HAARLEM'S DAGBLAD LANDVERHUIZERS. DE OOSTENRIJKSCHE EXPORT rr~ j rra."1:---' Haarlemmer Halletjes. SdökS\^l^r.ttkwe: rrtr-^Sss i^M-Srïïïrn -2^r:iatTt^l s«a«£&ï ZATERDAG 5 NOV. 1927DERDE BLAD F°n dag in een Landverhuizers-hotel te Amsterdam Het Lloyd-hotel te Amsterdam. In een prospectus wordt geschreven. Het Lloyd-Hotel te Amsterdam, een reeds ln geheel Europa bekende model- SrUng. werd 1 Juni 1921 voor de eerste maal ln gebruik genomen. Het eerüge doel der Maatschappij van het stichten dezer onderneming, was. d ^oTm«UUkheden weg te nemen, ^e srsantM' dam anders ondervinden. FT bestaat nu voor de reizigers ™u d^Koninklitken HollandschenlJoyd teen zoeken meer naar een hoteh geen m0eTmtr° dtt "de STi= stad en ge™^_, mrt'lte taal onbekende vreem- ralTg^ve^ te vimien ■ff" "ff,* een beambte van den Komen er groote-e het hen Llojd-passagiers. dan het nog 8anaf.e,llJfeInlsterdam worden de OoeSllJk^and^V^ t S^S rs^vrouw. die naar ^"nTzuld-Amerika gaat. HEN ZATEHBAGAVONDFRAATJE Zé "it^de ^le^rr^ndeS gewoonlijk betjerk^vanmün vrou^. Sedert een (f^eIwachtst is die vas, want op oet _pprL vergis teak op mü overgegaan-- rïet, niet op verzoek t» »^der maar enkel en alleen door den wou omstandigheden. ^i mijn dek en de dokter moestltomen ze mUW- 'jfwefV« esb M I '.llddags thuis kwam om Maar toen ik daar anders koffie te drinken, wie zat dan onze hulsd°bter het verwijtend aan. dat tt doi. f". "-f reKS^.TÏti R#. rr--,t ik zooeven hoor, zal .maar naar wat ik dodelijk »,1®" S tt kw^ er van. rrd^-c^en^onn,.-, ^nTheel iToud. We nemen geen deren soms heel k t eigen belang risico, vrind, je moet in j waar- T^eTie Zi weer "kennen rSar^^ta^n Jaren he^en mSn'vonnï Sw "Jen daar lieenstuurt, dan wordt net Lar Rtl luisterde al «et meer baadde de hoofdinspecteur van het gence !f%m?ataEon£d™ch^ngesteldheben ;-brstne^r«: Zro^rrmlnrS^ Mevrouw! u w^ er wel op «.r Kg ^^rrp:rSnrtoufacZrB4 veroordeeld was en een cipier op mb SurUik'glng de straf dadelUk to B StotSSton ik ook toepaste, het T— noodzakelijk nog even naar Hét midden van het hotel wordt in genomen door de groote frlssche eet zaal waarin vele rijen lange tafels met ulttrekbare tabouretjes staan. In deze zaal is plaats voor 300 personen. Hoe groot de trek van onze Oostelijke buren naar Zuid-Amerika is, moge hieruit blij ken, dat het soms voorkomt, dat er in twee partijen moet gegeten worden, om dat er voor alle landverhuizers te ge lijk geen plaats is in de zaal De eetzaal grenst aan de modern-in gerichte keuken. In onwaarschijnlijk groote ketels wordt daar het eten klaar gestoomd. Van de hoeveelheden noodig om 300 personen van een meer dan vol doende portie eten te voorzien, heeft zelfs een hulsvrouw geen notie. By ons bezoek stond de soep al heerlijk te trekken, de andijvie werd gestoomd en bergen vleesch werden gebakken. De gasten krijgen soep met brood, vleesch, aardappelen en groenten. Voor de Joodsche passagiers is een apart eetzaal t e met keuken, waar door een door het Rubbinaat aanbevolen kok de spijzen ritueel bereid worden. De recreatiezaal bevindt zich bij de eetzalen. Is het eten gereed, dan wordt de bel geluid, een welkome klank in de oor en der landverhuizers, die meestal in de laatste jaren een vrij moeilijk bestaan hebben gehad en nu, na lan gen tijd hun hart weer eens kunnen ophalen aan een smakelijk maal. In de recreatiezaal is een buffet, waar de gasten voor een prysje van alles kunnen krijgen. Ook is er een soort win keltje, waar veel te koop is, wat de landverhuizersvrouw kan verrukken, broches, spelden met schitterende steen tjes in mooie kleuren en tal van andere snuisterijen, terwijl voor de mannen Hopma toe", zei ik. „Zeg maar wat er Is, dan zal ik wel telefoneeren". „En ik moet belasting betalen ook nog". „Geef het geld maar hier, dan ga ik zelf". „En ik heb geen sigaren meer in huls". „Iemand met bronchitis rookt niet", zei ze. „En als een van de vrienden dan komt, of je broer?" „Die rookt toch al veel te veel". En zoo wer den alle wapens mij een voor een uit de hand geslagen en zat er niets anders op dan berusten. Maar nu kwam de moeilijkheid pas aan. Wat moet een man zeven dagen in huis uitvoeren? „Weet je wat? ik ga wat timmeren. „Er zijn in huis klusjes genoeg te doen". Geen sprake van", zei ze. „Wel ja, ln de keuken een duim inslaan voor de koekepan zeker en de deur dan, die telkens opengaat! Of op zolder waar het zoo tochten kan. Je blijft hier bij mij in de warme kamer en je komt er niet. uit". „Ben ik dan een muskaatvogeltje, dat geen kou op zijn snaveltje vatten mag? Zet me dan maar dadelijk in een kooitje, met wat zang zaad en een bakje met water". „Je weet niet eens wat een muskaatvogeltje is" (en daar had ze gelijk aan. want ik heb nog nooit van zoo'n beestje ge hoord) „en praat niet zoo veel. want dat deugt niet voor iemand, die aan bron chitis lijdt". Zoo was ik dan echt tot eenzame opsluiting veroordeeld, want ze ging dadelijk zelf naar den zolder de wasch tellen en ik moest het nog loven, dat ze den sleutel van de huiskamer niet omdraaide, voor de zekerheid Toen ben ik maar wat gaan lezen. In de portefeuille van het leesgezel schap lag een roman en die moest ik maar nemen, zei mijn vrouw. „Een prachtig boek en zoo spannend!" Het heette „de bewoner van de gele rots" en was een verhaal van een man, die twee dochters had, Mina en Tina, die verliefd waren op twee broers. Herman en Wouter, die op him beurt verliefd waren op Mina en Tina, dat wil zeggen ieder op een. De vader van de jongens was overleden en hun moeder wou de vrijage wel hebben, maar de moeder van de meisjes was overleden en de vader was er tegen hoe is het mogelijk, om zulke ingewikkelde verhalen te schrij ven! „Als die weduwnaar gaat trouwen met die weduwe", zei ik, „is de heele moeilijkheid opgelost en we vieren 'n drie voudige bruiloft, ofschoon ik nog altijd niet weet of Herman moet gaan trou wen met Mina en Wouter met Tina of omgekeerd, maar dat zoeken ze dan zelf wel uit". Maar mijn vrouw, die intus- schen van de wasch weer teruggekomen was, gaf daar geen antwoord op. Ik las dus door en merkte al heel gauw, dat het zóó gemakkelijk niet gaan zou. Want op een morgen lag de vader van Mina en Tina beneden, aan den voet scheerapparaten, tabak, enfin van alles te koop is. Op de eerste verdieping zijn de slaap zaal voor de vrouwen, het hospitaal, de waschgelegenheden met vaste wasch- tafels, en de spreekkamer van den dokter. Op de tweede ver- j dieping de slaapzaal voor mannen en de waschgelegenheden. Bovendien zijn er nog twee slaapzaaltjes met 612 bed- den, welke voornamelijk gebruikt wor den door families met kleine kinde ren, waardoor het mogelijk is, dat de kinderen bij een der ouders blijven. De mannen- en vroirwenafdeeling is gedu rende de reis streng gescheiden. De slaapzalen maken een ruimen fris- schen indruk. In drie boven al ka air ge plaatste rijen staan de witte kribben in groepen tegen elkaar. De op de gang uitkomende wanden zijn van onderen en van boven open zoodat een voortduren de trek voor frlssche lucht zorgt. Het hospitaal is ook een model-in richting. Alles ademt hier, als overal, helderheid, reinheid en hygiëne. Ge durende de dagen dat de landverhui zers in het hotel vertoeven dat is .1 het normale geval twee a drie dagen, voordat hun boot vertrekt woont een verpleegster in het hotel. Een apart kamertje Is Ingericht tot kraamkamer. Het ls namelijk al eenige malen gebeurd, dat er een kindje in het hotel geboren werd, eens zelfs een twee ling. Een kindje aan boord geboren, mag dikwijls een gelukskind genoemd worden. Een dame uit de eerste klasse wordt dan verzocht peet te willen zijn, een collecte onder de passagiers gehou den brengt aardig wat op en de geluk kige ouders gaan met een extra som metje van boord. Dat de badinrichtingen ook aan de eischen voldoen behoeft nauwelijks ge zegd te worden. Tot slot dient van de inrichting nog vermeld dat in het sous-terrein, waar de groote machines voor de centrale verwarming en het warme water zorgen, zich ook een ruimte bevindt, waar in groote vaste waschbafcken de vrouwen ds kinderwaschjes kunnen behandelen. De directie stond ons toe tijdens de aankomst van een transport landver huizers in het hotel te verblijven. Tegen één uur tuft de locomotief met zijn wagons met een 260 Serviërs de Oostelijke Handelskade op en houdt stil voor den ingang van het hotel. Wagon voor wagon wordt ontladen, mannen, meest in de kracht van hun leven, vrouwen, met en zonder kinderen, som migen in doeken hangend. De mannen lij ken veelal zóó uit hun werk geloopen in een oud werkpakje, zonder boord, zonder Jas, velen zonder hoed; de vrouwen met omslagdoek, blauw schort, sommigen met hoofddoek, enkelen zelfs op pan toffels, de kinderen ln dezelfde stijl. Zaterdag 12 uur waren zij op reis ge gaan en nu Maandag 1 uur kwamen zij te Amsterdam. Het geheel maakt een mistroostigen indruk op den toeschouwer, de employés van de Lloyd, die aan zoo veel meer menschelijke ellende gewend zijn, noe- van de gele rots, met een gat ln zijn hoofd dood en al de buren zeiden, dat Herman of Wouter het gedaan moest hebben en dat Mina of Tina daar wel bij geholpen zou hebben. Of misschien hadden de Jongens het samen gedaan. Of de meisjes samen, want zulke gele rots-meisjes zijn niet voor de poes, of Wouter en Mina samen konden de daders wezen, of Herman en Tina. Het was om te duizelen en de veldwachter van de plaats bedankte er dan ook voor om zijn vingers te bran den en stuurde beleefd om de justitie, dat die het maar uit zou zoeken. Maar Mina en Tina, ook ndet mis, stuurden dringend om een neef en toen die kwam, werd de zaak nog veel ingewikkelder, want de neef diepte wel zes menschen op, die het ook heel goed gedaan zou den hebben kunnen hebben: ten eerste een herbergier, tot wien de vader van zijn leven gezegd had: „dat smerige bier van jou lust ik niet", en die hem daarom eeuwige wraak gezworen had, want de bierbrouwerij had hem een hypotheek op zijn kToeg gegeven en als die opgezegd werd, was hij fail liet; ten tweede; de eigenaar van een kwaden hond, dien de vader tien jaar geleden doodgeschoten had, en welks eigenaar gezworen had, zich op hem te zullen wreken; ten derde: de oudste bakker van het dorp, omdat de vader sinds jaar en dag de broodklandisie gunde aan den jongsten bakker; ten vierde: de jongste bakker, omdat de vader al een jaar brood achterstallig was; ten vijfde: de slager van het dorp, omdat de vader al anderhalf jaar de vleeschrekening niet betaalde; en ten zesde: de dorps-inbreker, die ge makshalve verdacht werd van alle misdaden die er voorvielen. Dat waren dus, laat eer» kijken: twee verdachte dochters, twee verdachte aanstaande schoonzoons, zes verdachte lieden door den neef aangewezen, sa men tien. De justitie die dat alles moest onderzoeken, raakte in de war, vooral omdat die ook nog rekening houden moest met de verschillende mo gelijke combinaties. Bovendien hadden ook de twee broers, die niet wilden achterblijven bij de twee zusjes, hulp gezocht bij een vriend, die in zijn vrijen tyd plezier had in het opsporen van misdadigers (je hebt wonderlijke liefhebberijen) en die da delijk was komen toesnellen, om het ge heim van den moord van de gele rots te ontsluieren. Iedereen vond hem ver bazend knap en scherpzinnig. Maar hij maakte de zaak niet eenvoudiger. Zijn stelregel was: „de man die het waar schijnlijk gedaan zal hebben, is stellig de moordenaar niet". Dit was wel heel men dit evenwel een „schoon transport", i Nu breekt voor de vermoeide reizigers nog een vervelend uurtje aan. Zij wor den in een groote zaal gelaten waar een tolk hun namen afroept en waar be paalde papieren gecontroleerd worden door twee employés. Zijn die in orde bevonden, dan komen de landverhuizers voor een voorloopig onderzoek bij den dokter. Dit ls voornamelijk een onder zode op zindelijkheid. Bij het korte mannenhaar is het onder zoek vlug af geloopen; bij de vrouwen duurt het iets langer omdat het page kopje bij de Servische vrouwen nog niet ingeburgerd is. De reinen mogen direct door naar de eetzaal, de onreinen worden apart ge houden en gaan met twee badjuf frouwen of twee badknechts naar de douche-inrichting. Dat het een „schoon transport" is, blijkt hieruit, dat er van de ruim 260 emigranten maar 15 a 16 gereinigd moeten worden. De kleeren worden in dien tijd in den ontsmettingsoven gereinigd. Hoe prettig ze zich voelen als ze zoo heelemaal verfrlscht zich aan den sma- kelijken maaltijd zetten, kan men zich Indenken! Een weldadig lauw bad en schoone kleeren na een stoffige trein reis van een paar dagenik geloof, dat ik als ik landverhuizer was, in dit geval liever voor een uurtje bij de on reinen dan bij de reinen zou hooren! Na dit voorloopig onderzoek komt het beslissende onderzoek, den volgenden dag door den marinedokter. De land verhuizers die lijden aan Trachoma (oogziekte) Favus (hoofdziekte) of Tu berculose, mogen zich niet inschepen en moeten terug naar hun eigen land en wel voor eigen rekening. Welk een te leurstelling dat is voor de ongelukkige slachtoffers laat zich begrijpen, zy heb ben afgerekend met hun leven ln eigen land, alles wat ze daar hadden hebben ze te gelde gemaakt, vol hoop en moed gaan zij de toekomst te gemoet, daar ver weg in het vreemde wereld deel! Een bijna niet te dragen teleur stelling moet dan een afwijzing zijn! De emigranten schijnen veelal in Zuid-Amerika te slagen, het land daar heeft behoeft aan flinke landarbeiders, het ls zelden, dat een landverhuizer terug komt. Ongetrouwde vrouwen-alleen worden ln Zuid-Amerika niet toegelaten, tenzij ze met papieren kunnen bewijzen, dat ze in een goede betrekking zijn aange nomen. Voor de employés van den Kon. HoU Lloyd zijn de dagen vóór het vertrek van 'n schip zeer druk. maar het geheele raderwerk loopt zoo prachtig en sluit zoo uitstékend in elkaar, het is allemaal zoo schitterend geregeld en ieder kent zoo precies zijn taak, dat er van ge jaagdheid of overhaasting niets te be speuren valt. Toen de Zeelandia, Woensdag 2 No vember naar Zuid-Amerika vertrok, had de Holl. Lloyd voor honderden land verhuizers weer 'n mooi werk gedaan en hun tocht naar het beloofde land ver gemakkelijkt. plezierig voor de tien verdachten bo vengenoemd, maar minder voor de ove rige dorpelingen, zeven honderd een en zestig in getal, die als 't ware met één slag, plotseling onder verdenking kwa men. Op één na, evenwel. Vlak bij de gele rots woonde een oud vrouwtje, geel, tanig en gebogen, die nog noodt iemand een verstandig woord had hooren zeg gen (ze mompelde maar zoowat onver staanbare klanken) en die er zóó zwak uitzag, dat zelfs de vriend van de broers tot de justitie zei: „laat dat oude wijfje maar loopen, die is te zwak om een vlieg dood te maken, en dus zeker om een sterken man van een gele rots te gooien". Zóó was nu de toestand geworden in het twaalfde hoofdstuk en je zou zeg gen: in het dertiende kon de zaak dus wel uit zijn. Maar neen, vier heele hoofdstukken moesten gewijd worden aan een beschrijving van de verschrik kelijke verwarring, die door al die ver dachten in het dorp ontstond. Niemand vertrouwde een ander meer. Er waren bewoners, die zich 's nachts barrica deerden in hun woning. De timmerman voer er wel bij. Zelfs de eenige nacht waker in het dorp, van wien het toch bekend was, dat hij om een uur of een een warm plekje opzocht en daar verder den nacht doorsliep, zelfs die man werd lederen nacht tegen grof geld gehuurd, om de woningen van zenuwachtige dames en heeren te bewaken. Wanneer deze gespannen toestand nog drie hoofd stukken langer geduurd had, zouden er ongelukken gebeurd zijn. Maar gelukkig, daar in het zeventien de hoofdstuk, bladzijde driehonderd en twintig, daar kwam de langverwachte ontknooping. En toen die bekend werd en al de on- schuldigen vrij uit gingen en weer rus tig konden ademhalen, toen zei iedereen tot ieder ander die in zijn buurt was: „hoe is het mogelijk, dat wij dat niet begrepen hebben, het lag toch zoo voor de hand". Maar dat is het juist en daar had de vriend van de broêrs wel gelijk in: wat het meest voor de hand ligt wordt het eerst voorbij gezien. Nu zullen de lezers van de Haarlem mer Halletjes na dit heele voorafgaande verhaal wel denken, dat ik hier ver tellen zal, hoe het dan eigenlijk afliep. Dat doe ik lekker niet. Veel liever maak ik er een kleinen wedstrijd van, om prijs en premie, waaraan alle geabon- neerden van Haarlem's Dagblad mogen meedoen. Twee vragen moeten daarvoor beant woord worden; lo. WIE gooide (of gooiden) den vader van Maria en Tina van de gele rots af (want hij werd inderdaad van de rots gegooid) en In September 1927 is als bijlage van de „Wirtschaftllche Nachrichten", het officieel orgaan van de .jammer für Handel, Gewerbe und Industrie" in Weenen een overzicht verschenen van den Oostenrijkschen exporthandel. Deze publicatie bevat uiterst belangrijke ge gevens, waarvan ik in het onderstaande een beknopt overzicht zal geven. De geografische ligging van ieder land beïnvloedt den exporthandel. Voor zoover Oostenrijk betreft komt dit zeer sterk naar voren. Dit land heeft slechts de beschikking over één belangrijke verbinding te water, de Donau, terwijl de dichtst nabij gelegen zeekust bereikt moet worden, via de spoorverbinding naar Triëst. Naast den export naar na burige landen, ln hoofdzaak naar de Balkanstaten, is Oostenrijk via Triëst aangewezen zich groolendeels te oriën- teeren op de Orient. De export naar de Balkanstaten kan niet tot volle ont plooiing komen, als gevolg van de in die landen getroffen handelspolitieke maat regelen. Wanneer men kennis neemt van de door Sir Clive Morrison Bell ont worpen kaart, waarop ieder land om geven is van de hem toebehoorende tol muren dan blijkt, wanneer men de hoogte dezer muren door cijfers aan geeft, dat deze voor Engeland en Neder land beide 6 zijn, voor Denemarken 7, voor België en Portugal 8, voor Duitsch- land, de Scandinavische landen wisse lend tusschen 12 en 15. voor Oostenrijk 16, voor Roemenië 18, voor Bulgarije 19, voor Polen 23, voor Joego Slavië 25, en voor Hongarije 27. Zoo lang in die ver houdingen geen verandering is gekomen zal Oostenrijk genoodzaakt zijn, zijn af zetgebied te zoeken in verder afgelegen landen.l) Daarvoor teert de Oostenryk- sche export op de omstandigheid, dat Oostenrijk vóór den oorlog inderdaad verder afgelegen afzetgebieden bezat, die het destijds wist te veroveren, als gevolg van de goede kwaliteit en de originaliteit, welke verschillende Oos- tenrijksche producten kenmerken. De herovering dier gebieden is echter uiterst moeilijk en de Oostenrijksche handelsbalans toont dan ook aan. dat in den loop der jaren slechts een geringe verbetering is vast te stellen. Ten be wijze daarvan mogen onderstaande cij fers dienen, welke in procenten aange ven het aantal hetwelk iedere staat tot zich neemt van den totaal uitvoer van Oostenrijk; 1924 1925 1926 Tsjecho Slowakije 11.1 11.1 12.1 Italië 10.1 10.4 9.9 Hongarije 8,8 8.3 9.8 Roemenië 6.5 5.9 6.3 Zwitserland 6.5 4.8 5.5 Polen 9.7 8.4 4.2 Groot BrittanniL 4.3 3.6 4- Frankrijk 2.5 2.5 2.9 Japan 1.1 12 1.5 Nederland 1.6 1.2 1.3 Turkije 0.5 0.7 0.9 Griekenland 0.5 0.6 0.9 Spanje 0.2 0.2 0.3 Nederlandsch Indlë 02 0.2 0.5 Geheel in overeenstemming met den loop dezer procentueele cijfers is het beeld, hetwelk de totaal-uitvoercijfers toont. Wanneer men deze van de jaren 1923 tot 1926 bekijkt, dan blijkt, dat er van 1923 tot aan het einde van 1925 een langzame stijging is vast te stellen, 1) Het is vooral dit oordeel, hetwelk geheel blijft voor rekening van den sa mensteller, maar waarover m.i. nog wel het een en ander te zeggen zou zijn. 2o. WAAROM werd hij van de gele rots gegooid? en 3o. WIE ontdekte de misdadiger (s)? De inzender die het beste antwoord geeft ontvangt tien gulden of een boek naar keuze van dezelfde waarde; de twee inzenders, die daarna de beste oplossing geven, krijgen ieder vijf gulden of een boek naar keuze van dien prijs. De jury ben ik zelf en aan mijn uit spraak moet leder zich bij voorbaat on derwerpen. Sedert ik eenmaal in een jury heb gezeten van zeven leden, van wie ieder een anderen mededinger wou bekronen, heb ik mijzelf beloofd: wan neer i ooit weer deel uitmaak van een jury dan zal ik die jury heel alleen zijn. Dat is veiliger. Dat iemand het boek vooraf gelezen kan hebben is niet waarschijnlijk. Het is een Engelsch boek en al de exempla ren, die naar het vasteland zijn gezon den, gingen bij een schipbreuk verloren, behalve één exemplaar, dat is komen aandrijven. Het is dit exemplaar en wij, als No. 1 van de portefeuille, kregen dat het eerst in handen. Dus. Nadere bijzonderheden over den wed strijd vinden mijn lezers elders in dit nummer zij mochten anders eens veronderstellen, dat ik maar grapjes maak en ik ben nooit van mijn leven zóó ernstig geweest. Maar dit wil ik er wel van zeggen: de lectuur van dit dikke boek was een gTOote inspanning en toen het zeven tiende hoofdstuk naderde begon ik er 's nachts van te droomen. Dus zei ik tot mijn vrouw: „boeken lezen wil ik niet meer, dank je weL Heb je niet wat anders voor me te doen?" Natuurlijk zei ze eerst: „zoek zelf be zigheid," zooals ik in hetzelfde geval ook gedaan zou hebben, maar toen ik zei: „goed, als jij niet meewerkt, ik ook niet, dan ga ik weer buiten, want die bron chitis is toch al lang verdwenen toen ging ze haastig zitten denken en kwam eindelijk met de boodschap, of ik maar eens een vriendelijk briefje wou schrijven aan tante Kee, die immers pas zoo vriendelijk gefeliciteerd had op mijn verjaardag. „Hoor eens vrouw," zei ik, „aan fa miliebrieven begin ik niet. Zóó erg is het met die bronchitis niet." .Dwingen kan ik je niet, verveel je dan maar liever," zei zij, „maar één ding moet je weten: uitgaan doe je niet, voordat de zeven dagen om zijn en er blijven er nog vier over." Teen schoot mij een denkbeeld te binnen. Zóó geniaal, mag ik zeggen en tegelijkertijd zoo afdoend en diabolisch, dat ik met moeite mijn gemoedsaandoe ning bedwong, toen ik rustig vroeg: „als ik nu een paar familiebrieven schrijf, terwijl 1926 weder een achteruitgang aanwijst: Oostenrijksche uitvoer in duizendtal len schilling; 1923 1.626.458 1924 1.988.0.99 1925 1.948.232 1926 1.728.500 Hierbij dient opgemerkt te worden, dat het cijfer van 1925 slechts schijn baar achterblijft by 1924, omdat deze achteruitgang het gevolg is van een gewijzigde methode tot waardebepaling der goederen. Van een positieve han delsbalans kan voor Oostenrijk voor loopig geen sprake zijn. Een groote In voer is, als gevolg van tal van omstan digheden, noodzakelijk. De Oostenrijk sche industrie heeft o.m. behoefte aan grondstoffen, zoowel als halffabrikaten, welker invoer zal stijgen naarmate de export toeneemt. Daarnaast wordt de Oostenrijksche handelsbalans sterk be ïnvloed door het inwoneraantal van Weenen. wat zeer duidelijk naar voren komt, wanneer men bedenkt te doen te hebben met een stad van ongeveer 2 millioen inwoners tegenover een to taalbevolking van Oostenrijk van 61/2 millioen zielen. Men is genoodzaakt in dit land den export te bevorderen, door bemoeilijking van den import. Daardoor is de plaats, die Oostenrijk in den wereldhandel inneemt van meer be- teekenis, dan velen denken. Dit blijkt, wanneer men het aandeel, hetwelk Oos tenrijk in dezen handel heeft in pro centen uitdrukt en daarnaast de bevol kingscijfers der verschillende landen plaatst. Een dergelijk overzicht werd voor het jaar 1924 door den Volkeren bond samengesteld en ziet er als volgt uit; Aandeel in den wereld- Bevol- handel. king. Duitschland 7.19 63.118.782 België en Luxemburg 2 81 7.800.000 Frankrijk 8.22 39.500.000 Groot Britannlë en Ierland 17.52 45.678.000 Italië 2.83 38.900.000 Nederland 221 6.977.000 Rusland 0.51 135.060.000 Zwitserland 1.57 3.880.000 Joego Slavië 0.44 12.200.000 Oostenrijk 1.47 6.535.000 Polen 1.02 27.400.000 Roemenië 0.72 16.262.000 Tsjecho Slowakije 1.87 13.700.000 Hongarije 0.50 7.946.000 Een veertiental mdustric-groepen zijn voor den Oostenrijkschen uitvoerhandel van belang. In de textielindustrie wer ken circa 65.000 arbeiders, in de ijzer- industrie 43.000, in da houtindustrie 50.000, in de papierindustrie 41.500, in de electrotechnische industrie 30.000, in de machineindustrie 24.000, in de metaal- warenindustrie 15.000, in de lederwaren- industrie 13.000, in de chemische in dustrie 21.000, terwijl in de glasindus trie, cementindustrie, gummi-artike lenindustrie, hoedenfabricage en auto mobiel- en locomotievenindustrie teza men pl.m. 17.300 arbeiders werkzaam zijn. Wanneer men thans andermaal acht slaat op het feit, dat Oostenrijk slechts 61/2 millioen inwoners heeft, dan wijzen bovengenoemde cijfers op een sterke industrialisatie. Met een enkel woord zij ten slotte ge wezen op het feit, dat na den oorlog Oostenrijk een bijzondere beteekenis heeft gekregen in den transitohandel, die verhoudingsgewijze vóór den oorlog .slechts weinig ontwikkeld was. MOLLERUS. aan tante Kee en anderen, neem jij dan voortaan weer de correspondentie op je?" Ze keek mij eerst een beetje wantrou wend aan, maar ik verwachtte dat en zette zoo'n edel gezicht als mij mogelijk was. „Goed," zei ze ten slotte, „dat is afgesproken. Maar dan moet je nu ook behalve aan tante Kee, een bedankbrief schrijven aan tante Fïe en nicht Clara". .Accoord," zei ik. „En niet zoo'n kinderachtig katte belletje, maar een écht aardigen fa miliebrief." „Natuurlijk", zei ik. „Moet er ook een postscriptum bij en dwars over het postscriptum nog wat heengeschreven worden?" (Want dat doet mijn vrouw altijd). „Wees niet flauw," zei ze en ging de kamer uit. Ik haalde haar doos post papier, lichtblauw, met een gestyleerden vlinder in den hoek, en ging aan 't werk. Zoo schreef ik vier dagen, maar liet haar niets lezen, en als ze vroeg: „wat doe je toch?" zei ik: „wacht maar af: ik schrijf aan de familie." Eindelijk had ik er twintig klaar, adresseerde ze en gaf ze mee aan Hupstra, die mij int be langstelling kwam bezoeken. Toen pas zei ik tot mijn vrouw: „ik heb twintig brieven aan de familie gezonden en ze zijn al gepost ook!" „Twintigl* zei ze verschrikt, „aan wie dan allemaal wel?" Ik noemde ze op: „tante Geertrui oom Manus. „Wat!" zei ze, „en we zijn kwaje vrienden met tante Geertrui!" „Laat de zon over uw toorn niet on dergaan," zei ik. „Dan aan nicht Alida en nicht Fem". ,,Fem? Die mij op haar laatste visite letterlijk heeft beleedigd!" „De beleediger heeft altijd ongelijk, de beleedigde nooit. Vervolgens aan neef Kees. „Die drinkeboer?" Kortom, van de twintig brieven had ik er zeven niet mogen verzenden. ..En ik heb ze allemaal verzocht, om ook eens wat van zich te laten hooren." ,.Man, wat bezielt je?" Maar ik vluchtte, want de zeven da gen gevangenisstraf van den dokter wa ren om en wat was de zon heerlijk en de najaarswind frischl Naar de twintig antwoorden zie ik belangstellend uit. Vooral naar dat van tante Geertrui, want die is een Kenau in 't kwadraat. Maar ik beantwoord er geen enkelen meer, want wy hebben immers afge sproken. dat mijn vrouw voor de verdere correspondentie: zorgen zal? FIDELÏO. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL. maken elk gelaat aantrekkclyk en mooi. Vaak reed3 na een enkele maal met do heerlyk verfrisschende Chlorodont Tandpasta gepoetst te hebben krygen de tanden een schitterenden, ivoorkleurigen glans, ook aan de zykanten, by gelyktydig gebruik van den speciaal voor dit doel gcscbikten Chiorodont Tandenborstel, waarop de haren in den vorm van de tanden geplaatst zyn, Rottende epysresten, welke onvermydelyk tussehen de tanden achterblyven en de hoogst onaangename lucht veroozaken, worden geheel ver- wyderd. Probeert U eerst oen kleine tube van 35 cent in verpakking met garantiestrook en meisjeskopje. Clilorodont Tandenborstel voor kinderen 45 cent, voor dames (middelbard haar) 75 cent, voor beeren (bard haar) 75 cent, in de bekende blauw-groene CWorodont-doos. Alom verkrygbaar. 110 mm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9