HAARLEM'S DAGBLAD FLITSEN WOENSDAG 9 NOV. 1927DERDE BLAD DE MODERNE DANS door SANTOS CASANI. IV. HOE WORDT MEN EEN GOED CHARLESTONNER Van negerdans naar tooneel Het zou een groote fout zijn te mee- nen, dat de gemoderniseerde Charleston een stiefkind is. Integendeel, de Char leston wordt door meer menschen ge leerd dan eenige andere dans, en dat terecht, want zooals hij tegenwoordig uitgevoerd wordt, is de Charleston in derdaad een der aantrekkelijkste dansen. Er was een tijd, dat de Charleston het uitsluitend bezat der negers was, en een ieder, die wel eens getuige is geweest van het onstichtelijke schouwspel, da: wordt opgeleverd door een neger, die een zijner eigen dansen interpreteert, zal gemakkelijk begrepen, waarom de Charleston in zijn origmeele gedaan te niet geduld kon worden in de Euro- peesche danszalen. De Charleston in gematigden vorm was echter een succesvolle tooneeldans, een geliefd cabaretnummer, maar dat slechts kon worden uitgevoerd door experts, die aan de altijd nog vrij on stuimige bewegingen van den Charles ton door het gemak waarmede zij hem uitvoerden, een zekere mate van sier lijkheid wisten te verleenen. Nog kal mer, werd de Charleston een geschikte zoogenaamde „de'monstratiedans" in de balzaal en daaruit is eindelijk de Char leston ontstaan zooals hij algemeen ge danst wordt en die zich in korten tijd zoo'n ongelooflijke populariteit heeft verworven. Zoo heeft de Charleston van tegen woordig dus weinig meer gemeen met den origineelen onbeschaafden neger dans, maar daarvoor hebben de dans- leeraren dan ook hard werk moeten ver richten, met als resultaat de prachtige, rhythmisch volmaakte dans, die in de laatste jaren aan het dansen in balzaal zoowel als salon een groote attractie heeft verleend. Onze moderne „Flat Charleston" laat geen plaats voor de schoppende bewe gingen van zijn voorgangers. Alle over drijving is verdwenen en de voeten wor den nu plat gehouden, en mogen bijna niet van den grond komen. Een danser, die dezen regel veronachtzaamt, ken merkt zich zei' daardoor als ouder- weisch, en geen serieus danser zal zich dit :rwyt op den hals willen halen. Het tempo van den tegenwoordigen Charleston is precies hetzelfde als dat van den Fox-Trot: .48 maten in een minuut. Het jachten der muziek, dat bij den oorspronkelijken Charleston ver- eischt werd,, is thans niet meer noodig, maar wij hebben het rustige tempo van den Fox-Trot er voor in de plaats ge kregen. Tegenwoordig worden de eerste en de derde tel van elke maat geaccen tueerd, en dit verleent den Charleston een zeer apart, kenmerkend, rhytJhme. Zijn figuren zijn beperkt in aantal, maar geroutineerde dansers beschikken over zes of zeven variaties, die alle zeer bruikbaar zijn, en interessant om naar te zien. Er zdjn vfjf regels voor den Char les tonner, vijf gouden regels, wier al of niet in acht nemen het verschil ma ken tusschen den styl-Charlestonner en den knoel-Charlestonner. zy zijn niet lastig te onthouden en eenmaal in het geheugen geprent, ook niet moeiiyk in acht te nemen. De eerste regel ls kort en krachtig: Dans op de zool van den voet. Het is lo gisch dat het opgooien der beenen daar bij onmogelijk wordt en daarmede te vens het ontstaan van elementen, die aan de populariteit van den beschaafden Charleston slechts afbreuk kunnen doen. Regel twee is moeilijker ln acht te nemen: Druk eiken tel van elke maat afzonderiyk uit. Elke maat heeft vier tellen, en voor eiken tel bestaat er een speciale beweging. Door het rhythme van den Charleston is „pompen", da. de familiare vakterm voor het willekeu rig rekken en verkorten der maten niet mogelijk, maar hoe dikwijls ziet men niet, dat de passen geheel tegen de maat in verricht worden. Dit is een slordig heid, die by het dansen tot allen prijs vermeden moet worden. Regel drie. Gedurende twee tellen van de maat moet het lichaamsgewicht op het rechter-, en gedurende de andere twee tellen op het linkerbeen rusten. Dit is heel gemakkehjk te bereiken, b.v. door te oefenen: een, rechts, twee links, drie, rechts, vier,'links, en als hy dit eenmaal beheerscht, is de would-be Charles tonner op weg een goede dito te worden. De vierde regel is een uitbreiding van de vorige: Het accent moet vallen op de eerste en de derde tel van elke maat. We oefenen weer: een-strek; twee-buig; drie strek; vier-buig. Het ls werkelijk heel eenvoudig en met een weinig oefe ning gemakkelijk te leeren. De laatste der gouden regels is een regel, die van toepassing i$ op alle dan sen, maar op den Charleston voor alles: Niet overdryven. Overdrijving is de laatste toevlucht van den slechten dan ser, die zyn gebrek aan techniek tracht te verbergen door de passen te camou- fleeren in overdreven bewegingen. Juist de rhythmische beweging en de rustige onopvallende passen maken den Char leston tot een der beste van onze mo derne dansen. LETTEREN EN KUNST. „J. J. CREMER". TOONEELWEDSTRIJD TE GOES. De Kon. Letterlievende Vereeniging „J. J. Cremer" zal, op speciale uitnoodi- ging, deelnemen aan een nationalen tooneelwedstryd, uitgeschreven door de tooneelvereeniging „Onderling Kunst genot" te Goes, ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan. Tot dezen wedstrijd werden slechts vier vereenlgingen uitgenoodigd en wel: de Koninklijke Rederijkerskamer „Zwol le" met „Phyllis" door Mr. C. P. van Rossum; de Tooneelvereeniging „V. Z. 'O. D." te Rotterdam met „de Koekoek" door Jan Fabricius; de Koninklijke Re derijkerskamer „Jan van Beers" te Utrecht met „Freuleken" door H. C. J. Roelvink en „J. J. Cremer" met „Tie- neke" door Jhr. A. W. G. van Riemsdyk. aAn den wedstryd zijn geen geldpry- zen verbonden, er worden uitsluitend medailles beschikbaar gesteld voor op voering, samenspel, uitsnraak, regie, benevens personeele pryzen, waarby van de Koningin. Prins Hendrik, den Commissaris der Koningin in Zeeland, den burgemeester en het gemeentebe stuur van Goes enz. Het optreden van „Cremer" is bepaald op 6 Januari e.k. WJj wenschen onzen Haarlemschen dilettanten veel succes in dezen wedstryd. CHARLES DE COSTER. MONUMENT OP ZIJN GRAF. Naar de correspondent van de N. R. Ct. te Brussel meldt is de onthulling van het monument op het graf van Charles de Coster, te Elsene, definitief gesteld op Zondag 20 dezer. Het monu ment is vervaardigd door den beeldhou wer Edmond de Valeriola. By deze plech tigheid zullen minister dr. C. Huysmans. het Kamerlid Buyl, burgemeester van Elsene en de Fransch-Belgische letter kundige Maurice Gauchez het woord voeren. Op de veiling van oude en moderne schilderijen gehouden by Frederik Mul Ier en Co. te Amsterdam bracht eer. schilderstuk van Rembrandt, het por tret van een oude vrouw 39.000 op. HET TOONEEL. Vereen. RotterdL-Hofstad- Tooneel: „Hofjoden". De secretaire van Anselm Mayer ver dient als historisch stuk aangekocht en in een museum geplaatst te worden! Degelijk betrouwbaar meubelstuk dat eerst een Hessisch lot te bewaren krygt en dan 200.000 thaler, zóó maar in een bruine portefeuille, van den „vreem deling". En als ze door Anselm terug gegeven worden, dan is het lot nog altyd hetzelfde lot (alleen is het nu, omdat er een prijs op is gevallen 30.000 thaler waard) en de 200.000 thaler zijn onaangeroerd. Maar dat teruggeven van dat lot, dat was niet noodig geweest, heelemaal niet. Zal ik u vertellen: de oude Ephraïm, gehuwd met de geldzuchtige feeks Esther( die samen Jacob gewon nen), was'erg in de dalles. Hy had geen thaler meer in huls, wel een Hessisch lot. En de arme schoolmeester Anselm Mayer wilde hem daar 20 thaler op leenen, maar Ephraïm wilde het liever verkoopen. Anselm kóópt het dus eeriyk. En laat nu op dat lot de prijs van 30.000 thaler vallen! De oude Ephraïm wanhopig natuurlijk. Wat 'n engel, wat "n „geschieuwes" zou die goeie, beste Anselm zijn, als hy hem nu die 30.000 thaler gaf. Of 15.000, of 10 000 of 1000! „O, maar ik herinner me alles best", zegt Anselm. „Ik heb je 20 thaler op dat lot geleend; ik heb het nooit van je gekocht. Hier is het!" En dan gaat Louis van Gasteren, die voor Anselm speelt en van wie de edelaardig heid letterlijk afdruipt, in de nobelste aller nobele houdingen vooraan op het tooneel staan, precies in 't midden. Maar Regine, Anselm's vrouw en Mirjam, zyn dochter, vinden dit nu toch warempel wel een beetje al te bar-edelmoedig, want Jacob en Mirjam zouden zich Juist gaan verloven maar nu Ephraïm en Esther kapitalisten ge worden zyn, willen zij van een huwe lijk van Jacob met de arme school meestersdochter niets meer weten. Arm! Ja, nu nog, maar dat blyft niet zoo! O nee, want Anselm heeft niet voor niets aan een „vreemdeling", een Duitsch officier die voor de spionnen van Napoleon vluchtte, eenige dagen onderdak verschaft en 200.000 thaler twee jaar lang trouw voor hem be waard (in zyn secretaire). Als de vreemdeling terug'-omt krygt Mirjam natuurlijk de 200.000 thaler als bruid schat. Al heeft ze dan op het oogen- blik geen bruigom, de vreemdeling zal zorgen dat ze haar Jacob tóch krijgt. Dat doet-ie dan ook, in het derde bedrijf. U begrijpt wel al. dat een vreem deling. die zoo maar van een paar hon derdduizend thaler zegt: „O, heb je ze nog? Nou, houd ze maar!" en die een knap, lief en aardig meisje (want dat was Kitty Posthumus) als Mirjam tegen den zin van Esther in (en w&t 'n feeks had Dora Haus van Esther gemaakt) met Jacob laat trouwen, geen gewoon huis-, tuin- of keukenmensch is. Hy is een p r in s, een kroonprins. En het is héérlyk voor het publiek, dat al lang in de gaten heeft in het derde bedrijf dat die zwartgelokte jongeling (Jacques Reule) die er zyn zinnen zoo woest- hartstochtÜijk kan uitgooien (Reule spéélt deze rol soms niet: hij valt er op aan) een prins is, te zien hoe me vrouw SchwabWeiman cRegine) daar maar niets van snapt en zich al zeer vrijmoedig tegenover Z.K.H. draagt. Had ik geen gelijk, toen ik zei dat de secretaire van Anselm Mayer tot den rang van historisch stuk verdient verheven te worden? En als dat meubel naar een museum gaat, laat een panopticum zich dan te gelijkertijd over Anselm ontfermen. Want zulke bravelingen, zulke verschik- kelijk edele menschen, die zyn toch eigenlijk geen menschen van vleesch en bloed, maar poppen,- wassen beelden. Menschelijker is zyn vrouw geteekend en mevrouw Schwab verdient alle hulde voor de wyze waarop zy dat mensche- lijke deed uitkomen. Door dit situk, dat toch werkelijk wel een aardig biyspel is al heeft het zyn zwakke zijden, gaat de figuur van een half-kindsch, oud-mannetje, dat zegt onder den ouden Frits gediend te heb ben (hy trok als marskramer diens leger achterna) en dat uit die glorierijke dagen een liefde voor „das Militar'' be houden heeft, die aan vereering grenst. Het is een genot te zien, wat Hei-man Schwab maakt van dat oude mannetje, met zyn Joodschen gyn, zyn goedhartig heid en zyn kinderachtige boosheids- vlaagjes. Zelden zagen wy van Schwab een mènschelijker figuur. Om deze creatie alleen verdient dit stuk volle zalen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1047 DE MEDICIJN Je vrouw merkt op datje controleert de juist- het tyd is je medicijn 1 heid van die mededee- in te nemen I ling en zucht je verklaart dat je je veel beter voelt en het dus maar niet meer zult innemen je vrouw geeft je het en verklaart zich over tuigd dat je het wel zult doen je roert het nadnittkelyk je ruikt er eens aan, 1 en langdurig I mompelend: ellendig tuig I I je haalt diep adem en I brengt den lepel naar je I mond je trekt je plotseling op I je haalt nog eens diep I je slikt onder begeleiding I je huivert, veegt je mond het laatste oogenblik te- I adem en stoot den lepel van vreemde keelgeluide»- I af en vervolgt je lectuur, rug J in je mond J (Nadruk verboden) Een volle zaal had het nu ook, want dit was een volksvoorstelling en zeer groot was de ingenomenheid van het publiek met de keuze van het stuk, dat in een Joodsch milieu speelt en rijk is aan speciaal-Joodsche woorden, die nog al op de lachspieren plegen te werken. Maar niet alleen hierdoor, ook door den echten blijspeltoon, die deze uitmun- t tenae opvoering van he: Rotteraamsch- Hofstadtooneel kenmerkt, was de gulle lach haast niet van de lucht. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. MUZIEK. EERSTE CONCERT DER HA.AR- LEMSCHE BACHVEREENIGING Een merkwaardige reis mochten we met Dr. Peter van Anrooy als leidsman en het Residentie-orkest als kostelyk ver voermiddel maken. Eerst bracht hij ons naar den hof van Eden, waar rozen zonder doornen bloeien en zoete geuren de lucht vervullen, waar hemelsehe bal sem alle wonden heelt, waar men het ronddolen, ondanks de veelheid en ge- lyksoortigheid der paadjes niet moede wordt en de verbeelding de reidansen der gelukzaligen, die nog niet in den zwarten bodem van Jazz met bybe- hooren waren verzonken, doch op gra cieuze walswyzen zich wiegden, met welgevallen volgt. Dat was Schuberts groote Symphonie in C, die men al te zelden hoort, en die daarom des te meer in onzen rust- en melodieloozen tyd verkwikt. Dat de uitvoering klankschoon was, dat we weer genoten hebben van het buitengewone blazersensemble in het Residentieorkest, dat we ons een Raffaelo Santi wenschten om den eer sten schalmeispeler als engel te ver eeuwigen, kan geen verwondering meer wekken; dat de uiterst strakke, exacte en pittige rhythmiek bywijlen, als in Scherzo en Trio wat meer levendigheid en sierlijkheid hadde toegelaten, is een wensch, die nu nog niet tot vervulling kwam. Schubert vulde, dank zy de „himmli- sche Lange" van zijn werk, het geheele eerste deel van het programma op he melsehe wyze. En daarna kwamen we in het romantische sprookjesland waar in Mendelssohn's fantasie zoo gaarne verwyide. De jonge uitstekende violiste Caecilie Hansen speelde de soloparty in 's meesters vioolconcert, speelde het voortreffelijk, bchcerscht klaar, vir tuoos, met voldoende gevoel voor roman tiek om zich in deze muziek op haar plaats te gevoelen en door de moderne INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CENTS PER REGEL ARR'S !V1 OUTBROOD VAN DEN VORIGEN DAG SMAAKT NOG MINSTENS ZOO LEKKER ALS VERSCH would-be-genieën met minachtig te worden bejegend. Dat zy in dit overbe kende werk geeen nieuwe indrukken kon geven ligt voor de hand; dat zy het by vlolisten gewone gebrek aan logisch denkvermogen toonde door in het An dante tusschen een iets overdreven vi brato op ongemotiveerde plaatsen losse snaren en flageoletten te gebruiken, spreekt eveneens van zelf. Zij deed het tenminste nog betrekkelyk zelden; ik heb violisten gehoord die reeds de tweede maat van de hoofdmelodie met een fluittoon begonnen. Het pedaal-gebruik blyft by de pianisten, het losse-snaren- en liageolettengebruik by de violisten veelal een proefsteen voor hun logisch denkvermogen; de veelvuldige tekort komingen zyn den violisten, wegens het minder gecompliceerde van hun taak nog sterker aan te rekenen dan hun tokkeienden kunstbroeders. Doch be houdens dit kleine mankement was Caecilie Hansen's spel schoon en ver heugend. En ziet, nauw waren de laatste schit teringen van de finale verklonken en de warme bijvalsbetuigingen verstomd, of Van Anrooy voerde ons met een ruk uit sprookjesland naar Manchester of Birmingham of Sheffield of welke an dere vieze, rookerige, zwarte mistige En_ gelsche fabrieksstad men wil, daar waar de geesten van de aarde steenkool le veren en die van het water en het vuur samen stoom om lawaaiige, sissende, stampende, knarsende machines en gil lende stoomfluiten te doen werken. O hof van Eden en sprookjesland! Die Andantes in de balletmuziek van Gus- tav von Holst geleken wandelingen langs koolaschwegen tusschen roetzwarte ny- verheidsgebouwen, troosteloos, enervee rend, uitputtend. In Schuberts, in Men- delssohns tyd ware deze componist voor een „Perfect Fooi" aangezien en dien overeenkomstig behandeld; thans heet zyn opera alleen maar zoo en is hy, volgens het programma een in Engeland op den voorgrond tredende muzikale fi guur. Gelukkig duurde het helsche spektakel dezer Suite slechts kort en maakte een geweldige dynamietontplof- fing aan de „höllische Kürze" een eind. Doch er zyn minuten die een eeuw ïyken! ONTVANGEN BOEKEN. VAN GOOR'S PRENTENBOEKEN. De firma G. B. van Goor Zonen te Gouda blyft doorgaan emt de kleuter literatuur te verrijken, op een wyze waarvoor zy den dank van alle ouders verdient. Haar boeken zijn leerzaam, goed verzorgd, en zy boezemen de klei nen belang in. Wy ontvingen een heele serie prentenboeken. Zij nemen de kin deren mee op reis. Geen domme, niets zeggende plaatjes in deze boeken, maar frissche mooi gekleurde prenten van vreemde landen, vreemde menschen, natuurtafereelen, pyramiaes, palmen en moskeeën, moderne en ouderwetsche lo comotieven. Het „Panorama Reisboek" geeft dezelfde landen en volken weer ais „Per spoor de wereld door". In het laat ste boefje vinden we platen, die de kin deren zelf kunnen kleuren, zy komen nu voor het probleem te staan, welke kleur een man moet hebben, die in de woestyn woont, en krijgen een idee, hoe een woestijn er wel uitziet. Aardige vers jes leeren hun bijzonderheden over de verre landen. Het spelenderwys lezen van een prentenboek wordt een voorbe reidende aardrijskunaeles. „Van allerlei voor onze kleintjes" en ..Ga je mee ry- den?" geven allerlei gekleurde plaatjes uit het kinderleven. Een andere serie is weer Kindje's Dierenboek", .Kindje's Speelgoed" en „Kindje gaat op Reis". Allemaal aardige plaatjes met versjes er by. Voor de allerkleinsten zijn de onver- scheurbare linnen prentenboekjes. Kyk, wat een leuke boekjes met al die auto's, die treinen en dieren die baby's goede vrienden zijn, en zijn verbeelding zoo vlug laten werken. Met St. Nicolaas is er keuze genoeg voor wie een goed prentenboek zoekt! KAREL DE JONG. CENTRAAL DRANKWEER-COMITé. Film-avond. Men schrijft ons: Het centraal drankweer-comité waar by verschillende organisaties op het ge bied der drankbestrijding zyn aange sloten heeft het voornemen om op Za terdag 12 November a.s. een film-avond te geven in het gebouw van den Haar lemschen Kegelbond, Tempeliersstraat. Op dezen avond zal ir. D. de Clercq een inleidend woord spreken by de film welke dien avond vertoond wordt naar de legende van de bekende schryfster Selma Lagerlof: „De Voerman des Doods". Voorts zal een komische film worden vertoond en zal een orkestje de pauzes aanvullen. Alle organisaties zoowel de Protestant-Christelijke, de Roomsch- Katholieke als de neutrale werken een drachtig in het Centraal Drankweer- Comité samen. De bijeenkomst zal daar om zeker een succes zyn. FEUILLETON Het Huis met den Pijl Naar het Engelsch van A. E. W. MASON. 51) Hanand lachte harteiyk. „Heel verstandig van u", zei hy. ,Kom, laten we rechts dit straatje ingaan. Dan zyn we gauw op de plaats van bestem ming". „Wacht even!" fluisterde Jim opge wonden. „Steek nog niet dadeiyk de straat over. Luister!" Hanand gehoorzaamde dadeiyk en ze stonden stil in de leege straf,t en luis terden. „Ik hoor niets", zei Hanand. ,,Neen, dat is het juist!" fluisterde Jim gewichtig. „Een minuut geleden hoorde ik nog voetstappen achter ons. Nu wy stil staan, staan zy ook stil. Laten we even recht door loopen". „Uitstekend, beste kerel", zeide Ha nand. „En niet praten", verzocht Jim. „Geen woord", zei Hanand. Ze liepen door en achter hen klonken yeer voetstappen op de straatsteenen. „Wat heb ik gezegd?" vroeg Jim, ter wijl hy Kanand by zyn arm greep. „Dat we niet mochten praten", ant woordde Hanand. „En nu doet u het toch!" „Maar waarom? Waarom zei Ik iets? Wees toch een oogenblik ernstig, mon sieur. Wij worden gevolgd", zed Jim en schudde Hanand's arm verontwaardigd heen en weer". Hanand bleef weer staan en keek zyn jongeren collega vol bewondering aan. „Oh!" fluisterde hij. Heeft u dat ont dekt? Ja' het is waar. Wij worden ge volgd door een van myn mannetjes, die er voor zorgt dat wy niet gevolgd wor den". Frobisher liet verontwaardigd Hanand's arm los. Toen zag hy Hanand's mond hoeken trillen en hy begreep dat hy zich zelf weer belacheiyk maakte. „Nu, laten we maar gauw naar Jean Cladel toe gaan", zei hy lachend, en stak de straat over. Ze kwamen nu in een doolhof van kleine, smalle straatjes. Er was niemand te bekennen, alle huizen waren donker. Het eenige geluid dat zy hoorden waren hun eigen voetstappen en die van den man, die hen volgde. Ha nand sloeg linksaf en bleef staan voor een winkel, waarvan de ramen met lui ken gesloten waren". „Hier is het", zei hy zachtjes en hy drukte op de beL Ze hoorden hem af gaan. „Misschien moeten we wel even wach ten als hy naar bed is gegaan", zei loos en ongeduldig gezien. Hanand, „want hy woont alleen' Er gingen een paar minuten voorbij. De klok sloeg half elf. Hanand luisterde aan de deur. Er was geen geluid te be kennen in huls. Weer belde hij en eenige seconden later werden de luiken geopend en werd er een raam op de eerste ver dieping opgeschoven. Er fluisterde iemand „Wie is daar?" „De politie", antwoordde Hanand, en aan het raam daarboven bleef het stil. „Niemand zal u kwaad doen", vervolg de Hanand een beetje ongeduldig. „We willen alleen maar een paar inlichtingen van u hebben, meer niet", „Goed", klonk het weer fluisterend van dezelfde plek. De man die daar stond ln de donkere kamer had zich niet bewo gen. „Wacht maar even. Ik zal eerst wat kleeren aantrekken, dan kom ik naar be neden". Het raam en het luik werden weer gesloten en toen zagen ze door de reten van het luik licht schynen. Hanand gromde tevreden. „Eindelijk staat hy dus op. Hy moet wel zonderlinge klanten onder de bur gers van Dyon hebben als hy ze zoo voorzichtig fluisterend antwoordt". Hij keerde zich om en liep een paar passen weg en toen weer een paar pas sen terug net als iemand aan boord van een schip. Jim Frobisher had hem de laatste twee dagen nog niet zoo ruste- „Ik kan er niets aan doen", zeide hij zachtjes tegen Jim. ,Jk denk dat we over vyf minuten achter de waarheid zullen zyn. Dan weten we wie hem uit maison Grenelle den pyi gebracht heeft". „Als iemand hem tenminste den pijl heeft gebracht", antwoordde Frobisher. Maar Hanand was niet in een stem ming om aan mogeiykheden te denken. „Och!" zei hy en haalde zyn schouders op. Toen tikte hy tegen zijn voorhoofd. „Ik ben net als Waberski. Ik weet met myn hoofd dat iemand dien pyl aan Jean Cladel heeft gebracht". Hy begon weer heen en weer te loo pen, nu nog sneller dan zooeven. Jlm was een beetje boos dat zyn veronder stelling zoo onverschillig behandeld werd. Hy was er nog steeds van over tuigd dat Hanand zyn onderzoek by het verkeerde punt begonnen was. Toen zei hy: „Nu, als dan werkelijk iemand hier dien pyi heeft gebracht zal het wel de zelfde zyn die de Verhandeling over Spo- ranthus weer op de boekenplank heeft gezet". Hanand bleef vlak voor Jim Frobisher staan. Toen barstte hy in lachen uit. „Ik wil wedden om al het geld ter wereld en dan nog de parels van me vrouw Harlowe er bij dat dat niet waar is. Want ik heb geen pyl by Jean Cladel gebracht en ik heb wel de Verhandeling over Sporanthus weer op de boekenplank gezet". Jim ging een eindje achteruit. Met open mond staarde hy Hanand aan. „U?" riep hy uit. „Ik", antwoordde Hanand terwijl hy op zijn teenen ging staan. Heelemaal alleen". Toen veranderde zyn optreden. Eenigs zins ongerust keek hy naar de ramen. „Die kerel heeft erg veel tyd noodig", mompelde hy „hy hoeft zich voor ons toch niet zoo mooi te maken". ,Het bevalt my niets", zei Hanand. Hy belde weer, langer dan de eerste keeren. Het harde, schrille geluid klonk hen spottend in de ooren. Hy greep de deurknop, zette zijn schouder tegen het paneel en drukte er uit alle macht tegen aan. Maar de deur was sterk en week niet. Hanand floot zachtjes op zyn vingers. Van uit de richting waar zy vandaan waren geko men kwam een man hard aanloopen. Zij zagen hem den hoek omslaan en even later stond hy naast hen. Jim herkende Nicolas Moreau, de kleine agent die dien ochtend nog door Hanand was uitge stuurd om er zich van te gaan over tuigen dat Jean Cladel bestond. „Nicolas, blijf hier wachten", zei Ha nand. „Als de deur opengedaan wordt, fluit ons dan en houdt de deur open „Goed, meneer". Hanand fluisterde tegen Frobisher: „Er is hier iets wat mij niet bevalt". Hy sloeg een smal steegje in naast den win kel. „Waberski bedoelde zeker dit steegje toen hy ons vertelde dat hy zich hier verstopt had op den ochtend "an den ze venden Mei", fluisterde Jim terwij', hij haastig achter den detective aanliep. „Ongetwijfeld". Het steegje kwam op een achterstraat uit, die evenwydig liep met de Gambet- tastraat. Een vyf voet hooge muur, hier en daar onderbroken door oude houten deuren, vormde de afsluiting van de achtertuinen der huizen. Voor de eerste deur stond Hanand stil. Hy ging op zyn teenen staan en keek over den muur eerst naar den tuin en toen naar den achtergevel van het huis. Nergens zag men licht branden. Het was in dit ach terstraat ook pikdonker, hoewel het een heldere avond was. Jim Frobisher be greep dat hy op tien meter afstand geen man zou kunnen onderscheiden, zelfs niet als deze zich bewoog. Toch stond Hanand nog naar den achterkant van het huis te staren met zyn vingertop pen op den bovenkant van den muur. Eindelijk trok hy Jim aan zyn mouw. (Wordt vervolgd J.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9