HAARLEM'S DAGBLAD
HET LAND VAN DEN SCHIJN.
STADSNIEUWS.
BIOSCOOP
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 8 OCT. 1927
DERDE BLAD
Achter de filmcoulissen. Aanbod en
vraag. Schijn en werkelijkheid. -
Massa-scènes. Een onbegrijpelijk
mysterie.
Er wordt, door de filmmaatschap-
pijen zelf, en om him reclame-doelein
den te dienen zooveel geschermd over
de enorme salarissen van filmspelers en
speelsters, de ongekende weelde van het
leven te Hollywood en andere filmcen
tra. de ontzaggelijke bedragen in het
algemeen, die aan de filmindustrie ten
koste worden gelegd, dat het wel goed
ls, eens even enkele dingen van de keer
zijde te belichten.
Als ik een brief van een Jongeman
of jong meisje krijg, waarin mij om ad
vies wordt gevraagd, hoe het best te
werk te gaan om „bij de film" te komen,
dan schrijf Ik altijd maar terug: begin
er n;et aan, het lijkt veel mooier dan
het is, de markt is overvoerd, een uit
de duizend behaalt eenlg succesEn
ik krijg honderden van dat soort brie
ven per jaar.
Aldus vertelde ons nog dezer dagen
een filmregisseur in ons eigen kleine
landje. En hij voegde er aan toe: schrijf
eens wat in dien geest in uw blad. Zco-
velen denken nog, dat zij, hetzij door
een aardig gezichtje, hetzij door een
beetje aanleg voor acteeren, in korten
tijd naam kunnen maken in de filmwe
reld. En vooral meenen zij, dat zij, wan
neer ze maar een paar adressen krijgen
van iemand als ik, verder wel zonder
moeite in een soort Luilekkerland kun
nen komen.
Maar zij kennen den rijstebrijberg
niet.
Het moet heerlijk zijn om een film-ster
te worden.
Welk een romantisch leven, vol va
riatie, vol opwinding, vol satisfactie.
Nonsens, allemaal nonsens.
Filmsterren? Misschien zijn er, alles
bij elkaar een kleine honderd, die hoo-
ge salarissen verdienen, maar daarvoor
dan ook zeer hard moeten werken.
En verder? De gezamenlijke filmate
liers te Hollywood hebben dagelijks
tot 700 figuranten noodig. Zij hebben
een gemeenschappelijk bureau dat voor
deze werkkrachten zorgt en dat een lijst
heeft met 12000, zegge en schrijve
twaalfduizend, namen. Als leder zijn
beurt krijgt, heeft elk dezer 12000 een
dag in de 20 werk, dat zeer karig wordt
beloond. In de fjlmstad Hollywood lij
den duizenden menschen honger, aange
trokken als muggen door de kaars, door
de verblindende schijnschlttering van de
filmindustrie.
Er bestaat bijna geen geestdoodende:
vervelender en vermoeiender werk dan
het figureeren voor de füni als nietk
onderdeel van een „menjgte". Eers
komt het repeteeren van de bewegin
gen, de houdingen, de gelaatsuitdruk
kingen, de opstelling van het geheel, ein
deloos lang. Daarna de opnamen, op z'n
minst op drie verschillende afstanden,
en zesmaal voor eiken afstand.
En wanneer men dan nog maar de
satisfactie had van een schakel te zijn
in een doorlooper.de voorstelling. Maar
ook deze kleine voldoening is ster en
figurant gelijkelijk ontzegd. Er is geen
continuïteit in het opnemen van een
film. Meestal worden de scènes kriskras
door elkaar genomen. Wanneer de eer
ste acte moet beginnen met een massa-
ecène en er komen dergelijke scènes
voor in de derde acte en aan het eind
van de zesde, dan worden deze drie
scènes uit economisch oogpunt onmid
dellijk na elkaar genomen. Zoodoende
is men in een paar dagen van de figu
ranten af en hoeft ze niet gedurende de
opneming van de geheele film, die mis
schien drie maanden in beslag zal ne
men, In dienst te houden. Het figuran-
tenwerk op de film wordt dan ook ma
chinaal verricht door een menigte men-
schelijke machines.
De bekende regisseur Eric von Stro
herin neemt massa-scènes voor de film
,De Bruiloftsmarsch". Het is acht uur
's morgens en reeds snikheet. Op een
plein, voor een kerk, die alleen een
voorgevel is staan 500 menschen, zonder
eenige beschutting tegen de zon. Eenl-
ge bekende acteurs en actrices, de hoofd
personen van de film, moeten een korte
scène uitvoeren, waarvoor de menigte
van 500 als achtergrond dient. De scène
zelf duurt, als ze later op de film ver
toond wordt, twee minuten. Maar zes
uur na den aanvang, te twee uur in den
namiddag, wordt diezelfde scène nog op
genomen, voor den negen-en-dertigsten
keer.
En dit is geen uitzondering, het is
de regel Filmfiguratie in het dorado
der filmindustrie is een geestdoodend,
slecht betaald werk.
Maar er zijn sterren
Te Hollywood eenige tientallen op de
filmkolonie van 12000.
Laat ons zien, welke kunstzinnige sa
tisfactie twee der grootste sterren halen
uit een liefdesscène.
U moet zich het filmatelier voorstel
len als een ongezellige holle ruimte,
waarin een enkel idyllisch hoekje is op
geslagen, de plek, waar de verheven
liefdesscène speelt. Acteur en actrice
zetten zich op een sofa. Beider gezich
ten zijn met een vieze gele verfkleur be
schilderd en ook verder overdreven ge
schminkt. Met luid gesis worden mach
tige lampen tot ontbranden gebracht.
Ds camera wordt voor een close-up op
een meter afstand van het minnende
paar gezet. Achter de camera staan
met den operateur en den regisseur een
20-tal technische helpers. Elders in het
atelier wordt haastig een nieuw décor in
elkaar getimmerd en door het lawaai,
hierdoor veroorzaakt, moet iedereen
schreeuwen. Repeteeren, eindeloos repe
teeren. Dan de eerste opneming. Mis.
Houding iets veranderen. Nog niet goe;
Tien. twaalfmaal wordt de scène op
nieuw gefotografeerd, een scène tus-
schen twee geroutineerde sterren, die al
d:e mislukte pogingen moeten doen, om
één kleine overtuigende liefdesscène te
spelen.
Is het wonder? Neen. het wonder, het
onbegrijpelijke mysterie is, dat er in die
omgeving, in al die prozaische herrie
nog iets overtuigends van op het döek
komt.
Een film kan heel mooi zijn, maar je
moet "m op het doek zien in de bios
coop en vooral niet in staat van wor
ding in het filmatelier.
INSTITUUT VOOR
ARBEIDERS
ONTWIKKELING.
LEZING VAN
HENDRIK DE MAN.
Voor de leden van het Instituut voor
Arbeiders-Ontwikkeling trad Vrijdag
avond in de Centrale als spreker op de
heer Hendrik De Man, de bekende Bel
gische sociaal-democraat.
Er was voor deze lezing veel belang
stelling: de zaal was geheel gevuld.
Spr. begon met uiteen te zetten dat
men het socialisme van vroeger een
„droom" zou kunnen noemen. De doel
stellingen berustten op ethische drijf-
veeren, op een wensch naar rechtvaar
digheid. Later verbond dit ideëele mo
tief zich met andere motieven: belan-
genmotieven, waardoor men bestaande
behoeften hoopte te bevredigen.
De groote historische prestatie van hetl
Marxisme is de groote poging geweest
om het practische te verbinden met de
wenschen van droomers en dwepers.
Later werden de ideëele drijfveeren
minder geacht dan die welke op be
langenvertegenwoordiging gericht wa
ren.
Vergelijking van de socialistische
massabeweging van vroeger en die van
thans leert dat de verhouding der twee
soorten van drijfveeren niet zoo een
voudig is als Marx veronderstelde. Er is
een tweeslachtigheid in de drijfveeren
gebleken, niet alleen als massa-ver
schijnsel, maar ook bij de enkelingen.
Vóór 50 jaar waren de ethische drijf
veeren zóó sterk, dat er aan de ge-
genoemde tweeslachtigheid niet viel te
denken. Elke daad, ook voor een stoffe
lijk doel, moest toen een offer zijn.
Thans wordt meer en meer de klacht
gehoord over het feit dat de belangen-
drijfveeren de overhand krijgen op de
ideëele drijfveeren. Er heeft een ver
schuiving van de drijfveeren plaats ge
grepen; in de drijfveeren die gericht
waren op een totalen ommekeer in de
maatschappij wordt niet meer zoo alge
meen ge'.cofd als vroeger.
De strijd om de macht heeft veel suc
ces gehad: in de strijd om de klasse
macht is verbazend veel bereikt in den
loop van 50 jaar, maar het ideale doel
schijnt voor de meesten verder af te
liggen. Men ziet in elk geval de verwe
zenlijking verder af en tracht dingen
te bereiken van veel minder ver strek-
kenden aard dan de revolutionnaire
doelstelling van vroeger. (Met revolutie
wordt dan bedoeld de wensch naar een
radicalen ommekeer van de grondslagen
der maatschappij).
Er valt een „verburgerlijking" te con-
stateeren. Men wil navolgen een le
vensstijl van de bourgeoisie. Met ver
burgerlijking zeide spr. te bedoelen dat
het ideaal waarom de arbeider zijn strijd
voert meer afgekeken is van den le
vensstijl der bourgeoisie, vooral der
kleine bourgeoisie.
De strijd voor meer welstand, klasse-
belang, macht vindt zijn oorzaak in den
wil van de menschen. Een zekere ge-
wenschte levenswijze staat voorop. De
cultureele doelstelling is meer en meer
gaan gelijken op het cultureel ideaal der
bourgeoisie. Men denke aan kleeding,
vermaak. De strijd is gericht niet op
verovering van een nieuw cultureel ter
rein maar van het cultureel terrein
waarop dc tegenstander staat. Wat den
een ontnomen wordt verkrijgt de ander.
Zoo gaat het ook met de macht. Een
strijd die alleen gericht is op de macht
zelf, doet deze uit de handen van de
eene groep in die van de andere over
gaan. Maar grootere macht be teekent
ook grootere verantwoordelijkheid.
Eur. trok de conclusie dat hoe scher
per de botsingen zijn in den strijd, des
te meer zullen de tegenstanders op el
kaar gaan gelijken. De strijders nemen,
als in den loopgravenoorlog, de kleur
van den bodem aan.
Spr. sprak als zijn meening uit dat
er eigenlijk in elk socialistisch-voelend
individu een strijd behoort te zijn tus-
schen de „kapitalistische" ziel in hem en
de socialistische doelstelling.
Loopt dan de geheele klassenstrijd uit
op een nieuwe bourgeoisie? Dat is niet
noodzakelijk.
Na vijftig Jaren heeft de sociaal-de
mocratie iets geheel anders bereikt dan
wat zU dacht, te bereiken. Dit is niets
bijzonders. Zoo gaat het ook bU indivi
duen.
Maar toegegeven moet toch worden
dat er zeer veel veranderd en verbeterd
is. De verkorting van den arbeidstijd
heeft gemaakt dat de arbeider drie uur
per dag meer heeft om aan zijn ont
wikkeling te arbeiden, aan zijn mensch-
zijn. HU heeft drie uur meer per dag om
ze onder eigen verantwoordelijkheid en
voor zich zelf te gebruiken. Door de
wUze waarop hij die uren gebruikt is
dearbeider naar spr.'s meening te veel
op den bourgeois gaan gelijken, maar
in ieder geval heeft hij toch zijn gevoel
van eigenwaarde kunnen ontwikkelen.
HU is nog geen socialistisch mensch ge
worden, maar in ieder geval ls zijn groo
tere cultureele vrijheid voor hem van
groote beteekenis.
Zoo openen ook de verbeterde wo
ningtoestanden nieuwe cultureele mo
gelijkheden. De kleeding is verbeterd.
Zij is niet zoo degelijk als de vroegere
kiel, maar het feit dat de arbeider
graag goed gekleed gaat bewijst dat hij
niet langer meer wil worden aangezien
als inferieur wezen dat er alleen maar
is om te werken.
Spr. hoopte er in geslaagd te zijn de
aandacht gevestigd te hebben op het
moeilUke door hem behandelde vraag
stuk.
BU de gedachtenwisseling kwam de
heer Westerveld op tegen wat de inlei
der van verburgerlUking had gezegd.
Men kan goede woningen, goede klee
ding enz. todh niet samenvatten onder
den naam verburgerlUking. Er gaapt een
groote klove tusschen de arbeiders en
de bourgeoisie; de laatste heeft al veel
van de eersten geleerd.
De heer Monasch had ook niet begre
pen wat de spr. met verburgerlijking
bedoelde.
De heer Visée vroeg of de roformis-
tische strijdwUze een noodzakelUk kwaad
is geweest.
Mr. J. Gerritsz merkte op dat het
„verschuiven" eerder moet genoemd
worden een niet goed inzien in de eco
nomische ontwikkeling. Eerst moet er
een voldoende wereldhuishouding zijn,
vóórdat er een voldoend wereldsocialis-
me kan zUn. Spr. oordeelde verder dat
de spr. te veel het Marxisme knauwen
geeft, omdat hU teleurgesteld is gewor
den daar hU van het Marxisme te groote
verwachtingen heeft gehad. De spr.
heeft niet voldoende aangetoond wat de
socialisten eigenlijk moeten willen.
De heer Postema vroeg of niet zekere
welstand veroorzaakt dat men steeds
meer wenscht.
De heer Van Veen meende dat men
verburgerlUking in de kleeding ziet in
de geheele maatschappij. De nationale
kleederdrachten verdwijnen bij voor
beeld. Daarmede heeft de socialistische
beweging niet te maken.
De heer Alders meende dat de verbur
gerlijking moet worden beschouwd als
een gevolg van het kapitalisme.
De voorzitter, de heer H. Lindeman,
betoogde dat de socialisten zich wel de
gelijk een rechten weg hebben afgeba
kend. De beweging loopt volstrekt niec
vast in de burgerlijke cultuur Het ge
bruik van het woord „burgerlijk" is zeer
gevaarlijk. Wat. is er eigenlijk precies
„burgerlijk"?
In zijn antwoorden zeide de heer De
Man o.m. dat wat hU verburgerlijking
noemt niets te maken heeft met den
klassenstrijd. Het komt er maar op aan
hoe men zich den levensstUl concreet
voorstelt.
Scala Theater.
Eerst een paar komische nummers,
ditmaal meest flauwe onzin. Het wach
ten van de in ruime mate opgekomen
bezoekers is toch op Mie en Ko.
Die vertoonen zich weldra in volle
fleur, als gewoonlUk met gejuich ont
vangen. ZU zUn op dreef vanavond. De
eerste acte is kostelUk. De echte Jor
daans!eer is er; het publiek „groeit er
in" om in Jordaantermen te blijven.
Mie is prachtig in haar rol. met haar
stereotype „Mot hai wete", op elke op
merking aangaande haar beminden echt
genoot Ko. Ook de andere personen zijn
uitstekend, vooral de heer Busch, als
„Moos". Niemand valt ook maar een
oogenblik uit de toon.
De tweede acte is heel wat zwakker.
Een romantisch en afgezaagd onder
werp. De toon van 't verhaal neemt
plotseling een onverwachte wending.
Mie en Ko's dochter Marie, gaat den
slechten weg op, en dat doet haar
ouders veel verdriet. Een aantal sen
timenteels scènes volgen, en dan een
ijselUk romantische moord, met een zeer
onwaarschUnlUke sterfscène.
In de derde acte krygen Mie en Ko
dan weer gelegenheid om hun Jordaan-
creaties te laten bewonderen. Al ligt een
vroolijke rol Mie beter, van haar droe
fenis om den verloren dochter wist eU
toch veel goeds te maken. Vooral tegen
't eind kwam de kostelijke Jordaan-
geest weer boven en kon er hartelijk ge
lachen worden.
Het was. qua spel een der beste schet-
>n, die wy in lang van Mie en Ko ge
zien hadden. Het spel van allen was
zonder uitzondering zeer goed, en de
woordenkeus werkelijk bewonderens
waardig. Jammer, dat het thema afge-
en sentimenteel romantisch was.
Maar er behoort ook wel een zeer groote
vindingrykheid toe, om iedere week
met iets nieuws te komen, en groote be
wondering gevoelen wij toch voor de
twee gebroeders Chanson, die op de wel
zeer origineele gedachte kwamen om
deze geheel aparte soort toonneelspel te
scheppen. Het was dan ook een welver
diende hulde, die de directeur van het
theater, de heer Max Polak, aan het
eind Mie, alias Willy Chanson, bracht.
Hij drukte zUn waardeering uit in een
cadeautje voor den heer Chanson per
soonlijk, een enveloppe. WiHy Chanson
deed terecht alle leden van het gezel
schap, waaronder de heer Busch de
heer en mevr. Calvé en „Ko" blykbaar
de auteur van de stukken, in de hulde
deelen.
Wij meenen, dat een deel van de
hulde tevens toekomt aan de musici.
Het was van „Marie de trots van de
Jordaan" dezen avond de première.
„De Moed van Kapitein Plum" is een
cowboy-film, die geen bUzondere recen
sie vereiccht.
Rembrandt Theater.
Als om kwart over negen de bezoe
kers van de eerste voorstelling het
theater verlaten, staan achter de ge
sloten deuren van de vestibule groote
drommen voor de tweede voorstelling.
Wel een bewijs, dat deze voor Haarlem
nieuwe wijze van bioscoopvoorstelling
geven, by de Haarlemmers in den snaak
valt, vooral ook omdat de eerste voor
stelling druk bezocht wordt. Het pro
gramma van deze week billykt in alle
opzichten dat drukke bezoek. Het is
alles eerste klas. Noemen we de va
riété-nummers! De twee Bramsons
werken met hoepels in verschillende
kleuren. Het grenst aan het ongeloof
lijke welke effecten de heer Bramson
met zUn „doode materie" kan bereiken.
Hy gooit de hoepels op of weg en laat
ze de baan beschrijven, welke hU
wenscht; het lijken gedresseerde hon
den, die precies op zijn bevel loopen
bochten nemen en hoekjes omgaan. De
3 Maekers, equilibristen, zyn niet min
der bewonderenswaardig. ZU staan op
eikaars en hun éigen hoofd, zweven
in de lucht, worden ln evenwicht ge
houden op eikaars handen en dat alles
zoo rustig en zoo gemakkelijk, als u
en ik op enzen stoel gaan zitten.
De film Beau Geste, naar het boek
van P. C. Wren is een film vol han
deling en spanning en fUn gevoel. Het
is een verhaal van het vreemdelingen
legioen. In het vreemdelingenlegioen
nemen dienst de meest uiteenloopende
karakters uit alle landen. Men vindt
er misdadigers, mislukkelingen, teleur-
gestelden in de liefde, jongelui die van
het avondtuur houden en helden. Het
zou ons te ver voeren de geheele In
houd van Beau Geste weer te gever-
Genoeg zU te vertellen dat de drie ge-
broedors Geste, die in deze rolprent de
voornaamste rollen bezetten om elkaar
van een verdenking te zuiveren, ieder
de schuld van het wegnemen van een
diamant op zich nemen. De oudste
Michael, bijgenaamd Beau, heeft in
derdaad de diamant weggenomen, maar
alleen om zijn tante, zijn opvoedster
le redden. Immers hU wist, dat de
blauwe diamant, de faimilie-diamant, in
dertijd door zU-n tante verkocht was en
vervangen was geworden door een val-
sche. Om te voorkomen, dat dót ont
dekt wordt, neemt bU, wanneer de kans
op ontdekking daarvan zeer groot is, de
steen weg. De drie broers verlaten, ieder
rich zelf het slot van hun tante,
en vinden, tot hun groote vreugde, el
kaar weer in het vreemdelingenlegioen.
Daar begint hun avontuurlijke gevaar
lijke leven in de woestijn en hun strijd
met de Arabieren.
Alleen John, de Jongste der broers,
komt levend ln Engeland bij zijn tante
terug en geeft haar den brief, dien
Beau hem voor de tante heeft mee
gegeven, waarin hy schrijft, dat hy de
diamant heeft genomen en waarom hij
het deed.
Het is een bijzonder mooie spannende
film.
Lnxor-Theater.
Deze week worden in dit theater twee
geheel verschillende hoofdnummers af
gedraaid. Het eerste: „Mademoiselle Mo
diste" is een vroolUke geschiedenis in 7
acten en bewerkt naar een vooral in
Amerika en Engeland overbekende ope
rette. Als we nu rog vertellen dat de
hoofdrol wordt vervuld door Corinne
Griffith, kan men wel begrijpen dat
men een aardig en onderhoudend geheel
verkregen heeft. Er komen aan ook heel
aardige tooneelen in voor, vooral dat
gedeelte als het costuum van Mademoi
selle Modiste bU opbod verkocht wordt
ten bate van de Parysche weezen. Dit is
alweer een nummer waar men met ge
noegen naar kUkt.
Na de pauze draait het tweede hoofd
nummer, getiteld: „Meisje van Mont-
martre" met in de hoofdrol Lewis Stone
Hiervan is de inhoud heel in het kort:
Een meisje verdient in den oorlogstyd
geld met dansen, in hoofdzaak om het
aan haar broeders te geven, die voor den
militairen dienst opgeroepen zijn. Na den
oorlog zien we het drietal weer terug op
het eiland Mallorea, waar het meisje
herkend wordt door Jerome Hautrive,
die haar reeds in „De Roode Muis" in
Parijs had gezien. Er ontstaat tusschen
Emilia en Jerome een innige verhouding,
welke men tracht te verbreken, echter
zonder succes, zooals we aan het slot
van het nummer zien Eveneens een film
die met veel temperament gespeeld
wordt.
Vóór de pauze zagen we een prachtige
Pathé-revue en het Luxor Nieuws is
actueel als altijd met verschillende be
langwekkende gebeurtenissen.
De muziek gaf den geheelen avond
heel goede muziek.
Alles byeen is het een programma dat
veel belangstelling verdient en dat we
gaarne aanbevelen.
EEN ZATERDAGAVONDPEAATJE
Als je de gewoonte hebt hier en daar
en overal waar je zoo komt, kennis te
maken met allerlei menschen en belang
te stellen in wat zy te vertellen hebben,
dan hoor je vaak vermakelyke dingen.
Zoo nu en dan zal ik daar wel eens wat
van oververtellen. Natuurlyk kun je het
goed treffen en slecht. De moeilykheid
zit in het beoordeelen van de gezichten.
De beroemde Franschman Lavater heeft
een heele theorie opgebouwd over de
kunst om het karakter van de menschen
op hun gezicht te lezen. Mijn ervaring
leert, dat mannetjes met onbeduidend
voorkomen soms veel meer te zeggen
hebben, dan indrukwekkende kerels met
klassieke gezichten. Zou ik ooit vergeten,
hoe ik een van die menschen, een man
met krullend wit haar en een medaille-
kop als een Romeinsche keizer eens ont
moet heb in den trein van Alkmaar naar
den Helder? Als u dat lUntje niet kent,
waarschuw ik u om er geen kennis mee
te gaan maken: het is een uitlooper van
de voormalige Hollandsche Spoor en was
al jaren vóór de vermaarde samenvoe
ging van de twee groote spoorwegmaat
schappijen een stiefkind, omdat er toch
geen concurrentie was. Sneltreinen had
je er niet, het materiaal was er slecht en
verouderd, je boemelde onafgebroken
door totdat je eindelük, verveeld en
koud, in den Helder aankwam. Leek het
niet een fortuintje om te Alkmaar in
een derde klasse-coupé zoo'n statige fi
guur met een klassiek gezicht te ont
moeten, waarmee je praten kon? Helaas,
het duurde geen kwartier, of ik had ont
dekt, dat die groctsche figuur een bui
tengewoon vervelende kerel was, die over
niets anders kon praten dan over de
akelige kwalen van een heel oude tante,
die hU pas in Alkmaar bezocht had en
waarvan hij, als ik het goed begrepen
heb. dacht te erven. Wat ik ook in 't
midden bracht, hU Het dat onderwerp
niet los; hU heeft mij over die ziekten
en gebreken doorgezaagd tot den Helder
toe en daar op het perron had ik noj
moeite om hem kwijt te raken.
Toen ilr dus onlangs aan een brui
loftspartij een onaanzienlijk kereltje ont
moette. nauwelijks anderhal ven meter
hoog. met een wipneus, een kaal hoofd
en een spraakgebrek (hij kon de s niet
goed zeggen) vond ik daarin geen aan
leiding om geen praatje met Hem te
maken. Je kon. Lavater ten spUt, toch
maar niet weten. En bovendien was de
bruiloftspartij buitengewoon vervelend.
Misschien niet voor anderen, maar wel
voor mU. Dc had den bruigom eens een
dienst bewezen en daarin had hy aan
leiding gevonden, my een invitatie te
sturen, die ik in een zwak moment had
aangenomen. Maar als je de bruid heele-
móól niet kent, geen tafeldame hebt met
wie je je bemoeien moet en al de an
dere gasten je vreemd zUn, wanneer je
bovendien aan 't ondereind van de ta
fel zit, dan sterf je langzaam maar zeker
van de feestvreugde af, waaraan je part
noch deel hebt.
Zoo gebeurde het op een oogenblik dat
ik werd overvallen door een onbedwing
bare neiging tot gapen. Er was niets aan
te doen,, myn kaken wilden tijdelyk van
elkaar scheiden, en een uitgespreide
hand kon het noodlottig ongeval niet be
dekken.
„Verveelt u je ook zoo?" zei mijn over
buurman met een duldelUken Groning-
schen tongslag. Ik keek mfjn overbuur
man aan tafel aan en daar zat hij, het
kleine manneke met het onbeduidende
gezicht. Hij was alleen, evenals ik en
vertelde al dadelyk dat hU een oud-oom
van de bruid was en hier ook niemand
kende en zich vrU erg verveelde. Wy
trokken samen een lyntje en schoven om
de tafel heen naar elkaar toe, totdat
wU buiten het feestgedruisch om een ge
sprek konden voeren,, alleen om op te
staan als een oom soms een roerende
toast had geslagen of een nichtje met
een bevend stemmetje een liedje bij de
piano had gezongen. HU was een hotel
houder van het Groningsche platteland;
een onderhoudend prater, zoodat wij
binnen vyf minuten het heele bruilofts
feest hadden vergeten, zooals trouwens
het feest op zijn beurt ons totaal ne
geerde. Myn nieuwe vriend vertelde
van de eigenaardige ondervindingen in
zyn bedryf en ik luisterde met aan
dacht. Ziehier onder anderen, wat hU
uit zUn ervaringen putte.
Het was op een winteravond, tamelUk
laat, dat een heer die zich liet inschry-
ven als een hooggeplaatst ambtenaar uit
den 1-Iaag, in mijn hotel kwam en om
logies voor één nacht vroeg. Hij had geen
haast om naar bed te gaan, omdat hy in
1 den trein al geslapen had en in een
oogenblik waren we in een druk gesprek
over alles en nog wat. Het Uep al tegen
half een, toen de deur van de conversa
tiekamer openging en met de kraag hoog
op een andere gast binnenkwam, dien
ik wel kende. HU zei goeien avond,
mengde zich al gauw in het gesprek en
deed dat zoo bescheiden, dat de logé
uit den Haag grif er op inging.
Ik vroeg toen het zoo by eenen werd,
of de Haagsche heer niet naar zijn ka
mer wou gaan, maar de laatst aangeko
mene had zyn belangstelling opgewekt.
HU had dus geen haast en werd zelfs wat
ongeduldig, toen ik het nog tweemaal
vroeg. Ik dacht: „als je dan niet gered
wilt wezen moet je het zelf maar weten."
Dus zei ik: „de heeren nemen my niet
kwalUk als ik maar ga? Ik heb een
drukken dag achter den rug."
Ze vonden het best. No. 1, zal ik maar
zeggen, de Haagsche meneer, had er geen
bezwaar tegen., Hy kon zelf zijn kamer,
No. 7, wel vinden en moest toch niet
vroeg gewekt worden. Of ik hem een
flesch wyn met twee glazen brengen
wou? No. 2 beloofde dat hU naar de
kachel zou kijken en het licht zou uit
draaien. Toen ik de deur uit ging keer
de ik mU nog eens om en balde mUn
vuist tegen No. 2. HU lachte een beetje
terug cn wuifde met de hand. Toen
wendde hij zich weer tot den Haagschen
heer, die van dat tooneeltje niets gezien
had omdat hy met zyn rug naar de deur
zat. Ik ging naar bed en sliep binnen vijf
minuten Misschien ging dat zoo gauw,
omdat ik beneden het brommend geluid,
hoorde van No. 2, die onafgebroken aan
't woord was. Net een slaapliedje.
Den volgenden morgen bleek, dat het
in den nacht gesneeuwd had. No. 1 was
nog niet aan 't ontbUt gekomen, het
werd tien uur, half elf en hU was er
nog niet. Toen vond ik het noodig, eens
aan de deur van No. 7 te kloppen, maar
het duurde lang vóórdat ik antwoord
kreeg Eerst te elf uur kwam hU bene
den, met een gezicht alsof hU slecht ge
slapen had. Dat was ook zoo, zei hij en
zat zyn brood meer te -'erkruimelen. dan
dat hU ervan at. Er scheen hem iets te
hinderen. Een paar maal keek hy naar
mij alsof hij wat zeggen zou, bedacht
.zich daarna weer en keek voor zich. Ein.
delUk scheen hij een besluit genomen
te hebben en zei:
„Ik moet u toch iets zeggen, ik geloof,
dat ik het niet verzwygen mag."
„Als het misschien is over den heer,
die gisteravond met u zat te praten..."
zei ik.
„Ja juist, maar ik verzoek u vriende
lijk aandachtig te luisteren en nuj niet
in de rede te vallen."
„Zeker, maar misschien.
HU maakte een ongeduldig gebaar.
„Straks zal ik met genoegen naar u luis
teren. maar u moet my laten uitspreken.
Ik heb er bijna geen oog door toegedaan.
„Toch geloof ik, dat het beter is wan
neer ik het eerst spreek," zei ik, maar
hU werd weer boos en vroeg*, „als u
het niet hooren wil, zal ik zwUgen."
Toen dacht ik: „gisteravond heb Je al
niet naar goeien raad willen luisteren, als
je nu weer koppig wilt wezen, mij goed."
Dus ging ik op myn gemak zitten, stak
myn trouwe pyp op.
„Ik wil wel erkennen," zei hij „dat ik
door het verhaal dat ik vannacht ge
hoord heb, buitengewoon getroffen ben.
Wat een aangenaam en beschaafd pra
ter was hyHij had zooveel gereisd, ver
telde van Indië, China, Japan, had den
Balkan en Rusland gezien, ik weet niet
wat al HU vertelde daarvan met groote
bescheidenheid en groote kennis van za
ken. Wat zegt u?"
„Niets", zei ik, wat ook waar was,
maar misschien was mij toch een ge
brom ontsnapt. Hij keek mij een beetje
schuin aan, maar ging toch zonder ver
der iets te zeggen, voort.
„HU sprak over zyn ervaringen in den
Balkan en gaf zoo'n levendige beschrij
ving van feesten en begrafenisplechtig
heden bU de Bulgaren, dat ik aan uur
noch tijd dacht. Hy had er ook een ro
man beleefd."
„Roman.herhaalde ik en ofschoon
ik het probeerde te zeggen op een on
verschilligen toon. moet er wel iets
critisch in mUn stem gelegen heb
ben, want de Haagsche heer keek
op en zei ietwat ontstemd: „U
maakt al aanmerking vóórdat u het
verhaal kent. Het is anders aandoenlijk
genoeg. Op een van zyn reizen ont
moette hU in Bulgarye een jong
meisje Nadejda. Hij danste met haar,
zij ontmoetten elkaar later weer en het
slot was, dat ze elkaar trouw beloofden.
Maar de familie was er tegen. Die had
den een huwelijk met een Bulgaarschen
boer in den zm en deden alles wat
zij konden, om haar van den jongen
Hollander te scheiden. Toen dat ni9t
hielp legden zy het op zijn leven toe.
De maatschappij is nog wat ruw in
den Balkan en een menschenleven wordt
daar weinig geteld. Op een avond toen
hU een lange wandeling gedaan had,
suisde er een mes rakelings langs zijn
hoofd. Vain dat oogenblik af, vermeed
hU in bet donker stille plaatsen. Drie
dagen later maakte een beschonken
man, of iemand die zich zoo maar hield,
ruzie met hem, op straat en toen hij,
door den nood gedrongen, den kerel een
vuistslag gaf, haalde die een mes voor
den dag en gaf hem een wilden stoot
in de borst, die gelukkig afschampte
over een portret van zijn geliefde, van
Nadejda".
„Kolossaal", zei ik. Ik had niets wil
len zeggen, maar het glipte er uit vóór
ik het wist.
,Als het verhaal u verveelt", zei de
Haagsche heer geprikkeld, „zal ik u
niet verder er mee lastig vallen".
„Integendeel, het is heel boeiend en
ik ben benieuwd naar den afloop". Daar
bij zette ik het onnooselste gezicht dat
mogelijk was; de Hagenaar keek mU
nog even wantrouwend aan, maar ging
toen weer voort:
„Tot dien tUd had de jonge man
altijd iin het geheim byeenkomsten ge
had met zUn geliefde. Op eens kwam
zij niet meer. Op briefjes die hij haar
schreef kwam geen antwoord. Teen hy
stoutmoedig een van haar broers vroeg
waar rij was, kreeg hij ten antwoord:
„myn zuster is niet meer hier, rij is
ver weg gereisd. Je zult haar nooit meer
zien". Hoe het kwam. kon de Hol
lander niet zeggen, maar hij geloofde
het niet en vermoedde eerder dat zij
gevangen gehouden werd. Daarom
zwierf hU voortdurend in den avond en
's nachts om de boerderij heen en riep
zachtjes haar naam, in de hoop dat
zij het hooren en antwoord geven zou.
Veertien dagen lang had hij geen succes
maar de familie had hem gezien en
hy was voortdurend in gevaar. Op een
avond werd hU aangevallen door een
grooten hond, die hem zware wonden
toebracht, drie dagen later floot een
kogel door zUn hoed, later zag hU bU
het maanlicht, dat er in het tuinpad,
dat hij gaan moest, een kuil was ge
graven en met takken en mos bedekt.
"Was hij daarin gevallen, dan zou hy
misschien wel zijn hals gebroken heb
ben. Eindelijk hoorde hij op zijn ge
roep een zwakke stem. Het was Nadej
da, opgesloten in een kelder, die met
tralies afgesloten was. Haar familie
nam dit middel te baat om haar tegen
stand te breken. Zonder resultaat. Door
de tralies heen gaf zij hem dc verze
kering van haar onwankelbare trouw
en samen maakten zij een plan tot ont
voering, dat den volgenden avond zou
worden uitgevoerd. Maar de familie had
ook niet stil gestaan en al haar invloed
aangewend. Den volgenden morgen
werd de jonge Hollander door de politie
gevangen genomen en over de grens
gebracht als ongswenschte buitenlander,
mot de verzekering dat hij doodgescho
ten zou werden wanneer hij ooit terug
kwam. En zoo staat nu de zaak. Van
Nadejda hoort hij niets meer. Zyn
brieven aan haar komen onbesteld te
rug. U had moeten hooren, in welke
welsprekende taal hy vertelde van zUn
eeuwige liefde voor het meisje en van
zijn vaste besluit, om in weerwil van
alles toch met haar te trouwen. Ik was
erdoor getroffen.
Zijn zenuwen hadden door al deze
tragische gebeurtenissen zóó geleden,
dat hij plotseling, zonder afscheid te
nemen, heenging ik moet eigenlijk
zeggen de vlucht nam en verdween. Ik
liep hem in de sneeuw nog na, maar
zag hem niet meer".
„Hoelaat gebeurde dat?" vroeg de
hotelhouder.
„Ik weet het precies. Het had juist
even te voren half vier geslagen".
„De autobus van 3.30".
„Wait bedoelt u?"
„Ik zeg, dat hU de autobus van 3.30
halen wou".
„Ik begrijp u niet. De man scheen
wanhopig en dacht zeker niet aan een
autobus".
De hotelhouder lachte. .Als u wat
meer van den man weet, zeg het my
dan", vroeg de Hagenaar.
„U moet niet boos worden, wanneer
ik u ronduit de waarheid zeg. Kan ik
daarop vertrouwen?"
„Natuurlijk".
„Nu dan. u is gefopt. Van al die
mooie verhalen is niets waar. De man
is nooit in BulgarUe geweest. Er is geen
Nadejda Hij is een voordrager, die hier
nu en dan een soirée geeft, meestal
op Donderdagavond, 's Avonds komt
hij dan tegen twaalven hier, maakt ken
nis met een eenzamen logé die nog geen
lust heeft om naar bed te gaan...."
„Zooals ik", zei de Hagenaar.
„Juist. Dan doet hij bomende ver
halen, want dat verstaat hij en wan
neer de ander dan een flesch wijn
geeft
„Zooals ik", zei de Hagenaar.
„Juist. Dan wordt het heel laat. Maar
nooit later dan halfvier, want dan
gaat de autobus naar de veemarkt te
Groningen, die hy halen meet. Het is de
moeite niet om naar bed te gaan en
zoo komt hy de uren gemakkelijk door."
Maar toen werd de Hagenaar toch
boos en vroeg, waarom de hotelhouder
hem niet gewaarschuwd had.
„Dat heb ik gedaan. Tot tweemaal
toe heb ik u gisteravond aangeraden
om naar bed te gaan. Maar u was al
door den gezelligen prater geboeid en
snauwde mU af".
Daar kon het slachtoffer niets op
zeggen.