HAARLEM'S DAGBLAD HET LAND VAN DEN SCHIJN. STADSNIEUWS. BIOSCOOP Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 8 OCT. 1927 DERDE BLAD Achter de filmcoulissen. Aanbod en vraag. Schijn en werkelijkheid. - Massa-scènes. Een onbegrijpelijk mysterie. Er wordt, door de filmmaatschap- pijen zelf, en om him reclame-doelein den te dienen zooveel geschermd over de enorme salarissen van filmspelers en speelsters, de ongekende weelde van het leven te Hollywood en andere filmcen tra. de ontzaggelijke bedragen in het algemeen, die aan de filmindustrie ten koste worden gelegd, dat het wel goed ls, eens even enkele dingen van de keer zijde te belichten. Als ik een brief van een Jongeman of jong meisje krijg, waarin mij om ad vies wordt gevraagd, hoe het best te werk te gaan om „bij de film" te komen, dan schrijf Ik altijd maar terug: begin er n;et aan, het lijkt veel mooier dan het is, de markt is overvoerd, een uit de duizend behaalt eenlg succesEn ik krijg honderden van dat soort brie ven per jaar. Aldus vertelde ons nog dezer dagen een filmregisseur in ons eigen kleine landje. En hij voegde er aan toe: schrijf eens wat in dien geest in uw blad. Zco- velen denken nog, dat zij, hetzij door een aardig gezichtje, hetzij door een beetje aanleg voor acteeren, in korten tijd naam kunnen maken in de filmwe reld. En vooral meenen zij, dat zij, wan neer ze maar een paar adressen krijgen van iemand als ik, verder wel zonder moeite in een soort Luilekkerland kun nen komen. Maar zij kennen den rijstebrijberg niet. Het moet heerlijk zijn om een film-ster te worden. Welk een romantisch leven, vol va riatie, vol opwinding, vol satisfactie. Nonsens, allemaal nonsens. Filmsterren? Misschien zijn er, alles bij elkaar een kleine honderd, die hoo- ge salarissen verdienen, maar daarvoor dan ook zeer hard moeten werken. En verder? De gezamenlijke filmate liers te Hollywood hebben dagelijks tot 700 figuranten noodig. Zij hebben een gemeenschappelijk bureau dat voor deze werkkrachten zorgt en dat een lijst heeft met 12000, zegge en schrijve twaalfduizend, namen. Als leder zijn beurt krijgt, heeft elk dezer 12000 een dag in de 20 werk, dat zeer karig wordt beloond. In de fjlmstad Hollywood lij den duizenden menschen honger, aange trokken als muggen door de kaars, door de verblindende schijnschlttering van de filmindustrie. Er bestaat bijna geen geestdoodende: vervelender en vermoeiender werk dan het figureeren voor de füni als nietk onderdeel van een „menjgte". Eers komt het repeteeren van de bewegin gen, de houdingen, de gelaatsuitdruk kingen, de opstelling van het geheel, ein deloos lang. Daarna de opnamen, op z'n minst op drie verschillende afstanden, en zesmaal voor eiken afstand. En wanneer men dan nog maar de satisfactie had van een schakel te zijn in een doorlooper.de voorstelling. Maar ook deze kleine voldoening is ster en figurant gelijkelijk ontzegd. Er is geen continuïteit in het opnemen van een film. Meestal worden de scènes kriskras door elkaar genomen. Wanneer de eer ste acte moet beginnen met een massa- ecène en er komen dergelijke scènes voor in de derde acte en aan het eind van de zesde, dan worden deze drie scènes uit economisch oogpunt onmid dellijk na elkaar genomen. Zoodoende is men in een paar dagen van de figu ranten af en hoeft ze niet gedurende de opneming van de geheele film, die mis schien drie maanden in beslag zal ne men, In dienst te houden. Het figuran- tenwerk op de film wordt dan ook ma chinaal verricht door een menigte men- schelijke machines. De bekende regisseur Eric von Stro herin neemt massa-scènes voor de film ,De Bruiloftsmarsch". Het is acht uur 's morgens en reeds snikheet. Op een plein, voor een kerk, die alleen een voorgevel is staan 500 menschen, zonder eenige beschutting tegen de zon. Eenl- ge bekende acteurs en actrices, de hoofd personen van de film, moeten een korte scène uitvoeren, waarvoor de menigte van 500 als achtergrond dient. De scène zelf duurt, als ze later op de film ver toond wordt, twee minuten. Maar zes uur na den aanvang, te twee uur in den namiddag, wordt diezelfde scène nog op genomen, voor den negen-en-dertigsten keer. En dit is geen uitzondering, het is de regel Filmfiguratie in het dorado der filmindustrie is een geestdoodend, slecht betaald werk. Maar er zijn sterren Te Hollywood eenige tientallen op de filmkolonie van 12000. Laat ons zien, welke kunstzinnige sa tisfactie twee der grootste sterren halen uit een liefdesscène. U moet zich het filmatelier voorstel len als een ongezellige holle ruimte, waarin een enkel idyllisch hoekje is op geslagen, de plek, waar de verheven liefdesscène speelt. Acteur en actrice zetten zich op een sofa. Beider gezich ten zijn met een vieze gele verfkleur be schilderd en ook verder overdreven ge schminkt. Met luid gesis worden mach tige lampen tot ontbranden gebracht. Ds camera wordt voor een close-up op een meter afstand van het minnende paar gezet. Achter de camera staan met den operateur en den regisseur een 20-tal technische helpers. Elders in het atelier wordt haastig een nieuw décor in elkaar getimmerd en door het lawaai, hierdoor veroorzaakt, moet iedereen schreeuwen. Repeteeren, eindeloos repe teeren. Dan de eerste opneming. Mis. Houding iets veranderen. Nog niet goe; Tien. twaalfmaal wordt de scène op nieuw gefotografeerd, een scène tus- schen twee geroutineerde sterren, die al d:e mislukte pogingen moeten doen, om één kleine overtuigende liefdesscène te spelen. Is het wonder? Neen. het wonder, het onbegrijpelijke mysterie is, dat er in die omgeving, in al die prozaische herrie nog iets overtuigends van op het döek komt. Een film kan heel mooi zijn, maar je moet "m op het doek zien in de bios coop en vooral niet in staat van wor ding in het filmatelier. INSTITUUT VOOR ARBEIDERS ONTWIKKELING. LEZING VAN HENDRIK DE MAN. Voor de leden van het Instituut voor Arbeiders-Ontwikkeling trad Vrijdag avond in de Centrale als spreker op de heer Hendrik De Man, de bekende Bel gische sociaal-democraat. Er was voor deze lezing veel belang stelling: de zaal was geheel gevuld. Spr. begon met uiteen te zetten dat men het socialisme van vroeger een „droom" zou kunnen noemen. De doel stellingen berustten op ethische drijf- veeren, op een wensch naar rechtvaar digheid. Later verbond dit ideëele mo tief zich met andere motieven: belan- genmotieven, waardoor men bestaande behoeften hoopte te bevredigen. De groote historische prestatie van hetl Marxisme is de groote poging geweest om het practische te verbinden met de wenschen van droomers en dwepers. Later werden de ideëele drijfveeren minder geacht dan die welke op be langenvertegenwoordiging gericht wa ren. Vergelijking van de socialistische massabeweging van vroeger en die van thans leert dat de verhouding der twee soorten van drijfveeren niet zoo een voudig is als Marx veronderstelde. Er is een tweeslachtigheid in de drijfveeren gebleken, niet alleen als massa-ver schijnsel, maar ook bij de enkelingen. Vóór 50 jaar waren de ethische drijf veeren zóó sterk, dat er aan de ge- genoemde tweeslachtigheid niet viel te denken. Elke daad, ook voor een stoffe lijk doel, moest toen een offer zijn. Thans wordt meer en meer de klacht gehoord over het feit dat de belangen- drijfveeren de overhand krijgen op de ideëele drijfveeren. Er heeft een ver schuiving van de drijfveeren plaats ge grepen; in de drijfveeren die gericht waren op een totalen ommekeer in de maatschappij wordt niet meer zoo alge meen ge'.cofd als vroeger. De strijd om de macht heeft veel suc ces gehad: in de strijd om de klasse macht is verbazend veel bereikt in den loop van 50 jaar, maar het ideale doel schijnt voor de meesten verder af te liggen. Men ziet in elk geval de verwe zenlijking verder af en tracht dingen te bereiken van veel minder ver strek- kenden aard dan de revolutionnaire doelstelling van vroeger. (Met revolutie wordt dan bedoeld de wensch naar een radicalen ommekeer van de grondslagen der maatschappij). Er valt een „verburgerlijking" te con- stateeren. Men wil navolgen een le vensstijl van de bourgeoisie. Met ver burgerlijking zeide spr. te bedoelen dat het ideaal waarom de arbeider zijn strijd voert meer afgekeken is van den le vensstijl der bourgeoisie, vooral der kleine bourgeoisie. De strijd voor meer welstand, klasse- belang, macht vindt zijn oorzaak in den wil van de menschen. Een zekere ge- wenschte levenswijze staat voorop. De cultureele doelstelling is meer en meer gaan gelijken op het cultureel ideaal der bourgeoisie. Men denke aan kleeding, vermaak. De strijd is gericht niet op verovering van een nieuw cultureel ter rein maar van het cultureel terrein waarop dc tegenstander staat. Wat den een ontnomen wordt verkrijgt de ander. Zoo gaat het ook met de macht. Een strijd die alleen gericht is op de macht zelf, doet deze uit de handen van de eene groep in die van de andere over gaan. Maar grootere macht be teekent ook grootere verantwoordelijkheid. Eur. trok de conclusie dat hoe scher per de botsingen zijn in den strijd, des te meer zullen de tegenstanders op el kaar gaan gelijken. De strijders nemen, als in den loopgravenoorlog, de kleur van den bodem aan. Spr. sprak als zijn meening uit dat er eigenlijk in elk socialistisch-voelend individu een strijd behoort te zijn tus- schen de „kapitalistische" ziel in hem en de socialistische doelstelling. Loopt dan de geheele klassenstrijd uit op een nieuwe bourgeoisie? Dat is niet noodzakelijk. Na vijftig Jaren heeft de sociaal-de mocratie iets geheel anders bereikt dan wat zU dacht, te bereiken. Dit is niets bijzonders. Zoo gaat het ook bU indivi duen. Maar toegegeven moet toch worden dat er zeer veel veranderd en verbeterd is. De verkorting van den arbeidstijd heeft gemaakt dat de arbeider drie uur per dag meer heeft om aan zijn ont wikkeling te arbeiden, aan zijn mensch- zijn. HU heeft drie uur meer per dag om ze onder eigen verantwoordelijkheid en voor zich zelf te gebruiken. Door de wUze waarop hij die uren gebruikt is dearbeider naar spr.'s meening te veel op den bourgeois gaan gelijken, maar in ieder geval heeft hij toch zijn gevoel van eigenwaarde kunnen ontwikkelen. HU is nog geen socialistisch mensch ge worden, maar in ieder geval ls zijn groo tere cultureele vrijheid voor hem van groote beteekenis. Zoo openen ook de verbeterde wo ningtoestanden nieuwe cultureele mo gelijkheden. De kleeding is verbeterd. Zij is niet zoo degelijk als de vroegere kiel, maar het feit dat de arbeider graag goed gekleed gaat bewijst dat hij niet langer meer wil worden aangezien als inferieur wezen dat er alleen maar is om te werken. Spr. hoopte er in geslaagd te zijn de aandacht gevestigd te hebben op het moeilUke door hem behandelde vraag stuk. BU de gedachtenwisseling kwam de heer Westerveld op tegen wat de inlei der van verburgerlUking had gezegd. Men kan goede woningen, goede klee ding enz. todh niet samenvatten onder den naam verburgerlUking. Er gaapt een groote klove tusschen de arbeiders en de bourgeoisie; de laatste heeft al veel van de eersten geleerd. De heer Monasch had ook niet begre pen wat de spr. met verburgerlijking bedoelde. De heer Visée vroeg of de roformis- tische strijdwUze een noodzakelUk kwaad is geweest. Mr. J. Gerritsz merkte op dat het „verschuiven" eerder moet genoemd worden een niet goed inzien in de eco nomische ontwikkeling. Eerst moet er een voldoende wereldhuishouding zijn, vóórdat er een voldoend wereldsocialis- me kan zUn. Spr. oordeelde verder dat de spr. te veel het Marxisme knauwen geeft, omdat hU teleurgesteld is gewor den daar hU van het Marxisme te groote verwachtingen heeft gehad. De spr. heeft niet voldoende aangetoond wat de socialisten eigenlijk moeten willen. De heer Postema vroeg of niet zekere welstand veroorzaakt dat men steeds meer wenscht. De heer Van Veen meende dat men verburgerlUking in de kleeding ziet in de geheele maatschappij. De nationale kleederdrachten verdwijnen bij voor beeld. Daarmede heeft de socialistische beweging niet te maken. De heer Alders meende dat de verbur gerlijking moet worden beschouwd als een gevolg van het kapitalisme. De voorzitter, de heer H. Lindeman, betoogde dat de socialisten zich wel de gelijk een rechten weg hebben afgeba kend. De beweging loopt volstrekt niec vast in de burgerlijke cultuur Het ge bruik van het woord „burgerlijk" is zeer gevaarlijk. Wat. is er eigenlijk precies „burgerlijk"? In zijn antwoorden zeide de heer De Man o.m. dat wat hU verburgerlijking noemt niets te maken heeft met den klassenstrijd. Het komt er maar op aan hoe men zich den levensstUl concreet voorstelt. Scala Theater. Eerst een paar komische nummers, ditmaal meest flauwe onzin. Het wach ten van de in ruime mate opgekomen bezoekers is toch op Mie en Ko. Die vertoonen zich weldra in volle fleur, als gewoonlUk met gejuich ont vangen. ZU zUn op dreef vanavond. De eerste acte is kostelUk. De echte Jor daans!eer is er; het publiek „groeit er in" om in Jordaantermen te blijven. Mie is prachtig in haar rol. met haar stereotype „Mot hai wete", op elke op merking aangaande haar beminden echt genoot Ko. Ook de andere personen zijn uitstekend, vooral de heer Busch, als „Moos". Niemand valt ook maar een oogenblik uit de toon. De tweede acte is heel wat zwakker. Een romantisch en afgezaagd onder werp. De toon van 't verhaal neemt plotseling een onverwachte wending. Mie en Ko's dochter Marie, gaat den slechten weg op, en dat doet haar ouders veel verdriet. Een aantal sen timenteels scènes volgen, en dan een ijselUk romantische moord, met een zeer onwaarschUnlUke sterfscène. In de derde acte krygen Mie en Ko dan weer gelegenheid om hun Jordaan- creaties te laten bewonderen. Al ligt een vroolijke rol Mie beter, van haar droe fenis om den verloren dochter wist eU toch veel goeds te maken. Vooral tegen 't eind kwam de kostelijke Jordaan- geest weer boven en kon er hartelijk ge lachen worden. Het was. qua spel een der beste schet- >n, die wy in lang van Mie en Ko ge zien hadden. Het spel van allen was zonder uitzondering zeer goed, en de woordenkeus werkelijk bewonderens waardig. Jammer, dat het thema afge- en sentimenteel romantisch was. Maar er behoort ook wel een zeer groote vindingrykheid toe, om iedere week met iets nieuws te komen, en groote be wondering gevoelen wij toch voor de twee gebroeders Chanson, die op de wel zeer origineele gedachte kwamen om deze geheel aparte soort toonneelspel te scheppen. Het was dan ook een welver diende hulde, die de directeur van het theater, de heer Max Polak, aan het eind Mie, alias Willy Chanson, bracht. Hij drukte zUn waardeering uit in een cadeautje voor den heer Chanson per soonlijk, een enveloppe. WiHy Chanson deed terecht alle leden van het gezel schap, waaronder de heer Busch de heer en mevr. Calvé en „Ko" blykbaar de auteur van de stukken, in de hulde deelen. Wij meenen, dat een deel van de hulde tevens toekomt aan de musici. Het was van „Marie de trots van de Jordaan" dezen avond de première. „De Moed van Kapitein Plum" is een cowboy-film, die geen bUzondere recen sie vereiccht. Rembrandt Theater. Als om kwart over negen de bezoe kers van de eerste voorstelling het theater verlaten, staan achter de ge sloten deuren van de vestibule groote drommen voor de tweede voorstelling. Wel een bewijs, dat deze voor Haarlem nieuwe wijze van bioscoopvoorstelling geven, by de Haarlemmers in den snaak valt, vooral ook omdat de eerste voor stelling druk bezocht wordt. Het pro gramma van deze week billykt in alle opzichten dat drukke bezoek. Het is alles eerste klas. Noemen we de va riété-nummers! De twee Bramsons werken met hoepels in verschillende kleuren. Het grenst aan het ongeloof lijke welke effecten de heer Bramson met zUn „doode materie" kan bereiken. Hy gooit de hoepels op of weg en laat ze de baan beschrijven, welke hU wenscht; het lijken gedresseerde hon den, die precies op zijn bevel loopen bochten nemen en hoekjes omgaan. De 3 Maekers, equilibristen, zyn niet min der bewonderenswaardig. ZU staan op eikaars en hun éigen hoofd, zweven in de lucht, worden ln evenwicht ge houden op eikaars handen en dat alles zoo rustig en zoo gemakkelijk, als u en ik op enzen stoel gaan zitten. De film Beau Geste, naar het boek van P. C. Wren is een film vol han deling en spanning en fUn gevoel. Het is een verhaal van het vreemdelingen legioen. In het vreemdelingenlegioen nemen dienst de meest uiteenloopende karakters uit alle landen. Men vindt er misdadigers, mislukkelingen, teleur- gestelden in de liefde, jongelui die van het avondtuur houden en helden. Het zou ons te ver voeren de geheele In houd van Beau Geste weer te gever- Genoeg zU te vertellen dat de drie ge- broedors Geste, die in deze rolprent de voornaamste rollen bezetten om elkaar van een verdenking te zuiveren, ieder de schuld van het wegnemen van een diamant op zich nemen. De oudste Michael, bijgenaamd Beau, heeft in derdaad de diamant weggenomen, maar alleen om zijn tante, zijn opvoedster le redden. Immers hU wist, dat de blauwe diamant, de faimilie-diamant, in dertijd door zU-n tante verkocht was en vervangen was geworden door een val- sche. Om te voorkomen, dat dót ont dekt wordt, neemt bU, wanneer de kans op ontdekking daarvan zeer groot is, de steen weg. De drie broers verlaten, ieder rich zelf het slot van hun tante, en vinden, tot hun groote vreugde, el kaar weer in het vreemdelingenlegioen. Daar begint hun avontuurlijke gevaar lijke leven in de woestijn en hun strijd met de Arabieren. Alleen John, de Jongste der broers, komt levend ln Engeland bij zijn tante terug en geeft haar den brief, dien Beau hem voor de tante heeft mee gegeven, waarin hy schrijft, dat hy de diamant heeft genomen en waarom hij het deed. Het is een bijzonder mooie spannende film. Lnxor-Theater. Deze week worden in dit theater twee geheel verschillende hoofdnummers af gedraaid. Het eerste: „Mademoiselle Mo diste" is een vroolUke geschiedenis in 7 acten en bewerkt naar een vooral in Amerika en Engeland overbekende ope rette. Als we nu rog vertellen dat de hoofdrol wordt vervuld door Corinne Griffith, kan men wel begrijpen dat men een aardig en onderhoudend geheel verkregen heeft. Er komen aan ook heel aardige tooneelen in voor, vooral dat gedeelte als het costuum van Mademoi selle Modiste bU opbod verkocht wordt ten bate van de Parysche weezen. Dit is alweer een nummer waar men met ge noegen naar kUkt. Na de pauze draait het tweede hoofd nummer, getiteld: „Meisje van Mont- martre" met in de hoofdrol Lewis Stone Hiervan is de inhoud heel in het kort: Een meisje verdient in den oorlogstyd geld met dansen, in hoofdzaak om het aan haar broeders te geven, die voor den militairen dienst opgeroepen zijn. Na den oorlog zien we het drietal weer terug op het eiland Mallorea, waar het meisje herkend wordt door Jerome Hautrive, die haar reeds in „De Roode Muis" in Parijs had gezien. Er ontstaat tusschen Emilia en Jerome een innige verhouding, welke men tracht te verbreken, echter zonder succes, zooals we aan het slot van het nummer zien Eveneens een film die met veel temperament gespeeld wordt. Vóór de pauze zagen we een prachtige Pathé-revue en het Luxor Nieuws is actueel als altijd met verschillende be langwekkende gebeurtenissen. De muziek gaf den geheelen avond heel goede muziek. Alles byeen is het een programma dat veel belangstelling verdient en dat we gaarne aanbevelen. EEN ZATERDAGAVONDPEAATJE Als je de gewoonte hebt hier en daar en overal waar je zoo komt, kennis te maken met allerlei menschen en belang te stellen in wat zy te vertellen hebben, dan hoor je vaak vermakelyke dingen. Zoo nu en dan zal ik daar wel eens wat van oververtellen. Natuurlyk kun je het goed treffen en slecht. De moeilykheid zit in het beoordeelen van de gezichten. De beroemde Franschman Lavater heeft een heele theorie opgebouwd over de kunst om het karakter van de menschen op hun gezicht te lezen. Mijn ervaring leert, dat mannetjes met onbeduidend voorkomen soms veel meer te zeggen hebben, dan indrukwekkende kerels met klassieke gezichten. Zou ik ooit vergeten, hoe ik een van die menschen, een man met krullend wit haar en een medaille- kop als een Romeinsche keizer eens ont moet heb in den trein van Alkmaar naar den Helder? Als u dat lUntje niet kent, waarschuw ik u om er geen kennis mee te gaan maken: het is een uitlooper van de voormalige Hollandsche Spoor en was al jaren vóór de vermaarde samenvoe ging van de twee groote spoorwegmaat schappijen een stiefkind, omdat er toch geen concurrentie was. Sneltreinen had je er niet, het materiaal was er slecht en verouderd, je boemelde onafgebroken door totdat je eindelük, verveeld en koud, in den Helder aankwam. Leek het niet een fortuintje om te Alkmaar in een derde klasse-coupé zoo'n statige fi guur met een klassiek gezicht te ont moeten, waarmee je praten kon? Helaas, het duurde geen kwartier, of ik had ont dekt, dat die groctsche figuur een bui tengewoon vervelende kerel was, die over niets anders kon praten dan over de akelige kwalen van een heel oude tante, die hU pas in Alkmaar bezocht had en waarvan hij, als ik het goed begrepen heb. dacht te erven. Wat ik ook in 't midden bracht, hU Het dat onderwerp niet los; hU heeft mij over die ziekten en gebreken doorgezaagd tot den Helder toe en daar op het perron had ik noj moeite om hem kwijt te raken. Toen ilr dus onlangs aan een brui loftspartij een onaanzienlijk kereltje ont moette. nauwelijks anderhal ven meter hoog. met een wipneus, een kaal hoofd en een spraakgebrek (hij kon de s niet goed zeggen) vond ik daarin geen aan leiding om geen praatje met Hem te maken. Je kon. Lavater ten spUt, toch maar niet weten. En bovendien was de bruiloftspartij buitengewoon vervelend. Misschien niet voor anderen, maar wel voor mU. Dc had den bruigom eens een dienst bewezen en daarin had hy aan leiding gevonden, my een invitatie te sturen, die ik in een zwak moment had aangenomen. Maar als je de bruid heele- móól niet kent, geen tafeldame hebt met wie je je bemoeien moet en al de an dere gasten je vreemd zUn, wanneer je bovendien aan 't ondereind van de ta fel zit, dan sterf je langzaam maar zeker van de feestvreugde af, waaraan je part noch deel hebt. Zoo gebeurde het op een oogenblik dat ik werd overvallen door een onbedwing bare neiging tot gapen. Er was niets aan te doen,, myn kaken wilden tijdelyk van elkaar scheiden, en een uitgespreide hand kon het noodlottig ongeval niet be dekken. „Verveelt u je ook zoo?" zei mijn over buurman met een duldelUken Groning- schen tongslag. Ik keek mfjn overbuur man aan tafel aan en daar zat hij, het kleine manneke met het onbeduidende gezicht. Hij was alleen, evenals ik en vertelde al dadelyk dat hU een oud-oom van de bruid was en hier ook niemand kende en zich vrU erg verveelde. Wy trokken samen een lyntje en schoven om de tafel heen naar elkaar toe, totdat wU buiten het feestgedruisch om een ge sprek konden voeren,, alleen om op te staan als een oom soms een roerende toast had geslagen of een nichtje met een bevend stemmetje een liedje bij de piano had gezongen. HU was een hotel houder van het Groningsche platteland; een onderhoudend prater, zoodat wij binnen vyf minuten het heele bruilofts feest hadden vergeten, zooals trouwens het feest op zijn beurt ons totaal ne geerde. Myn nieuwe vriend vertelde van de eigenaardige ondervindingen in zyn bedryf en ik luisterde met aan dacht. Ziehier onder anderen, wat hU uit zUn ervaringen putte. Het was op een winteravond, tamelUk laat, dat een heer die zich liet inschry- ven als een hooggeplaatst ambtenaar uit den 1-Iaag, in mijn hotel kwam en om logies voor één nacht vroeg. Hij had geen haast om naar bed te gaan, omdat hy in 1 den trein al geslapen had en in een oogenblik waren we in een druk gesprek over alles en nog wat. Het Uep al tegen half een, toen de deur van de conversa tiekamer openging en met de kraag hoog op een andere gast binnenkwam, dien ik wel kende. HU zei goeien avond, mengde zich al gauw in het gesprek en deed dat zoo bescheiden, dat de logé uit den Haag grif er op inging. Ik vroeg toen het zoo by eenen werd, of de Haagsche heer niet naar zijn ka mer wou gaan, maar de laatst aangeko mene had zyn belangstelling opgewekt. HU had dus geen haast en werd zelfs wat ongeduldig, toen ik het nog tweemaal vroeg. Ik dacht: „als je dan niet gered wilt wezen moet je het zelf maar weten." Dus zei ik: „de heeren nemen my niet kwalUk als ik maar ga? Ik heb een drukken dag achter den rug." Ze vonden het best. No. 1, zal ik maar zeggen, de Haagsche meneer, had er geen bezwaar tegen., Hy kon zelf zijn kamer, No. 7, wel vinden en moest toch niet vroeg gewekt worden. Of ik hem een flesch wyn met twee glazen brengen wou? No. 2 beloofde dat hU naar de kachel zou kijken en het licht zou uit draaien. Toen ik de deur uit ging keer de ik mU nog eens om en balde mUn vuist tegen No. 2. HU lachte een beetje terug cn wuifde met de hand. Toen wendde hij zich weer tot den Haagschen heer, die van dat tooneeltje niets gezien had omdat hy met zyn rug naar de deur zat. Ik ging naar bed en sliep binnen vijf minuten Misschien ging dat zoo gauw, omdat ik beneden het brommend geluid, hoorde van No. 2, die onafgebroken aan 't woord was. Net een slaapliedje. Den volgenden morgen bleek, dat het in den nacht gesneeuwd had. No. 1 was nog niet aan 't ontbUt gekomen, het werd tien uur, half elf en hU was er nog niet. Toen vond ik het noodig, eens aan de deur van No. 7 te kloppen, maar het duurde lang vóórdat ik antwoord kreeg Eerst te elf uur kwam hU bene den, met een gezicht alsof hU slecht ge slapen had. Dat was ook zoo, zei hij en zat zyn brood meer te -'erkruimelen. dan dat hU ervan at. Er scheen hem iets te hinderen. Een paar maal keek hy naar mij alsof hij wat zeggen zou, bedacht .zich daarna weer en keek voor zich. Ein. delUk scheen hij een besluit genomen te hebben en zei: „Ik moet u toch iets zeggen, ik geloof, dat ik het niet verzwygen mag." „Als het misschien is over den heer, die gisteravond met u zat te praten..." zei ik. „Ja juist, maar ik verzoek u vriende lijk aandachtig te luisteren en nuj niet in de rede te vallen." „Zeker, maar misschien. HU maakte een ongeduldig gebaar. „Straks zal ik met genoegen naar u luis teren. maar u moet my laten uitspreken. Ik heb er bijna geen oog door toegedaan. „Toch geloof ik, dat het beter is wan neer ik het eerst spreek," zei ik, maar hU werd weer boos en vroeg*, „als u het niet hooren wil, zal ik zwUgen." Toen dacht ik: „gisteravond heb Je al niet naar goeien raad willen luisteren, als je nu weer koppig wilt wezen, mij goed." Dus ging ik op myn gemak zitten, stak myn trouwe pyp op. „Ik wil wel erkennen," zei hij „dat ik door het verhaal dat ik vannacht ge hoord heb, buitengewoon getroffen ben. Wat een aangenaam en beschaafd pra ter was hyHij had zooveel gereisd, ver telde van Indië, China, Japan, had den Balkan en Rusland gezien, ik weet niet wat al HU vertelde daarvan met groote bescheidenheid en groote kennis van za ken. Wat zegt u?" „Niets", zei ik, wat ook waar was, maar misschien was mij toch een ge brom ontsnapt. Hij keek mij een beetje schuin aan, maar ging toch zonder ver der iets te zeggen, voort. „HU sprak over zyn ervaringen in den Balkan en gaf zoo'n levendige beschrij ving van feesten en begrafenisplechtig heden bU de Bulgaren, dat ik aan uur noch tijd dacht. Hy had er ook een ro man beleefd." „Roman.herhaalde ik en ofschoon ik het probeerde te zeggen op een on verschilligen toon. moet er wel iets critisch in mUn stem gelegen heb ben, want de Haagsche heer keek op en zei ietwat ontstemd: „U maakt al aanmerking vóórdat u het verhaal kent. Het is anders aandoenlijk genoeg. Op een van zyn reizen ont moette hU in Bulgarye een jong meisje Nadejda. Hij danste met haar, zij ontmoetten elkaar later weer en het slot was, dat ze elkaar trouw beloofden. Maar de familie was er tegen. Die had den een huwelijk met een Bulgaarschen boer in den zm en deden alles wat zij konden, om haar van den jongen Hollander te scheiden. Toen dat ni9t hielp legden zy het op zijn leven toe. De maatschappij is nog wat ruw in den Balkan en een menschenleven wordt daar weinig geteld. Op een avond toen hU een lange wandeling gedaan had, suisde er een mes rakelings langs zijn hoofd. Vain dat oogenblik af, vermeed hU in bet donker stille plaatsen. Drie dagen later maakte een beschonken man, of iemand die zich zoo maar hield, ruzie met hem, op straat en toen hij, door den nood gedrongen, den kerel een vuistslag gaf, haalde die een mes voor den dag en gaf hem een wilden stoot in de borst, die gelukkig afschampte over een portret van zijn geliefde, van Nadejda". „Kolossaal", zei ik. Ik had niets wil len zeggen, maar het glipte er uit vóór ik het wist. ,Als het verhaal u verveelt", zei de Haagsche heer geprikkeld, „zal ik u niet verder er mee lastig vallen". „Integendeel, het is heel boeiend en ik ben benieuwd naar den afloop". Daar bij zette ik het onnooselste gezicht dat mogelijk was; de Hagenaar keek mU nog even wantrouwend aan, maar ging toen weer voort: „Tot dien tUd had de jonge man altijd iin het geheim byeenkomsten ge had met zUn geliefde. Op eens kwam zij niet meer. Op briefjes die hij haar schreef kwam geen antwoord. Teen hy stoutmoedig een van haar broers vroeg waar rij was, kreeg hij ten antwoord: „myn zuster is niet meer hier, rij is ver weg gereisd. Je zult haar nooit meer zien". Hoe het kwam. kon de Hol lander niet zeggen, maar hij geloofde het niet en vermoedde eerder dat zij gevangen gehouden werd. Daarom zwierf hU voortdurend in den avond en 's nachts om de boerderij heen en riep zachtjes haar naam, in de hoop dat zij het hooren en antwoord geven zou. Veertien dagen lang had hij geen succes maar de familie had hem gezien en hy was voortdurend in gevaar. Op een avond werd hU aangevallen door een grooten hond, die hem zware wonden toebracht, drie dagen later floot een kogel door zUn hoed, later zag hU bU het maanlicht, dat er in het tuinpad, dat hij gaan moest, een kuil was ge graven en met takken en mos bedekt. "Was hij daarin gevallen, dan zou hy misschien wel zijn hals gebroken heb ben. Eindelijk hoorde hij op zijn ge roep een zwakke stem. Het was Nadej da, opgesloten in een kelder, die met tralies afgesloten was. Haar familie nam dit middel te baat om haar tegen stand te breken. Zonder resultaat. Door de tralies heen gaf zij hem dc verze kering van haar onwankelbare trouw en samen maakten zij een plan tot ont voering, dat den volgenden avond zou worden uitgevoerd. Maar de familie had ook niet stil gestaan en al haar invloed aangewend. Den volgenden morgen werd de jonge Hollander door de politie gevangen genomen en over de grens gebracht als ongswenschte buitenlander, mot de verzekering dat hij doodgescho ten zou werden wanneer hij ooit terug kwam. En zoo staat nu de zaak. Van Nadejda hoort hij niets meer. Zyn brieven aan haar komen onbesteld te rug. U had moeten hooren, in welke welsprekende taal hy vertelde van zUn eeuwige liefde voor het meisje en van zijn vaste besluit, om in weerwil van alles toch met haar te trouwen. Ik was erdoor getroffen. Zijn zenuwen hadden door al deze tragische gebeurtenissen zóó geleden, dat hij plotseling, zonder afscheid te nemen, heenging ik moet eigenlijk zeggen de vlucht nam en verdween. Ik liep hem in de sneeuw nog na, maar zag hem niet meer". „Hoelaat gebeurde dat?" vroeg de hotelhouder. „Ik weet het precies. Het had juist even te voren half vier geslagen". „De autobus van 3.30". „Wait bedoelt u?" „Ik zeg, dat hU de autobus van 3.30 halen wou". „Ik begrijp u niet. De man scheen wanhopig en dacht zeker niet aan een autobus". De hotelhouder lachte. .Als u wat meer van den man weet, zeg het my dan", vroeg de Hagenaar. „U moet niet boos worden, wanneer ik u ronduit de waarheid zeg. Kan ik daarop vertrouwen?" „Natuurlijk". „Nu dan. u is gefopt. Van al die mooie verhalen is niets waar. De man is nooit in BulgarUe geweest. Er is geen Nadejda Hij is een voordrager, die hier nu en dan een soirée geeft, meestal op Donderdagavond, 's Avonds komt hij dan tegen twaalven hier, maakt ken nis met een eenzamen logé die nog geen lust heeft om naar bed te gaan...." „Zooals ik", zei de Hagenaar. „Juist. Dan doet hij bomende ver halen, want dat verstaat hij en wan neer de ander dan een flesch wijn geeft „Zooals ik", zei de Hagenaar. „Juist. Dan wordt het heel laat. Maar nooit later dan halfvier, want dan gaat de autobus naar de veemarkt te Groningen, die hy halen meet. Het is de moeite niet om naar bed te gaan en zoo komt hy de uren gemakkelijk door." Maar toen werd de Hagenaar toch boos en vroeg, waarom de hotelhouder hem niet gewaarschuwd had. „Dat heb ik gedaan. Tot tweemaal toe heb ik u gisteravond aangeraden om naar bed te gaan. Maar u was al door den gezelligen prater geboeid en snauwde mU af". Daar kon het slachtoffer niets op zeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9