lucht. Niet alleen over den hond. maar ook over andere dingen, want die zullen er ook wel wezen." „Schrijven? Dan schrijft hij terug cn ik weer en dan hij weer en dan ik weer en dan is het nog zuurder. Als je goeie rand niet beter is, dan dat „Wees toch niet zoo haastig. .Te schijft dus een langen brief, liefst een beetje forsch. Geneer jc maar niet over dc woorden. Zeg het vierkant. Als die brief klaar is lees je hem hardop. Jc zult zien wat ccn genot dat is. Daarna lees jc hem aan jc vrouw voor is die ook zoo verontwaardigd over het honden» geblaf?" „Nee, ze zegt dat ik overdrijf." „Goed, dan lees je haar den brief niet voor. Als vergoeding lees jc hem zelf nog eens voor den tweeden keer. Als jc hem mij ook wilt voorlezen, best, dan kom ik cr morgen voor terug: bel mc maar op, zoodra hij klaar is." „En dan verder?" „Dan leg je den brief in een la en laat hem daar rustig liggen tot den vol» genden morgen. Dan lees jc hem op jc nuchtere maag nog eens over. Dat goed voor dc eetlust cn dc appetijt mag in tijden van griep wel wat aangewak» kerd worden." „Goed, goed en daarna?" „Daarna?" zei van Stuiteren. „Daar» na? Daarna scheur je den hcclcn brief in stukken en gooit hem in dc prullc- mand. En wanneer je het anders doet," zei hij, dc deur van dc slaapkamer openende, „dan ben jc dc grootste dom oor, dien ik ooit gezien heb cn krijgt nooit meer goeien raad van mc. Begre pen? Intusschen wensch ik je beterschap cn kom morgen nog eens kijken." En daarmee verdween bfj- Middags kwam de dokter. Hij zag cr zelf niet al te best uit, bleek en ver^ mocid cn verzekerde dat ik er nog niet uit mocht. „U had het my toch beloofd," zei ik. ..Ik heb gezegd waarschijnlijk. Ik zeg altijd: waarschijnlijk. ...Morgen dan?" „Waarschijnlijk." „Jokt u wel eens. dokter?" „Zelden cn dan nog alleen wajjnccr hei in het belang van den patiënt is." Hij vertrok naar den volgenden pa tiënt cn kwam den volgenden dag te rug, zoo mogelijk met een nog blcckcr cn nop vermoeider gezicht, maar mc' evenveel slagen om den arm. Nog altijd mocht ik niet uit mijn bed: die vergun» ning kreeg ik pas den volgenden dag. Toen eindelijk ging ik zitten aan mijn schrijftafel, nog een beetje duizelig van het lano in bed lisgen en met. wat nijn en strakheid boven de oogen en begon den brief aten mijn overbuurman den eigenaar van den verfoeiden hond WelEdele Heer, Na ccnige dagen ongesteld te zyr. jewccst heeft de medicus mij vergund op tc staan en mijn eerste taak zal zijn. aan u te schrijven. Ik heb namelijk een bezwaar tegen U cn daar dit mij drukt en hindert wil ik het afwentelen van mijn ge» moed. U heeft een hond. Dat is uw recht. Nergens staat in de wetfen des Rijks, van de provincie of van de gemeente, dat dit U verboden zou zijn. Andere menschen houden er wel een piano op na, een gramofoon of de draadlooze. Ik zelf houd een postzegel-album, hetgeen ik U ter navolging kan aan» bevelen, omdat de dierenfiguren, die daarop door verschillende *lan. den worden afgebeeld, zoo rustig mo, gelijk zijn. Leeuwen brullen niet op postzegels. Uw hond brult ook niet, maar hij blaft. Hij blaft zelfs veel cn zwaar en luid en lcelijk want hij in een groote hond. Ook daarvan mag ik U geen verwijt ma ken, omdat de hond alleen op deze manier, door blaffen, zijn aandoeningen te kennen geven kan. Gij ziet, WelEdele Heer, ik eerbiedig het dierenleven en de regelen der Na» tuurlijke Historie. Zelfs wanneer Uw hond een enkelen keer, tot afwisseling van zijn blaffen, jankt (namelijk wan neer een wagen over zijn poot rijdt) of huilt wanneer U en Uw heelc familie de deur uit is en hem thuisgelatcn hebt. Maar er is iets anders: gij zijt hoofd van een gezin cn staat als zoodanig tusschen andere hoofde# van gezinnen in de samenleving. Met gelijke rechten, maar ook met gelijke plichten. En terwijl ik" uw recht tot het houden van een hond, van een grooten hond zelfs, reeds erkend heb. cisch ik op mijn beur: van U, dat gij Uw plicht om er voor te zorgen dat uw hond aan anderen in de samenleving zoo weinig mogelijk last aandoet, aanvaardt en daarnaar handelt Kon\t gij die verplichting na? Ik ver» moed dat gij die vraag bevestigend zult beantwoorden. Ik voor mij moet daarop helaas een ontkennend bcsohcid geven. Neen, dat doet gij niet. Gij schiet daar» in, namelijk in die verplichting, zelfs belangrijk te kort. Het gezag, dat ccn goed huisvader moet hebben over zijn vrouw, zijn zonen en zijn dochtercr. be zit gij inderdaad naar redelijkheid cn billijkheid; gii mist het totaal en volko men tegenover uw hond. Als gij hem uitlaat en hij onmiddellijk een wiel rijder naar dc been en vliegt, roept gij hem terug. Hii stoort er zich niet »an cn blaft den man aan. totdat hij bijna van de fiets valt van angst. Wanneer hij een kat uit de buurt nazit, blaffende dat de heele omgeving er van in op» schudding komt (het is onze brave Mimi nou de vorige week overkomen) dan probeert gij hem met kracht van stem terug te roepen. Vergeefs, hii stoort zich geen oogenblik aan u. Zoo iaat het den geheclcn dag door. Hii vervult dc straat met zijn geblaf, dat als Je uiting van zijn gemoedsaandoenin» gen natuurlijk mag zijp. maar voor on» - ze beschaafde ooren (gij weet immer?, dat dit een beschaafde straat is) ontoe» laatbaar. Dit te kort in Uw persoon, in jw houding in Uw gedrag onder Uw aan» dacht te brengen is, WelEdele heer, het doel van dezen brief. Het ontbreekt U aan gezag over e«n gedeelte van Uw huis. waarover gij niettemin het gezag op U genomen hebt en waarvoor gij dus verantwoordelijk zijt. Derhalve moet ik, hoe noode ook, een zwakke figuur noemen, eqn man zonder merg. een lid der maatschappij zonder pit Ik mag niet ontkennen, dat ik zoo ik daa-= toe de macht bezat, U verbieden zou nou langer een schijn van gezag over Uw hond uit te oefenen, een gezag dat niet bestaat en dus belachelijk is. Ja dit is't juiste woord: gij zijt in dit opzicht belachelijk, Uw opgeheven hoofd, uw vrijmoedige blik, de wandelstok met zil veren knop waarmee gij zwaait, zijn door en door belachelijk, daar zij ge zamenlijk niet in staat! zijn het lucht» en hartverscheurend geblaf van den hond tot zwijgen te brengen, hetgeen Uw plicht van Staatsburger U oplegt. Op aif oogenblik kwelt weer ditzelfde geluid mijn door de griep verzwakte trommelvlies. Gij schiet tc kort, gij doet ons te kort en de gehcele samenleving. Ik heb gemeend U dit alles te moeten zeggen cn ik kan dus niet! eindigen met U de verzekering te geven van een hoog achting, die ra werkelijkheid niet be» 'staat. Aangeboren hoffelijkheid alleen weerhoudt mij, u de verklaring af te leg gen dat ik U minacht. Dus tcckcn ik met gepast'e gevoelens FIDELIO Deze brief, het zij met groote be» scheidenheid gezegd, voldeed mij wel Vooral toen ik hem overlas en ten slotte hardop voordroeg, met de klem tonen die daar bij behoorden. Juist! was dit voor de tweede maal gebeurd, toen Van Stuiteren mij kwam bezoeken. Na tuurlijk las ik hem den brief voor. Hij vond hem goed, zelfs heel goed Hij merkte daarin ccn climax, een stijging op, die in ieder prozastuk aanwezig moet zijn en daaraan zelfs hef ware karakter geeft. Samen liepen wij den brief nog cens door. Onder zijn bezielend oordeel vond ik nieuwe accenten. Juist was ik aan een herhaalde voordracht begonnen, toen mijn vrouw binnenkwam en vroeg: „Wat doe je toch? Ik hoor jc telkens zoo voordragen. Als je den leeftijd niet tc boven was, zou ik haast' denken, dat je ccn rol voor een Iiefhebberij»toonecl» 'gezelschap instudeert". Het hielp niet: ik moest haar nu wel alles vertellen en las mijn bref zoo goed mogelijk voor, ofschoon ik zelf gevoelde, dat het onder haar critischcn blik lang zoo goed niet meer klonk. Toen het u't was, zweeg zij een oogenblik. Toen vroeg zij: „En wou je zóó'n brief vei- zenden?'1 Zóó'n brief?" herhaalde ik, geprilw keld door den toon van minachting, die duidelijk te hooren was „Zoo'n gezwollen stuk? Om voorgoed oneenigheid te krijgen met een famil'c, die ons nooit anders dan vriendeli sc heid heeft bewezen?" ,Wees maar niet bang", zei ik. „die brief wordt niet' verzonden. Ik heb hem alleen geschreven om mijn hart eens te luchten. Aanstonds verscheur ik hem en dan gaat hij in de prullemand." Toen keek mijn vrouw ons aan. Eerst mij, daarna Van Stuiteren, toen mij weer. Daarop zei ze, mplaats van zich erover te verheugen, met al de incoiw sequentie waartoe een vrouw in staaf is: „Zooiets virld ik Van Stuiteren cn ik keken haar op onze beurt aan, gespannen wachtende op haar oordeel. Zij ging de kamer door, deed de deur open, keerde zich op den drempel om en maakte haar volzin al dus af. „niet dapper" Toen sloot ze de deur achfer zich' dicht. Van Stuiteren cn ik keken elkaar aan. toen verscheurde ik bijna werktui* gelijk den brief en liet de stukken in de prullemand vallen. Toen ik weer op straat mocht van den dokfer, was dc eerste dien ik daar ontmoette, mijn overbuurman, de eige naar van den hond. Hij feliciteerde mij met mijn herstel cn ik dacht: „je moopt eens weten, van den brief'. „Bij jou thuis alles wel?" vroeg ik uit fegenbeleefdhcid. „Ja of eigenlijk nee. Wij hebben een verlies geleden. Dc hond is door een auto overreden. Dood". „Dood?" .Ja, dood. Ik was er bij, kon het niet voorkomen. Hij heeft nog een oogen blik geleefd. Het stomme dier kreunde zoo naar. Hij probeerde nog mijn hand te Ukken toen ik hem opnam, maar had er de kracht niet meer toe". Ik dacht aan mijn brief en kon niet anders zeggen, dan maar weer dat ééne woord „Dood". „'t Is maar ccn dier zul je zeggen, maar wij hielden zooveel van hcml Hij was zoo vriendelijk voor al de huisgc- nooten. Soms wat luidruchtig, maar dat kwam van vroolijkhcid. zie je. Van le venslust. Zoo'n beesf is toch ook niet zoo vol zdfbehcersching als wij men schen en we deden wat we konden, dat hij voor anderen zoo weinig mogelijk hinderlijk was. Maar nu is hij dan dood". Er glansde iets in de oogen van mijn overbuurman, dat hij dadelijk afveegde. Ik zei niets. De herinnering aan den brief hinderde mij geweldig. Ik schaar.» de mij. Ik schaam mij nog. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 5