OM ONS HEEN STADSNIEUWS. FLITSEN DE DAHLIA-TENTOONSTELLING. FEUILLETON DE GEHEIMZINNIGE ZAAK VAN STYLES HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 10 SEPT. 1927 No. 3691 REISHERINNERINGEN. Is er wel iets aangenamer dan in een goede ruime auto. bestuurd door een man op wien je rekenen kunt. door het bergland te snellen? Als er zoo'n genoe gen bestaat, ik ken het niet. Wij stijgen en dalen, soms langs frissche beekjes, dan weer langs de groote rivier die Oos tenrijk met Italië verbindt en die in het eene land de Esch, in het andere de Adige wordt genoemd. Het is waar: af en toe betrekt de lucht, maar wij bekom meren er ons niet te veel om. Straks zal het wel weer opklaren. De tocht gaat over den Reschen pas naar Spondinig en Trafoi en vandaar als het kan naar het Stilfserjoch. den hoogsten berijd baren bergweg in Europa. Wij zullen vandaag uit Oostenrijk in Italië komen en daar op eens zijn wij aan de grens. Links staat een klein huisje, het ver blijf van de douane, rechts een wat groo- ter gebouw, de kazerne van de grens wacht. Aan de deur staan eenige Ita- liaansche soldaten in hun grijsgroen uniform, met den gepluimden hoed op het hoofd en het geweer dwars over den rug. De noodige formaliteiten worden verricht. Wij hooren. dat de bagage naar binnen gebracht en onderzocht moet worden en gaan in het douanehuisje onze koffers achterna. Er worden weinig woorden gewisseld, ofschoon de douane niet onwelwillend is. Maar de jonge man die onze bezittingen nakijkt, wijst ten slotte op het kistje in mijn koffer. Dat is verboden waar! Mijn sigaren. Die contrabande, waar de Duitsehe douane te Emmerik niet van weten wou. die de Oostenryksche controle te Bregenz met eens verkoos te zien. zal nu ten slotte op de Italiaansche grens toch stranden. 't Is we! geen doodzonde. Als ik maar betalen wil. Naar den maatstaf van 300 lire per küo. Dat gewicht is er bij lange na niet, maar hoe groot is het gewicht van zeven en dertig stuks, waarvan er nog tien vrij mogen worden ingevoerd! Wij weten het niet en de ambtenaar ook niet, maar hy' zet zich met behulp van gToote reglementen en papieren tot re kenen, met het gevolg dat mij ten slotte een groot papier wordt voorgelegd waar van de uitkomst honderd lire is. Dertien gulden voor zeven en twintig sigaren! Wij vinden het gepeperd, maar wat zul len wij anders doen dan betalen, tus- schen de rustige verzekerdheid van den ambtenaar en de geweren aan den over kant Onze kostelijke sigaren afstaan? Dat nooit! Wij schuiven das de 100 lire af. De bagage wordt weer op de auto geladen en wij rijden Italië binnen, nog een eindweegs vergezeld door een van de gepluimhoede jonge mannen, met het onafscheidelijke geweer op der. rug. Hoog en hooger stijgt de weg. En steeds hooger rijzen de bergen op. Het is ongeveer etenstijd, dat is tus- schen twaalf en één uur, wanneer wij aan het hotel komen halverwege en den inwendlgen mensch met vreugde versterken. Maar daarna komen wij tot beraadslaging of het de moeite wel loont ook de tweede helft van den tocht te maken. Waarschijnlijk is er boven niets te zien, want de wol ken drijven hoog over het Stilfserjoch en wat zullen wij er dan aan hebben! Zoo hebben we den tijd om het middag maal rustig te verteren en het is al weer een paar uur later, wanneer an dere auto's naar beneden komen met de tijding dat er boven goed zicht is. Maar nu zijn wij dan ook niet meer te houden. Onze overste Pelizzoni is dade lijk bereid, de flanken van den wagen ronken al, we nemen onze plaatsen weer in en omhoog gaat het. Steil omhoog. Want de weg bestaat uit een reeks van korte bochten en er is stuurmanskunst noodig, om den grooten wagen daar telkens veilig door te krijgen. Een onzer is bereid, om mee te helpen uitkijken, wat het lijden kan. De bestuurder en hij kijken telkens langs den wagen of het gaat „nog iets vooruit, nog wat achteruit", het lukt. Sommige van de bochten zijn precies ruim genoeg, andere nauwer. En terwijl de wagen ons trouw blijft trek- kan (de motor zucht nauwelijks van inspanning) komen wij telkens dichter bij den top, de Passhöhe. Eindelijk, daar zijn wij er. Hoeveel bochten wij wel zijn doorgegaan? Acht en veertig. Hier zijn wij in het gebied van de eeuwige sneeuw. Als jongens houden we een sneeuwballenduel, dan kijken wij om ons heen naar het prachtig pano rama, acht en twintig honderd meter, hoog. Maar hier zijn wij ook op een tragisch punt. Ginds op den hoogsten top waren de Oostenrijkers genes teld en verdedigden zich tegen de Italianen. Nog is de kabel zichtbaar, waarlangs levensmiddelen en schiet voorraad naar de Oostenrijkers vervoerd werden. Hoe menigeen is hier geval len, van beide partijen en heeft de sneeuw rood gekleurd met zijn bloed. totdat de krijgskans keerde tegen de Duitsehe legers en het Oostenrüksche land, Oostenryksch tot nu, maar opge- eischt door de Italianen als Italia ir redenta, te beurt viel aan Italië. Wij worden stil bij de gedachte, hoe hier gestreden en geleden is in woeste kou, in ijzige sneeuwvlagen, hier in barre streken, die niet altijd hun vriendelijk zomergezicht vertoonen, zooals vandaag. En een keer te meer komt de verzuch ting in ons op: mocht dit de laatste verschrikkelijke worsteling zijn geweest van mensch tegen mensch. Geen oorlog meer! Nooit oorlog meer! Maar de stem van den heer Pelizzoni waarschuwt. Wij moeten naar bene den. De weg naar Merano is nog lang en wij willen er bij klaarlichten dag aankomen. „Kunnen wij niet langs een anderen weg naar beneden gaan?" vra gen wij in onze begeerte om nog meer belangrijke streken, nog meer mooie panorama's te zien. Maar onze bestuur der houdt ons de moeilijkheden voor: de weg is veel langer en brengt mee, dat onze auto de douane van drie lan den passeeren moet: Oostenrijk, Zwit serland, Italië. Dit doet ons besluiten. Wij zullen denzelfden weg teruggaan. Nu daalt onze auto dus den steilen weg weer af. De motor heeft het niet zoo moeillijk meer, er zal een beroep op de remmen moeten worden gedaan. De overste zit weer aan het stuur, voor zichtig de bochten metende, bijgestaan door onzen reismakker, die kijkt of het gaan zal. Acht en veertig bochten terug. Is één van ons op den tocht ook maar een oogenblik ongerust geweest? Ik geloof het niet. Wij vertrouwen volko men op de stuurmanskunst van den heer Pelizzoni en de deugdelijkheid van den wagen. Ten slotte komen wij snel ler dan wy gestegen zijn, weer terug by het hotel, waar wij het middagmaal ge bruikten. Maar het verwondert toch niemand, dat de man aan het stuur als het zoover is een zucht van verlichting laat glippen. Zes en negentig boch ten! Welk een inspanning, physiek, maar ook geestelijk, moet een dergelijke rit van den bestuurder vergen! Vooral met een grooten wagen als deze want een kleine komt natuurlijk gemak kelijker door al die nauwe bochten heen. Het vervolg van de „Talfahrt" zooals de Duitschers het noemen, de daling naar het dal is gemakkelijker. De wol kenbedreiging van vanmorgen is voor bij, het weer is helder en zonnig. De kou van boven is vervangen door de warmte van het dal. Wy gaan weer langs de bekende hotelletjes, stoppen voor een daarvan voor de thee. Dan gaat het verder op Merano af. Maar vóórdat wij instappen komt een Italiaansche sol daat op onzen overste af en vraagt vriendelijk iets, dat wij niet verstaan. De man moet naar Merano. Of hij mee rijden mag. Er is nog een plaats in den wagen vrij. Natuurlijk zeggen wij niet neen en verheugd snelt de jon gen nog even weg en komt weerom met een voorwerp, dat zorgvuldig in een pa pier gepakt is. Een klarinet. Hij klimt in den wagen. De auto schiet voort, op zijn doel af. Inderdaad, de rit is nog lang Maar hij verveelt ons geen oogenblik Al gauw zijn wij in het dal, omringd door de bergen, met telkens andère vergezichten, terwijl de wagen gemakkelijk over de we gen "gonst. Eindelijk, daar verschijnt Merano, een liefelijk stadje, dat al da delijk voor de komende dagen veel be looft. Want hier zullen wij een paar dagen rusten en uitstapjes maken in en om dit prachtig oord. Onze soldaat geeft ons hier allemaal gemoedelijk een hand tot dank en stapt uit met zijn geliefde klarinet onder den arm. Wij gaan verdeT naar ons hotel, Meraner. Hof. Men moet niet denken, dat het in dit plaatsje van Europeesche vermaardheid wemelt van bezoekers. Het hotel heeft driehonderd bedden en er zijn nu tien gasten, wij vieren inbe grepen. Laat ik om een verdenking te gen deze onze verblijfplaats af te wenden, al dadelijk zeggen dat Augustus het seizoen niet is. In tegendeel, Juli en Augustus is niet de tijd waarin Merano op bezoe kers rekenen kan. April en Mei in het voorjaar, October, November en verder al de wintermaanden, zijn het tijdstip waarop de menschen, die een nakuur willen doen, of verschoond wil len blijven van nijdige winden, dit be koorlijke, tegen alle ruwe kou bescherm de dal, komen bezoeken. Wij nemen afscheid van den heer Pelizzoni. „Auf Wiedersehen". Zal het leven ons nog wel eens weer in deze streek terugbrengen? Wij weten het niet. Maar als wij komen, dan zullen wij Pelizzoni waarschuwen en ons aan niemand anders toevertrouwen, dan aan zijn scherp oog, zijn veilige hand en zijn deugdelyken wagen. Auf Wie dersehen dus. Merano is in den zomer gewoonlijk te warm. Ons hindert dat niet, wanneer wy het groote hotel binnengaan en met gemak de mooiste kamers krijgen, om dat er niet de minste concurrentie ls. Anders moet men zich in deze paleizen vaak genoeg met een kamer in de hoogte behelpen, nu kijk ik vlak in het gezicht van den portier, wanneer ik "s avonds mijn schoenen buiten de kamer zet. Twee groote ramen geven uitzicht op der. mooien, goed onderhouden tuin. Het is een omgeving als van een paradijs. En wanneer wij 's avonds niet te laat (want het is ten slotte toch een vermoeiends dag geweest) onze kamers opzoeken, slaap ik al gauw genoegelijk in. Want in de omgeving is het doodstil. Geen geluid van treinen, noch van auto's, geen pratende menschen, niets, niets dan het geluid van de Adige. die langs het hotel stroomt. De Adige. niet de Etsch, want wij zijn hier in Italië en de Duitsehe naam geldt niet meer. J. O. P. HET SCHOUWTOONEEL. TE HAARLEM GEEN VASTE SPEELDAGEN. Een medewerker van het Hbld. had een onderhoud met den heer Adriaan van der Horst, directeur van de N.V. Het Schouwtooneel. „Wij hebben," vertelt de directeur, „ten einde tenminste zeker te zijn van één theater, den Utrechtschen schouw burg gepacht; vaste speeldagen hebben wy er echter niet, zoomin als in Haar lem, waar wij oorspronkelijk ons pied- a-terre dachteft te krijgen. Als regel spe len wij in Utrecht zeven keer per maand, waaronder vier Zondagen; in Haarlem ongeveer vijf keer in de vier weken. De overige dagen reizen wij. De Woensdag blijft voor de residentie, de Donderdag avond voor de hoofdstad gereserveerd." Toen de heer Van der Horst werd ge vraagd wat zijn plannen waren, werd geantwoord: „Onze leuze ls altijd geweest; weinig praten en veel doen. Wij hopen ons daar ook dit keer wederom aan te houden. Gij weet, dat „Blacky" een oorspronke lijk stuk van M. J. Brusse en Jaap van der Poll op ons repertoire staat. Voorts kochten wij eenige Engelsche stukken aan. „We moderns" van Israel Zangwill en „Dear Brutus" van Sir James Bar- rie. Van de Franschen brengen wij: Charles Vildrac's .Madame Beliard" en „Le Bonheur du jour", van Edmond Guiraud. Dan is er nog een, uit het Deensch vertaald stuk, „Karen Maren Meite," dat ik met groot genoegen heb gelezen. Het is de laatste jaren onze ge woonte geweest om ten minste één groot opgezet stuk te brengen. Dit seizoen, zoo is ons plan, za! dat „Richard EU" zijn. Maar, omstandigheden zijn oorzaak dat wij onze nieuwe stukken even moeten laten rusten. „Misschien stelt gij tenslotte- er nog belang in, te vernemen, dat wij in den loop van het seizoen misschien weder om een buitenlandsch regisseur laten komen, zooals wij dat vroeger ook reeds eenige malen deden. De moeilijkheid in dezen blijft altijd dat die buitenlander de sfeer van het door hem te regisseeren stuk moet overeenbrengen met de IIoI- landsehe psyche." „rvmiA." De Gen. Cronjéstraat is weer een mooien winkel rijker. De speciale lam- penkappenzaak „Intima" op no. 122 heeft zich geschaard in de steeds groo- ter wordende rij. Donderdag 5 uur had de opening plaats en waren wij in de gelegenheid het zeer mooie interieur te bezichtigen. Er is een zeer groote ver scheidenheid aan kappen en andere verlichtingsornamenten. De firma levert zijde voor lampekappen en geeft daarbij alle aanwijzingen voor de vervaardiging. In eigen ateliers worden ook kappen vervaardigd, volgens eigen ontwerp. Er waren vele bloemstukken, o.a. van'Phi lips, en van een zijdefabriek ie Lyon. ONTHEFFING WINKELSLUITING Door B. en W. is ten aanzien van de winkels cp den bazar, welke ten bate van het „Nazorgfonds" voor hulpbehoe vende zwakzinnigen wordt gehouden in het Gemeentelijk Concertgebouw, inge volge de verordening op de winkelslui ting ontheffing hebben verleend van de verbodsbepalingen van die verordening in dier voege, dat die winkels op 14, 15 en 16 September 1927 tot des namid dags 11 uur voor het publiek mogen geopend blijven, daarin mag worden ver kocht en het verkochte medegenomen. PERSONALIA Bij beschikking van den minister van Binnenlandsche Zaken zijn weder benoemd tot tijdelijk Ieeraar aan de Rijkstuinbouw-wittterschool te Lisse de heeren A. J. Borggreve en G. Co- mello, beiden te Haarlem en tot leerares mevrouw A. J. L. Guldemond Boogaard te Bennebroek. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 996 DF. PICNIC-SANDWICII Je neemt een sandwich en maakt een opmerking, dat alles goed smaakt in de open lucht je onderzoek wat er tus- schen zit en merkt dat het kaas is je houdt niet van kaas je vraagt een ander en je vrouw zegt: hier, daar heb je er een met ham je constateert dat je vrouw zich vergist heelt en je weer een met kaas heeft gegeven enfin je ziet nog juist op tijd. dat een mier over je sandwich kruipt en tikt 'm eraf je besluit, alvorens te gaan eten, wat gemak kelijker te gaan zitten Je wil juist gaan eten als tante Martha gilt, dat er een spin over haar kruipt schiet tante te hulp je ontdekt, als je terug komt, dat iemand op je sandwich is gaan staan en aangezien alle andere soorten op zijn. neem je maar weer een nieuwe sandwich met kaas en gaat droevig kauwen. (Nadruk verboden.) De officiëele opening. Over de openingsplechtigheid van de groote Dahlia-tentoonstelling in het Ge meentelijk Concertgebouw te Haarlem kan nog het volgende worden medege deeld: De heer E. Th. Witte, te Leiden, voorzitter der Ned. Dahliavereeniging. betuigde namens deze vereeniging zijn hartelijken dank aan de Koningin, de Koningin-Moeder en den Prins, voor de bewyzen van instemming met deze ten toonstelling. „Het Koninklijk Huis staat bij het betoonen van belangstelling al tijd aan de spits", zei spreker, die ook aan alle andere personen dank bracht voor hun medewerking, waardoor deze bentoonstelling zoo uitstekend geslaagd is. Spreker herinnerde er aan, dat vijf jaar geleden te Haarlem een dergelijke tentoonstelling gehouden is. Maar wan neer men thans een vergelijking maakt met die van 1922, dan zal onmiddellijk toegegeven moeten worden, dat er by het kweeken van de dahlia, de bloem by uitnemendheid van den nazomer, een aanmerkelijke vooruitgang te constatee- ren is. De heer Witte dankte dan ook de kweekers voor de moeite, die zij zich getroosten om steeds meifc'e variëteiten in het leven te roepen. Na een verge lijking met de buitenlandsche produc ten kan volgens spreker ook gezegd wor den, dat de Nederlandsche dahlia nog alty'd aan de spits staat. Vooral in Duitschland schijnt men er bang voor te wezen, want de Duitsehe grens is reeds sinds eenige jaren absoluut voor invoer van Nederlandsche dahlia's ge sloten. „Het kan ons bestuur maar niet gelukken", zei spreker, „onze dahlia's in Duitschland op tentoonstellingen te krij gen. Wij daarentegen stellen er juist prijs op, dat buitenlanders op onze ten toonstellingen komen, want er valt im mers altijd nog wat te leeren. Ik hoop, dat deze tentoonstelling er toe mege bij dragen, dat de dahliakweekerij nog steeds in bloei toeneemt". Hierna volgde de rede van den heer J. L. Bouwer, voorzitter der aföeeling Haarlem, waaraan wij in ons vorig num mer reeds een en ander ontleenden. De openingsrede werd uitgesproken door den Burgemeester, den heer C. Maarschalk. Deze vestigde er de aandacht op, dat hij op het gebied der dahliakweekerij geen deskundige is, maar hij begrijpt toch, dat er veel vol harding en toewijding noodig is om zoo veel schoons te exposeeren, Het succes is dan ook buitengewoon groot. In 1922 dacht spreker al, dat de volmaaktheid op dit gebied reeds bereikt was, maar nu bleek het hem, dat hij zich toen ver gist had, want nog steeds gaan de kweekers voort met het brengen van nieuwe variëteiten. Hy feliciteerde de inzenders en deelde mede. dat Haarlem er trotsch op is, dat hun inzendingen hier geëxposeerd worden. „Ik hoop", zei spreker, „dat de verwachtingen, die van deze tentoonstelling gekoesterd worden, nog zullen worden overtroffen". Hiermede verklaarde de Burgemees ter de tentoonstelling voor geopend. Daarna werd een rondgang door de verschillende zalen gemaakt. Aan mevrouw Maarschalk werd een bloemenhulde aangeboden. Al dadelijk werd er veel belangstelling getoond. Ook vele schoolkinderen wer den in de gelegenheid gesteld om de tentoonstelling te bezichtigen. DE BEKRONINGEN. Hieronder volgen eenige van de be langrijkste bekroningen: N.V. voorheen H. Carlée, Haarlem, zil veren medaille van de Koningin; groote gouden med. en de wisselbeker voor de beste nieuwe dahlia. Fa. D. Bruidegom, Baarn, zilv. med. van de Koningin-Moeder en een groote gouden medaille. C. Vianen, Rijnsburg, zilv. med. van Prins Hendrik en een groote gouden medaille. C. S. Weyers, Hillegom, verguld zilv. med. van de Alg. Vereeniging voor Bloembollencultuur en een groote gou den med. Vereeniging van oud-leerlingen afd. Haarlem, verguld zilv. med. van de ge meente Haarlem en een boekwerk ge kweekte planten plus een kleine gouden medaille. K. van Bourgondiën en Zn., te Hille gom, verguld zilv. med. van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en een kleine gouden med. Alb. Bos Hzn., Overveen, zilv. med. H. Plant, Heemstede, verg. zilveren medaille. Coöp. Vereeniging „Eigen Tuin", te Haarlem, zilv. med. en eereprijs boek werk gekweekte planten. De firma Van Empelen, bloemenma gazijn te Heemstede, zond buiten mede dinging in een inzending buitengewoon mooi bindwerk en wandversiering. De heer J. F. Bekker, Wagenweg te Haarlem, heeft op het podium eveneens buiten mededinging een inzending fraai bindwerk. In de biljartzaal is de inzending van den heer Küppers, te Haarlem, bestaan de uit bloemstukken door leerlingen ver vaardigd, eveneens buiten inzending. Henny Miiller's Bloemenmagazijn, te Bloemendaal, verwierf een zilveren me daille. De inzending van Otto Mann, te Leip zig. werd met een bronzen medaille be kroond. Er zijn ook eenige stands met vakbla den. Oa. ontvingen we een extra Dahlia nummer van het orgaan „Onze Tuinen" (uiitg. Grafische Kunstinrichting S. Bakker Jz. te Amsterdam), waarin reeds eenige sierlijke afbeeldingen van inzendingen op deze tentoonstelling op genomen waren. DE KERK AAN"DEN KLOPPERSINGEL. EEN ORGELBESPELING. Toen de nieuwe Gereformeerde kerk aan den Kloppercingel in gebruik geno men werd, was die nog niet geheel voltooid. Ook het orgel kan toen slechts voor een klein deel.bespeeld worden. Nu is de kerk evenwel geheel klaar. Het voornemen bestaat binnenkort, vermoedelijk in het eind van September een orgelbespeling in de nieuwe kerk te organiseeren. Dan zal het or gel bespeeld worden door den heer Keuning uit Sassenheim, die als zooda nig een zeer goeden naam heeft. Bovendien zal de architect de heer B. T. Boeijenga dan een lezing hou den om een uiteenzetting te. geven van dc symboliek van de kerk. Naar wij vernemen is het niet bui tengesloten, dat nu zoo'n mooi orgel in de kerk aanwezig is, in de toekomst daar vaker orgelbespelingen zullen worden gehouden. TOONEELJUBILé JAC SLUYTERS JR. Men schrijft ons: Jacques Sluuyters Jr., de bekende ac teur, directeur en impresario heeft Donderdag 1 September te Amster dam het feit herdacht, dat hij voor 25 jaar voor het eerst de planken betrad. Het was voor hem een succesvolle avond; met bloemen en een envevloppe werd hij gehuldigd, door een enthou siast talrijk opgekomen publiek. Zondag 11 September vindt een her haling van de jubileumsvoorstelling plaats in den Schouwburg op den Jansweg. Daar de jubilaris ook te Haarlem geen onbekende is (wij herin neren slechts aan de talrijkv opvoe ringen van De Jantjes en andere stuk ken door Jacques Sluyters Jr.) twijfe len wij niet. of het Haarlemsche pu bliek zal Zondagavond in grooten getale opkomen, om den man. die 25 Jaar lang het uitgaand publiek zooveel 1e genieten heeft gegeven, te huldigen. Dien avond treedt hij op als Stricse tooneeldirecteur in de „Sabynsche Maagdenroof, het bekende geestige blij spel. De verdere rollen zijn in handen van Riek de la MarKley, Marie Braakensiek, Jeanne HunscheVerVa- de, Henny FaassenCarper, Jan Grootveld, Alex Faassen. Willy Tim- tott. Jacques Sluyters Senior. Henr! Stroethof en Johan Overbecke. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL. ADMINISTRATIES EN EELASTINGZAKEN INRICHTEN. BIIHOUDEN EN CONTRÖLEEREN VANAF f Q, PER MAAND N.J.Th. SCHMIDT - LEERAAR M.O. BOEKH. - WILHEL MIN ALAAN 4 - DEN hout door AGATHA CHRISTIE. Vertaling van A. d. Z. 53) „En wat was het van dat extra koffie kopje?" ,Jk was er vrijwel van overtuigd, dat het mevrouw Cavendish was, die het verborgen had. maar ik moest er zeker van zijn. Monsieur Lawrence vist in het geheel niet, wat ik bedoelde, maar bij nadenken kwam hij tot de conclusie, dat als hij ergens het extra koffiekopje kon vinden, zijn geliefde vrij van verdenking zou zijn. En hij had volkomen gelijk". „Nog één ding. Wat bedoelde me vrouw Inglethorp met haar stervens woorden?" „Die waren naturlijk een beschuldi ging tegen haar man". Lieve hemel, Poirot", zei ik met een zucht ,4k geloof, dat je alles hebt ver klaard. Ik ben blij, dat het alles zoo ge lukkig geëindigd is. Zelfs John en zyn vrouw zijn verzoend". „Dank zij mij". „Hie bedoelt u dat dank zij u?" „M'n beste vriend, begrijp je niet, hoe het enkel en alleen het rechtsgeding is geweest, dat hen weer bij elkaar heeft gebracht? Dat John zijn vrouw nog liefhad, daar was ik van overtuigd. Ook dat ze eveneens van hem hield. Maar ze waren heel ver van elkaar gedreven. Het kwam alles voor uit een misver stand. Ze heeft hem zonder liefde ge trouwd. Hij wist dat. Hij is op zijn ma nier een gevoelige man; hij wilde zich niet aan "naar opdringen, als ze hem niet wenschte. En, toen hij zich terug trok, werd haar liefde wakker. Maar ze zijn allebei buitengewoon trotsch en hun trots hield hen onverbiddelijk ge scheiden. Hij geraakte in een verwikke ling met vrouw Raikes en zij kweekte opzettelijk de vriendschap van dr. Bauer stein aan. Herinner je. je den dag van John Cavendish' arrestatie, toen je mij vondt, over een groote beslissing naden kend?" „Ja, ik begreep uw moeilijkheid vol komen". „Pardon, mon ami. maar je begreept die in het geheel niet. Ik trachtte te beslissen, of ik John Cavendish dade lijk zou bevrijden of niet. Ik had hem kunnen bevrijden, hoewel het dan mislukt zou zijn, de werkelijk schuldi gen aan te wijzen. Ze waren tot het laatste oogenblik volkomen in het duister over mijn werkelijke houding wat ten deele mijn succes verklaart". .Meent u, dat u John Cavendish er van hadt kunnen redden, om voor het gerecht te komen?" „Ja, m'n vriend. Maar ik besliste ein delijk ten gur.ste van „het geluk van een vrouw". Niets dan het groote ge vaar, dat ze hebben doorgemaakt, kon die twee trotsche zielen weer bij elkaar gebracht hebben". Ik keek Poirot met stille verbazing aan. De kolossale durf van dien man! Wie op aarde dan Poirot zou gedacht hebben aan een rechtsgeding als een hersteller van echtelijk geluk! „Ik merk je gedachten, mon ami", zei Poirot, terwijl hij tegen me glimlachte. „Niemand dan Hercule Poirot zou zoo iets geprobeerd hebben! En je hebt on gelijk. als je het veroordeelt. Het geluk van één man en één vrouw is het groot ste in de heele wereld." Zy'n woorden brachten me terug naar vroegere gebeurtenissen. Ik herinner me Mary, zooals ze bleek en uitgeput op de sofa lag, luisterend, steeds luisterend. Toen was het geluid van de bel bene den gekomen. Ze was opgesprongen. Poirot had de deur geopend, en, haar angstige oogen ontmoetend had hij zacht geknikt. „Ja. madame", zei hij, „ik heb hem bij u teruggebracht". Hij was ter zijde gaan staan, en toen ik de kamer uitging, had ik den blik in Mary's oogen gezien, toen John Cavendish zijn vrouw in de armen had genomen. „Misschien hebt u gelyk, Poirot", zei ik zacht. „Ja, het is het grootste in de wereld". Plotseling was er een tikje op de deur, en Cynthia keek naar binnen. „Ik ik wilde alleen „Kom binnen", zei ik, opspringend. Ze kwam binnen, maar ging niet zit ten. „Ik wilde u alleen Iets vertellen „Ja?" Cynthia plukte even aan een klein kwastje en riep toen plotseling uit: „Lieve menschen!", kuste eerst mij en toen Poirot, en snelde weer de -kamer uit. „Wat beteekent dat in vredesnaam?" vroeg ik verwonderd. Het was heel aardig.door Cynthia ge kust te werden, maar het publieke van de begroeting bedierf het genoegen een beetje. „Het beteekent, dat ze ontdekt heeft, hoe Monsielur Lawrence niet zoo'n hekel aan haar heeft als ze dacht", antwoord de Poirot wysgeerig. „Maar „Hier is hij". Lawrence kwam op dat oogenblik door de deur. „Eh! Monsieur Lawrence", riep Poirot. „We moeten u feliciteeren, is het niet zoo?" Lawrence bloosde, en glimlachte toen verlegen. Een man, die verliefd is, ls een treu rig gezicht. En Cynthia had er allerbe koorlijkst uitgezien. Ik zuchtte. „Wat is er. mon ami?" „Niets", zei ik droevig. „Het zijn twee allerliefste vrouwen!" „En geen van beiden voor jou?" ein digde Poirot. Daarom niet getreurd. Troost je, m'n vriend. We zullen mis schien nog eens samen speuren, wie weet? En dan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 6