HAARLEM'S DAGBLAD
FLITSEN
WOENSDAG 9 NOV. 1927DERDE BLAD
DE MODERNE DANS
door SANTOS CASANI.
IV.
HOE WORDT MEN EEN GOED
CHARLESTONNER
Van negerdans naar tooneel
Het zou een groote fout zijn te mee-
nen, dat de gemoderniseerde Charleston
een stiefkind is. Integendeel, de Char
leston wordt door meer menschen ge
leerd dan eenige andere dans, en dat
terecht, want zooals hij tegenwoordig
uitgevoerd wordt, is de Charleston in
derdaad een der aantrekkelijkste dansen.
Er was een tijd, dat de Charleston het
uitsluitend bezat der negers was, en een
ieder, die wel eens getuige is geweest
van het onstichtelijke schouwspel, da:
wordt opgeleverd door een neger, die
een zijner eigen dansen interpreteert,
zal gemakkelijk begrepen, waarom
de Charleston in zijn origmeele gedaan
te niet geduld kon worden in de Euro-
peesche danszalen.
De Charleston in gematigden vorm
was echter een succesvolle tooneeldans,
een geliefd cabaretnummer, maar dat
slechts kon worden uitgevoerd door
experts, die aan de altijd nog vrij on
stuimige bewegingen van den Charles
ton door het gemak waarmede zij hem
uitvoerden, een zekere mate van sier
lijkheid wisten te verleenen. Nog kal
mer, werd de Charleston een geschikte
zoogenaamde „de'monstratiedans" in de
balzaal en daaruit is eindelijk de Char
leston ontstaan zooals hij algemeen ge
danst wordt en die zich in korten tijd
zoo'n ongelooflijke populariteit heeft
verworven.
Zoo heeft de Charleston van tegen
woordig dus weinig meer gemeen met
den origineelen onbeschaafden neger
dans, maar daarvoor hebben de dans-
leeraren dan ook hard werk moeten ver
richten, met als resultaat de prachtige,
rhythmisch volmaakte dans, die in de
laatste jaren aan het dansen in balzaal
zoowel als salon een groote attractie
heeft verleend.
Onze moderne „Flat Charleston" laat
geen plaats voor de schoppende bewe
gingen van zijn voorgangers. Alle over
drijving is verdwenen en de voeten wor
den nu plat gehouden, en mogen bijna
niet van den grond komen. Een danser,
die dezen regel veronachtzaamt, ken
merkt zich zei' daardoor als ouder-
weisch, en geen serieus danser zal zich
dit :rwyt op den hals willen halen.
Het tempo van den tegenwoordigen
Charleston is precies hetzelfde als dat
van den Fox-Trot: .48 maten in een
minuut. Het jachten der muziek, dat
bij den oorspronkelijken Charleston ver-
eischt werd,, is thans niet meer noodig,
maar wij hebben het rustige tempo van
den Fox-Trot er voor in de plaats ge
kregen. Tegenwoordig worden de eerste
en de derde tel van elke maat geaccen
tueerd, en dit verleent den Charleston
een zeer apart, kenmerkend, rhytJhme.
Zijn figuren zijn beperkt in aantal,
maar geroutineerde dansers beschikken
over zes of zeven variaties, die alle zeer
bruikbaar zijn, en interessant om naar
te zien.
Er zdjn vfjf regels voor den Char
les tonner, vijf gouden regels, wier al
of niet in acht nemen het verschil ma
ken tusschen den styl-Charlestonner
en den knoel-Charlestonner. zy zijn
niet lastig te onthouden en eenmaal in
het geheugen geprent, ook niet moeiiyk
in acht te nemen.
De eerste regel ls kort en krachtig:
Dans op de zool van den voet. Het is lo
gisch dat het opgooien der beenen daar
bij onmogelijk wordt en daarmede te
vens het ontstaan van elementen, die
aan de populariteit van den beschaafden
Charleston slechts afbreuk kunnen
doen.
Regel twee is moeilijker ln acht te
nemen: Druk eiken tel van elke maat
afzonderiyk uit. Elke maat heeft vier
tellen, en voor eiken tel bestaat er een
speciale beweging. Door het rhythme
van den Charleston is „pompen", da.
de familiare vakterm voor het willekeu
rig rekken en verkorten der maten niet
mogelijk, maar hoe dikwijls ziet men
niet, dat de passen geheel tegen de maat
in verricht worden. Dit is een slordig
heid, die by het dansen tot allen prijs
vermeden moet worden.
Regel drie. Gedurende twee tellen van
de maat moet het lichaamsgewicht op
het rechter-, en gedurende de andere
twee tellen op het linkerbeen rusten.
Dit is heel gemakkehjk te bereiken,
b.v. door te oefenen: een, rechts, twee
links, drie, rechts, vier,'links, en als hy
dit eenmaal beheerscht, is de would-be
Charles tonner op weg een goede dito te
worden.
De vierde regel is een uitbreiding van
de vorige: Het accent moet vallen op
de eerste en de derde tel van elke maat.
We oefenen weer: een-strek; twee-buig;
drie strek; vier-buig. Het ls werkelijk
heel eenvoudig en met een weinig oefe
ning gemakkelijk te leeren.
De laatste der gouden regels is een
regel, die van toepassing i$ op alle dan
sen, maar op den Charleston voor alles:
Niet overdryven. Overdrijving is de
laatste toevlucht van den slechten dan
ser, die zyn gebrek aan techniek tracht
te verbergen door de passen te camou-
fleeren in overdreven bewegingen. Juist
de rhythmische beweging en de rustige
onopvallende passen maken den Char
leston tot een der beste van onze mo
derne dansen.
LETTEREN EN KUNST.
„J. J. CREMER".
TOONEELWEDSTRIJD TE
GOES.
De Kon. Letterlievende Vereeniging
„J. J. Cremer" zal, op speciale uitnoodi-
ging, deelnemen aan een nationalen
tooneelwedstryd, uitgeschreven door de
tooneelvereeniging „Onderling Kunst
genot" te Goes, ter gelegenheid van
haar 25-jarig bestaan.
Tot dezen wedstrijd werden slechts
vier vereenlgingen uitgenoodigd en wel:
de Koninklijke Rederijkerskamer „Zwol
le" met „Phyllis" door Mr. C. P. van
Rossum; de Tooneelvereeniging „V. Z.
'O. D." te Rotterdam met „de Koekoek"
door Jan Fabricius; de Koninklijke Re
derijkerskamer „Jan van Beers" te
Utrecht met „Freuleken" door H. C. J.
Roelvink en „J. J. Cremer" met „Tie-
neke" door Jhr. A. W. G. van Riemsdyk.
aAn den wedstryd zijn geen geldpry-
zen verbonden, er worden uitsluitend
medailles beschikbaar gesteld voor op
voering, samenspel, uitsnraak, regie,
benevens personeele pryzen, waarby
van de Koningin. Prins Hendrik, den
Commissaris der Koningin in Zeeland,
den burgemeester en het gemeentebe
stuur van Goes enz.
Het optreden van „Cremer" is bepaald
op 6 Januari e.k. WJj wenschen onzen
Haarlemschen dilettanten veel succes in
dezen wedstryd.
CHARLES DE COSTER.
MONUMENT OP ZIJN GRAF.
Naar de correspondent van de N. R.
Ct. te Brussel meldt is de onthulling
van het monument op het graf van
Charles de Coster, te Elsene, definitief
gesteld op Zondag 20 dezer. Het monu
ment is vervaardigd door den beeldhou
wer Edmond de Valeriola. By deze plech
tigheid zullen minister dr. C. Huysmans.
het Kamerlid Buyl, burgemeester van
Elsene en de Fransch-Belgische letter
kundige Maurice Gauchez het woord
voeren.
Op de veiling van oude en moderne
schilderijen gehouden by Frederik Mul
Ier en Co. te Amsterdam bracht eer.
schilderstuk van Rembrandt, het por
tret van een oude vrouw 39.000 op.
HET TOONEEL.
Vereen. RotterdL-Hofstad-
Tooneel: „Hofjoden".
De secretaire van Anselm Mayer ver
dient als historisch stuk aangekocht en
in een museum geplaatst te worden!
Degelijk betrouwbaar meubelstuk dat
eerst een Hessisch lot te bewaren krygt
en dan 200.000 thaler, zóó maar in een
bruine portefeuille, van den „vreem
deling". En als ze door Anselm terug
gegeven worden, dan is het lot nog
altyd hetzelfde lot (alleen is het nu,
omdat er een prijs op is gevallen 30.000
thaler waard) en de 200.000 thaler zijn
onaangeroerd.
Maar dat teruggeven van dat lot, dat
was niet noodig geweest, heelemaal
niet. Zal ik u vertellen: de oude
Ephraïm, gehuwd met de geldzuchtige
feeks Esther( die samen Jacob gewon
nen), was'erg in de dalles. Hy had geen
thaler meer in huls, wel een Hessisch
lot. En de arme schoolmeester Anselm
Mayer wilde hem daar 20 thaler op
leenen, maar Ephraïm wilde het liever
verkoopen. Anselm kóópt het dus eeriyk.
En laat nu op dat lot de prijs van
30.000 thaler vallen! De oude Ephraïm
wanhopig natuurlijk. Wat 'n engel, wat
"n „geschieuwes" zou die goeie, beste
Anselm zijn, als hy hem nu die 30.000
thaler gaf. Of 15.000, of 10 000 of 1000!
„O, maar ik herinner me alles best",
zegt Anselm. „Ik heb je 20 thaler op
dat lot geleend; ik heb het nooit
van je gekocht. Hier is het!" En
dan gaat Louis van Gasteren, die voor
Anselm speelt en van wie de edelaardig
heid letterlijk afdruipt, in de nobelste
aller nobele houdingen vooraan op het
tooneel staan, precies in 't midden.
Maar Regine, Anselm's vrouw en
Mirjam, zyn dochter, vinden dit nu
toch warempel wel een beetje al te
bar-edelmoedig, want Jacob en Mirjam
zouden zich Juist gaan verloven maar
nu Ephraïm en Esther kapitalisten ge
worden zyn, willen zij van een huwe
lijk van Jacob met de arme school
meestersdochter niets meer weten.
Arm! Ja, nu nog, maar dat blyft niet
zoo! O nee, want Anselm heeft niet
voor niets aan een „vreemdeling", een
Duitsch officier die voor de spionnen
van Napoleon vluchtte, eenige dagen
onderdak verschaft en 200.000 thaler
twee jaar lang trouw voor hem be
waard (in zyn secretaire). Als de
vreemdeling terug'-omt krygt Mirjam
natuurlijk de 200.000 thaler als bruid
schat. Al heeft ze dan op het oogen-
blik geen bruigom, de vreemdeling zal
zorgen dat ze haar Jacob tóch krijgt.
Dat doet-ie dan ook, in het derde
bedrijf. U begrijpt wel al. dat een vreem
deling. die zoo maar van een paar hon
derdduizend thaler zegt: „O, heb je ze
nog? Nou, houd ze maar!" en die een
knap, lief en aardig meisje (want dat
was Kitty Posthumus) als Mirjam tegen
den zin van Esther in (en w&t 'n feeks
had Dora Haus van Esther gemaakt)
met Jacob laat trouwen, geen gewoon
huis-, tuin- of keukenmensch is. Hy is
een p r in s, een kroonprins. En het is
héérlyk voor het publiek, dat al lang
in de gaten heeft in het derde bedrijf
dat die zwartgelokte jongeling (Jacques
Reule) die er zyn zinnen zoo woest-
hartstochtÜijk kan uitgooien (Reule
spéélt deze rol soms niet: hij valt er
op aan) een prins is, te zien hoe me
vrouw SchwabWeiman cRegine) daar
maar niets van snapt en zich al zeer
vrijmoedig tegenover Z.K.H. draagt.
Had ik geen gelijk, toen ik zei dat
de secretaire van Anselm Mayer tot
den rang van historisch stuk verdient
verheven te worden?
En als dat meubel naar een museum
gaat, laat een panopticum zich dan te
gelijkertijd over Anselm ontfermen.
Want zulke bravelingen, zulke verschik-
kelijk edele menschen, die zyn toch
eigenlijk geen menschen van vleesch en
bloed, maar poppen,- wassen beelden.
Menschelijker is zyn vrouw geteekend
en mevrouw Schwab verdient alle hulde
voor de wyze waarop zy dat mensche-
lijke deed uitkomen.
Door dit situk, dat toch werkelijk wel
een aardig biyspel is al heeft het zyn
zwakke zijden, gaat de figuur van een
half-kindsch, oud-mannetje, dat zegt
onder den ouden Frits gediend te heb
ben (hy trok als marskramer diens
leger achterna) en dat uit die glorierijke
dagen een liefde voor „das Militar'' be
houden heeft, die aan vereering grenst.
Het is een genot te zien, wat Hei-man
Schwab maakt van dat oude mannetje,
met zyn Joodschen gyn, zyn goedhartig
heid en zyn kinderachtige boosheids-
vlaagjes. Zelden zagen wy van Schwab
een mènschelijker figuur. Om deze
creatie alleen verdient dit stuk volle
zalen.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1047
DE MEDICIJN
Je vrouw merkt op datje controleert de juist-
het tyd is je medicijn 1 heid van die mededee-
in te nemen I ling en zucht
je verklaart dat je je
veel beter voelt en het
dus maar niet meer zult
innemen
je vrouw geeft je het
en verklaart zich over
tuigd dat je het wel zult
doen
je roert het nadnittkelyk je ruikt er eens aan, 1
en langdurig I mompelend: ellendig tuig I
I je haalt diep adem en
I brengt den lepel naar je
I mond
je trekt je plotseling op I je haalt nog eens diep I je slikt onder begeleiding I je huivert, veegt je mond
het laatste oogenblik te- I adem en stoot den lepel van vreemde keelgeluide»- I af en vervolgt je lectuur,
rug J in je mond J
(Nadruk verboden)
Een volle zaal had het nu ook, want
dit was een volksvoorstelling en zeer
groot was de ingenomenheid van het
publiek met de keuze van het stuk, dat
in een Joodsch milieu speelt en rijk is
aan speciaal-Joodsche woorden, die nog
al op de lachspieren plegen te werken.
Maar niet alleen hierdoor, ook door den
echten blijspeltoon, die deze uitmun- t
tenae opvoering van he: Rotteraamsch-
Hofstadtooneel kenmerkt, was de gulle
lach haast niet van de lucht.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
MUZIEK.
EERSTE CONCERT DER HA.AR-
LEMSCHE BACHVEREENIGING
Een merkwaardige reis mochten we met
Dr. Peter van Anrooy als leidsman en
het Residentie-orkest als kostelyk ver
voermiddel maken. Eerst bracht hij ons
naar den hof van Eden, waar rozen
zonder doornen bloeien en zoete geuren
de lucht vervullen, waar hemelsehe bal
sem alle wonden heelt, waar men het
ronddolen, ondanks de veelheid en ge-
lyksoortigheid der paadjes niet moede
wordt en de verbeelding de reidansen
der gelukzaligen, die nog niet in den
zwarten bodem van Jazz met bybe-
hooren waren verzonken, doch op gra
cieuze walswyzen zich wiegden, met
welgevallen volgt. Dat was Schuberts
groote Symphonie in C, die men al te
zelden hoort, en die daarom des te
meer in onzen rust- en melodieloozen tyd
verkwikt. Dat de uitvoering klankschoon
was, dat we weer genoten hebben van
het buitengewone blazersensemble in
het Residentieorkest, dat we ons een
Raffaelo Santi wenschten om den eer
sten schalmeispeler als engel te ver
eeuwigen, kan geen verwondering meer
wekken; dat de uiterst strakke, exacte
en pittige rhythmiek bywijlen, als in
Scherzo en Trio wat meer levendigheid
en sierlijkheid hadde toegelaten, is een
wensch, die nu nog niet tot vervulling
kwam.
Schubert vulde, dank zy de „himmli-
sche Lange" van zijn werk, het geheele
eerste deel van het programma op he
melsehe wyze. En daarna kwamen we
in het romantische sprookjesland waar
in Mendelssohn's fantasie zoo gaarne
verwyide. De jonge uitstekende violiste
Caecilie Hansen speelde de soloparty in
's meesters vioolconcert, speelde het
voortreffelijk, bchcerscht klaar, vir
tuoos, met voldoende gevoel voor roman
tiek om zich in deze muziek op haar
plaats te gevoelen en door de moderne
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CENTS PER REGEL
ARR'S !V1 OUTBROOD
VAN DEN VORIGEN DAG SMAAKT NOG MINSTENS ZOO LEKKER ALS VERSCH
would-be-genieën met minachtig te
worden bejegend. Dat zy in dit overbe
kende werk geeen nieuwe indrukken kon
geven ligt voor de hand; dat zy het by
vlolisten gewone gebrek aan logisch
denkvermogen toonde door in het An
dante tusschen een iets overdreven vi
brato op ongemotiveerde plaatsen losse
snaren en flageoletten te gebruiken,
spreekt eveneens van zelf. Zij deed het
tenminste nog betrekkelyk zelden; ik heb
violisten gehoord die reeds de tweede
maat van de hoofdmelodie met een
fluittoon begonnen. Het pedaal-gebruik
blyft by de pianisten, het losse-snaren-
en liageolettengebruik by de violisten
veelal een proefsteen voor hun logisch
denkvermogen; de veelvuldige tekort
komingen zyn den violisten, wegens het
minder gecompliceerde van hun taak
nog sterker aan te rekenen dan hun
tokkeienden kunstbroeders. Doch be
houdens dit kleine mankement was
Caecilie Hansen's spel schoon en ver
heugend.
En ziet, nauw waren de laatste schit
teringen van de finale verklonken en
de warme bijvalsbetuigingen verstomd,
of Van Anrooy voerde ons met een ruk
uit sprookjesland naar Manchester of
Birmingham of Sheffield of welke an
dere vieze, rookerige, zwarte mistige En_
gelsche fabrieksstad men wil, daar waar
de geesten van de aarde steenkool le
veren en die van het water en het vuur
samen stoom om lawaaiige, sissende,
stampende, knarsende machines en gil
lende stoomfluiten te doen werken. O
hof van Eden en sprookjesland! Die
Andantes in de balletmuziek van Gus-
tav von Holst geleken wandelingen langs
koolaschwegen tusschen roetzwarte ny-
verheidsgebouwen, troosteloos, enervee
rend, uitputtend. In Schuberts, in Men-
delssohns tyd ware deze componist voor
een „Perfect Fooi" aangezien en dien
overeenkomstig behandeld; thans heet
zyn opera alleen maar zoo en is hy,
volgens het programma een in Engeland
op den voorgrond tredende muzikale fi
guur. Gelukkig duurde het helsche
spektakel dezer Suite slechts kort en
maakte een geweldige dynamietontplof-
fing aan de „höllische Kürze" een eind.
Doch er zyn minuten die een eeuw
ïyken!
ONTVANGEN BOEKEN.
VAN GOOR'S PRENTENBOEKEN.
De firma G. B. van Goor Zonen te
Gouda blyft doorgaan emt de kleuter
literatuur te verrijken, op een wyze
waarvoor zy den dank van alle ouders
verdient. Haar boeken zijn leerzaam,
goed verzorgd, en zy boezemen de klei
nen belang in. Wy ontvingen een heele
serie prentenboeken. Zij nemen de kin
deren mee op reis. Geen domme, niets
zeggende plaatjes in deze boeken, maar
frissche mooi gekleurde prenten van
vreemde landen, vreemde menschen,
natuurtafereelen, pyramiaes, palmen en
moskeeën, moderne en ouderwetsche lo
comotieven. Het „Panorama Reisboek"
geeft dezelfde landen en volken weer ais
„Per spoor de wereld door". In het laat
ste boefje vinden we platen, die de kin
deren zelf kunnen kleuren, zy komen
nu voor het probleem te staan, welke
kleur een man moet hebben, die in de
woestyn woont, en krijgen een idee, hoe
een woestijn er wel uitziet. Aardige vers
jes leeren hun bijzonderheden over de
verre landen. Het spelenderwys lezen
van een prentenboek wordt een voorbe
reidende aardrijskunaeles. „Van allerlei
voor onze kleintjes" en ..Ga je mee ry-
den?" geven allerlei gekleurde plaatjes
uit het kinderleven. Een andere serie is
weer Kindje's Dierenboek", .Kindje's
Speelgoed" en „Kindje gaat op Reis".
Allemaal aardige plaatjes met versjes
er by.
Voor de allerkleinsten zijn de onver-
scheurbare linnen prentenboekjes. Kyk,
wat een leuke boekjes met al die auto's,
die treinen en dieren die baby's goede
vrienden zijn, en zijn verbeelding zoo
vlug laten werken.
Met St. Nicolaas is er keuze genoeg
voor wie een goed prentenboek zoekt!
KAREL DE JONG.
CENTRAAL DRANKWEER-COMITé.
Film-avond.
Men schrijft ons:
Het centraal drankweer-comité waar
by verschillende organisaties op het ge
bied der drankbestrijding zyn aange
sloten heeft het voornemen om op Za
terdag 12 November a.s. een film-avond
te geven in het gebouw van den Haar
lemschen Kegelbond, Tempeliersstraat.
Op dezen avond zal ir. D. de Clercq
een inleidend woord spreken by de film
welke dien avond vertoond wordt naar
de legende van de bekende schryfster
Selma Lagerlof: „De Voerman des
Doods".
Voorts zal een komische film worden
vertoond en zal een orkestje de pauzes
aanvullen. Alle organisaties zoowel de
Protestant-Christelijke, de Roomsch-
Katholieke als de neutrale werken een
drachtig in het Centraal Drankweer-
Comité samen. De bijeenkomst zal daar
om zeker een succes zyn.
FEUILLETON
Het Huis met den Pijl
Naar het Engelsch van
A. E. W. MASON.
51)
Hanand lachte harteiyk.
„Heel verstandig van u", zei hy. ,Kom,
laten we rechts dit straatje ingaan. Dan
zyn we gauw op de plaats van bestem
ming".
„Wacht even!" fluisterde Jim opge
wonden. „Steek nog niet dadeiyk de
straat over. Luister!"
Hanand gehoorzaamde dadeiyk en ze
stonden stil in de leege straf,t en luis
terden.
„Ik hoor niets", zei Hanand.
,,Neen, dat is het juist!" fluisterde Jim
gewichtig. „Een minuut geleden hoorde
ik nog voetstappen achter ons. Nu wy
stil staan, staan zy ook stil. Laten we
even recht door loopen".
„Uitstekend, beste kerel", zeide Ha
nand.
„En niet praten", verzocht Jim.
„Geen woord", zei Hanand.
Ze liepen door en achter hen klonken
yeer voetstappen op de straatsteenen.
„Wat heb ik gezegd?" vroeg Jim, ter
wijl hy Kanand by zyn arm greep.
„Dat we niet mochten praten", ant
woordde Hanand. „En nu doet u het
toch!"
„Maar waarom? Waarom zei Ik iets?
Wees toch een oogenblik ernstig, mon
sieur. Wij worden gevolgd", zed Jim en
schudde Hanand's arm verontwaardigd
heen en weer".
Hanand bleef weer staan en keek zyn
jongeren collega vol bewondering aan.
„Oh!" fluisterde hij. Heeft u dat ont
dekt? Ja' het is waar. Wij worden ge
volgd door een van myn mannetjes, die
er voor zorgt dat wy niet gevolgd wor
den".
Frobisher liet verontwaardigd Hanand's
arm los. Toen zag hy Hanand's mond
hoeken trillen en hy begreep dat hy zich
zelf weer belacheiyk maakte.
„Nu, laten we maar gauw naar Jean
Cladel toe gaan", zei hy lachend, en stak
de straat over. Ze kwamen nu in een
doolhof van kleine, smalle straatjes. Er
was niemand te bekennen, alle huizen
waren donker. Het eenige geluid dat zy
hoorden waren hun eigen voetstappen en
die van den man, die hen volgde. Ha
nand sloeg linksaf en bleef staan voor
een winkel, waarvan de ramen met lui
ken gesloten waren".
„Hier is het", zei hy zachtjes en hy
drukte op de beL Ze hoorden hem af
gaan.
„Misschien moeten we wel even wach
ten als hy naar bed is gegaan", zei loos en ongeduldig gezien.
Hanand, „want hy woont alleen'
Er gingen een paar minuten voorbij.
De klok sloeg half elf. Hanand luisterde
aan de deur. Er was geen geluid te be
kennen in huls. Weer belde hij en eenige
seconden later werden de luiken geopend
en werd er een raam op de eerste ver
dieping opgeschoven. Er fluisterde iemand
„Wie is daar?"
„De politie", antwoordde Hanand, en
aan het raam daarboven bleef het stil.
„Niemand zal u kwaad doen", vervolg
de Hanand een beetje ongeduldig. „We
willen alleen maar een paar inlichtingen
van u hebben, meer niet",
„Goed", klonk het weer fluisterend van
dezelfde plek. De man die daar stond ln
de donkere kamer had zich niet bewo
gen. „Wacht maar even. Ik zal eerst wat
kleeren aantrekken, dan kom ik naar be
neden".
Het raam en het luik werden weer
gesloten en toen zagen ze door de reten
van het luik licht schynen. Hanand
gromde tevreden.
„Eindelijk staat hy dus op. Hy moet
wel zonderlinge klanten onder de bur
gers van Dyon hebben als hy ze zoo
voorzichtig fluisterend antwoordt".
Hij keerde zich om en liep een paar
passen weg en toen weer een paar pas
sen terug net als iemand aan boord van
een schip. Jim Frobisher had hem de
laatste twee dagen nog niet zoo ruste-
„Ik kan er niets aan doen", zeide hij
zachtjes tegen Jim. ,Jk denk dat we
over vyf minuten achter de waarheid
zullen zyn. Dan weten we wie hem uit
maison Grenelle den pyi gebracht
heeft".
„Als iemand hem tenminste den pijl
heeft gebracht", antwoordde Frobisher.
Maar Hanand was niet in een stem
ming om aan mogeiykheden te denken.
„Och!" zei hy en haalde zyn schouders
op. Toen tikte hy tegen zijn voorhoofd.
„Ik ben net als Waberski. Ik weet met
myn hoofd dat iemand dien pyl aan
Jean Cladel heeft gebracht".
Hy begon weer heen en weer te loo
pen, nu nog sneller dan zooeven. Jlm
was een beetje boos dat zyn veronder
stelling zoo onverschillig behandeld
werd. Hy was er nog steeds van over
tuigd dat Hanand zyn onderzoek by het
verkeerde punt begonnen was. Toen
zei hy:
„Nu, als dan werkelijk iemand hier
dien pyi heeft gebracht zal het wel de
zelfde zyn die de Verhandeling over Spo-
ranthus weer op de boekenplank heeft
gezet".
Hanand bleef vlak voor Jim Frobisher
staan. Toen barstte hy in lachen uit.
„Ik wil wedden om al het geld ter
wereld en dan nog de parels van me
vrouw Harlowe er bij dat dat niet waar
is. Want ik heb geen pyl by Jean Cladel
gebracht en ik heb wel de Verhandeling
over Sporanthus weer op de boekenplank
gezet".
Jim ging een eindje achteruit. Met
open mond staarde hy Hanand aan.
„U?" riep hy uit.
„Ik", antwoordde Hanand terwijl hy
op zijn teenen ging staan. Heelemaal
alleen".
Toen veranderde zyn optreden. Eenigs
zins ongerust keek hy naar de ramen.
„Die kerel heeft erg veel tyd noodig",
mompelde hy „hy hoeft zich voor ons
toch niet zoo mooi te maken".
,Het bevalt my niets", zei Hanand.
Hy belde weer, langer dan de eerste
keeren. Het harde, schrille geluid klonk
hen spottend in de ooren.
Hy greep de deurknop, zette zijn
schouder tegen het paneel en drukte er
uit alle macht tegen aan. Maar de deur
was sterk en week niet. Hanand floot
zachtjes op zyn vingers. Van uit de
richting waar zy vandaan waren geko
men kwam een man hard aanloopen. Zij
zagen hem den hoek omslaan en even
later stond hy naast hen. Jim herkende
Nicolas Moreau, de kleine agent die dien
ochtend nog door Hanand was uitge
stuurd om er zich van te gaan over
tuigen dat Jean Cladel bestond.
„Nicolas, blijf hier wachten", zei Ha
nand. „Als de deur opengedaan wordt,
fluit ons dan en houdt de deur open
„Goed, meneer".
Hanand fluisterde tegen Frobisher:
„Er is hier iets wat mij niet bevalt". Hy
sloeg een smal steegje in naast den win
kel.
„Waberski bedoelde zeker dit steegje
toen hy ons vertelde dat hy zich hier
verstopt had op den ochtend "an den ze
venden Mei", fluisterde Jim terwij', hij
haastig achter den detective aanliep.
„Ongetwijfeld".
Het steegje kwam op een achterstraat
uit, die evenwydig liep met de Gambet-
tastraat. Een vyf voet hooge muur, hier
en daar onderbroken door oude houten
deuren, vormde de afsluiting van de
achtertuinen der huizen. Voor de eerste
deur stond Hanand stil. Hy ging op zyn
teenen staan en keek over den muur
eerst naar den tuin en toen naar den
achtergevel van het huis. Nergens zag
men licht branden. Het was in dit ach
terstraat ook pikdonker, hoewel het een
heldere avond was. Jim Frobisher be
greep dat hy op tien meter afstand geen
man zou kunnen onderscheiden, zelfs
niet als deze zich bewoog. Toch stond
Hanand nog naar den achterkant van
het huis te staren met zyn vingertop
pen op den bovenkant van den muur.
Eindelijk trok hy Jim aan zyn mouw.
(Wordt vervolgd J.