KINDERTUINTJE5
In den bloementuin is het nu één bloe
menweelde. Jammer dat de vele regen
en de wind veel afbreuk aan al t mooie
doen. Toch heb je nu ruimschoots gele
genheid een aardigen ruiker samen te
stellen. Dit is echter niet zoo gemakke
lijk als je wel denkt. Een eerste ver-
eischte is, dat de bloemen zooveel moge
lijk vrij staan. Een ruiker van een op
eengepakte massa bloemen is heel leelijk.
Is je vaas groot, snijdt dan de stengels
zoo lang mogelijk: een paar knopjes er
bij hindert niet. Dit geeft nog wat af
wisseling en een knop kan ook sierlijk
zUn. Bij ervaring weet ik, dat vele kin
deren 't zonde vinden de knoppen mee
te snijden, doch ze krijgen dan veel te
korte stengels en kunnen dan onmoge
lijk een aardige bouquet samenstellen.
In de tweede plaats moet op de kleur
gelet worden. Niet alle kleuren passen
bij elkaar. Een leiddraad is hiervoor niet
te geven. Je eigen smaak moet Je hier
bij helpen. Laat niet te veel bladeren
aan de stengels zitten, daar anders de
bloemen gauw slap zijn.
Een aardige ruiker is een zoogenaamd
veldbouquet. We stellen dit samen van
korenbloemen, slaapmutsjes, klaprozen,
margrieten en siergrassen. Eenige hal
men van haver, tarwe of gerst voldoen
ook uitstekend.
Over SiergTassen wil ik jullie nog 't
een efF ander vertellen. De gewone gras
soorten, welke in 't wild voorkomen, zijn
eigenlijk ook reeds siergrassen, daar de
meeste sierlijk gevormd en voor een
heusch veldbouquet, dus een ruiker van
echte veldbloemen, onmisbaar zijn. Het
aantal grassoorten, dat in ons land in 't
wild voorkomt is zeer groot.
Het kweeken van siergrassen, die tot
de fraaiste sierplanten van den tuin
behooren, verdient groote aanbeveling.
Over 't algemeen wordt aan 't kweeken
van deze gewassen weinig aandacht be
steed. Ze kunnen voor verschillende
doeleinden gekweekt worden. In de eer
ste plaats ter versiering van den tuin.
Meestentijds geschiedt dit met hooge
soorten, die als enkele plant of als groep
dienen voor afwisseling van gazon in
een grooten tuin.
De meeste echter worden niet gebruikt
om den tuin op te sieren, doch om van
de aren. in vereeniging met de reeds
eerder genoemde bloemen een „veldbou
quet" te vormen. Ook zijn ze uitste
kend materiaal voor winterbouquetten
(hierover een volgenden keer) samen
met de kleurige stroobloemen. Wie voor
dit laatste doel siergrassen kweekt, moet
de halmen dicht aan den grond afsnij
den vóór ze rijp zijn en ze dan op een
donkere plaats te drogen hangen. Ge
makkelijk te kweeken soorten voor ge
droogde bouquetten zijn: Avena (haver)
Briza (groot en klein trilgras), Agrostis
(struisgras), Laqurus (een sierplant uit
Zuid-Oostenrijk), Bromus (dravik), Era-
grostis (sierplant uit Z.Europa)Hordeum
(gerst), Phalaris canadensis (kanarie-
raad). Deze soorten moeten alle in den
tuin worden uitgezaaid. Bromus tegen
of in April en de overige in April—Mei.
Briza en vooral Bromus briziformis (tril-
grasdravlk) worden by voorkeur in Sep
tember gezaaid.
Aardig om te kweeken zijn ook ver
schillende mais soorten, die ook tot de
uitgebreide familie der grassen behoo
ren. Volgend voorjaar moeten jullie dit
eens probeeren,. Binnenshuis in potjes
gezaaid en in Mei in den vollen grond
gezet, krijgen we nog wel bloeiende plan
ten. Tot vruchtvorming komt 't alleen
als we een warmen zomer hebben. Goede
soorten zijn: Zea Caraque (reuzen
mals), Zea gracillima variegata (Dwerg
mais met lange, smalle, bonte bladeren),
Zea Japonica folio variegatis (Japansche
mals met zilverwitte gestreepte blade
ren). Zea japonica gigantea quadricolor
perfecta (mais met geel, rose en donker
rood genuanceerde bladeren; een zeer
mooi gewas).
TUINIER.
DE LEEUW.
Dit is een echte mooie leeuw, waar
jullie veel pleizier van kunnen hebben.
Hij is gemaakt van een sigarenkistje
en geverfd met lakverf. Je moet den om
trek van het lichaam overteckencn <y>
het deksel van een sigarenkistje en dan
met een figuurzaag uitzagen. Alle ruwe
kanten slijp je met schuurpapier net»
jes glad. Als je dat gedaun hebt, tee»
ken je de golvende lijn, die de manen
van het lichaam scheidt, op het plankje
over, en schildert kop en manen met
gele lakverf aan beide kanten van het
plankje en ook op dc randen. Aan de
andere zijde van dc lijn schilder je het
lichaam aan beide zijden bruin. Daarna
tceken je de beide voorpootcn, gemerkt
A. op een plankje over, zaag die uit cn
schuur dc ruwe hoeken glad. Hetzelfde
doe je met de beide achtcrpootcn, ge>
merkt B., cn met den «taart C. Deze
schilder je alle bruin, overeenkomstig
het liohaam. Als de verf droog is, leg
je het voorbeeld ernaast en schildert
er alle lijnen op. die voor schaduwing
en uitdrukking noodig zijn. Deze lijnen
schilder je met zwarte olieverf, waar»
voor je een fijn penseeltje gebruiken
moet. Je brengt deze lijnen natuurlijk
ook op beide zijden van het lichaam
aan. Waar zulks aangegeven is door dc
zwarte punten, boor je kleine gaatjes
in lichaam, pooten en staart. Dan
plaats je de voorpooten waar ze staan
moeten aan lederen kaïït van het li»
chanm. Breng de staart op zijn plaats
boven het gaatje in den rug, cn leg
daarop één achterpoot. Den anderen
poot plaats je aan de andere zijde van
het lichaam. Door dc gaatjes steek je
dan ccn paar koperen pennetjes, waar»
van je de punten kunt ombuigen, je
weet wel, van dat soort, waarmede wel
eens van dlc groote gele enveloppen ge»
sloten worden. En dan is je leeuw klaar.
.Tc moet eens zien welk 'n aardig effect
Je ermede bereikt
DE OUDSTE
door
W. B.—Z.
(8)
Ilse had al gauw gemerkt, dat ik op
huishoudelijk gebied een stumperd was.
Alles, wat ik deed. noemde ze gek. Wat
haal je gek je bed af!? Wat bak Jc gek
een spiegelei!? Wat stop Je gek Je kou
sen!
Eens op een keer werd ik zoo woe
dend op haar omdat gek-gezeg. dat ik
haar toebeet: „JU bent gek!" Toen had
Je de poppen aan 't dansen. Ze koeterde
Hollandsch en Duitsch door elkaar en
maakte zooveel kabaal, dat mevrouw er
bU te pas kwam,
„Was 1st das?" vroeg ze aan Ilse.
Geen antwoord.
„Wat is er gebeurd. Suze?"
Half lachend vertelde ik nu, wat ik
Ilse had toegevoegd. De bom sprong ver
keerd. Ik was een onhebbelijk vervelend
kind. dat nog heel wat van Ilse had te
leeren. De booze woorden van mevrouw
deden Use's boosheid geheel opklaren.
Maar van dien tUd af haatte ik dat
schepsel en ik nam me zelf plechtig voor
dat ik net zou doen, of ze cr niet was.
De apotheek en dc kinderen, dat wa
ren do beide lichtpuntjes. Waren dlc er
niet geweest, ik zou het er nooit zoo
lang hebben uitgehouden.
In deze heelc donkere November-
maand, donker in alle opzichten, leer
de ik pas de kinderen kennen. Dat kwam
zoo: Bram en Emmy hadden maanden
lang kinkhoest gehad. De dokter had
verandering van lucht voorgeschreven.
Daarom werd besloten, dat zo bU do
grootouders, dio In Ems woonden, zou
den komen logeeren. Mevrouw had ze
gebracht en was zonder de kinderen te
ruggekeerd. De laatste week van No
vember reisden de grootouders met de
kinderen naar Amsterdam. Wat een
schttjes waren Bram en Em! Bram was
5 Jaar en Emmeke 3. Hij deed me da-
delUk aan het plaatje van Den kleinen
Lord denken. Hij had een blonden kroes
kop en prachtige diepblauwe oogen. Hij
leek in zijn zwart fluweelen pakje net
een kleine Duitsche prins, of een jon
getje van een reclameplaat, 't Was een
kern-gezonde Jongen met roode appel
wangetjes en mollige knuistjes. Toen die
twee daar voor me stonden trof me hun
groote verschil. Emmy was net een pop,
een fUne. mooie pop. waar je elgenlUk
alleen op Zon- en feestdagen mee spe
len mag. Ze was ook blond, haast bU
wit af. Ze had lange, ztjde-achtige pUpe-
krullen en lichte blauwe oogen. Alles
was even fijn aan haar. 't Kleine ronde
mondje, 't spitse kinnetje, de rose oor
tjes, 't leek alles wel van een pop te zijn.
't, Heele kindje leek meer op een sprook-
jesfec dan op een echt levend kindje.
„Is dat nu Suze?" vroeg Bram. terwUl
hU me van 't hoofd tot de voeten op
nam.
„Misschien moet Je wel Juffrouw Suze
zeggen", zei zUn vader.
„Neen hoor zeg JU maar Suus", riep
ik en ik kon niet nalaten hem eventjes
te knuffelen.
„Tk ook bi! Suze". riep een Lm stem
metje. Emmy's kleine hianc' \s pro
beerden Bram van me weg te trekken.
„Ja, kom JU ook maar bU me", zei
ik. En ik nam het kleine Wonde feeën
kind op mtln schoot. Ze sloeg de armp
jes om me heen en kuste me. Ik voelde
me dol, dol gelukkig. Ik zou er de
heele omgeving door vergeten hebben,
als mevrouw Verbrug me niet verzocht
had aan Ilse te vragen de badkamer
voor de kinderen ln orde te willen bren
gen. Verbeeldde ik het me, was haar
toon vriendelijker dan anders. De groot
ouders vond Ik allerliefste menschen.
't Was, of de kinderen en de belde
oudjes opeens zonnescIUJn en vrooiyk-
held in huls hadden gebracht.
Nu verlangde ik niet naar de apotheek
Aan tafel mocht ik tusschen de kin
deren zitten en 1 was, of we elkaar
al heel lang gekend hadden.
*t Was natuurlijk heel kinderachtig
van me, maar ik vond het fUn dat
ze veel meer om my gaven dan om
Ilse. Toen Ilse hen na 't middagmaal
naar bed wou brengén, protesteerde
Bram en zei: „Nee, Suze moet my naar
bed brengen".
„Suze is Je kinderjuffrouw niet", zei
meneer.
„Ik doe 't dolgraag", zei ik op vrooiy-
iken toon. U
Ilse keek vragend naar mevrouw,
maar mevrouw hakte den knoop door
met te zeggen: „Use brengt Emimy naar
bed en Suze Bram". Slaperige Emmy
had geen fut meer om er iets tegen
in te brengen. Zoo trokken wU belden
met een kind naar boven. Gelukkig
sliepen de kinderen ieder op een kamer
tje. In Ilse's gezelschap zou ik zeker
niet zco onbevangen kunnen zUn. On
der 't uitkleeden vertelde ik Bram het
sprookje van De wolf met dc zeven
geitjes. Ik was nog lang niet klaar met
mijn verhaal toen Ilse om den hoek
kwam vragen: of Braim er nu nog niet
in lag? Emmy sliep al. En zoo'n groote
jongen moest voortaan alleen naar bed
gaan, enz. enz.
Eerst antwoordde Bram niet. Hij
scheen te zeer begaan te zUn met het
lot van de arme gedtjes. Maar toen
Ilse bleef zaniken en ten slotte vroeg,
'of hU in Dultschland nog niet geleerd
had zichzelf uit- en aan te kleeden,
werd hU boos. Er kwamen rimpels in
zijn voorhoofd. Alles w.os nu zoo ge
zellig en leuk, wat had die meid nu
ook binnen te komen. Toen barstte bij
los: „Ga weg, Suze vertelt zoo mooi".
Plagend bleef Use staan. En toen kwam.
het onverwachte. „Jo bent gek!", riep
Bram tartend.
Als een furie wenddo Ilse zioh nu
tot mU-
Wordt vervolgd.
EEN HANDIG
INSTRUMENTJE.
Hier hebben Jullie een handig klein
instrumentje, dat onze meisjes-lezeres
sen nu wel eens kunnen maken.
Voor het voetstuk heb Je noodig een
mooi vierkant blokje hout. Als je wat
lakverf kunt krijgen, kun Je dat voet
stukje netjes schilderen.
Nu neem je een flinke groote stevige
speld-met-glazen-knop cn drUft die ste
vig in het hout. Dan zet Je cr een garen
klosje op,doch niet voordat Je om do
speld eerst nog een glazen kraal gescho
ven hebt, dio dus tot op het houtblokje
valt.
Dan is Je instrument klaar.
Het klosje kan heerlijk vrU draaien,
het raakt niet weg, het valt niet van do
tafel, het loopt niet af en Je vinger
hoed kun jc netjes boven op den spel
denknop zetten dan weet Je ook al-
tUd waar Je dien vinden kunt.
Is dit geen nuttig dingetje?
DE POLITIE-AGENT EN DE KEUKENMEID.
Plak de heele teekening op een stuk
niet te zwaar karton en maak gaatjes
1n AA, BB, CO en DD; dan kleur je
alles netjes met waterverf of krUtjes en
als dat gedaan is, knip Je de verschil
lende stukken keurig uit.
Nu maak je het hoofd van den inspec
teur en den arm van den agent aan het
smalle strookje vast door papierklem
metjes te steken door de gaatjes BB
en CC. Plaats deze stukken nu achter de
teekening en maak ze eraan vast door
middel van papierklemmetjes door de
gaatjes AA en DD. Zorg ervoor, dat alle
deelen om de draaipunten gemakkelijk
kunnen bewegen. Nu is je zaakje klaar
en al je het uiteinde van het strookje
van het hoofd des Inspecteurs heen en
weer beweegt, zal de politieagent zUn
hand uitsteken naar de boterhammen,
die de keukenmeid hem geven wil en ze
dan weer vlug terugtrekken, als de in
specteur om den hoek van de schutting
komt kUken.
KLAAS DE CLOWN.
KLAAS DE CLOWN EN IIET KONIJN
„Ha, hal" lachte Klaas. „De bakker
van het kasteel wil den koning verras
sen met een brood, gebakken in den
vorm van een konUn! Wacht maar tot
ik klaar ben, bakkertje!"
„Ik denk, dat de koning een aarcligo
verrassing zal krUgen, als ik het binnen
ste zachte gedeelte van hot brood eruit
haal en er mUn konUn voor in de plaats
En toen liet konijn-brood plotseling
van de tafel afsprong, verrastte dit niet
alleen den koning, doch den bakker ook!
„Lieve help! Wat is dat?" schreeuwde
hU.
Dat Klaas lachte, kun Jo begrUpen.
ARBEID IS GEEN
SCHANDE.
Voor vele jaren toen de dwergen en
kaboutertjes nog aan de menschen
verschenen, leefde er een jonge man,
die door zUn lichtzinnigheid en zijn
overdadige levenswijze het geheele ver
mogen, dat hem door zUn ouders nage
laten was, verloren had. Wat moest hfj
nu doen? Geleerd had hy niets en waar
mee moest hy nu aan den kost komen?
Onder schimpscheuten van de buren
verliet hy zyn vaderstad en ging heen.
EigenlUk wist hy niet, waarheen hy
gaan zou. HU dacht, dat het voorloo-
plg het voornaamste was, dat hy uit
zUn vroegere omgeving wegkwam.
Zoo dwaalde liU van dorp tot dorp en
van stad tot stad en trachtte door de
giften van liefdadige menschen in het
leven te biyven.
Toen kwam hU op zekeren dag eens
in een groot woud. Toen de avond begon
te vallen, legde hy zich, vermoeid van
de wandeling onder een dicht boschje
om te slapen. HU was echter nog niet
ingeslapen, toen hy in de verte fUne
stemmetjes en getrippel van voetjes
hoorde. HU bleef rustig liggen en
waagde het niet de oogen te openen.
Daar kwam het gerulsch nader en hy
dacht: „Ik zal toch eens even kyiftn!"
HU opende zUn oogen een heel klein
kiertje en zag.... een groote menigte ka
boutertjes voorby komen. ZU gingen
vlak langs hem heen, terwyi zU vrooiyk
met elkander babbelden, doch bemerk
ten hem niet. Toen zU voorby waren
wilde hy opstaan en hen nasluipen om
te zien waar zU heengingen en wat zy
zouden doen. Toen kwam cr achter den
boom nog een kabouter aan. Die was
een beetje achter gebleven en wilde nu
de anderen gauw inhalen. HU had den
slaper ook niet bemerkt en struikelde
over diens voeten. Snelbesloten sprong
hy op en kon het kleine kereltje nog
Juist by zUn muts grUpen. Verschrok
ken door deze handelwyze, schreeuwde
de kleine kabouter luid en wilde zich
losrukken. Maar onze vriend hield hem
goed vast en zeide tot hem:
„Ik zal jc heusch geen kwaad doen,
maar zeg mU, hoe kan ik weder een
net en geacht mensch worden? Als Je
me helpt om dat te worden, dan zal ik
Jo altyd dankbaar biyven!"
Het kleine mannetje zag hem van
boven tot onder aan en antwoorddo
tenslotte: „GU hebt my zeer doen
schrikken. Ik heb nog nooit een le-
vendenn mensch gezien en als ge mU
loslaat, zal ik u helpen."
„Maar Jo moet niet wegloopen!" zei
onze vriend.
„Neen, dat zal ik niet, maar laat me
los."
De jonge man deed het en de kabou
ter zette zich met hem onder den dikken
boom en zeide:
„WU kabouters, leven hier in dit woud
en iederen avond gaan wy aan ons
werk dat is te zeggen, de helft der
onzen; de anderen moeten voor de
huishouding zorgen. Zoo wisselen wy el
kander iederen dag af. Vanavond ga
ik nu weer met de anderen aan den
arbeid."
„Wat doet gU dan ln het woud?" vroeg
de jonge man.
„WU gaan, niet ver hier vandaan,
naar beneden in de aarde en zoeken
daar naar edelsteenen, die in de aarde
verborgen zitten."
„Kunt gU my die plaats niet laten
zien?"
„Tot nog toe heeft geen mensch deze
plaats kunnen vinden en ik weet niet of
het wel veroorloofd is. Maar ik zal het
aan mUn makkers vragen en als zy het
goed vinden, dan kunt gy meegaan en
ook v/erken."
Terstond gingen zy nu op weg en on
ze vriend had moeite den kleinen man
te volgen, die zich behendig tusschen
alle mogeiyke struiken door wist te
werken. Spoedig hadden zU den ingang
van het gat, dat onder dik kreupelhout
verborgen was, bereikt en de kabouter
ging naar binnen en riep een onver
staanbaar woord. Oogcnblikkeiyk kwa
men de anderen weder terug en vroegen
wat er gebeurd was. De kleine man
vertelde nu wat hem overkomen was en
de anderen zagen verwonderd naar den
grooten mensch op, die daar stond en
hun besluit afwachtte.
Na kort beraad deelde de eerste ka
bouter hem mede, dat hU hem moest
volgen en gebukt betrad hij den ingang
van het hol. De anderen gingen weder
naar binnen, begonnen weder aan hun
werk en bekommerden zich schyn-
baar niet om den vreemdeling. Deze
volgde zUn leider door alle mogeiyke
gangen en eindeiyk kwamen zij op een
plaats, die door vele kleine lantaamtjes
verlicht werd. Aan dc muren glinsterde
en flonkerde 't van alle mogeiyke edel
steenen in de bontste kleuren.
„Zoo," zeide de kabouter, „hier hebt
ge hamer en beitel; nu kunt ge hier
aan het werk gaan en trachten lederen
edelsteen afzondcrlUk onbeschadigd uit
het gesteente los te maken. Doch ik
raad u aan geen enkelen edelsteen te
behouden, doch ze alle in den hier han
genden lederen buidel te doen. Intus-
schen ga ik naar mUn kameraden, daar
ik ginds moet zUn om te werken. Als
onze arbeid gedaan is. kom ik hier weer
terug om u te halen."
De Jonge man dankte den kabouter
en ging aan het werk. Maar dat werk
was niet zoo gemakkeiyk als het er op
het eerste gezicht uitzag. Voorzichtig
zette hU den beitel aan, maar dc stee-
nen van den wand waren geweldig hard
en toen elndeiyk de kabouter na ver
scheidene uren terug kwam,, liad onze
vriend gelukkig één enkelen edelsteen
een smaragd, uitgebeiteld. Lachend be
keek dc dwerg den steen en zeide:
„GU had u het werk zeker lichter
voorgesteld. Zie alles moet geleerd
worden, ook de 6chUnbaar gemakkelijk
ste arbeid. Tot nu toe wist gU niet wat
werken betcckcnt. Ik raad u aan een
tijdje bU ons te blUven en viytig te ar
beiden. Keer dan weder tot uwe mede-
mensohen terug en toont daar, dat gU
hebt leeren werken. Dan zal iedereen u
achten en gU zult een hooggeschat man
worden."
En zoo bleef de Jonge man nog een
geruimen tUd by hen en werkte ln de
edclstecnengrot. Langzamerhand ging
het losmaken van edelsteenen gemakke-
lUker en het werk verheugde hem zeer.
Toen kwam op zekeren dag de Over
ste der kabouters bU hem cn zeide:
„Beste vriend, gil hebt nu gezien dat
werken de waro bevrediging geeft, dat
men slechts door redelijken arbeid iets
"bereiken kan. In het begin ging het
langzaam, maar gil hebt u meer en
meer ingewerkt, zoodat, wat u vroeger
moeilijkheden schenen, tlmns geen
moelUJkluxlen meer voor u zijn. GU weet
wat werk voor de menschhcld betcekent
Ga dus thans weder onder de men
schen en bret«g daar hetgeen ge hier
hebt geleerd, ln prakt.yk. Hier, neem
deze buldeldaarin zUn do odelstee-
nen welke gU in den eersben tijd met
zooveel moclto uitgebeiteld hebt. Begin
met het geld, dat ge daarvoor zult krU
gen een zaak en arbeid1, voort, dan zult
ge u zeiven en uwe medemenschen van
groot nut zijn!"
Met oprechte dankbaarheid verliet
hy de kabouters, deed hetgeen de oudste
hem aangeraden had en werd een wel
gesteld en geacht man, die ook de ar
men niet vergat.
Postzegelrubriek
FRANKRIJK.
(Slot.)
/TC.
Oc
JFe-
J-0C
S~Oc
roe
roe
Joc
/re.
fêrc
ooe.
Zs
/Ata
In 1924 verscheen og de herdenkings
zegel van 75 c. ter herinnering aan den
400sten geboortedag van Pierre de
Ronsard, Fransch dichter geboren in
Vendóme 11 Sept. 1524, overleden ln
Tours 27 Dec. 1585. Ronsard was één
der voormannen in de Plejaden, een
vereeniging van Fransche dichters om
streeks 1550, die den antiekenu geest en
vorm aan de gedichten wilde geven,
ZUn naam en beeltenis zUn op de zegel
weergegeven. We krygen dus 75 cen
times (blauw op lichtblauw).
Grootte van het vakje 2,8 bU 2,3 c.M.
In 1925 werd te Parijs een internatio
nale tentoonstelling gehouden van mo
derne decoratieve kunst. Ter herinne
ring hieraan werden gedurende 1924
1925 de volgende zegels uitgegeven, alle
in verschillende teekening: 10 centimes
(grijsgroen en geel), 15 centimes (blauw
groen en groen), 25 centimes (violet en
steenrood), 25 centimes (grysblauw en
violet), 75 centimes (blauwgrys en ultra
marijn) en 75 centimes (donkerblauw
en blauw). Grootte van de vakjes 2.7 bij
4.2 c.M., alleen de 15 c is rechtopstaand
dus 4,2 bU 2.7 c.M.
BU gelegenheid van een j>ostzegelten
toonstelling te ParUs in 1925 werd een
zegel uitgegeven in het type 1876—1877
(zie fig. 4) nl. 5 francs (karmUn).
Grootte van liet vakje 2.8 by 2.3 o.M.
Tot slot krygen we gedurende 1926—
1927 nog een serie opdrukken, nl.: 25 o,
op 30 c. (blauw-zaaier)25 c. op 35 o.
(violet-zaaier), 50 c. op 75 c. (blauw-
Pasteur), 50 c. op 1 fr. 25 (blauw-Pas-
tcur), 50 c. op 88 c. (rood-zaaier met
teur) 60 c. op 80 c. (rood-zaaier met
zon), 90 e. op 1 fr. 05. rood-zaaier) en
1 fr. 10 op 1 fr 40 (kersrood-zaaier).
Grootte van de vakjes 2,8 by 2.3 c.M.
Zie voor de indeeling het schetsje.
Tot nog toe zUn nog weinig inzendin
gen voor de hoofdgroep binnengekomen.
Naar het ontvangen materiaal zijn nog
slechts de nrs. 15107 en 124 bU de
hoofdgroep ingedeeld.
Gaarne had ik schrift 1, dat Jac. Ver
steeg in gebruik heeft, zoo spoedig mo-
geiyk terug, daar er weer nieuwe lief
hebbers op wachten.
S.
Bloemhofstraat 29 rood.