Jenuna Li 1 1 PARIJSCHE MODE. TERUG TOT DE SCHOONHEID. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 14 JULI MENU. Kalfsbiefstuk Aardappelen Worteltjes Duitsche Omelet met kruisbessen. De biefstuk moet geheel gaar zijn en daarvoor moet twintig minuten tot een half uur gebakken worden, hetzij in bo ter of in half boter half vet. De jus wordt afgemaakt met een extra klontje boter en met een klein scheutje melk, zoodat ze mooi gebonden en bruin is. Voor het dessei t gebruikt men de vol gende ingrediënten: 1 eetlepel maïzena, 1 d.L. melk, 2 eetlepels suiker, 30 gr. boter. De maizena wordt met de melk aange mengd, en klopt daarna de eieren goed los. Bij die eieren worden de aange maakte maizena en de suiker gevoegd, waarna de omelet in de helft van de boter in de koekepan mooi lichtbruin wordt gebakken. Dan wordt de koek omgedraaid en aan de andere zijde ge bakken, maar intusschen wordt de ge bakken kant met de rest van de boter bedropen. De omelet wordt nu op een verwarmden schotel gelegd en bovenop met het kruisbessenmoes belegd. Hiertoe worden van een half pond onrijpe kruisbessen steeltjes en kroon tjes afgenomen, waarna ze gewasschen en met zeer weinig water worden gaar- gekookt. Het overtollige vocht wordt met wat aangemengde sago gebonden, nadat er flink suiker bij het gerecht is gevoegd. Om te stoven zijn onrijpe kruisbessen ver boven rype te verkiezen, daar zy veel dunner schilletjes hebben dan deze laatste. VAN DRIE AARDIGE MATROOSJES. HET NIEUWSTE PARIJSCHE MODEL. Japónnen, welke in de morgenuren gedragen worden blijven in de eerste plaats „kort-gerokt" en zijn van een sportieven eenvoud. De Partjsche cou turiers hebben zich druk bezig gehouden met de lijnen, welke verleden herfst ingevoerd werden, nog te verfraaien; daardoor komt het, dat wij, als we de nieuwemodellen bekijken, weinig zien, dat werkelijk nieuw is, doch tegelijker tijd merken wij daarin een groote "per- fectioneering van de details op. En deze perfectioneering wordt nog onderstreept doordat alles, wat bij dergelijke japon nen. gedragen wordt, zooals hoedjes, taschjes en schoenen, zeer eenvoudig is. De hierboven afgebeelde japon is een van de aardigste modellen van dit ^ei= zoen. Crepella, wollen rips of kasha, alle stoffen, welke een voortdurende popu lariteit blijven genieten, zijn zeer ge schikt voor de vervaardiging ervan. De japon heeft als nieuwtje het typische schouderstuk, dat overal ingang beloqft te zullen vinden; de rok heeft breede plooien. Knippatronen zijn verkrijgbaar In de maten 42, 44., 46,48 onder opgave van No. 50.519. Kosten 70 cents. EEN AARDIGE JURK EN EEN SPORTMANTELTJE. De hierboven afgebeelde jurk, No. 23.595 is buitengewoon geschikt voor het zomerseizoen en kan als wandel japon uitstekende diensten bewijzen, omdat de stof, die men ervoor kiezen kan, niet al te licht behoeft te zijn. en de zomersche idee tevens wordt weer gegeven door de leuke, frissche coupe en het omgeslagen kraagje met lange, zijden das. Het lijfje is tamelijk lang en bloust, door de iets strak zittende ceintuur, laag in de taille, over. Het rokje is bui tengewoon zwierig door de rijen kleine plooitjes, waarmede het is opgezet en de soepele, wijdere plooien, waarin het neerhangt. Een aardig cachet wordt aan het geheel gegeven door de lange mou wen en de rijtjes plooien op de schou ders, die aan het geheel een voornamen indruk verleenen. Heel veel succes kan men met dit japonnetje hebben, als men het vervaardigt van een der nieuwe, niet te dure „zijdjes", welke pas kort in den handel zijn en die een kruising zijn tus- schen alpaca en popeline. Deze zijde is niet zoo erg licht en kan gemakkelijk gewasschen worden beide voordee- len, welke bij de dames wel in den smaak zullen vallen. Het sportmanteltje, afgebeeld onder No. 23.594, kan men gemakkelijk zelf maken, van elke lichte zomerstof, die voor mantels geschikt is. Het is een voudig, doch zeer smaakvol en men kan er voor de fiets, of op een minder war men avond, veel pleizi'er van hebben. Van japon zoowel als manteltje zijn knippatronen verkrijgbaar onder ver melding van resp. 23.595 en 23.594 in de maten 42, 44 46, 48. Kosten 55 cents per stuk. „Er waren drie aardige meisjes, Eén blond,'éen bruin en éen zwart..." Ik weet niet welke dichter op drie van die aardige meiskes zoo'n leuk ge dichtje maakte, maar zonder twijfel had hij het zonder aarzelen op het vroolijke drietal van ons plaatje kun- .QCA. mabeji. Wantwie zou durven be weren dat deze drie er niet aardig uit zien in hun hoogst eenvoudige, maar toch zoo buitengewoon frissche, flatteu- se pakjes? Natuurlijk was hier de al lereerste bedoeling, drie strandc'os- tuumpjes te geven. Omdat die frisch, jeugdig en sportief zijn. Maar al draagt u het nooit aan het strand, niemand zal u er minder vriendelijk om aankij-, ken. De bedoeling is, deze pakjes te ma len van die fijne wit-blauw gestreepte tricot, net als de heusche matrozen. Wanneer u het dan nog garneert met een vreeselyk „echt" anker van wasch- zij, dan is de illusie volkomen. Om dan maar op het rijtje af te gaan. Nummer één van links heeft een fijn geplisseerd rokje van witte tricot; de jumpjer is van gestreepte tricot, gegarneerd met ingezette stukken van witte tricot. Het ceintuurtje is marine-blauw peau de suède. Een manteltje van dezelfde stof en op dezelfde wijze met wit afgewerkte voltooit dit pakje,waarvoor men 2.75 M. gestreepte stof van 1.20 M. breed en 2.25 M. effen stof noodig heeft. Het middelste figuurtje toont een jurk van gestreepte stof, marineblauw en wit waarvan de rok, met stolpplooien, aan het lijf is gezet. Het bovenstuk van het lijf is wit, versierd met een marine blauw anker. De rok is van onderen af gezet met een witte strook. Het cein tuurtje is eveneens wit. Hiervoor is noodig 2.85 M. gestreepte tricot van 1.20 M. breed en 75 c.M. effen. En nummer drie is een aardig ensemble. De rok van de jurk is wit, het lyf met ingezette strooken gestreepte stof. De mantel van gestreepte stof is afgezet met ef fen wit en versierd met 'n anker. 2.75 M. effen stof van 1.20 M. breed en 7.75 M. gestreepte is voldoende. Vooruit, dames, het zeegat uit! MADELEINE. IS ONZE MODE NIEUW? Als nummer twee van onze serie ge ven wij hier een foto van een dame van ongeveer tachtig jaar geleden met het typische décolleté uit dien tijd. Daarnaast vertoont zich het jonge meis je uit onze dagen met het korte haar en een japonnetje dat wonderveel lijkt op dat harer overgrootmoeder in haar jongemeisjesjaren. Het maaksel van de japonnen is op kleinigheden na vrij wel hetzelfde, ook het décolleté is ge lijk, alleen is de kleindochter niet inge regen en overgrootmoeder wel. Het jon- gemeisjesjaponnetje is wat men in En geland een „period-frock" noemt, een costuumpje dus dat uit den tijd van ko ningin Victoria stamt ongeveer en dat vrijwel onveranderd nog steeds wordt gedragen. VOOR ROEIEN, ZEILEN, TENNIS, GOLF EN FIETS Het hierboven afgebeelde manteltje is van een model, dat dezen zomer zeer veel gedragen wordt bij alle takken van 6port. Natuurlijk zijn er altijd dames, die een langeren mantel prefereeren, doch in dit seizoen is het korte mantel tje een zeer geliefkoosd kleedingstuk, omdat het gemakkelijker is, zoowel om mede nemen, als om te dragen. Op de fiets behoeft men het niet op te lich ten, men stapt op en het manteltje hangt over het zadel en men zit er niet op. Daar komt nog bij, dat men gauwer geneigd is om het aan te trekken en daardoor heel dikwijls een verkoud heid voorkomt. Na een zware partij ten nis, als men duchtig warm 'gespeeld is, trekt men eerder een klein, leuk zit tend manteltje aan, dan zoo'n langen of 'n „trois-quarts". Verder kan men zoo'n kort manteltje maken van alle mogelijke kleuren, om dat het niet „gekleed" is en vrijwel el ke kleur er voor in aanmerking komt. De sluiting, met één tamelijk laag ge plaatsten knoop, de revers, de leuke zakken-met-drie-knoopen, de omgesla gen en in punt-vorm oploopende man- chetten-met-knoop zijn even zoovele kenmerken van het typisch-sportieve karakter, dat de ontwerper in dit „jasje" heeft weten te leggen. Knippatronen zijn verkrijgbaar in de maten 42, 44, 46, 48, onder opgave van no. 23.597. Kosten 55 cents. Onder bovenstaande leuze is in Pas rijs een beweging ontstaan om de lange haren en de lange rokken weer in de mode te doen komen. Hoe vaak zou dat nu al geweest zijn, sinds de kappers* en de naaistersscha* ren hun werk verricht hebben aan ha* ren en rokken, dat er stemmen opge* gaan zijn om toch vooral die haren weer te laten aangroeien en die rokken minstens twintig centimeter langer te maken. Toen de korte rokken pas in de mode waren, meende men, dat die te* genstand zoo'n vaart niet zou loopen: al die korte kleeren waren zoo geheel in overeenstemming met onzen tijd van sport en sportieve geesten dat het werkelijk al te dwaas zou zijn om van dit veroverde bezit weer zoo spoedig afstand te doen. Dat de mode soms niet bepaald logisch te werk gaat en dat gene wat een lang leven is voor* speld op logische gronden, vaak met gang weer verdwijnt, deed tot de zaak niets af, en het werd ook wel ingezien. Maar men bleef er nogal kalm onder: dan maar weer lange rokken, racende men, dat is ook niet erg. ■Toen er echter stemmen opgingen die pleitten voor het aan laten groeien van den haardos, verwekte dat meer consternatie, want het is ten slotte heel wat gemakkelijker om een rok te verlengen dan om het haar te laten aan* groeien. 'En weer werd er gevoeld dat de logische gronden die er voor het behoud van het korte haar waren aan te voeren, zooals gemakkelijk te was* schen, vlug te kappen, frisch, jeugdig, enzoovoorts, niet steekhoudend waren tegenover zooiets wispelturigs als de mode nu eenmaal is. En nu deze stem weer, die nog wel zoo'n machtspreuk de wereld in slin* gort alls: Terug naar de schoonheid. Waarmee dus meteen de tegenwoor* dige mode van kort haar en korte rok* ken met een enkele pennestreck als „leclijk" wordt bestempeld. Daarover valt natuurlijk niet te twisten: er zijn nog heel wat menschen die wel aan deze beide modes gewend zijn, maar het met den besten wil van de wereld niet kunnen bewonderen. En proten zij erover met enthousiaste voorstanders, dan redeneeren zij toch langs elkaar heen en worden het nooit eens. Dat dus de tegenstanders naar iets anders zoeken, is zeker hun goed recht. Maar het bedenkelijke van deze bewe* Over Lang en Kort. ging is dat zij terug wil naar de lange haren en de lange rokken. Geeft u dat ook niet een gevoel van dufheid en oudbakkenhcid? En wat kunnen wij nu beginnen met een nieuwe beweging die er een duf beginsel op na houdt. Laat men iets nieuws bedenken, daar is de mode veel meer mee gebaat. Nu zal menigeen zeggen, dat er in het korte haar maar twee mogelijkhe» den liggenlang of kort, of het moest dan kaal zijn, maar daar zal niemand zich warm voor maken. Natuurlijk zijn er maar twee mogelijkheden, doch tus» schen beiden ligt een periode van min* stens een jaar en wat moeten de kort* harigen in dien tijd aanvangen? Toen het korte haar nog niet zoo algemeen was, werd er weieens tegen zoo'n moderne gezegd: Wat zul je er* uit zien, ails je het weer laat aaji* groeien. Maar tegenwoordig maakt niemand zich daarover nog druk, er zijn er zoovelen, dat er best wat op» gevonden zal worden waardoor het niet onaesthctisch meer is. Maar nu die terugkeerenden naar de schoon* heid! Zou het niet veel verstandiger zijn, wanneer zij eens gingen peinzen over een mode die uit de bestaande voortvloeit, die mooi is, en die ons daarbij weer in de richting van dat heerlijke ideaal: lang haar en lange rokken voert? Zij zouden veel meer kans op succes hebben dan het vi< sioen van pijnlijke haarspelden, pieken en bemodderdc rokranden, dat zij ons nu voortoovcrcn. De mode is aan evolutie onderhevig, dat wil zeggen dat zij van de eene phase in de andere voortschrijdt, en zich geleidelijk vervormt. Komt er een enkele keer eens een nieuwigheid met een bom uit de lucht vallen, zooals,in* dertijd de veelbesproken harembroek, dan vindt zooicts toch geen ingang en verdwijnt meestal spoedig. Natuurlijk zullen èn korte haren èn korte rokken op den duur weer veT* dwijncn, dat is nu eenmaal het lot van iedere mode. Maar de rokken zullen langzamerhand langer worden, van het cene seizoen in het andere, terwijl de kapsels geleidelijk zoo zullen veran* deren, dat er vanzelf weer lang haar .uit ontstaat. En dan zullen er waar* schijnlijk weer menschen zijn, die evenals nu: Terug tot de schoonheid willen, tot de schoonheid van korte rokken en kort haar. E. E. J.—P. FIETS- OF SPORTJASJE. Bovenwijdte 102 c.M. Nu de lange dagen aangebroken zijn, is het ook weer de beste tijd om uit* stapjes te maken hetzij op de fiets of t'e voet. Onderneemt men een flink tochtje waarbij zoo nu en d'an gerust wordt, dan bemerkt men dikwijls, vooral als men warm van de tocht geworden is dat men een kil gevoel krijgt'. Het lichaam koelt dan 'te snel af, en men zou daar* door kou vatten, dit is te voorkomen door een kleedingstuk aan te trekken, daarvoor hadden wij ons dit jasje ge* dacht. Doch ook in *t? dagelijksche leven op minder zonnige dagen is het jasje niet te versmaden. Aan stof heeft men noo* dig 2 M. a 1.40 M. br. Heeft man het jasje geknipt, dan wordt het eerst in elkaar geregen en gepast, alvorens aan de bewerking begonnen wordt. Ook ver* gctc men piet dat overal de naden nog aangeknipt moeten worden. Bewerking, Rug. a. De plooien worden ingeregen en dan ingeperst. b. De onderkant van het stuk wordt omgeregen, gestreken, daarna op het jasje geregen en opgestikt. Voorpand. c. Het zelfde geschiedt aan het voor* pand. d. Tegen den voorkant rijgt men een reep katoenen voering, dat men knipt volgens het belegstuk. Langs de breuk* lijn een stiksel geven. e. Nu maakt men eerst de gepassepoi* leerde knoopsgaten (omgeboord mdt de zelfde stof). f. Schouders en zijnaden dichtstikken en openstrijken, de naden kunnen als afwerking omgestikt! worden. g. Dan wordt de onder* en boven* kraag geknipt. De onderkraag loopt midden achter schuin van draad, de bovenkraag recht. Voor stevigheid voert men de onder* kraag ook met voeringkatocn (knippen als onderkraag). Het naadje midden* acht'er stikt men dicht, openstrijken, dan de kraag gekruist doorstikken. Nu den onderkraag aan den mantel stikken en naad openstrijken behalve het rug* gedeelte. hï'Bovenkraag en belegstuk aan el* kaar stikken. Men lette er vooral op, goed op de maatlijnen aan te houden, bij niet zui* ver werken past het geheel niet. j. Het geheel legt men nu met den goeden kant op goeden kant van 't jasje rijgt di't op elkaar en st'ikt den geheelen buitenkant door tot maatlijn zoom. De naden knipt men ongelijk af, de hoeken zoover mogelijk uitknippen, dan het ge* heel omkeeren en op den kant platrijgeai. Hot belegstuk wordt aan den voorkant tot de breuklijn een weinig naar binnen geregen, het revers* en kraaggedeelte juist aan den anderen kant iets naar binnen. Op de breuklijn hecht men de stof onzichtbaar vast. W^ar men bij het verwerken ook op moet letten is, dat de bovenkraag en dat gedeelte van het1 belegstuk dat om* valt, vloeiend, dus iets ruimer moe't zit* ten als de onderstof, anders zouden kraag en belegstukken om gaan krullen. k. De onderk-vnit omrijgen (de zoom wordt drie c.M. met een inslag van één c.M.). De inslag rijgt men nu apart! om, deze doorstikken en dan luchtig op het jasje zoomen. Zakken, Het bovengedeelte van de zak tot de stippellijn knipt men nog eens van stof. De goede kantten op el» kaar leggen, buitenkant doorslikken, omhalen, op de kant doorrijgen en op dc stippellijn vastkruisen; (vooraf maakt men het knoopsgat daarin). De zakken, kan men nu smal op den kant opstik» ken. Het ceintuurtje wordt later door de zakpatjes heen gehaald. Mouwen. In liet pakje maakt Hen een knoopsgat. Nu de voornaad dicht stikken, afwerken en strijken, evenzoo de achternaad, en op de bovenmouw wordt de knoop gezet. De onderkant van de mouw omrijgen en klein vast* kruisen. Nu inzetten, waarbij men moet zorgen dat het t'eekcn van de mouw op de schoudernaad valt. en van de voor» naad af tot twee c.M. voorbij de schou* dernaad vloeiend inzetten. Den binnen* kant door een biesje afwerken. Rest nog de knoopen en het ceintuurtje, dit laatste wordt drie c.M. breed (dubbel knippen) op. verkeerden kamt doorstik ken, dan omtrekken naar goeden kant. Is di't alles gebeurd, dan kunt ge zeg gen dat ge een aardig kleedingstuk rij* ker geworden bent. Heel geschikt kan hiervan een cos- tuum gemaakt worden: de plooien loo» pen op de rok door (zie 'teekening) en er kan desnoods een aardig compose van worden genaaid met een geruit man* teltje en effen rok, of omgekeerd. 'XX- 5 otSozn.- T£0üw£. c c c a «i «5 ■i iv.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 8