GEMENGD NIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD EEN BEZOEK AAN JOSéPHINE BAKER. ietteren en kunst. daar moet je wel degelijk- een artist en een weergaloos knap acteur voor zijn. Musch was heel den avond prachtig op dreef. En het stuk? Het is amusant genoeg vooral als het zoo in de hoofdrol ge speeld wordt om je een avond aller genoeglijkst bezig te houden. De inge nieur Hlinger, die aan den rand van het faillissement staat, is juist van plan zich voor den kop te schieten, als Rebhuhn, een „geveltoerist" via een stel ling voor het raam naar binnen komt vallen. Deze ongewone kennismaking op den laten avond leidt tot een hecht verbond tusschen den beslulteloozen in genieur en den joofenen inbreker met lèf. „Jij bent een volbloed paard en ik de jockey! Wij vormen samen een span!" roept Rebhuhn enthousiast uit en in 3 vroolijke bedrijven krijgen wij dan de evolutie van dat ongewone span, waarin Jan Musch de leiding heeft. Hoe hij met aplomb zich opwerpt als de rijke oom uit Wella-Wella-Washington, hoe hij overvloeiend van humor als zelf genietend van de jool dezen inbreker zwendelaar speelt en van deze gewone blijspelrol een geestige en allervermake- lijkste creatie maakt, moet men zelf maar gaan zien. Er zal nog gelegenheid genoeg voor zijn. De rol van Rebhuhn domineert zoo, dat de anderen daarbij allen in de scha duw blijven. Carel Rijken als Haas Hun ger, de onhandige ingenieur, Ezerman als Dreier, de bankier tevens oude bok, die nog wel van een groen blaadje houdt Jetty van Dijk als de pervers aangelegde dochter, Jeanne van Rijn als het lieftallige en liefhebbende secretaresje, Van Staalduynen, zeer goed als een seniel oud heertje, zy hebben allen meegeholpen om de opvoering van dit blijspel tot een succes te maken. En ook de apachen-kelder in Hl en de zeer aardig gevonden en door Musch voor treffelijk gespeelde slot-scène werkten daar aan mede. Van der Waals zal nog wel ettelijke malen de stelling voor het raam .unnen zetten om den geveltoerist gelegenheid te geven naar binnen te klauteren. J. B. SCHUIL, EEN BRUSSE BIJ „HET SCHOUWTOONEEL." De directie van „Het Schouwtooneel" heeft zich het opvoeringsrecht verze kerd van een door M. J. Brusse en Jaap van der Poll geschreven tooneel- stuk, „Blacky" geheeten. Dit werk, waarin Jan Musch de titel rol gaat spelen, en dat dit seizoen ten tooneele wordt gebracht, behandelt een reeks episodes uit de Amerikaansche misdadigerswereld. De avonturen van de hoofdfiguur, die tot gevangenisstraf werd veroordeeld, berusten op gegevens aan de werkelijkheid ontleend. Een vermeldenswaardige bijzonderheid is echter het feit, dat de beide auteurs him geesteskind hadden voltooid, lang vóór de gebeurtenis met Sacco en Van- zotti de wereld in beroering zou brengen. Van het plan om „Boeven en Burgers" voor het tooneel te be werken, was toen evenmin nog iets be kend. Orkaan. Tijdens den orkaan van 24 Augustus naby Sable Island zijn, zooals eerst thans bekend wordt, nog twee vis- schersschepen gezonken, waarbij 41 menschenlevens verloren zijn gegaan. De auto en de Salto Mortals. Op Snake Hill, waar de weg tusschen Glossop en Sheffield gevaarlijk daalt, is een autobus over den kop geslagen. De bus schoot de helling af, reed, terwijl de chauffeur moedig aan het stuur bleef zitten, tegen den steilen berm van den weg op en maakte zoo een salto mortale Op den heuvel, waar de helling 1 op 3 is, merkte de chauffeur dat zijn remmen niet meer werkten. Aan den eenen kant van den weg lag de rivier op 200 voet diepte, aan den anderen kant was de steile berm. Met groote tegenwoordig heid van geest bleef de chauffeur aan het stuur zitten en trachtte op den smallen, bochtigen weg tevergeefs vaart te verminderen door zijdelings den berm op te rijden. Een der inzittenden open de de nooddeur aan den achterkant en sprong er uit. De andere passagiers, meest vrouwen, waren niet in staat dit voorbeeld te volgen. Als een laatste po ging stuurde de chauffeur den auto recht tegen den berm op met het gevolg dat het voertuig over den kop sloeg en de inzittenden er onder geraakten. Er was spoedig hulp bij de hand; toen deze kwam opdagen waren verscheiden pas sagiers er reeds in geslaagd zich zelf te bevrijden, maar bij anderen kostte dit moeite. De meesten waren gekwetst, maar voor slechts drie met inbegrip van den man, die er uit gesprongen was was opneming in het ziekenhui" noo- dig. Censuur van 'n cabinet noir? Naar aanleiding van het over de grens zetten van den journalist Broune, Fa- rensch correspondent van het Russisch Tel. Ag., die zich aan valsche bericht geving zou hebben schuldig gemaakt, vertelt de „Humanité", dat alle oerste- legrammen van buitenlandsche corres pondenten in Parijs aan de censuur van een speciaal bureau, dat het „cabinet noir" zou heeten, worden onderworpen. In den regel worden zij wel aanstonds doorgezonden en wordt alleen het af schrift gecontroleerd, maar op de te legrammen van een Amerikaansch jour nalist is vóór de afzending censuur toe gepast, zoodat ze vertraging hadden, ter wijl de berichten van den Rus ingehou den zijn. De correspondent van de „Manchester Guardian" te Parijs heeft echter uit goede bron vernomen, dat deze censuur geheel willekeurig is en niet bij de wet gesanctioneerd. DONDERDAG 8 SEPT. 1927 DERDE BLAD De voddenkelder in St. Louis EN HET GEHEIM VAN DE FURORE DER KLEURLINGEN. Het is geen vrouw en geen danseres, maar iets vreemds, iets vluchtigs, als de muziek, men zou kunnen zeggen de belichaming van alle tonen die men hoort een onbekend journalist die ook door Marcel Sauvage geciteerd werd in de memoires van de betooverende danseres. Deze zei van Josephine Baker: Haar lichaam trilt voortdurend en kronkelt als een slang. Of beter het lijkt op een bewegelijke saxophone en de geluiden van het orkest schijnen uit haar zelf te komen. Ze komt zooals ze gaat, vlug als een one step lied. Het is geen vrouw en ook geen danseres, maar iets vreemds, iets vluchtigs, als de muziek, men zou kunnen zeggen de belichaming van alle tonen die men hoort Zoo is het inderdaad. De wilde en ook weer sentimenteel smeltende 'en verglij dende klankenweelde van de saxophone vindt in Josephine Baker de belichaming. En is dat geen kunst in den primitef- sten zin? Zooals men wellicht weet is de neger zang en de negermuziek in oervorm af komstig van de natuur. Negerliederen zweefden in de lucht zooals ons. en het Duitsche oude volkslied in de lucht heb ben gezweefd. Wie was er de schepper van? Niemand weet het. Zij worden ge zongen aan de oevers van de Missisippl., aan den kant van 't moeras, wouden en prairiën. Zij zijn teergevoelig, eentonig, Daarna deden het negerlied Öen de negerdans dèn wild, dan langzaam en melancholisch, hun intrede in de neger cabarets en negerkroegen en de zwar te wijk van New York. Hier was en !s het dat een compacte zwarte massa vrouwen en mannen die wiegelt en danst op den langen galm van saxopho nes en dat één stem, de zware alt van een vrouw, zwaar en donker als het ge luid van een man maar anders, vetter dikker en toch aangrijpend zich plot seling verheft, en de anderen het zwij gen oplegt, de anderen schijnt te hyp- notiseeren. Die zang en die dans is gemeenschaps uiting. Daarom is het verklaarbaar dat Jo sephine Baker, zooals zij zelf zegt, walgt van het werk der vedette in de revue. Zij haat den arbeid in de revue. Het is te individueel. En 't is duidelijk te mer ken aan haar prestaties in het theater. Het is daar werkelijk niet meer de moeite waard om haar te gaan zien. Zij doet wat iedere revuegirl kan doen. Hup pelt wat, springt wat. Verleden jaar gaf zij zich nog met geweldig élan, en sleep te zij nog mee, iederen avond de hon derden vreemdelingen die van enthou siasme de zaal dreigden af te breken. Maar zie haar nu in haar eigen ca baret in de Rue Pontane. Daar is zij ge- lijkvloersch met haar gasten die ln een nauwen kring om haar heen staan, mee zingen. mee bezeten worden door de eigenaardige betoovering van The Ja cobs' Band. En dan kan het gebeuren, als de gasten moe worden van dansen en amuseerén en stil zitten langs de wan den, dat Josephine Baker een stoel neemt en gaat zitten. Temidden van allen. En zingtde oude vreemde, zangerige negerwyzen die niets meer dan een treurig neuriën zijn, een fluis teren.... dikwijls een weenen var. ver langen. Dat is zeer wonderlijk.... Dat meisje van één en twintig jaar in haar avondtoilet, al die vrouwen met juweelen, die hee- ren in smokings, en de suggestie, die men niet ontkomen kan. van iets on zegbaars dat plotseling opdoemt en een deel is van die wonderlijke negerkunst en ons allen meesleept en vasthoudt en den adem in doet houden. En dat is het interessante dat deze kleurlinge Parijs veroverde wellicht zon der dat Parijs wist waarom. Baker gaf haar bewonderaars een bad van origi- neele, plotseling naar de oude wereld overgewaaide sensatie. Sensatie in den goeden zin van het woord, van geheim zinnige negerwonderen, negerzang. ne- Josephine Baker noudt de wereld in hooge mate bezig. Haar memoires zijn juist verschenen. Zij is niet alleen wat velen in haar zien: een modegril. Zij die haar eenige malen van nabij hebben beschouwd zullen dat willen beamen. Er gaat inderdaad een wonderlijke aantrekkingskracht van deze vrouw uit. En daar ik toevallig eenige dagen geleden in Parijs was heb ik de gele genheid aangegrepen om eens wat meer van haar te weten te komen, en trach ten te ontdekken wat eigenlijk de reden mag zijn van het ongelooflijk groote succes dat de kleurlinge uit St. Louis in Europa deelachtig is geworden. De eerste gevolgtrekking, die men zonder twyfel kan maken is, dat Jo sephine Baker een zuivere weerspiege ling is van haar tyd, van een raar men gelmoes van natuur, cultuur, techniek en wat verscheurde artisticiteit. De buitensporigheden van bepaalde tyd- perken hebben zich immers altijd weer spiegeld in eenige uitzonderlijke perso- nagiën. De n a t u u r - die van de oevers der Mississippi, met zijn negerkoloniën en duistere melancholie, zoowel als de cultuur, die van de stinkende ach terbuurten van St. Louis waar zy gebo ren is en de techniek die van het Amerikaansche leven van de groote steden kan men in Baker's de monstraties van haar stemmingen terugvinden. Want men aarzelt wel licht om haar dans en haar zang kunst te noemen. Tenzy men onder kunst wil verstaan het geven van een vorm die emotioneert, aan zyn stemmingen. De negercultuur is altyd een onder drukte geweest Een tragische cultuur. En is het niet of in Josephine Baker's dans een dolle vreugde om vryheid wild en woest maar gereglementeerd, wordt uitgedanst? Heeft deze vrouw, een meisje van 21 jaar, niet het groot ste deel van haar leven gevangen geze ten in een vuilen kelder waar vodden gesorteerd en uien verkocht werden? Spreekt zich óók niet in haar dans uit, die onverzettelijke struggle for live waardoor zij wist te ontkomen aan de duizend en één zorgen van haar armoe dig kelder bestaan? Daarna kwam zij terecht in verschil lende groote Amerikaansche steden. Ook in het gigantische New-York. Zy werd er meegesleept méér dan over donderd in de rage van een afmattend en hard revue-levenen door den altijd jammerende, weenen- de of gillende saxaphone, door de ge luiden spetterende jazzband. Is *t een wonder dat haar dans de lichaam ge worden saxaphone-klank schynt? En is 't wonder dat het razend vlugge tem po van haar Charleston (een andere en betere dan die van de dansles lezer!) denken doet aan het jachtend pijlsnelle leven van de groote stad? Dit zou ik ongeveer de analyse wil len noemen van het verschijnsel Baker. En nu mag men Baker's dans mon sterlijk vinden en de Jazz Band wal gelijk een quaestie van geaardheid en smaak nietwaar een feit is het dat beiden de halve wereld veroverden, en dus onze belangstelling overwaard zijn. Zoowel als de componist van een vorige generatie die stierf toen hU een Jazz band hoorde losbarsten zijn er groote mannen van dit geslacht, die de sexaphones en wat dies meer zy grif de plaats toekennen, die zij veroverd ^heb ben, ja, die haar de alleenheerschappy openhartig hebben toegewenscht. Talloos velen hebben getracht in ar tikelen en boeken den geest van dezen verscheurden tyd te benaderen en er het bestaan van een vrouw als Baker en een instrument als de saxophone uit af te leiden. Wat Baker betreft heeft my het meest getroffen de opinie van gercultuur, die een weerspiegeling zyn van dezen nerveuzen tijd van hamerende techniek eenerzyds en het oude, altyd onderdrukte slaveninstinct dat vryge- komen, zich uit in wilde charleston niet de charleston, van onze dan cings, lezers en het klaag- of strijd lied van de saxophone. Een snapshot in houtskool van Baker door Paul Colin. (Uit: De Mémoires van Josephine Baker door Marcel Sauvage, in vertaling verschenen by de firma Mulder en Co. Amsterdam). En nu een meer reëele beschryving van de dure „Boite de Nuit" (nacht kroeg) van Joséphine Baker, genaamd „Chez Baker" in de Rue Pontane. Josephine's cabaret is een wit lokaal, sober maar chique en niet al te groot. Een ruimte is in het midden vry ge laten om er te dansen. De Jacobs Band zetelt op een podium. Een file van automobielen staat in den regel voor de deur. Als men om een uur of 12 naar binnen gaat zyn zoo goed als alle tafel tjes al bezet. Er wordt gedanst. En deze boite de nuit schijnt als alle an dere. 't Is er alleen duurder. Men is natuurlijk verplicht om champagne te drinken. En als u op z'n allergoedkoopst uit wil gaan is u toch minstens f 25 kwyt. Er komt een byzondere beweging on der de gasten als men ontdekt dat de danseres plotseling zich by hen heeft gevoegd. Dien avond was zy gekleed in nogal revue-achtig wit avondtoilet. By- gestaan door haar Italiaanschen graaf haar rechterhand, den man weermee ze de journalisten voor den mal heeft ge houden door te beweren dat ze met 'em getrouwd was, deelt zy aan ieder de bezoekers perkamenten rackets uit en een paar dozyn kleine witte balletjes. Dan duurt het niet lang of de zaal ligt bezaaid met die projectielen, .die men naar elkaar, toe slaat. By tientallen vlie gen de witte kogeltjes door de lucht. Onderwyl zingen en drenzen en klagen de larmoyante saxophonen. De dure Amerikaansche dames, die er voor zor gen dat Josephientje iederen avond een kapitaal aan de champagne verdient, zyn uitgelaten als schoolkinderen en amuseeren zich ongemeen met serpen tines en projectielen, haar jongens- „koppen" en mannenmanieren ten spyit(Men vefgeeft het fuiven de menschdom veel sedert in Deauville een bar voor kinderen is ingericht waar limonades en ijs-coupes worden geser veerd Enfin, u kunt zich wel voorstellen lezer, hoe men zich amuseert in een duur en elegant nachthuis, 't Gewone wereldsche en mondaine gedoe, van gecultiveerden Europeeschen Charleston Champagne, jazzband en groote fooien. Het bijzondere komt als Baker gaat dansen. Hoe? Och zooals bevoorrechten het haar een jaar geleden nog in de Folies zagen doen toen zy gedaald kwam uit den nok van het theater in een bol van bloemen die opensprong en een cirkelvormigen spiegel van een paar meter middellyn voor de oogen zicht baar deed worden, waar op, in al de gebroken lynen van haar lichaam de I koffiekleurige danseres gedoken zat. Op dien spiegel danste Baker de razenden Charleston, een wilde dans die een brok natuur uit een oer wereld scheen. Zóó danst Baker niet meer in de revue. Maar wel in haar cabaret. En my dunkt, dan Ls er iets in dit dure luxe verblijf dat iets ge meen heeft met de negerkroegen in New York waarvan ik my heb laten vertellen: ....De jazzband produceert een wa ren stortvloed van klanken, waarvan Baker de verbeelding schynt. Haar dans is eigenlyk niet te beschrijven. Hy doet denken in éénen aan 'n monumen tale machine die imponeerend regel matig werkt en aan den extatischen dans van een wilde voor zijn afgods beeld De bezoekers (Spanjaarden, Italianen, Amerikanen, Engelschen, maar bijna geen Franschen) weten, niet op hoeveel manieren zy hun enthousiasme zullen uiten. Dat gaat zoo door tot een uur of drie, half vier. Josephine danst en laat dansen. Zy organiseert Charleston Soli voor dames en heeren, ballonwed- stryden. Enkele malen heeft zy ruzie met lastige bezoekers. In ieder mondain restaurant zyn van die menschen die 't koste wat het wil, ruzie moeten maken. Ik trof het niet, want toen ik met miss Baker (Bakèr op z'n Hollandsch uit spreken!) zou spreken had zy zich net ziedend gemaakt op zoo'n slampamper. Josephine's oogen waren smalle, woede streepjes die vonken schoten, zy siste door haar banden, en antwoordde ter- wyl op mijn vragen: dat zy in Parys zou blijven zoolang het haar zou belie ven, dat zy hier graag werkt in dit ca baret, liever dan voor de revue. Wij hebben het verder alleen maar over zeer alledaagsche dingen gehad. Baker is geen type dat je interviewen kunt. Zij heeft geen school van kunst achter zich, zy heeft geen opinies over die zeer interessante dingen die men by interviews met artisten gemeenlyk pleegt aan te roeren. Dit is een feit: dit meisje van 21 jaar is absoluut-onge kunsteld en onbedorven. Na een ander relletje met 'n dikken Amerikaan over een te hooge rekening (er zijn vele par venu's onder de dikke Amerikanen) zet te Josephine zich op den grond tus schen twee stoelen in en begon met vuur en woede haar recht te verdedi gen tegenover een heer en een dame die haar vroegen wat er aan de hand was. Het beminnelyke echtpaar eerst wat beduusd wende spoedig en keek en luisterde met gespannen aandacht naar het fijne wezentje op den grond, tusschen de twee stolen, dat haar be toog vergezellen deed van Charleston achtige aapachtige gebaren, met armen bovenlichttm en hoofd. Om half vier. Dan zyn de menschen uitgedanst,.Zij hangen als „dolls" u weet wel, die langbeenige spillebeenige pop pen om leege champagne-flesschen. t Is niet zoo vol meer. Iemand vraagt: Wilt u niet wat zingen miss Bakèr"? Miss Bakèr neemt een stoel zet hem midden op den dansvloer, draait zelf de witte lichten uit. In de schemering groepeeren de menschen zich om haar heen. Pianissimo vibreert de teeder- gestemde sopraan saxaphone. Josephine zingt. Dinahof in 't Engelsch: „Ik zag den glans van 't maanlicht, Op de baai van Honolulu. Er is iets teers in 't maanlicht Op dc baai van Honolulu of: „Not for just an hour Not for jjjst a year But always, always." Haar stem is niet byzonder schoon, maar zeker aangrijpend; de kracht er van is zóó gering dat zij onmogelijk een theater kan bezingen, voor haar eigen klein cabaret is het geluid net sterk ge noeg. Te wonderlyker daarom ls het dat het ongearticuleerde zingen, dat doet denken aan de sentimenteele vibreerende hawaiian guïtarre, zóó aan- doenlyk is. Daarbij „kauwt" zij de woorden op onnavolgbare wijze. Dé ma nier waarop zij „I love my baby" uit spreekt is casueel, 't Is niet na te zeg gen of na te schryven. 't Is een „baby" waarin alle klinkers van alle talen der wereld schijnen verwerkt te zyn. Zij rekt de eerste lettergreep abnormaal lang en geeft de saxaphone gelegenheid om met een lange smachtende zucht dit won- derlyke product van klank hy te staan. Maar let op. 't Is doodstil overigens in de witte zaal. Het dure publiek zit verwezen en staart en luistert. Tegen over Josephine die zittend op een stoel, zeer op haar gemak, meer op een schoolmeisje lijkt, dat op een verjaars- party zingt, dan op een wereldberoem de vedette, zit de Italiaansche graaf. Hij staart onafgebroken naar Baker. En klapt straks het hardst. Maar lang na dat de laatste trilling van 't vreem de negerlied is verstorven, biyft de stil te hangen en blijven de verwende men schen die hier met honderden francs smyten onder de narcose van iets won- derbaarlyks dat zy hoogstwaarschijnlyk zelf niet -erklaren kunnen. Als de narcose uitgewerkt ls doe men de witte plastrons van onberispe- lyke smokings weer op, .de jazz-band kweelt een sleepende tango en Miss Jo sephine Bakèr doet zich tegoed aan een diep bord vol met spaghetti, haar lievelingsgerecht. F. ALTHOFF. Nog een artistieke aanteekening naar het leven (P. Colin). HET TOONEEL. JAN MUSCH IN DE GEVELTOERIST. Zoo zitten wy dan weer in het nieuwe seizoen. Niet minder dan 9 tooneelgezel- schappen zijn er gestart en deden zooals Top Naeff spottend opmerkte in „De Groene" de lucht daveren van de daden", die al of niet zouden worden begaan." De wedloop is begonnen. Hoe- velen zullen er de finish halen? Het Schouwtooneel is ondanks de ziekte van de dames Van der Horst en Stine van der Gaag niet onfortuin lijk begonnen. Jan Musch schoot op zijn Geveltoerist alle anderen voorby en is met dit eerste succes al vast een ronde voor. O zeker, de schrijvers Rudolf Schanzer en Ernst Welisch behoor en niet tot de auteurs, wier namen als parade- vlaggen boven de tent worden geheschen de Geveltoerist klimt ondanks zijn steiger niet erg hoog, maar als amu sementsstuk werd zijn eerste proeve van het nieuwe seizoen althans een da verend succes! En dat hebben de ren ners willen zij de eindstreep halen allereerst noodig. Jan Musch kreeg na ieder bedrijf een op een ovatie gelijkend applaus. Een groote Shakespeare-creatie had moeilijk enthousiaster toegeklapt kunnen wor den; eiken keer weer roffelden ze bo ven met handen en voeten en de goed bezette zaal beneden liet zich even min onbetuigd. Musch was er zelf blijk baar „beduusd" van; het was een suc ces, waarvan zelfs een geveltoerist dui zelig moest worden. Langs een stelling was Musch naar binnen komen klauteren en op zijn eer ste woorden: „Niet schieten!" Niet schie ten!" braken reeds de lachsalvo's los. De lach is heel den avond verder niit meer van de lucht geweest en laten wy dadelyk mogen zeggen, dat Musch voort durend met zuiver-artistieke middelen de pret in de zaal wist te tooveren. Want de heeren Schanzer en Welisch mogen heel gewone blijspelfabrikanten zyn, om dezen geveltoerist zoo te spelen, met zulk meesleepend entrain, een zoo kostelijken, gezonden humor en zulk een fantasie, het Amsterdamsche dierenpaleis, heeft weer nieuwe schatten të boeken, o.a. deze twee hooghartige Maraboe's. *>e befaamde Siameesche tweeling heeft een Europeeschen concurrent gekregen: dit aan elkaar gehechte tweetal bevindt zich thans in het St. Thomas Hospital te Londen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9