HAARLEM'S DAGBLAD
LANDVERHUIZERS.
DE OOSTENRIJKSCHE EXPORT
rr~ j rra."1:---'
Haarlemmer Halletjes.
SdökS\^l^r.ttkwe:
rrtr-^Sss
i^M-Srïïïrn
-2^r:iatTt^l
s«a«£&ï
ZATERDAG 5 NOV. 1927DERDE BLAD
F°n dag in een Landverhuizers-hotel te Amsterdam
Het Lloyd-hotel te Amsterdam.
In een prospectus wordt geschreven.
Het Lloyd-Hotel te Amsterdam, een
reeds ln geheel Europa bekende model-
SrUng. werd 1 Juni 1921 voor de
eerste maal ln gebruik genomen. Het
eerüge doel der Maatschappij van het
stichten dezer onderneming, was. d
^oTm«UUkheden weg te nemen, ^e
srsantM'
dam anders ondervinden.
FT bestaat nu voor de reizigers ™u
d^Koninklitken HollandschenlJoyd
teen zoeken meer naar een hoteh geen
m0eTmtr° dtt "de STi= stad en
ge™^_, mrt'lte taal onbekende vreem-
ralTg^ve^ te vimien
■ff" "ff,* een beambte van den
Komen er groote-e het hen
Llojd-passagiers. dan het
nog 8anaf.e,llJfeInlsterdam worden de
OoeSllJk^and^V^ t
S^S rs^vrouw. die naar
^"nTzuld-Amerika gaat.
HEN ZATEHBAGAVONDFRAATJE
Zé "it^de ^le^rr^ndeS
gewoonlijk betjerk^vanmün vrou^.
Sedert een (f^eIwachtst is die
vas, want op oet _pprL vergis
teak op mü overgegaan--
rïet, niet op verzoek t» »^der
maar enkel en alleen door den wou
omstandigheden. ^i mijn
dek en de dokter moestltomen ze
mUW- 'jfwefV«
esb M I '.llddags thuis kwam om
Maar toen ik daar anders
koffie te drinken, wie zat
dan onze hulsd°bter het
verwijtend aan. dat tt doi.
f". "-f reKS^.TÏti R#.
rr--,t ik zooeven hoor, zal
.maar naar wat ik dodelijk
»,1®" S tt kw^ er van.
rrd^-c^en^onn,.-,
^nTheel iToud. We nemen geen
deren soms heel k t eigen belang
risico, vrind, je moet in j waar-
T^eTie Zi weer "kennen
rSar^^ta^n Jaren he^en
mSn'vonnï Sw "Jen
daar lieenstuurt, dan wordt net
Lar Rtl luisterde al «et meer baadde
de hoofdinspecteur van het gence
!f%m?ataEon£d™ch^ngesteldheben
;-brstne^r«:
Zro^rrmlnrS^
Mevrouw! u w^ er wel op «.r Kg
^^rrp:rSnrtoufacZrB4
veroordeeld was en een cipier op mb
SurUik'glng de straf dadelUk to
B StotSSton ik ook toepaste, het
T— noodzakelijk nog even naar
Hét midden van het hotel wordt in
genomen door de groote frlssche eet
zaal waarin vele rijen lange tafels met
ulttrekbare tabouretjes staan. In deze
zaal is plaats voor 300 personen. Hoe
groot de trek van onze Oostelijke buren
naar Zuid-Amerika is, moge hieruit blij
ken, dat het soms voorkomt, dat er in
twee partijen moet gegeten worden, om
dat er voor alle landverhuizers te ge
lijk geen plaats is in de zaal
De eetzaal grenst aan de modern-in
gerichte keuken. In onwaarschijnlijk
groote ketels wordt daar het eten klaar
gestoomd. Van de hoeveelheden noodig
om 300 personen van een meer dan vol
doende portie eten te voorzien, heeft
zelfs een hulsvrouw geen notie. By ons
bezoek stond de soep al heerlijk te
trekken, de andijvie werd gestoomd en
bergen vleesch werden gebakken. De
gasten krijgen soep met brood, vleesch,
aardappelen en groenten.
Voor de Joodsche passagiers is een
apart eetzaal t e met keuken, waar door
een door het Rubbinaat aanbevolen kok
de spijzen ritueel bereid worden.
De recreatiezaal bevindt zich bij de
eetzalen. Is het eten gereed, dan wordt
de bel geluid, een welkome klank in de
oor en der landverhuizers, die meestal
in de laatste jaren een vrij moeilijk
bestaan hebben gehad en nu, na lan
gen tijd hun hart weer eens kunnen
ophalen aan een smakelijk maal.
In de recreatiezaal is een buffet, waar
de gasten voor een prysje van alles
kunnen krijgen. Ook is er een soort win
keltje, waar veel te koop is, wat de
landverhuizersvrouw kan verrukken,
broches, spelden met schitterende steen
tjes in mooie kleuren en tal van andere
snuisterijen, terwijl voor de mannen
Hopma toe", zei ik. „Zeg maar wat er
Is, dan zal ik wel telefoneeren". „En
ik moet belasting betalen ook nog".
„Geef het geld maar hier, dan ga ik
zelf". „En ik heb geen sigaren meer
in huls". „Iemand met bronchitis
rookt niet", zei ze. „En als een van de
vrienden dan komt, of je broer?" „Die
rookt toch al veel te veel". En zoo wer
den alle wapens mij een voor een uit
de hand geslagen en zat er niets anders
op dan berusten.
Maar nu kwam de moeilijkheid pas
aan. Wat moet een man zeven dagen
in huis uitvoeren? „Weet je wat? ik ga
wat timmeren. „Er zijn in huis klusjes
genoeg te doen". Geen sprake van",
zei ze. „Wel ja, ln de keuken een duim
inslaan voor de koekepan zeker en de
deur dan, die telkens opengaat! Of op
zolder waar het zoo tochten kan. Je blijft
hier bij mij in de warme kamer en je
komt er niet. uit". „Ben ik dan een
muskaatvogeltje, dat geen kou op zijn
snaveltje vatten mag? Zet me dan maar
dadelijk in een kooitje, met wat zang
zaad en een bakje met water". „Je
weet niet eens wat een muskaatvogeltje
is" (en daar had ze gelijk aan. want ik
heb nog nooit van zoo'n beestje ge
hoord) „en praat niet zoo veel. want dat
deugt niet voor iemand, die aan bron
chitis lijdt". Zoo was ik dan echt tot
eenzame opsluiting veroordeeld, want ze
ging dadelijk zelf naar den zolder de
wasch tellen en ik moest het nog loven,
dat ze den sleutel van de huiskamer
niet omdraaide, voor de zekerheid
Toen ben ik maar wat gaan lezen.
In de portefeuille van het leesgezel
schap lag een roman en die moest ik
maar nemen, zei mijn vrouw. „Een
prachtig boek en zoo spannend!" Het
heette „de bewoner van de gele rots" en
was een verhaal van een man, die
twee dochters had, Mina en Tina, die
verliefd waren op twee broers. Herman
en Wouter, die op him beurt verliefd
waren op Mina en Tina, dat wil zeggen
ieder op een. De vader van de jongens
was overleden en hun moeder wou de
vrijage wel hebben, maar de moeder van
de meisjes was overleden en de vader
was er tegen hoe is het mogelijk, om
zulke ingewikkelde verhalen te schrij
ven! „Als die weduwnaar gaat trouwen
met die weduwe", zei ik, „is de heele
moeilijkheid opgelost en we vieren 'n drie
voudige bruiloft, ofschoon ik nog altijd
niet weet of Herman moet gaan trou
wen met Mina en Wouter met Tina of
omgekeerd, maar dat zoeken ze dan zelf
wel uit". Maar mijn vrouw, die intus-
schen van de wasch weer teruggekomen
was, gaf daar geen antwoord op. Ik las
dus door en merkte al heel gauw, dat
het zóó gemakkelijk niet gaan zou.
Want op een morgen lag de vader van
Mina en Tina beneden, aan den voet
scheerapparaten, tabak, enfin van alles
te koop is.
Op de eerste verdieping zijn de slaap
zaal voor de vrouwen, het hospitaal,
de waschgelegenheden met vaste wasch-
tafels, en de spreekkamer van
den dokter. Op de tweede ver- j
dieping de slaapzaal voor mannen en de
waschgelegenheden. Bovendien zijn er
nog twee slaapzaaltjes met 612 bed-
den, welke voornamelijk gebruikt wor
den door families met kleine kinde
ren, waardoor het mogelijk is, dat de
kinderen bij een der ouders blijven. De
mannen- en vroirwenafdeeling is gedu
rende de reis streng gescheiden.
De slaapzalen maken een ruimen fris-
schen indruk. In drie boven al ka air ge
plaatste rijen staan de witte kribben
in groepen tegen elkaar. De op de gang
uitkomende wanden zijn van onderen en
van boven open zoodat een voortduren
de trek voor frlssche lucht zorgt.
Het hospitaal is ook een model-in
richting. Alles ademt hier, als overal,
helderheid, reinheid en hygiëne. Ge
durende de dagen dat de landverhui
zers in het hotel vertoeven dat is .1
het normale geval twee a drie dagen,
voordat hun boot vertrekt woont
een verpleegster in het hotel.
Een apart kamertje Is Ingericht tot
kraamkamer. Het ls namelijk al eenige
malen gebeurd, dat er een kindje in het
hotel geboren werd, eens zelfs een twee
ling. Een kindje aan boord geboren,
mag dikwijls een gelukskind genoemd
worden. Een dame uit de eerste klasse
wordt dan verzocht peet te willen zijn,
een collecte onder de passagiers gehou
den brengt aardig wat op en de geluk
kige ouders gaan met een extra som
metje van boord.
Dat de badinrichtingen ook aan de
eischen voldoen behoeft nauwelijks ge
zegd te worden.
Tot slot dient van de inrichting nog
vermeld dat in het sous-terrein, waar
de groote machines voor de centrale
verwarming en het warme water zorgen,
zich ook een ruimte bevindt, waar in
groote vaste waschbafcken de vrouwen
ds kinderwaschjes kunnen behandelen.
De directie stond ons toe tijdens de
aankomst van een transport landver
huizers in het hotel te verblijven.
Tegen één uur tuft de locomotief met
zijn wagons met een 260 Serviërs de
Oostelijke Handelskade op en houdt stil
voor den ingang van het hotel. Wagon
voor wagon wordt ontladen, mannen,
meest in de kracht van hun leven,
vrouwen, met en zonder kinderen, som
migen in doeken hangend. De mannen lij
ken veelal zóó uit hun werk geloopen in
een oud werkpakje, zonder boord, zonder
Jas, velen zonder hoed; de vrouwen met
omslagdoek, blauw schort, sommigen
met hoofddoek, enkelen zelfs op pan
toffels, de kinderen ln dezelfde stijl.
Zaterdag 12 uur waren zij op reis ge
gaan en nu Maandag 1 uur kwamen zij
te Amsterdam.
Het geheel maakt een mistroostigen
indruk op den toeschouwer, de employés
van de Lloyd, die aan zoo veel meer
menschelijke ellende gewend zijn, noe-
van de gele rots, met een gat ln zijn
hoofd dood en al de buren zeiden, dat
Herman of Wouter het gedaan moest
hebben en dat Mina of Tina daar wel
bij geholpen zou hebben.
Of misschien hadden de Jongens het
samen gedaan. Of de meisjes samen,
want zulke gele rots-meisjes zijn niet
voor de poes, of Wouter en Mina samen
konden de daders wezen, of Herman en
Tina. Het was om te duizelen en de
veldwachter van de plaats bedankte er
dan ook voor om zijn vingers te bran
den en stuurde beleefd om de justitie,
dat die het maar uit zou zoeken. Maar
Mina en Tina, ook ndet mis, stuurden
dringend om een neef en toen die kwam,
werd de zaak nog veel ingewikkelder,
want de neef diepte wel zes menschen
op, die het ook heel goed gedaan zou
den hebben kunnen hebben:
ten eerste een herbergier, tot wien de
vader van zijn leven gezegd had: „dat
smerige bier van jou lust ik niet", en
die hem daarom eeuwige wraak gezworen
had, want de bierbrouwerij had hem
een hypotheek op zijn kToeg gegeven
en als die opgezegd werd, was hij fail
liet;
ten tweede; de eigenaar van een
kwaden hond, dien de vader tien jaar
geleden doodgeschoten had, en welks
eigenaar gezworen had, zich op hem te
zullen wreken;
ten derde: de oudste bakker van het
dorp, omdat de vader sinds jaar en
dag de broodklandisie gunde aan den
jongsten bakker;
ten vierde: de jongste bakker, omdat
de vader al een jaar brood achterstallig
was;
ten vijfde: de slager van het dorp,
omdat de vader al anderhalf jaar de
vleeschrekening niet betaalde; en
ten zesde: de dorps-inbreker, die ge
makshalve verdacht werd van alle
misdaden die er voorvielen.
Dat waren dus, laat eer» kijken:
twee verdachte dochters, twee verdachte
aanstaande schoonzoons, zes verdachte
lieden door den neef aangewezen, sa
men tien. De justitie die dat alles
moest onderzoeken, raakte in de war,
vooral omdat die ook nog rekening
houden moest met de verschillende mo
gelijke combinaties.
Bovendien hadden ook de twee broers,
die niet wilden achterblijven bij de
twee zusjes, hulp gezocht bij een vriend,
die in zijn vrijen tyd plezier had in het
opsporen van misdadigers (je hebt
wonderlijke liefhebberijen) en die da
delijk was komen toesnellen, om het ge
heim van den moord van de gele rots
te ontsluieren. Iedereen vond hem ver
bazend knap en scherpzinnig. Maar hij
maakte de zaak niet eenvoudiger. Zijn
stelregel was: „de man die het waar
schijnlijk gedaan zal hebben, is stellig
de moordenaar niet". Dit was wel heel
men dit evenwel een „schoon transport", i
Nu breekt voor de vermoeide reizigers
nog een vervelend uurtje aan. Zij wor
den in een groote zaal gelaten waar een
tolk hun namen afroept en waar be
paalde papieren gecontroleerd worden
door twee employés. Zijn die in orde
bevonden, dan komen de landverhuizers
voor een voorloopig onderzoek bij den
dokter. Dit ls voornamelijk een onder
zode op zindelijkheid.
Bij het korte mannenhaar is het onder
zoek vlug af geloopen; bij de vrouwen
duurt het iets langer omdat het page
kopje bij de Servische vrouwen nog niet
ingeburgerd is.
De reinen mogen direct door naar de
eetzaal, de onreinen worden apart ge
houden en gaan met twee badjuf
frouwen of twee badknechts naar de
douche-inrichting. Dat het een „schoon
transport" is, blijkt hieruit, dat er van
de ruim 260 emigranten maar 15 a 16
gereinigd moeten worden.
De kleeren worden in dien tijd in den
ontsmettingsoven gereinigd.
Hoe prettig ze zich voelen als ze zoo
heelemaal verfrlscht zich aan den sma-
kelijken maaltijd zetten, kan men zich
Indenken! Een weldadig lauw bad en
schoone kleeren na een stoffige trein
reis van een paar dagenik geloof,
dat ik als ik landverhuizer was, in dit
geval liever voor een uurtje bij de on
reinen dan bij de reinen zou hooren!
Na dit voorloopig onderzoek komt het
beslissende onderzoek, den volgenden
dag door den marinedokter. De land
verhuizers die lijden aan Trachoma
(oogziekte) Favus (hoofdziekte) of Tu
berculose, mogen zich niet inschepen en
moeten terug naar hun eigen land en
wel voor eigen rekening. Welk een te
leurstelling dat is voor de ongelukkige
slachtoffers laat zich begrijpen, zy heb
ben afgerekend met hun leven ln eigen
land, alles wat ze daar hadden hebben
ze te gelde gemaakt, vol hoop en
moed gaan zij de toekomst te gemoet,
daar ver weg in het vreemde wereld
deel! Een bijna niet te dragen teleur
stelling moet dan een afwijzing zijn!
De emigranten schijnen veelal in
Zuid-Amerika te slagen, het land daar
heeft behoeft aan flinke landarbeiders,
het ls zelden, dat een landverhuizer
terug komt.
Ongetrouwde vrouwen-alleen worden
ln Zuid-Amerika niet toegelaten, tenzij
ze met papieren kunnen bewijzen, dat
ze in een goede betrekking zijn aange
nomen.
Voor de employés van den Kon. HoU
Lloyd zijn de dagen vóór het vertrek
van 'n schip zeer druk. maar het geheele
raderwerk loopt zoo prachtig en sluit
zoo uitstékend in elkaar, het is allemaal
zoo schitterend geregeld en ieder kent
zoo precies zijn taak, dat er van ge
jaagdheid of overhaasting niets te be
speuren valt.
Toen de Zeelandia, Woensdag 2 No
vember naar Zuid-Amerika vertrok, had
de Holl. Lloyd voor honderden land
verhuizers weer 'n mooi werk gedaan en
hun tocht naar het beloofde land ver
gemakkelijkt.
plezierig voor de tien verdachten bo
vengenoemd, maar minder voor de ove
rige dorpelingen, zeven honderd een en
zestig in getal, die als 't ware met één
slag, plotseling onder verdenking kwa
men. Op één na, evenwel. Vlak bij de
gele rots woonde een oud vrouwtje, geel,
tanig en gebogen, die nog noodt iemand
een verstandig woord had hooren zeg
gen (ze mompelde maar zoowat onver
staanbare klanken) en die er zóó zwak
uitzag, dat zelfs de vriend van de broers
tot de justitie zei: „laat dat oude wijfje
maar loopen, die is te zwak om een vlieg
dood te maken, en dus zeker om een
sterken man van een gele rots te
gooien".
Zóó was nu de toestand geworden in
het twaalfde hoofdstuk en je zou zeg
gen: in het dertiende kon de zaak dus
wel uit zijn. Maar neen, vier heele
hoofdstukken moesten gewijd worden
aan een beschrijving van de verschrik
kelijke verwarring, die door al die ver
dachten in het dorp ontstond. Niemand
vertrouwde een ander meer. Er waren
bewoners, die zich 's nachts barrica
deerden in hun woning. De timmerman
voer er wel bij. Zelfs de eenige nacht
waker in het dorp, van wien het toch
bekend was, dat hij om een uur of een
een warm plekje opzocht en daar verder
den nacht doorsliep, zelfs die man werd
lederen nacht tegen grof geld gehuurd,
om de woningen van zenuwachtige
dames en heeren te bewaken. Wanneer
deze gespannen toestand nog drie hoofd
stukken langer geduurd had, zouden er
ongelukken gebeurd zijn.
Maar gelukkig, daar in het zeventien
de hoofdstuk, bladzijde driehonderd en
twintig, daar kwam de langverwachte
ontknooping.
En toen die bekend werd en al de on-
schuldigen vrij uit gingen en weer rus
tig konden ademhalen, toen zei iedereen
tot ieder ander die in zijn buurt was:
„hoe is het mogelijk, dat wij dat niet
begrepen hebben, het lag toch zoo voor
de hand". Maar dat is het juist
en daar had de vriend van de broêrs wel
gelijk in: wat het meest voor de hand
ligt wordt het eerst voorbij gezien.
Nu zullen de lezers van de Haarlem
mer Halletjes na dit heele voorafgaande
verhaal wel denken, dat ik hier ver
tellen zal, hoe het dan eigenlijk afliep.
Dat doe ik lekker niet. Veel liever maak
ik er een kleinen wedstrijd van, om
prijs en premie, waaraan alle geabon-
neerden van Haarlem's Dagblad mogen
meedoen.
Twee vragen moeten daarvoor beant
woord worden;
lo. WIE gooide (of gooiden) den
vader van Maria en Tina van de gele
rots af (want hij werd inderdaad van de
rots gegooid) en
In September 1927 is als bijlage van
de „Wirtschaftllche Nachrichten", het
officieel orgaan van de .jammer für
Handel, Gewerbe und Industrie" in
Weenen een overzicht verschenen van
den Oostenrijkschen exporthandel. Deze
publicatie bevat uiterst belangrijke ge
gevens, waarvan ik in het onderstaande
een beknopt overzicht zal geven.
De geografische ligging van ieder
land beïnvloedt den exporthandel. Voor
zoover Oostenrijk betreft komt dit zeer
sterk naar voren. Dit land heeft slechts
de beschikking over één belangrijke
verbinding te water, de Donau, terwijl de
dichtst nabij gelegen zeekust bereikt
moet worden, via de spoorverbinding
naar Triëst. Naast den export naar na
burige landen, ln hoofdzaak naar de
Balkanstaten, is Oostenrijk via Triëst
aangewezen zich groolendeels te oriën-
teeren op de Orient. De export naar
de Balkanstaten kan niet tot volle ont
plooiing komen, als gevolg van de in die
landen getroffen handelspolitieke maat
regelen. Wanneer men kennis neemt
van de door Sir Clive Morrison Bell ont
worpen kaart, waarop ieder land om
geven is van de hem toebehoorende tol
muren dan blijkt, wanneer men de
hoogte dezer muren door cijfers aan
geeft, dat deze voor Engeland en Neder
land beide 6 zijn, voor Denemarken 7,
voor België en Portugal 8, voor Duitsch-
land, de Scandinavische landen wisse
lend tusschen 12 en 15. voor Oostenrijk
16, voor Roemenië 18, voor Bulgarije 19,
voor Polen 23, voor Joego Slavië 25, en
voor Hongarije 27. Zoo lang in die ver
houdingen geen verandering is gekomen
zal Oostenrijk genoodzaakt zijn, zijn af
zetgebied te zoeken in verder afgelegen
landen.l) Daarvoor teert de Oostenryk-
sche export op de omstandigheid, dat
Oostenrijk vóór den oorlog inderdaad
verder afgelegen afzetgebieden bezat,
die het destijds wist te veroveren, als
gevolg van de goede kwaliteit en de
originaliteit, welke verschillende Oos-
tenrijksche producten kenmerken. De
herovering dier gebieden is echter
uiterst moeilijk en de Oostenrijksche
handelsbalans toont dan ook aan. dat in
den loop der jaren slechts een geringe
verbetering is vast te stellen. Ten be
wijze daarvan mogen onderstaande cij
fers dienen, welke in procenten aange
ven het aantal hetwelk iedere staat tot
zich neemt van den totaal uitvoer van
Oostenrijk;
1924 1925 1926
Tsjecho Slowakije
11.1
11.1
12.1
Italië
10.1
10.4
9.9
Hongarije
8,8
8.3
9.8
Roemenië
6.5
5.9
6.3
Zwitserland
6.5
4.8
5.5
Polen
9.7
8.4
4.2
Groot BrittanniL
4.3
3.6
4-
Frankrijk
2.5
2.5
2.9
Japan
1.1
12
1.5
Nederland
1.6
1.2
1.3
Turkije
0.5
0.7
0.9
Griekenland
0.5
0.6
0.9
Spanje
0.2
0.2
0.3
Nederlandsch Indlë
02
0.2
0.5
Geheel in overeenstemming
met
den
loop dezer procentueele cijfers is het
beeld, hetwelk de totaal-uitvoercijfers
toont. Wanneer men deze van de jaren
1923 tot 1926 bekijkt, dan blijkt, dat er
van 1923 tot aan het einde van 1925
een langzame stijging is vast te stellen,
1) Het is vooral dit oordeel, hetwelk
geheel blijft voor rekening van den sa
mensteller, maar waarover m.i. nog wel
het een en ander te zeggen zou zijn.
2o. WAAROM werd hij van de gele
rots gegooid? en
3o. WIE ontdekte de misdadiger (s)?
De inzender die het beste antwoord
geeft ontvangt tien gulden of een boek
naar keuze van dezelfde waarde; de twee
inzenders, die daarna de beste oplossing
geven, krijgen ieder vijf gulden of een
boek naar keuze van dien prijs.
De jury ben ik zelf en aan mijn uit
spraak moet leder zich bij voorbaat on
derwerpen. Sedert ik eenmaal in een
jury heb gezeten van zeven leden, van
wie ieder een anderen mededinger wou
bekronen, heb ik mijzelf beloofd: wan
neer i ooit weer deel uitmaak van een
jury dan zal ik die jury heel alleen zijn.
Dat is veiliger.
Dat iemand het boek vooraf gelezen
kan hebben is niet waarschijnlijk. Het
is een Engelsch boek en al de exempla
ren, die naar het vasteland zijn gezon
den, gingen bij een schipbreuk verloren,
behalve één exemplaar, dat is komen
aandrijven. Het is dit exemplaar en wij,
als No. 1 van de portefeuille, kregen dat
het eerst in handen. Dus.
Nadere bijzonderheden over den wed
strijd vinden mijn lezers elders in dit
nummer zij mochten anders eens
veronderstellen, dat ik maar grapjes
maak en ik ben nooit van mijn leven
zóó ernstig geweest.
Maar dit wil ik er wel van zeggen:
de lectuur van dit dikke boek was een
gTOote inspanning en toen het zeven
tiende hoofdstuk naderde begon ik er
's nachts van te droomen. Dus zei ik
tot mijn vrouw: „boeken lezen wil ik
niet meer, dank je weL Heb je niet wat
anders voor me te doen?"
Natuurlijk zei ze eerst: „zoek zelf be
zigheid," zooals ik in hetzelfde geval ook
gedaan zou hebben, maar toen ik zei:
„goed, als jij niet meewerkt, ik ook niet,
dan ga ik weer buiten, want die bron
chitis is toch al lang verdwenen
toen ging ze haastig zitten denken en
kwam eindelijk met de boodschap, of ik
maar eens een vriendelijk briefje wou
schrijven aan tante Kee, die immers pas
zoo vriendelijk gefeliciteerd had op mijn
verjaardag.
„Hoor eens vrouw," zei ik, „aan fa
miliebrieven begin ik niet. Zóó erg is
het met die bronchitis niet."
.Dwingen kan ik je niet, verveel je
dan maar liever," zei zij, „maar één ding
moet je weten: uitgaan doe je niet,
voordat de zeven dagen om zijn en er
blijven er nog vier over."
Teen schoot mij een denkbeeld te
binnen. Zóó geniaal, mag ik zeggen en
tegelijkertijd zoo afdoend en diabolisch,
dat ik met moeite mijn gemoedsaandoe
ning bedwong, toen ik rustig vroeg: „als
ik nu een paar familiebrieven schrijf,
terwijl 1926 weder een achteruitgang
aanwijst:
Oostenrijksche uitvoer in duizendtal
len schilling;
1923 1.626.458
1924 1.988.0.99
1925 1.948.232
1926 1.728.500
Hierbij dient opgemerkt te worden,
dat het cijfer van 1925 slechts schijn
baar achterblijft by 1924, omdat deze
achteruitgang het gevolg is van een
gewijzigde methode tot waardebepaling
der goederen. Van een positieve han
delsbalans kan voor Oostenrijk voor
loopig geen sprake zijn. Een groote In
voer is, als gevolg van tal van omstan
digheden, noodzakelijk. De Oostenrijk
sche industrie heeft o.m. behoefte aan
grondstoffen, zoowel als halffabrikaten,
welker invoer zal stijgen naarmate de
export toeneemt. Daarnaast wordt de
Oostenrijksche handelsbalans sterk be
ïnvloed door het inwoneraantal van
Weenen. wat zeer duidelijk naar voren
komt, wanneer men bedenkt te doen te
hebben met een stad van ongeveer
2 millioen inwoners tegenover een to
taalbevolking van Oostenrijk van 61/2
millioen zielen. Men is genoodzaakt in
dit land den export te bevorderen,
door bemoeilijking van den import.
Daardoor is de plaats, die Oostenrijk in
den wereldhandel inneemt van meer be-
teekenis, dan velen denken. Dit blijkt,
wanneer men het aandeel, hetwelk Oos
tenrijk in dezen handel heeft in pro
centen uitdrukt en daarnaast de bevol
kingscijfers der verschillende landen
plaatst. Een dergelijk overzicht werd
voor het jaar 1924 door den Volkeren
bond samengesteld en ziet er als
volgt uit;
Aandeel in
den wereld- Bevol-
handel.
king.
Duitschland
7.19
63.118.782
België en Luxemburg 2 81
7.800.000
Frankrijk
8.22
39.500.000
Groot Britannlë
en Ierland
17.52
45.678.000
Italië
2.83
38.900.000
Nederland
221
6.977.000
Rusland
0.51
135.060.000
Zwitserland
1.57
3.880.000
Joego Slavië
0.44
12.200.000
Oostenrijk
1.47
6.535.000
Polen
1.02
27.400.000
Roemenië
0.72
16.262.000
Tsjecho Slowakije
1.87
13.700.000
Hongarije
0.50
7.946.000
Een veertiental mdustric-groepen zijn
voor den Oostenrijkschen uitvoerhandel
van belang. In de textielindustrie wer
ken circa 65.000 arbeiders, in de ijzer-
industrie 43.000, in da houtindustrie
50.000, in de papierindustrie 41.500, in de
electrotechnische industrie 30.000, in de
machineindustrie 24.000, in de metaal-
warenindustrie 15.000, in de lederwaren-
industrie 13.000, in de chemische in
dustrie 21.000, terwijl in de glasindus
trie, cementindustrie, gummi-artike
lenindustrie, hoedenfabricage en auto
mobiel- en locomotievenindustrie teza
men pl.m. 17.300 arbeiders werkzaam
zijn. Wanneer men thans andermaal
acht slaat op het feit, dat Oostenrijk
slechts 61/2 millioen inwoners heeft,
dan wijzen bovengenoemde cijfers op
een sterke industrialisatie.
Met een enkel woord zij ten slotte ge
wezen op het feit, dat na den oorlog
Oostenrijk een bijzondere beteekenis
heeft gekregen in den transitohandel,
die verhoudingsgewijze vóór den oorlog
.slechts weinig ontwikkeld was.
MOLLERUS.
aan tante Kee en anderen, neem jij dan
voortaan weer de correspondentie
op je?"
Ze keek mij eerst een beetje wantrou
wend aan, maar ik verwachtte dat en
zette zoo'n edel gezicht als mij mogelijk
was. „Goed," zei ze ten slotte, „dat is
afgesproken. Maar dan moet je nu ook
behalve aan tante Kee, een bedankbrief
schrijven aan tante Fïe en nicht Clara".
.Accoord," zei ik.
„En niet zoo'n kinderachtig katte
belletje, maar een écht aardigen fa
miliebrief."
„Natuurlijk", zei ik. „Moet er ook
een postscriptum bij en dwars over het
postscriptum nog wat heengeschreven
worden?" (Want dat doet mijn vrouw
altijd).
„Wees niet flauw," zei ze en ging de
kamer uit. Ik haalde haar doos post
papier, lichtblauw, met een gestyleerden
vlinder in den hoek, en ging aan 't werk.
Zoo schreef ik vier dagen, maar liet
haar niets lezen, en als ze vroeg: „wat
doe je toch?" zei ik: „wacht maar af:
ik schrijf aan de familie." Eindelijk had
ik er twintig klaar, adresseerde ze en
gaf ze mee aan Hupstra, die mij int be
langstelling kwam bezoeken. Toen pas
zei ik tot mijn vrouw: „ik heb twintig
brieven aan de familie gezonden en ze
zijn al gepost ook!"
„Twintigl* zei ze verschrikt, „aan
wie dan allemaal wel?"
Ik noemde ze op: „tante Geertrui oom
Manus.
„Wat!" zei ze, „en we zijn kwaje
vrienden met tante Geertrui!"
„Laat de zon over uw toorn niet on
dergaan," zei ik. „Dan aan nicht Alida
en nicht Fem".
,,Fem? Die mij op haar laatste visite
letterlijk heeft beleedigd!"
„De beleediger heeft altijd ongelijk,
de beleedigde nooit. Vervolgens aan
neef Kees.
„Die drinkeboer?"
Kortom, van de twintig brieven had ik
er zeven niet mogen verzenden. ..En ik
heb ze allemaal verzocht, om ook eens
wat van zich te laten hooren."
,.Man, wat bezielt je?"
Maar ik vluchtte, want de zeven da
gen gevangenisstraf van den dokter wa
ren om en wat was de zon heerlijk en de
najaarswind frischl Naar de twintig
antwoorden zie ik belangstellend uit.
Vooral naar dat van tante Geertrui,
want die is een Kenau in 't kwadraat.
Maar ik beantwoord er geen enkelen
meer, want wy hebben immers afge
sproken. dat mijn vrouw voor de verdere
correspondentie: zorgen zal?
FIDELÏO.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL.
maken elk gelaat aantrekkclyk
en mooi. Vaak reed3 na een
enkele maal met do heerlyk
verfrisschende Chlorodont
Tandpasta gepoetst te
hebben krygen de tanden een schitterenden, ivoorkleurigen glans, ook aan
de zykanten, by gelyktydig gebruik van den speciaal voor dit doel gcscbikten
Chiorodont Tandenborstel, waarop de haren in den vorm van de tanden
geplaatst zyn, Rottende epysresten, welke onvermydelyk tussehen de tanden
achterblyven en de hoogst onaangename lucht veroozaken, worden geheel ver-
wyderd. Probeert U eerst oen kleine tube van 35 cent in verpakking met
garantiestrook en meisjeskopje. Clilorodont Tandenborstel voor kinderen
45 cent, voor dames (middelbard haar) 75 cent, voor beeren (bard haar) 75 cent,
in de bekende blauw-groene CWorodont-doos. Alom verkrygbaar.
110 mm