Postzegelrubriek
r~
RUILRUBRIEK
BRAVE MAX!
„Zouden we het kunnen?" vroeg
Peter.
„Ik geloof van wel," antwoordde zijn
tweelingzusje Peggy. „Laten we het
probeeren!"
En toen keken ze allebei naar Max. die
dreomerig lag te kijken op het kleedje
voor den haard. Max was vroeger jacht
hond geweest en zoolang zy het zich
konden herinneren, was hij de speelka
meraad van de beide kinderen geweest.
En hij,was buitengewoon verstandig,
onze Max! Hij haalde dingen uit het wa
ter, als je die erin wierp en als Je een
Btok een halven kilometer ver op een
weg liet liggen en Je zei dan tegen Max:
„Ga 'm halen!" dan rende hij terug en
kwam net zoo verstandig en vlug met
den stok aandraven, alsof Je het tegen
een mensch gezegd zou hebben.
Door de verstandigheid van Max wa
ren Peter en Peggy op de gedachte ge
komen, dat zfj misschien voor de bios
coop zouden kunnen werken. Zie Je, het
zat zóó:
Peter en Peggy hadden hun verlangen
gericht op een prachtigen Vliegenden
Hollander voor twee kinderen, dien zij
in een winkel in de Hoogstraat hadden
zien staan. Het was een prachtige ma
chine. Twee kinderen konden er tegelijk
op rijden en hij zag er prachtig uit; het
nikkel glom als zilver. O, wat zouden
de tweeliüfeen dien „Vliegenden" graag
gehad hebben. Maar vader en moeder
hadden gezegd, dat zij het geld daarvoor
niet konden missen. En toen kreeg Peter
een pracht-idee. HU had in de cinema
verschillende films gezien, waarin een
hond een hoofdrol speelde in gezelschap
van zijn baas, een jongen van Peter's
leeftijd. „Die jongen moet veel geld
verdiend hebben met het spelen voor
die film," dacht Peter, „Waarom zou
ik het ook niet doen, met Max? En
Peggy die zou ook kunnen helpen,
en dan zouden we genoeg geld hebben
om dien Vliegenden Hollander te koo-
pen."
Peter sprak er met zijn zusje over,
toen zij alleen waren. Peggy zei, dat het
een uitstekend idee was.
De studio van de A(llerbeste) F(ilm)
MfaatschappUi was niet ver van de wo
ning van Peter en Peggy; zU hadden
dikwijls over den muur gekeken en ge
zien, hoe bulten-scènes werden opgeno
men; dan zag Je alle acteurs en actri
ces heen en weer loopen en er draaide
een man aan de handle van een groote
camera.
Nu, het eind van het liedje was, dat
Peter en Peggy op zekeren dag het huis
uit sloopen met Max, den Jachthond,
en op weg gingen naar het terrein, waar
de films werden opgenomen. Toen zU de
groote poort doorgingen, welke toegang
verleende tot de uitgestrekte terreinen,
waren er twee mannen bezig een scène
te spelen, waarin de een den ander een
klap moest geven en dan wegloopen.
Dat deden zU juist, toen de tweelin
gen en de trouwe Max daar aan kwa
men. Max, die zag, dat er gevochten werd
en dat er toen een van de belde mannen
wegliep, dacht, dat het zUn plicht was
om op den weglooper Jacht te maken.
Met een paar enorme sprongen had hij
den man ingehaald, zette zUn tanden in
de jaspanden van den man en begon zoo
hard hU maar kon te trekken en te ruk
ken. In zUn angst rende hU recht tegen
de camera aan. Pats! daar ging de
prachtige camera tegen den grond! De
man, die eraan stond te draalen viel
eveneens boven op de camera en deze
was heelemaal kapot. Niet voordat dit
allemaal gebeurd was, zag Peter kans
Max bU zijn halsband te grUpen en tot
kalmte te brengen. De directeur van de
studio kwam, briesend van verontwaar
diging naar buiten loopen. HU schudde
de vuist tegen Peter en probeerde Max
een schop te geven en deze kon maar
niet begrüpen, waarom die man toch
zoo'n drukte maakte.
„Haal een politie-agent." brulde hU
„Ik zal hen laten opsluiten, dan betalen
hun ouders me tenminste de schade. En,
waarempel, nog toe, ze zullen betalen,
of ze krijgen met mU te doen! Zoo'n
prachtige, mooie, dure camera! Haal een
agent en een geweer! Dien hond schiet
ik dood!"
Toen zU dat hoorde, begon Peggy te
schreien en Peter had ook moeite om
zUn tranen in te houden maar plotse
ling klonk er een luid gegil en iedereen
keerde zich om, om naar het meer te
kUken, dat er ook in de terreinen van
de studio lag.
Wat zij zagen deed iedereen vcrblee-
ken. Een klein meisje was in het meer
gevallen. De directeur hief zUn handen
ten hemel.
„MUn kleine Hilda!" riep hU angstig
uit. „O, red haar. red haar toch!"
HU en alle anderen zetten het op een
loopen, maar Max, de oude Jachthond,
was er verreweg het eerste. HU had heel
heel wat keertjes stokken uit het water
gehaald en toen hU het kleine meisje
daar zag spartelen, dacht hU en te
recht dat het zUn plicht was, om
haar weder op het droge te brengen.
Met een prachtigen sprong vloog hU
het water ln. Vlug zwom hU naar Hilda
toe en bracht haar, heel voorzichtig met
zijn sterke tanden haar kleertjes vast
houdend, behouden aan land.
O, wat waren de menschen toen vol
lof over Max! En hoe vriendclUk was nu
de directeur van de studio, nu hU zUn
dochtertje weer behouden terug had!
„Jullie wilden voor de film spelen,
hè?" vroeg hU aan de tweelingen. „Ik
vrees, dat het niet zal gaan. Maar die
hond van jullie dat ls een kraan,
hoor! Vertel me eens waar Je woont en
dan kom ik je morgen opzoeken."
En den volgenden morgen belde hU bU
hen aan en vroeg Peter, Peggy en Max
te zien.
En wat denk Je, dat hij bU zich had?
Nu?
Dien prachtigen Vliegenden Hollander
en een fonkelnieuwen zilveren hals
band voor Max. HU zeide, dat zij die
verdiend hadden door te spelen in de
geweldigste film, die er ooit gemaakt
DE OUDSTE
door
W. B.—Z.
(9)
„Dat heb JU hem opgestookt, akelig
nest", riep ze woedend.* „Ik laat me
door jou niet beleedigen, daar kun Je
van opaan".
Ze rende de kamer uit naar beneden.
Bram en ik keken elkaar aan. HU lach
te, maar ik kon wel hullen. Dat die
vervelende Ilse dezen pretütgen dag weer
zoo bedierf. Natuurlijk zou ze dit voor
val aan mevrouw over brengen. Even
natuurlijk vond ik het, dat mevrouw
haar zou gelooven.
Met looden schoenen ging ik einde-
lUk naar beneden.
Toen lk de keuken voorbU liep, hoorde
lk Ilse op hullerigen toon mün naam
noemen. En lk was maar heel biy. dat
lk dien avond theorie-les had. Voor
half 10 zou ik niet meer in den hulsc-
lUken kring verschUnen.
HOOFDSTUK 4
ïk krijg een boezemvriendin
Twee avonden per week kwamen er
behalve mUzelf nog 3 meisjes bU den
apotheker om les te nemen. In 't begin
kon ik maar niet met ze op dreef komen
Thuis sprak lk dan ook over „do Am
sterdammers". Ik voelde mU, bU hen
vergeleken, net een buitenmeisje. Iede-
Wn keer hadden ze iets nieuws aan, Iets
nieuws en iets moois. Ik voelde me al
buitengewoon misdeeld, met mUn drie
wollen jurken, waarvan een nota bene
nog mUn Zondagsche was.
Ze hadden altyd wat te fluisteren en
te giegelen samen. En vooral in 't begin
dacht ik vast en zeker dat ze het over
mU hadden. Ze vonden mU natuurlUk
een armoedig spook.
Al heel spoedig bemerkte ik, dat Leni
en Jeanne, twee van de 3 Amsterdam
mers, lang geen lichten waren. Fran-
clne de 3de was een knapperdje. Het
klinkt misschien een beetje verwaand,
maar ik was heusch niet veel minder
dan zU. Meneer Verbrug gaf Leni en
Jeanne werk op, dat Francine en lk
niet behoefden te maken.
Toen, op zekeren avond, 't was Juist
de avond, dat Bram en Emmy waren
thuis gekomen, zei meneer Verbrug:
„Meisjes jullie vieren hooren niet bU
elkaar."
Ik voelde, dat ik vuurrood werd. Na
tuurlUk bedoelde hU, dat ik er niet bU
hoorde.
„Leni en Jeanne hebben al heel slecht
onderwUs gehad. Die zullen er een Jaar
tje langer over moeten doen. Francine
en Suze moeten dan maar samen blU-
ven werken."
Ik keek eens naar Francipe en zU
keek tegelUkertUd naar mU-
Aan 't eind van de les praatte ze nog
wat met meneer Verbrug. Ik kreeg een
extra knik van haar, waar ik me heusch
gelukkig door gestemd voelde.
Later vertelde meneer Verbrug mU.
dat Francine Boelhuis ook in zUn apo
theek practisch kwam werken. Van de
andere twee kwam een paar dagen daar
na een boodschap, dat ze van de studie
afzagen.
„Daar gaat niks mee verloren," zei
meneer lachend. En ik lachte ook. De
avondlessen zouden veel prettiger wor
den zonder die twee.
Francine en ik sloten toch niet zoo
gauw vriendschap, 't Was we soms, of ze
uit de hoogte op me neerzag. Van Juf
frouw Helmers, de assistente, vernam ik,
dat ze een meisje van zeer voorname fa
milie was. Haai vader was overleden.
Ze waren door allerlei omstandigheden
aan lager wal geraakt.
Francine, met haar ontelbare zUden
jurkjes, leek mU nog een heel rUk meisje
toe. Maar ik kreeg nu toch groot mede-
lUden met haar, omdat ze geen vader
had.
En toen op een middag mUn eigen va
der onverwacht de apotheek kwam bin
nenstappen, voelde ik me de rUkste van
ons tweeën.
Ik mocht 's middags met hem mee.
HU deed me allerlei buitenissige ple
ziertjes aan. We gingen theedrinken ln
Americain, ik kreeg ijs. We gingen naar
Tuschinsky. Natuurlek sprak ik met
vader ook over Francine.
„Neem haar maar eens mee naar
huis," raadde vader. Ik wou haar wel
mee nemen, maar zou zU willen? Zou 't
bU ons thuis niet te eenvoudig voor haar
zUn? Ik was vol over de kinderen, voor
al over Brammetje, die 's avonds niet
wou slapen, voor ik hem een sprookje
had verteld.
Over die nare Ilse sprak ik ook. Maar
vader vond. dat ik toch maar vriendelUk
en voorkomend moest zUn. Zoo'n meisje
in een vreemd land en in een vreemde
omgeving miste toch al zooveel. Had
misschien groote behoefte aan wat
warmte en hartelykheid.
Dat moest er nog bijkomen, hartclUk
zUn tegen zoo'n vervelend schepsel, dat
door haar klikken Bram een standje had
bezorgd. Door haar toedoen moest
Bram zich voortaan alleen uit- en aan-
klecden. Een verhaaltje mocht ik hem
vertellen, maar dan beneden. „Akelige
meld is het, hè?" had Bram aan me
gevraagd. Ik had maar een beetje ge
lachen. Toestemmen durfde ik het niet,
ontkennen wou ik het niet.
Toen ik 's avonds weer in de apotheek
terugkeerde stond Francine achter de
toonbank.
„Prettig uitgeweest?" vroeg ze.
„Zalig," zei ik uit den grond van mUn
hart. Voor ik uitgekleed was, had lk al
een getrouw verslag gedaan.
,,'k Ga nooit uit," zei Francine somber
,,'s Zondags ook niet?"
,,'s Zondags is de saaiste dag van de
week. Dan zit de heele familie bU ons te
zuchten."
„Te zuchten?"
„Ja zeker te zuchten, om alles, wat
vroeger kon en nu niet meer kan."
„Wil je eens op een Zondag met mU
mee naar huis?"
„Naar Haarlem? Meen je 't? Zou 't
mogen?"
„Vader zei vanmiddag nog, dat ik het
Je vragen moest."
„Wat schattig van je vader. Natuur
lijk wil ik. Ik vind het gewoon dol om
er eens uit te zUn."
„Zal ik naar huis schryven, dat we de
volgende week samen komen?"
„Wat mU betreft graag, Suus."
„Maar, 't is heel eenvoudig bU ons.
We zUn met zijn zessen. Vader heeft
geen voorname betrekking."
„Dacht je, dat mij dat wat schelen
kon? WU zUn met ons vüven. Ik ben de
middelste en ik ben de eerste, die nu
wat leeren moet."
Dien avond vertelde Francine mU
haar levensgeschiedenis, die zoo treurig,
zoo in-treurig was, dat ik er den hcclcn
nacht van droomde.
(Wordt vervolgd.)
VERSTOPPERTJE
Plak de teekening op een stuk niet
te zwaar karton en kleur ze dan met
waterverf of kleurkrUtjes. Als alles goed
droog ls, knip Je de verschillende stuk
ken netjes uit en maakt gaatjes in A,
B, C en D. Nu leg Je gaatje C in het
strookje aan het KonUn achter gaatje
O In het strookje van den Vos en be
vestigt beide strookjes aan elkander
door middel van een papierklemmet.Je:
hetzelfde doe je met de gaatjes B en B
Nu plaats Je gaatje A in het arm-stuk
achter gaatje A in den schouder van
den Jnger en steekt er eveneens een
papierklemmetje door heen. Evenzoo
doe Je met gaatje D op het strookje van
het KonUn en D op de helling van den
heuvel. Nu is het zaakje klaar.
Als Je nu het uiteinde van het arm
st rook je heen en weer beweegt, vcr-
dwUnt het konUntje, als de Jager erop
wil schieten en verschijnt de vos met
zUn kop om den hoek van den heufrfL
HET GESCHENK VAN DE
FEE SCILLA.
De Fee Scilla zat onder een blad
gekropen cn probeerde een beetje warm
te worden: de wind blies fel. de regen
viel in stroomen en zU was heel alleen
want de andere feeën waren reeds lang
geleden naar Feeënland getrokken voor
den winter.
ZU was achterfgebleven terwyi zU
met de elfen speelde en nu waren
haar vleugeltjes zoo koud en stUf, dat
zU heelemaal niet vliegen kon en daar
zat zU nu en vroeg zich af, wat zU
doen moest.
ZU was achter gebleven terwUl zU
zou zU dat zeker hebben gedaan
wat moest zU toch doen vóór de
strenge winter kwam, als zU niet meer
naar Feeënland kon vliegen?
„Hoe langer ik blijf, hoe koude»* zal ik
het krUgen", zeide zU tot zichzelf, „ik
moet iemand zien te vinden, aan wien
ik vragen kan wat ik doen moet. Er
zal toch zeker wel iemand te vinden
zUn, die mik wil opnemen. O, lk houd
niet van regen en wind!"
ZU fladderde met haar natte vleugel
tjes om vooruit te komen en zocht in-
tusschcn zooveel mogelijk beschutting
onder het gras. ZU was nog maar kort
onderweg, toen zU een muis tegen
kwam, die Juist met den sleutel de
voordeur van zUn woning opendeed.
„O, mUnheer Muis, ik zoek een schuil
plaats voor den winter", zeide zy. „Ik
ben te lang ln de bosschen gebleven
en nu zijn m|jn vleugels te koud en te
stUf om te vliegen en nu kan lk niet
naar Feeënland terug. Help men alstu
blieft!"
„Ieder voor zichzelf", zei meneer
Muis op nUdlgen toon. „Ik kan je geen
onderdak verleenen; wU zUn nu al met
veel te veel familieleden in huis. Houd
me niet langer op!" En met een slag
smeet hU de deur in het slot en Scilla
ging verder tot zU twee groote kik-
vorschcn zag zitten, die pleizier hadden
ln den regen.
„Alsjeblieft, mUnheer Kikvorsch, kunt
u mij niet zeggen, waar ik onderdak
kan vinden voor den winter? Ik ben
zoo koud en bang!"
„Een Fee, die niet van regen houdt,
zou nooit goed gezelschap voor ons
zUn", antwoordde de kikvorsch met
zware stem. „Je had met de andere
feeën mede moeten gaan. Nee, wU kun
nen Je niet helpen ga maar door!"
Toen zag Scilla een uil in een boom
ritten.
,,Ach, mUnheer Uil, help mU toch",
smeekte zU. „Ik ben zoo koud en nat
en de winter staat voor de deur".
„Ja, dat weet lk", zei dc uil en knip
te met zUn oogen tegen het daglicht.
„Je herinnert me eraan, dat ik een
warm holletje moet zoeken in een hol
len boomstam tegen den tUd, dat de
koude invalt".
HU vloog weg en Scilla klapte in haar
handen.
„Ik zal aan de boom-elfen vragen
of zU mU niet ln een hollen stam wil
len laten schuilen voor den winter!"
riep zU blUdc uit, cn het eerste wat
ik doen moet ls een boom zoeken, die
er vriendelijk uitziet dan zullen de
elfen ook wel vriendelijk zUn".
De Eikenboom-elfen wilden niets met
haar te doen hebben, de Iepenboom-
elfen Joegen haar weg en geen enkele
boom wilde haar onderdak verleenen,
tot zU bU een boom kwam aan den
rand van het woud, Juist toen zU zoo
vermoeid was, dat zU haast geen stap
meer vooruit kon komen en haar
vleugels haar niet meer konden onder
steunen. Hot was een dikke boom met
een machtigen stam en de voordeur
stond wild open. Scilla keek naar binnen
en zag de kleine leuke elfjes met groote
handen en voeten en kale hoofden,
druk bezig een wonderlijk stuk zUde
te weven, dat glinsterde met een bleek
groene kleur.
„O, help mU toch alsjeblieft",, fluister
de zU- „Niemand wil mij hebben voor
den winter! En lk ben zoo koud en
moe!"
De elfen hielden met hun werk op
en keken naar haar.
„Een Feel" riepen zU uit en Scilla
vertelde hun haar geschiedenis en hoe
wind en regen haar verkleumd had
den.
„WU moeten Je helpen", zeiden dc
elfen. „Kom binnen en ga zitten".
„Wat gaan jullie doen met die zijde?"
vroeg Scilla. „Het is fUn genoeg voor
een Feeënkleed!"
„Daar moeten de kleine knopjes in
gewikkeld worden, tot zU in de Lente
uitkomen", legden de elfen uit. „Het
houdt hen den geheelen winter door
warm en als de zon gaat schijnen, breekt
het zijden omhulsel en dan gaan alle
knoppen aan onzen boom bloeien. Als
wU ze niet in zouden wikkelen, dan zou
den de Vorstkabouters hen pUn doen".
Scilla klapte in haar handjes.
„Wikkel my in een stukje elfenzU",
smeekte zU, „en als ik de zon dan op
mU voel, zal ik ook ontwaken en terug
vliegen naar Feeënland".
De elfen wisten niet zeker of het wel
goed was een fee in hun zUde te wik
kelen, maar daar zij bleef smeeken
deden zU het en plaatsten haar veilig
op een van de bbvenste takken, lekker
ingepakt, precies zooals zU deden met de
kleine knopjes.
Toen de elfen met hun werk klaar
waren, gingen zU naar binnen in den
hollen stam en legden zich te slapen
cn zU werden niet eerder wakker, dan
toen de zon warm werd.
Dit alles geschiedde langen, langen
tUd geleden, zoodat bUna ledereen het
vergeten heeft.
Toen de elfen wakker werden, hadden
de knopjes van hun boom het zijden
omhulsel reeds verbroken en alle bloe
men waren in bloei en, hoewel zU vroe
ger nooit geur gehad hadden, nu was
de geheele omgeving van den boom
vervuld van een allerheerlijkste lucht.
„Waar is de fee?" riepen de elfen en
klommen den boom in om te gaan
kUken.
Maar de fee was weg en toen be
grepen de elfen, dat de heerlijke geur
afkomstig was van Feeënland en dat
het een geschenk was van de Fee aan
den vrlendelljken boom. die haar den
geheelen winter onderdak verleend
had.
En sinds dien dag heeft die boom
niet alleen bloemen, doch ook geur ge
had. die zelfs dc feeën, die toch aan
heerlijke geuren gewend zUn, beschrU-
ven als een der zoetste, die er op aarde
zUn.
Kun Je raden welke boom het it?
Het is de Lindeboom.
KINDERTUINTJES.
Wanneer over eenige weken de bloe
menpracht begint af te nemen, wordt t
moeilUker en kostbaarder de huiskamer
met een aardige ruiker op te vroolijken.
't Is daarom altUd gewenscht enkele
bloemen te kweeken, die we in gedroog-
den staat een heelen tUd kunnen bewa
ren en uitstekend materiaal zUn voor
een wlntcrbouquet. Een droog bouquet
kan vol kleur en afwisseling zUn. Eenige
planten, die we hiervoor kunnen bezigen
zUn:
Immortellen, papier- of stroobloemen.
Planten met hoornachtige bloemblaad
jes. Dc mooiste stroobloem is Helichry-
sum monstrosum, die in gemengde kleu
ren in den handel verkrugbaar is. In
Mei kan in den vollen grond gezaaid
worden, doch wie verzekerd wil zUn van
flinke planten, zaait eerst onder glas om
later de zaailingen uit te planten. De
plant verlangt flink bemesten grond,
veel ruimte en de volle zon. Hoogte 80
a 90 c.M. 't Is echter noodzakeiyk. dat
de bloemen op een zonnigen, drogen
dag worden gesneden. Ze moeten geheel
ontsloten, doch niet te ver overbloeid
zUn cn wc drogen ze onderste boven op
een donkere, warme plaats.
Judaspenning (Lunaria annua).
Fam. kruisblocmigcn (Cruciferen).
Dit is een tweejarige plant. Wanneer
we dus in Mei de platte, roode, bruine
zaadjes zaaien, krUgen we 't zelfde jaar
een flinke plant, die het volgend jaar
bloeit met vele paarse bloempjes. We
moeten deze plant echter niet in den
tuin plae-lscn om de bloemen, doch om
de vruchten. Deze kruisbloem geeft
eigenaardige, platte, ronde vruchten, z.g.
hauwtje. Zoo'n hauwtje is cigenlyk een
heel plat doosje met een middenschot.
Tusschen 't middenschot en de wanden
liggen de zaden. Wanneer nu de zaden
rUp zUn, worden de stengels afgesneden
en in de zon gedroogd. Het doosje gaat
open; de dekseltjes met de zaadjes wor
den verwüderd en we houden het vlie
zige, witte tusschonschot over. En 't is
juist dit tusschenschot, dat in een win-
terbouquet zoo'n aardig effect maakt.
Juffertje In 't groen (Nigella damas-
ccna).
Fam. Ranonkelachtige (Ranuncula-
ceeën).
Dezen eigenaardigen naam dankt de
plant, afkomstig uit Zuid-Europa, aan
het zachte, fUn verdeelde groen (om
windsel). dat onder de bloem zit. De
lichtblauwe bloemen worden later vxy
groote doosvruchten. Aangezien het om
windsel niet afvalt zUn ook de vruchten
daarvan omgeven. Ze worden vóór haar
rUpheid afgesneden en gedroogd als
stroobloem.
TUINIER.
NEDERLAND
(Aanvulling 1)
Vóór ik met Engeland begin, zal ik
eerst een aanvulling geven van ons
eigen land. Sinds ik dat behandelde zyn
weer vele nieuwe zegels verschenen. We
beginnen met de serie 1924—'25 te ver
anderen in 1924'27 omdat er verschei
dene waarden zUn bUgekomen. De zegels
in 't duifjestype zUn dezelfde n.l. 1 cent
(wUnrood), 2 cent (vermiljoen), 21/2
cent (donkergroen), 3 cent (geelgroen)
4 cent (ultramarUn). Grootte van de
vakjes 2,3 by 2.8 c.M. Met de beeltenis
van de koningin hebben we thans: 5
cent (zeegroen), B cent (roodbruin),
7 1/2 c. (violet) 7 1/2 c. (donkeroranje) 9 c.
(rood met zwart waardecUfer) lOc.(rood)
zwart waardecUfer), 10 cent (rood),
121/2 cent (karmUn), 15 cent (ultrama
rUn), 20 cent (blauw), 221/2 cent (bruin
oiyf), 25 cent (oHJD, 30 cent (lila), 35
cent (olüfbruin, 40 cent (bruin), 50
cent (blauwgroen), 60 cent (violet).
Grootte van dc vakjes 2,8 bU 2,3 c.M.
In groot formaat verschenen 1 gulden
(grUsblauw), 21/2 gulden (rood) en 5
gulden (grUs). Grootte van de vakjes
3,4 bij 2.9 c.M. Zie voor de indeeling 't
schetsje.
JIC
Jc
c
6c
/u
S>'
/oc
/se
/oc
J/fc.
J0c
jrc
40 e
?oc
OO C
Voor dc hoofdgroep zUn er nog enkele
bUgekomen. doch verscheiden oude
klanten hebben nog vergeten iets in te
zenden. Half September beginnen de
rondzendingen; zorgt dus vóór dien tUd
voor nieuw materiaal.
Bloemhofstr. 29rd.
S.
RUBRIEKERTJES-LIJST.
351. Theo Schuitemaker, oud 12 jaar,
352. Corrie Schuitemakcr oud 13 jaar
beiden zyiweg 35z.
353. Frederika Kuipers, oud 8 jaar,
Noorinannenstraat 13.
354. Wil Pavry, SchalkwUkerweg 65,
oud 8 jaar.
Wordt vervolgd.
KLAAS DE CLOV/N.
KLAAS DE CLOWN EN DE SLEEP
Jofikvrouwc Belinda zat erg in het
nauw! „O, vrccselijk," zei zij, „iedereen
draagt een sleep op het hal, cn ik heb
den mijne thuisgclaten!" „Wees ei;
niet bedroef om." /.ei Klaas; „wc zul*
len het best in orde krijgen!"
Deze loopcr. bijvoorbeeld," zeide hij
„kan er best voor doorgaan, als bij
maar goed vastgemaakt wordt!"
„Prachtig!" zei Jonkvrouwe Belinda*
Het vastmaken was in een oogwenk ge*,
schied.
„Hm!" zei dc Ceremoniemeester hij
zichzelf, „dat is eigenaardig! Ik schijn
dat patroon meer gezien te hebbent
Maar als zij geen sleep gedragen had,
zou ik haar niet binnengelaten hebben 1'*
CORRIE SCHUITEMAKER, Zijlweg.
35r„ heeft 5 Amstelpennlngen, 2 Lux-
bons, 1 Qulckbon cn 5 Verkadcplaatjes.
ZU wil die ruilen voor Sunlight- of Vim-»
bonnen 1 tegen 1.
Dan ruilt ze verder 5 pelikaantjes voos
3 Sunlight of Vim, 1 doos Gruyter Napo-
litains voor 1 Sunlight of Vim. 2 Hille-
bonnen voor 1 Sunlight of Vim, 2 om
slagen Gruyters tablet voor 2 Sunlight
of Vim, 3 plaatjes Kockfabrlek Kamp
huis voor 1 Sunlight of Vim, 1 van Nel
lesbon tegen 2 Sunlight of Vim.
MéRéYN, Spaansche Vaartstraat 107,
heeft 30 Qulckbonnen, 17 Mecco-bonneh,
42 Sickesz-punten heele waarde. Deze
alle wil ze ruilen voor Hilles-bonnen
of Haarlemschc Brood- cn Meelfabriek-
plaatjes. Verder vraagt ze Onze Jeugd
van 19 Augustus.
W. LASSCHUIT, Gr. Houtstraat 155z.
vraagt Sickesz-omslagen en wapens. Hij
geeft er voor terug Hille-bonncn. Ver-
kacieplaatjes en Bensdorp-wapens. Ruil-
tyd Maandag, Dinsdag, Donderdag en
Vrijdag 's avonds von 78 uur.
M. NIESTEN, Lourens Costerslraat 5
(by de Leidschc vaart on Sint-Bavo),
heeft Karncmclkzccppl., Slckesz vnpens,
Kwatta-sterrcn, Kwatta-soldaatjes, Me-
co-bonnen, Fenix-bonncn, Pirate bonnen.
Postzegels en sigarenbandjes. Dit alles
wil zU ruilen voor Vim-cartons, Sun-
lightstrooken en Lux-bonnen.
Karnemelkzeeppl. en postzegels wil
ze ruilen tegen andere Karnemelkzeeppl,
en postzegels.
FOTO-RUBRIEK.
Kiekjes ontvnngen van: Aafje van
Baaien, RozcntuUJo