OM ONS HEEN FEUILLETON DE GEHEIMZINNIGE ZAAK VAN STYLES FLITSEN WatSrengt HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 6 SEPT. 1927 No. 3690 REISHERINNERINGEN. VAN KONSTANZ OVER BREGENZ NAAR LANDECK. Het was vol ln den trein en warm tus- Bchen Frankfurt en Konstanz. Omdat we in een verkeerden wagen waren ge stapt en dus niet recht door konden gaan, geloof ik, of om een andere reden of voor mijn part heelemaal zonder re den (ik weet het niet meer) moesten we te Offenburg uitstappen en daar op een anderen trein wachten. Zooiets is onplezierig omdat je altijd weer op de bagage moet letten, vijf koffers, vier jassen, twee stokken en een paraplule en er altijd wel de een of de ander over een onderdeel daarvan bezorgd is. „Heb je mijn jas ook gezien? Is mijn tasch er wel bij?" Maar overigens Is het wel een aardige afwisseling, op zoo'n doodstil station een frisch glaasje bier te drin ken en van het biermeisje te hooren dat het goed gaat met het buffet of van den wachthebbenden politieman, dat hij veertien uur dienst heeft wat we toch wel heel erg vonden. Je smoort bijna een zucht, als Je weer in den vol genden trein stapt» en daar wéér smoort, namelijk van hitte. Maar ten slotte kom je toch aan en wel te 23.23. aan een nog veel kleiner station dan Offenburg. waar je een kruier vindt, die met de bagage links gaat naar het hótel en je aan raadt, zelf rechts te gaan. Dat moest misloopen en het liep ook mis, zoodat we langs een blijkbaar ongewonen weg in het Insel-Hötel (eüandhótel) kwa men na een wandeling door nauwelijks verlichte straten. Neen, Frankfort was het niet. En 't scheen ons toe, dat wij langs geheimzinnige, duistere gangen naar onze kamers werden geleid. Maar den volgenden morgen! Hoe verrukt waren we over de veranda in den prach- tigen tiim aan de Bodensee en hoe mooi was het kijkje op het meer zelf. Maar vooral, hoe verrassend zag het hótel er zelf uit, met zijn antieke gangen en kolonnades. zijn schilderijen, zijn voor plein en toegangsbrug, den eenigen toe gangsweg trouwens, daar het hótel aan alle kanten in 't water ligt, waaraan het zijn naam te danken heeft. In de vitrines in onze Tijdingzaal zijn eenige kaarten neergelegd, die van dit ongewone hotel, een voormalig klooster, een denkbeeld geven en ook van een kerk in het stadje Konstanz. Laat men toch niet verzuimen die afbeeldingen te bekijken. Ze zijn de moeite waard. Bo vendien kan niemand er aan zien, dat ze ons nog zorg hebben opgeleverd, die van de kerk namelijk omdat het bezoek aan dat gebouw ons bijna te laat had doen komen aan de boot. Zelfs een klein stadje kan grooter zijn dan je gedacht hebt en wanneer dan bovendien nog de afsluitboom van den spoorweg dicht gaat net als je er aan komt en de stren ge wachter onverbiddelijk wijst naar de hooge brug, die je maar overklimmen moet, dan slaat de schrik je om 't hart. Want daar ginds, nog tamelijk ver, lag de boot en spuwde rookwolken van ik ga er dadelijk vandoor. Wij maakten beenen. En dat in die hitte! En nog wel tegen het gebod van den dokter aan een onzer, dat hij nooit hard loopen mag. Gelukkig was de medicus niet in de buurt en gaven wü al gauw het hard draven op, toen bij de boot een welwil lend mensch uit de verte het gebaar maakte, dat in alle talen van de wereld bcteekent: „Je hebt nog al den tijd!"' Konden wij in Holland vermoeden, dat 11.10 niet zoo ernstig bedoeld was en dat het makkelijk een kwartiertje later worden mocht? Zoo bliezen we utt op het dek van de boot. Het hart. waarover de Haarlem- sche medicus zich bezorgd maakte, klopt nog. En goed en warm. Intusschen stak de boot gemoedelijk van wal en begon de Hbdensee, ook wel het meer van Konstanz geheeten te bevaren. Vier uur zouden wij daarop doorbren gen. hetgeen in het mooie, zonnige weer volstrekt geen onaangenaam vooruit zicht was. Ik zal niet zeggen, dat de weg over de golven van het meer, recht uit van Konstanz naar Bregenz, niet meer dan twee uur vorderen zou, maar dat maakt de rekening van de stoom bootonderneming niet, die liefst overal aanleggen wil, waar passagiers te halen zijn. Zoo levendie als op het Vierwald- statter meer is de vaart op de Boden see niet. maar er zijn verschillende aar dige plaatsen, waar veel gebaad, ge zwommen en gezeild wordt. Ook daar van is op kaarten in de Tijdingzaal heel- wat te zien. Geen gemakkelijker manier van reizen dan op een boot op het meer. Er zijn menschen, die rust voor ziel en lichaam vinden in het overbekende reisje met de Nederland naar Genua en als de zee meewerkt, is dat ook w-1 verklaarbaar, jammer dat ze dat niet altijd doet. Maar de Bodensee was in ieder geval een beeld van kalme rust. zoodat wij bij onze komst te Bregenz zielskalmte genoeg hadden vergaard om de twee uur die wij daar moesten doorbrengen, gelaten te onder gaan. Want Bregenz levert niet veel moois op. Twee bijzonderheden: het ligt op Oos tenrijkschen bodem en je krijgt er dus weer met een andere munt soort te maken, den shilling, op zijn Duitsch schilling gespeld. Het trof ons aangenaam, dat de douane het er ons alweer niet lastig maakte, Integendeel voor de Nederlandsche nationaliteit een soort van voorkeur scheen te heb ben, want de koffers mochten dicht blijven en de passen werden met een vriendelijk begroetend: „Alle Hollan der" dicht teruggegeven. Het vriendelijk gebaar, in en na den oorlog door Neder land gemaakt tegenover beklagens waardige Oostenrijksche kindertjes, wordt daar waarlijk niet gauw verge ten. Nu moesten we ons nog drie uur sporens getroosten (je krijgt er lang zamerhand genoeg van) en dan was het voorloopig met de treinreizen uit. Halfnegen kwamen wij dus in Landeck Het was er druk met reizigers, met koffers, met commissionairs van hotels, en met auto's, die klaarstonden om de gasten te vervoeren, maar de voorhanden voertuigen waren niet in staat, alle reizigers zoo vlug als zij wel wenschten over te brengen naar het hotel „Zin- Post", dat blijkbaar het meest de gunst genoot. In de duisternis van het Stationsplein raakte ik verzeild in een vierpersoons auto, waarvan de voor plaatsen waren ingenomen door twee dikke Duitschers, die op naar achter doorgezakte stoeltjes bijna op de knieën van de achterlieden zaten, waar van ik het ongeluk had, er een te zijn. Toen wij aan het hotel arriveerden, had ik net nog beenen om te staan en dat was niet overbodig, omdat mijn reisgenooten aan het station waren achtergebleven en nog door een terug gezonden auto zouden worden aange voerd. Intusschen was het vermake lijk om de drukte en het gedrang aan het bureau van het hotel te zien, waar in diverse talen gasten gereserveerde kamers opelschten of met benauwde gezichten om logies verzochten. Het huis was blijkbaar Vut den top toe vol. Wie zich nu pas aanmeldden werden niet ongetroost weggestuurd, maar na tele fonische onderhandelingen over andere hotels verdeeld. Als je dat op reis zoo ziet, krijg je den indruk, dat alleen in het hotelleven Arcadische toestanden heerschen, het eenige vak zou je zeg gen waarin collega's en geen concurren ten bestaan. Langzamerhand raakte de gang leeg en ieder geborgen in het voor hem bestemde hokje. Mijn reisgenooten ver schenen op him beurt en na een beetje heen en weer gesjouw mét koffers en tasschen (ik had alle moeite een reus- achtigen koffer van mijn kamer te weren die toch heusch mijn eigendom niet was) brak het heerlijk oogenblik van koud water met zeep aan. Gevolgd door dat van het avondmaal. Ik zal niet zeggen, dat Landeck in laatstgenoemd opzicht uitblonk, maar ten slotte ver scheen er dan toch wat op de gedekte tafel en maakten wij kennis met den man, aan wien wij den volgenden dag ons leven zouden toevertrouwen en dien ik hier wel even wat uitvoeriger mag beschrijven. Hij zal het zeker niet kwalijk nemen. De heer Pelizzoni was vroeger kapri- ten ter zee in dienst van Oostenrijk en destijds een vermogend man. De oorlog brak zijn positie, zooals hij met zooveel anderen heeft gedaan. Zijn fortuin, voornamelijk belegd in Oostenrijksche fondsen, smolt weg. zijn positie als of ficier verviel. Met vele anderen stond hy voor een onzekere toekomst en niets meer, met de taak daarin een nieuw bestaan te scheppen. Dat gelukte door zyn energie. Hij schafte zich een paar auto's aan en sloot zich aan bij het bekende Karersee-hótel, waar hij die auto's zelfstandig exploiteert. Vele namen van bekende Nederlanders heeft hü ons genoemd, die in dat hotel heb ben gelogeerd en zich aan hem en zijn auto hebben toevertrouwd op hun toch ten door de bergen van Tirol. Hoe de heer Pelizzoni die taak opvat en uitvoert zouden wij zelf ondervin- VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 992 OP JE VROUW WACHTEN BIJ DE BIOSCOOP Je hebt afgesproken, je vrouw by de bioscoop te ontmoeten en je bent op tyd loopt een eindje de straat op om te zien of ook aankomt de hal van de oioscoop loopt vol en je drukt je tegen den muur en wacht je ziet haar aankomen en geeft signalen ontdekt dat het een vreemde is, met net zoo'n hoed als je vrouw en tracht gewoon te kij ken je geduld raakt langza merhand uitgeput tot je haar plotseling in de hal ontdekt en de grootste moeite hebt, om haar te overtuigen, dat je niet net gearriveerd {Nadruk' verboden.) door AGATHA CHRISTIE. Vertaling van A. d. Z. 49) „Neen, U zult u herinneren, dat ik sprak van een vlek op het kleed in de kamer van mevrouw Inglethorp? Er wa ren een paar eigenaardige dingen met die vlek. Ze was nog vochtig, verspreid de een sterken geur van koffie, en ver borgen in de wol van het kleed vond ik een paar splintertjes porselein. Wat er gebeurd was, werd me duideiyk, want geen twee minuten tevoren had ik myn portefeuille op het tafeltje by het raam gelegd, en het tafeltje, dat opwipte, had die op precies dezelfde plaats op den grond gedeponeerd. Juist zóó had me vrouw Inglethorp haar kopje koffie neergezet, toen ze den vorigen avond in haar kamer kwam, en het verraderiyke tafeltje had haar dezelfde poets gebak ken. Wat er daarna gebeurde, is slechts een gissing van me. maar ik zou zeggen, dat mevrouw Inglethorp het gebroken kopje opraakpte. en op het tafeltje bij het bed zette. De behoefte gevoelend aan één of anderen stimulans, warmde ze haar chocolade, en dronk die direct op. Nu staan we tegenover een nieuw probleem. We weten, dat de chocolade geen strychnine bevatte. De koffie werd niet gedronken.Toch moet de strychnine dien avond tusschen zeven en negen uur zhn toegediend. Welk derde middel was er een middel, zóó geschikt, om den smaak van strychnine te bedekken, dat het verwonderlijk is, hoe niemand er aan gedacht heeft?" Poirot keek de ka mer rond en antwoordde zelf toen met nadruk: „Haar medicijn!" „Bedoelt u, dat de moordenaar de strychnine in haar drank heeft gedaan" riep ik uit. „Het was niet noodig. die er in te bren gen. Ze was er al in in den drank. De strychnine, die mevrouw Inglethorps dood veroorzaakte, was dezelfde strych nine, die door dr. Wilkins werd voorge schreven. Om u dat duidelijk te maken, zal ik u een uittreksel voorlezen uit een boek over geneesmiddelen, dat ik in de apotheek van 't Roode Kruis Hospitaal te Tadminister gevonden heb: „Het volgende geval is in de hand boeken bekend geworden: „Strychnine Sulph. m. g. 65. „Potass Bromid. gr. 24. „Acqua ad. gr 256. den. De kennismaking gaf ons daar de beste verwachtingen van. De slanke, forsche figuur, het open gezicht, trek ken aan, de manieren zouden aan den voormaligen officier doen denken, ook al had de gewoonte, by de kennisma king de hakken tegen elkaar te slaan, hem niet dadeiyk als zoodanig doen kennen. Hy bracht den avond ge noeglijk in onzen kring door en zou ons den volgenden dag met zyn auto over de Reschenpas naar Spondlnlg brengen en naar Trafol. Vandaar, als het weer meewerkt, dat wil zeggen in dien de wolken het uitzicht niet ver hinderen maar het Stilfserjoch, dat de hoogste berijdbare bergweg in Europa Is. 2800 Meter. Landeck is een dal te midden van het Tlroolsche bergland. Den volgenden morgen konden wij pas goed opmer ken, hoe het 't punt van vertrek is voor allerlei tochten in deze streek. Auto's reden door de smalle dorpsstraat, tal van bergbeklimmers en hoogtewande laars begaven zich op pad, byna even veel vrouwen als mannen. De dag be gon met ideaal zonnig weer. De groote auto van kapitein Pelizzoni was al voor het hótel gereden en hy zelf spoorde ons aan, wat voort te maken wij hadden dien dag een verren tocht te doen. Op zyn kalme, beschaafde ma nier maakte hy het ons allen gemak kelijk, hielp den een in zyn jas, daar het boven koud kon wezen en voorzag den anderen van een warmen deken, zoodat, toen wy eindelijk konden ver trekken, met de bagage op den wagen, het kleine reisgezelschap met de beste verwachtingen den komenden dag te gemoet zag. „Sind die Herren fertig?" En wy, hem den titel gevende waarop hy recht had, antwoordden: .Herr Oberst, wir sind bereit". Met een stoot op den klaxon rolde de wagen de dorpsstraat uit, het mooie bergland tegemoet J. C. P. NICO GERHARZ. TEN AFSCHEID. Straks zal Gerharz scheiden van Haar lem, van zyn kunstvrienden, scheiden uit een werkkring die hem hoe kan 't anders? lief geworden was, trots de moeilijkheden die hij hem bood, trots de bezwaren waarmee hy te kampen had. Zyn lof zal waarschijnlijk in enkele min of meer welgelukte (maar zeker welgemeende) toespraken worden ver kondigd. Dat is goed, dat is zooals het behoort; maarhet is niet voldoende. Het komt mij en zeker ook mijn kunstbroeders gewenscht voor dat „uit het eigen kamp" een stem gehoord wor de; dat een collega uiteenzet wat de arbeid van Gerharz voor Haarlem in 't by zond er, voor de kunst in 't alge meen beteekent. Aan den wensch van de huldigings-commissie, dat die uiteen zetting door my zou worden geschreven, voldoe ik gaarne. Ik meen dat myn leef tijd my daartoe wel het recht geeft, en dat ook, nu ik geheel uit het openbare muziekleven getreden ben, en dus alle directe voeling met de kunstbroeders verloren heb, mijn woord als dat van een volstrekt onpartydige zal worden aangehoord. Er is meer: ik ken Gerharz reeds meer dan 25 jaren, en heb zijn loop baan in haar geheel kunnen gadeslaan. Ik heb hem reeds gekend als eenvoudig stafmuzikant bij „het achtste" te Arn hem, heb een van zyn eerste composi ties voor symphonie-orkest te Utrecht en elders mogen uitvoeren, en by die gelegenheid een sterken indruk gekregen van 's mans gaven en talenten; ook van de energie die hij toonde by het nastre ven van zyn levensdoel, waarvan hy hetzelfde zeggen mocht als Gustav Mahler: „ich habe es redlich gemeint, mein Ziel hochgesteckt". De berichten over de werkzaamheid van Gerharz in Indië, die ik -geregeld ontving en met de grootste belangstel ling vernam, hebben bevestigd wat ik steeds vermoed, neen! voorspeld heb: dat Gerharz nog „groote dingen" zou „Fiat Mistura". Deze oplossing zet in een paar uur het grootste deel van het strychnine- zout als een onoplosbare bromide in doorschijnende kristallen af. Een dame in Engeland verloor het leven door een dergelijken drank te gebruiken; de ge kristalliseerde strychnine verzamelde zich op den bodem, en by het gebruik van de laatste dosis, slikte ze bijna de geheele hoeveelheid!" Nu was er natuurlijk geen broom in het recept van Dr. Wilkins, maar u zult u herinneren, dat ik een leeg doosje broompoeders vermeld heb. Eén of twee van die poeders in de volle flesch medi cijn gedaan, zouden de strychnine met succes doen kristalliseeren, zooals het boek dat beschrijft, en maken, dat ze by de laatste dosis genomen werd. U zult later hooren, dat degene, die ge woonlijk den drank van mevrouw In glethorp inschonk, altyd uiterst voor zichtig was. de flesch niet te schudden, maar het bezinksel ongestoord op den bodem te laten. Telkens zyn er in deze zaak bewyzen geweest, dat de tragedie bedoeld was. op Maandagavond plaats te doen heb ben. Op dien dag werd de draad van mevr. Inglethorp's schel netjes doorge sneden en op Maandagavond bracht mademoiselle Cynthia den nacht bij vrienden door, zoodat mevrouw Ingle- doen. Dat heeft hy echter het meest, en op zeer éclatante manier bewezen gedu rende de Jaren die hij te Haarlem werk zaam was. Daarom lijkt het my gepast hier de vTaag te stellen: „wat heeft Ger harz beteeker.d voor het muziekleven te Haarlem?" en te trachten die vraag zoo afdoend mogelijk te beantwoorden. Om dat juiste antwoord te vinden, dient eerst onderzocht onder welke ar tistieke voorwaarden Gerharz zyn func tie, als dirigent der H. O. V. aanvaar den moest; en, om die juist te omschrij ven moet een beschouwing van alge- meenen aard voorafgaan. Veertig a vijf tig jaren geleden lag het symphonie- orkestspel hier te lande nog maar in de windselen. Goede krachten waren er zeer zeker, en ook goede dirigenten, maar de (eenig juiste) beginselen, die in de achttiende eeuw door Cannabich te Mannheim en enkele andere dirigen ten werden gehuldigd, waardoor het or- kestspel onder hun leiding tot hooge volmaaktheid kwam, waren vergeten, 'schynbaar te loor gegaan. Enkelen Weber, Spohr e.t.q. hiel den de vaan hoog, maar de meeste diri genten waren zich van de waardigheid van hun ambt niet bewust. Dat werd an ders, toen Wagner en Liszt hun leerstel lingen ten opzichte van het dirigenten ambt verkondigden, en Hans von Bülow in Duitschland, Willem Kes hier te lan de hun taak in overeenstemming met die leerstellingen vervulden. Van dien tyd af dateeren hier te lan de een tweetal stroomingen in het or- kestspel: aan den eenen kant de vol gelingen van Kes, wier devies was: „goed is alleen dat waaraan niets ont breekt" en die dus naar de volstrekte volmaaktheid streefden; aan den ande ren kant zy (het ras is nl zoo goed als uitgestorven) die iw de oude sleur voort gingen en niet fijngevoelig genoeg wa ren om de juistheid van de door de an deren gehuldigde meening te kunner. er kennen. Te Haarlem vond Gerharz een orkest, waarin de „moderne" begrippen nog niet waren doorgedrongen. Men beden ke, dat zijn onmiddellijke voorganger slechts luttele maanden het orkest leid de. en dus niet kon bereiken, dat, waar toe hy sindsdien zoo duidelijk bewezen heeft, by machte te zyn. Gerharz had dus te kampen met de sleur, maar met nog andere, even groote bezwaren; met den, allen Nederland- schen kunstinstellingen eigen, toestand van chronisch geldgebrek, met de daar uit voortvloeiende, de ambitie verlam mende, onvoldoende bezoldiging der or kestleden; met de kwantitatief zoowel als kwalitatief-gebrekkige bezetting van zyn orkest. Gebrekkig naar de kwantiteit, want hoe wil men een groot bezette sympho- nie behoorlijk uitvoeren met slechts zes eerste en evenzoo weinig tweede vio len? Gebrekkig naar de kwaliteit, want de lage salarissen hielden de beste thorp heel alleen in den rechtervleugel zou zyn geweest, volkomen afgesloten van eenige hulp en naar alle waar schijnlijkheid gestorven zou zyn, voor dat er geneeskundige hulp kon worden ingeroepen. Maar in haar haast, om op tyd te zijn voor het dorpsfeest, vergat mevrouw Inglethorp haar medicyn te nemen en den volgenden dag lunchte ze buitenshuis, zoodat de laatste en nood lottige dosis vier-en-twintig uur la ter genomen werd dan door den moor denaar was verwacht; en het is aan dat uitstel te danken, dat het laatste bewy's de laatste schakel van de ketting nu in mijn handen is". Te midden van een ademlooze span ning hield hij drie reepjes papier om hoog. „Een brief in het eigen handschrift van den moordenaar, mes amis! Was die een beetje duidelijker in zijn bewoor dingen geweest, dan is het mogelijk, dat mevrouw inglethorp, bijtyds gewaar schuwd, ontkomen zou zijn. Zooals hy nu was. besefte ze het gevaar, dat ze liep. maar niet de manier waarop". In de doodsche stilte legde Poirot de reepjes papier aan elkaar, en zyn keel schrapend, las hy: „Liefste Evelyn, Je zult ongerust zijn, dat Je niets hoort. Het is in orde alleen zal het vanavond zyn, in plaats van gisteren- krachten verre van Haarlem, of deden ze zoo zy er waren ten spoedigste heengaan; beletten ook het op tijd vervangen van niet langer geschikte or kestleden. Belemmeringen dus van alle kanten! Gerharz kon dat niet deren. Hij zette zich aan den arbeid met al de kracht die hem was geschonken, met al de energie, hem eigen; het resultaat was verwonderlijk. Ik mag spreken uit eigen ervaring: toen Gerharz ruim acht maan den aan het hoofd van het orkest had gestaan, deed hij mij het genoegen my' uit te noodigen, een concert als gast te leiden. Ik aanvaardde die uitnoodi- ging gaarne, had echter geen al te hoo ge verwachtingen. Twee jaren te voren had ik de H.O.V. gehoord, en was toen over de prestaties maar matig gesticht geweest; nu vond ik een orkest, dat op iederen wenk van den dirigent willig reageerde en op al zijn intenties mee inging. Toen ik een volgend jaar het waagstuk ondernam, te Haarlem de eerste symphonie van Brahms te doen uitvoeren,overtrof het resultaat myn stoutste verwachtingen, evenals wederom een jaar later de uitvoering van Beethoven's Eroica. By die gelegenheid toonde het orkest ook, met een uiterst fyne en volgzame begeleiding van een planoconcert van Mozart, hoe zeer het ook in die richting was geschoold. Dat alles is het resultaat van den ar beid, verricht door Gerharz, den man, die getoond heeft het begrip te bezitten van 't geen ik hierboven aanduidde als de beginselen van von Bülow en Kes; die nimmer rustte voor hy, met de hem ten dienste staande middelen, het hoogst mogelijke bereikt had, die ik durf mij paradoxaal uitdrukken een enkele maal boven het mogelijke uit kwam. Wanneer men dit alles overdenkt en dan daarbij zeggen moet: de man, die dit bereikte gaat Haarlem en zijn or kest verlaten, dan ryst de vraag, of de zaak wel zulk een einde had behoeven te nemen. Myn persoonlijke meening is, dat zulk drijven tot het uiterste bijna nimmer noodzakeiyk is, wanneer van avond. Je begrijpt me. Er komt een goede tyd aan, als de oude vrouw een maal dood is en uit den weg. Niemand kan mij met mogelijkheid van de mis daad verdenken. Dat idee van je over de broom was een geniale zet! Maar we moeten heel voorzichtig zijn. Eén ver keerde stap „Hier. mijne vrienden, is de brief af gebroken. Ongetwijfeld werd de schrij ver gestoord; maar er kan geen twijfel bestaan aan zijn identiteit. We kennen allen zijn schrift, en Een kreet, die bijna een gil was, brak de stilte. ,.jy duivel! Hoe heb je dat gékregen?" Er werd een stoel omgegooid. Poirot sprong handig opzy. Een vlugge bewe ging van zyn kant en zyn aanvaller viel met een bons neer. „Messieurs, mes dames", zei Poirot met zwier, „laat me u voorstellen den moordenaar, Mr. Alfred Inglethorp". HOOFDSTUK XHL Poirot geeft uitleg. „Poirot, oude boosdoener", zei ik, „ik zou u wel willen wurgen! Wat hebt u er mee voor. me te bedriegen, zooals u gedaan hebt?" We zaten in de studeerkamer. Ver scheidene koortsachtige dagen lagen beide kanten wordt meegewerkt. Maar, „gedane zaken nemen geen keer", dus blijft alleen de vraag: hoe zal het, na het heengaan van Gerharz, met de H. O. V. gaan? Aannemend dat overheid en burgerij zorgen dat de fïnancieele moeilykheden worden opgeheven, durf ik voor de toe komst goeds voorspellen. De keus van den opvolger is gevallen op een begaafd toonkunstenaar, van wien mag worden verwacht, dat hy de geschikte man zal blyken te zijn en die zeker met lust en ijver zyn taak zal aanvaarden. Ket or kest is vele laren door Gerharz ge schoold en in de goede richting geleid; van het samenwerken van den nieuwen leider met het orkest kan dus het beste worden verwacht, mits zy voortbouwen op 't geen Gerharz gegrondvest heeft en voortwerken in zyn geest. Daarbij brengen zij hem de beste en de hem meest bevredigende hulde; dat zal hem troosten in de oogenblikken (die niet zullen uitblijven) waarin hy zijn orkest missen zal, en hem kracht geven door de wetenschap, dat zyn ar beid niet tevergeefsch is geweest. WOUTER HUTSCHENRUYTER. Oud-Dirigent van het Utr. Stedel. Orkest. Den Haag, Sept. 1927. HET AFSCHEID VAN GERHARZ. De heer S. W. de Clercq, voorzit» ter der H. O. V. verzocht ons mede te deelen, dat hij hedenavond bij de aanbieding van het huldeblijk aan den heer Gerharz bij zijn afscheid als di» ragent der H. O. V. niet tegenwoordig katn zijn. Het was zijn plan geweest om m Mei een hem voorgeschreven kuur te doen, maar de moeilykheden waarin de H. O. V. toen verkeerde, maakten hem dit onmogelijk. Nu mocht hij de kuur niet langer uitstel» len, temeer daar het bad dat hij be» zoeken moet in het Ibegin van Octo*' ber gesloten wordt. Het spijt hem zeer dat dit zoo samentreft, maar hij verzocht ons van dit feit mededeeling te doen, om daarvoor zijn afwezigheid te verklaren. achter ons. In de kamer beneden waren John en Mary weer bij elkaar, terwijl Alfred Inglethorp en miss Howard zich in verzekerde bewaring bevonden. Nu ein delijk had ik Poirot voor mezelf en kon myn nog brandende nieuwsgierigheid bevredigen. Poirot antwoordde me een oogenblik niet maar eindelijk zei hij: „Ik heb je niet bedrogen, mon ami. Hoogstens liet ik je jezelf bedriegen". „Ja, maar waarom?" „Wel, dat is moeilijk uit te leggen. Zie je. m'n vriend, je hebt zoo'n eerlyk karakter, en zoo 'n doorzichtig gelaat, dat 'enfin, je gevoelens verbergen je onmogelijk is! Als ik je myn gedachten verteld had, dan zou den eersten keer, dat je mr. Alfred Inglethorp gezien hadt dat slimme heerschap in je zoo ex pressief idioom lont gerooken heb ben! En dan. bonjour aan onze kans, hem te pakken!" „Ik geloof, dat ik diplomatieker ben dan waarvoor u me aanziet". „M'n vriend", smeekte Poirot, „ik bid je. maak je niet boos! Je hulp is on- 'schatbaar geweest. Het was alleen je zeer mooie karakter, dat me deed wach ten". „Wel", mopperde ik, een beetje ver zoend, „ik vind toch, dat u me een „hint" had kunnen geven". {Wordt vervolgd^, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL 1 fu/?T tri de cidoedte4iiie-4>iUtcieM<otzrL /id vc/gend ruvrrvme*~ /j&z&n,. £Uts<ctan qeedc/igefet7 •wosnt vervolgo.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9