OM ONS HEEN
STADSNIEUWS.
FLITSEN
DE DAHLIA-TENTOONSTELLING.
FEUILLETON
DE GEHEIMZINNIGE ZAAK
VAN STYLES
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 10 SEPT. 1927
No. 3691
REISHERINNERINGEN.
Is er wel iets aangenamer dan in een
goede ruime auto. bestuurd door een
man op wien je rekenen kunt. door het
bergland te snellen? Als er zoo'n genoe
gen bestaat, ik ken het niet. Wij stijgen
en dalen, soms langs frissche beekjes,
dan weer langs de groote rivier die Oos
tenrijk met Italië verbindt en die in het
eene land de Esch, in het andere de
Adige wordt genoemd. Het is waar: af
en toe betrekt de lucht, maar wij bekom
meren er ons niet te veel om. Straks
zal het wel weer opklaren. De tocht gaat
over den Reschen pas naar Spondinig
en Trafoi en vandaar als het kan naar
het Stilfserjoch. den hoogsten berijd
baren bergweg in Europa. Wij zullen
vandaag uit Oostenrijk in Italië komen
en daar op eens zijn wij aan de grens.
Links staat een klein huisje, het ver
blijf van de douane, rechts een wat groo-
ter gebouw, de kazerne van de grens
wacht. Aan de deur staan eenige Ita-
liaansche soldaten in hun grijsgroen
uniform, met den gepluimden hoed op
het hoofd en het geweer dwars over den
rug. De noodige formaliteiten worden
verricht. Wij hooren. dat de bagage naar
binnen gebracht en onderzocht moet
worden en gaan in het douanehuisje
onze koffers achterna. Er worden weinig
woorden gewisseld, ofschoon de douane
niet onwelwillend is. Maar de jonge man
die onze bezittingen nakijkt, wijst ten
slotte op het kistje in mijn koffer. Dat
is verboden waar! Mijn sigaren. Die
contrabande, waar de Duitsehe douane
te Emmerik niet van weten wou. die de
Oostenryksche controle te Bregenz met
eens verkoos te zien. zal nu ten slotte
op de Italiaansche grens toch stranden.
't Is we! geen doodzonde. Als ik maar
betalen wil. Naar den maatstaf van 300
lire per küo. Dat gewicht is er bij lange
na niet, maar hoe groot is het gewicht
van zeven en dertig stuks, waarvan er
nog tien vrij mogen worden ingevoerd!
Wij weten het niet en de ambtenaar ook
niet, maar hy' zet zich met behulp van
gToote reglementen en papieren tot re
kenen, met het gevolg dat mij ten slotte
een groot papier wordt voorgelegd waar
van de uitkomst honderd lire is. Dertien
gulden voor zeven en twintig sigaren!
Wij vinden het gepeperd, maar wat zul
len wij anders doen dan betalen, tus-
schen de rustige verzekerdheid van den
ambtenaar en de geweren aan den over
kant Onze kostelijke sigaren afstaan?
Dat nooit! Wij schuiven das de 100 lire
af. De bagage wordt weer op de auto
geladen en wij rijden Italië binnen, nog
een eindweegs vergezeld door een van
de gepluimhoede jonge mannen, met
het onafscheidelijke geweer op der. rug.
Hoog en hooger stijgt de weg. En
steeds hooger rijzen de bergen op.
Het is ongeveer etenstijd, dat is tus-
schen twaalf en één uur, wanneer wij
aan het hotel komen halverwege en
den inwendlgen mensch met vreugde
versterken. Maar daarna komen wij
tot beraadslaging of het de moeite wel
loont ook de tweede helft van den
tocht te maken. Waarschijnlijk is
er boven niets te zien, want de wol
ken drijven hoog over het Stilfserjoch
en wat zullen wij er dan aan hebben!
Zoo hebben we den tijd om het middag
maal rustig te verteren en het is al
weer een paar uur later, wanneer an
dere auto's naar beneden komen met
de tijding dat er boven goed zicht is.
Maar nu zijn wij dan ook niet meer te
houden. Onze overste Pelizzoni is dade
lijk bereid, de flanken van den wagen
ronken al, we nemen onze plaatsen weer
in en omhoog gaat het.
Steil omhoog. Want de weg bestaat
uit een reeks van korte bochten en er
is stuurmanskunst noodig, om den
grooten wagen daar telkens veilig door
te krijgen. Een onzer is bereid, om mee
te helpen uitkijken, wat het lijden kan.
De bestuurder en hij kijken telkens
langs den wagen of het gaat „nog
iets vooruit, nog wat achteruit", het
lukt. Sommige van de bochten zijn
precies ruim genoeg, andere nauwer. En
terwijl de wagen ons trouw blijft trek-
kan (de motor zucht nauwelijks van
inspanning) komen wij telkens dichter
bij den top, de Passhöhe. Eindelijk,
daar zijn wij er. Hoeveel bochten wij
wel zijn doorgegaan? Acht en veertig.
Hier zijn wij in het gebied van de
eeuwige sneeuw. Als jongens houden we
een sneeuwballenduel, dan kijken wij
om ons heen naar het prachtig pano
rama, acht en twintig honderd meter,
hoog.
Maar hier zijn wij ook op een
tragisch punt. Ginds op den hoogsten
top waren de Oostenrijkers genes
teld en verdedigden zich tegen de
Italianen. Nog is de kabel zichtbaar,
waarlangs levensmiddelen en schiet
voorraad naar de Oostenrijkers vervoerd
werden. Hoe menigeen is hier geval
len, van beide partijen en heeft de
sneeuw rood gekleurd met zijn bloed.
totdat de krijgskans keerde tegen de
Duitsehe legers en het Oostenrüksche
land, Oostenryksch tot nu, maar opge-
eischt door de Italianen als Italia ir
redenta, te beurt viel aan Italië. Wij
worden stil bij de gedachte, hoe hier
gestreden en geleden is in woeste kou,
in ijzige sneeuwvlagen, hier in barre
streken, die niet altijd hun vriendelijk
zomergezicht vertoonen, zooals vandaag.
En een keer te meer komt de verzuch
ting in ons op: mocht dit de laatste
verschrikkelijke worsteling zijn geweest
van mensch tegen mensch. Geen oorlog
meer! Nooit oorlog meer!
Maar de stem van den heer Pelizzoni
waarschuwt. Wij moeten naar bene
den. De weg naar Merano is nog lang
en wij willen er bij klaarlichten dag
aankomen. „Kunnen wij niet langs een
anderen weg naar beneden gaan?" vra
gen wij in onze begeerte om nog meer
belangrijke streken, nog meer mooie
panorama's te zien. Maar onze bestuur
der houdt ons de moeilijkheden voor:
de weg is veel langer en brengt mee,
dat onze auto de douane van drie lan
den passeeren moet: Oostenrijk, Zwit
serland, Italië. Dit doet ons besluiten.
Wij zullen denzelfden weg teruggaan.
Nu daalt onze auto dus den steilen
weg weer af. De motor heeft het niet
zoo moeillijk meer, er zal een beroep
op de remmen moeten worden gedaan.
De overste zit weer aan het stuur, voor
zichtig de bochten metende, bijgestaan
door onzen reismakker, die kijkt of het
gaan zal. Acht en veertig bochten terug.
Is één van ons op den tocht ook maar
een oogenblik ongerust geweest? Ik
geloof het niet. Wij vertrouwen volko
men op de stuurmanskunst van den
heer Pelizzoni en de deugdelijkheid van
den wagen. Ten slotte komen wij snel
ler dan wy gestegen zijn, weer terug by
het hotel, waar wij het middagmaal ge
bruikten. Maar het verwondert toch
niemand, dat de man aan het stuur als
het zoover is een zucht van verlichting
laat glippen. Zes en negentig boch
ten! Welk een inspanning, physiek,
maar ook geestelijk, moet een dergelijke
rit van den bestuurder vergen! Vooral
met een grooten wagen als deze
want een kleine komt natuurlijk gemak
kelijker door al die nauwe bochten
heen.
Het vervolg van de „Talfahrt" zooals
de Duitschers het noemen, de daling
naar het dal is gemakkelijker. De wol
kenbedreiging van vanmorgen is voor
bij, het weer is helder en zonnig. De kou
van boven is vervangen door de warmte
van het dal. Wy gaan weer langs de
bekende hotelletjes, stoppen voor een
daarvan voor de thee. Dan gaat het
verder op Merano af. Maar vóórdat wij
instappen komt een Italiaansche sol
daat op onzen overste af en vraagt
vriendelijk iets, dat wij niet verstaan.
De man moet naar Merano. Of hij mee
rijden mag. Er is nog een plaats in
den wagen vrij. Natuurlijk zeggen wij
niet neen en verheugd snelt de jon
gen nog even weg en komt weerom met
een voorwerp, dat zorgvuldig in een pa
pier gepakt is. Een klarinet. Hij klimt
in den wagen. De auto schiet voort, op
zijn doel af.
Inderdaad, de rit is nog lang Maar
hij verveelt ons geen oogenblik Al gauw
zijn wij in het dal, omringd door de
bergen, met telkens andère vergezichten,
terwijl de wagen gemakkelijk over de we
gen "gonst. Eindelijk, daar verschijnt
Merano, een liefelijk stadje, dat al da
delijk voor de komende dagen veel be
looft. Want hier zullen wij een paar
dagen rusten en uitstapjes maken in
en om dit prachtig oord.
Onze soldaat geeft ons hier allemaal
gemoedelijk een hand tot dank en stapt
uit met zijn geliefde klarinet onder den
arm. Wij gaan verdeT naar ons hotel,
Meraner. Hof. Men moet niet denken,
dat het in dit plaatsje van Europeesche
vermaardheid wemelt van bezoekers.
Het hotel heeft driehonderd bedden en
er zijn nu tien gasten, wij vieren inbe
grepen. Laat ik om een verdenking te
gen deze onze verblijfplaats af te
wenden, al dadelijk zeggen dat
Augustus het seizoen niet is. In
tegendeel, Juli en Augustus is niet
de tijd waarin Merano op bezoe
kers rekenen kan. April en Mei in
het voorjaar, October, November en
verder al de wintermaanden, zijn het
tijdstip waarop de menschen, die een
nakuur willen doen, of verschoond wil
len blijven van nijdige winden, dit be
koorlijke, tegen alle ruwe kou bescherm
de dal, komen bezoeken.
Wij nemen afscheid van den heer
Pelizzoni. „Auf Wiedersehen". Zal het
leven ons nog wel eens weer in deze
streek terugbrengen? Wij weten het
niet. Maar als wij komen, dan zullen
wij Pelizzoni waarschuwen en ons aan
niemand anders toevertrouwen, dan
aan zijn scherp oog, zijn veilige hand
en zijn deugdelyken wagen. Auf Wie
dersehen dus.
Merano is in den zomer gewoonlijk te
warm. Ons hindert dat niet, wanneer
wy het groote hotel binnengaan en met
gemak de mooiste kamers krijgen, om
dat er niet de minste concurrentie ls.
Anders moet men zich in deze paleizen
vaak genoeg met een kamer in de hoogte
behelpen, nu kijk ik vlak in het gezicht
van den portier, wanneer ik "s avonds
mijn schoenen buiten de kamer zet.
Twee groote ramen geven uitzicht op
der. mooien, goed onderhouden tuin. Het
is een omgeving als van een paradijs. En
wanneer wij 's avonds niet te laat (want
het is ten slotte toch een vermoeiends
dag geweest) onze kamers opzoeken,
slaap ik al gauw genoegelijk in.
Want in de omgeving is het doodstil.
Geen geluid van treinen, noch van auto's,
geen pratende menschen, niets, niets
dan het geluid van de Adige. die langs
het hotel stroomt. De Adige. niet de
Etsch, want wij zijn hier in Italië en de
Duitsehe naam geldt niet meer.
J. O. P.
HET SCHOUWTOONEEL.
TE HAARLEM GEEN VASTE
SPEELDAGEN.
Een medewerker van het Hbld. had
een onderhoud met den heer Adriaan
van der Horst, directeur van de N.V.
Het Schouwtooneel.
„Wij hebben," vertelt de directeur,
„ten einde tenminste zeker te zijn van
één theater, den Utrechtschen schouw
burg gepacht; vaste speeldagen hebben
wy er echter niet, zoomin als in Haar
lem, waar wij oorspronkelijk ons pied-
a-terre dachteft te krijgen. Als regel spe
len wij in Utrecht zeven keer per maand,
waaronder vier Zondagen; in Haarlem
ongeveer vijf keer in de vier weken. De
overige dagen reizen wij. De Woensdag
blijft voor de residentie, de Donderdag
avond voor de hoofdstad gereserveerd."
Toen de heer Van der Horst werd ge
vraagd wat zijn plannen waren, werd
geantwoord:
„Onze leuze ls altijd geweest; weinig
praten en veel doen. Wij hopen ons daar
ook dit keer wederom aan te houden.
Gij weet, dat „Blacky" een oorspronke
lijk stuk van M. J. Brusse en Jaap van
der Poll op ons repertoire staat. Voorts
kochten wij eenige Engelsche stukken
aan. „We moderns" van Israel Zangwill
en „Dear Brutus" van Sir James Bar-
rie. Van de Franschen brengen wij:
Charles Vildrac's .Madame Beliard" en
„Le Bonheur du jour", van Edmond
Guiraud. Dan is er nog een, uit het
Deensch vertaald stuk, „Karen Maren
Meite," dat ik met groot genoegen heb
gelezen. Het is de laatste jaren onze ge
woonte geweest om ten minste één groot
opgezet stuk te brengen. Dit seizoen, zoo
is ons plan, za! dat „Richard EU" zijn.
Maar, omstandigheden zijn oorzaak dat
wij onze nieuwe stukken even moeten
laten rusten.
„Misschien stelt gij tenslotte- er nog
belang in, te vernemen, dat wij in den
loop van het seizoen misschien weder
om een buitenlandsch regisseur laten
komen, zooals wij dat vroeger ook reeds
eenige malen deden. De moeilijkheid in
dezen blijft altijd dat die buitenlander
de sfeer van het door hem te regisseeren
stuk moet overeenbrengen met de IIoI-
landsehe psyche."
„rvmiA."
De Gen. Cronjéstraat is weer een
mooien winkel rijker. De speciale lam-
penkappenzaak „Intima" op no. 122
heeft zich geschaard in de steeds groo-
ter wordende rij. Donderdag 5 uur had
de opening plaats en waren wij in de
gelegenheid het zeer mooie interieur te
bezichtigen. Er is een zeer groote ver
scheidenheid aan kappen en andere
verlichtingsornamenten. De firma levert
zijde voor lampekappen en geeft daarbij
alle aanwijzingen voor de vervaardiging.
In eigen ateliers worden ook kappen
vervaardigd, volgens eigen ontwerp. Er
waren vele bloemstukken, o.a. van'Phi
lips, en van een zijdefabriek ie Lyon.
ONTHEFFING WINKELSLUITING
Door B. en W. is ten aanzien van de
winkels cp den bazar, welke ten bate
van het „Nazorgfonds" voor hulpbehoe
vende zwakzinnigen wordt gehouden in
het Gemeentelijk Concertgebouw, inge
volge de verordening op de winkelslui
ting ontheffing hebben verleend van de
verbodsbepalingen van die verordening
in dier voege, dat die winkels op 14, 15
en 16 September 1927 tot des namid
dags 11 uur voor het publiek mogen
geopend blijven, daarin mag worden ver
kocht en het verkochte medegenomen.
PERSONALIA
Bij beschikking van den minister
van Binnenlandsche Zaken zijn weder
benoemd tot tijdelijk Ieeraar aan de
Rijkstuinbouw-wittterschool te Lisse
de heeren A. J. Borggreve en G. Co-
mello, beiden te Haarlem en tot
leerares mevrouw A. J. L. Guldemond
Boogaard te Bennebroek.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 996
DF. PICNIC-SANDWICII
Je neemt een sandwich
en maakt een opmerking,
dat alles goed smaakt in
de open lucht
je onderzoek wat er tus-
schen zit en merkt dat
het kaas is je houdt
niet van kaas
je vraagt een ander en je
vrouw zegt: hier, daar
heb je er een met ham
je constateert dat je
vrouw zich vergist heelt
en je weer een met kaas
heeft gegeven enfin
je ziet nog juist op tijd.
dat een mier over je
sandwich kruipt en tikt
'm eraf
je besluit, alvorens te
gaan eten, wat gemak
kelijker te gaan zitten
Je wil juist gaan eten
als tante Martha gilt, dat
er een spin over haar
kruipt schiet tante te
hulp
je ontdekt, als je terug
komt, dat iemand op je
sandwich is gaan staan
en aangezien alle andere
soorten op zijn. neem je
maar weer een nieuwe
sandwich met kaas en
gaat droevig kauwen.
(Nadruk verboden.)
De officiëele opening.
Over de openingsplechtigheid van de
groote Dahlia-tentoonstelling in het Ge
meentelijk Concertgebouw te Haarlem
kan nog het volgende worden medege
deeld:
De heer E. Th. Witte, te Leiden,
voorzitter der Ned. Dahliavereeniging.
betuigde namens deze vereeniging zijn
hartelijken dank aan de Koningin, de
Koningin-Moeder en den Prins, voor de
bewyzen van instemming met deze ten
toonstelling. „Het Koninklijk Huis staat
bij het betoonen van belangstelling al
tijd aan de spits", zei spreker, die ook
aan alle andere personen dank bracht
voor hun medewerking, waardoor deze
bentoonstelling zoo uitstekend geslaagd
is. Spreker herinnerde er aan, dat vijf
jaar geleden te Haarlem een dergelijke
tentoonstelling gehouden is. Maar wan
neer men thans een vergelijking maakt
met die van 1922, dan zal onmiddellijk
toegegeven moeten worden, dat er by
het kweeken van de dahlia, de bloem by
uitnemendheid van den nazomer, een
aanmerkelijke vooruitgang te constatee-
ren is. De heer Witte dankte dan ook
de kweekers voor de moeite, die zij zich
getroosten om steeds meifc'e variëteiten
in het leven te roepen. Na een verge
lijking met de buitenlandsche produc
ten kan volgens spreker ook gezegd wor
den, dat de Nederlandsche dahlia nog
alty'd aan de spits staat. Vooral in
Duitschland schijnt men er bang voor
te wezen, want de Duitsehe grens is
reeds sinds eenige jaren absoluut voor
invoer van Nederlandsche dahlia's ge
sloten. „Het kan ons bestuur maar niet
gelukken", zei spreker, „onze dahlia's in
Duitschland op tentoonstellingen te krij
gen. Wij daarentegen stellen er juist
prijs op, dat buitenlanders op onze ten
toonstellingen komen, want er valt im
mers altijd nog wat te leeren. Ik hoop,
dat deze tentoonstelling er toe mege bij
dragen, dat de dahliakweekerij nog
steeds in bloei toeneemt".
Hierna volgde de rede van den heer
J. L. Bouwer, voorzitter der aföeeling
Haarlem, waaraan wij in ons vorig num
mer reeds een en ander ontleenden.
De openingsrede werd uitgesproken
door den Burgemeester, den heer C.
Maarschalk. Deze vestigde er de
aandacht op, dat hij op het gebied der
dahliakweekerij geen deskundige is,
maar hij begrijpt toch, dat er veel vol
harding en toewijding noodig is om zoo
veel schoons te exposeeren, Het succes
is dan ook buitengewoon groot. In 1922
dacht spreker al, dat de volmaaktheid
op dit gebied reeds bereikt was, maar
nu bleek het hem, dat hij zich toen ver
gist had, want nog steeds gaan de
kweekers voort met het brengen van
nieuwe variëteiten. Hy feliciteerde de
inzenders en deelde mede. dat Haarlem
er trotsch op is, dat hun inzendingen
hier geëxposeerd worden. „Ik hoop", zei
spreker, „dat de verwachtingen, die van
deze tentoonstelling gekoesterd worden,
nog zullen worden overtroffen".
Hiermede verklaarde de Burgemees
ter de tentoonstelling voor geopend.
Daarna werd een rondgang door de
verschillende zalen gemaakt.
Aan mevrouw Maarschalk werd een
bloemenhulde aangeboden.
Al dadelijk werd er veel belangstelling
getoond. Ook vele schoolkinderen wer
den in de gelegenheid gesteld om de
tentoonstelling te bezichtigen.
DE BEKRONINGEN.
Hieronder volgen eenige van de be
langrijkste bekroningen:
N.V. voorheen H. Carlée, Haarlem, zil
veren medaille van de Koningin; groote
gouden med. en de wisselbeker voor de
beste nieuwe dahlia.
Fa. D. Bruidegom, Baarn, zilv. med.
van de Koningin-Moeder en een groote
gouden medaille.
C. Vianen, Rijnsburg, zilv. med. van
Prins Hendrik en een groote gouden
medaille.
C. S. Weyers, Hillegom, verguld zilv.
med. van de Alg. Vereeniging voor
Bloembollencultuur en een groote gou
den med.
Vereeniging van oud-leerlingen afd.
Haarlem, verguld zilv. med. van de ge
meente Haarlem en een boekwerk ge
kweekte planten plus een kleine gouden
medaille.
K. van Bourgondiën en Zn., te Hille
gom, verguld zilv. med. van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken en een
kleine gouden med.
Alb. Bos Hzn., Overveen, zilv. med.
H. Plant, Heemstede, verg. zilveren
medaille.
Coöp. Vereeniging „Eigen Tuin", te
Haarlem, zilv. med. en eereprijs boek
werk gekweekte planten.
De firma Van Empelen, bloemenma
gazijn te Heemstede, zond buiten mede
dinging in een inzending buitengewoon
mooi bindwerk en wandversiering.
De heer J. F. Bekker, Wagenweg te
Haarlem, heeft op het podium eveneens
buiten mededinging een inzending fraai
bindwerk.
In de biljartzaal is de inzending van
den heer Küppers, te Haarlem, bestaan
de uit bloemstukken door leerlingen ver
vaardigd, eveneens buiten inzending.
Henny Miiller's Bloemenmagazijn, te
Bloemendaal, verwierf een zilveren me
daille.
De inzending van Otto Mann, te Leip
zig. werd met een bronzen medaille be
kroond.
Er zijn ook eenige stands met vakbla
den. Oa. ontvingen we een extra Dahlia
nummer van het orgaan „Onze Tuinen"
(uiitg. Grafische Kunstinrichting S.
Bakker Jz. te Amsterdam), waarin
reeds eenige sierlijke afbeeldingen van
inzendingen op deze tentoonstelling op
genomen waren.
DE KERK AAN"DEN
KLOPPERSINGEL.
EEN ORGELBESPELING.
Toen de nieuwe Gereformeerde kerk
aan den Kloppercingel in gebruik geno
men werd, was die nog niet geheel
voltooid.
Ook het orgel kan toen slechts voor
een klein deel.bespeeld worden.
Nu is de kerk evenwel geheel klaar.
Het voornemen bestaat binnenkort,
vermoedelijk in het eind van September
een orgelbespeling in de nieuwe
kerk te organiseeren. Dan zal het or
gel bespeeld worden door den heer
Keuning uit Sassenheim, die als zooda
nig een zeer goeden naam heeft.
Bovendien zal de architect de heer
B. T. Boeijenga dan een lezing hou
den om een uiteenzetting te. geven van
dc symboliek van de kerk.
Naar wij vernemen is het niet bui
tengesloten, dat nu zoo'n mooi orgel
in de kerk aanwezig is, in de toekomst
daar vaker orgelbespelingen zullen
worden gehouden.
TOONEELJUBILé
JAC SLUYTERS JR.
Men schrijft ons:
Jacques Sluuyters Jr., de bekende ac
teur, directeur en impresario heeft
Donderdag 1 September te Amster
dam het feit herdacht, dat hij voor 25
jaar voor het eerst de planken betrad.
Het was voor hem een succesvolle
avond; met bloemen en een envevloppe
werd hij gehuldigd, door een enthou
siast talrijk opgekomen publiek.
Zondag 11 September vindt een her
haling van de jubileumsvoorstelling
plaats in den Schouwburg op den
Jansweg. Daar de jubilaris ook te
Haarlem geen onbekende is (wij herin
neren slechts aan de talrijkv opvoe
ringen van De Jantjes en andere stuk
ken door Jacques Sluyters Jr.) twijfe
len wij niet. of het Haarlemsche pu
bliek zal Zondagavond in grooten getale
opkomen, om den man. die 25 Jaar
lang het uitgaand publiek zooveel 1e
genieten heeft gegeven, te huldigen.
Dien avond treedt hij op als Stricse
tooneeldirecteur in de „Sabynsche
Maagdenroof, het bekende geestige blij
spel. De verdere rollen zijn in handen
van Riek de la MarKley, Marie
Braakensiek, Jeanne HunscheVerVa-
de, Henny FaassenCarper, Jan
Grootveld, Alex Faassen. Willy Tim-
tott. Jacques Sluyters Senior. Henr!
Stroethof en Johan Overbecke.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL.
ADMINISTRATIES EN EELASTINGZAKEN
INRICHTEN. BIIHOUDEN EN CONTRÖLEEREN VANAF f Q, PER MAAND
N.J.Th. SCHMIDT - LEERAAR M.O. BOEKH. - WILHEL MIN ALAAN 4 - DEN
hout
door
AGATHA CHRISTIE.
Vertaling van A. d. Z.
53)
„En wat was het van dat extra koffie
kopje?"
,Jk was er vrijwel van overtuigd, dat
het mevrouw Cavendish was, die het
verborgen had. maar ik moest er zeker
van zijn. Monsieur Lawrence vist in het
geheel niet, wat ik bedoelde, maar bij
nadenken kwam hij tot de conclusie, dat
als hij ergens het extra koffiekopje kon
vinden, zijn geliefde vrij van verdenking
zou zijn. En hij had volkomen gelijk".
„Nog één ding. Wat bedoelde me
vrouw Inglethorp met haar stervens
woorden?"
„Die waren naturlijk een beschuldi
ging tegen haar man".
Lieve hemel, Poirot", zei ik met een
zucht ,4k geloof, dat je alles hebt ver
klaard. Ik ben blij, dat het alles zoo ge
lukkig geëindigd is. Zelfs John en zyn
vrouw zijn verzoend".
„Dank zij mij".
„Hie bedoelt u dat dank zij u?"
„M'n beste vriend, begrijp je niet, hoe
het enkel en alleen het rechtsgeding is
geweest, dat hen weer bij elkaar heeft
gebracht? Dat John zijn vrouw nog
liefhad, daar was ik van overtuigd. Ook
dat ze eveneens van hem hield. Maar
ze waren heel ver van elkaar gedreven.
Het kwam alles voor uit een misver
stand. Ze heeft hem zonder liefde ge
trouwd. Hij wist dat. Hij is op zijn ma
nier een gevoelige man; hij wilde zich
niet aan "naar opdringen, als ze hem
niet wenschte. En, toen hij zich terug
trok, werd haar liefde wakker. Maar ze
zijn allebei buitengewoon trotsch en
hun trots hield hen onverbiddelijk ge
scheiden. Hij geraakte in een verwikke
ling met vrouw Raikes en zij kweekte
opzettelijk de vriendschap van dr. Bauer
stein aan. Herinner je. je den dag van
John Cavendish' arrestatie, toen je mij
vondt, over een groote beslissing naden
kend?"
„Ja, ik begreep uw moeilijkheid vol
komen".
„Pardon, mon ami. maar je begreept
die in het geheel niet. Ik trachtte te
beslissen, of ik John Cavendish dade
lijk zou bevrijden of niet. Ik had hem
kunnen bevrijden, hoewel het dan
mislukt zou zijn, de werkelijk schuldi
gen aan te wijzen. Ze waren tot het
laatste oogenblik volkomen in het duister
over mijn werkelijke houding wat ten
deele mijn succes verklaart".
.Meent u, dat u John Cavendish er
van hadt kunnen redden, om voor het
gerecht te komen?"
„Ja, m'n vriend. Maar ik besliste ein
delijk ten gur.ste van „het geluk van
een vrouw". Niets dan het groote ge
vaar, dat ze hebben doorgemaakt, kon
die twee trotsche zielen weer bij elkaar
gebracht hebben".
Ik keek Poirot met stille verbazing
aan. De kolossale durf van dien man!
Wie op aarde dan Poirot zou gedacht
hebben aan een rechtsgeding als een
hersteller van echtelijk geluk!
„Ik merk je gedachten, mon ami", zei
Poirot, terwijl hij tegen me glimlachte.
„Niemand dan Hercule Poirot zou zoo
iets geprobeerd hebben! En je hebt on
gelijk. als je het veroordeelt. Het geluk
van één man en één vrouw is het groot
ste in de heele wereld."
Zy'n woorden brachten me terug naar
vroegere gebeurtenissen. Ik herinner me
Mary, zooals ze bleek en uitgeput op de
sofa lag, luisterend, steeds luisterend.
Toen was het geluid van de bel bene
den gekomen. Ze was opgesprongen.
Poirot had de deur geopend, en, haar
angstige oogen ontmoetend had hij zacht
geknikt. „Ja. madame", zei hij, „ik heb
hem bij u teruggebracht". Hij was ter
zijde gaan staan, en toen ik de kamer
uitging, had ik den blik in Mary's
oogen gezien, toen John Cavendish zijn
vrouw in de armen had genomen.
„Misschien hebt u gelyk, Poirot", zei
ik zacht. „Ja, het is het grootste in de
wereld".
Plotseling was er een tikje op de deur,
en Cynthia keek naar binnen.
„Ik ik wilde alleen
„Kom binnen", zei ik, opspringend.
Ze kwam binnen, maar ging niet zit
ten.
„Ik wilde u alleen Iets vertellen
„Ja?"
Cynthia plukte even aan een klein
kwastje en riep toen plotseling uit:
„Lieve menschen!", kuste eerst mij en
toen Poirot, en snelde weer de -kamer
uit.
„Wat beteekent dat in vredesnaam?"
vroeg ik verwonderd.
Het was heel aardig.door Cynthia ge
kust te werden, maar het publieke van
de begroeting bedierf het genoegen een
beetje.
„Het beteekent, dat ze ontdekt heeft,
hoe Monsielur Lawrence niet zoo'n hekel
aan haar heeft als ze dacht", antwoord
de Poirot wysgeerig.
„Maar
„Hier is hij".
Lawrence kwam op dat oogenblik
door de deur.
„Eh! Monsieur Lawrence", riep Poirot.
„We moeten u feliciteeren, is het niet
zoo?"
Lawrence bloosde, en glimlachte toen
verlegen.
Een man, die verliefd is, ls een treu
rig gezicht. En Cynthia had er allerbe
koorlijkst uitgezien.
Ik zuchtte.
„Wat is er. mon ami?"
„Niets", zei ik droevig. „Het zijn twee
allerliefste vrouwen!"
„En geen van beiden voor jou?" ein
digde Poirot. Daarom niet getreurd.
Troost je, m'n vriend. We zullen mis
schien nog eens samen speuren, wie
weet? En dan