EEN VLUCHT NAAR SPROOKJESLAND. Kleine Ella was eerfS aan het wande len in het bosch en het was al een heel eind in den Herfst. zy was geheel al leen en voelde zich wel een beetje een- saam. „Hè, als ik nu maar eens een echte elf zag!" zelde Ella tot zichzelf. „Nu, dan ben je net op tyd!" zelde een lief stemmetje, dat van een tak, boven haar hoofd scheen te komen. Ella keek op en zag een erg lief da metje zitten. Op hetzelfde oogenblik kwamen er van alle kanten nog veel meer aanvliegen. „wy zyn de laatste elfen die terug vliegen naar Sprookjesland", zeide het kleine dametje. „Zie je. wy zyn achter gebleven om de laatste afgevallen bla deren te verzamelen, vóór de vorst komt om het kaal geworden land met zyn witten mantel te bedekken." Ella vroeg, of zy ook niet eens een kykje in Sprookjesland zou mogen ne men. „Nu, heel even dan," zei de elf en Ella sprong op een groote bromby, net als de andere elfen decen en daar ging zij hoog de lucht In. Nu begryp Je wel, dat Ella's moeder haar kuste, toen Ella haar vertelde, dat zy in Sprookjesland geweest was en zy zeide, dat het heel mooi was, om je dergeiyke dingen te kunnen verbeelden. Maar nu moeten jullie eens zien, of je het gezicht van den vorst in het plaatje ziet. Hy is al ergens verscholen om zoo spoedig mogelyk zyn witten mantel over het land te kunnen leggen! DE OUDSTE (5) ,,'t Is vier uur. 'k Moet naar huis," „Dan loop ik zoo ver met je mee. Ik zal Marietje op een trammetje tractee- ren," zei Til. Maar, waar waren de kinderen? We keken naar links en rechts, maar we za gen ze niet. „Polly, Polleke" riep ik in de vaste meening. dat ze zich achter een boom verstopt had en wel spoedig „piep!" zou terugroepen. Toen we geen antwoord kregen, be gon Til te roepen. Nu werd ik angstig. Verbeeld je, dat een leeiyke man de kinderen had meegetroond. Of, dat se verdwaald waren? We keken achter lederen boom, we riepen, maar alles te vergeefs. „Wat moeten we beginnen?" vroeg Til zenuwachtig. „Ik kan toch niet naar huis zonder het kind?" „Ik net zoo min. Maar laten we aan dien agent vragen of hy twee kleine meisjes heeft gezien," zei ik. Regelrecht liep ik naar een agent, die aan 't eind van een laantje met een fletsryder stond te praten. Toen ik hem heel beleefd mijn vraag gedaan had. snauwde hy me toe: „Kon je dan niet beter op dat kind passen?" Ik moest heusch myn best doen om opkomende tranen binnen te houden. De agent raadde ons aan ieder een rich ting uit te gaan. Hy zelf liep al met grnjote stappen voorwaarts. Til ging links, ik rechts. Myn angst werd steeds grooter. Telkens keek lk om, of re an deren al iets ontdekt hadden. ,,'k Zal maar even naar 't bureau tele- foneeren," zei de agent. ..Wat moeten wy toch doen?" riep Til. Nu ik groote tranen over haar wan gen zag biggelen, kon ik de myne ook niet langer binnenhouden. „Als ik zoo lang weg biyf, zal moeder zoo ongerust worden", barstte ik uit. „Ik moest ook om 5 uur thuis zyn," zei Til. „Maar ik durf hier niet vandaan," be gon ik weer. „Als ik hier eens bleef en jy ging t vertellen eerst by jouw thuis en dan bij my," stelde Til voor. „Ik durf niet," zei ik wanhopig. „Wil ik gaan?" vroeg Til. „Moes- zou doodelyk ongerust zyn," vervolgde ik. „Maar zoo houd ik het niet uit," riep Til. „Goed. Biyf jij hier. Dan zal ik eerst naar myn huis gaan. Je oom kan ik wel opbellen. Onze buren hebben een telefoon." „Maar kom alsjeblieft gauw terug of laat er iemand komen, want ik besterf het van angst," zei Til. Hoe de menschen er achter waren ge komen. was me een raadsel, maar een heel troepje stond al om ons heen. Die had een kind met een pop gezien en die had er twee gezien. En die gaf ons een preek, omdat we niet op de klein tjes gelet hadden, 't Was misschien ge meen van me, maar 'k was biy, dat ik er tusschen uit kop trekken. Til moest maar weten, wat ze deed. Eerst vloog ik over den weg. Maar hoe dichter ik het huis naderde, hoe lang zamer ik liep. Daar ging de deur open en Mies keek me met groote vragende oogen aan. „Waar is Pol?" „Zal 'k dadelijk wel vertellen," zei ik kort. „Hè, biyft ze by oma eten?" In de gang stond vader met de jon gens. „Laat je moeder nu voor de heele boel zitten?" beet vader my toe. Nu was de maat vol. Ik liet me op een stoel neervallen en snikte: „Polly is weg!" Ik wou me verder overgeven aan mijn verdriet, maar vader pakte my ruw 1-y den arm en zei ongewoon hard: „Neen, niet gaan zitten huilen. Vertel, wat er gebeu.d is!" Onder snikken door vertelde ik alles met horten en stooten. Alles huilde mee de jongens en Miep vooral niet te ver geten. Rie zag zoo akelig bleek, dat ik verder niet naar haar durfde te kijken. Moes was de dapperste. „Terwyi vader erop uit gaat, zal ik even by de buren telefoneeren aan de ouders van die Marietje," zei Moeder. „We gaan met vader mee," zeiden de jongens. „Best. Maar Suus moet ook mee. Zij moet aanwyzingen geven." Zwijgend gehoorzaamde ik. Hoe veel liever was ik by moeder gebleven en had myn tranen den vrijen loop gelaten. ,,'k Zou ook graag mee willen, maar er moet hier toch iemand thuis zyn, 't kind mocht eens gebracht worden," zei ver standige Rie. „Zeker, kind. En Miesje blyft ook hier. Onderweg moest ik ten tweeden male aan 't vertellen. „Huil zoo niet, de menschen kyken je aan," riep één der jongens. Nu waren we de Houtbrug genaderd. Opeens riep vader: „Daar komt ze aan!" „Waar?" vroegen we alle drie. Maar vader antwoordde niet. Met groote stappen liep hij tusschen de men- schenmenigte door regelrecht cp een agent af. Nu zagen we haar ook. Ze gaf den agent een handje en babbeide hon derd uit. „O, pappa!" jubelde ze. Vader nam haar in zyn armen en kuste haar, kuste haar telkens weer. „En waar vond ik haar nu?" vroeg de agent. (.Wordt vervolgd.) KLAAS DE CLOWN. KLAAS D ECLOWN EN ZIJN TOOVERMACHT „Ja," zei Klaas, „dit is de tooverkist. Probeert U het maar eens door cr ccn zak met goud in te leggen; misschien worden het dan wel twee zakken of iets anders." „Juist," zei Klaas tot den Koning, die niet zag, dat Fido met den zak weg* liep. „Sluit nu de kist goed af; ik zal zoolang op het deksel gaan zitten om iedere ontgoocheling te voorkomen. Tjonge, wat was dc Koning kwaad, toen hij zag, dat de zak met goud ver» dwenen was. Maar toen riep Klaas Fido. „Prachtig!" riep hij uit. „De kwade tooverheks was zeker met het goud gaan loopen, maar Fido heeft haar ge» dwongen het terug te gcvenl" DE NIEUWSGIERIGE KABOUTER. De Nieuwsgierige Kabouter woonde in een klein houten huisje, zyn oogen waren zoo scherp als mogelijk was en hy kon vliegen, neen maar! En hy zou nog zoo'n kwaad kereltje niet geweest zyn, als hij maar niet die slechte ge woonte had gehad om zich steeds met andermans zaken te bemoeien. Op zekeren dag, toen de Nieuwsgie rige Kabouter aan het rondvliegen was, zag hy, dat er een groote paarde bloem voor de deur van de Paarde bloem-Elf stond; je weet wel zoo'n dik ke witte bol met al jdie kleine pluisjes, die je weg kunt blazen; je vindt er hoopen van in de wei, 's zomers. Nu had de Paardebloem-Elf een heelen boel paardebloemen in haar tuin staan, doch dit was de eerste keer, dat er een bij haar deur stond. „Wel, wel", zei de Nieuwgierige Ka bouter, „ik moet eens even stilhouden en eens kyken wat dat voor 'n paar debloem is". Toen hy naderby gekomen was, zag hy, dat er maar één witte bol aan de plant zat en tegen den muur was een briefje gespykerd. waarop geschreven stond: „Blaas deze bloem alsjeblieft niet uit." Waarom zou dat daar staan? dacht de Nieuwsgierige Kabouter. Want, al is die bloem nou wel erg groot hy ziet er overigens precies hetzelfde uit als een andere paardebloem. En toen begon hy erover te denken, wat er zou gebeurc-n, als er eens iemand zou ko men, die de bloem toch uitblies. En toen dacht hy, dat het ei£ leuk zou zyn om er eens even tegen te blazen. En dus boog hy zich voorover en blies zyn wangen op en hy was van plan om slechts heel zachtjes te bla zen; doch helaas! hy blies hard „fffff" en de paardebloem werd uiteen geblazen en de kleine pluisjes vlogen weg hierheen en daarheen. Alle pluisjes, behalve twee, die op de muts van den Nieuwsgierigen Kabou ter gingen zitten. Een oogenblik was de Nieuwsgierige Kabouter bang, maar toen keek hy eens rond en er scheen niets bijzonders ge beurd te zyn. „Nou!" zeide hy, „het was een heel gewone paardebloem!" En hy vloog verder Hy was nog niet ver gekomen, toen hy de Paardebloem-Elf tegenkwam, die zong: „Ik moet naar huis toe, Want ik moet de paardebloem plukken Om er een hoedje en een mof van te maken. Het zal een mooi sieraad zijn voor de Paardebloem Koningin." „Lieve deugd!" dacht de Nieuwsgieri ge Kabouter. „Daarom wilde zy die paardebloem natuurlyk bewaren." En in een vreeselijken angst vloog hij ver der. Maar hy was er zeker van. dat de Paardebloem-Elf er nooit achter zou komen, dat hy het geweest was, die de paardebloem uitgeblazen had; en al spoedig voelde hy zich weer even vroolyk en brutaal als voorheen. Nu, toen hij bij den vlierboom geko men was aan den rand van het bosch, merkte hij op, dat iemand daar een grooten gelen ballon aan vastgebonden had. Het was verreweg de grootste bal lon, die de Nieuwsgierige Kabouter ooit gezien had. En de ballon zweefde heen en weer en er was geen levende ziel in de buurt. „Ik vraag me af, hoe die daar komt," zeide de Nieuwsgierige Kabouter tot zichzelf. En hy vloog naar den ballon toe en keek er naar en onderzocht hem aan alle kanten. „Nu, ze zullen er langen tyd voor noodig gehad hebben om dien zoo groot op te blazen", dacht de Nieuwsgie rige Kabouter en hy overpeinsde wat er zou gebeuren als hy de kleine speld eens nam, die hy in zyn buis had en er een prik mede gaf in den ballon; want het scheen, alsof, zulk een groote ballon weinig van een speldeprik zou lherken. „Ik weet het haast zeker, dat 't zoo is," zei de Nieuwsgierige Kabouter. Toen kroop hy dichter en dichter by; en ten laatste trok hy de speld uit zyn buis en prikte ermee in den ballon. Groote goedheid! Nauwelijks had hy dat gedaan, of de ballon sprong met een klap als een donderslag uit elkaar en verdween en van den schrik viel de Nieuwsgierige Kabouter op den grond. Nu toen de eerste schrik zoo'n beetje over was en hy weer was opgestaan, bemerkte hy, dat hy er„ toch niet erg veel van geleden had; maar zyn ge zicht en zijn handen, ja zyn heele ïyf waren bedekt met een geelachtig poe der. Daar werd hy weer bang van en hy vloog zoo snel hy kon weg naar huis terug. Juist had hy zyn deurtje gesloten, toen er iemand kwam aankloppen en de Nieuwsgierige Kabouter moest zich goed houden en riep hard: „Wie ben je en wat wil je?" En terstond antwoordde de stem van de Paardebloem-Elf: „O, ik ben de Paardebloem-Elf; kun je my ook ver tellen, wie myn paardebloem uitgebla zen heeft?" En de Nieuwsgierige Kabouter ant woordde met een heel klein stemmetje: „Ik weet er niets van". Toen riep de Paardebloem-Elf: „En weet je dan misschien ook wie in den gelen ballon geprikt heeft, die aan den Gelen Reus toebehoort? Je kunt hem kennen aan het gele poeder, dat hij overal moet hebben. De Gele Reus zoekt overal naar hem om hem in een kik- vorsch te veranderen; en op den drem pel van de deur, mijn waarde, ligt een beetje geel poeder." Toen de Nieuwsgierige Kabouter dit ■vreeselyke verhaald hoorde, trilden zyn knreën en zijn trane.n stroomden en op berouwvollen toon riep hij uit: „O, lieve Paardebloem-Elf. zou je het poe der niet van mijn drempel willen wis- schen? En als je ermede klaar bent zal ik je alles vertellen alles!" En toen veegde de Paardebloem-Elf het poeder weg en ging toen naar bin nen en de Nieuwsgierige Kabouter ver telde haar, dat hy in den gelen ballon geprikt had met een speld; maar over het uitblazen van de paardebloem zeide hy niets. De Paardebloem-Elf luisterde en zelde: „Het is een treurige geschiedenis, buurman. Het is maar het beste, dat je je in je huisje verborgen houdt; en als Je iets-noodig hebt, zal ik de boodschap pen wel voor Je doen. Na eenigen tijd zal het gele poeder van je gezicht val len, maar je moet het niet weg was- schen, anders worden het blaren." Toen ging de Paardebloem-Elf heen en de Nieuwsgierige Kabouter was zoo bang als een wezel; en toen hy merkte, dat hij geen thee meer in het busje had, deed hij het maar zonder, want hij durf de niet uit te gaan; en hy bleef maar voortdurend in zyn spiegeltje kijken om te zien, of het poeder nog niet van zyn gezicht af was. Den volgenden dag kwam de Paarde bloem-Elf kijken of hy iets noodig had. En zy haalde thee voor hem en melk en meel van den Meelman. Maar hij zeide niets. En den volgenden dag kwam zij weder en haalde hout voor hem en water en een brood. En den daarop volgenden dag haalde zy drie eieren voor hem en wat fruit. En den dag daarop schaamde de Nieuwsgierige Kabouter zich en riep uit: „Buurvrouw, ik was het die de paardebloem uitblies!" En de Paardebloem-Elf zeide: „De pluisjes op je muts hadden het my al verraden. Maar wat den gelen ballon betreft, mannetje, die werd door den wind afgerukt van een stang vol, die door een ballonnenman gedragen werd en bleef toevallig in den boom hangen. Dus wasch nu je gezicht maar en wees vroolijk, want de Gele Reus zoekt niet naar je. Het gele poeder is slechts een beetje geel stof." En met deze woorden vloog de Paar debloem-Elf heen. Maar de Nieuwsgierige Kabouter bleef zitten en dacht en dnrht en dacht DE HAAS EN DE SCHILDPAD. Hebben jullie wel eens meer een Haas gezien, die zyn land omploegt en als paard een schildpad gebruikt? Neen? Nu, om jullie de waarheid te zeggen, ik ook niet. Maar dit schijnt gebeurd te zyn in den tyd, dat dieren nog spre ken konden en ik moet zeggen, dat die Haas wel een dommer dier had kun nen uitzoeken om te ploegen, want een schildpad kan, zooals je weet stokoud worden, dus hoefde die haas niet bang te zyn, dat zijn trekdier spoedig zou sterven en hij in de omstandigheden zou verkeeren om weder een nieuw beestje te koopen of te zoeken. Nu het is nu eenmaal zoo: de schildpad speelt hier voor paard by meneer de Haas. Nu moeten jullie dit plaatje eens keurig netjes kleuren. Ja, dat valt wel niet mee, maar het is een leuke bezigheid en als het den heelen zomer zoo'n weer biyft als het den laat steen tyd is, dan kunnen jullie nog dik- wyls genoeg in de vacantie binnen zitten. Probeert maar eens, wat je ervan te recht kunt brengen en houdt by derge- ïyke werkjes steeds voor oogen: netjes werken is de hoofdzaak! Tusschen twee haakjes hebben jul lie misschien ook ergens de vrouw van den Haas gezien? Zij moet er ook by zyn. maar ik heb haar niet kunnen Yinden! Zien Jullie haar misschien? EEN LEUK SPELLETJE MET PAPIER EN POTLOOD. Leg een stuk papier op tafel vóór je neer en neem een potlood in iedere hand. Nu moet je eens probeeien om met de eene hand een cirkel en met de andere hand een vierkant te teekenen. Natuurlyk moeten cirkel en vierkant tegelijkertyd geteekend worden. Als je erin geslaagd bent dat te doen, licht dan de potlooden op, zoodat je ze boven je hoofd houdt; laat ze dan weder dalen en neerkomen op de beide punten, welke in dc teekening met een kruisje gemerkt zyn. Dan moet je snel de rechte lijnen trekken, welke in de figuren met een stippeliyn staan aangeduid. De toeschouwers zullen wel lachen als zy je pogingen zien, maar daarna moe ten zij het zelf maar eens probeeren, dan kunnen jullie lachen! NIEUWE RAADSELS. OPLOSSINGEN No. 1. Amsterdam - Bagdad - Boedapest - Bender Abbas - Belawan - Batavia - Calcutta - Constantinopel - Karachi. Alle steden zijn bekend uit den vlieg tocht van de K.L.M. van Amsterdam naar Batavia. No. 2. Dat doe je als volgt: 987654321 45 123456789= 45 864197532 45 Postzegelrubriek FRANKRIJK. (Vervolg). SC rte /ac /ÏC A0L jac Jac J0C. 4ac aac 4Sc aac sac sac. 'QX'-W Sac Sjc Sac 7" sac <SSc 'A W-r/~ JjftaS /j/it In 1918 werd wederom een roode- kruis zegel uitgegeven in groot formaat. In 't midden bovenaan staat in een cir kel een rood kruis. De zegel, die door een pilaar in tweeën is verdeeld, geeft twee voorstellingen; links een hospitaal schip en rechts een verpleegster by een roodekruis auto. Het is 15 c 5 c (zwart en rood). Grootte van 't vakje 2,8 bij 4,2 c.M. In 1919 werd de 1 centime (grys, zie fig. 7) overdrukt r .et 1/2 centime. De serie van 't zaaierstype is de laatste jaren strek uitgebreid door de farnc en daardoor ontstane wijziging van de briefport. Gedurende 1921—27 krijgen we in dit type (met en zonder zon) 5 centimes (oranje), 71/2 centi mes (violet), 10 centimes (groen), 15 centimes (violel-bruin20 centimes (rood lila), 30 centimes (rood), 30 cen times kersrood), 30 centimes (blauw), 40 centimes (olijfbruin), 40 centimes (vermiljoen), 45 centimes (violet), 50 centimes (blauw), 50 centimes (olijf groen). 50 centimes (rood), 60 centimes (violet), 65 centimes (rose), 65 centi mes (rose, 65 centimes (olyfgroen), 75 centimes (lila), 80 centimes (rood), 85 centimes (rood), 1 franc (blauw), 1 franc 05 (rood) en 1 fr. 10 (kersrood). Grootte van de vakjes 2,8 bij 2,3 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsjë. Twee deelnemers van de hoofdgroep hebben een boekje, geschikt voor dia groep, ingezonden. Wenschen de ande-« ren in die groep te blyven ingedeeld, dan behooren ze geschikt materiaal in te zenden. Sommige kinderen schyneri te vergeten, dat deze rubriek een ruil- rubriek is. Bloemhofstraat 29rd. S. RAADSELS (Deze raadsels s zyn alle ingezonden door jongens en meisjes die „Voor onze Jeugd" lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers drie boeken in prachtband De raadselpryzen voor de maand Juli zijn by loting ten deel gevallen aan: RaadselprijzenMiep, Grace en Gouds-i bloempje, die de pry zen op Woensdag 24 Augustus bij mij in de vander Vinne- straat mogen komen halen. 1. (Ingez.: door Leeuwtje). Ik ben een spreekwoord van 35 let ters. 11 12 13 14 is een metaal. 4 5 7 zit in de kleeren. 25 15 is koud. 17 16 3 is geen twee. 18 19 20 is een boom. 30 31 32 33 is niet koud. 27 28 29 is een lidwoord. 21 is de 20ste letters van het alfabet. 8 9 10 is een lidwoord. 22 26 is een lengtemaat. In een 1 2 22 23 is water. 16 34 35 is niet raak., 6 7 9 20 moeten wy allen. 21 27 28 31 is een drank. 24 25 18 is niet nauw. 2. (Ingez. door Leeuwerik). Ik ben een plaats in N. Holland van 5 letters. Verander mijn 3de letter en ik word een plaats in Overijsel. 3. (Ingez. door Wildebras.) Neem uit deze namen telkens één let ter en wel zoo dat de verkregen letters met èlkaar den naam van een Rubrle- - kertje vormen. Esther, Leo, Frida, Eduard. Nanda, Karei, Olga, Engelina, Irma, Alfons, Hillegonda, Ida, Annie. 4. (Ingez. door Condor.) Zet achter een voorzetsel een rivier ea ge krijgt een N v. erlandsche pro vincie. 5. (Ingez. door Bruinvelletje) Neem 1 maal de 20ste letter van het alfabet. Neem 1 maal de 18de letter van het alfabet. Neem 4 maal de 5de letter van het alfabet. Neem 1 maal de 9de letter van het alfabet. Neem 2 maal de 19de letter van het alfabet. Neem 1 maal de 8ste letter van het alfabet. Neem 1 maal de 22ste letter van het alfabet. Deze letters vormen samen een huis- houdeiyk artikel, dat moeder dagehjks gebruikt. 6. (Ingez. door Rozemarijntje.) Wie kan dit potjeslatyn lezen? St il lewa tersh Ebb end I ep Egro Nnd en. Deg el Eg En hei dma Ak td En di Ef. ti Ebe te Rwe Ini gd Anni ets. De raadseloplossingen der vorige week zyn: 1. Alpenfee. 2. Wie zichzelf verhoogt, zal verne derd worden. 3. Oorlog. 4. Vrachtryder. 5. Gouda. 6. a. Omdat ze zoovec-l slapelooze nachten doorbrengt, b. Tamboer, c. 999 999d. eksteroogen. Raadseloplossingen Goede raadseloplossingen ontvangen van: Amlco 6, Grace 2, Wilgenroosje 6, Klageiyntje 6. Duivenvriend 6. Anpel- steeltje 2, Hoogspringer 4. Goudsbloem pje 4, Boerinnetje 6, Wildebras 4, Goud haantje 5, Ventje Piggelmee 5. Astra 4, Verkeersagent ie 6, Miep 6. Miep 6 Verkeersagentjc 6 Krullemie 4 Boerinnet je 5 J. S. o De kleine Violist 6 De kleine Vogelvriend 6 Amico 6

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 14