KINDERTUINTJE5 In den bloementuin is het nu één bloe menweelde. Jammer dat de vele regen en de wind veel afbreuk aan al t mooie doen. Toch heb je nu ruimschoots gele genheid een aardigen ruiker samen te stellen. Dit is echter niet zoo gemakke lijk als je wel denkt. Een eerste ver- eischte is, dat de bloemen zooveel moge lijk vrij staan. Een ruiker van een op eengepakte massa bloemen is heel leelijk. Is je vaas groot, snijdt dan de stengels zoo lang mogelijk: een paar knopjes er bij hindert niet. Dit geeft nog wat af wisseling en een knop kan ook sierlijk zUn. Bij ervaring weet ik, dat vele kin deren 't zonde vinden de knoppen mee te snijden, doch ze krijgen dan veel te korte stengels en kunnen dan onmoge lijk een aardige bouquet samenstellen. In de tweede plaats moet op de kleur gelet worden. Niet alle kleuren passen bij elkaar. Een leiddraad is hiervoor niet te geven. Je eigen smaak moet Je hier bij helpen. Laat niet te veel bladeren aan de stengels zitten, daar anders de bloemen gauw slap zijn. Een aardige ruiker is een zoogenaamd veldbouquet. We stellen dit samen van korenbloemen, slaapmutsjes, klaprozen, margrieten en siergrassen. Eenige hal men van haver, tarwe of gerst voldoen ook uitstekend. Over SiergTassen wil ik jullie nog 't een efF ander vertellen. De gewone gras soorten, welke in 't wild voorkomen, zijn eigenlijk ook reeds siergrassen, daar de meeste sierlijk gevormd en voor een heusch veldbouquet, dus een ruiker van echte veldbloemen, onmisbaar zijn. Het aantal grassoorten, dat in ons land in 't wild voorkomt is zeer groot. Het kweeken van siergrassen, die tot de fraaiste sierplanten van den tuin behooren, verdient groote aanbeveling. Over 't algemeen wordt aan 't kweeken van deze gewassen weinig aandacht be steed. Ze kunnen voor verschillende doeleinden gekweekt worden. In de eer ste plaats ter versiering van den tuin. Meestentijds geschiedt dit met hooge soorten, die als enkele plant of als groep dienen voor afwisseling van gazon in een grooten tuin. De meeste echter worden niet gebruikt om den tuin op te sieren, doch om van de aren. in vereeniging met de reeds eerder genoemde bloemen een „veldbou quet" te vormen. Ook zijn ze uitste kend materiaal voor winterbouquetten (hierover een volgenden keer) samen met de kleurige stroobloemen. Wie voor dit laatste doel siergrassen kweekt, moet de halmen dicht aan den grond afsnij den vóór ze rijp zijn en ze dan op een donkere plaats te drogen hangen. Ge makkelijk te kweeken soorten voor ge droogde bouquetten zijn: Avena (haver) Briza (groot en klein trilgras), Agrostis (struisgras), Laqurus (een sierplant uit Zuid-Oostenrijk), Bromus (dravik), Era- grostis (sierplant uit Z.Europa)Hordeum (gerst), Phalaris canadensis (kanarie- raad). Deze soorten moeten alle in den tuin worden uitgezaaid. Bromus tegen of in April en de overige in April—Mei. Briza en vooral Bromus briziformis (tril- grasdravlk) worden by voorkeur in Sep tember gezaaid. Aardig om te kweeken zijn ook ver schillende mais soorten, die ook tot de uitgebreide familie der grassen behoo ren. Volgend voorjaar moeten jullie dit eens probeeren,. Binnenshuis in potjes gezaaid en in Mei in den vollen grond gezet, krijgen we nog wel bloeiende plan ten. Tot vruchtvorming komt 't alleen als we een warmen zomer hebben. Goede soorten zijn: Zea Caraque (reuzen mals), Zea gracillima variegata (Dwerg mais met lange, smalle, bonte bladeren), Zea Japonica folio variegatis (Japansche mals met zilverwitte gestreepte blade ren). Zea japonica gigantea quadricolor perfecta (mais met geel, rose en donker rood genuanceerde bladeren; een zeer mooi gewas). TUINIER. DE LEEUW. Dit is een echte mooie leeuw, waar jullie veel pleizier van kunnen hebben. Hij is gemaakt van een sigarenkistje en geverfd met lakverf. Je moet den om trek van het lichaam overteckencn <y> het deksel van een sigarenkistje en dan met een figuurzaag uitzagen. Alle ruwe kanten slijp je met schuurpapier net» jes glad. Als je dat gedaun hebt, tee» ken je de golvende lijn, die de manen van het lichaam scheidt, op het plankje over, en schildert kop en manen met gele lakverf aan beide kanten van het plankje en ook op dc randen. Aan de andere zijde van dc lijn schilder je het lichaam aan beide zijden bruin. Daarna tceken je de beide voorpootcn, gemerkt A. op een plankje over, zaag die uit cn schuur dc ruwe hoeken glad. Hetzelfde doe je met de beide achtcrpootcn, ge> merkt B., cn met den «taart C. Deze schilder je alle bruin, overeenkomstig het liohaam. Als de verf droog is, leg je het voorbeeld ernaast en schildert er alle lijnen op. die voor schaduwing en uitdrukking noodig zijn. Deze lijnen schilder je met zwarte olieverf, waar» voor je een fijn penseeltje gebruiken moet. Je brengt deze lijnen natuurlijk ook op beide zijden van het lichaam aan. Waar zulks aangegeven is door dc zwarte punten, boor je kleine gaatjes in lichaam, pooten en staart. Dan plaats je de voorpooten waar ze staan moeten aan lederen kaïït van het li» chanm. Breng de staart op zijn plaats boven het gaatje in den rug, cn leg daarop één achterpoot. Den anderen poot plaats je aan de andere zijde van het lichaam. Door dc gaatjes steek je dan ccn paar koperen pennetjes, waar» van je de punten kunt ombuigen, je weet wel, van dat soort, waarmede wel eens van dlc groote gele enveloppen ge» sloten worden. En dan is je leeuw klaar. .Tc moet eens zien welk 'n aardig effect Je ermede bereikt DE OUDSTE door W. B.—Z. (8) Ilse had al gauw gemerkt, dat ik op huishoudelijk gebied een stumperd was. Alles, wat ik deed. noemde ze gek. Wat haal je gek je bed af!? Wat bak Jc gek een spiegelei!? Wat stop Je gek Je kou sen! Eens op een keer werd ik zoo woe dend op haar omdat gek-gezeg. dat ik haar toebeet: „JU bent gek!" Toen had Je de poppen aan 't dansen. Ze koeterde Hollandsch en Duitsch door elkaar en maakte zooveel kabaal, dat mevrouw er bU te pas kwam, „Was 1st das?" vroeg ze aan Ilse. Geen antwoord. „Wat is er gebeurd. Suze?" Half lachend vertelde ik nu, wat ik Ilse had toegevoegd. De bom sprong ver keerd. Ik was een onhebbelijk vervelend kind. dat nog heel wat van Ilse had te leeren. De booze woorden van mevrouw deden Use's boosheid geheel opklaren. Maar van dien tUd af haatte ik dat schepsel en ik nam me zelf plechtig voor dat ik net zou doen, of ze cr niet was. De apotheek en dc kinderen, dat wa ren do beide lichtpuntjes. Waren dlc er niet geweest, ik zou het er nooit zoo lang hebben uitgehouden. In deze heelc donkere November- maand, donker in alle opzichten, leer de ik pas de kinderen kennen. Dat kwam zoo: Bram en Emmy hadden maanden lang kinkhoest gehad. De dokter had verandering van lucht voorgeschreven. Daarom werd besloten, dat zo bU do grootouders, dio In Ems woonden, zou den komen logeeren. Mevrouw had ze gebracht en was zonder de kinderen te ruggekeerd. De laatste week van No vember reisden de grootouders met de kinderen naar Amsterdam. Wat een schttjes waren Bram en Em! Bram was 5 Jaar en Emmeke 3. Hij deed me da- delUk aan het plaatje van Den kleinen Lord denken. Hij had een blonden kroes kop en prachtige diepblauwe oogen. Hij leek in zijn zwart fluweelen pakje net een kleine Duitsche prins, of een jon getje van een reclameplaat, 't Was een kern-gezonde Jongen met roode appel wangetjes en mollige knuistjes. Toen die twee daar voor me stonden trof me hun groote verschil. Emmy was net een pop, een fUne. mooie pop. waar je elgenlUk alleen op Zon- en feestdagen mee spe len mag. Ze was ook blond, haast bU wit af. Ze had lange, ztjde-achtige pUpe- krullen en lichte blauwe oogen. Alles was even fijn aan haar. 't Kleine ronde mondje, 't spitse kinnetje, de rose oor tjes, 't leek alles wel van een pop te zijn. 't, Heele kindje leek meer op een sprook- jesfec dan op een echt levend kindje. „Is dat nu Suze?" vroeg Bram. terwUl hU me van 't hoofd tot de voeten op nam. „Misschien moet Je wel Juffrouw Suze zeggen", zei zUn vader. „Neen hoor zeg JU maar Suus", riep ik en ik kon niet nalaten hem eventjes te knuffelen. „Tk ook bi! Suze". riep een Lm stem metje. Emmy's kleine hianc' \s pro beerden Bram van me weg te trekken. „Ja, kom JU ook maar bU me", zei ik. En ik nam het kleine Wonde feeën kind op mtln schoot. Ze sloeg de armp jes om me heen en kuste me. Ik voelde me dol, dol gelukkig. Ik zou er de heele omgeving door vergeten hebben, als mevrouw Verbrug me niet verzocht had aan Ilse te vragen de badkamer voor de kinderen ln orde te willen bren gen. Verbeeldde ik het me, was haar toon vriendelijker dan anders. De groot ouders vond Ik allerliefste menschen. 't Was, of de kinderen en de belde oudjes opeens zonnescIUJn en vrooiyk- held in huls hadden gebracht. Nu verlangde ik niet naar de apotheek Aan tafel mocht ik tusschen de kin deren zitten en 1 was, of we elkaar al heel lang gekend hadden. *t Was natuurlijk heel kinderachtig van me, maar ik vond het fUn dat ze veel meer om my gaven dan om Ilse. Toen Ilse hen na 't middagmaal naar bed wou brengén, protesteerde Bram en zei: „Nee, Suze moet my naar bed brengen". „Suze is Je kinderjuffrouw niet", zei meneer. „Ik doe 't dolgraag", zei ik op vrooiy- iken toon. U Ilse keek vragend naar mevrouw, maar mevrouw hakte den knoop door met te zeggen: „Use brengt Emimy naar bed en Suze Bram". Slaperige Emmy had geen fut meer om er iets tegen in te brengen. Zoo trokken wU belden met een kind naar boven. Gelukkig sliepen de kinderen ieder op een kamer tje. In Ilse's gezelschap zou ik zeker niet zco onbevangen kunnen zUn. On der 't uitkleeden vertelde ik Bram het sprookje van De wolf met dc zeven geitjes. Ik was nog lang niet klaar met mijn verhaal toen Ilse om den hoek kwam vragen: of Braim er nu nog niet in lag? Emmy sliep al. En zoo'n groote jongen moest voortaan alleen naar bed gaan, enz. enz. Eerst antwoordde Bram niet. Hij scheen te zeer begaan te zUn met het lot van de arme gedtjes. Maar toen Ilse bleef zaniken en ten slotte vroeg, 'of hU in Dultschland nog niet geleerd had zichzelf uit- en aan te kleeden, werd hU boos. Er kwamen rimpels in zijn voorhoofd. Alles w.os nu zoo ge zellig en leuk, wat had die meid nu ook binnen te komen. Toen barstte bij los: „Ga weg, Suze vertelt zoo mooi". Plagend bleef Use staan. En toen kwam. het onverwachte. „Jo bent gek!", riep Bram tartend. Als een furie wenddo Ilse zioh nu tot mU- Wordt vervolgd. EEN HANDIG INSTRUMENTJE. Hier hebben Jullie een handig klein instrumentje, dat onze meisjes-lezeres sen nu wel eens kunnen maken. Voor het voetstuk heb Je noodig een mooi vierkant blokje hout. Als je wat lakverf kunt krijgen, kun Je dat voet stukje netjes schilderen. Nu neem je een flinke groote stevige speld-met-glazen-knop cn drUft die ste vig in het hout. Dan zet Je cr een garen klosje op,doch niet voordat Je om do speld eerst nog een glazen kraal gescho ven hebt, dio dus tot op het houtblokje valt. Dan is Je instrument klaar. Het klosje kan heerlijk vrU draaien, het raakt niet weg, het valt niet van do tafel, het loopt niet af en Je vinger hoed kun jc netjes boven op den spel denknop zetten dan weet Je ook al- tUd waar Je dien vinden kunt. Is dit geen nuttig dingetje? DE POLITIE-AGENT EN DE KEUKENMEID. Plak de heele teekening op een stuk niet te zwaar karton en maak gaatjes 1n AA, BB, CO en DD; dan kleur je alles netjes met waterverf of krUtjes en als dat gedaan is, knip Je de verschil lende stukken keurig uit. Nu maak je het hoofd van den inspec teur en den arm van den agent aan het smalle strookje vast door papierklem metjes te steken door de gaatjes BB en CC. Plaats deze stukken nu achter de teekening en maak ze eraan vast door middel van papierklemmetjes door de gaatjes AA en DD. Zorg ervoor, dat alle deelen om de draaipunten gemakkelijk kunnen bewegen. Nu is je zaakje klaar en al je het uiteinde van het strookje van het hoofd des Inspecteurs heen en weer beweegt, zal de politieagent zUn hand uitsteken naar de boterhammen, die de keukenmeid hem geven wil en ze dan weer vlug terugtrekken, als de in specteur om den hoek van de schutting komt kUken. KLAAS DE CLOWN. KLAAS DE CLOWN EN IIET KONIJN „Ha, hal" lachte Klaas. „De bakker van het kasteel wil den koning verras sen met een brood, gebakken in den vorm van een konUn! Wacht maar tot ik klaar ben, bakkertje!" „Ik denk, dat de koning een aarcligo verrassing zal krUgen, als ik het binnen ste zachte gedeelte van hot brood eruit haal en er mUn konUn voor in de plaats En toen liet konijn-brood plotseling van de tafel afsprong, verrastte dit niet alleen den koning, doch den bakker ook! „Lieve help! Wat is dat?" schreeuwde hU. Dat Klaas lachte, kun Jo begrUpen. ARBEID IS GEEN SCHANDE. Voor vele jaren toen de dwergen en kaboutertjes nog aan de menschen verschenen, leefde er een jonge man, die door zUn lichtzinnigheid en zijn overdadige levenswijze het geheele ver mogen, dat hem door zUn ouders nage laten was, verloren had. Wat moest hfj nu doen? Geleerd had hy niets en waar mee moest hy nu aan den kost komen? Onder schimpscheuten van de buren verliet hy zyn vaderstad en ging heen. EigenlUk wist hy niet, waarheen hy gaan zou. HU dacht, dat het voorloo- plg het voornaamste was, dat hy uit zUn vroegere omgeving wegkwam. Zoo dwaalde liU van dorp tot dorp en van stad tot stad en trachtte door de giften van liefdadige menschen in het leven te biyven. Toen kwam hU op zekeren dag eens in een groot woud. Toen de avond begon te vallen, legde hy zich, vermoeid van de wandeling onder een dicht boschje om te slapen. HU was echter nog niet ingeslapen, toen hy in de verte fUne stemmetjes en getrippel van voetjes hoorde. HU bleef rustig liggen en waagde het niet de oogen te openen. Daar kwam het gerulsch nader en hy dacht: „Ik zal toch eens even kyiftn!" HU opende zUn oogen een heel klein kiertje en zag.... een groote menigte ka boutertjes voorby komen. ZU gingen vlak langs hem heen, terwyi zU vrooiyk met elkander babbelden, doch bemerk ten hem niet. Toen zU voorby waren wilde hy opstaan en hen nasluipen om te zien waar zU heengingen en wat zy zouden doen. Toen kwam cr achter den boom nog een kabouter aan. Die was een beetje achter gebleven en wilde nu de anderen gauw inhalen. HU had den slaper ook niet bemerkt en struikelde over diens voeten. Snelbesloten sprong hy op en kon het kleine kereltje nog Juist by zUn muts grUpen. Verschrok ken door deze handelwyze, schreeuwde de kleine kabouter luid en wilde zich losrukken. Maar onze vriend hield hem goed vast en zeide tot hem: „Ik zal jc heusch geen kwaad doen, maar zeg mU, hoe kan ik weder een net en geacht mensch worden? Als Je me helpt om dat te worden, dan zal ik Jo altyd dankbaar biyven!" Het kleine mannetje zag hem van boven tot onder aan en antwoorddo tenslotte: „GU hebt my zeer doen schrikken. Ik heb nog nooit een le- vendenn mensch gezien en als ge mU loslaat, zal ik u helpen." „Maar Jo moet niet wegloopen!" zei onze vriend. „Neen, dat zal ik niet, maar laat me los." De jonge man deed het en de kabou ter zette zich met hem onder den dikken boom en zeide: „WU kabouters, leven hier in dit woud en iederen avond gaan wy aan ons werk dat is te zeggen, de helft der onzen; de anderen moeten voor de huishouding zorgen. Zoo wisselen wy el kander iederen dag af. Vanavond ga ik nu weer met de anderen aan den arbeid." „Wat doet gU dan ln het woud?" vroeg de jonge man. „WU gaan, niet ver hier vandaan, naar beneden in de aarde en zoeken daar naar edelsteenen, die in de aarde verborgen zitten." „Kunt gU my die plaats niet laten zien?" „Tot nog toe heeft geen mensch deze plaats kunnen vinden en ik weet niet of het wel veroorloofd is. Maar ik zal het aan mUn makkers vragen en als zy het goed vinden, dan kunt gy meegaan en ook v/erken." Terstond gingen zy nu op weg en on ze vriend had moeite den kleinen man te volgen, die zich behendig tusschen alle mogeiyke struiken door wist te werken. Spoedig hadden zU den ingang van het gat, dat onder dik kreupelhout verborgen was, bereikt en de kabouter ging naar binnen en riep een onver staanbaar woord. Oogcnblikkeiyk kwa men de anderen weder terug en vroegen wat er gebeurd was. De kleine man vertelde nu wat hem overkomen was en de anderen zagen verwonderd naar den grooten mensch op, die daar stond en hun besluit afwachtte. Na kort beraad deelde de eerste ka bouter hem mede, dat hU hem moest volgen en gebukt betrad hij den ingang van het hol. De anderen gingen weder naar binnen, begonnen weder aan hun werk en bekommerden zich schyn- baar niet om den vreemdeling. Deze volgde zUn leider door alle mogeiyke gangen en eindeiyk kwamen zij op een plaats, die door vele kleine lantaamtjes verlicht werd. Aan dc muren glinsterde en flonkerde 't van alle mogeiyke edel steenen in de bontste kleuren. „Zoo," zeide de kabouter, „hier hebt ge hamer en beitel; nu kunt ge hier aan het werk gaan en trachten lederen edelsteen afzondcrlUk onbeschadigd uit het gesteente los te maken. Doch ik raad u aan geen enkelen edelsteen te behouden, doch ze alle in den hier han genden lederen buidel te doen. Intus- schen ga ik naar mUn kameraden, daar ik ginds moet zUn om te werken. Als onze arbeid gedaan is. kom ik hier weer terug om u te halen." De Jonge man dankte den kabouter en ging aan het werk. Maar dat werk was niet zoo gemakkeiyk als het er op het eerste gezicht uitzag. Voorzichtig zette hU den beitel aan, maar dc stee- nen van den wand waren geweldig hard en toen elndeiyk de kabouter na ver scheidene uren terug kwam,, liad onze vriend gelukkig één enkelen edelsteen een smaragd, uitgebeiteld. Lachend be keek dc dwerg den steen en zeide: „GU had u het werk zeker lichter voorgesteld. Zie alles moet geleerd worden, ook de 6chUnbaar gemakkelijk ste arbeid. Tot nu toe wist gU niet wat werken betcckcnt. Ik raad u aan een tijdje bU ons te blUven en viytig te ar beiden. Keer dan weder tot uwe mede- mensohen terug en toont daar, dat gU hebt leeren werken. Dan zal iedereen u achten en gU zult een hooggeschat man worden." En zoo bleef de Jonge man nog een geruimen tUd by hen en werkte ln de edclstecnengrot. Langzamerhand ging het losmaken van edelsteenen gemakke- lUker en het werk verheugde hem zeer. Toen kwam op zekeren dag de Over ste der kabouters bU hem cn zeide: „Beste vriend, gil hebt nu gezien dat werken de waro bevrediging geeft, dat men slechts door redelijken arbeid iets "bereiken kan. In het begin ging het langzaam, maar gil hebt u meer en meer ingewerkt, zoodat, wat u vroeger moeilijkheden schenen, tlmns geen moelUJkluxlen meer voor u zijn. GU weet wat werk voor de menschhcld betcekent Ga dus thans weder onder de men schen en bret«g daar hetgeen ge hier hebt geleerd, ln prakt.yk. Hier, neem deze buldeldaarin zUn do odelstee- nen welke gU in den eersben tijd met zooveel moclto uitgebeiteld hebt. Begin met het geld, dat ge daarvoor zult krU gen een zaak en arbeid1, voort, dan zult ge u zeiven en uwe medemenschen van groot nut zijn!" Met oprechte dankbaarheid verliet hy de kabouters, deed hetgeen de oudste hem aangeraden had en werd een wel gesteld en geacht man, die ook de ar men niet vergat. Postzegelrubriek FRANKRIJK. (Slot.) /TC. Oc JFe- J-0C S~Oc roe roe Joc /re. fêrc ooe. Zs /Ata In 1924 verscheen og de herdenkings zegel van 75 c. ter herinnering aan den 400sten geboortedag van Pierre de Ronsard, Fransch dichter geboren in Vendóme 11 Sept. 1524, overleden ln Tours 27 Dec. 1585. Ronsard was één der voormannen in de Plejaden, een vereeniging van Fransche dichters om streeks 1550, die den antiekenu geest en vorm aan de gedichten wilde geven, ZUn naam en beeltenis zUn op de zegel weergegeven. We krygen dus 75 cen times (blauw op lichtblauw). Grootte van het vakje 2,8 bU 2,3 c.M. In 1925 werd te Parijs een internatio nale tentoonstelling gehouden van mo derne decoratieve kunst. Ter herinne ring hieraan werden gedurende 1924 1925 de volgende zegels uitgegeven, alle in verschillende teekening: 10 centimes (grijsgroen en geel), 15 centimes (blauw groen en groen), 25 centimes (violet en steenrood), 25 centimes (grysblauw en violet), 75 centimes (blauwgrys en ultra marijn) en 75 centimes (donkerblauw en blauw). Grootte van de vakjes 2.7 bij 4.2 c.M., alleen de 15 c is rechtopstaand dus 4,2 bU 2.7 c.M. BU gelegenheid van een j>ostzegelten toonstelling te ParUs in 1925 werd een zegel uitgegeven in het type 1876—1877 (zie fig. 4) nl. 5 francs (karmUn). Grootte van liet vakje 2.8 by 2.3 o.M. Tot slot krygen we gedurende 1926— 1927 nog een serie opdrukken, nl.: 25 o, op 30 c. (blauw-zaaier)25 c. op 35 o. (violet-zaaier), 50 c. op 75 c. (blauw- Pasteur), 50 c. op 1 fr. 25 (blauw-Pas- tcur), 50 c. op 88 c. (rood-zaaier met teur) 60 c. op 80 c. (rood-zaaier met zon), 90 e. op 1 fr. 05. rood-zaaier) en 1 fr. 10 op 1 fr 40 (kersrood-zaaier). Grootte van de vakjes 2,8 by 2.3 c.M. Zie voor de indeeling het schetsje. Tot nog toe zUn nog weinig inzendin gen voor de hoofdgroep binnengekomen. Naar het ontvangen materiaal zijn nog slechts de nrs. 15107 en 124 bU de hoofdgroep ingedeeld. Gaarne had ik schrift 1, dat Jac. Ver steeg in gebruik heeft, zoo spoedig mo- geiyk terug, daar er weer nieuwe lief hebbers op wachten. S. Bloemhofstraat 29 rood.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 14