Postzegelrubriek r~ RUILRUBRIEK BRAVE MAX! „Zouden we het kunnen?" vroeg Peter. „Ik geloof van wel," antwoordde zijn tweelingzusje Peggy. „Laten we het probeeren!" En toen keken ze allebei naar Max. die dreomerig lag te kijken op het kleedje voor den haard. Max was vroeger jacht hond geweest en zoolang zy het zich konden herinneren, was hij de speelka meraad van de beide kinderen geweest. En hij,was buitengewoon verstandig, onze Max! Hij haalde dingen uit het wa ter, als je die erin wierp en als Je een Btok een halven kilometer ver op een weg liet liggen en Je zei dan tegen Max: „Ga 'm halen!" dan rende hij terug en kwam net zoo verstandig en vlug met den stok aandraven, alsof Je het tegen een mensch gezegd zou hebben. Door de verstandigheid van Max wa ren Peter en Peggy op de gedachte ge komen, dat zfj misschien voor de bios coop zouden kunnen werken. Zie Je, het zat zóó: Peter en Peggy hadden hun verlangen gericht op een prachtigen Vliegenden Hollander voor twee kinderen, dien zij in een winkel in de Hoogstraat hadden zien staan. Het was een prachtige ma chine. Twee kinderen konden er tegelijk op rijden en hij zag er prachtig uit; het nikkel glom als zilver. O, wat zouden de tweeliüfeen dien „Vliegenden" graag gehad hebben. Maar vader en moeder hadden gezegd, dat zij het geld daarvoor niet konden missen. En toen kreeg Peter een pracht-idee. HU had in de cinema verschillende films gezien, waarin een hond een hoofdrol speelde in gezelschap van zijn baas, een jongen van Peter's leeftijd. „Die jongen moet veel geld verdiend hebben met het spelen voor die film," dacht Peter, „Waarom zou ik het ook niet doen, met Max? En Peggy die zou ook kunnen helpen, en dan zouden we genoeg geld hebben om dien Vliegenden Hollander te koo- pen." Peter sprak er met zijn zusje over, toen zij alleen waren. Peggy zei, dat het een uitstekend idee was. De studio van de A(llerbeste) F(ilm) MfaatschappUi was niet ver van de wo ning van Peter en Peggy; zU hadden dikwijls over den muur gekeken en ge zien, hoe bulten-scènes werden opgeno men; dan zag Je alle acteurs en actri ces heen en weer loopen en er draaide een man aan de handle van een groote camera. Nu, het eind van het liedje was, dat Peter en Peggy op zekeren dag het huis uit sloopen met Max, den Jachthond, en op weg gingen naar het terrein, waar de films werden opgenomen. Toen zU de groote poort doorgingen, welke toegang verleende tot de uitgestrekte terreinen, waren er twee mannen bezig een scène te spelen, waarin de een den ander een klap moest geven en dan wegloopen. Dat deden zU juist, toen de tweelin gen en de trouwe Max daar aan kwa men. Max, die zag, dat er gevochten werd en dat er toen een van de belde mannen wegliep, dacht, dat het zUn plicht was om op den weglooper Jacht te maken. Met een paar enorme sprongen had hij den man ingehaald, zette zUn tanden in de jaspanden van den man en begon zoo hard hU maar kon te trekken en te ruk ken. In zUn angst rende hU recht tegen de camera aan. Pats! daar ging de prachtige camera tegen den grond! De man, die eraan stond te draalen viel eveneens boven op de camera en deze was heelemaal kapot. Niet voordat dit allemaal gebeurd was, zag Peter kans Max bU zijn halsband te grUpen en tot kalmte te brengen. De directeur van de studio kwam, briesend van verontwaar diging naar buiten loopen. HU schudde de vuist tegen Peter en probeerde Max een schop te geven en deze kon maar niet begrüpen, waarom die man toch zoo'n drukte maakte. „Haal een politie-agent." brulde hU „Ik zal hen laten opsluiten, dan betalen hun ouders me tenminste de schade. En, waarempel, nog toe, ze zullen betalen, of ze krijgen met mU te doen! Zoo'n prachtige, mooie, dure camera! Haal een agent en een geweer! Dien hond schiet ik dood!" Toen zU dat hoorde, begon Peggy te schreien en Peter had ook moeite om zUn tranen in te houden maar plotse ling klonk er een luid gegil en iedereen keerde zich om, om naar het meer te kUken, dat er ook in de terreinen van de studio lag. Wat zij zagen deed iedereen vcrblee- ken. Een klein meisje was in het meer gevallen. De directeur hief zUn handen ten hemel. „MUn kleine Hilda!" riep hU angstig uit. „O, red haar. red haar toch!" HU en alle anderen zetten het op een loopen, maar Max, de oude Jachthond, was er verreweg het eerste. HU had heel heel wat keertjes stokken uit het water gehaald en toen hU het kleine meisje daar zag spartelen, dacht hU en te recht dat het zUn plicht was, om haar weder op het droge te brengen. Met een prachtigen sprong vloog hU het water ln. Vlug zwom hU naar Hilda toe en bracht haar, heel voorzichtig met zijn sterke tanden haar kleertjes vast houdend, behouden aan land. O, wat waren de menschen toen vol lof over Max! En hoe vriendclUk was nu de directeur van de studio, nu hU zUn dochtertje weer behouden terug had! „Jullie wilden voor de film spelen, hè?" vroeg hU aan de tweelingen. „Ik vrees, dat het niet zal gaan. Maar die hond van jullie dat ls een kraan, hoor! Vertel me eens waar Je woont en dan kom ik je morgen opzoeken." En den volgenden morgen belde hU bU hen aan en vroeg Peter, Peggy en Max te zien. En wat denk Je, dat hij bU zich had? Nu? Dien prachtigen Vliegenden Hollander en een fonkelnieuwen zilveren hals band voor Max. HU zeide, dat zij die verdiend hadden door te spelen in de geweldigste film, die er ooit gemaakt DE OUDSTE door W. B.—Z. (9) „Dat heb JU hem opgestookt, akelig nest", riep ze woedend.* „Ik laat me door jou niet beleedigen, daar kun Je van opaan". Ze rende de kamer uit naar beneden. Bram en ik keken elkaar aan. HU lach te, maar ik kon wel hullen. Dat die vervelende Ilse dezen pretütgen dag weer zoo bedierf. Natuurlijk zou ze dit voor val aan mevrouw over brengen. Even natuurlijk vond ik het, dat mevrouw haar zou gelooven. Met looden schoenen ging ik einde- lUk naar beneden. Toen lk de keuken voorbU liep, hoorde lk Ilse op hullerigen toon mün naam noemen. En lk was maar heel biy. dat lk dien avond theorie-les had. Voor half 10 zou ik niet meer in den hulsc- lUken kring verschUnen. HOOFDSTUK 4 ïk krijg een boezemvriendin Twee avonden per week kwamen er behalve mUzelf nog 3 meisjes bU den apotheker om les te nemen. In 't begin kon ik maar niet met ze op dreef komen Thuis sprak lk dan ook over „do Am sterdammers". Ik voelde mU, bU hen vergeleken, net een buitenmeisje. Iede- Wn keer hadden ze iets nieuws aan, Iets nieuws en iets moois. Ik voelde me al buitengewoon misdeeld, met mUn drie wollen jurken, waarvan een nota bene nog mUn Zondagsche was. Ze hadden altyd wat te fluisteren en te giegelen samen. En vooral in 't begin dacht ik vast en zeker dat ze het over mU hadden. Ze vonden mU natuurlUk een armoedig spook. Al heel spoedig bemerkte ik, dat Leni en Jeanne, twee van de 3 Amsterdam mers, lang geen lichten waren. Fran- clne de 3de was een knapperdje. Het klinkt misschien een beetje verwaand, maar ik was heusch niet veel minder dan zU. Meneer Verbrug gaf Leni en Jeanne werk op, dat Francine en lk niet behoefden te maken. Toen, op zekeren avond, 't was Juist de avond, dat Bram en Emmy waren thuis gekomen, zei meneer Verbrug: „Meisjes jullie vieren hooren niet bU elkaar." Ik voelde, dat ik vuurrood werd. Na tuurlUk bedoelde hU, dat ik er niet bU hoorde. „Leni en Jeanne hebben al heel slecht onderwUs gehad. Die zullen er een Jaar tje langer over moeten doen. Francine en Suze moeten dan maar samen blU- ven werken." Ik keek eens naar Francipe en zU keek tegelUkertUd naar mU- Aan 't eind van de les praatte ze nog wat met meneer Verbrug. Ik kreeg een extra knik van haar, waar ik me heusch gelukkig door gestemd voelde. Later vertelde meneer Verbrug mU. dat Francine Boelhuis ook in zUn apo theek practisch kwam werken. Van de andere twee kwam een paar dagen daar na een boodschap, dat ze van de studie afzagen. „Daar gaat niks mee verloren," zei meneer lachend. En ik lachte ook. De avondlessen zouden veel prettiger wor den zonder die twee. Francine en ik sloten toch niet zoo gauw vriendschap, 't Was we soms, of ze uit de hoogte op me neerzag. Van Juf frouw Helmers, de assistente, vernam ik, dat ze een meisje van zeer voorname fa milie was. Haai vader was overleden. Ze waren door allerlei omstandigheden aan lager wal geraakt. Francine, met haar ontelbare zUden jurkjes, leek mU nog een heel rUk meisje toe. Maar ik kreeg nu toch groot mede- lUden met haar, omdat ze geen vader had. En toen op een middag mUn eigen va der onverwacht de apotheek kwam bin nenstappen, voelde ik me de rUkste van ons tweeën. Ik mocht 's middags met hem mee. HU deed me allerlei buitenissige ple ziertjes aan. We gingen theedrinken ln Americain, ik kreeg ijs. We gingen naar Tuschinsky. Natuurlek sprak ik met vader ook over Francine. „Neem haar maar eens mee naar huis," raadde vader. Ik wou haar wel mee nemen, maar zou zU willen? Zou 't bU ons thuis niet te eenvoudig voor haar zUn? Ik was vol over de kinderen, voor al over Brammetje, die 's avonds niet wou slapen, voor ik hem een sprookje had verteld. Over die nare Ilse sprak ik ook. Maar vader vond. dat ik toch maar vriendelUk en voorkomend moest zUn. Zoo'n meisje in een vreemd land en in een vreemde omgeving miste toch al zooveel. Had misschien groote behoefte aan wat warmte en hartelykheid. Dat moest er nog bijkomen, hartclUk zUn tegen zoo'n vervelend schepsel, dat door haar klikken Bram een standje had bezorgd. Door haar toedoen moest Bram zich voortaan alleen uit- en aan- klecden. Een verhaaltje mocht ik hem vertellen, maar dan beneden. „Akelige meld is het, hè?" had Bram aan me gevraagd. Ik had maar een beetje ge lachen. Toestemmen durfde ik het niet, ontkennen wou ik het niet. Toen ik 's avonds weer in de apotheek terugkeerde stond Francine achter de toonbank. „Prettig uitgeweest?" vroeg ze. „Zalig," zei ik uit den grond van mUn hart. Voor ik uitgekleed was, had lk al een getrouw verslag gedaan. ,,'k Ga nooit uit," zei Francine somber ,,'s Zondags ook niet?" ,,'s Zondags is de saaiste dag van de week. Dan zit de heele familie bU ons te zuchten." „Te zuchten?" „Ja zeker te zuchten, om alles, wat vroeger kon en nu niet meer kan." „Wil je eens op een Zondag met mU mee naar huis?" „Naar Haarlem? Meen je 't? Zou 't mogen?" „Vader zei vanmiddag nog, dat ik het Je vragen moest." „Wat schattig van je vader. Natuur lijk wil ik. Ik vind het gewoon dol om er eens uit te zUn." „Zal ik naar huis schryven, dat we de volgende week samen komen?" „Wat mU betreft graag, Suus." „Maar, 't is heel eenvoudig bU ons. We zUn met zijn zessen. Vader heeft geen voorname betrekking." „Dacht je, dat mij dat wat schelen kon? WU zUn met ons vüven. Ik ben de middelste en ik ben de eerste, die nu wat leeren moet." Dien avond vertelde Francine mU haar levensgeschiedenis, die zoo treurig, zoo in-treurig was, dat ik er den hcclcn nacht van droomde. (Wordt vervolgd.) VERSTOPPERTJE Plak de teekening op een stuk niet te zwaar karton en kleur ze dan met waterverf of kleurkrUtjes. Als alles goed droog ls, knip Je de verschillende stuk ken netjes uit en maakt gaatjes in A, B, C en D. Nu leg Je gaatje C in het strookje aan het KonUn achter gaatje O In het strookje van den Vos en be vestigt beide strookjes aan elkander door middel van een papierklemmet.Je: hetzelfde doe je met de gaatjes B en B Nu plaats Je gaatje A in het arm-stuk achter gaatje A in den schouder van den Jnger en steekt er eveneens een papierklemmetje door heen. Evenzoo doe Je met gaatje D op het strookje van het KonUn en D op de helling van den heuvel. Nu is het zaakje klaar. Als Je nu het uiteinde van het arm st rook je heen en weer beweegt, vcr- dwUnt het konUntje, als de Jager erop wil schieten en verschijnt de vos met zUn kop om den hoek van den heufrfL HET GESCHENK VAN DE FEE SCILLA. De Fee Scilla zat onder een blad gekropen cn probeerde een beetje warm te worden: de wind blies fel. de regen viel in stroomen en zU was heel alleen want de andere feeën waren reeds lang geleden naar Feeënland getrokken voor den winter. ZU was achterfgebleven terwyi zU met de elfen speelde en nu waren haar vleugeltjes zoo koud en stUf, dat zU heelemaal niet vliegen kon en daar zat zU nu en vroeg zich af, wat zU doen moest. ZU was achter gebleven terwUl zU zou zU dat zeker hebben gedaan wat moest zU toch doen vóór de strenge winter kwam, als zU niet meer naar Feeënland kon vliegen? „Hoe langer ik blijf, hoe koude»* zal ik het krUgen", zeide zU tot zichzelf, „ik moet iemand zien te vinden, aan wien ik vragen kan wat ik doen moet. Er zal toch zeker wel iemand te vinden zUn, die mik wil opnemen. O, lk houd niet van regen en wind!" ZU fladderde met haar natte vleugel tjes om vooruit te komen en zocht in- tusschcn zooveel mogelijk beschutting onder het gras. ZU was nog maar kort onderweg, toen zU een muis tegen kwam, die Juist met den sleutel de voordeur van zUn woning opendeed. „O, mUnheer Muis, ik zoek een schuil plaats voor den winter", zeide zy. „Ik ben te lang ln de bosschen gebleven en nu zijn m|jn vleugels te koud en te stUf om te vliegen en nu kan lk niet naar Feeënland terug. Help men alstu blieft!" „Ieder voor zichzelf", zei meneer Muis op nUdlgen toon. „Ik kan je geen onderdak verleenen; wU zUn nu al met veel te veel familieleden in huis. Houd me niet langer op!" En met een slag smeet hU de deur in het slot en Scilla ging verder tot zU twee groote kik- vorschcn zag zitten, die pleizier hadden ln den regen. „Alsjeblieft, mUnheer Kikvorsch, kunt u mij niet zeggen, waar ik onderdak kan vinden voor den winter? Ik ben zoo koud en bang!" „Een Fee, die niet van regen houdt, zou nooit goed gezelschap voor ons zUn", antwoordde de kikvorsch met zware stem. „Je had met de andere feeën mede moeten gaan. Nee, wU kun nen Je niet helpen ga maar door!" Toen zag Scilla een uil in een boom ritten. ,,Ach, mUnheer Uil, help mU toch", smeekte zU. „Ik ben zoo koud en nat en de winter staat voor de deur". „Ja, dat weet lk", zei dc uil en knip te met zUn oogen tegen het daglicht. „Je herinnert me eraan, dat ik een warm holletje moet zoeken in een hol len boomstam tegen den tUd, dat de koude invalt". HU vloog weg en Scilla klapte in haar handen. „Ik zal aan de boom-elfen vragen of zU mU niet ln een hollen stam wil len laten schuilen voor den winter!" riep zU blUdc uit, cn het eerste wat ik doen moet ls een boom zoeken, die er vriendelijk uitziet dan zullen de elfen ook wel vriendelijk zUn". De Eikenboom-elfen wilden niets met haar te doen hebben, de Iepenboom- elfen Joegen haar weg en geen enkele boom wilde haar onderdak verleenen, tot zU bU een boom kwam aan den rand van het woud, Juist toen zU zoo vermoeid was, dat zU haast geen stap meer vooruit kon komen en haar vleugels haar niet meer konden onder steunen. Hot was een dikke boom met een machtigen stam en de voordeur stond wild open. Scilla keek naar binnen en zag de kleine leuke elfjes met groote handen en voeten en kale hoofden, druk bezig een wonderlijk stuk zUde te weven, dat glinsterde met een bleek groene kleur. „O, help mU toch alsjeblieft",, fluister de zU- „Niemand wil mij hebben voor den winter! En lk ben zoo koud en moe!" De elfen hielden met hun werk op en keken naar haar. „Een Feel" riepen zU uit en Scilla vertelde hun haar geschiedenis en hoe wind en regen haar verkleumd had den. „WU moeten Je helpen", zeiden dc elfen. „Kom binnen en ga zitten". „Wat gaan jullie doen met die zijde?" vroeg Scilla. „Het is fUn genoeg voor een Feeënkleed!" „Daar moeten de kleine knopjes in gewikkeld worden, tot zU in de Lente uitkomen", legden de elfen uit. „Het houdt hen den geheelen winter door warm en als de zon gaat schijnen, breekt het zijden omhulsel en dan gaan alle knoppen aan onzen boom bloeien. Als wU ze niet in zouden wikkelen, dan zou den de Vorstkabouters hen pUn doen". Scilla klapte in haar handjes. „Wikkel my in een stukje elfenzU", smeekte zU, „en als ik de zon dan op mU voel, zal ik ook ontwaken en terug vliegen naar Feeënland". De elfen wisten niet zeker of het wel goed was een fee in hun zUde te wik kelen, maar daar zij bleef smeeken deden zU het en plaatsten haar veilig op een van de bbvenste takken, lekker ingepakt, precies zooals zU deden met de kleine knopjes. Toen de elfen met hun werk klaar waren, gingen zU naar binnen in den hollen stam en legden zich te slapen cn zU werden niet eerder wakker, dan toen de zon warm werd. Dit alles geschiedde langen, langen tUd geleden, zoodat bUna ledereen het vergeten heeft. Toen de elfen wakker werden, hadden de knopjes van hun boom het zijden omhulsel reeds verbroken en alle bloe men waren in bloei en, hoewel zU vroe ger nooit geur gehad hadden, nu was de geheele omgeving van den boom vervuld van een allerheerlijkste lucht. „Waar is de fee?" riepen de elfen en klommen den boom in om te gaan kUken. Maar de fee was weg en toen be grepen de elfen, dat de heerlijke geur afkomstig was van Feeënland en dat het een geschenk was van de Fee aan den vrlendelljken boom. die haar den geheelen winter onderdak verleend had. En sinds dien dag heeft die boom niet alleen bloemen, doch ook geur ge had. die zelfs dc feeën, die toch aan heerlijke geuren gewend zUn, beschrU- ven als een der zoetste, die er op aarde zUn. Kun Je raden welke boom het it? Het is de Lindeboom. KINDERTUINTJES. Wanneer over eenige weken de bloe menpracht begint af te nemen, wordt t moeilUker en kostbaarder de huiskamer met een aardige ruiker op te vroolijken. 't Is daarom altUd gewenscht enkele bloemen te kweeken, die we in gedroog- den staat een heelen tUd kunnen bewa ren en uitstekend materiaal zUn voor een wlntcrbouquet. Een droog bouquet kan vol kleur en afwisseling zUn. Eenige planten, die we hiervoor kunnen bezigen zUn: Immortellen, papier- of stroobloemen. Planten met hoornachtige bloemblaad jes. Dc mooiste stroobloem is Helichry- sum monstrosum, die in gemengde kleu ren in den handel verkrugbaar is. In Mei kan in den vollen grond gezaaid worden, doch wie verzekerd wil zUn van flinke planten, zaait eerst onder glas om later de zaailingen uit te planten. De plant verlangt flink bemesten grond, veel ruimte en de volle zon. Hoogte 80 a 90 c.M. 't Is echter noodzakeiyk. dat de bloemen op een zonnigen, drogen dag worden gesneden. Ze moeten geheel ontsloten, doch niet te ver overbloeid zUn cn wc drogen ze onderste boven op een donkere, warme plaats. Judaspenning (Lunaria annua). Fam. kruisblocmigcn (Cruciferen). Dit is een tweejarige plant. Wanneer we dus in Mei de platte, roode, bruine zaadjes zaaien, krUgen we 't zelfde jaar een flinke plant, die het volgend jaar bloeit met vele paarse bloempjes. We moeten deze plant echter niet in den tuin plae-lscn om de bloemen, doch om de vruchten. Deze kruisbloem geeft eigenaardige, platte, ronde vruchten, z.g. hauwtje. Zoo'n hauwtje is cigenlyk een heel plat doosje met een middenschot. Tusschen 't middenschot en de wanden liggen de zaden. Wanneer nu de zaden rUp zUn, worden de stengels afgesneden en in de zon gedroogd. Het doosje gaat open; de dekseltjes met de zaadjes wor den verwüderd en we houden het vlie zige, witte tusschonschot over. En 't is juist dit tusschenschot, dat in een win- terbouquet zoo'n aardig effect maakt. Juffertje In 't groen (Nigella damas- ccna). Fam. Ranonkelachtige (Ranuncula- ceeën). Dezen eigenaardigen naam dankt de plant, afkomstig uit Zuid-Europa, aan het zachte, fUn verdeelde groen (om windsel). dat onder de bloem zit. De lichtblauwe bloemen worden later vxy groote doosvruchten. Aangezien het om windsel niet afvalt zUn ook de vruchten daarvan omgeven. Ze worden vóór haar rUpheid afgesneden en gedroogd als stroobloem. TUINIER. NEDERLAND (Aanvulling 1) Vóór ik met Engeland begin, zal ik eerst een aanvulling geven van ons eigen land. Sinds ik dat behandelde zyn weer vele nieuwe zegels verschenen. We beginnen met de serie 1924—'25 te ver anderen in 1924'27 omdat er verschei dene waarden zUn bUgekomen. De zegels in 't duifjestype zUn dezelfde n.l. 1 cent (wUnrood), 2 cent (vermiljoen), 21/2 cent (donkergroen), 3 cent (geelgroen) 4 cent (ultramarUn). Grootte van de vakjes 2,3 by 2.8 c.M. Met de beeltenis van de koningin hebben we thans: 5 cent (zeegroen), B cent (roodbruin), 7 1/2 c. (violet) 7 1/2 c. (donkeroranje) 9 c. (rood met zwart waardecUfer) lOc.(rood) zwart waardecUfer), 10 cent (rood), 121/2 cent (karmUn), 15 cent (ultrama rUn), 20 cent (blauw), 221/2 cent (bruin oiyf), 25 cent (oHJD, 30 cent (lila), 35 cent (olüfbruin, 40 cent (bruin), 50 cent (blauwgroen), 60 cent (violet). Grootte van dc vakjes 2,8 bU 2,3 c.M. In groot formaat verschenen 1 gulden (grUsblauw), 21/2 gulden (rood) en 5 gulden (grUs). Grootte van de vakjes 3,4 bij 2.9 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje. JIC Jc c 6c /u S>' /oc /se /oc J/fc. J0c jrc 40 e ?oc OO C Voor dc hoofdgroep zUn er nog enkele bUgekomen. doch verscheiden oude klanten hebben nog vergeten iets in te zenden. Half September beginnen de rondzendingen; zorgt dus vóór dien tUd voor nieuw materiaal. Bloemhofstr. 29rd. S. RUBRIEKERTJES-LIJST. 351. Theo Schuitemaker, oud 12 jaar, 352. Corrie Schuitemakcr oud 13 jaar beiden zyiweg 35z. 353. Frederika Kuipers, oud 8 jaar, Noorinannenstraat 13. 354. Wil Pavry, SchalkwUkerweg 65, oud 8 jaar. Wordt vervolgd. KLAAS DE CLOV/N. KLAAS DE CLOWN EN DE SLEEP Jofikvrouwc Belinda zat erg in het nauw! „O, vrccselijk," zei zij, „iedereen draagt een sleep op het hal, cn ik heb den mijne thuisgclaten!" „Wees ei; niet bedroef om." /.ei Klaas; „wc zul* len het best in orde krijgen!" Deze loopcr. bijvoorbeeld," zeide hij „kan er best voor doorgaan, als bij maar goed vastgemaakt wordt!" „Prachtig!" zei Jonkvrouwe Belinda* Het vastmaken was in een oogwenk ge*, schied. „Hm!" zei dc Ceremoniemeester hij zichzelf, „dat is eigenaardig! Ik schijn dat patroon meer gezien te hebbent Maar als zij geen sleep gedragen had, zou ik haar niet binnengelaten hebben 1'* CORRIE SCHUITEMAKER, Zijlweg. 35r„ heeft 5 Amstelpennlngen, 2 Lux- bons, 1 Qulckbon cn 5 Verkadcplaatjes. ZU wil die ruilen voor Sunlight- of Vim-» bonnen 1 tegen 1. Dan ruilt ze verder 5 pelikaantjes voos 3 Sunlight of Vim, 1 doos Gruyter Napo- litains voor 1 Sunlight of Vim. 2 Hille- bonnen voor 1 Sunlight of Vim, 2 om slagen Gruyters tablet voor 2 Sunlight of Vim, 3 plaatjes Kockfabrlek Kamp huis voor 1 Sunlight of Vim, 1 van Nel lesbon tegen 2 Sunlight of Vim. MéRéYN, Spaansche Vaartstraat 107, heeft 30 Qulckbonnen, 17 Mecco-bonneh, 42 Sickesz-punten heele waarde. Deze alle wil ze ruilen voor Hilles-bonnen of Haarlemschc Brood- cn Meelfabriek- plaatjes. Verder vraagt ze Onze Jeugd van 19 Augustus. W. LASSCHUIT, Gr. Houtstraat 155z. vraagt Sickesz-omslagen en wapens. Hij geeft er voor terug Hille-bonncn. Ver- kacieplaatjes en Bensdorp-wapens. Ruil- tyd Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrijdag 's avonds von 78 uur. M. NIESTEN, Lourens Costerslraat 5 (by de Leidschc vaart on Sint-Bavo), heeft Karncmclkzccppl., Slckesz vnpens, Kwatta-sterrcn, Kwatta-soldaatjes, Me- co-bonnen, Fenix-bonncn, Pirate bonnen. Postzegels en sigarenbandjes. Dit alles wil zU ruilen voor Vim-cartons, Sun- lightstrooken en Lux-bonnen. Karnemelkzeeppl. en postzegels wil ze ruilen tegen andere Karnemelkzeeppl, en postzegels. FOTO-RUBRIEK. Kiekjes ontvnngen van: Aafje van Baaien, RozcntuUJo

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 16