PERSOVERZICHT TWEEDE KAMER. FLITSEN HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 21 SEPT. 1927 Verschillende persstemmen over de Troonrede. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1005 DE KNOOPENHAAK Baby "Krijgt moeder's knoopenhaak j speelt er een tydje mee, maar te pakken I vindt het niet erg opwindend legt 'm neer op heü oogenblit dat tante Martha roept: baby heeft de knoopenhaak! hij zal zich er mee bezecren voelt nu dat hij niets ter wereld I blijft schreeuwenHotdat men hem I heeft er binnen de halve minuut zoo graag wil hebben als een knoo- I het ding in vredesnaam maar weer genoeg van en gaat op zijn duim penhaak j afstaat zuigen. (Nadruk verboden.l 20 September. De formeele vergadering. Voorzitterskeuze. Als altijd heeft de Troonrede weer aanleiding gegeven tot verschillende perscommentaren en toonen eenige bladen zich ingenomen met de rede, ter wijl andere hun teleurstelling uiten. De N. B. C L vraagt: Wat zou de Regeering doen? Zou zij haar eigen weg weten te bewandelen, haar eigen inzichten blijven volgen en vasthouden aan de vrijhandelsgedachten die de minister-president meer dan eens, en nog enkele maanden geleden in de Eerste Kamer, had verdedigd, en waar aan nog slechts luttele weken geleden de minister van buitenlandsche zaken in de vergadering van den Volkenbond uit naam der Nederlandsche regeering ad- haesie betuigd had? Er gingen geruchten, dat de regeering, door al het rumoer verschrikt, bij de Troonrede een plotselinge zwenking in de Regeeringspolitiek zou aankondigen. Ook in de kringen der voorstanders van een actieve handelspolitiek scheen hier van te zijn vernomen, en men meende reeds in sommiger woorden, gisteren op het „oeconomische urgentie-congres" ge uit, een toon van triomf te beluisteren. Vandaar, dat de Troonrede dit jaar met meer, dan gewone spanning werd tege moet gezien. Heeft zy het gewenschte licht ge bracht? Het blad kan de vraag helaas niet be vestigend beantwoorden. Het schrijft: „De Troonrede lijkt ons juist op dit voor het oogenblik meest op den voor grond gedrongen punt der landspolitiek onzeker en aarzelend. Zij wekt den in druk van opgesteld te zijn door een re geering, die. tusschen twee vuren ge plaatst, niet goed weet wat zij wil. In den aanhef maakt zij met dankbaarheid gewag van de „voortschrijdende verbe tering" in de wijze van bedrijfsuitoefe ning en ontginning en van het toene mende voortbrengingsvermogen van land- en tuinbouw; zij vestigt de aan dacht op verschillende „moedgevende" verschijnselen, die zich voor handel en nijverh«id voordoen, doch de blijde woor den worden aanstonds gedempt door een verwijzing naar „bemoeilijking van den afzet in den vreemde" en „kunst matige belemmeringen, die aan het in ternationaal ruilverkeer worden in den weg gelegd." Gaat de regeering dus toch door den wind? Zal zij toch wijken voor de drei gementen van de voorstanders der ac tieve handelspolitiek? Men zou het vreezen, geneigd zijn in de boven afgedrukte zinsneden er een aanwijzing van ie lezen, zoo niet bot daarop volgde, dat „de zware lasten, cp de bevolking gelegd, de herleving der welvaart en de verruiming der werk gelegenheid vertragen". Van de Koloniale paragraaf zegt het blad: „De aan inhoud arme en in bewoor ding zwakke koloniale paragraaf is stel lig niet in overeenstemming met Indië's beteekenis als rijksdeel, noch met het critieke karakter van het koloniaal-po litieke moment. De onlusten worden, met hinderlijk-opzettelijke vermijding van het eenige juist-karakteriseerende woord: communistisch, vermeld als be treurenswaardige aanslagen op welvaart en veiligheid der bevolking, terwijl het hier toch in eersten aanleg een welbe raamde misdadige aanranding van het gezag gold. Een krachtiger woord van veroordeeling, gepaard met een woord van piëteit aan de nagedachtenis van hen, die in de uitoefening van him plicht als slachtoffer vielen, zou in Indië zeker voldoening hebben geschonken, tegelijk met de overtuiging, d^-t ook in Neder land de gebeurtenissen in haar vollen ernst worden begrepen. Blijkbaar werd ook nu weer onvoldoende beseft, hoezeer een meer dan vormelijk blijk van be langstelling in Indië's wel en wee ginds zou worden gewaardeerd en hoe noode het wordt gemist.' De Msb. heeft met stijgende verba zing gelezen, dat door handel en nijver heid ondanks verschillende moedgeven de verschijnselen, nog steeds groote moeilijkheden worden ondervonden, niet het minst door de kunstmatige belem mering, die aan het internationaal ruil verkeer worden in den weg gelegd. Waarin die moedgevende verschijnse len bestaan wordt niet aangeduid; het is alles even vaag en niets zeggend en van een krachtig aangeven van de rich ting, waarin de welvaartspolitiek ge voerd zal worden, is geen sprake. Een groot deel van ons volk verkeert in nood en de gevaren nemen hand over hand toe; en nu krijgen deze gedupeer den eenige phrases te hooren waar zij niets aan hebben. Het klinkt heel mooi, dat Nederland de richtlijnen volgt der economische po litiek, aangegeven op de economische FEUILLETON Het Huis met de Pijl Naar het Engelsch van A. E. W. MASON. 54) „Houdt u van de bioscoop? Neen ja? Ik ben er dol op. Waar ik ook ben, ik ga altijd een uurtje naar de bioscoop. Daar zie ik prachtige dingen en ik zie ze m donker, zoodat ik al kijkende rustig kan praten met een vriend en als de lichten opgaan zijn wij allebei verdwenen en staan alleen onze leege bierglazen er nog om aan te toonen waar wij gezeten hebben. De bioscopen ja! Het publiek wisselt er voortdurend en er komen nieuwe toeschouwers binnen die midden op je schoot gaan zitten omdat ze geen hand voor de oogen kunnen zien die bioscopen zijn nog wel eens nuttig. Maar zult u vooral mijn geheim niet verraden?" Hij eindigde met een lach. Jim Fro- blsher was weer zeer verheugd over dit nieuwe blijk van Hanand's vertrouwen. Het gaf hem een eigenaardige, plezierige conferentie te Genève, maar ook hier vragen we: naar wiens inzicht? Indien men den chef van de economische af- deeling van Buitenlandsche Zaken hoort, dan zou een dubbel tarief niet die richt lijnen in strüd riin, terwijl een ander adviseur bij de conferentie met den meesten nadruk verklaart, dat de re soluties der conferentie zich niet tegen een dubbel tarief van invoerrechten ver zetten. De toezegging, dat een aanvulling van de wetgeving wordt voorbereid ten ein de onder alle omstandigheden de mo gelijkheid voor het afsluiten van han delsverdragen ie behouden en hierdoor het vrije ruilverkeer te bevorderen, geeft dan ook geen klaarheid. Hier heeft men te doen met een diplomatieke verkla ring; maar daarmede richt men zich toch niet tot het volk. Voorts betreurt het blad, dat de Regeeriug deze gelegenheid heeft laten voorbijgaan om aan te geven welke haar richting is op het gebied van de luchtvaar fcpolitiek. Het IIbid. spreekt van intermezzo- politiek en zegt verder: „Dat de regeering niet voornemens is stil te zitten, kan blijken uit de op somming van de werkzaamheden, waar voor zy voornemens is de medewerking der Staten-Generaal te vragen. Het doet eenigszins zonderling aan dat men in dit verband met geen enkel woord gewaagd ziet van onze landsverdediging. Niemand zal willen of kunnen beweren, dat wij in dit opzicht het volmaakte hebben be reikt. of ook maar benaderd en het zou dus wel de moeite hebben geloond, wanneer over de wijze, waarop de re geering zich haar taak om 's lands defensie in goeden staat te houden denkt, iets ware gezegd. Gelukkig bleek op het stuk van an dere verdediging dan door de voorloopig althans nog onmisbare militaire, de re geering wel actief. Het is immers on denkbaar, dat de stap door minister Beelaerts van Blokland in Genève ge daan, zou zijn ondernomen zonder voor afgaand overleg met den premier al thans en de herinnering aan de werk zaamheid der regeering in het belang van de ontwikkeling der volkerenge meenschap kan dan ook niet anders zijn dan een blijk, dat de rede, waar door onze minister van Buitenlandsche Zaken de aandacht der wereld op zich vestigde, de gevoelens der regeering vertolkte. De ontvangst dezer rede evenwel door de openbare meening van sommige lan den, waar men het oirbaar achtte den indruk te vestigen, als zouden wij wil len speculeeïen op de strijdkrachten van groote mogendheden voor het behoud van den vrede, zou naar onze meening de regeering hebben moeten nopen ie doen uitkomen, dat het allerminst in haar bedoeling lag klap te loopen op anderen en dat zij dus de middelen van zelfverweer, waarover zij beschikt in zoo behoorlijk magei.'jken staat zou houden". De Standaard schrijft o.m.: „Ten aanzien van vraagstukken van meer algemeenen aard bevat deze Troon rede enkele niet onbelangrijke gege vens. Zoo trekt al dadelijk de aandacht, dat de Regeering vertrouwt in staat te zijn met België tot overeenstemming te geraken inzake de vraagstukken die. door de verwerping van het tractaat (met België) van 3 April 1925, aan de orde zijn gebleven. Voor velen zal die mededeeling een niet zeer aangename verrassing zijn. Niet weinigen toch onder de tegen standers van het tractaat hebben, in hun onnoozelheid, gemeend dat men, door die verwerping, nu ook van de vraag stukken zelf af zou zyn. De Troonrede constateert echter te recht, dat zij aan de orde bleven en dus nog opgelost moeten worden. Wij juichen het toe, dat de Regeering op dit stuk geen schuil rink je speelt, maar eerlijk met de dingen voor dei dag komt. Minder aangenaam klinkt ons. A.-R., de mededeeling in de ooren. da: een wetsontwerp te wachten is tot vervroegde inwerkingtreding van het zevende leerplichtjaar. Men Z2l wel licht zeggen, dat het zooveel verschil niet maakt of dat zevende leerplichtjaar er komt 1 Januari 1930, of reeds 1 Juli 1928, maar daartegenover staat, dat elke vervroeging van een principieel ongewenschten maatregel onaangenaam aandoet. En tenslotte is ook dit nog tegen het voorste op te merken, dat het strijdt tegen de toezegging van het Kabinet om politieke kwesties niet aan gewaarwording dat hij wel heel ver van de deftigheid van de firma was afgedwaald. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat iemand van de firma Probisher en Haslitt een cliënt zou ont moeten in een. donker hoekje van een Londensche bioscoop. Dergelijke dingen kwamen daar niet voor en Jim vond de verandering lang niet onaangenaam. Misschien was de firma tenslotte wel een beetje duf, dacht hij. Erg opwin dend was hun werk zeker niet. .Natuurlijk zal ik uw geheim bewa ren", zei hij blij. „Zoo'n prachtige plek om u te ontmoeten zou nooit bij mij opgekomen zijn". „Goed", zei Hanand. „Dus lederen avond om negen uur, tenzij ik door het een of ander verhinderd ben, zal ik in de zaal van de Grande Taverne zitten. De Grande Taverne is op den hoek van het Stationsplein, kunt het niet voorbij loopen. Ik zal links in de zaal zitten, dicht bij het scherm en aan den kant van de biljartzaal. Kijk niet naar mij uit als het licht op is en kom niet bij mij als ik met iemand zit te praten. Begrepen?" „Ja", antwoordde Jim. „Nu heeft u dus twee geheimen van mij, die u moet bewaren" de glim lach verdween van Hanand's gezicht. dë orde te stellen. Voor de A.-R. Mi nisters in dit Ministerie moet het een onaangenaam gevoel zijn, dat de eenige afwijking, die op die toezegging ge maakt wordt, ten nadeele der A.-R.- Partij is. Dat de Regeering den financieelen toestand ten onzent als zorgeischend blijft zien. verheugt ons. Inderdaad king gelegd, de herleving der welvaart en daardoor de verruiming der werk gelegenheid, tegen. Elke vermindering van dien last valt dan ook toe te juichen. Natuurlijk onder voorbehoud, dat de financieele toestand die ver lichting toelaat". De Tijd vindt de Troonrede „een bemoedigend stuk" en vervolgt dan: „Het stuk is bemoedigend vooral om vier punten er zijn meer belangrijke punten in de rede, doch wy beperken ons voor heden tot hetgeen o.i. de hoofdzaken zijn die daarin worden genoemd, met name: een verlaging der inkomstenbelasting, de financieele rege ling tusschen Rijk en Gemeenten, in voering van den zeven-jarigen leer plicht en last not least een andere methode bij het afsluiten van handels verdragen". En verder zegt het blad: „Alle bronnen van onz evolkswelvaart land- en tuinbouw, handel en nijver heid worden geschaad door het pro tectionisme, dat in alle Staten van de wereld hoogtij viert. Eindelijk is het dan ook tot onze Regeering doorgedrongen dat lijdelijk toezien onverantwoordelijk om niet te zeggen: een misdrijf zou zijn Oh! een forsch ingrijpen behoeft men van haar blijkbaar niet dadelijk te verwachten. Alles moet zyn tijd hebben. Het juiste inzicht is heel langzaam ge komen; de daden, welke op dit inzicht moeten volgen, zullen waarschijnlijk met groote voorzichtigheid worden ge steld. Onze Minister van Financiën werkt aan de voorbereiding van „éen aanvulling der wetgeving ten einde onder alle omstandigheden de mogelijk heid van het afsluiten van handelsver dragen te behouden en hierdoor het vrije ruilverkeer te bevorderen". Heel duidelijk is het niet. Doch één ding staat vast: het liberale laat-maar- waaaien-steusel heeft afgedaan. De op economisch gebied eenzijdig ontwapende Staat der Nederlanden is wakker ge worden, heeft zich de oogen uitgewreven en is nu op zoek naar een voora'. niet te scherp! wapen om voor zijn welvaartspositie in deze verarmde wereld desnoods te vechten. Dat is toch al iets". DE INVAL BIJ DE INDI SCHE STUDENTEN. De censuur opgeheven. De censuur door de justitie ingesteld op de correspondentie der Indische stu denten te Leiden, by wie dezen zomer een inval werd gedaan, is sedert eenige dagen opgeheven. KRUISGESPREK .MET INDIë. RADIO-TELEFONISCH. Het Hbld. verneemt, dat het thans te Den Haag vertoevende hoofd van den Ned.-Indischen radiodienst, de heer G. C. Holtzappel Maandag In zijn hotel kamer met het daar aanwezige gewone telefoontoestel zeer duidelijk de radio- telefonische uitzending van Malabar heeft vernomen. Dit was een voorbe reiding voor een Dinsdag te nemen proef voor een kruisgesprek. De heer Holtzappel zou Dinsdagmiddag weder om in zijn hotelkamer te Den Haag een dienstgesprek voeren met den leider van den dienst in Indië. PRINSES JULIANA. DE PRINSES VOLGT OOK COLLEGES VAN PROF. ALBERT VERWEY. Naar het Hbld. verneemt, zal prinses Juliana, behalve de colleges reeds eerder vermeld, ook die van prof. Albert Ver- wey in de Nederl. taal en letterkunde en haar geschiedenis volgen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. Het scheen schérper te worden de lichte oogen werden heel stil en ernstig „Dat is dus afgesproken, meneer Fro- bisher", zei hij. „Want ik begin te ge- looven dat wij nog vreemde dingen zul len zien voor wij weer uit Dijon naar Parijs vertrekken. Het ernstige oogenblik was weer voor bij. Met een buiging hield hij de deur open. Maar Jim Frobisher had, terwijl hij de gang in liep, sterk den indruk dat Hanand nog lang niet alles gezegd had wat hij wist en dacht over het drama in Dyon. HOOFDSTUK IV. Betty Harlowe. Toen Jim Frobisher dien avond in Dycn aankwam was het te laat om nog een bezoek te gaan brengen, maar den volgenden morgen om half tien ging hij met een kloppend hart naar de Char- les-Robert-straat. Die straat was aan één kant over de heele ler.gte begrensd door een hoogen tuinmuur waarboven eschdoorns en kastanjes uitstaken en heen en weer bewogen in den wir.d. Verderop in de straat werd de muur on derbroken eerst door den achterkant van een huis waaraan op de eerste ver dieping een uitbouw wa.s, die over de straat heen hing; en een eindje verder Na de plechtige opening der Staten in de Ridderzaal, ruimte van aristo- cratisch-hooge allure, doet de enkele uren later volgende gewone vergadering van de Tweede Kamer ietwat huiselijk aan. Schittering van goud en uniform is daar niet het eenige dat aan de opening herinnert zyn enkele nog niet voor het daagsche pakje verwissel de rokcostuums. Maar ook daarvan zijn de ridderorden verdwenen Op de tribunes is druk bezoek en vele wachtenden staan in slingerslang- files op *t Binnenhof, tot ook zij worden toegelaten Merkwaardig om te consta- teeren is steeds weer. de verbazing die bij de kijk- en hoorlustige tribune-be zoekers dan opmerkelijk duidelijk is, over de weinige orde „daar beneden", in de zaal. Toch is het gebrek aan aandacht „daar beneden" wel te verklaren. Im mers de eerste samenkomst is louter formeel. Wat er gezegd wordt ach de Kamer heeft het al zoo dikwijls ge hoord. De voorzitter is dezelfde als verleden jaar volgens het reglement van orde presideert de aftsedende president de eerste vergadering der nieuwe zitting. De staatsbegrooting wordt overhandigd met enkele volzinnen, die nauwkeurig zijn overgeschreven uit de Handelingen van het vorig jaar. En de voorzitterskeuze leverde ook al geen verrassende momenten. Aan de Koningin zal een voordracht worden overhandigd, waarop precies dezelfde namen staan als verleden jaar: Jhr. Ruys de Beerenbrouck, dr. J. Th. de Vis ser en de heer Schaper. Ditmaal werd de heer Ruys zooals bij een zittend voorzitter steeds het geval is met groote meerderheid, met 82 van de 90 stemmen, waarbij nog 5 in blanco wa ren, herkozen. Over den tweeden naam op de voor dracht bestond eenig verschil van mee ning. 44 van de 90 stemmen waren op Dr. de Visser uitgebracht, 4 op „de Visser" (deze vier stemmers hadden vergeten, dat er ook een communist de Visser is), 27 op den heer Schaper, 3 op den heer Heemskerk, 1 op Prof. Visscher, 4 op den heer Albarda, 1 op den heer Schokking en 6 in blanco. De sociaal-democraten waren blijkbaar de meening toegedaan, dat hun de tweede plaats toekwam, waarvoor iets te zeg gen is op grond van de overweging, dat zij na de R.K. fractie, de grootste club in de Kamer vormen. Intusschen is het te hopen, dat partij-overwegin gen bij de voorzitterskeuze al zijn die nimmer geheel buiten te sluiten niet te grooten invloed gaan oefenen en alleen zal gelet worden op capacl- door een groot hek. Voor dit hek stond Jim stil. Hij keek op de binnenplaats van Maison Grenelle en terwijl hij daar stond verdween zijn opwinding en schaamde hij er zich een beetje voor. Er scheen zoo weinig reden voor te zijn. Het was een warme, rustige, wolken- looze ochtend. Links op de binnenplaats waren vrouwen aan 't werk bij de keu ken: achterin zag Jim een chauffeur bezig met een paar auto's in de garage en hij hoorde hem vroolijk fluiten; rechts stond het groote huis; de ramen stonden overal open en de zon scheen naar binnen. De haldeur was open en het hek stond ook aan. Zelfs de poli- tie-agent met zijn witte broek die hier in het straatje liep maakte den indruk dat hy meer de schaduw van den muur opzocht, dan toezicht hield. Het zag er allemaal zoo normaal uit dat het niet te begrijpen was dat het huis of een van de bewoners door iets bedreigd werd. „En er is ook geen sprake van een be dreiging", mompelde Jim. Hanand heeft hot mij zelf gezegd. Hij duwde het hek open en liep naar de voordeur. Een oude bediende vertel de hem dat Mademoiselle Harlowe nie mand kon ontvangen, maar toch nam hij Jim's kaartje aan en klopte op een deur rechts van de groote vierkante hal Terwijl hij klopte, deed hij de deur open en Jim keek recht door een bibliotheek telten. Want het Kamervoorzitterschap vereischt héél wat. De Kamer is nu tot Donderdag uit een. Dien dag houdt de voorzitter zijn rede van ambtsaanvaarding waarin wel het een en ander gememoreerd zal worden van de verbouwing en ver fraaiing van de zaal. En voorts zullen de verschillende commissies worden sa mengesteld. De voordracht voor het voorzitterschap zal morgen aan de Koningin worden aangeboden door een gezelschap waarin zitting zullen hebben de heeren van Schaick, van Boetzelaer van Dubbel dam. Joekes, Bierema, de Wilde, Deckers Knottenbelt en Zandt. Toen de president de laatste afge vaardigde in de commissie een plaats gaf, ontstond er eenige vroolijkheid; de figuur van Ds Zandt is nogal een eigen aardige, een ietwat nerveus-vreemde verschijning blijft hij, die zich nooit ge heel weet aan te passen aan de Kamer omgeving, steeds. EERSTE KAMER. De voorzitter aanvaardt zijn ambt De Troonrede wordt beantwoord. De eerste Senaatsvergadering is wat minder formeel, dan de eerste Lager huis-samenkomst; de oorzaak daarvan moet gezocht worden in de ambtsaan vaarding van den voorzitter steeds met een vriendelijk, hartelijk speechje tot de leden. De leeftijd van den grijzen president doet de vaderlijke toon zoo gemakke lijk aanvaarden en verhoogt de waarde zonder moeite. Welnu nadat baron Van Voorst tot Voorst de Koningin had dank ge bracht voor zijn benoeming en minister Kan voor zijn voordracht, deed hij den Senaat de groote beteekenis gevoelen van de plaats der Eerste Kamer in ons Staatsbestel. Hij betoogde ieder wist dat de voorzitter dacht aan het Bel gische tractaat dat het gewicht van den Senaat in het afgeloopen jaar wel heel duidelijk gebleken is. De president wees op de overtalryke brochures en geschriften, die de Kamer by elk wets ontwerp telkens weer bereiken en waarin van allerlei de Kamer wordt voorgehouden en waarin zij tot onder scheiden beslissingen wordt opgeroe pen. De president wist, dat de Kamer door dit alles zich niet zou laten leiden, maar alleen door 's lands belang, beroep, dat geen enkekl maal tevergeefs Met een beroep op de traditie —een beroep dat geen enkel maar tevergeefs naar een raam aan het einde er van, en zag twee gestalten tegen het raam af steken een man en een meisje. De man protesteerde, een beetje overdreven met woorden en gebaren, volgens Jim's Engelsche ideeën, en het meisje lachte, een heldere lach, die een klein beetje wreed klonk. Jim ving zelfs een paar woorden van den man op in het Fransch. maar met een eigenaardigen metaalachtigen klank. „Ik ben al te lang je slaaf geweest", riep de man uit en toen zag het meisje dat de deur open stond en dat de oude man met een kaartje op een zilveren presenteerblad binnen kwam. Ze kwam naar voren en greep het kaartje. Jim hoorde een kreet van verrukking en het meisje kwam de hal in loopen. „UI" riep ze uit, terwijl haar oogen schitterden. „Ik had u zoo spoedig nog niet durven verwachten. Dank u wel!" en ze stak hem allebei haar handen toe Jim herkende in haar dadelijk het „kieine meisje" waarvan Haslitt hem een beschrijving had gegeven. Bepaald klein van stuk was Betty Harlowe zeker niet, maar ze was zoo slank gebouwd dat het woord „klein" toch niet misplaatst was. Ze had donkerbruin haar, met een scheiding op zy, en neel keurig opge maakt. Haar hooge voorhoofd en het ovale gezichtje waren bleek en het fris- sche rood van haar lippen stak er scherp wordt gedaan wekte de heer van Voorst tot Voorst den Senatoren op den goeden geest onderling te handhaven, waardoor de wettige arbeid der Kamer verhoogd wordt in waarde. (Teekenen van instemming). Op voorstel van den voorzitter werd zonder eenige discussie besloten de Troonrede met een adres van Antwoord te waardeeren. Tot com missie van redactie werden benoemd de heeren Westerdijk, Verkouteren, Blomjous, de Gyselaar en van Emb- den. De afdeelingen. getrokken zijnde, be noemden tot voorzitter de heeren Molt- maker, Colijn. de Vos, van Steenwyk, de Vries en Polak. Morgen en overmorgen zijn er nog eenige vergaderingen aan het Ant- woord-adres gewijd. Dan is er volgende week Dinsdag avondvergadering die alleen regeling van werkzaamheden be doelt en Woensdag een openbare vergadering, waarin de naasting van den spoorweg van Zutphen naar de Duitsche grens bij Ahaus wordt onder 't oog gezien. 's Morgens wordt de uitbouw van de privaatrechtelijke regeling van het Coll. Arbeidscontract in de afdeelingen onderzocht. INTIMUS. GASDIRECTEUREN. DE UTRECHTSCHE DIREC TEUR BUITEN DIENST GESTELD. De Utrechtsche corr. van Het Volk schrijft: Naar aanleiding van de loopende geruchten als zou de directeur van de gemeentegasfabriek te Utrecht ontsla gen of geschorst zijn in verband met de retour-ebmmissies, hebben wij een onderzoek ter zake ingesteld. Het is ons gebleken, en dit was ons reeds lang bekend, dat de Utrecht sche justitie een onderzoek heeft in gesteld, heel spoedig nadat de naam van den heer Bruinwold Riedel in de verschillende artikelen genoemd was. Het onderzoek gold vanzelfsprekend een eventueele overtreding van de be kende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het aannemen van giften door een ambtenaar, strafbaar gesteld is. Het onderzoek is nog niet geëindigd en wordt geleid door den rechtercom missaris dr. v. d. Meulen, die den heer Bruinwold Riedel reeds meermalen een verhoor afnèm. B. en W. hebben nu tijdens dit justitieel onderzoek den directeur buiten dienst gesteld op grond van art. 54 bis van het Ambtenaren Reglement, waar bij bepaald wordt, dat B. en W. bevoegd zijn een ambtenaar niet toe te laten tot het verrichten van zyn werkzaam heden, indien hij van eenig misdrijf verdacht wordt. bij af; de groote pupillen van haar grijze oogen gaven een eigenaardige uitdruk king aan haar gezicht. Toen ze hem in haar dankbaarheid haar beide handen toestak maakte ze op hem den indruk van een teer porceleinen poppetje. Ze nam hem even van het hoofd tot de voeten op en uitte toen een zucht van verlichting. „Van nu af aan zal ik al mijn zor gen aan u overdoen", zei ze glimlachend. „Natuurlijk. Daarvoor ben ik hier", antwoordde hij. „Maar u moet niet den ken dat ik een buitengewoon mensch ben". Betty lachte weer en trok hem aan zijn mouw de bibliotheek in. „Monsieur Espinosa". zei ze, terwijl ze den vreemdeling aan Jim voorstelde. „Hij komt uit Catalonië, maar hij is zoo vaak in Dyon dat we hem eigenlijk als een inwoner van ons stadje beschouwen". De Spanjaard boog en liet even zijn prachtige tanden zier.. „Ja. ik heb de eer de vertegenwoordiger te zijn van een groote Spaansche firma van wijnbouwers. Wij koopen hier wij nen. die wij vermengen met onze goede soorten en wij verkoopen hier wijn die men hier door de goedkoopere kwalitei ten doet" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 6