HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 27 AUG. 1927 DERDE BLAD DE GROOTEN DER HISTORIE. Peter de Groote, 16721725. Tsaar van Rusland 16821725. TSAAR PETER IN HOLLAND. Een man die weinig opleiding genoten had en weinig uiterlijke beschaving toonde. Maar een krachtmensch, begaafd met buitengewone eigenschappen, met scherp inzicht en een sterken wil, die het Rusland waarin hij geboren werd zooal niet tot een modernen staat, dan toch tot een sterke en machtige eenheid wist te maken. Het grootste deel van dit werk is teniet gedaan door den beruchten vrede van Brest-Litowsk in 1917. Van de eenheid die hij schiep is weinig meer overgebleven, en wij we ten nog geen van allen wat er ooit weer uit den Russischen chaos groeien zal. Hopelijk iets veel beters dan het huidige régime der bolsjewisten, en ook dan de tyrannie van het tsarisme die daarvoor heerschte. Het is nog steeds het noodlot der Russen om onder het slavenjuk van despotische minderheden te moeten le ven. Alleen het etiket is veranderd, de tyrannie niet. Mogelijk zal uit de .revo lutie tenslotte een beschaafde moderne Staat groeien. Tsaar Peter de Groote werd op 30 Mei 1672 te Kolomanskoje Selo, een dorp bij Moskou, geboren. Hij was de eerste telg uit het tweede huwelijk van tsaar Alexej Michailowitsj. die reeds een vorst uit het Huis Romanoff was. Deze tsaar had uit zijn eerste huwelijk dertien kinde ren, waarvan er velen stierven en slechts drie een rol zouden spelen: de prinses Sofja en de prinsen Fjodor en Iwan. Zijn gemalin stierf in 1669 en hij her trouwde twee jaar later met de schoone Natalja Kirillowna, die was opgevoed door Artamon Ma t we je w, een bekend groot voorstander van de West-Europee- schc beschaving. Dientengevolge had zij een opleiding en ontwikkeling genoten die voor die tijden zeer bijzonder waren. Dat de eerste zoon "uit dit huwelijk, Peter, een krachtige en kerngezonde knaap was verwekte groot opzien, want de Romanoffs waren een ziekelijk, gede genereerd geslacht. De jongen geleek sterk op de Narysjkin's, de familie van zijn moeder, maar er werd later vaak aan getwijfeld of hij wel een zoon van dsn tsaar was. Deze laatste stierf reeds toen Peter vie r jaren telde, dus in 1676. en werd op gevolgd door zijn zwakken en ziekelijken oudsten zoon, Fjodor, die toen pas veer tien jaar was. Daarop ontstonden intri ges 'tussehen de hofpartijen waarbij de Miloslawsky's, de familieleden van de eerste gemalin van tsaar Alexej, de macht in handen wisten te krijgen en de Tsarin-weduwe dwongen om met Pe ter teruggetrokken te leven, in een een voud die armoede nabij kwam Maar tsaar Fjodor overleed reeds in 1682, en toen ontbrandde de strijd om de macht opnieuw. Peter werd tot tsaar uitgeroe^ pen met voorbijgaan van zijn vijf jaar ouderen halfbroeder, Iwan, die eigen lijk zwakzinnig was. De bojaren hadden dat bewerkt door een „volksoordeel" op touw te zetten waai'by de beide prinsen voor een willekeurige volksmenigte wer den gebracht, die natuurlijk den leven- digen, krachtigen kleinen knaap van tien jaar boven den zieligen, suffen Iwan verkoos. Maar deze truc werd weer teniet gedaan door Iwan's oudere zuster, de prinses Sofja, een zeer eerzuchtige jonge dame, die de „streljtsy" een soort van gewapende burgerwacht, waartoe vele aanzienlijken behoorden en die grooten invloed uitoefende aan haar zijde had. Zij slaagde er in om Peter en Iwan op 23 Juli 1682 beiden tot tsaar te doen kronen, terwijl zij met de waar digheid van rijksbestuurster werd be kleed en de eigenlijke macht uitoefen de. In 1686 nam zij een titel aan die zoo ongeveer overeenkwam met „opper- heerscheres". Peter en zijn moeder wer den van het hof geweerd en verschenen er alleen bij buitengewone gelegenhe den. Den jongen prins liet het overigens vrijwel onverschillig dat hij buiten de staatszaken werd gehouden, waarvoor hij geen belangstelling had. Hij interes seerde zich evenwel diep in den scheeps bouw en in het zeilen (als sport), het geen tot een soort van hartstocht bij nem groeide, en verdiepte zich later ook in de krijgswetenschappen, waarbij vorst Boris Galitzyn zijn leermeester was. Door zijn groote belangstelling voor den scheepsbouw kwam hij toen al in con tact met Hollanders. Tenslcl'.e kon de jonge tsaar toch deze zonderlinge positie op het tweede plan niet blijven innemen, en de omstan digheden leidden vanzelf tot zijn verzet tegen de macht van zijn zuster. Het vreemde van de zaak is dat hij daartiij aanvankelijk allesbehalve heldhaftig op trad en zelfs op de vlucht sloeg toen er volstrekt geen aanleiding voor scheen te bestaan. Hij kreeg de macht in han den, gesteund door de hem hemzelf sinds jaren gevormde regimenten. Men had zijn manoeuvres en oefeningen met deze troepen langen tijd als .soldaatjespelen" beschouwd en zelfs bespot, en de regen tes had er z'ch niet tegen verzet, maar het was uit deze troepen dat de in de Russische historie zoo vermaarde garde- regimenten van Preobraschcoxy en Semenowsky ontstonden. Een jonge Zwitser, Lefort. die van staatkunde en politiek geen begrip had maar als mili tair deskundige een vrij belangrijke rol speelde, hielp hem bij de vorming dezer troepen. Peter wist den .opstand van de „streljtsy" (ook wel „Strelitzen" ge noemd) den kop in te drukken, dwong (in 1689) de regentes om afstand van haar macht te doen en zich in een klooster terug te trekken en hield op 9 September 1689 zyn plechtigen intocht in Moskou. Het gevolg van deze verandering was aanvankelijk slechts dat het staatsbe stuur uit de handen van Sofja overging In die van Peter's moeder, Natalja Kiril lowna, hetgeen niet als een verbetering kon worden beschouwd. Iwan had den titel van eersten tsaar en Peter dien van tweede. Iwan speelde evenwel to taal geen rol, en Peter vond alles goed wat zijn moeder wilde, die een reactio nair en bekrompen bestuur voerde. En kele pogingen tot doorvoeren van zijn eigen meening gaf hij weldra op. De Zwitser Frans Lefort, vorst Romoda- nowsky, het hoofd van de streljtsy Boe- toerlin en de latere minister Mensjikow vormden zijn vriendenkring, waarin zeer ruwe zeden heerschten. Er werd geweldig gedronken, en er hadden ware orgieën plaats in het paleis van Lefort. Peter's gezondheid en zijn karakter le den er beide onder. Toch werkte hij tegelijkertijd steeds hard, zoowel aan de vorming van zyn troepen als op zijn scheepswerf. Hij richtte een nieuwe werf te Archangel in en werkte daar speciaal samen met Hol landers. Zijn belangstelling in ons land nam steeds toe. Hij wilde zooveel moge lijk op een Hollander lijken, imiteerde de Hollanders in kleeding en manieren, sprak ofschoon gebrekkig onze taal en was de grondlegger van den grooten invloed dien de Hohandsche cultuur tij dens zijn bewind in Rusland kreeg. Dr. Boris Raptschinsky zegt in "zijn disser tatie „Peter de Groote in Holland" (waaraan ik voor dit artikel veel ont leend heb) dat het Hollandsch voor het nieuwe Rusland de buitenlandsche taal werd. In 1689 was de tsaar gehuwd met Eudoxia Feodorowna Lapoesjin. In Januari 1694 overleed de keizerin weduwe Natalja Kirillowna, maar Pe ter benutte deze gelegenheid nog niet om de macht in handen te nemen en liet zijn ministers regeeren terwijl hij te Archangel de eerste Russische zeesche pen bouwde. Nu had Rusland al tijdens het regent schap van de „tsarewna" Sofja met Po len en -zijn bondgenooten een verbond tegen Turkije gesloten, waarvan eenige zeer ongelukkige veldtochten het resul taat waren. Peter's levenswijze -maakte hem impopulair bij het volk en bedreig de zijn gezag, waarom tot een nieuwe campagne tegen de Turken werd beslo ten. In 1695 werd de vesting Azof, aan de Zee van Azof, door een Russisch le- *ger van 30.000 man aangevallen, maar na maandenlange belegering moest de strijd worden opgegeven. Het ontbreken van een vloot was de voornaamste oor zaak van dit échec. De Turken in Azof werden voortdurend van de zeezijde van nieuwe voorraden voorzien, terwijl het Russische leger gebrek leed. Deze nederlaag maakte Peter's positie critiek en een revolutie dreigde, maar hij behield zijn kalmte volkomen, legde groote scheepswerven aan de rivier de Don aan en ging een groote vloot bou wen. Zelf werkte hij mee als gewoon timmerman: anderen leidden den arbeid. In het begin van 't jaar 1696 stierf zijn halfbroeder tsaar Iwan. die zeer popu lair bij het volk was geweest, en werd Peter alleenheerscher. Drie maanden later ondernam hij een nieuwen veld tocht tegen Azof, ditmaal gesteund door een vloot onder bevel van Lefort, die de stad aan de zeezijde blokkeerde. Dit leidde eindelijk tot succes. In Juli ga ven de Turken de stad over, en de vreugde in Rusland over deze zege was groot. De tsaar liet het daar niet bij. Hij liet Azof sterk bezetten en nam onmid dellijk maatregelen om een grootere en veel sterkere vloot te bouwen. Vijftig jonge Russen, de meesten behoorend tot den adel, werden naar Holland, Enge land en Italië gezonden om er den scheepsbouw te leeren. Dit wekte al groote ontstemming bij den adel. maar de verontwaardiging steeg toen de tsaar zelf in April 1697 met een groot ge zantschap naar Holland vertrok. Lefott', Golowin en Wosnizyn hadden de leiding van deze delegatie terwijl de tsaar in cognito meereisde onder den naam van Peter Michailow. Het bestuur over zijn rjjk had hij voor den duur van zijn af wezigheid toevertrouwd aan vorst Ro- manodanowsky. Een dergelijke reis van den tsaar was in lijnrechten strijd met alle Russische tradities. Natuurlijk had dit gezantschap een politiek doel. Het beoogde niet alleen om Peter de gelegenheid te geven om zich persoonlijk van den Hollandschen en Engelschen scheepsbouw op de hoogte te gaan stellen. Men wilde trachten om steun tegen Turkije te krijgen van de vloten dier landen. Het gezantschap was in dit opzicht een mislukking. De politie ke constellatie leende zich nie.t best voor het Russische plan, maar bovendien waren de gezanten niet bepaald geschool de diplomaten en maakte hun ruwe en ongebonden levenswijze een slechten in INTERIEUR VAN HET TSAAR PETERHUISJE. druk, terwijl zij al hun verblijfkosten in ons land werden door Holland be taald den staat een geweldige som gelds kostten. De blijdschap over dit bezoek was dan ook niet onvermengd, maar men gaf zich toch groote moeite om den vreemden heerscher terwille te zijn en speciaal de Amstendamsche burge meester Nicolaas Witsen deed veel voor Peter, begreep zijn groote gaven en koesterde zelfs vriendschap voor hem, ondanks zijn gebrek aan behoorlijke manieren en zijn zonderlinge aanvallen van schuwheid. Het is bekend dat hij eerst als scheeps timmerman in de leer was te Zaandam, en daar het woninkje had betrokken dat nog steeds als Tsaar Peterhuisje ver maard is. Maar hij bleef er slechts een week, want toen zijn identiteit er bekend was geworden bleek zijn positie er vrij wel onhoudbaar, en het stadsbestuur zag hem vermoedelijk zonder verdriet vertrekken. Hij werkte daarna geruimen tijd op een Amsterdamsche werf en ver wierf er een zeer goed getuigschrift van zijn patroon, waarin zijn volleerdheid als scheepstimmerman werd geconsta teerd. Intusschen schijnt hij zelf min der voldaan te zijn geweest over hetgeen de Hollanders hem leerén konden. Hij zou namelijk tot de conclusie gekomen zijn dat zy uitsluitend volgens practi- sche opgedane ervaring werkten, zonder zich om de theoretische grondslagen en de technische ontwikkeling van het scheepsbouwvak te bekommeren. De En gelschen zouden daarentegen in deze laatste opzichten veel bekwamer geweest zijn, en daarom vertrok hij in 1698 naar Engeland en werkte ook daar nog ge- ruimen tijd. Daarop keerde hij via Holland, Saksen en Oostenrijk naar Rusland terug en bereikte op 4 Septem ber 1698, na een afwezigheid van bijna anderhalf jaar, eindelijk weer zijn hoofd stad Moskou. De streljtsy waren inmid dels weer eens in opstand geraakt, en hij liet bloedig onder hen huishouden en nam maatregelen die tot de ontbinding van hun organisatie leidden, terwijl het gedrag van zijn gemalin hem aan leiding gaf om haar, evenals hij 't in dertijd met zijn zuster gedaan had, naar een klooster te verwijzen. Daarna nam hij een groot hervor mingsplan ter hand. Hij schafte de oud- Russische tijdrekening af, stelde een geregeld leger in en gaf den hoogeren klassen der bevolking kortweg bevel om zich volgens West-Europeesche mode tè gaan kleeden. In Juli 1700 sloot hij den Dertigjarigen Vrede met Turkije waar bij het in 1696 veroverde Azof, dat den toegang tot de Zwarte Zee .beheerschte, definitief aan Rusland werd toegewe zen. Daarop begon hij, in bondgenoot schap met Polen en Denemarken, een oorlog tegen Zweden. Koning Karei XII versloeg hem bij Narwa, maar toen de Zweden een veldtocht in Polen onder namen maakte de tsaar zich meester van Ingermanland en legde daar in 1703 de grondslagen voor de stad St. Peters- burg (die tijdens den oorlog van 1914 1918 in Petrograd en later in Leningrad werd herdoopt). De tsaar behaalde daar na groote successen in den oorlog tegen Zweden, en na Karei XII's nederlaag bij Poltawa (1709) veroverde hij Lijf land en Karelië, maar toen kwam er een tijd van tegenslag. De Zweedsche koning had Turkije bewogen om Rus land weer den oorlog te verklaren en na een nederlaag aan de Proeth meest Pe ter bij den vrede van Hoesch (Juli 1711) Azof weer aan de Turken afstaan. Drie jaar later deden de Russen evenwel een inval in Finland en Zweden en versloeg de Russische vloot de Zweedsche totaal bij de Alands-eilanden. In zijn zorgen voor de binnenlandsche aangelegenheden des rijks bereikte Pe ter de Groote veel. Hij behaalde een aan zienlijke mate van succes in zijn pogin gen om de industrie tot grooter bloei te brengen, bevorderde het onderwijs en de vertaling van buitenlandsche littera tuur, beëindigde het handelsmonopolie van de Kroon grootendeels, voerde een eenheidsstelsel van maten en gewichten in, reorganiseerde de posterijen, schiep een rekenkamer die de zeer twijfelach tige comptabiliteit des rijks ging rege len. stichtte weeshuizen en tehuizen voor vondelingen en liet kanalen graven en mijnen ontginnen. Zijn zoon prins Alexej kwam tegen zijn vergaande her vormingen in verzet aan botsingen met zijn familieleden was Peter's leven rijk maar hij liet hem gevangen zet ten. In 1721 maakte hij een einde aan het patriarchaat en stelde zichzelf aan het hoofd der Kerk. waarna hij in het zelfde jaar den vrede van Nystad met- Zweden sToot. Daarbij werden Esth- land, Lijfland, Ingermanland, Karelië. Wiborg en Kexholm voor goed aan Rus land toegewezen en op 2 November liet de tsaar zich te St. Petersburg plechtig tot keizer van het nieuwe groote Rus land proclameeren. Een oorlog tegen Perzië leidde niet tot een definitief resultaat ondanks over winningen van het leger, omdat een storm op de Kaspische Zee de vloot ge deeltelijk vernielde. Het einde van dit stormachtige leven, rijk aan daden zooals dat van slechts zeer enkele heerschers in de wereldhis torie. kwam op betrekkelijk jeugdigen leeftijd. De gezondheid des keizers, on dermijnd door de uitspattingen van zijn jeugd, was rret'sterk en toen hij in den winter van 17241725 deelnam aan po gingen om hulp te verleenen aan een gestrand schip vatte hij een zware koude die tot een korte, hevige ziekte leidde waaraan hij op 28 Januari 1725 overleed, 52 jaar oud. Hij had geen uiterste wilsbeschikking gemaakt, zelfs niet omtrent de troonsopvolging, en zijn tweede gemalin volgde hem op als keizerin Öatharina I. Peter de Groote was ongetwijfeld een man van buitengewone gaven en in de rij der Russische tsaren blinkt hij uit als de lichtende ster. Zijn particuliere leven, zijn vele ondeugden, die door de historieschrijvers geenszins met den mantel der liefde bedekt zijn. en de ruwheid en soms zelfs wreedheid waar mee hij tegen zijn vijanden optrad kun nen niet beletten dat men hem ook nu nog erkennen moef als een der groot ste vorsten die de wereld gekend heeft, en als een man die door intens plichts gevoel jegens zijn vaderland werd be- heerscht. R. P. LANGS DE STRAAT Bohémiennes. In onze stad zijn we sedert eenige da gen „vereerd" met het bezoek van een troep ras-echte zigeuners en zigeu nerinnen. Ze spreken met een benijdenswaardi ge radheid Hongaarsch, en hun leven dige gebaren, van een zekere elegance, geven aan hunne veelkleurige persoon lijkheden een bepaald romantische tint. De leeftijd der donker-oogige vrouwen, is wel zeer moeilijk te schatten; men zou kunnen veronderstellen, naar hun slanke figuurtjes te oordeelen dat ze nog jong zijn. Het gebeurde één dezer dagen, dat zoo'n gezelschap, bestaande uit zes a zeven zigeunerinnen, met eenige kleine kinderen aan heur rokken hangende, en nóg kleinere in hunne armen gekneld een der groote winkelzaken van ons Haarlem bïnnenfladderaen. De winkeljuffrouwen, niet gewend aan zulke vreemde „cliënten" werden er geheel door opgeschrikt en een ieder staarde stom verbaasd, lachende of ook wel minachtend naar dat druk gesticu leer ende troepje, dat van die buitenge wone belangstelling niet de minste no titie nam en voor een der toonbanken halt hield. De winkeljuffrouw begreep niets van hetgeen ze blijkbaar verlangden te koo- pen totdat gelukkig een der chefs haar in het Fransch vriendelijk bei woord -tond. Ze spraken edhter allemaal tegelijk, eh bedelden met sprekende gebaren „bon marché, monsieur?.... bon marché....? Een andere vrouw riep hem aan zijn! jas trekkende „ein Dubbelchen....?" Het werd een complete chaos en dé chef was rijn vreemde bezoeksters op 't laatst bijna niet meer meester; een vrouw legde hem met geweld geld inde hand, vragende: „Comptez, monsieur.™. comptezEn een andere weer: „Ou est la caisse Intusschen speelden enkele kleine zi- geunertjes met hun grooten hond; een klein meisje, met groote, gitzwarte kij kers neuriede een melodie terwijl zij gracieus heen en weer wiegde,: een an dere kleine stak met smeek end gebaar telkens beide handen naar omhoog en toonde daarmee haar volmaakte bedel- kunst. Toen en dit zullen alle aanwezi gen waarschijnlijk nooit meer vergeten, begon een héél klein zigeunertje van enkele maanden oud plotseling te schreien. De moeder vond het niet meer dan natuurlijk dat ze den honger van de kleine stilte, en zoo gebeurde het, dat eenige oogenblikken later het zigeuner tje zoet aan de borst der moeder rustte™. Intusschen leverden deze prachtige typen een eigenaardig contrast in het winkel-milieu op; de vrouwen in hun lange, hel rood gekleurde rokken, waar onder klein geschoeide voetjes uitsta ken, voetjes welke geen oogenblik stil konden staan en hun doordringende diep-zwarte oogen overal heen latende dwalen, maar vooral hun „sans-gêr.e"- manieren! Eindelijk vertrokken ze voldaan met hun inkoopen, de cliënten en het per soneel in een totaal verwarden toestand achterlatende Zijn ze eigenlijk niet te benijden, deze zwervers met hun onuitputtelijk optimisme, levend van den eenen dag in den anderen? M. K. T. O. N. E. V. O. Men schrijft ons: De Haarlemsche tooneelvereeniging T.O.N.E.V.O. heeft voor haar openings voorstelling op Woensdag 5 October in studie genomen het algemeen bekende en aardige blijspel „Vadertje Lang been". T.O.N.E.V.O. is de eerste dilettanten- vereenigïng hier ter stede, die dit stuk voor het voetlicht gaat brengen en on der de beproefde leiding van haar re gisseur zal zij zeker hiermede weer een nieuw succes te boeken krijgen. Haarlemmer Halletjes. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE De Roode en de Blauwe partij bekam pen elkaar op de Veluwe, met Otterloo als brandpunt van den strijd. De losse flodders knetteren alomme, de troep kankert, de scheidsrechters nemen krijgskundige en daarom moeilijk te be grijpen beslissingen en het promotie- lot van een paar kolonels hangt angstig in 't onzekere Men manoeuvreert. En als ik er van lees gaan mijn gedachten vanzelf terug naar de jaren 1916—1918, toen deze veld slagen schering en inslag waren en het deelnemen er aan ook mijn tijdelijk be roep was. Deze overpeinzingen fixee- ren zich tenslotte op een zeer groo ten tweedaagschen veldslag in den zo mer van 't laatste oorlogsjaar. Het geval zat prachtig is elkaar, Onze divisie, de derde, moest verhuizen uit den Westhoek van Noordbrabant naar kantonnementen in 't centrum der provincie, en de vierde divisie deed het omgekeerde. Al verhuizende zouden wij elkaar onderweg slag leveren. Een aardig en heel logisch opgezet plannetje. Zelfs de troep stemde er mee in, voorzoover de troep ooit ergens mee in kon stem men. Het voordeel was er tenminste dat je niet denzelfden eindeloozen weg weer huistoe moest marcheeren dien je eerst was opgemarcheerd. Ook was ons regi ment goed af, want in den strijd van den eersten dag namen wij vrijwel geen deel. We rukten opnaar Roosendaal, dat propvol met troepen „belegd" was en 's nachts werd aangevallen. Maar anderen verdedigden het. Wij sliepen er doorheen. De aanval werd, naar wy 's morgens vroeg bij geruchte vernamen, afgeslagen. Om halfzeven nikte ons re giment op in Oosteflijke richting. Het regende hardnekkig. Zelden heb ik het zoo koppig zien en voelen rege nen. Het was den vorigen middag om halfvier begonnen en den geheelen nacht doorgegaan, en 't scheen ondenk baar dat het ooit meer zon ophouden. De lucht was egaal-grauw. Het plenste maar door op de lange rechte landwe gen met de diepe karresporen. Er mocht niet gerookt worden, zei de kapitein, want wij waren in staat van oorlog, Maar wie had er in dezen zond vloed een sigaret of pijp of zelfs sigaar kunnen aanhouden? Onmogelijk. Het hinderde dus niets. Wij marcheerden een paar uur. Af en toe hielden we halt. Als het niet zoo geregend had zouden de kapitein en ik den tijd gekort hebben met onzen marseh zoo'n beetje op de stafkaart te volgen, maar nu was het jammer van de kaart. In 't regimentsverband kuier- we maar gemoedelijk mee. Omtrent halfnegen werd het ernst. Wij trokken in verspreide orde door een moeras dat een weiland geweest was. De milicien Jansen. Quïrmus, had hier het tactische inzicht om vlak bij een groote boerderij uit te vallen wegens doorgeloopen voeten. „Ik ken niet meer, luit", zei de milicien Jansen, Quirinus. Wij kwamen nu in een bosch, en de gesloten colonne werd weer geformeerd. Daarop maakten wij een contra-marsch. „Daar was zeker een knappe deern in die boerderij?" vroeg de kapitein. „Er keek iets uit een raam", zei ik, „en het leek mij niet vrij van uiterlijk schoon". „Da's altijd zoo met Jansen Q., grom de de kapitein. Bij de volgende boerderij zonken Wil- lemsen Z„ Pietersen Y. en Henriksen H. H. in 't slijk terneder, en gaven den strijd op. De vaandrig meende dat het ditmaal een boer met vele dochters moest gel den, maar wij lachten er niet om. De regen plenste stugger dan ooit. De over ste kwam op zijn ros langs rijden, en constateerde dat de eetketel van den sergeant Kareisen scheef zat, dat de korporaal Puffelmahs 'n verbogen ba jonet had en dat er voor den vaandrig geen reden was om te grinniken. Het was alles .volkomen waar, en er bestond zeker voor niemand eenige aanleiding om te grinniken. De troep zweeg. Het paard van den overste, dat naar de ïucht gekeken had en regen in zijn neus gekregen, brieschte. Wij hielden halt en ondernamen daarna een contra-marsch. „Hij heeft z'n kaart weer niet goed ge lezen", zei de onverbeterlijke vaandrig, en hy bedoelde den overste. De kapitein grinnikte, bedacht zich daarna, keerde zich om en maakte mij er een verwijt van dat ik den vaandrig niet verbood om zulke schennende woorden te spre ken. Ik zei: „Zeker kapitein", en de vaandrig mompelde: „Sorry". De regen plenste door. De stemming was meer dan melig. Ik hoop dat deze beschrijving dit getrouw weergeeft. Af en toe daverde uit de verte bet geschut. De tweede compagnie, die aan 't hoofd van het bataljon en vlak vóór ons mar cheerde, struikelde in haar suffigheid over een draad van een veldtelefoon. Neen niet éen dubbelrot, of éen sectiede héele tweede kompie strui kelde. De majoor kwam er zelf naar kijken, en zei dat het stom was, hetgeen niemand ontkende Hy reed ook langs onze compagnie en constateerde dat de eetketel van den sergeant Kareisen scheef zat en dat de bajonet van den korporaal Puffelmans verbogen was. Wij hielden halt en ondernamen daar na een contra-marsch. In verspreide orde trokken we door een moeras dat een maal een weiland "/as geweest De regen plenste onverdrotenenzoovoorts, en- zoovoorts. Diverse manschappen en twee korporaals vielen bij boerderijen uit, Eén sergeant begon te hinken. „Wat doen we eigenlijk?" vroeg de vaandrig. „Wij behooren tot de reserve", mom pelde de kapitein. „Is dat officiëel. kapitein? Nee toch.." „Houd je mond". Om tien uur verspreidde het heele bataljon in een enkele linie, in een wei land, d.w.z. een moeras, enz. Wy trok ken er doorheen. Ordonnansen renden heen en weer. Het teeken „Liggen" werd gegeven door den majoor, en 't heele bataljon plofte neer tegen een wegberm, waarop we de geweren lieten rusten. De regen was nu een zondvloed. Wy hadtién 50 meter vrij uitzicht, dan kwam er een boschrand, en daarin zat blijkbaar onze artillerie, plus een mitrailleur, die kefte als een boos schoothondje, cn zich om de tien patro nen verslikte. „Al dat kostelijke kruit", zei de ser geant Kareisen. „Op deze manier houden we 't niet droog", meende de vaandrig. Op dit gedenkwaardige oogenblik kwam er 'n bataljons-order om de over- jassen te ontrollen en aan te trekken. De troep had daarom al eenige malen gevraagd, en de majoor had nu blijk baar zelf den indruk gekregen dat het regende. Wij waren al vrijwel doorweekt. Hij moet het trouwens ook geweest zijn. Een grootendeels-droge overjas over een kletsnatte uniform voelt niet pret tig aan, Een beetje broeierig. Zacht ge kanker steeg uit de gelederen op. Om elf uur lagen wij nog steeds te gen denzelfden berm aan en zei de ka pitein: „Meneer Fidelio, ik geef u 't commando over de compagnie over" en toen de sergeant-majoor wat verder opzij gegaan was: „Hoor 'es Fidelio, ik heb er genoeg van. Ik ga daar in dat boerderijtje 'es kijken of ze een kop kof fie voor me hebben". „Best kapitein. Is er een knappe „Jaja, die Jansen Q. Ik zal 'm krij gen. Ja zie je, ik ken die menschen hier. Geen ongepaste aardigheden Fidelio. Tot straks.". De majoor was even tevoren naar 't hoofdkwartier van de divisie ontboden, dat waarschijnlijk in een andere boer derij zetelde. Wij hebben het nimmer ontwaard. Om halftwaalf lagen wij er nog, en hoorden voor 't eerst geweervuur in de verte. De strijd kwam dichterbij. De twee andere bataljons van het regiment, die blijkbaar achter ons gelegen hadden, kwamen in een bijzondere formatie, die men geleerdelijk „en éehelle" noemde, over ons heentrekken en begaven zich grommend en knorrend ten strijde. Zij verdwenen in opgemelde boschrand, waarna het losse flodder-gepaf toenam. Wy bleven in reeerve. De regen plenste stug. gr Ik weet dat myn verhaal eentonig is, maar het leidt tot een ontknooping. Uit den troep hadden ze my gevraagd hoe lang onze wilde strijd nog zou voortduren. „Tot drie uur", zei ik. „Orders, luit?" „Orders". „En azze me nou verslage worre onze partij, bedoel ik? Azze me nou op de vlucht gedreven worre door een over macht?" „We vluchte niet", verklaarde de kor poraal Puffelmans heldhaftig. „Nooit!" En na eenig nadenken voegde hij cr aan toe: „We hebbe al genoeg geloope, zou 'w meene!" Dit bedierf alles weer, en de vaandrig maakte het niet beter door te zeggen: „Als we verslagen worden en moeten vluchten, dan vluchten we tot precies drie uur. Begrepen? Dienst is dienst, en orders zyn orders Op dit oogenblik klonk uit de verte, dof natrillend in de vochtige atmosfeer, een signaal. De korporaal sprong op en luisterde ingespannen. Zes, zeven man volgden zijn voorbeeld. „Liggen", beval ik barsch. „Denk aan den vijand, en aan jullie vrouwen enZe zakten weer omlaag. „Eindigen van de manoeuvre!" brul de er plots een triomfantelijk. Het sig naal werd herhaald, en nu hoorden we 't duidelijk. „Hoe kan dat nou?" riep de kapitein van de derde kompie, die naast de onze lag. „Afijn, ik neem 't over, Fidelio". „Van 't zelfde, kapitein". De hoornblazers werden gewenkt, het signaal schalde en plantte zich voort, over vele kilometers afstands, langs al de linies en verbindingslijnen en reser ves van twee divisiesdat is te zeg gen: van zoowat 't halve veldleger. Wij rukten in. Langs den voornaamsten afvoer-weg dezer legioenen speelde zich een tafe reel af dat geleken moet hebben op Na poleon's terugtocht uit Rusland. Er waren geen orders voor den geleidelij ken afmarsoh der troepen, en alles trachtte tegelijk <je kortste route naar* den hoofdweg Roosendaal—Breda te nemen. Het werd een verschrikkelijk gedrang. Een paar met-honden-bespan nen mitrailleurs verzeilden in de sloo- ten; een ware opeenhooping van cava lerie, artillerie en infanterie ontstond. Ons bataljon verloor op dit traject een compagnie en zijn adjudant. De majoor was volkojnen onvindbaar. En urenlang zonden wij ordonnansen uit eer alles elkaar weer gevonden had, eer er sprake kon zijn van inkwartieren. En de regen plenste, gutste, stroomde maar door, ons doorweekend De reden? Dat ergens verderop, zoowat een kilo meter van onze stelling vandaan, twee jofene jongens uit Groot Mokum een gebbetje hadden gehad. Het werd te erg in dien regen. De hoornblazer Piet had tegen den hoornblazer Kaubus ge zegd: .Wacht effe dan gaan ik in dat bossie en ik blaas èndige". „Durref je niet", zei Kaubus. „Niet durreve? Ik wed om een heitje'". „Nou moe", grinnikte Kaubi's. ..Je hep sènte!" „Om een piek dan". „Feruit". Waarop Piet inderdaad in het bos drie kroop, en „eindigen van Je manoeuvre" blies. En helaas 's middags ontdekt werd. toen een zeer vertoornde generaal een onderzoek naar de oorsprong der wan daad had laten instellen Het ging ons allemaal aan 't hart toen wij 't hoorden. Met genoegeff lees ik na den Slag b" Otterloo, thans beëindigd, dat het den generaal biïzonder aangenaam is 0"~ zijn dank te betuigen aan allen die aan de voorbereiding of uitvoering hebbe" medegewerkt. Opgewektheidtoewiï- dinginfanterie vooruitgegaande oefening droeg goede vruchten Zoo'n bedankje kregen wij niet na den Slag by Rucphen in 1918. We werden heelemaal niet bedankt. En die hoorn blazer kreeg een zwaven douw en werd nog gedegradeerd op den koop toe.... «SN TOEMOuW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9