MET BE REISVEREENIGING NAAR NOORWEGEN i Hoe de p°ort er uitzag.
FEUILLETON
DE GEHEIMZINNIGE ZAAK
VAN STYLES
STADSNIEUWS.
LANGS DE STRAAT
HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 26 AUG. 1927 AAN DE „NIEUWPOORT". p J JfSEN
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 983
Naar den Kjendalsgletscher. (1)
Wanneer je de taxi vroeg hebt besteld om vooral tijdig
aan het station te kunnen zijn.
De Jostedalsbrae! Als jongen
bad ik op school den naam geleerd,
maar laat ik het maar eerlijk beken
nen: ik had hem glad verget-sn. Toch,
toen ik het met zoo bijzondere zorg
opgestelde en voortreffelijk uitgevoerde
programma van onze generale vereenl-
gingsreis doorlas, herinnerde ik my hem
met vele andere namen onmiddeilyk
veer. Den grootsten der Europeesche
gletschers... ik heb in mijn schooltijd,
toen al die namen voor ons een nacht
merrie waren wel nooit vermoed, dat ik
dien eens nog zou mogen bezoeken.
De tocht naar den Kjendalsgletscher
behoort tot de belangrijkste en tevens
tot de mooiste excursies van onze Noor
sche reis.
Ons reisgezelschap was omdat de
transportmiddelen niet toereikend wa
ren allen tegelijk te vervoeren dien
dag in twee gedeelten gesplitst-Het groot
ste deel ging naar den Brlscdal het
andere waartoe ook wy behoorden
naar den Kjendalsgletscher. Beide glet
schers zijn onóerdeelen van de Jos-
tedalbrae, het grootste gletschergebied
niet alleen van Noorwegen maar zoo
als ik reeds schreef van heel Europa.
Ter vergelijking laat ik hier enkele
cijfers volgen, welke mijn lezers eenig
idee te kunnen geven van de grootte van
de Jostedals brae (brae is het Noorsche
woord voor gletscher). Het landijs van
de Jostedalsbrae dat op sommige
plaatsen een dikte van circa 500, zegge
500 Meier bereikt heeft zonder de
afdalende gletschers een oppervlakte
van 1076 K.M.2, dat is slechts 214 K.M.2
minder dan de provincie Utrecht. De
grootste gletscher in Zwitserland de
Aletschgletscher is niet meer dan 130
K.M. 2 dat is dus nog niet een acht
ste van de Jostedalsbrae de Gomer-
gletscher bij Z-ermatt is 67, de beroemde
Mer de Glacé bij Chamonix slechte 55 -
K.M.2 groot.
In het midden ligt het landijs van de
Jostedalsbrae. 2000 Meter hoog, aan den
rand 14001300 Meter. Niet minder dan
24 groote gletschers en talrijke hang-1
gletschers dalen van de ijstrap ia de
omliggende valleien naar omlaag, een
enkele zelfs tot slechts 42 Meter boven
den zeespiegel.
Ziedaar de cijfers, die ik in het ons
door de Reisvereeniging verstrekte boek-
je heb aangetroffen. Het was een der
verdiensten der leiders, dat zij bij de
voorbereiding ook den wetenschappelij- j
ken kant niet hebben vergeten. Hierdoor
werd deze reis naar Noorwegen nog
iets meer dan enkel een ontspannings-
reïs. En voor een door zeer velen hooge-
liik gewaardeerde aanvulling zorgde pro
fessor J. van Baren aan boord met
zijn populair-wetenschappelijke voor
drachten over het Noorsche land. de
scheren, de fjorden en de gletschers,
waardoor hij de belangstelling voor al
les. wat wij zagen, in niet geringe mate
opwekte en onderhield.
Het was nog niet zoo eenvoudig om
van de Monte Olivia naar den Kjendals
gletscher te komen. Een motorsloep, een
stolkjaerre, weer een motorboot, nog eerts
een stolkjaerre en ten slotte onze bee-
nen, dat waren de vervoermiddelen, die
wij achtereenvolgens noodig hadden om
den voet van den gletscher te bereiken.
Maar welk een onvergetelijk mooie tocht
werd dit! Reeds dadelyk de vaart in
onze motorsloep naar Loen op dezen stra-
lenden morgen, waarop de Indviksfjord
Onder een diep blauwen hemel aan een
zonnig Italiaansch meer deed denken,
zette onze harten al zaten wy ook
jnet ons vijftigen opgepakt als haringen
in een ton wijd epen voor dit prach
tige land. Te Loen vrachtten ons de
stolkjaerres", de kleine Noorsche boe-
renwagentjes, die voor het reizen door
Noorwegen gelukkig nog niet geheel door
de auto's verdrongen zijn. Want hoeveel
gemoedelijker en rustiger, hoeveel intie
mer vooral, is het langzame rijden in
een stolkjaerre dan het rennen in een
voortjachtenden autoDit primitieve boe-
renwagentje, dat doet denken aan een
sjees en eigenlijk niet veel meer is dan een
tweewielige platte handkar met daarop
een bok voor 2 personen en een zitplaats
achter voor den koetsier, behoort
geheel bij dit ongerepte land. Getrokken
docr de kleine Skandinavische paardjes
van beige kleur gelijken alle stolkjaerres
op elkander en er is iets onzegbaar fees
telijks als een herinnering uit kinder
jaren in een lange karavaan van deze
Noorsche boerenwagentjes.
De rit naar Vasenden met telkens vlak
naast ons het ziedende, schuimend-
blauwe water, dat kolkend en draaiend,
golvend en steigerend van het Loenmeer
zijn weg door het te nauwe rivierbed
naar de lager gelegen fjord zoekt, is
vol afwissiing en van groote bekoring.
Dan voert een motorboot ons over het
Loenmeer en zelfs de iuidruchtigsten
onder ons werden stil in deze imposante
natuur, waar van alle zijden tusschen de
donkere bergen de gletschers als reus
achtige witte vachten in de valleien neer
hangen en schuimende watermassa's
door
AGATHA CHRISTIE.
Vertaling van A. d. Z.
..40)
„Den misdadiger al of niet te pak
ken?" vroeg !k ondeugend.
Maar tot mijn groote verwondering
knikte Poirot ernstig.
„Te spreken, of niet te spreken", zoo
als je groote Shakespeare zegt.
Ik deed geen moeite, om de aanha
ling te verbeteren.
„Dat meent u toch niet, Poirot?"
..Ik ben heel ernstig. Want het aller
ernstigste ligt in de weegschaal".
„En dat is?"
„Het geluk van een vrouw, mon ami",
zei hij plechtig.
Ik wist niet, wat ik zeggen moest.
„Het oogenbiik is gekomen", zei Poirot
peinzend, „en ik weet met, wat ik doen
meet. Want, zie je, het is een groote
inzet, waar ik om speel. Niemand dan
ik, Hercule Poirot, zou het wagen!" En
h?j sloeg zich trotsch op de borst.
Na een paar minuten in ontzag ge-
naar beneden storten overal rondom.
Hier zijn we in het gebied van de
Jostedalsbrae! Vijf gletschers tegelijk
dalen hier voor ons oog af van dat on
afzienbare ijsveld, dat daar hoog boven
op de bergen onder een blauwen hemel
ln het volle zonlicht schittert.
Onze motorboot legt aan bij een stei
ger voor een rood geschilderd houten
huis en Noorsche meisjes in nationaal
costuum begroeten ons. Stolkjaerres staan
al klaar om ons verder te vervoeren.
Maar wij stappen ditmaal niet in; wij
verkiezen den weg naar den Kjendals
gletscher verder te voet te maken.
Door een laantje van elzenhout voert
onze weg. Wanneer wij daar rustig voort-
wandelen door dat rustieke laantje, valt
het ons moeilijk om te realiseeren, dat
wij over eenige minuten aan den voet
van een der grootste gletschers zullen
staan. Wij loopen in een vallei, nog geen
100 Meter boven den zeespiegel. De na
tuur is hier wel heel verschillend, als wjj
anders in het gletschergebied gewend
zijn. Maar ook nergens dalen de glet
schers zoo laag als in Noorwegen. Het
laantje van elzenhout is zoo vredig, zco
pastoraal, dat wij ens in het Gooi wa
nen of midden in het Naaldenveld.
Maar dan opeens komen wij aan een
open plek en staan wij te midden van de
meest ruige natuur. Het is het meest
woeste berglandschap, dat men zich den
ken kan. Een kring van meer dan 1000
Meter hooge rotsen, grauw en donker,
waarvan overal watervallen als witte
sluiers naar beneden hangen en tusschen
die rotsen, vlak voor ons, in het felle
zonlicht onder den blauwen hemel als
één breede, onmetelijke ijsberg, is de
Kjendalsgletsc h e r! Deze glet
scher is heel anders dan de gletschers,
die ik ooit vroeger zag. Zoo ongeveer
moet de indruk van een ijsberg in het
Poolgebied zijn! Torenhoog liggen de
ijsmassa's hier opgestapeld, in den meest
grilhgen vorm, gekarteld, getand, mas
sief, als witte granietblokken met sple
ten en scheuren van opaal-blauwe kleur.
O, die wonder-blauwe kleur van het
gletscher-ijs! Nooit zag ik ze zoo intens,
zoo diep, zoo sprookjesachtig mooi als
daar in de Kjendalsgletscher!
Over ruwe, groote steenen gaat nu
verder onze weg. Het elzenhout is ver
dwenen en om ons is nu enkel de groot-
sche natuur van bet wilde, woeste berg
landschap. Naast mij gaat een eenvou
dig meisje, dat met de Monte Olivia
haar eerste reis naar het buitenland
maakt.
„Ik wist niet, dat het zoo mooi was.
meneer!" zegt zij op eens spontaan te
gen my.
„Ik ook niet!" beken ik.
..Het is net "n droom!" zegt zij weer
en ik zie een hoog-roode blos op haar
wangen.
Wij staan nu aan den voet van den
gletscher en kijken op tegen een berg
van licht-bl3uw. Het is één stapeling
van ijsblokken met opaaal-blauwe sple
ten en gleuven overal.
Dan op eens roept er een van ons ge
zelschap verschrikt: .Kijk daar! De
gletscher stort in!" en hij wijst met zijn
hand naar links
Een dreunend gekraak, een donderend
geraas, als van een voortrollende
lawine.
Het is, of een aardbeving plots de aar
de gespleten heeft en ee ndeel van
den ijsberg in de diepte doet verdwij
nen.
Een rots van ijs, links van ons. stort
omver, alles splijtend, scheurend, ver
pletterend. Een reusachtig ijsblok rolt
van omhoog denderend naar omlaag
alles met zich meesleepend.
Nog even klinkt de echo dan wordt
het weer sta
Een jonge man, vlak bij ons is doods
bleek geworden. Hij wijst naar den neer-
gestorten ijsberg en zegt hij: „Nog geen
vijf minuten geleden stond ik daar!"
Wanneer wy een uur later in het her
bergje aan het Soenmeer terug zijn, zit
ten wy aan tafel tegenover elkander,
de jonge man en ik. Wy drinken beiden
bij onze zalm een glas ..Haute Sauterne"
Ik hef mijn glas en drink hem toe
„Op uw behouden terugkeer!" zeg ik.
„Op ons lange leven!" antwoordt de
jonge man, die den dood voorbij hem
heeft voelen gaan.
En wij klinken samen.
J. B. SCHUIL.
1) Mijn lezers zullen reeds in mijn
vorig artikel hebben opgemerkt, dat
ik geen geregeld „reisverhaal' van de
Monte Olivia geef. Dit zou alleen maar
interessant zyn voor hen, die de reis
hebben meegemaakt. Slechts eenige in
drukken en enkele hoofdmomenten
tracht ik in deze artikelen vast te leg
gen.
zwegen te hebben, om het effect niet te
bederven, gaf ik hem de boodschap van
Lawrence.
„Aha!" riep hij. „Dus heeft hij het
extra koffiekopje gevonden? Dat is goed
Hij beeft meer verstand, dan je zoudt
denken, die monsieur Lawrence met zijn
lange gezicht'.
Ik had zelf geen hoogen dunk van
Lawrence's verstand; maar ik wilde
Poirot niet tegenspreken, en las hem
zacht de les, dat hij mijn inlichtingen
over de vrije dagen van Cynthia ver
geten had.
„Dat is waar. Ik heb een geheugen
2fis een garnaal; maar de andere jonge
dame was heel vriendelijk. Ze had me
delijden met mijn teleurstelling, en liet
me alles zoo vriendelijk mogelijk zien."
„Nu, dat is dan goed, en u moet dan
maar een anderen dag bij Cynthia gaan
theedrinken".
Ik vertelde hem van den brief.
„Dat spijt me", zei ijij. „Ik hoopte
neg altijd op dit.i brief. Maar neen, dat
heeft niet zoo mogen zijn. De zaak
moet heelemaal van binnen uit ontward
worden."
Hij tikte zich op het voorhoofd. „Deze
kleine grijze cellen. Het is „aan hen"
zooals je hier zegt." Toen vroeg hij
plotseling:
„Ben je een goed beoordeelaar van
vingerafdrukken, m'n vriend?"
„Neen", zei ik, eenigszins verbaasd, „ik
j HISTORISCHE BIJZONDER
HEDEN.
Maandenlang hebben 'n paar „bulten"
van het bolwerk aan de „Nieuwpoort"
open en ontbloot gelegen. Velen hebben
gemopperd: waarom nu reeds ons mooi
plantsoen geschonden? Als koning Ver
keer het eischt, doe het dan zoo laat
mogelijk. Maar enfin, 't Is gebeurd. Een
meter lange schutting sluit nu het werk
voor het publiek af en wie er nu passeert
zal zien hoe die bulten worden afgegra
ven en de singel ter weerszijden wordt
aangeplempt èn voor nieuwe landhoof-
den voor een nieuwe, breedere Kenne-
merbrug en om de noodige grond-, hei
en metselwerken te kunnen uitvoeren.
We spraken van de Nieuwpoort. Die
term wordt zelden meer gebruikt; 't is
meest Kennemerbrug. Het menschenge-
tlacht, dat die poort gekend heeft, is ook
voor een groot deel (zoo niet verreweg
het grootste) naar betere gewesten ge
gaan. Wie de poort wil zien zooals ze
was, moet den Schotersingel opgaan en
vindt dan die poort uitgehouwen in een
gevelsteen, met devotie voor historische
toestanden aangebracht in een heeren
huis dicht bij het badhuis.
Nu u georiënteerd is. even terug naar
de Nieuwpoort, die stond ter plaatse
waar de tegenwoordige brug is. Dat is
nu juist 250 jaar geleden. En nu de aan
leiding. In 't midden der 17e eeuw ge
voelde Haarlem behoefte aan uitbrei
ding. De singels konden de steeds
groeiende bevolking niet meer omvat
ten. Plannen tot uitzetting naar alle zy
den werden ontworpen. Ten slotte be
sloot men tot een uitleg naar het noor
den, waarmee in 1672 werd begonnen.
Men groef de rTSuwe Gracht, de Hee
rengracht (later gedempt: Parklaan) en
de Schoter- en Kloppersingels. Jans- en
Kruispoort kwamen daarmee voor goed
te vervallen en over de singels kwam
een nieuwe brug en daarvoor en er op de
Nieuwpoort. Wie nauwkeurig wil weten,
hoe dat is toegegaan, vrage op het
Stadsarchief de Resolutien der Vroed
schap van 1677 en 1678 ter inzage en de
Stadsrekeningen uit de jaren en hij kan
napluizen, wat de verschillende am
bachtslieden voor elk onderdeel van dat
werk ontvingen. Voor ons zU 't voldoen
de te weten, dat A. Snellaers, een Haar
lemmer, een zeer bekend beeldhouwer
uit dis dagen zeer veel beeldhouwwerk
leverde. Blijkbaar leverde by niet alles,
want bij het afbreken der poort vond
men stukken, die blykens uithouwingen
en doorgezaagde ijzeren staven vroeger
al ergens anders hadden gediend.
Wie in finesses wil nagaan, hoe elk
onderdeel er uitzag, raadplege de vele
teekeningen op het Stadsarchief. Het
front naar de stadszfjde vertoonde vier
van basementen en kapiteelen voor
ziene pilasters, tusschen wier vakken
arabesken in hout-relief waren aange
bracht met bloemen, vruchten en kleine
beelden. Op die pilasters rustte een geor
namenteerde kroonlijst, waarboven een
frontespies. Daarin was het stadswapen
met eenige stedelijke attributen vervat.
Ik zal er niet verder over uitweiden,
maar volstaan met de mededeeling, dat
een der twee frontespiesen nog prijkt
boven den ingang der school aan de
Wilhelminastraat. Het bouwwerk werd
in zijn tijd zeer geprezen.
De verdere geschiedenis der Nieuw
poort hangt natuurlyk ten nauwste sa
men met de ontmanteling der vesting.
Haarlem, waarover men reeds in den
Fransehen tijd begon. In 1821 n.l. be
gon men met het veranderen der stads
wallen tusschen het Vrouwenhek en da
Nieuwpoort. Men herschiep ze in een
schoone wandeldreef, die wij kennen als
het Prinsenbolwerk. Aan het eind van
hetzelfde jaar 1821 zette men het werk
voort naar het Westen. Het Statenbol-
werk ontstond en de Tweede Gracht
werd gedempt en herschapen in Park
laan. Men was er niet tevreden mee en
vanwege de stad werd 15 Maart 1822
aanbesteed „het vermaken en verbete
ren der Nieuwpoort, teneinde de wande
ling langs den buitenkant van het zoo
genaamde Bolwerk daarover te brengen
Een Haarlemsche metselaar, B. van
Liemt nam dat aan voor f 2850 en le
verde het werk 30 Juni reeds op.
In 1834 ging men de Nieuwpoort met
hout overdekken. In 't midden werd
over de poort een doorgang gelaten. Ter
weerszijden daarvan kwam een rustiek
prieel. Januari 1835 was dat werk kant
en Maar. Niet lang zou dat zoo blijven.
Men was eenmaal in een vlaag van op
ruimen wat oud was of ouderwetsch leek
Zoo ging men in 1839 de muren sloopen
ter weerszijden van de Nieuwpoort. Hon
derden hoog opgaande iepen zyn toen
gerooid om ruimere, betere wandelwegen
te krygen. In 1840 werd aan G. Bijleveld
voor f 850 gegund o.a. het afbreken en
opruimen van de steenen beeren met de
ijzeren hekken aan de Nieuwpoort. Het
kantoor van de plaatselijke belasting
kwam nu binnen de poort. Een ander
aanzien kreeg de heele buurt hier na
weet, dat er geen twee vingerafdrukken
gelijk zijn, maar verder gaat mijn ken
nis niet".
„Juist".
Hij maakte een laadje open en nam
er een paar foto's uit, die hij op tafel
legde.
„Ik heb ze genummer 1, 2, 3. Wil je
ze voor me beschrijven?"
Ik bekeek de proeven nauwkeurig.
„Alle zeer vergroot", zei ik. „No 1 zijn,
zou ik zeggen, de vingerafdrukken van
een man; duim en wijsvinger. No. 2 zijn
van een dame; die zijn veel kleiner, en
In ieder opzicht heel anders. No. 3"
lk hield even op „er schijnen heel
veel vingerafdrukken door elkaar te
zijn, maar hier zijn heel duidelijk die
van no. 1".
De andere gedeeltelijk bedekkend",
„Ja".
„Je herkent ze zonder mankeeren?"
„O ja, het zijn dezelfde".
Poirot knikte, en voorzichtig de foto's
van me aannemend, sloot hij ze weer
weg.
„Ik denk", zei ik, „dat u het als ge
woonlijk niet zult uitleggen?"
„Integendeel. No. 1 waren de vinger
afdrukken van monsieur Lawrence. No.
2 waren die van mademoiselle Cynthia.
Die zijn niet van belang. Ik heb ze
maar genomen om te vergelijken. No. 3
is een beetje meer gecompliceerd".
„Ja?'
1840. Den 24 Maart 1841 werd namelijk
aanbesteed het maken van de aarden
baan voor de Hollandsche Spoor, die in
1839 eindigend aan het oude station
langzamerhand zou doorgetrokken wor
den tot Rotterdam. Spoedig doorsneed
nu „het spoor" de nog zoo jonge Bolwer
ken. Maar we weten het. Het verkeer
eischtc het.
In 1866 kwam de Gemeentewet in
werking; er bestonden voortaan geen
steden en dorpen meer. De steden zou
den niet langer het platteland afsluiten.
Stedelijke accijnzen verdwenen. Poor
ten voor verdediging, al lang niet meer
noodig, waren ook voor de accijnzen nut
teloos. Opruimen dus. En zoo besloot
Haarlem's Raad 11 October 1865 om in
1866 de Eendjespoort te sloopen, de
kommiezenhuisjes daar en aan de
Kleine Houtpoort en het Zijlhek en ook
de Nieuwpoort.
Daar gingen stemmen van verzet op in
Haarlem's Gemeenteraad, maar toch
werd ze 18 October 1866 op het Stadhuis
voor afbraak verkocht. De portierswo
ning, het octrooikantoor, de betimme
ring ér bbvéh~öp 'met de aardige idyl
lische prieeltjes, alles moest verdwijnen.
Dat zou A. Hoogeveen doen voor f 1575,
maar de poort moest al in December
met den grond gelijk zijn en het boven
genoemde frontespies met het stadswa
pen zou de stad hebben.
HONDENTENTOONSTELLING
De kynologenclub „Amsterdam" zal
op Zendag 4 September haar traditio-
neele hondenshow hier ter stede hou
den. Ook nu weer in het Brongebouw.
Als keurmeesters zullen optreden:
Kapt. Alofs voor Setters; J. Becking
nor alle terrierrassen; T. J. Bouder voer
Boxers; H. J. Clarion te Hoorn voor
alle Schnauzer variëteiten; R. Deter
meyer voor jachthonden; C. J. J. Fok
ker voor Dashonden; A. C. v. d. Hoek
voor Dobermannpinscheers, Bern. v. d.
Hulst voor Buldoggen,; mevr., v. d.
Jagt Ruwers voor kleine Griffions; M.
Kessler Epagneul voor Bretons Holl.
smoushonden. Vlinder hondjes en Mal-
thezers; G. Krebs, Toy spaniels voor Af-
ghaansche Windhonden; L. Mandigers
voor Duitsche Herdershonden; J.
Meyer voor Hollandsche, Fransche, Bel
gische Herdershonden en Bouviers; B.
Paine Strieker voor Jacht Spaniels; J.
Opten voor Greyhounds en Sloegi's; G.
H. v. d. Roemer voor Matins, Pyre-
neesche honden, Samojeden, Poe
dels, Mops honden, Dwergkees
honden, DWergpoedeie; Affen pin-
scher en Mastifs; H. Rouwendaal
voor Duitsche Dwergpinschers; C. A.
Schuld voor Iersche Wolfshonden,
Barsois, Deer hounds. Collies, Bobtails,
Whippets en Bloedhonden; Ch. H.
Schmalz voor St. Bemhards; P. .F. Ver
schoor voor New-Foundlanders; mej.
Vonk voor Pekingesen en Japanessen;
Bron Vos voor Duitsche Doggen.
„Het is, zooals je ziet, zeer vergroot.
Je hebt misschien een soort vlek opge
merkt, die over de heele afbeelding
loopt. Ik zal je niet het speciale appa
raat beschrijven, het stulfpoeder, enz.,
dat ik gebruikt hebt. Het is een be
werking, bjj de politie bekend, waardoor
men in een heel kort tijdsverloop een
photographie van de vingerafdrukken
op allerlei voorwerpen kan verkrijgen.
Nu, mijn vriend, je hebt de vingeraf
drukken gezien nu blijft nog over,
je te vertellen over het voorwerp, waar
op ze achtergelaten zijn".
„Ga door ik ben werkelijk in span
ning".
„Eh bien! Foto no. 3 stelt de zeer ver-
groote oppervlakte voor van een klein
fleschje in de bovenste vergifkast van
de apotheek in het Roode Kruis Hospi
taal te Tadminster wat klinkt als
„het huis van Adriaan".
„Goede hemel!" riep ik uit. „Maar
wat doen de vingerafdrukken van La
wrence Cavendish daarop? Hij is dien
dag, dat we daar waren, niet bij de ver
gifkast geweest".
„O, jawel!"
„Onmogelijk! We waren al dien tijd
samen".
Poirot schudde het hoofd.
„Neen, m'n vriend, er is een oogenbiik
geweest, dat je niet allen bij elkaar
bent gebleven, of het zou niet noodig
zyn geweest, monsieur Lawrence te roe-
le Amsterdam
Poppenkast.
Woensdagmiddag
Een „dankbare" middag voor den di
recteur van de Poppenkast op den Dam.
Daar staat het theater, op het ver
hoogde deel van den Dam, in de buurt
van Van Gend en Loos. Als eenig décor
heeft het tooneel een doek, als achter
grond, over de geheele breedte gespan
nen en op dat doek heeft een kunst
vaardige hand een soort van schouw
burg-gebouw geschilderd, aan weerszij
den geflankeerd door eenige echt-oud-
Hollandsche maar zeer wankele gevels.
Meer is ook niet noodig want de
spelers komen niet „van terzijde" of
door de deur in het middenzü komen
in dit; theater van onderen.
Daar heb Je de onsterfelijke Jan
Klaassen. Onverwachts komt hij uit de
onderwereld opduiken in zijn rare han
sop, die gestreept is naar de laatste
mode. Hij is blijkbaar wanhopig, want
hij vliegt van links naar rechts en van
rechts naar links over het tooneel, slaat
zyn slappe handjes tegen zijn hard-rose
gezicht en weeklaagt met een vervaar
lijke grocstem.
Ik begrijp met men helaas niet meer
onschuldig gemoed niet zoo gauw waar
het overgaat maar de, meest bloots-
hoofdsche, mannelijke en vrouwelijke
Amsterdammertjes, die met schitter-
oogen en intense belangstelling het spel
volgen, snappen er alles van: die arme
Jan zal opgehangen worden!
Daar is de beul al. Wat 'n valsche
tronie heeft-ie en wat zijn z'n jas en z'n
broek gemeen-rood! Hij sjouwt zelf de
galg. Hij mikt het ding handig in een
gaatje van den tooneelrand.
De galg staat nu klaar en de beul
nooüigt Jan Klaassen beleefd uit, zijn
hoofd door den strop, die van een veter
gemaakt is, te steken. Maar Jan heeft
geen zin. Hij vecht voor zijn leven,
springt op den beul toe en geeft hem
een oplawaai dat de leelijkerd tegen de
wankele huizen opvliegt.
En nu gebeurt het Geweldige, dat de
Amsterdammertjes tot vreugde-razernij
opzweept: de beul wil zich verdedigen
tegen Jan's heftige aanvallen maar hy
kan tegen Jan's onstuimigheid niet op
en het slot is dat het hoofd van den beul
door den strop gewrongen wordt. Blik
semsnel trekt Jan aan het touw: de
hanger hangt! Hij is onmiddellijk dood.
Zijn hoofd hangt op zijn borst.
Trotsch staat daar de heer Klaassen
als overwinnaar!
Hoera! Hoera!
Maar nu moet de doode beul begra
ven worden.
„NIewaar jongens?" vraagt de groc
stem. „We motte-nem begrafe.
„Ja, ja!" juicht de jeugdige schai*.
„Goed! Schel jij dan uit, jij met je
grijze trui an, met rommel in me tent
te gooien
pen, om op het balkon bfj je te ko
men".
„Dat was Ik vergeten", gaf ik toe.
„Maar het was slechts een oogenbiik".
„Lang genoeg".
„Waarvoor lang genoeg?"
Poirots glimlach werd eenigszins raad
selachtig.
„Lang genoeg voor een man. die vroe
ger in de medicijnen gestudeerd heeft,
om aan een heel natuurlijke belangstel
ling en nieuwsgierigheid te voldoen".
Onze oogen ontmoetten elkaar. Die
van Poirot waren vriendelijk vaag. Hij
stond op en neuriede een wijsje. Ik
keek hem wantrouwend aan.
„Poirot". zei ik, „wat was er in dat
bewuste fleschje?"
Poirot keek het raam uit.
„Zoutzure strychnine", zei hy over
zUn schouder, voortgaand met neuriën.
„Goede hemel!" Ik zei het heel kalm.
Ik was niet verbaasd. Ik had dat ant
woord verwacht.
„Ze gebruiken de zuivere zoutzure
strychnine heel weinig alleen maar
af en toe voor pillen. De officieele op
lossing Liq. Strychnini Hydro-chlor,
wordt meestal in dranken gebruikt,
daarom zijn de vingerafdrukken sinds
dien tijd ongestoord gebleven".
„Hoe hebt u die fotographie kunnen
nemen?"
„Tk liet mijn hoed van het balkon val
len", legde Poirot eenvoudig uit. „Be-
DE WERELD OP Z'N ERGST
(Nadruk" verboden.)
Deze waarschuwing doet de bezitter
van het genoemde kleedingstuk blozen..
Hij is er blykbaar niet op verdacht ge
weest, dat de directeur door een kyk-
gaatje nog vele dingen tusschen hemel
en aarde zien kan.
„Vooruit jongens, we gane de Kraaie
halen. Ze zyne in de kraaieknip op het
Leidsche Plein!"
De afstand DamLeidsche Plein is
spoedig afgelegd: een lykwitte „bidder",
heelemaal in 't zwart, verschynt ten.
tooneele. Hy bekykt het lijk, hij beruikt
het zelfs en de grocstem concludeert;
„Hy is heelemaal dood!"
En dan komt er nog een andere aan
spreker. die niet besteld is. Hy wil mee
helpen begraven, maar daar moet de
eerste natuurlijk niets van hebben en
over het ïyk heen geven ze er elkaar
flink van langs. Totdat een van de twee
het onderspit delft en naar de onderwe
reld verhuist. Dan krygt de overlevende
de gelegenheid om een doodkist te ha
len en den dooden beul er in te stop
pen.
Waarmede de voorstelling afgeloopen
is. Om natuurlyk dadelijk daarop weer
te beginnen.
Ik wacht nog even, want ik heb één
personage gemist, aan wie ik aange
name herinneringen heb.
Als de man met het koperen centen
bakje bij mU komt, vraag ik hem:
„Waar is Katryn toch?"
„Die is met vacantia!" antwoordt hij
leuk.
J. C. E.
S I'N AG OGEDIEN STEN
NED ISRAEL. GEMEENTE
Sabbath
Vrijdagavond by den ingang van Sab
bath te 7 uur.
Ochtenddienst te 8 uur.
Middagdienst te 12.30 uur.
Avonddienst te 8.42 uur.
Werkdagen:
Ochtenddiensten te 7 uur. Zondag te
7.30 uur.
Middag- en avonddiensten te 7 uur
Talmoed Torah:
Sabbath te 12.30 uur.
Werkdagen na afloop der Middag- en
Avonddiensten.
De Middag- en Avonddiensten als
mede Talmoed Torah vinden plaats in
het Gemeentegebouw L. Wijngaardstr.
14. De overige diensten ter Synagoge L.
Begy nestraat 11.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
zoekers mochten op dat uur niet bene
den komen, dus. in weerwil van m'n vele
verontschuldigingen moest de collega
van mademoiselle Cynthia naar beneden
gaan, om hem voor me te halen".
,X>us wist u, wat u zoudt vinden?"
„Neen. volstrekt niet. Ik begreep al
leen uit je verhaal, dat het monsieur
Lawrence mogelyk geweest was, naar
de vergifkast te gaan. Die mogelykheid
moest bevestigd of verworpen worden".
„Poirot", zei ik, „uw vroolijkheid be
driegt me niet. Dit is een heel belang
rijke ontdekking".
„Dat weet ik niet", zei Poirot. „Maar
één cling frappeert me. Ongetwyfelcl
heeft het jou ook gefrappeerd".
„Wat is het?"
„Wel, dat er in deze zaal al te veel
strychnine is. Dit is de derde keer, dat
wij die tegenkomen. Er was strychnine
in den drank van mevrouw Inglethorp.
Dan heb je de strychnine, die te Styles
St. Mary door Mace over de toonbank
verkocht is. Nu hebben we nog meer
strychnine, door iemand van de familie
gehanteerd. Het is verwarrend, en, zoo
als je weet, houd ik niet van verwar
ring".
(Wordt vervolgd.)