GEMENGD NIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
EEN BEZOEK AAN JOSéPHINE BAKER.
ietteren en kunst.
daar moet je wel degelijk- een artist en
een weergaloos knap acteur voor zijn.
Musch was heel den avond prachtig op
dreef.
En het stuk? Het is amusant genoeg
vooral als het zoo in de hoofdrol ge
speeld wordt om je een avond aller
genoeglijkst bezig te houden. De inge
nieur Hlinger, die aan den rand van het
faillissement staat, is juist van plan
zich voor den kop te schieten, als
Rebhuhn, een „geveltoerist" via een stel
ling voor het raam naar binnen komt
vallen. Deze ongewone kennismaking
op den laten avond leidt tot een hecht
verbond tusschen den beslulteloozen in
genieur en den joofenen inbreker met
lèf. „Jij bent een volbloed paard en ik
de jockey! Wij vormen samen een
span!" roept Rebhuhn enthousiast uit
en in 3 vroolijke bedrijven krijgen wij
dan de evolutie van dat ongewone span,
waarin Jan Musch de leiding heeft. Hoe
hij met aplomb zich opwerpt als de rijke
oom uit Wella-Wella-Washington, hoe
hij overvloeiend van humor als zelf
genietend van de jool dezen inbreker
zwendelaar speelt en van deze gewone
blijspelrol een geestige en allervermake-
lijkste creatie maakt, moet men zelf
maar gaan zien. Er zal nog gelegenheid
genoeg voor zijn.
De rol van Rebhuhn domineert zoo,
dat de anderen daarbij allen in de scha
duw blijven. Carel Rijken als Haas Hun
ger, de onhandige ingenieur, Ezerman
als Dreier, de bankier tevens oude
bok, die nog wel van een groen
blaadje houdt Jetty van Dijk als de
pervers aangelegde dochter, Jeanne van
Rijn als het lieftallige en liefhebbende
secretaresje, Van Staalduynen, zeer goed
als een seniel oud heertje, zy hebben
allen meegeholpen om de opvoering van
dit blijspel tot een succes te maken. En
ook de apachen-kelder in Hl en de zeer
aardig gevonden en door Musch voor
treffelijk gespeelde slot-scène werkten
daar aan mede.
Van der Waals zal nog wel ettelijke
malen de stelling voor het raam .unnen
zetten om den geveltoerist gelegenheid
te geven naar binnen te klauteren.
J. B. SCHUIL,
EEN BRUSSE BIJ
„HET SCHOUWTOONEEL."
De directie van „Het Schouwtooneel"
heeft zich het opvoeringsrecht verze
kerd van een door M. J. Brusse en
Jaap van der Poll geschreven tooneel-
stuk, „Blacky" geheeten.
Dit werk, waarin Jan Musch de titel
rol gaat spelen, en dat dit seizoen ten
tooneele wordt gebracht, behandelt een
reeks episodes uit de Amerikaansche
misdadigerswereld. De avonturen van
de hoofdfiguur, die tot gevangenisstraf
werd veroordeeld, berusten op gegevens
aan de werkelijkheid ontleend.
Een vermeldenswaardige bijzonderheid
is echter het feit, dat de beide auteurs
him geesteskind hadden voltooid, lang
vóór de gebeurtenis met Sacco en Van-
zotti de wereld in beroering zou
brengen. Van het plan om „Boeven
en Burgers" voor het tooneel te be
werken, was toen evenmin nog iets be
kend.
Orkaan.
Tijdens den orkaan van 24 Augustus
naby Sable Island zijn, zooals eerst
thans bekend wordt, nog twee vis-
schersschepen gezonken, waarbij 41
menschenlevens verloren zijn gegaan.
De auto en de Salto
Mortals.
Op Snake Hill, waar de weg tusschen
Glossop en Sheffield gevaarlijk daalt,
is een autobus over den kop geslagen.
De bus schoot de helling af, reed, terwijl
de chauffeur moedig aan het stuur bleef
zitten, tegen den steilen berm van den
weg op en maakte zoo een salto mortale
Op den heuvel, waar de helling 1 op 3
is, merkte de chauffeur dat zijn remmen
niet meer werkten. Aan den eenen kant
van den weg lag de rivier op 200 voet
diepte, aan den anderen kant was de
steile berm. Met groote tegenwoordig
heid van geest bleef de chauffeur aan
het stuur zitten en trachtte op den
smallen, bochtigen weg tevergeefs vaart
te verminderen door zijdelings den berm
op te rijden. Een der inzittenden open
de de nooddeur aan den achterkant en
sprong er uit. De andere passagiers,
meest vrouwen, waren niet in staat dit
voorbeeld te volgen. Als een laatste po
ging stuurde de chauffeur den auto
recht tegen den berm op met het gevolg
dat het voertuig over den kop sloeg en
de inzittenden er onder geraakten. Er
was spoedig hulp bij de hand; toen deze
kwam opdagen waren verscheiden pas
sagiers er reeds in geslaagd zich zelf te
bevrijden, maar bij anderen kostte dit
moeite. De meesten waren gekwetst,
maar voor slechts drie met inbegrip
van den man, die er uit gesprongen was
was opneming in het ziekenhui" noo-
dig.
Censuur van 'n cabinet
noir?
Naar aanleiding van het over de grens
zetten van den journalist Broune, Fa-
rensch correspondent van het Russisch
Tel. Ag., die zich aan valsche bericht
geving zou hebben schuldig gemaakt,
vertelt de „Humanité", dat alle oerste-
legrammen van buitenlandsche corres
pondenten in Parijs aan de censuur van
een speciaal bureau, dat het „cabinet
noir" zou heeten, worden onderworpen.
In den regel worden zij wel aanstonds
doorgezonden en wordt alleen het af
schrift gecontroleerd, maar op de te
legrammen van een Amerikaansch jour
nalist is vóór de afzending censuur toe
gepast, zoodat ze vertraging hadden, ter
wijl de berichten van den Rus ingehou
den zijn.
De correspondent van de „Manchester
Guardian" te Parijs heeft echter uit
goede bron vernomen, dat deze censuur
geheel willekeurig is en niet bij de wet
gesanctioneerd.
DONDERDAG 8 SEPT. 1927
DERDE BLAD
De voddenkelder in St. Louis
EN HET GEHEIM VAN DE FURORE DER KLEURLINGEN.
Het is geen vrouw en
geen danseres, maar iets vreemds, iets
vluchtigs, als de muziek, men zou
kunnen zeggen de belichaming van
alle tonen die men hoort
een onbekend journalist die ook door
Marcel Sauvage geciteerd werd in de
memoires van de betooverende danseres.
Deze zei van Josephine Baker: Haar
lichaam trilt voortdurend en kronkelt
als een slang. Of beter het lijkt op een
bewegelijke saxophone en de geluiden
van het orkest schijnen uit haar zelf te
komen. Ze komt zooals ze gaat, vlug als
een one step lied. Het is geen vrouw en
ook geen danseres, maar iets vreemds,
iets vluchtigs, als de muziek, men zou
kunnen zeggen de belichaming van alle
tonen die men hoort
Zoo is het inderdaad. De wilde en ook
weer sentimenteel smeltende 'en verglij
dende klankenweelde van de saxophone
vindt in Josephine Baker de belichaming.
En is dat geen kunst in den primitef-
sten zin?
Zooals men wellicht weet is de neger
zang en de negermuziek in oervorm af
komstig van de natuur. Negerliederen
zweefden in de lucht zooals ons. en het
Duitsche oude volkslied in de lucht heb
ben gezweefd. Wie was er de schepper
van? Niemand weet het. Zij worden ge
zongen aan de oevers van de Missisippl.,
aan den kant van 't moeras, wouden en
prairiën. Zij zijn teergevoelig, eentonig,
Daarna deden het negerlied Öen de
negerdans dèn wild, dan langzaam en
melancholisch, hun intrede in de neger
cabarets en negerkroegen en de zwar
te wijk van New York. Hier was en !s
het dat een compacte zwarte massa
vrouwen en mannen die wiegelt en
danst op den langen galm van saxopho
nes en dat één stem, de zware alt van
een vrouw, zwaar en donker als het ge
luid van een man maar anders, vetter
dikker en toch aangrijpend zich plot
seling verheft, en de anderen het zwij
gen oplegt, de anderen schijnt te hyp-
notiseeren.
Die zang en die dans is gemeenschaps
uiting.
Daarom is het verklaarbaar dat Jo
sephine Baker, zooals zij zelf zegt, walgt
van het werk der vedette in de revue.
Zij haat den arbeid in de revue. Het is
te individueel. En 't is duidelijk te mer
ken aan haar prestaties in het theater.
Het is daar werkelijk niet meer de
moeite waard om haar te gaan zien. Zij
doet wat iedere revuegirl kan doen. Hup
pelt wat, springt wat. Verleden jaar gaf
zij zich nog met geweldig élan, en sleep
te zij nog mee, iederen avond de hon
derden vreemdelingen die van enthou
siasme de zaal dreigden af te breken.
Maar zie haar nu in haar eigen ca
baret in de Rue Pontane. Daar is zij ge-
lijkvloersch met haar gasten die ln een
nauwen kring om haar heen staan, mee
zingen. mee bezeten worden door de
eigenaardige betoovering van The Ja
cobs' Band.
En dan kan het gebeuren, als
de gasten moe worden van dansen en
amuseerén en stil zitten langs de wan
den, dat Josephine Baker een stoel
neemt en gaat zitten. Temidden van
allen. En zingtde oude vreemde,
zangerige negerwyzen die niets meer
dan een treurig neuriën zijn, een fluis
teren.... dikwijls een weenen var. ver
langen.
Dat is zeer wonderlijk.... Dat meisje van
één en twintig jaar in haar avondtoilet,
al die vrouwen met juweelen, die hee-
ren in smokings, en de suggestie, die
men niet ontkomen kan. van iets on
zegbaars dat plotseling opdoemt en een
deel is van die wonderlijke negerkunst
en ons allen meesleept en vasthoudt en
den adem in doet houden.
En dat is het interessante dat deze
kleurlinge Parijs veroverde wellicht zon
der dat Parijs wist waarom. Baker gaf
haar bewonderaars een bad van origi-
neele, plotseling naar de oude wereld
overgewaaide sensatie. Sensatie in den
goeden zin van het woord, van geheim
zinnige negerwonderen, negerzang. ne-
Josephine Baker noudt de wereld in
hooge mate bezig. Haar memoires zijn
juist verschenen. Zij is niet alleen wat
velen in haar zien: een modegril. Zij
die haar eenige malen van nabij hebben
beschouwd zullen dat willen beamen.
Er gaat inderdaad een wonderlijke
aantrekkingskracht van deze vrouw
uit. En daar ik toevallig eenige dagen
geleden in Parijs was heb ik de gele
genheid aangegrepen om eens wat meer
van haar te weten te komen, en trach
ten te ontdekken wat eigenlijk de reden
mag zijn van het ongelooflijk groote
succes dat de kleurlinge uit St. Louis in
Europa deelachtig is geworden.
De eerste gevolgtrekking, die men
zonder twyfel kan maken is, dat Jo
sephine Baker een zuivere weerspiege
ling is van haar tyd, van een raar men
gelmoes van natuur, cultuur, techniek
en wat verscheurde artisticiteit. De
buitensporigheden van bepaalde tyd-
perken hebben zich immers altijd weer
spiegeld in eenige uitzonderlijke perso-
nagiën. De n a t u u r - die van de oevers
der Mississippi, met zijn negerkoloniën
en duistere melancholie, zoowel als de
cultuur, die van de stinkende ach
terbuurten van St. Louis waar zy gebo
ren is en de techniek die van het
Amerikaansche leven van de groote
steden kan men in Baker's de
monstraties van haar stemmingen
terugvinden. Want men aarzelt wel
licht om haar dans en haar zang
kunst te noemen. Tenzy men onder
kunst wil verstaan het geven van een
vorm die emotioneert, aan zyn
stemmingen.
De negercultuur is altyd een onder
drukte geweest Een tragische cultuur.
En is het niet of in Josephine Baker's
dans een dolle vreugde om vryheid wild
en woest maar gereglementeerd, wordt
uitgedanst? Heeft deze vrouw, een
meisje van 21 jaar, niet het groot
ste deel van haar leven gevangen geze
ten in een vuilen kelder waar vodden
gesorteerd en uien verkocht werden?
Spreekt zich óók niet in haar dans uit,
die onverzettelijke struggle for live
waardoor zij wist te ontkomen aan de
duizend en één zorgen van haar armoe
dig kelder bestaan?
Daarna kwam zij terecht in verschil
lende groote Amerikaansche steden.
Ook in het gigantische New-York. Zy
werd er meegesleept méér dan over
donderd in de rage van een
afmattend en hard revue-levenen
door den altijd jammerende, weenen-
de of gillende saxaphone, door de ge
luiden spetterende jazzband. Is *t een
wonder dat haar dans de lichaam ge
worden saxaphone-klank schynt? En
is 't wonder dat het razend vlugge tem
po van haar Charleston (een andere en
betere dan die van de dansles lezer!)
denken doet aan het jachtend pijlsnelle
leven van de groote stad?
Dit zou ik ongeveer de analyse wil
len noemen van het verschijnsel Baker.
En nu mag men Baker's dans mon
sterlijk vinden en de Jazz Band wal
gelijk een quaestie van geaardheid
en smaak nietwaar een feit is het
dat beiden de halve wereld veroverden,
en dus onze belangstelling overwaard
zijn. Zoowel als de componist van een
vorige generatie die stierf toen hU een
Jazz band hoorde losbarsten zijn er
groote mannen van dit geslacht, die de
sexaphones en wat dies meer zy grif de
plaats toekennen, die zij veroverd ^heb
ben, ja, die haar de alleenheerschappy
openhartig hebben toegewenscht.
Talloos velen hebben getracht in ar
tikelen en boeken den geest van dezen
verscheurden tyd te benaderen en er
het bestaan van een vrouw als Baker
en een instrument als de saxophone uit
af te leiden. Wat Baker betreft heeft
my het meest getroffen de opinie van
gercultuur, die een weerspiegeling zyn
van dezen nerveuzen tijd van hamerende
techniek eenerzyds en het oude, altyd
onderdrukte slaveninstinct dat vryge-
komen, zich uit in wilde charleston
niet de charleston, van onze dan
cings, lezers en het klaag- of strijd
lied van de saxophone.
Een snapshot in houtskool van Baker
door Paul Colin. (Uit: De Mémoires van
Josephine Baker door Marcel Sauvage,
in vertaling verschenen by de firma
Mulder en Co. Amsterdam).
En nu een meer reëele beschryving
van de dure „Boite de Nuit" (nacht
kroeg) van Joséphine Baker, genaamd
„Chez Baker" in de Rue Pontane.
Josephine's cabaret is een wit lokaal,
sober maar chique en niet al te groot.
Een ruimte is in het midden vry ge
laten om er te dansen. De Jacobs Band
zetelt op een podium. Een file van
automobielen staat in den regel voor de
deur. Als men om een uur of 12 naar
binnen gaat zyn zoo goed als alle tafel
tjes al bezet. Er wordt gedanst. En
deze boite de nuit schijnt als alle an
dere. 't Is er alleen duurder. Men is
natuurlijk verplicht om champagne te
drinken. En als u op z'n allergoedkoopst
uit wil gaan is u toch minstens f 25
kwyt.
Er komt een byzondere beweging on
der de gasten als men ontdekt dat de
danseres plotseling zich by hen heeft
gevoegd. Dien avond was zy gekleed in
nogal revue-achtig wit avondtoilet. By-
gestaan door haar Italiaanschen graaf
haar rechterhand, den man weermee ze
de journalisten voor den mal heeft ge
houden door te beweren dat ze met
'em getrouwd was, deelt zy aan ieder
de bezoekers perkamenten rackets uit
en een paar dozyn kleine witte balletjes.
Dan duurt het niet lang of de zaal ligt
bezaaid met die projectielen, .die men
naar elkaar, toe slaat. By tientallen vlie
gen de witte kogeltjes door de lucht.
Onderwyl zingen en drenzen en klagen
de larmoyante saxophonen. De dure
Amerikaansche dames, die er voor zor
gen dat Josephientje iederen avond een
kapitaal aan de champagne verdient,
zyn uitgelaten als schoolkinderen en
amuseeren zich ongemeen met serpen
tines en projectielen, haar jongens-
„koppen" en mannenmanieren ten
spyit(Men vefgeeft het fuiven
de menschdom veel sedert in Deauville
een bar voor kinderen is ingericht waar
limonades en ijs-coupes worden geser
veerd
Enfin, u kunt zich wel voorstellen
lezer, hoe men zich amuseert in een
duur en elegant nachthuis, 't Gewone
wereldsche en mondaine gedoe, van
gecultiveerden Europeeschen Charleston
Champagne, jazzband en groote fooien.
Het bijzondere komt als Baker gaat
dansen. Hoe? Och zooals bevoorrechten
het haar een jaar geleden nog in de
Folies zagen doen toen zy gedaald kwam
uit den nok van het theater in een
bol van bloemen die opensprong en een
cirkelvormigen spiegel van een paar
meter middellyn voor de oogen zicht
baar deed worden, waar op, in al de
gebroken lynen van haar lichaam de I
koffiekleurige danseres gedoken zat.
Op dien spiegel danste Baker de
razenden Charleston, een wilde dans
die een brok natuur uit een oer
wereld scheen. Zóó danst Baker niet
meer in de revue. Maar wel in haar
cabaret. En my dunkt, dan Ls er iets
in dit dure luxe verblijf dat iets ge
meen heeft met de negerkroegen in
New York waarvan ik my heb laten
vertellen:
....De jazzband produceert een wa
ren stortvloed van klanken, waarvan
Baker de verbeelding schynt. Haar
dans is eigenlyk niet te beschrijven. Hy
doet denken in éénen aan 'n monumen
tale machine die imponeerend regel
matig werkt en aan den extatischen
dans van een wilde voor zijn afgods
beeld
De bezoekers (Spanjaarden, Italianen,
Amerikanen, Engelschen, maar bijna
geen Franschen) weten, niet op hoeveel
manieren zy hun enthousiasme zullen
uiten.
Dat gaat zoo door tot een uur of
drie, half vier. Josephine danst en laat
dansen. Zy organiseert Charleston
Soli voor dames en heeren, ballonwed-
stryden. Enkele malen heeft zy ruzie
met lastige bezoekers. In ieder mondain
restaurant zyn van die menschen die
't koste wat het wil, ruzie moeten
maken.
Ik trof het niet, want toen ik met miss
Baker (Bakèr op z'n Hollandsch uit
spreken!) zou spreken had zy zich net
ziedend gemaakt op zoo'n slampamper.
Josephine's oogen waren smalle, woede
streepjes die vonken schoten, zy siste
door haar banden, en antwoordde ter-
wyl op mijn vragen: dat zy in Parys
zou blijven zoolang het haar zou belie
ven, dat zy hier graag werkt in dit ca
baret, liever dan voor de revue.
Wij hebben het verder alleen maar
over zeer alledaagsche dingen gehad.
Baker is geen type dat je interviewen
kunt. Zij heeft geen school van kunst
achter zich, zy heeft geen opinies over
die zeer interessante dingen die men
by interviews met artisten gemeenlyk
pleegt aan te roeren. Dit is een feit: dit
meisje van 21 jaar is absoluut-onge
kunsteld en onbedorven. Na een ander
relletje met 'n dikken Amerikaan over
een te hooge rekening (er zijn vele par
venu's onder de dikke Amerikanen) zet
te Josephine zich op den grond tus
schen twee stoelen in en begon met
vuur en woede haar recht te verdedi
gen tegenover een heer en een dame
die haar vroegen wat er aan de hand
was. Het beminnelyke echtpaar eerst
wat beduusd wende spoedig en keek
en luisterde met gespannen aandacht
naar het fijne wezentje op den grond,
tusschen de twee stolen, dat haar be
toog vergezellen deed van Charleston
achtige aapachtige gebaren, met armen
bovenlichttm en hoofd.
Om half vier. Dan zyn de menschen
uitgedanst,.Zij hangen als „dolls" u weet
wel, die langbeenige spillebeenige pop
pen om leege champagne-flesschen.
t Is niet zoo vol meer. Iemand vraagt:
Wilt u niet wat zingen miss Bakèr"?
Miss Bakèr neemt een stoel zet hem
midden op den dansvloer, draait zelf de
witte lichten uit. In de schemering
groepeeren de menschen zich om haar
heen. Pianissimo vibreert de teeder-
gestemde sopraan saxaphone. Josephine
zingt. Dinahof in 't Engelsch:
„Ik zag den glans van 't maanlicht,
Op de baai van Honolulu.
Er is iets teers in 't maanlicht
Op dc baai van Honolulu
of:
„Not for just an hour
Not for jjjst a year
But always, always."
Haar stem is niet byzonder schoon,
maar zeker aangrijpend; de kracht er
van is zóó gering dat zij onmogelijk een
theater kan bezingen, voor haar eigen
klein cabaret is het geluid net sterk ge
noeg. Te wonderlyker daarom ls het
dat het ongearticuleerde zingen,
dat doet denken aan de sentimenteele
vibreerende hawaiian guïtarre, zóó aan-
doenlyk is. Daarbij „kauwt" zij de
woorden op onnavolgbare wijze. Dé ma
nier waarop zij „I love my baby" uit
spreekt is casueel, 't Is niet na te zeg
gen of na te schryven. 't Is een „baby"
waarin alle klinkers van alle talen der
wereld schijnen verwerkt te zyn. Zij rekt
de eerste lettergreep abnormaal lang en
geeft de saxaphone gelegenheid om met
een lange smachtende zucht dit won-
derlyke product van klank hy te staan.
Maar let op. 't Is doodstil overigens
in de witte zaal. Het dure publiek zit
verwezen en staart en luistert. Tegen
over Josephine die zittend op een stoel,
zeer op haar gemak, meer op een
schoolmeisje lijkt, dat op een verjaars-
party zingt, dan op een wereldberoem
de vedette, zit de Italiaansche graaf. Hij
staart onafgebroken naar Baker. En
klapt straks het hardst. Maar lang na
dat de laatste trilling van 't vreem
de negerlied is verstorven, biyft de stil
te hangen en blijven de verwende men
schen die hier met honderden francs
smyten onder de narcose van iets won-
derbaarlyks dat zy hoogstwaarschijnlyk
zelf niet -erklaren kunnen.
Als de narcose uitgewerkt ls doe
men de witte plastrons van onberispe-
lyke smokings weer op, .de jazz-band
kweelt een sleepende tango en Miss Jo
sephine Bakèr doet zich tegoed aan
een diep bord vol met spaghetti, haar
lievelingsgerecht.
F. ALTHOFF.
Nog een artistieke aanteekening naar
het leven (P. Colin).
HET TOONEEL.
JAN MUSCH IN
DE GEVELTOERIST.
Zoo zitten wy dan weer in het nieuwe
seizoen. Niet minder dan 9 tooneelgezel-
schappen zijn er gestart en deden
zooals Top Naeff spottend opmerkte in
„De Groene" de lucht daveren van
de daden", die al of niet zouden worden
begaan." De wedloop is begonnen. Hoe-
velen zullen er de finish halen?
Het Schouwtooneel is ondanks de
ziekte van de dames Van der Horst en
Stine van der Gaag niet onfortuin
lijk begonnen. Jan Musch schoot op zijn
Geveltoerist alle anderen voorby en is
met dit eerste succes al vast een ronde
voor. O zeker, de schrijvers Rudolf
Schanzer en Ernst Welisch behoor en niet
tot de auteurs, wier namen als parade-
vlaggen boven de tent worden geheschen
de Geveltoerist klimt ondanks zijn
steiger niet erg hoog, maar als amu
sementsstuk werd zijn eerste proeve
van het nieuwe seizoen althans een da
verend succes! En dat hebben de ren
ners willen zij de eindstreep halen
allereerst noodig.
Jan Musch kreeg na ieder bedrijf een
op een ovatie gelijkend applaus. Een
groote Shakespeare-creatie had moeilijk
enthousiaster toegeklapt kunnen wor
den; eiken keer weer roffelden ze bo
ven met handen en voeten en de goed
bezette zaal beneden liet zich even
min onbetuigd. Musch was er zelf blijk
baar „beduusd" van; het was een suc
ces, waarvan zelfs een geveltoerist dui
zelig moest worden.
Langs een stelling was Musch naar
binnen komen klauteren en op zijn eer
ste woorden: „Niet schieten!" Niet schie
ten!" braken reeds de lachsalvo's los.
De lach is heel den avond verder niit
meer van de lucht geweest en laten wy
dadelyk mogen zeggen, dat Musch voort
durend met zuiver-artistieke middelen
de pret in de zaal wist te tooveren. Want
de heeren Schanzer en Welisch mogen
heel gewone blijspelfabrikanten zyn, om
dezen geveltoerist zoo te spelen, met zulk
meesleepend entrain, een zoo kostelijken,
gezonden humor en zulk een fantasie,
het Amsterdamsche dierenpaleis, heeft weer nieuwe schatten të
boeken, o.a. deze twee hooghartige Maraboe's.
*>e befaamde Siameesche tweeling heeft een Europeeschen concurrent gekregen:
dit aan elkaar gehechte tweetal bevindt zich thans in het St. Thomas Hospital
te Londen,