HAARLEM'S DAGBLAD BRIEVEN UIT BERLIJN. BINNENLAND Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 23 JULI 1927 DERDE BLAD De Hollandsche Kolonies in Duitschland. Eerlijn, Juli. Laat Ik trachten u een overzicht te geven van den toestand der talrijke Nederlandsche kolonies in dit land. Daarover is nog al het een en ander te vertellen. Voor den oorlog woonden binnen de Duitsche grenzen naar schatting zeker r.iet minder dan 300.000 Nederlanders. Natuurlijk in hoofdzaak in het indus- trieele Ruhrgebied en in de Rijnpro vincie, maar toch ook in Beieren, in Berlijn. Hamburg, Bremen. Leipzig, en andere groote steden. De meesten dezer landgenooten be hoorden tot den werkenden stand. Er waren Rijnschippers onder, metselaars, timmerlieden, fabrieksarbeiders, wevers (deze laatsten vooral in het Munster land). monteurs, kleine neringdoenden, enz. ZU waren in de meeste gevallen naar Duitschland gekomen in een tijd, toen het Duitsche Rijk zoo geweldig opbloeide, dat het naar alle kanten goede arbeidskrachten zocht, die zeer behoorlijk betaald werden, terwijl in ons eigen land werkeloosheid heersch- te. Niet lang duurde hun verblijf in den vreemde, of zij trouwden Duitsche meis-- Jes. krègen kinderen, en dachten er niet aan, het tweede vaderland te ver laten. Maar ze kwamen in vreemde positie. Hun Hollandsch verslapte, werd verduitscht, hun Duitsch was niet op school grondig geleerd, maar als won derlijk bastaardtaaltje van de Duitsche omgeving overgenomen. Zij waren geen vleesch en geen visch meer. Toch leef den ze betrekkelijk tevreden en in wel stand. Dit alles veranderde zoodra de oor log uitbrak, die ten slotte aan den wel stand in Duitschland tot nader order een einde maakte. Stellig hebben deze honderdduizenden Nederlanders alle el lende van den oorlog met de Duitschers meegeleden. al waren ze dan ook niet dienstplichtig en liepen dus geen levens gevaar. Maar de armoede en het slech te eten moesten ze met de Duitschers meemaken, en ze waren zelfs nog ar mer dan deze, omdat de Duitsche werk gevers natuurlijk de eigen landgenooten het eerst aan werk hielpen en de „neutralen" pas in de tweede plaats aan de beurt kwamen. Wat men hen waar lijk niet kwalijk kon nemen! Dat was ook de reden, dat meer'dan honderdduizend Nederlanders langza merhand Duitschland verliéten om of in het vaderland of in andere streken opnieuw een goed bestaan te zoeken. Die gebleven zijn het zijn er thans zeker nog ruim 120.000 leven nog altijd in de streken, waar ze voor twin tig of meer jaren zich vestigden. Hun lot is echter in de meeste gevallen al lesbehalve benijdenswaardig. Een groot deel is sedert jaar en dag werkeloos en wordt door de Nederlandsche regeering O-.dersteund, wat ons land natuurlijk schatten kost en welke sommen waar schijnlijk alleen opgebracht worden om te voorkomen, dat deze menschen naar Holland terugkeeren en daar als werk- loozen de schatkist en de vakvereeni- gingen nog op geheel andere wijze be lasten. Tot eenige jaren na den oorlog trok men zich intusschen van deze vele tien duizenden landgenooten, die voor den Nederlandschen stam zoo goed als ver loren beschouwd moesten worden, eigenlijk een bitter beetje aan Zij had den in West-Duitschland, in Berlijn, Hamburg en enkele andere steden nu plaatselijke clubs of vereenigingen, die echter in de meeste gevallen geen rol speelden, omdat men hier veelal met ongeletterde elementen te doen had. die voor het vereenigingsleven niet den ver- eischten aanleg en de gewenschte ont wikkeling hadden. Duitschland. Enge land en andere groote mogendheden hadden voor den wereldoorlog het be lang ingezien van een sterke onder steuning hunner buitenlandsche kolo- nie's. Nederland wAs op dit gebied nog uiterst achterlijk en onverschillig. Het nuttige en verdienstelijke „Algemeen Nederlandsch Verbond bleek merk waardig genoeg meer belangstelling voor Vlamen en Afrlkaanders dan voor de eigen landgenooten in den vreemde te hebben en beperkte zich tot het in stand houden van drie of vier machte- looze plaatselijke afdeelingen, die eigen lijk niet anders waren dan reeds be staande vereenigingen van Nederlan ders, die zich bereid verklaarden, dat woordje „Afdeeling A. N V." nog ach ter haar naam te plaatsen. Het is de onvergankelijke verdienste van eenige energieke Nederlanders in Berlijn, al spoedig geholpen door geest verwanten in West-Duitschland geweest dat aan dezen misstand een jaar of acht geleden een einde kwam. Zü staken de hoofden bij elkaar, wis ten gelden in te zamelen, stelden zich in verbinding met alle Nederlandsche consulaten in Duitschland en met de bestaande Nederlandsche vereenigingen. en het resultaat was, dat in Berlijn in den zomer van 1921 het proefnummer yan een Nederlandsch blad, „De Post van Holland" genaamd, ter gelegenheid van een Nederlandschen feestavond te Berlijn gratis uitgedeeld en naar alle deelen van Duitschland verzonden werd. In dat proefnummer wekte een mijner collega's, die het initiatief ge nomen en zich aan het hoofd van de geheele beweging gesteld had, óp tot de oprichting van een „Nederlandschen Bond in Duitschland", die datzelfde jaar in twee achtereenvolgende Con gressen, in de stad Essen gehouden, tot stand kwam, oorspronkelijk met vijf entwintig in den lop der jaren zelfs een tijdlang met 90 aangesloten vereeni gingen. En natuurlijk met de „Post van Holland" eerst als veertiendaagsch, later als wekelijksch, ten slotte tegen woordig als maandelijksch orgaan. De eerste Bondsleider was de Gene- raal-Majoor en adjudant van Hare Majesteit Jhr. E. J. M. Wittert, die toen als militair attaché aan het Ne derlandsche gezantschap te Berlijn ver bonden was en zich bijzonder veel moeite voor zijn landgenooten gege ven heeft. Hij werd opgevolgd door den ingenieur Overhoff. sedert tal van ja ren voorzitter van de vereeniging „Nederland en Oranje" te Berlijn, die dit jaar haar veertigjarig bestaan hoopt te vieren. Zijn opvolger weer was de heer Max Blokzijl, die twee jaren lang het bewind voerde, waarop de heer Hering. oud-hoofdambtenaar van de Staatsspoorwegen in Neder- landsch-Indië, de leiding overnam. Wij Nederlanders mogen er heusch trötsch op zijn, dat onder onze land genooten in den vreemde een zoo krachtige stambeweging ontstaan is, die die getuigenis aflegt van een zeer sterke gehechtheid aan vaderland en moeder taal Wat deze Bond tot nu toe on danks allerlei en vooral geldelijke tegenspoeden en zonder dat onze regee ring in den Haag tot nu toe tot eenig subsidie bereid bleek, tot stand ge bracht heeft, is boven allen lof verhe ven. Het zou mU zelfs te ver voeren. In dit kort relaas alles op te sommen. De door de regeering oorspronkelijk Ingestelde cursussen voor Nederlandsche kinderen in Duitschland werden ge steund en uitgebreid, lezingen met licht beelden over Nederland cn vooral ook Nederlandsch-Indië werden georgani seerd, brochures met .Nuttige Wenken" voor onze landgenooten in den vreem de werden uitgegeven, liederboekjes ver spreid. propagandageschriften de wereld in gezonden om lauwen op te wekken, landelijke groepen opgericht, een ju ridisch adviseur aangesteld, die onze landgenooten gratis bij allerlei moeilijk heden helpt en ook een algemeenc ge meenschappelijke sterftekas voor de bondsleden is in voorbereiding. EUc Jaar heeft de „Nederlandsche Bond in Duitschland" zijn congressen gehouden, waar sprekers van naam ook uit het vaderland zich lieten hooren. Daar leerden de Nederlanders in Duitschland die als afgevaardigden optraden, him taal weer spreken, daar werden de ge meenschappelijke belangen besproken en zagen de afgevaardigden der ver eenigingen de kracht van hun nationale aaneensluiting duidelijker dan door fraaie artikelen in het bondsorgaan zichtbaar gedemonstreerd. In het najaar van het vorige Jaar bestond de Bond vyf jaren en werd dit feit door een tweedaagsch Lustrumcon gres nog eens extra onderstreept. Uit Nederland was o.m. de oud-Minister van Onderwijs Dr. de Visser overgeko men. die in een schitterende propagan- da-redevoering de aanwezigen opwekte op den ingeslagen weg voort te gaan. Hare Majesteit had de verdiensten der leiders reeds eerder erkend door den vice-Voorzitter van den Bond. den zes tig-jarigen heer Schaap te Crefeld tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau te benoemen. De moed was er in, en zal er ook wel niet meer uitgaan, of schoon niet verzwegen mag worden, dat de geldelijke omstandigheden van den Bond. ondanks de ruime steun van par ticulieren uit Nederland en vooral ook uit Nederlandsch-Indië, die de bestuur ders in staat stelde, zeker nog tot het einde van dit jaar hun zegenrijk natio naal werk voort te zetten, nog alles behalve schitterend zijn! Naast deze groote nationale organi satie bestaat nog een bijzondere Katho lieke Bond in West-Duitschland. die door de geestelijkheid in Nederland ge leid wordt en waarin de Jezuïeten paters. zendelingen in West-Duitsch land, den meesten invloed hebben. Ook deze organisatie doet haar uiterste best om naast de kerkelijke belangen ook het stambpwustzijn te bevorderen. Deze katholieke St. Jozeforganisatie geeft eveneens een orgaan en wel een week blad „Hollandia" uit, dat door haar leden druk gelezen wordt en veel goeds gesticht heeft. H. v. B. EEN TYPHOON. DE TJIKANDI ER DOOR OVERVALLEN. Het stoomschip „Tjikandi" van de Java-China-Japanlijn is op weg naar Yokohama door 'n typhoon overvallen. Het schip is te Honkong binnengcloopen De eerste officier Willemse is licht ge wond. De schade wordt begroot op 50.000 dollar. ENCEPHALITIS TEN GEVOLGE VAN VACCINATIE. Een vader te Zalt-Bommel schrijft aan de N. R. Ct.: Ook te mijnen huize heeft een kind encephalitis gekregen door vaccinatie. Door tijdige inspuiting van een serum is het gered. In Den Bosch liggen ook twee kinderen met deze ziekte. ONZE MIJNINDUSTRIE. WERKVERSCHAFFING AAN INVALIDE MIJNARBEIDERS. Het eerste half jaar 1927 is voor de Nederlandsche mijnindustrie niet ongun stig geweest Alhoewel de financleele resultaten niet bekend zijn. de produc tiecijfers getuigen van een streven om het rendement zoo hoog mogelijk op te voeren. In de afgeloopen maand Juni werden rond 753.585 tonnen steenkool inclusief kolenslik voor het verbruik beschikbaar gesteld. Er is dus, in vergelijking met de maand Mei, een verhooging der pro ductie waar te nemen van 18093 ton. Toch is deze productie-vermeerdering vergeleken by het productieverschil van dezelfde maanden van het vorig jaar dat toen rond 63841 ton bedroeg niet groot en zelfs aanzienlijk minder. Hier uit blykt, dat de herleving in de steen - kolenindustrie omstreeks de maand Juni van het vorige jaar begon en geleide lik is toegenomen, zoodat. abnormale omstandigheden buiten beschouwing ge laten, een dergelijk productieverschil tusschen twee opeenvolgende maanden wel niet meer zal voorkomen. De totale productie der eerste zes maanden bedroeg rond 4.483.529 ton. hetgeen 365.691 ton meer is dan gedu rende dezelfde periode an het vorig jaar. Het aantal arbeiders in dienst van de Nederlandsche mUnen stijgt ge stadig. Op 1 Juli waren op de gezamen- lyke mUnen werkzaam 33245 arbeiders, een toename dus van 113 arbeiders ge durende de laatste maand. Opmerkelijk is, dat vooral op de StaatsmUn Maurits veel Belgische mynarbeiders worden té werk gesteld. Een groot gedeelte daar van biyft in België wonen. Waar alle mijnarbeiders verplicht zyn bij het Al gemeen Mijnwerkersfonds verzekerd te zijn. is het bestuur van dit fonds moe ten overgaan tot het aanstellen van Bel gische fondsartsen. Het behoeft geen be toog, dat de Belgische mijnondememers met leede oogen aanzien, dat soms hun bestgeschoolde krachten in Nederland sche mijnondernemingen gaan arbeiden. Het aantal afgekeurde en invalide mijnarbeiders neemt gestadig toe, alhoe wel niet in die mate dat van eenige verontrusting sprake behoeft te zijn. Het gebrek aan andere industrieën, waarin deze arbeiders zeer zeker konden wor den tewerkgesteld, doet zich nog steeds gevoelen. Thans heeft het Fonds voor sociale instellingen, dat ook het pro bleem van de tewerkstelling van inva lide mijnarbeiders bestudeert, een be drag ter beschikking gesteld om op ver schillende mijnen een nevenbedryf te openen, waar voorwerpen en werktuigen zullen worden gemaakt en waarvan de mijnonderneming de afnemer zal zijn. Het zullen dan uitsluitend invalide myn arbeiders onder leiding van een vak kundige worden tewerkgesteld. Hierdoor zullen zij dan in de gelegenheid zUn met het hier verdiende loon en hun invali diteitspensioen In hun eigen onderhoud te voorzien. GAS GESTOLEN. Er is ontdekt dat een bewoonster van den Goudschen singel te Rotterdam een aparte aftapping had laten maken op het buizennet van het gemecnteiyk gasbedrijf, waardoor zij buiten den me ter om kosteloos gas betrok. De leiding is heel deskundig gelegd, zoodat men vermoed dat de juffrouw medeplichti gen heeft gehad. Het onderzoek wordt voortgezet. Waarschyniyk heeft zij op deze manier 400 a 500 kub. M. gas ge stolen. Zij is aangehouden en opgeslo ten MINISTER LAMBOOY. Minister Lambooy zal Donderdag 28 dezer een verloftyd in het buitenland gaan doorbrengen. EEN BRANDKAST MEEGENOMEN. MET EEN AUTO VERVOERD. In den nacht van Donderdag op Vrijdag is ingebroken in het kantoor van de Automaat te Zwolle. Toen het personeel Vrydag morgen op het kan toor kwam. trof het door een groote wanorde. De brandkast van ongeveer 500 K.G. was verdwenen. Eerst heeft men getracht haar te openen; op den vloer lagen turfmolm en een stuk yzer, waarop dezelfde verf zat als op de brandkast. De kast is vermocdeiyk door dc opengebroken buitendeur over een zes meter broeden oprit gedragen naar den straatweg Zwolle—Mcppc!. waar aan het kantoor is gelegen. ZO is ver moedelijk met een auto vervoerd Dc in houd bestond uit f 250 aan geld. gelds waardige papieren en de rentekaarten van het personeel. Een schrijfbureau is eveneens open gebroken. Het kleine geld hebben de in brekers laten liggen. De voordeur was gesloten met een Lipssiot. Door een dommekracht onder de handle te zet ten heeft men de deur geopend waar- by een groote splinter uit het kozyn is gebroken. Voor het kantoor was ook geen spoor van vervoer achtergelaten. Dc waarnemende commissaris van po litie, de heer Lettink. was dadelük na de ontdekking van de inbraak aanwezig en liet talryke vingerafdrukken nemen Om half tien verscheen het parket. Vermoedeiyk hebben dezelfde perso nen dien nacht ook gepoogd in te bre ken by notaris van Andel te Staphorst. PIJNLIJK EN KWELLEND VERVOER VAN DIEREN. De heer J. F. van Karrcs. be stuurslid van „Dierenvrienden", schryft ons: Hoewel pijnlijk en kwellend vervoer van dieren strafbaar is gesteld by art 455 Wetboek van Strafrecht, komt het toch herhaaldelijk voor. Hiervoor behoeft men slechts de rap porten te lezen van die enkele geval len, waarin de onbezoldigde Inspecteurs van dierenbescherming handelend kun nen optreden met gewaardeerde mede werking van de politie. Er zOn echter gevallen, waaraan blijkbaar niets kan worden gedaan en waarin toch naar myn meening niet alleen van kwellend vervoer sprake is, maar waarin onmen- schelijk wordt opgetreden tegenover zieke dieren Dezer dagen moest een ziek paard, dat op de steenen in een stal lag. ver voerd worden om afgemaakt te wor den op het abattoir. Nu zou leder wel denkend mensch zeggen, als het dier zoover is, dat het moet worden afge maakt. laat dit dan ter plaatse doen. vooral in die gevallen, dat van loopen of staan geen sprake meer is. Neen. In het onderhavige geval werd het zieke dier gesleept op een burry en op den rug liggend, met de pooten omhoog gereden in een kar. die het dier moest vervoeren naar de slachtplaats. Op den lagen weg van de Haarlemmerstraat naar het abattoir moest dit zieke dier in deze houding biyven liggen, alléén omdat dc verzekeringsmaatschappU in de polls een clausule heeft opgenomen dat het dier levend de slachtplaats moet bereiken. Is er tegen dergelijke dra conische bepalingen niets te doen? Deze toch zyn m.i. in strUd met leder begrip van humaniteit. Hier moet wor den ingegrepen door de overheid, die beschermende bepalingen voor het ver voer van dieren maakte. In ieder geval zal er een voertuig aanwezig moeten zyn in Amterdam, dat een dergelijk kwellend vervoer overbo dig maakt. Voor de verschillende ver eenigingen op het gebied van dieren bescherming hier ter stede Is het taak. daarvoor te zorgen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN n 60 Cent* per regel. VROUWEN IN VERWACHTING EN JONGE MOEDERS, bczccgt het natuurlijke, .Franr»Josef"-bitterwater ecu geregelde maag- en darmwerking. De hoofdfiguren op het gelded der moderne geneeswijze van vrouwenziekten heb ben het „Franx-Jo*©f"-w*ter in een zeer groot aantal gevallen zonder uitzonde* ring snel. betrouwbaar en pijnloos wer kend bevende». Overal verkrijgbaar. ARBEID VOOR BLINDEN HET MAATSCHAPPELIJK BRUIKBAAR MAKEN VAN BLINDEN. „Arbeldsmogelykheden voor blinden" is de titel van een zeer 1 menswaardig artikel van G. A. Alders te Zeist, in het Tydschrif: voor Armwezen. Maatschap- peiykc Kuip en Kinderbescherming. In deze beschouwing, oorspronkeiyk als le zing gehouden voor den Amsterdamschen Chr. Blindenbond. vertelt dc schr. van zijn langjarige en veelzijdige ervaringen t.a van het maatschappelijk bruikbaar maken van blinden en zg half-blinden. Hy beschrijft de moeiiUkheden. welke zich voordoen, zoodrn hetgeen de blin de op de school en de ambachtsschool geleerd heeft, moet worden omgezet in een bestaan. Schr. is na Jarenlange studie tot de conclusie gekomen, dat de steeds verder doorgevoerd wordende specialisecring in de moderne industrie, den blinden een kans geeft, althans behoort te geven. Op deze wUze is er li. een mogeiykheid. dat men op den duur geen gezonden Jon gen kerel meer met het bedelbordje op straat zal zien staan. Spr. vertelt dan verschillende geval len: lioe sommige werkgevers een proef niet aandurfden, doch hoe bU andere bedrijven deze zeer bevredigend ge slaagd is. Ten slotte vat schr. zyn gedachten tn de volgende conclusies samen: Het is voor henzelf en de maatschap pij gcwenscht gebrekklgcn zoo lang mo gelijk in de vrUe samenleving te laten. Met waardeering moet worden ge oordeeld over de pogingen, die particu lier en gemeentelijk worden gedaan om in werkinrichtingen den blinden arbeid te verschaffen Er zal steeds behoefte blijven bestaan aan dezen vorm van bllndenarbeid. al ?.al er in de organisa tie wel eenige verandering moeten wor den gebracht. Toch is het voor de meest ontwikkelde en handigste blinden zeer teleurstellend, dat ze als overigens normale menschen door het gebrek aan licht, niet meer dan een deel van hun onderhoud kun nen verdienen en een grooter deel door de overheid of de particulieren moet worden bijgepast. De moderne industrie met zijn groote arbeidsverdeling biedt tegenwoordig plaatsen, die ook door 'n blinde kunnen worden vervuld, doordat ze van den werkman slechts enkele handgrepen vragen. In Amerika en Duitschland wer den proeven tn deze richting genomen, waarvan de resultaten gunstig waren. Deze kunnen alleen slagen, als er vol ledige medewerking is van de grootin dustrie en van de blinden zelf. Het zou de blindenkwestie zeker na der tot haar oplossing brengen, als ook in ons land konden komen tot een dergelijken tak van arbeid. TF. DELFT NOG GEEN GEMEENTE LIJKE IIUUR VERORDENING. In afwachting van de beslissing door de Kroon, betreffende de gemeentelijke huurverordening. hebben B. cn W. van Delft de overweging omtrent het al of niet noodzakelijke van een gemeen telijke huurverordening voorloopig op geschort. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Onder my'n kennissen en vrienden is er maar een die de familie-correspon dentie voert. Al de anderen laten dat aan hun vrouw over. Als ik my niet ver gis bestaan daarvoor twee goede rede nen: de een is dat vrouwen de kunst van briefschrijven (genoeglyk babbelen over kleine gebeurtenissen, omdat er maar zelden iets belangryks in de fa milie voorvalt) veel beter verstaan, dan mannen en de andere reden is, dat aangezien de brieven die je krUgt, dus door vrouwen geschreven worden, uit den aard van de zaak de antwoorden ook aan de vrouwen worden toever trouwd. Myn vrouw beweert, dat een man van natuur lui en gemakzuchtig is, voomamelyk in huis, maar dat geef ik niet toe. Nooit. In geen honderd jaar. Hoe ben ik er dan toe gekomen om my aan 't schryven van brieven te zet ten? Dat kwam zoo. Myn vrouw had gedroomd, dat onze neef Sebastiaan kwam aanrijden in een taxi en op vast beraden toon zei: „hier ben ik en ga met jullie op reis Pakt gauw de koffers, we gaan voor zes weken uit. Ik wil naar Italië. Gauw wat, asjeblief, de trein gaat over twee uur." „Maar Sebastiaan", zei mUn vrouw, „dat gaat maar niet zoo een. twee, drie. En mag ik vragen: wie betaalt de reis?" „Gekke vraag", zei Sebastiaan. „Jullie betaalt natuurlijk. En nu geen praatjes meer. Hurry up!" Daarop had hy haar aangespoord en gehaast, tot dat ze bijna in tranen was uitgebarsten en ik myn vuisten ballende, uitriep: „jammer, dat ik er niet by was. ik zou hem...." „Je was er by", zei myn vrouw met zacht verwyt, „je stond er zelfs om te grinniken". „Onmogelijk", zei ik „Ik grinnik niet als die aap van een Sebastiaan jou he*, leven moeilijk maakt. Maar hoe liep die droom af?" Want ik herinnerde mij nog juist bytyds, dat het allemaal maar een droom was geweest en dus niet wer kelijk gebeurd. „Ik had vier groote koffers gepakt" zei mijn vrouw „cn ik zat boven op de laatste, doodmoe. Sebastiaan schreeuw de al maar. „haast je dan toch, we ko men te laat, we komen te laat, en hy vloekte er bij. Ja, Sebastiaan vloekte. Toen werd er gebeld. De taxi-chauffeur. Die nam al de vier koffers op zijn nek en we stapten in. „Ik heb de hoofd kraan nog niet dicht gedaan", riep ik en wou er weer uit. Sebastiaan vloekte weer, hy vloekte schandalig. Toen op eens werd ik wakker, 'k Had wel een half uur noodig om weer tot mijzelf te komen. En jy snurkte al maar door!" „Hoor eens hier", zei ik. „ik snurk nooit. Anders zou ik het zelf wel weten. Bovendien: in den droom kan ik je niet Verdedigen. Je weet, als ik wakker ben, vecht ik voor je als een leeuw, maar hoe kan ik weten, dat jy in je droom hulp en bystand noodig hebt? Laten we dus eens vooral opmerken: als je ooit weer in den droom myn krachtigen arm noodig hebt, maak me dan gerust wakker en ik treed op tegen wie je het moeilyk maken, al waren het ook een dozijn, neen dat is wat veel laat ons zeggen een half dozijn Sebastia- nen". Kan een man ter wereld meer zeggen? Toch was myn vrouw nog niet tevreden en bleef ernstig kyken. ,,'t Is maar". zei ze. „dat ik zoo'n droom als een voorteeken beschouw. Let op. vandaag of morgen krijgen we een brief waarby Sebastiaan zichzelf uitnoodig voor een zomerreisje met ons.Je weet, dat is a! meer gebeurd.We gaan al op reis met de krans en als we nu ook nog met hem uit moeten wordt het jou te duur en my te vermoeiend." Om kort te zeggen: ze wou dat ik Se bastiaan schryven zou. Maar wat? Je kunt iemand toch moeilyk iets wei geren, dat hy nog niet eens gevraagd heeft. „Schrijf hem, of hij dezen keer ons niet eens zou inviteeren", zei mijn vrouw. „Dat doet hy nooit en hy - kan het ook niet betalen!" zei ik. „Goed", zei' ze, ik wil het ook heelemaal niet. Maar dan durft hy ons hetzelfde niet vragen". „Ik vind het ook zoo on- heusch". zei ik. Maar dat vond ze geen argument. „Je schryft dus", zei ze „en zoo gauw mo- gelyk. Niet dat uitstellen van lastige dingen, dat jullie mannen altyd doet. Ik ga nu een paar boodschappen doen. Over een uurtje ben ik thuis. Dan^kan de brief klaar zyn." En weg was ze* my achterlatende met mUn lot. Achtereenvolgens ontstonden er drie ontwerpen: Dc ecr.e was te zoet, dc tweede te. onvriendeiyk. de derde wa; heelemaal niets, ze werden alle drie ver scheurd. Ten slotte viel mtia keus op bet volgende epistel: „Waarde Neef, Mijn vrouw draagt mij op je te groeten ZU vertrouwt, dat het je wel gaat en zoo is het ook by ons. In een van onze laatste gesprekken (je weet, hoe leer zaam en geestig haar conversatie kan zijn) kwam het denkbeeld by haar op. dat je misschien aanleiding zou vinden, ons ditmaal eens tot een zomerreisje uit te noodigen. Wanneer dat het geval mocht zijn. zullen wij dat gaarne tijdig vernemen, om daarmee rekening te hou den bü het bepalen van onze verdere zomerplannen. Inmiddels teekent groetend )e neef Fidelio". Het is bijna niet te begrijpen, maar niettemin is het waar, dat mUn vrouw dit meesterstuk van correspondentie niet waardeerde, ,,'t Is te kortaf." zei ze „net een nuchtere zakenbrief en bovendien vind ik het lafhartig, mij de schuld te geven". „Je bent er toch mee aangekomen?" vroeg ik. „Dat weet ik wel", zei ze. „maar een flinke man r.eemt het altijd vcor zijn vrouw op. Zei je straks niet: als een leeuw?" „Dat heb ik gezeid en ik blijf er bU". „Ja. een droomleeuw zeker. Ik zeg Je: die heele brief deugt niet". „SchrUf jy hem dan", zei ik hoopvol. Maar dat verkoos ze niet te doen en daar ik. na al die moeiten volstrekt geen lust had om nog meer kladjes te maken, ging de brief weg zooals ik hem geschreven had en wachtten wij het antwoord af. Het is met schrijven precies als met ar.rierc dingen waar je tegen opziet: zoodra je maar eenmaal begonnen bent gaat het gemakkelijk, ja wordt het zelfs een plezierige bezigheid- Daardm besloot ik ook een brief te schryven aan den hoofdinspecteur van de Volksgezondheid waarover ik a! l3ng gedacht had. maar waar ik tot nu toe nog nooit aan toe gekomen was. HoogEdelgestrenge Heer. Hoewel ik mfl tot dusver nog niet op het terrein van de Volksgezondheid heb bewogen, daarvan ook niet de minste studie gemaakt hebt. Is een denkbeeld by my opgekomen, waarover ik gaarne uw oordeel eens zou vernemen. Het moet uwe aandacht hebben ge trokken. dat de dieren die ons het le ven moeilyk of althans minder aange naam maken, allen oneetbaar zyn. Rat ten, muizen, vliegen, muggen, vlooien (met permissie) zijn eer. öageiyksche kwelling in ons bestaan en hoe wy er ook jacht op maken, hun aantal schijnt niet te verminderen. Toen eenige jaren geleden een ware campagne tegen vlie gen en muggen op touw gezet werd. na men hunne legioenen niet van beteeke- nis af. integendeel, juist dat eerste jaar leek het my toe, alsof hun aanvallen menigvuldiger en heftiger waren, dan ooit. Wisten ze, dat wy hen stelselmatig gingen achtervolgen en hadden zij ons om zoo te zeggen den oorlog verklaard? Ik weet het niet en doe gaarne een beroep op een grootere kennis. Dit is wel zeker, dat wy moeten erkennen: de campagne is mislukt Him aantal is niet zichtbaar verminderd en wanneer zij ens op dit oogenblik al geen overlast aandoen, zoodra de zomer eindelyk aan breekt kuiyien wij er zeker van zijn. dat zij met hunne legioenen opnieuw op ons aanvallen. He: staat dus vast. dat de verdelgings- middelen die wy tot nu toe op her. toe gepast hebben, geer. afdoend succes heb- 'oer gehad. Wy hebben dus de ware be strijding neg niet gevonden en de'reden daarvan is. dat we ons daarop niet met de borst hebben toegelegd. Er moet an ders gewerkt worden, yveriger. meer af doend en het middel daartoe wensch ik aan uw deskundig oordeel te onderwer pen. Waarom «ten wy onze belagers niet cp? Is het inderdaad onmogeiyk. een sma kelijke vliegenpastei te bereiden, gelar deerd met muggen? Of wat mU betreft andersom, daar ik geen voorkeur heb? Zouden gebraden, gekookte of gestoofde muizen niet een byzonderc delicatesse kunnen worden? Als ik die kleine, witte beestjes bekyk met hun roze snuitjes, stel Ik mij voor. dat ze een füne spys zouden opleveren. En de rat ten dan' Misschien z.yn ze wat minder fijn van smaak, zcolets als van ossc- vieesch tegenover kalfsvlecsch, maar ik vermoed, dat ook zij op de ware manier bereid, met passende saus. een smakelijk voedsel opleveren zouden. Wanneer U deze zaak in studie wilde nemen, zoo noodig bUgestaan door een aantal directrices van kookscholen ln ons land. stel ik my voor. dat schoone resultaten kunnen worden bbretkt. Alle directies van fabrieken van voedings middelen zullen, zoodra door Uwe goede zorg practische recepten zUn samenge steld. hunne jagers uitzenden, zoodat vliegen, muggen, muizen, ratten, vlooien en wat niet meer. by duizenden en tien duizenden verdelgd worden. Misschien zult U zeggen. Hoogedelgestrenge Heer. dat de menschen deze artikelen niet zullen willen eten. maar dat hangt een voudig van de manier van voorstellen af. Een mooi etiket, een keurige ver pakking doen wonderen. Maar daarbU behoeft het niet te blij ven. Is eenmaal de eerste stap op dit pad gezet, dan kunnen wy verder gaan. Hebben wy niet vernomen, dat leder jaar in Engelsch-Indië duizende men schen door leeuwen, tygers en slangen verslonden worden? Waarom geen leeu wenpastei in blik? Waarom geen soep van slangen? Waarom geen tUgercar- bonade? Een oogenblik heb lk gedacht aan honden en hanen, die voor de teerste Nederlanders zulk een kwelling zUn. lk bedoel natuuriyk de Hagenaars. Inder daad zUn hanen de eenige dieren, die ons iik bedoel de Hagenaars) uit hun lichten slaap houden en al lang ons al ler tafel versierd hebben. En honden zullen door de commissie die U wel zult willen instellen, zeker tot smakelijke spUs worden bereid. Geldt een honden boutje bij Japanners en Chlneczen niet als een delicatesse? Myn bedoeling zal U duidelUk zUn. Wy zullen van de dieren, die ons kwel len niet bevrUd raken, vóórdat wij de belangen van onze maag ln dienst van de Vervolging stellen. In afwachting van Uwe aangename berichten teeken ik. mUnheer de hoofd inspecteur. hoogachtend Uw dw. dn. Fidelio. Toen ook deze brief geschreven en verzonden was. had lk een gevoel van voldoening, als iemand, die een zware taak achter den rug had Er was nu niets meer te doen. dan op antwoord te wathten. Na twee dagen kwam er een brief van neef Sebastiaan. Ik had hem uit de bus gehaald en bood hem. daar hU aan ens beiden geadresseerd was, met gepaste hoffelijkheid aan mUn vrouw aan; bij het enttreken van een zilveren btod moes*, ik my wel met een bronzen aschbakjc tevreden stellen. „Maak hem zelf maar open," zei myn vrouw kortaf. ..Maar hU ls ln de eerste plaats aan Jou geadresseerd." zei lk. „Maak geen gekheid," zei ze. met de kortheid, die haar soms zoo goed af gaat. Hier bleef geen keus Ik voldeed aan dc opdrncht. met een eigenaardig gevoel van beklemming. Toen ik hem gelezen had. was ik sprakeloos. „Wat staat cr ln?" vroeg myn vrouw. „Lees zelf." „Is het zoo erg?" „Lees zelf." zei ik weer. En toen ein delyk begon ze De brief was niet heel lang, ofschoon hU. daar Sebastiaans pen om zoo te zeggen met zevcnmyislaarzcn over het papier gaat. vier zUden in be slag nam. Toen ze hem uit had. was zU even sprakeloos als ik. En in dien toe stand keken wy elkaar aan. Na een paar benauwende minuten van tilzwygen zei zc: ..Maar dat kan niet!" ..Neen. dat mag niet." Want er stond ln den brief, dat Se bastiaan inderdaad begrepen had, dat hU nu elndeiyk in ruil voor onze zoo vaak bewezen gastvryheid. ook zUner- zyds eens als gastheer moest optreden en dat hy ons dus ultnoodlgde voor een reisje van twee weken in een streek, die wy moesten aanwyzen cn op een tyd. dien wy mochten kiezen. „Maar de Jongen kan het niet beta len." zuchtte mUn vrouw, terwyi de brief uit haar krachteloozc vingers viel. „HU zal zich voor ons ruineeren." steunde lk. „Dat komt al van Jou mallen brief," zei ze klagend. „JU bent er het eerst over begonnen," zei lk ferm. Toen zwegen we. begrUpend dat kib belen hier niet baatte. En sedert dat oogenblik peinzen wy op een redelijke manier om uit de moeilykheld te ra ken en kunnen die niet vinden. Den volgenden dag kwam het ant woord van den hoofdinspecteur van de volksgezondheid. Missive No 77222 be vatte de tyding, dat dc hoofdinspecteur met vacantle was en dat het schryven ter zijner tyd zou worden beantwoord. Handteckening onleesbaar. Na deze resultaten heb lk besloten, voorloopig geen brieven meer te schrij ven. Meer dan ooit blijft die taak aan myn vrouw overgelaten. FlDbL-lO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9