bibliotheek van haarlem's dagblad DE INDIJKING en DROOGMAKING DER ZUIDERZEE No 7 FEBRUARI 1927 PLAN TOT AFSLUITING EN DROOGLEGGING DER ZUIDERZEE iffliifflL ANDjlljL-f 1. WAAROM? Nederland is een der dichtst bevolkte landen var. de wereld op rond 33000 K M.2 wonen ll/i millioen menschen, dus 227 per K-M.2. En deze bevolking neemt snel toe, met 1-4 "o of ru.ra 100 WW zielen per jaar. Ons land raakt dan ook hoe langer hoe meer overbevolkt: een ernstig verschijnsel bij dc thans reeds beperkte bestaansmogelijkheden in een land zóó arm aan natuurlijke hulpbronnen en aan industrie. Onze jaarlijksche handelsbalaus vertoont een groot importsaldo, d. w. z. dat dc waarde der ingevoerde goederen die der uitgevoerde aanzienlijk overtreft: in 1926 bedroeg het verschil rond 690 millioen gulden op een gezamenlijke invoerwaarde van ongeveer 2440 millioen gulden, dus 28 Dit nadcclig verschil zou ons telken jare dieper in dc schuld steken tegenover het buitenland, indien wij het niet weder grootendccls goedmaakten door vervoer- (scheepvaart!) en commissie diensten en door de inkomsten uit beleggingen in het buitenland. Maar dit bindt onze welvaart strak aan de economische gesteldheid in dc landen waarmede wij handel drijven, en maakt ons gevoelig afhankelijk van het buitenland. Nog sterker wordt die afhankelijkheid door het feit, dat wij. hoewel Nederland in hoofdzaak een landbouwslaat is. toch niet in staat zijn op eigen bodem voldoende voedsel en veevoeder voort te brengen, zoodat ccne aanzienlijke hoeveelheid daarvan moet worden ingevoerd. Wat zulks onder bijzondere omstandigheden bcieckcncn kun, hebben de oorlogsjaren ons geleerd. Een der doelmatigste .middelen, om iu dezen ongevveiischten toestand verandering te brengen, is: uitbreiding van het bebouwbare oppervlak. IIet middel werkt tweeledig: eenerzijds bewerkt het verhooging der vocdselvoortbrenging, en ander, zijds verschaft het een blijvend bestaan aan ccn deel der groeiende bevolking. Overeenkomstig onzen volksaard zoeken wij dc vergrpoting van grondgebied bijna vanzelf in landaanwinning; dat hebben wij al verscheidene eeuwen gedaan in dc laatste honderd jaren is rond 100.000 H.A. op dc zee veroverd. Ook in ontginning van woeste gronden: dc laatste eeuw zag rutin 300.000 Il.A. daarvan in bouwland omzetten. Tezamen 400.000 H.A.. waarvan respectievelijk 5000 en 65000 H.A, in dc jaren 1912—1921. Maar in ditzelfde tijdvak ging ongeveer 24000 H.A. verloren aan cultuurland, ten behoeve van bebouwde erven, tuinen, wegen en andere openbare werken, zoodat dc winst slechts rond 45OOO H.A. heeft bedragen. En deze winst is vrijwel geheel door ontginning verkregen, aangezien het bovengenoemde verlies in hoofdzaak in de dichtbevolkte kleistreken van het Westen werd geleden. Ecu bezwaar van dc uitbreiding van cultuurgrond door ontginning bestaat nog hierin, dat het nuttig effect der bedrijven op ontgonnen woeste gronden gewoonlijk geringer is dan op kleigronden, cn dal deze bedrijven zich onder moeilijke omstandigheden dikwijls bezwaarlijker kunnen handhaven dan op klei- of zavelgronden. Eu men zal met ontginning niet lang meer kunnen voort gaan dc beste gronden zijn het eerst ontgonnen en van dc thans nog over blijvende 450.000 H.A. woeste gronden zal het grootste deel wegens minder waardige hoedanigheid nimmer voor ontginning in aanmerking komen. Er is meer. Dc onevenredige toeneming der bevolking heelt niet alleen plaat in de grootc steden cn industriegebieden, maar ook juist op het platteland, cn in het bijzonder in dc zeeklei- cn weidestreken. Nu moet elk landbouwbedrijf, om zoo voordeelig mogelijk te kunnen werken, een bepaalden omvang bezitten, welke aihankclijk is van dc wij/e waarop het bedrijf uitgeoefend wordt, de streek waar het gevestigd is, enz. cn d:c tusschcn 30 en uU H.A. wisselt voor akkerbouw» en tusschen 20 en 40 H.A. voor wcidebcdrijven. Men kan nu sedert 1910 het bedenkelijk verschijnsel waarnemen, dat juist in onze landbouwgebieden, ten gevolge van dc toeneming der bevolking en ccn tekort aan cultuurland, de bedrijven gesplitst moeten worden in zoodanige dcelen. dat elk daarvan te klein is voor de meest voordeclige uitoefening van het bedrijf Men zal dus er naar moeten streven, zooveel mogelijk vruchtbare klei- en zavel gronden aan te winnendeze zijn bij ons in ruime mate te vinden op den bodem der kustwateren, cn dienen dus veroverd te worden op onzen ouden erfvijand dc zee. En toen regcering en volksvertegenwoordiging in samenwerking besloten om zulks op grootc Schr.rd te doen door indijking en droogmnkingr der Zuiderzee, geschiedde zulks dus omdat het voor ons volk ecne onafwendbare noodzakelijkheid is geworden Waartoe men toch zou hebben moeten overgaan binnen weinige jaren, ook al werd er hetgeen niet te verwachten is ccnigc honderden millioeneu guldens op toegelegd. 2. WAT MEN VERKRIJGEN ZAL. Dc algctr.ccne opzet van de werken bestaat hierin, dat de Zuiderzee door een zwaren dijk tusschen Noord-Holland en Friesland over Wieringen wordt afgeslotenbinnen het afgesloten gedeelte worden groote poldergebieden droog» gemaakt, terwijl d3artusschen nog een uitgestrekt meer, het IJsselmeer, overblijft (zie fig. 1). Dit rr.eer zal het water van den IJssel en andere minder belangrijke stroomen opnemen, en het door sluizen in den afsluitdijk naar zee voeren De gezamenlijke oppervlakte van het Zuiderzeegebied binnen den ontworpen afsluitdijk bedraagt 370.000 H A. Daarvan zal 22.J.OCO H.A. worden drooggemaakt, verdeeld over vier polders, t. w. dc N.W. polder (of Wieringermcerpoldcr) 20.000 H.A. dc Z.W. folder >6000 H.A. de Z.O. polder 95.000 H.A. dc N-O. polder 53.000 H.A. Dc gez-mcnliike oppervlakte van den cultuurgrond in Nederland bedraagt thans rond 2.250.000 Il.A.: deze oppervlakte zal dus door dc droogmaking dq Zuiderzee met niet minder dan 10 v. ,-r ecnJeroD Volgens de uitgebreide onderzoekingen, wouc omtrent de hoedanigheid van den bodem der toekomstige droogmakerijen zijn uitgevoerd, zal dié bodem blijken te bestaan voor 71 uit zwaren kleigrond, cn voor 19 uit lichten kleigrond en zaveL Voor het overige uit 2 veen en 8 zandhierbij zij opgemerkt, dat ook zandgronden niet als volkomen onvruchtbaar zijn te beschouwen, doch dat men daarvan met behulp \an kunstmest nog bevredigende opbrengsten kan verwachten. Het IJsselmeer verkrijgt ccne oppervlakte van 110.000 Il.A.: volgens de destijds 'door rr. C. LELY (den latcren Minister van Waterstaat) uitgevoerde .berekeningen moest het een oppervlak van ten minste 100.000 H.A. verkrijgen, om tijdens eene gestremde loozing der sluizen in den afsluitdijk (wegens hooge buitenwater- standen door stormvloed c. d.) toch neg verzekerd te zijn van eene slechts matige \erhooging van liet IJsselmeerpeilzelfs onder de meest ongunstige omstandig heden van wateraanvoer door den IJssel bij hoog opperwater, enz. Tusschen de droogmakerijen en dc bestaande kust worden om verschillende; redenen (in hoofdzaak scheepvaartverbindingen, afwatering en landelijke schoonheid) boczcmmcrcn cn ringkaualen uitgespaard, tezamen rond 36.000 H.A. groot. Het bij Amsterdam ontworpen IJ>meer heeft bovendien tot bestemming, om in geval van oorlog aan dc inundatie mede te werken. Op verschillende plaatsen zijn overbruggingen gedacht, om dc nieuwe polders met het oude land te verbinden. De ringkaualen worden door verschillende keersluizen en schutsluizen met het IJsselmeer in gemeenschap gebracht. Het kanaal, ontworpen tusschen de beide Zuidelijke polders, wordt ongeveer 1 K M. breed, en zal aan dc uiteinden door keer- en schutsluizen worden afgesloten. Het doel van deze afsluiting is, om dc wcderzijdsche kanaaldijken minder hoog te kunnen aanleggen lioogc standen van het IJsselmeer of het IJ-meer bij onverhoopten doorbraak der zeeweringen!) kunnen door het tijdig dicht zetten van de sluizen buiten het kanaal worden gehouden. Wegens de groote lengte der kanaaldijken verkrijgt men daardoor ccne aanmerkelijke besparing van kosten, welke de bouwkosten der bcnoodigdc sluizen sterk overtreft. Dc dijken der droogmakerijen langs het IJsselmeer verkrijgen eene zoodanige hoogte, dat zij bij de hoogste standen, welke in het IJsselmeer kunnen voor komen, liet water nog veilig kunnen kecren. en ook zelfs bij een onverhoopte doorbraak var. den afsluitdijk het instroomende water buiten kunnen houden. De uitwateringsluizcn in den afsluitdijk worden verdeeld over twee groepen; dc eene groep, welke even len Oosten van Wieringen in zee zal worden gebouwd, telt 15 sluisopeningen elk 12 M. wijd (even wijd dus als de groote Spaarndamsche schutsluis!); de andere, die eveneens in zee za! worden gebouwd, b:j de z.g. Middclgrondcn, telt 10 soortgelijke openingen. De totale voor het spuien beschikbare wijdte zal dus 300 M. bedragen. Bij beide groepen worden schutsluizen gebouwd ten behoeve voor het scheepvaartverkeer. 3. BIJKOMENDE VOORDEELEN. Behalve de landaanwinning zelve zijn aan oen bovenomschreven opzet nog tal van andere voordeclcn verbonden. In de eerste plaats vervangt de afsluitdijk, die totaal ongeveer 32 K.M. lang is (waarvan K.M. bewesten Wieringen) en zóó zwaar en sterk gebouwd wordt, dat hij naar mcnschclijke berekening eigenlijk niet kan doorbreken, alle daarachter langs dc Zuiderzee gelegen waterkecringen, tezamen ongeveer 326 K-M. lang (waarvan 45 K.M. hooge gronden en de rest zeedijken)eene grootc besparing aan onderhoudskosten dus welke te ramen is op 150.000 per jaar. En bovenal eene niet in cijfers om te zetten 1 aanzienlijke verhooging van de veilig» beid, die de menschen in stormnachten rustig laat slapen achter de niet meer bedreigde zeedijken; wat dit bctcckcnt kunnen onze polderbewoners het beste beseffen, die sedert dc ramp van 1916 bij eiken storm nog steeds in angst verkeeren. In de tweede plaats vormt het IJsselmeer „een uitgestrekt zoetwatrbekken, waaruit in droge tijden (MeiJuli) water in de laaggelegen polders van Noord- Holland cn Friesland kan worden afgetapt. In den voorzomer n.l. pleegt in hel polderland van deze provinciën de verdamping zóó sterk te zijn tegenover den iu dien tijd schaarschcn regenval, dat het peil in dc polderslooten sterk daalt. Zoodat de vcescheidingen niet voldoende in stand blijven, en het slootwater door vervuiling enz. ongeschikt wordt voor het drenken van het weidevce. Men tapt dan water uit de boezcmkanalen en ringvaarten in de polders. Maar dit gebeurt dan op groote schaal, waardoor het boezempeil daalt, en de scheepvaart door de verminderde vaardieptc overlast ondervindt. Men vult de boezem wateren in Noord-IIollan l dan weer aan met water uit het Noordzeekanaal (dat steeds brak is), cn als de nood stijgt ook rechtstreeks uit de Zuiderzee. In Friesland is men dadelijk op het Zuiderzeewater aangewezen. Het spreekt vanzelf, dat het water in den gehcclen boezen; dan brak wordt; cn dit brakke water wordt in de polders getapt om de slooten te vullen. Zij kunnen dan weder als vee-schei» dingen dienst doen, maar het water is als drinkwater ondeugdelijk: het vee wordt er ziek van, dc melkgift vermindert, terwijl dc zuivel in hoedanigheid achteruit gaat. Vele boeren getroosten zich daarom dc moeite en kosten, om zuiver water in kuipen naar dc weiden te brengend:t is evenwel niet overal mogelijk, liet brakke wat-.r veroorzaakt verder schade aan het gewas op lichte (zandige) gronden. Deskundigen schatten het gezamenlijke verlies, dat in Noord- Holland cn Friesland geleden wordt ten gevolge van het (gedwongen) inlaten van brak water, op niet minder dan rond 5 millioen gulden per jaar. Wanneer na de afsluiting het IJsselmeer zoet water zal hebben verkregen, vervalt dit vcrlie: geheel. Andere voordeelen van geringeren omvang mogen hier nog even vermeld worden zonder zc nader te bespreken a. het niet meer overstroomen van dc buiteudijks gelegen polders in dc Zuiderzee (de IJsselmecrstand zal zeer zelden boven N.A.P. stijgen, cn onder de ongunstigste omstandigheden niet boven 1.00 M. -f- N.A.P., terwijl thans de stormvloeden langs dc Gcldcrsche kust tot 2.80 a 3.25 M. -f N.A.P. kunnen oploopcn)b. het watervrij worden van de buitendijks gelegen bebouwde kommen van cenige kustplaatsen; c. de. goedkoopcrc bemaling der rondom de Zuiderzee gelegen polders, enz. Al deze voordeelen tezamen zijn met inbegrip van dc vermindering van het dijkonderhoud, tezamen becijferd op eene kapitaalwaarde van 17 lot IS millioen gulden. Dc brakwaterschade gekapitaliseerd op rond 100 millioen gulden stellende, komt men op ccn totaal van ongeveer 117 millioen gulden voor dc waarde der voordeelen van de afsluiting. Een ander, niet goed onder cijfers te brengen, voordcel is gelegen in dc vcrkccrsvcrbctering, welke zal voortvloeien uit den aanleg van den afsluitdijk de verbinding tusschen Noord-Holland en Friesland per spoorweg wordt daardoor aanzienlijk verkort; vooral wanneer, hij besloten water cn dus gestremde scheep vaart, dc gebruikelijke spoorweglrombose hij Zwolle optreedt, zal een (wcedc verbinding tusschcn het Westen en het Noord-Oosten des lauds eene aanzienlijke verbetering van het goederenvervoer blijken. Een zeer groot zijdelingse!; voordeel bij de indijking en droogmaking der Zuiderzee is nog hierin gelegen, dat hij de uitvoering vele arbeiders een bestaan vinden, cn dat dc bestede gelden grootendeels in het land blijven. Alleen natuur steen. cement, (vele) machinedeelcn, het grootste deel van het te verwerken hout cn ecu gedeelte der 1c verstoken brandstoffen moeten in het buitenland worden aangekocht. Maar rijshout, baksteen, ccn deel van het hout (eiken palen, dennen pcrkocncn) en van de steenkolen worden binnenslands gewonnen, evengoed als de voornaamste bouwstoffen zand, klei en kcileem. Terwijl de arbeid zelve ook „binnenlandse!; fabrikaat" is: men kan globaal aannemen, dat bij de grootc grond werken naar gelang van den aard van het werk 30 tot 45 (/o der kosten rechtstreeks aan arbcidsloonen op dc plaats van uitvoering worden uitbetaald. Uit het bovenstaande valt af te leiden dat, de eigenlijke landaanwinning zelfs geheel buiten beschouwing latende, dc afsluiting der Zuiderzee volstrekt niet louter bctcckcnt het uitgeven van grootc bedragen aan geld, doch dat tegenover de uit gaven ook grootc baten slaan, zóó zelfs dat, zooals straks zal blijken, 'le kosten dc-r afsluiting van dc Zuiderzee eigenlijk geheel gedekt worden door die baten. Oék wanneer men dc kwade posten dier afsluiting in rekening brengt. Deze betreffen in hoofdzaak twee punten: dc Zuiderzccvisscherij en de verhoo ging der stormvloeden ten Noorden van den afsluitdijk (een derde punt, dc defensie, kan hier verder bu'ten beschouwing blijven, cencrzijds omdat uit den aard der zaak hierover niet veel openbaar gemaakt kan worden, anderzijds omdat de des betreffende kostenraming nog niet bekend is). Door den aanleg van den afsluitdijk wordt het druk bevischtc gebied der Zuiderzee van de Noordzee afgesneden. De visscherij op de Zuiderzee is dus ten ondergang gedoemd, en de toekomst der Zuidcrzeevisschers is niet rooskleurig. De 1925 tot stand gekomen Zuiderzecstcunwet brengt hulp. Zij bepaalt dat de Zuidcrzeevisschers cn ccnigc andere groepen van personen, die door de afsluiting schade lijden, door het Rijk gesteund zullen worden in hun pogingen om die schade tc boven te komen. De van Rijkswege te verleencn steun zal kunnen bestaan hetzij in het opleiden tot en het verkrijgen van ccn nieuwen werkkring, hetzij in crediet •crlcening voor het voortzetten of' vervormen van een bestaand bedrijf 01' het oprichten van ccn nieuw bedrijf, dan wel in rechtstreekschc geldelijke tegemoet koming indien daartoe termen bestaan. Eene permanente Commissie moet den Minister van Waterstaat daarin van advies dienen. Tegenover dit alles staat als lichtpunt, dat op het toekomstige IJsselmeer een winstgevende zoctwatervisscherij te verwachten is. Een ander gevolg van dc afsluiting is. dat men eene verhooging van het peil der stormvloeden ten Noorden van den afsluitdijk moet verwachten. En aangezien de tegenwoordige hoogte der zeedijken daarop niet berekend is, zullen de zeeweringen benoorden den afsluitdijk in Noord-Holland en friesland moeten worden verhoogd. Volgens de berekeningen der Commissie-Lorcntz, wier verslag onlangs het licht zag, bedraagt de verhooging ais maximum ruim 1.10 M. (bij Den Oever op Wieringen). Zij loopt rondom de kusten der Waddenzee te niet; de omstandigheid dat de verhooging der dijken over grootc lengten moet plaats vinden, maakt echter, dat daarmede een tamelijk hoog bedrag gemoeid is. Met dat bedrag is in de onderstaande ramingen rekening gehouden. 4. AFSLUITDIJK EN MEERDIJKEN. toekomst te verwachten stormvloedspeil. De hoogte van de kruin is zoodanig bepaald, dat bij bovngenoemd stormvloedspeil dc golven niet daarover kunnen spoelen: dientengevolge komt zij bij Wieringen op 7.U0 M, -f- N.A.P. cn bij Fries land op 7.50 M. -f- N.A.P. te liggen; de kruinbreedtc is 2 M. Dc binnenberm daalt in het IJsselmeer af onder eene helling van 3 op 3, welk beloop eveneens met steenglooiing wordt verdedigd. Op de waterlijn is dc gezamenlijke breedte rond 90 M.: een eerbiedwaardig zware dijk dus! Onder water z:jn dc bcloopen veel flauwer dan daar boven, hetgeen den vasten stand van den dijk zeer ten goede komt; zij worden door mcl steen bezwaarde zinkstukken van rijshout (z.g. kraag- stukken) verdedigd. Dc dijk wordt opgebouwd uit zand; aan de voorzijde met een zwaren kern van keiicem, welke lot stormvloedspeil reikt. Boven en achter dezen kern wordt het zandlichaam door ecne laag keileen; en klei afgedekt. Zoowel het zand als de keileem en klei worden in de nabijheid van den dijk in den zeebodem aangetronen, en worden daaruit gewonnen door middel van zandzuigers en baggermolens, en vervolgens, hetzij met ondcrlossers gestort, hetzij (zandz:e fig. 3) met water DWARSDOORSNEDE ATSLUlTOUK SoM minui Stlem KRAAG*' De afsluitdijk verkrijgt een zeer zwaar profiel (zie fig. 2), grootendeels als gevolg an den eisch, dat over den binnenberm eene spoorbaan voor dubbel spoor en een weg voor gewoon verkeer moeten worden gelegd. De breedte van dien berm wordt daardoor 30 M.; de hoogte is op 35O tot 4.00 M -f- N.A.P. bepaald, om later gevrij? waard te zijn legen overslag van golven in het IJsselmeer, Het buitenbeloop ver krijgt ccn vrij flauwe helling (gemiddeld A'/j 1), zulks n;et het oog op den tamelijk zwaren golfaanval waaraan dc dijk later bij storm zal zijn blootgesteld, en wordt om dezelfde reden met ccne steenglooiïng verdedigd lot boven het hoogste in dc AFoLUiTING AMSTELDIEP. Bakkenzuiger zuigt zand uit den aan zijne linker zijde gelegen bak en per»t het door eene pijpleiding in den dijk. Gezicht va* Wieringen uit. vermengd door z.g. bakkenzuïgers in het dijklichaam geperst, of (klei en keileem zie tig 4) met grijpkranen gelost, cn verder in het profiel verwerkt. De meerdijken komen, wat vorm cn samenstelling betreft, in hoofdzaak over een met den afsluitdijk; echter zijn de afmetingen geringer: de kruinhoogte is berekend op de toekomstige hoogste IJsselmeerstanden bij een onverhoopte doorbraak van den afsluitdijk, terwijl de bcloopen ook steiler hellen, in verband met den te verwachten geringeren golf aanval; dc binnenberm is 10 M. breed en ligt op 1.00 tot 1 25 M. N.A.P. De kei- Ieemlaag in het zandlichaam is ook hier AFSLUITING AMSTELDIEP. aanwezig. Drijvende grijperkraan grijpt kefleetn uit recht* daarvan gelegen bak en stort het in den dijk. S. DE DROOGMAKERIJEN. Na het voltooien der dijken om een der polders wordt deze terstond droog gemalen. Dit kan het best geschieden door middel van de later toch voor het geregeld drooghouden vexeischte gemalen, welke dan eenvoudig wat vroeger tijdens de indijking gebouwd moeten worden. Maar met het indijken en droogmalen is de taak van den landaanwïnner niet r.fgeloopen. Het drooggelegde land moet voor de cultuur en de bewoning geschikt gemaakt worden door den aanleg van wegen en kanalen voor het verkeer in de polders te land en te water, van tochten en slooten voor de afwatering, en van de talrijke kunstwerken als bruggen en sluizen, welke in samenhang met al die grond werken vereischt worden. Men noemt dit verkavelen. Het spreekt vanzelf, dat hierbij het landbouwbelang moet ovcrheerschen, en dat bij het ontwerpen der plannen van de zijde van den landbouw de noodige aanwijzing n;oct worden verstrekt. Om dit te verkrijgen is in 1922 de (thans weder ontbonden) Commïssie*Lovink benoemd, die in 1924 verslag uitbracht omtrent de regelen, welke baars inziens bij de verkaveling van den (allereerst ir: te dijken) Noordwestelijken folder moesten gelden. Deze regels zullen t.z.t. natuurh'jk in hoofdzaak ook op dc andere droogmakerijen worden toegepast. De Commissie rekent voor de toekomst in hoofdzaak op bedrijven van 4O tot 60 H.A. (akkerbouw) en van 20 tot 40 H.A. (weidebedrijf)de meest gewenschte groolte*!er kavels is daarom op 20 H.A. gesteld, en wel in den vorm van rechthoeken van 80o X 25O M-, waarvan cén korte rijde aan een verharden weg en de andere korte zijde aan een (bevaarbare) hoofd- tocht komt te liggen, zoodat men eiken kavel te land cn te water kan bereiken. De polder wordt verdeeld in vier afdcelingen, naar gelang van dc hoogteligging \an den bodem, waarbij het polderpcil in dc afdcelingen telkens 0.70 M. verschilt (van 4.60 M. N.A.P. in de hoogste tot 6.70 M N.A.P. in de laagste). Het polderpeil wordt bepaald op 1.40 M beneden de oppervlakte van het land, zooals dit binnen enkele jaren na de droogmaking zal komen te liggen, d-i. ongeveer 0.30 'M. lager dan de tegenwoordige zeebodem. Er is verder op gerekend dat, als gevolg van dc drooglegging, de kleigronden na den aanvankelijke;; klink van 0.30 M. nog ten hoogste 0.70 M. zullen inklinken, zoodat het polderpeil dan uiterlijk op 5-30 M. tot 7.40 M. N.A.P. zal komen. Deze peilen zullen echter, indien ooit, toch eerst na lange jaren bereikt wordenvoor de drempelhoogtcn der sluizen moet men er xtusschen reeds thans rekening mede houden. Een belangrijk vraagstuk, echter geheel van landbouwkundigen aard, is het ten slotte in cultuur brengen van de verkavelde gronden. Evenals in het zeewater zelf, is in den zeeboden; eene tamelijk groote hoeveelheid zout aanwezig, die althans voor een goed deel verwijderd moet zijn, wil men eenig gewas op den droog- gelegdeil bodem kunnen tellen. Men moet er nu op aansturen eenerzijds om het zout zoo spoedig mogelijk uit den grond tc doen verdwijnen, en anderzijds om aanvankelijk de cultuur en de keuze der gewassen zoodanig te regelen, dat de nog niet geheel ontziltc bodem reeds opbrengsten verschaft. Uit de ervaringen, verkregen met vroeger ingedijkte polders in Noord»Ho!land (Waard en Groet polder, Anna Paulownapolder) b.ijkt. dat het een aantal jaren duurt, vóórdat droog gemaakte zoute gronden op hun hoogste voortbrengwaarde zijn gekomen. Stelt men de jaarlijksche pachtwaarde der gelieele Wicringerraeer op zoodanig tijdstip op 1.8 millioen gulden, dan volgj hieruit dat het zeker de moeite waard zal zijn on; dien termijn te verkorten elk jaar beteckent dan een voordcel van 1.8 millioen. Met het oog hierop heeft de Commissie-Lovink voorgesteld, een proefpolder van 4o H.A aan te leggen, om daarin proeven te kunnen nemen omtrent de beste v. ijze van ontwatering en outzüting van den drooggclegden bodem, en omtrent de voor de eerste bebouwing te kiezen gewassen. Men is thans bezig een proefpolder in tc dijken tegen den Drechterlandschen zeedijk nabij het dorp Am-ijk (beoosten Medemblik), en eene commissie is benoemd om de leiding der bovenbedoelde proeven op zich tc nemen. 6. DE REEDS VOLTOOIDE WERKEN. Nad t op echt>Ho!iai;dsche wijze vele plannen gemaakt waren, en na veel wikken en wegen herhaaldelijk getracht is om de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee door tc zetten, zijn eindelijk in 1918 de onvermoeide pogingen van Dr. ir. C. LELY, toenmaals Minister van Waterstaat, bekroond, toen de Zuiderzeewet 1918 door de Staten-Generaal werd aangenomen, en op 14 Juli 1918 het Staatsblad bereikte. Deze wet beoogde voor rekening van den Staat te doen uitvoeren de afsluiting der Zuidcrzeee, de droogmaking van gedeelten van de af te sluiten Zuiderzee en de voorziening in de belangen van waterkccring, afwatering en scheepvaart, voor zooveel deze door de afsluiting en droogmaking geschaad worden, alsmede het treffen van maatregelen voor de defensie. In 1919 werd de dienst der Zuiderzeewerken opgericht, cn onder leiding van den Directeur-Generaal Dr. ir. H. WORTMAN is met de uitvoering een begin gemaakt. Al spoedig deden zich ten gevolge van de financicele crisis moeilijkheden voor. De jonge dienst ontkwam niet aan dc algemeene bezuiniging, en in 1922 besloot men gedurende de eerstvolgende vier jaren slechts in langzaam tempo door te gaan. Men zou dan in dien tijd alleen de afsluiting van het" Amsteldiep tot stand brengen met de daarmede min of meer samenhangende werken, t. w.de ophoo ging der zeeweringen langs de Noordkust van Wieringen en den aanleg van het a/waterings- en schcepvaartkanaal Van EwijrfcsluisOosfoever. De afsluitdijk door het Amsteldiep verschilt van dien tusschen Wieringen en Friesland alleen in dc kruinshoogte (6.20 M. -f- N.A.P.), welke met den geringeren golfaanval verband houdt. De aanleg der andere werken gedurende het vierjarig werkplan was noodig regens de gevolgen, welke van de afsluiting van het Amsteldiep tc verwachten raren Ie. eene, zij het ook kleine (0.30 M.), verhooging der stormvloedstanden langs dc Noordkust van Wieringenhet was nu vee! doelmatiger, terstond de later, na «le algeheelc afsluiting, noodige verhooging ineens aan te brengen 2 ecne verhooging van de laagwaterstanden ten Zuiden van c!c nieuwe afsluiting, ten gevolge waarvan dc uitwatering van den Anna Paulowna polder nabij Van Ewijcksluis belemmerd zou worden; het in verband met de indijking der Wieringermeer later toch noodzakelijke afwaterings kanaal naar üostoever zou hierin kunnen voorzien; ecne uitschuring van den zeebodem nabij dc Oostpunt van Wieringen, wegens de vergroote snelheid der getii»stroomen. die dan niet meer voor 'cc-n deel hun weg door het Amsteldiep zouden kunnen ,zockendc uitschuring zou juist komen ter plaatse waar de IJsselmecrsluizcn ontworpen zijn. Om dit euvel te verhelpen, kon men volstaan met den omringdam der sluisput vooraf tc maken, en zoo het bouwterrein tegen uitschuring te beschermen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9