HAARLEM'S DAGBLAD NEDERLAND'S VRIJE STUDENTENLEVEN. WOENSDAG 25 MEI 1927 DERDE BLAD Is een ander stelsel gewenscht? EEN ENQUêTE. II Vandaag publiceer en wij de tweede serie der antwoorden die wij van een aantal bekende stadgenooten allen menschen die hun studies aan een onzer universiteiten volbrachten ontVangcn mochten op onze enquête. Er zij even uan herinnerd dat wij deze enquête hiel» den naar aanleiding van een artikel van Dr. G. H. Mulder in ons nummer van 4 Mei, waarin hij het streng»disciplinai» re stelsel van Oxford en Cambridge met Ncderland's ongebonden studenten» vrijheid vergeleek, en de vraag stelde of de Alma Mater maatschappelijk wel genoeg voor de studenten doet. Hij op» perde ook de wenschelijkheid van dc invoering van studentenhuizen. Dc drie vragen van onze enquête luidden: lc. Bent u van mccning dat! het in ons land aan dc Universiteiten heers schcndc stelsel, dat schier onbeperkte vrijheid voor den student inhoudt, her» zicning behoeft? 2e. Zoo ja, gelooft u dan dat! verbc» tering bereikt zou kunnen worden door geheelc of gedeeltelijke navolging van de te Oxford en Cambridge heerschcn» de stelsels van discipline, of door dc invoering van „studentenhuizen", zoo* als Dr. Mulder die oppert? 3e. Welke toelichting van uw st'and» punt wenscht u te gven? In ons nummer van 1.1. Zaterdag pu» bliceerden wij een twaalftal antwoorden, n 1. van Prof. Dr. Eug. Dubois, Prof. Dr. G. C. van Walscm, Prof. Dr. A. Ane» ma, Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hoge* landen, Ir. W. C. G. H. van Mourik Broekman. Mr J. D. Pasteur. Ir. Ch. G. Cramer, Ir. F- Graaf van Ramdwijck, Ir. W. J. Burgersdijk, Ir. W. van Dorp, Mr H. Ph. Visser 't Hooft' en Ds. A. Binncrts Sz. De onderstaande antwoorden zijn evenals de vorige in willekeurige volg» orde geplaatst'. VAN Mr. J. N. J. E. HEERKENS THIJSSEN, WETHOUDER VAN HAARLEM, LID VAN DE EERSTE KAMER. Ter beantwoording van dc vragen, welke mij gesteld zijn naar aanleiding van het artikel van Dr. G. H. Mulder kan ik het navolgende als mijn meening mededeelen. ad I. Herziening van een stelsel, dat schier onbeperkte vrijheid voor den st'udent inhoudt, is zeker gewenscht. ad II. Navolging van de stelsels, welke te Oxford en Cambridge heerschcn m zake discipline, is, mits in zeer beperkte mate, aan tc bevelen, invoering van „studentenhuizen", met toezicht en dis» ciplinc als Dr. Mulder aangeeft, niet. ad. III. Ieder land heeft zijn eigen, uit dc geschiedenis geboren levensopvat» ting, niet het minst op het gebied van volksopvoeding. In Engeland schijnt men het kostschool»systecm met strenge discipline ideaal te vinden, en dat zoo lang mogelijk doorgevoerd en liefst met voorgeschreven uniiorm»kl ceding voor de opvoedclin-gen. Zoo voedt men de jongelieden en niet alleen de studen» ten op tot! „Engelschen". Of het systeem voor den jeugdigen Engelsch» man het meest passend is, waag ik niet te bcoordeelen, maar dc Engelschc na» tie is daarmede vertrouwd en past zich daarbij aan. Het is nu eenmaal een onderdeel van de Engelsche opvoe» ding. Een onderdeel, want de opvoe» ding in het huisgezin van jongs af, "sluit "zich erbij aan. Zoo kweekt men Engelschen, maar een Engelschman is nu eenmaal geen Nederlander. Is hij beter dan een Ne» dcrlandcr? In sommig opzicht misschien wel, maar daarom nog niet in alles. Onze natie beeft haar eigen systeem van opvoeding,, beginnend in het ouder» lijk gezin, doorgevoerd tot den dag, waarop dc jongelieden als volkomen zelfst'andige lieden in de maatschappij optreden. Dat in dit systeem niets ha» pert zou ik niet durven beweren en ze» j ker niet waar het betreft het' studenten» leven. Integendeel, ik ben van meening, dat inderdaad de jeugdige studenten te veel aan zich zelf worden overgelaten. Maar daarom den kop van het Engel» sclie systeem over te nemen, zonder nicer, neen, dergelijken maatregel kan ik niet toejuichen. Hij zou ongetwijfeld op mislukking u'tloopen. Tooh ligt er zeker een grond van waarheid in hetgeen dr. Mulder in zijn artikel heeft aangevoerd. Aan ons tegenwoordig studentenleven kleven euvelen, die tot heil van de stu» den ten kunnen worden weggenomen, al kan niet ontkend worden, dat in den laatstcn tijd reeds veel in goede richting veranderd is. De bandeloosheid was dertig a veertig jaar geleden belangrijk grootcr dan thans. Het duurdere leven van thans vergeleken bij toen legt uit zich zelf reeds beperking op cn de ge» middelde financieele toestand der tegen» voordigc ouders staat geen groote ver» teringen meer toe aan de groote meer» derheid der studeerenden. De geheel» onthouding is ook tot de studenten» wereld doorgedrongen en vindt daar niet onbelangrijken aanhang. Ook hou» den de studenten zich meer dan vroeger bezig met het sociale leven. Kortom, ze staan minder buiten de gewone samen» leving en hebben daardoor meer nei» ging zich daar aan te passen. Jntusschen, we zijn cr nog lang niet, en wie niet blind is moet voelen, dat ecnig toezicht, ecnig ingrijpen van lioo» ger hand, geenszins ongewenscht is. Want nog altijd komt het voor, dat jongelieden te gronde gaan in dc stu» dcnten»maatschappij, die bij tijdig in» grijpen zouden zijn opgegroeid tot nut» tige leden der samenleving. De zooda» nigen brengt men niet' tot orde door studenten»tehuizen of door politioncele maatregelen van een Academiscben se naat, maar wél door den invloed van eigen kameraden. Wanneer het Colle» gium te Leiden, de senaten der st'uden» tencorpscn in andere academies, met zorg jaarlijks gekozen uit dc beste elc» mentcn der studenten, zich met ernst tot taak stelden eventueel door sta» tuten en reglementen gesteund om krachtig toezicht tc houden cn tegen excessen meer dan tot dusver te waken, zoude reeds veel bereikt worden. Daarnaast zoude hei' geen kwaad kun» ncn, indien de hoogleeraren zich wat meer met dc studenten cn hun belangen inlieten, ook buiten hun officieele taak. Dergelijk contact is. wanneer het indi» viducel bestond, van de zijde der stu» denten steeds met waardcering begroet en kan slechts strekken om misbruiken, waar die bestaan, op te ruimen en tot meer regelmaat in de levenswijze te leiden. Dat door een en ander wat te bcrei, ken is, hebben we gezien in de succes» volle pogingen om den groentijd van excessen tc ontdoen. Dat in de daarbij geldende gebruiken verandering is ge» komen, moet niet geacht gorden het directe gevolg te zijn van dc perseam» pagne met schromelijk overdreven voor» stcllng van feiten, zooals men wel ge» meend heeft, maar van het ingrijpen van hen, die daartoe in dc eerste plaats geroepen waren, van de besturen der studentenorganisaties, die daar» t'oc met klem waren aangezet door de rectores magnifiei der betrokken universiteiten. Geen „Regulations" dus, geen „Discis plinc", als hcerschcnd zijn in de Engel» sche Universiteiten, maar Nederland» schc middelen, passend voor Nederland» sche studenten, bestemd om te leven in Ncderlandsche samenleving. Ziedaar, wat ik in casu noodig acht. J. HEERKENS THIJSSEN. VAN DR. S. ELZINGA, DIRECTEUR VAN DE HOOGERE HANDELS» SCHOOL. Op Uw verzoek doe ik U hierbij mijn zienswijze toekomen over de vraag, die ik meen als volgt tc kunnen for» inuleeren: Moet een student in zijn studie en in het studentenleven buiten de Universi» teit geheel vrij zijn? Ik geloof, dat men Dr. Mulder zeer erkentelijk moet zijn, dat hij deze vraag onder ons aller aandacht heeft gebracht en naar een oplossing heeft gezocht. Ook lijkt het mij, dat hij een juist oogenblik heeft gekozen, nu de groote moelijkheden, waarin onze maatschap» pij na dc oorlogsjaren verkeert, nood» zakelijk maken, dat alle individueele cn sociale energie wordt gericht op het ccnc groote doel: de maatschappij tc redden uit de impasse, waarin zij ver keert. Het wil mij voorkomen, dat men bij dc beantwoording der vraag onderscheid moet maken tusschen: le. de paedagogisch»individuccle zijde; 2c. dc- paedagogïschssocialc zijde- Wat het eerste punt betreft, moet cr» kend worden, dat een groote mate van rijheid opvoedt tot zelfstandigheid in studie cn optreden cn dat beide noodig zijn voor hen, die later voor het groot» stc deel bestemd zijn voor leidende po» si ties in het maatschappelijk leven. Ook is niet te betwisten, dat aan een stu» dent een veel grooter zelfstandigheid bij dc studie moet worden gelaten dan aan een leerling van een gymnasium of H- B. S., zooals aan dezen weer veel meer kan worden overgelaten dan aan den leerling der lagere school. Doch dit1 alles volledig erkennende, moet men wel bedenken, dat door licit geven van de noodzakelijke zelfstandigheid geen gebrek aan leiding mag ontstaan. Dat deze leiding noodig is, volgt alleen reeds uit het karakter der universiteit als oru derwijsinstelling m.a.w. als instituut, dat doelbewust nastreeft den leerling op hooger intellectueel en cultureel peil tc brengen. Komt nu het hooger onderwijs in vol» doende mate tegemoet aan deze bc» hoefte aan leiding? Ik meen, dat er tegenwoordig meer leiding bij de studie wordt gegeven dan vroeger. Onder lei» ding van de professoren worden hier cn daar door de studenten „oefeningen" en „excursies" gehouden en responsie» colleges komen wellicht meer voor dan vroeger. In enkele faculteiten speciaal in dc medische is zelfs een nauwe cn alleszins voldoende samenwerking tus» schen hoogleeraar en student. Maar on» getwijfeld kan in andere faculteiten nog veel worden bereikt en wordt daar dc studie nog veel te vaak geschaad door gebrek aan deskundige leiding. Het zal bij deze leiding stellig moeilijk zijn om steeds het juiste midden te bewaren tusschen de wenschclijkc zelfstandig» heid bij de studie en de noodzakelijke leiding, doch hierin het juiste midden te bewaren behoort tot de moeilijke maar mooie taak der hoogleerarcn. Wat de pacdagogisch-sociale zijde van het vraagstuk betreft, zou ik het vol» gende willen opmerken. Ons hooger on» dcrwijs heeft voor de gemeenschap een hooge taak te vervullen. Daardoor toch moeten de leiders worden gevormd, die de maatschappij op hooger peil van ont» wikkeling, beschaving en geluk moeten voeren. Daarvoor besteedt de gemeen» schap aan het hooger onderwijs jaarlijks groote sommen. De studenten, die het bijzondere voorrecht genieten aan de hoogeschool te kunnen studccrcn, bor» gen van dc gemeenschap om later met rente terug te geven, wat zij ontvingen. Alle verspilde energie, alle verkeerd ge» Ieide geestkracht moet daarom ook maatschappelijk gezien, worden afge» kcurd. Een ideaal zou zijn, dat tot het hoo» ger onderwijs slechts werden toegelaten jongelieden, wier intellectueele en cultu» rcelc aanleg deden verwachten, dat zij later leiding zouden kunnen geven aan ons staatsleven, aap wetenschap en aan kunst Hoe ver zijn wij echter van dit ideaal verwijderd. Een leider van een prae» universitair instituut heeft kort geleden een jammcrklaoht aangeheven, omdat niet meer, als vroeger, slechts dc meest gefortuneerden gingen studeeren. Dit is stellig een stem uit een grijs verleden. Wellicht is de toekomst nog zeer ver, wanneer uit alle lagen der maatschappij de beste krachten, door het hooger on» derwijs op dc beste manier voorbereid, hun gaven tc-n dienste van dc gemeen» schap zullen stellen. In deze kentering der tijden is het goed met Dr. Mulder te zoeken naar een Sanierung van het academieleven, opdat men komc tot een doelbewuste voorbereiding voor de hoo» ge taak, die de gemeenschap aan de academisch opgeleiden mag opleggen. Met lofzangen op de individueele vrij» heid komt men cr zeker niet. In de ge» schicdenis onzer academiën zou het ge» makkelijk zijn zeer veel voorbeelden te vinden van jongelieden, die door ongeli» mitccrde vrijheid en gemis aan leiding het nimmer tot iets brachcn of niet tot dat, wat men krachtens hun aanleg had kunnen denken. Ook zal het moeilijk te weerleggen zijn, dat het academie» leven meer cynisme en minder idcalis» me in de gemeenschap voert, dan men met reden had mogen verwachten. Zijn er middelen om dit alles te ver» beteren? Ons volk haat discipline. Het is dikwijls zijn zwakheid, af en toe wel» licht ook zijn kracht. Intussohen heeft men met deze volkstrek rekening tc houden. Een studentcnuniform zal in Nederland niet licht ingang vinden cn is waarschijnlijk voor het groote doel ook niet noodig. Wel is echter noodig een milieu, waar de student thuis hoort Dit milieu missen onze academiën bui» ten de hoogeschool vrijwel geheel. Een studentenhuis zou het, mits goed inge» richt en goed geleid, kunnen scheppen. Kamers met ecnig comfort, waar de student rustig kan werken; gezelschaps» en recreatiezalen voor onderling ver» keer, leeszalen en bibliotheken om bij de hand te hebben, wat nu vaak ver moet worden gezocht, deskundige lei» ding en voorlichting, die nu maar al te veel ontbreekt. Inderdaad, er is voor den student cn voor de gemeenschap iets nuttigs te doen in de richting, die Dr. Mulder heeft aangewezen. S. ELZINGA. VAN Mr. J. B. BOMANS, LID VAN GE DEPUTEERDE STATEN EN VAN DE TWEEDE KAMER. Met instemming las ik het door u ge zonden artikel over de te groote vrijheid (lees bandeloosheid) onzer studenten. Ik gevoel mij echter niet gerechtigd eenig advies of denkbeeld te geven, omdat deze -aangelegenheid m.i. veel studie vraagt, gelet op de steeds breedere lagen waaruit de studenten voorkomen, onze traditie en onzen volksaard. Vooral is de scherpe scheiding in geestesrichting een factor van groote beteekenis in Hol land, zeker voor de Roomsch Katholie ken. J. B, BOMANS. VAN DR. E. A. KREIKEN, LECTOR AAN DE AMSTERDAMSCHE UNIVERSITEIT Op gce.n van uw heide enquête» vragen zou ik met een volmondig ja, of neen, kunnen antwoorden. Uw eerste vraag zal verschillend beant» woord moeten worden, naarmate men zioh de taak der universiteit anders denkt. Ik bedoel hiermee dus of men zich voorstelt dat de universiteit zich uitsluitend moet bemoeien met de wetenschappelijke vorming der -stu» d'cniten of daarmee cn ook met de maatschappelijke vorming. Wat het wetenschappelijk gedeelte betreft, geloof ik, dat aa-n de groote waarde van onze universiteiten niet getwijfeld hoeft te worden.. Met de maatschap» pelijke vorming echter bemoeit onze universiteit zich niet. Evenmin dus met dc levenswijze der studenten, naar ik meen-, terecht. Een hoogleeraar die zich hier te lande daarmee bemoeid'c zou zioh belachelijk maken. Een geval daarvan zag ik in» dertijd tc Leiden. Ik betwijfel dan ook sterk of het aanbeveling zou verdienen een stels-cl zoo als in. Oxford en Cambridge, die historisch gegroeid zijn, naar hier over te brengen,, waar noch studenten, noch de hooglecraren daarop ingesteld zijn. Een vrijheidsbeperking, die daar algemeen aanvaard schijnt te wor» den, zou hier kwalijk in goede aarde vallen. Het aantal studenten dat hier door de absolute vrijheid die ze genieten, stran» den is zeer gering. De belangstelling die 't probleem der studententehuizen de laatste jaren hier tc lande heeft schrijf ik dan ook toe aan andere oor» zaken met name: de milieuverschui» ving van de bevolking onzer universi» feiten en de steeds grooter wordende moeilijkheden bij het huren d'er stu» dentenhamers. Of hier van boven af iets opgelegd moet worden of leiding gegeven wor» den, betwijfel ik. Dc aangewezen lichamen Om de moeilijkheden in- dezen uit den weg te ruimen zijn dc studen» ten-corpsen. Weliswaar hebben deze met vroeger jaren zeer veel van hun invloed verloren, maar zij vormen toch nog een vast co-nglomeraal i-n onze overigens zoo heterogene stu» dentenmaatschappij. Mochten deze beha-men o a -door afschaffing van groentijd erbij hun grenze-n willen- ver» ruimen en om niet uitsluitend fuif» genootschappen te zijn-, weer eenige belangstelling kunnen opwekken, dan geloof ik dat deze comoratics alleen reeds door het in studie nemen van 't probleem een belangrijk werk zou» den kunnen doen. Ik heb getracht in deze paar woor» den over het ingewikkelde probleem 't welk uw enquête beroert, mij® opinie te zeggen. E. A. KREIKEN. VAN MR. M. W. SCHELTEMA. Nu U daarop blijkt prijs te stellen, ben ik gaarne bereid u mijn oordeel omtrent de dnic i-n uw brief van 10 dezer gestelde vragen te doen ken» fe. De door mïj opgedane ervaring leidt mij er niet toe, herziening van het dn ons land aan, de universiteiten heerschende stelsel gewenscht te achten. 2e. Het bovenstaande antwoord maakt voor mij beantwoording van, 1 'e -tweede door u gestelde vraag over» 'bodig. Niettemin wil ik u wel ver» klaren, dat ak tooh dc invoering va-n te Oxford en, Cambridge -heerschende stelsels, noch het verplicht stellen- van inwoning in Studentenhuizen-, als door u bedoeld, zou toejuichen. 3. De reden van het bovenstaande is gelegen i-n mijn overtuiging-, dat ak in -het algemeen gesproken, de thans voor den student bestaande vrijheid, de beste leerschool acht om hem, af» gezien van de verstandelijke be» kwaamheden, die hij daartoe moet be» zitten, geschikt te maken- voor de plaats, welke -hij later in dc maat» schappij zal hebben in te nemen. Ik teeke-n daarbij aan, dat men m.i. over» drijft, indien men de -den student toegekende vrijheid als een „schiier onbeperkte" kenschetst. Reeds in den tijd mijner studie was dat niet het geval en ik heb den indruk dat het na de oorlogsjaren, mede ten-gevolge van het feit, dat een zeer groot -deel der studenten-, althans den Zaterdag en den Zondag, niet in de stad hun-n-er studie, maar in den kring van familie of 'kennissen doorbrengt, nog minder is geworden. Er «is meer wisselwerking •gekomen tusschen de studenten» sammleving cn de maatschappij. Economische factoren beperken bo» vendien de vrijheid van den stu» dent. Onjuist is m.i. dc tegenstelling, i-n -het stuk van- Dr. Mulder gemaakt als» of de leerlingen van gymnasium en. burgerschool „tot hun eindexamen, teugel en. zweep (s.v.v.) van- school en huis" voelen en daarna „plotseling elke band verbroken en elke prikkel van buiten verloren" zou zij®. Nog -n.eem ik aan dat in den, regel de op» voeding dn het gezin en ook die op school er op gericht zullen zijn den. as. student voor de hem wachtende grootere zelfstandigheid berekend te -doen zijn, en zich aan de universiteit niet van eiken band bevrijd te doen gevoelen. Voor den normalen Nederlandschen, jongen man van pl-m. 18 jaren mag dc hem aan dc universiteit wachtende vrijheid niet te zwaar zijn. Hij moet haar kunnen verdragen, en. verdraagt haar, voorzoovecl mij-n ervaring -mij leert, als regel ook zeer wel. Indien., wat ik -niet tegenspreek, voor bijzondere gevallen, bijzondere maat» regelen noodig zijn. kunnen deze door ouders of verzorgers worden geno» men. Het algcmceoe stelsel verandere men voor die uitzonderingsgevallen echter niet. M. W. SOHELTEMA. VAN DR. W. E. MERENS. Uw eerste vraag meen ik volmondig ontkennend te moeten beantwoorden. Mijn ervaVing betreffende -de misbrui» ■kerr,' waartoe de onbeperkte- vrijheid in het studentenleven ka-n leiden, is veel minder ongunstig dan die welke mijn enkele jaren oudere collegia in dezelfde universiteitstad blijkbaar heeft opgedaan-. Bovendien heb ik zeer sterk den indruk -gekregen, dat sindis die-n- tijd n-og veel, meest in gun» sti-gen zin, veranderd is en nog veran» dert. Natuurlijk blijft nog veel te verbeteren over, vooral zeker wat het contact tusschen hoogeschool cn stu» denten buiten dc cóllcgesuren betreft, maar principieele wijziging in den al» -gemeen,en toestand zou ik geenszins toejuichen. W. E. MERENS. VAN MR. DR. F. A. BIJVOET. Uw vraag of naar mijn meening het aan onze universiteiten heerschcn» de stelsel herziicni-ng be-hoeft, beanit» woord i-n- met een hartgrondig ,-meen,". Disciplinaire, vrijheidsbeperkende maatregelen zouden m.i. slechts dan gewenscht zijn, zoo bleek, dat de student in -het algemeen zijn vrijheid misbruikt. Over het vroegere studentenleven kan ik niet oordcelen, wel ecnigszins over het huidn-gc, dat nog slechts eenige jaren achter me ligt. Weln-u, m.i. kan er absoluut niet van gesproken worden^ dat, wat men „schier onbeperkte vrijheid" pleegt te noemen, misbruikt wordt. De enkelen in mijn studententijd, die inderdaad misbruik maakten en, zich sterk misdroegen, sloten zic-h veelal meer aan bij niet»studenten dan bij hun collega's, bij wie ze niet hoog in aanzien stonden. Door velen werd er hard gewerkt ■nikt alleen, doch ook stelden verschil» lenden zich geheel vrijwillig beschik» baar voor maatschappelijk werk of ze steunden daadwerkelijk alle moge» lijke nuttige acties. In de katholieke studemtenvcreeniiging -te Amsterdam werd hieraan zelfs zooveel gedaan-, dat er reactie tegen kwam. Viel er ce-n goed werk te doen, een beroep op de studenten was nim» mer tevergeefs. Zeker, dwaze streken worden wel uitgehaald, doch dit geschiedt overal elders ook, zonder dat er een sterve» ling over denkt, daarvoor een ieder onder voogdij tc stellen. De „schier onbeperkte vrijheid", die een student heet te genieten, is bo» vcndic-n slechts relatief. Op een enkele uitzondering na. blijft hij niet alleen; hij Sluit zich aan bij anderen, wordt lid van het corps en/of van de katho» lieke of een, der christelijke studenten» vereenigingen; daar vindt hij zijn vrienden, dikwijls voor het leven. En gelijk in het maatschappelijk leven, naast andere, betere motieven, iemand dikwijls van verkeerde dingen wordt terug-gehouden, doordat hij de achting van zijn medeburgers niet wil verlic» zen, zoo verliest in de studentenmaat» schappij, waar dezelfde -begrippen om» feeat hetgeen goed on -behoorlijk is, gelden, een student n-Ict gaarne de J achting zijner vrienden. Dc nieuw aangekomen studenten- die aan hun vrijheid nog moeten wen» nen-, staan evenmin hulpeloos en moederziel alleen; zij worden opgc» nomen in disputen of clubs, waar de ouderen -cn meer bezadigden, schoon geenszins voogdij uitoefenend, toch menigmaal uit vriendschap of kamc» raadschappelijken geest den jongeren broeder voor onberaden stappen be» hoeden. Het moge waar zijn, dat een stu» dent in een gevaarlijker en moeilijker positie verkeert dan menig ander, daar staat tegenover, dat ook hij het is, die later gewoonlijk verantwoorde* lijker cn moeilijker posities heeft tc aanvaarden; het is dan juist de stu» •dententijd, die aantoont, of zij. d'ie later anderen moeten bijstaan, wel in staat zijn geweest, zichzelf tc hel» pen. Het idee, te kunnen doen en laten, wat men wil, -dat men geheel vrij is, staalt het zelfvertrouwen en ver» an-twoordelijkhcidsgevoel -en wekt op, o-m te toon-cn-, dat men het in zich •gesteld vertrouwen waardig is, voor» deelen, d.ie bij een coutrole»systeem zouden komen te vervallen. Tenslotte lijkt het Engelsch systeem me in strijd met het Nederlandsch karakter, zoodat de vrees niet ongc» wet-tigd zou zijn, dat op de studenten dit «systeem denzelfd'en invloed zou uitoefenen als de stemdwang het deed op den kiezer, die op zijn stembiljet schreef: „Ik -heb steeds trouw mijn plicht gedaan, Doch nu ik het moet, nu laat ik het staan". F. A. BIJVOET. VAN DR. H. KIKKERT Cz. In antwoord op uw brief van 10 Mei, hierbij een -paar opmerkingen. Vraag 1. Dit stelsel behoeft geen herziening Hierdoor vervalt ook een antwoord op vraag 2. Toelichting: Zij die -bang zijn om hun kinderen als zij student worden de volle i rijheid te geven, hebben hun- kinderen niet goed opgevoed of laten opvoeden. Dc opvoeding toch bestaat niet alleen in- voeden, kleed'en, huisvesten en laten onderwijzen. Er moet nog meer bij: karaktervorming. En zeer zeker -moet dit in het gezin geschieden, zoowel door -het goede voorbeeld van dc ouders, als door met enkele woorden de kinderen te wijzen op goede daden, eventueel door slechte vriendjes uit hun kring te verwijderen. Daardoor kan men zedelijk hoogstaande menschen vor» men. Maar vooral ook door hen 1 a n g» z a m e r h a n-d meer vrijheid te ge» ven; zoodoende is de overgang bij de intred'e der studentenwereld niet zoo groot. Dat- een groote jongen, die thuis in alle opzichten kort -gehouden wordt, uit den band springt als hij in eens de volle studentenvrijheid gaat genieten, is meer de schuld der on» oordeelkundige opvoeding, d'an die van den jongen student. Hetzelfde geldt v-oor alle jongens die op 18. 19-jarigen leeftijd de wereld ingaan-, -niet alleen voor studen» ten. En, springt een jong student eens uit den band, dan kunnen zijn vricn» de.n met elkaar hc-m heel dikwijls weer ;n het rechte spoor helpen. Hij zal deze moreele hulp zeker beter aan» ■nemen dan, die van een officieelen academ,ic»voogd. Wie zou dat moeten zijn? Professoren met dozijnen leer» Lin-gcn-, die boven-diep. nog weken lang examens moeten afnemen-, hebben caarvoor meestal geen tijd, d'aargc» laten of zij de geschiktheid er voor hebben. Hun levensdoel ligt in andere richting. Dr. H. KIKKERT Cz. VAN Ir. P. F. DE BORDES, AdjunctsDirecteur van Openbare Werken. In antwoord op de door u gestelde vragen in- zake het ingezonden artikel van Dr. G. H. Mulder, moet ik u mededeelen, dat ik dc meening van Dr. Mulder niiet kan deelen. M.i. be» -hoeft het in ons land aan de universi» teiten hcerschcnd stelsel, geen her» zieni-ng cn ko-mt het te Oxford en Cambridge heerschende stelsel van -discipline c-n toezicht mij niet ge» schikt voor ter invoering aan onze universiteiten. Waarom moeten jonge menschen op 17, 18»jarigen leeftijd en nog oudere, aan ee-n un-ivtrsiteit aankomende, on» der discipline worden gesteld? Waar» om moeten zij worden ondergebracht in z.g. studentenhuizen-, waar zij geleid worden en waar toezicht op hen wordt uitgeoefend? Laat hen zich vrij uit» leven, laat hen leeren zich zc-lfstan» dig door het leven te slaan. Eens moet de tijd toch komen, dat zij zioh vrij moeten kunnen bewegen Laat he.n dit in die mooie periode van het leven leeren i-n plaats v-an hen dan aan banden te leggen,. Zou 't niet te betreuren zijn-, als de in dc maatschappij intredende af» gestudeerde jonge man, hetzij in» genieur. hetzij dokter of advocaat, niet geleerd had zich zelfstandig te ont» wikkelen en zich onafhankelijk van anderen te gevoelen! En dit -ontstaan door ccn heerschende discipline, hem beperkende in zijn doen en laten, door onderbrenging -in oen studentenhu's. waar -hem ook in zekere mate bepcr» king in de vrijheid van zijn- bewegin» gen, en zeer zeker beperking in het z:ch vrijuit kunnen leven wordt opg-e» legd. Neen, daarin schuilt niet, zooals Dr. M. dit in zijn stukje citeert, het verloren gaan van vele van de beste bodems door o-nvoldoende bebakening Die vaste bebakening ligt op den, weg der ouders, die hun kind aan het vrije studentenleven toevertrouwen. Zij dienen hun kinderen in, te lichte*, omtrapt d$ gevaarlijke kjipgen,, -wears op gcsTranÜ kan worden en k'unnetS dien goeden invloed door het contact met hun kind ook tijdens zijn studie* tijd blijven uitoefenen-. Laat dc jonge man van zijn vrijheid genieten, iaat hem zijn boekje een» tc buiten gaan. Het zal hem zeker geen schade doen, integendeel, het zal ccn goeden invloed op zijn latere karaktervorming hebben. Dit wat be» treft degenen, waar een -goed fonds in zit. hen zal het zeker geen kwaacl d-oen. En zij, die van- nature reeds verkeerde neigingen in zich hebben. Ja, die zullen mogelijk stranden, maar voor die helpt ook geen discipline of studentenhuis, integendeel. -het zal hen des te sterker prikkelen tot het botvieren vat» hun verkeerde prak* tijken. Gelukkig is -het aantal van deze laatstcn verre in dc minderheid, toch wordt bij de beoordeeling en veroordccling van het vrije studenten# leven dikwijls te veel de aandacht aan deze categorie geschonken. Leg ccn student niet aan banden, door die ba-nden neemt ge juist at het mooie weg, wat het studenten* leven hem biedt. Vrij van, het juk d'er •discipline, u-iet onder z.g. vriendelijk toezicht in een studentenhuis, moet hij zijn studietijd doormaken. Ert voorzeker er zullen er mislukken op dien weg, maar het meerendecl zal' later dankbaar terugzien op die jaren, waarin het leven in volle vrijheid' ia genoten. Na zoo'-n studietijd zal dc afgestu# deerde met een stevige dosis zelf# standigheid zijn intrede in de Maat» schappij doen Mij zal geleerd hebben het -goede van het kwade te onder# scheiden. Wat wilt gc hem heter in het leven meegeven? Maak hem daar» om vrij van gedwongen geestelijke leiding cn discipline. Ir. P. F. DE BORDES. b. i. VAN DS. A. TROUW. Naar aanleiding van uw vraag om mijn oordeel tc zeggen over „Engelsch cn Hollandseh studentenleven", het volgende: Met Dr. G. II. Mulder erken ik dat het Hollandseh stelsel voor dc-n jon# gen student groote gevaren heeft, Dc» ze gevaren liggen vooral in den plot» selingcn overgang van schooljongen tot absoluut vrij man. Zij zijn het grootst voor hen die het minst met het volle leven in aanraking zijn ge# wcest. Een herziening van het a-an onze universiteiten heersohende stelsel, waardoor dc vrijheid van den stu» d-en-t zou worden beperkt acht ik echter ten zeerste ongewenscht. Het beginsel waarvan in Qns stelsel wordt uitgegaan acht ik, ondanks dc geva» ren, boven het Engelschc verheven. Dit i-s o»a. ook de meening van. prof. Lake, die door zijn Engelsche studie en Hollandseh professoraat beide stel» sc-ls uitstekend kan vergelijken. Studentenhuizen, uitgaande van de universiteiten zelf, zooals Dr. Mulder d.ie zou willen invoeren zouden in ons land nooit populair kunnen worden cn smalend worden behandeld. Hier» door zouden alle pogingen, hoe goed bedoeld ook, meer Waad doc-n dan goed. M.i. moet hier de verbetering komen van binnen uit en van uit het thans heersohende beginsel van vrijheid-. H-ierin liggen- allerlei mogelijkheden, d:c reeds bezig zijn zioh t-e ontrwibkc# len. Zoo komt het mij ook voor dat na 1890, Dr. Mulder's studenten-tijd cr al een heel andere geest is geko» men in dc studentenwereld.- Gunstig werkt vooral het contact met dc meisjesstudenten in gemengde dispu» ten cn vereenigingen. In een kleinere universiteitsstad als Leiden zal dit na» tuurlijk beter zijm veredelenden in# vloed kunnen uitoefenen dan in ccn stad als Amsterdam. Een tweed-c gunstige factOT is het hcdend-aagsehc studentenleven- is dc arbeid van verschillende religieuze cn idealistische vereenigingen-, waar» onder dc V(rijz.) G(hrist.) S(tud,) B(ond) en de, op orthodoxen grond# slag staande N(cd.) CChrisit.) S(tud.) V(erccniging) een zeer voorname plaats innemen. De indirecte invloed dezer organisaties is op allerlei wijze te hespeuren. Mochten vereenigingen als deze nog een-s gemeenschappelijk een ..studentenhuis" kunnen stichten waarbij het beginsel der vrijhei^ niict wc-rd aangetast, dan zou dit iph- kans van slagen hebben. A. TROUW. VAN DR. A. H. HAENTJENS. Gaarne voldoe ik aan u/w verzoek, om naar aanleiding van het artikel van d-r- Mulder over En-gelseh en Hol» landsch studentenleven een antwoord tc geven op dc drie door u gestelde vragen: Ad 1. Ik ben van meening dat het vrijheidsbeginsel, dat aan het Neder» lamdsdhc studentenleven ten grond# slag ligt, geen herziening behoeft. Ad. 2. Gesteld d-at herziening n-oo» dig was, zou deze mijns inziens oecns» zins moeten geschieden jn de richting van het te Oxford cn Cambridge heer» schcndc stelsel. Ad. 3. Als toelichting he-t volgende: Opzettelijk gewaag ik sub 1 niet van een aan de Ncderlandsche Univer# siteiten hcerschcnd stelsel van vrij» heid", zooals de formulcering in uw vraag luidt, omdat redelijkerwijs van ccn vrijheidsstelsel geen sprake kan zijn. maar alleen van een vrijheid,s» beginsel. Ik meen dat het daarop gc» baseerde studentenleven (uit den strijd om dat beginsel is dc oudste Neder» lan-dsehe Universiteit ontstaan) geen herziening behoeft, aangezien dat,, zoo noodig, zich telkens zelf herzien heeft en juist in de laatste decennia bezig is zich te ontwikkelen in de richting van zelftucht en zelfrcgeering, welke ook op ander levensgebied heden valt te constateeren. H, HAÜNTJEN5,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9