HAARLEM'S
DAGSLAD
VAN OUDE TIJDEN.
ZATERDAG 12 NOV. 1927
Dit te gauw verteld. In zijn buiten
gewone vergadering van 5 Mei 1819 be
noemde de Raad, uit een door burge-
meesteren opgemaakt drietal, met 12
van de 21 stemmen, den lieer Bona-
ventura Cornells de Lange tot secreta
ris dezer stad. Waarop „de raadsleden
zich met deze benoeming onderling heb
ben gefeliciteerd/". De schrijver der
xaadsnotulen bedoelt, dat de twaalf, die
den gekozene gestemd hadden, „elkan
der" gelukwenschten.
Door deze keus had de Raad iemand
uit zijn midden tot stadssecretaris be
noemd. Immers de heer de Lange was
raadslid. Als zoodanig moest hij dus ont
slag verzocht en gekregen hebben, al
vorens beëedigd en in zijn nieuwe be
trekking geïnstalleerd te kunnen wor
den. Alles ging hier met spoed, zoodat
de plechtigheid reeds 14 Mei kon plaats
hebben. De secretaris nam deze gelegen
heid te baat om den Raad „zijnen op-
regten dank te betuigen, en zich in dë
welwillendheid en vriendschap der on
derscheidene Leden aan te beveelen".
Hiermee is echter niet alles gezegd.
Indien ik niets meer wist, zou ik dit on
derwerp niet aangeroerd hebben. Dat ik
uw aandacht er voor vraag, is een ge
volg van de omstandigheid, dat de Lange
is geweest de eerste secretaris van Haar
lem, dde geen tweede naast zich had,
de eerste van een nieuwe reeks. In dit
opzicht behoort hij tot tien nieuwen
tijd. Zijn benoeming beteekende een
breken met het verleden, zijn beide
voorgangers, die hem hun plaats moes
ten afstaan, waren de laatste vertegen
woordigers der oude bedeeling. Het was
dus een ingrijpende verandering, die,
door allerlei bijkomstigheden, niet zon
der moeilijkheden 'haar beslag kreeg.
Haarlem was den nieuwen tijd begon
nen met 3 secretarissen. In 1818 waren
er nog twee in dienst. Beide ambtenaren
konden terugzien op een langdurigen
diensttijd, beiden waren hoogbejaard.
Johan Anthony Graswtocfcel, eerste se
cretaris, telde 79 Jaren; zijn ambtge
noot Pi'eter du Crocq, tweede secretaris,
6lechts 7 jaren minder. Ze .belden dus
naar de grijsheid", zooals een hunner
zich uitdruk en ook hier was de ouder-
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Van weinig Zaterdagavondpraatjes
heb ik zooveel plezier beleefd als van
het vorige. En wel omdat gebleken is,
dat er nog fantasie heerscht in onze
goede Spaarnestad. Wie heeft durven
zeggen, dat onze tijd nuchter is en zon
der romantiek? Welnu, hij heeft onge
lijk en ik zal dat aantoonen. Aantoonen
met die stukken.
Maar vooraf een kleine herinnering
ean het geval, dat beschreven werd in
het laatste Zaterdagavondpraatje. De
vader van twee meisjes Mina en Tina
was van een gele rots gegooid en nu
schreef ik een prijsvraag uit over deze
drie praten:
lo. Wie gooide (of gooiden) den va
der van de gele rots af?
2o. Waarom werd hij van cïe gele
rots gegooid'?
3o. Wie ontdekte de misdadiger(s)
De casus positie, zoo als de geleerder,
peggen, is dus vastgesteld.
Nu de antwoorden. Laat fk beginnen
met te zeggen, dat ze bijzonder talrijk
zijn geweest, zoodat het heelwat moeite
heeft gekost die te schiften, terwijl er
geen denken aan is over al de antwoor
den afzonderlijk iets te zeggen.
Er moet dus samengevat worden
Zooals wij nog weten kon de snoode
daad, vermeld in de eerste vraag, door
verschillende personen zijn begaan.
Maar het is toCh wel teleurstellend, dat
zoovele inzenders het misdrijf toeschrij
ven aan de moeder van de twee Jongens.
Herman en Wouter, die op Mina en Tina
verliefd waren. Het mag waar zijn, dat
zij daar een goede reden voor aanvoe
ren, namelijk dat zij 'boos was op den
vader van de meisjes, omdat die zijn
toestemming weigerde maar is dat
voldoende reden, om vaders van gele
rotsen te gooien?
Die twijfel te bij een van de beant-
woorders ook al opgekomen. Als student
in de rechten heeft hij logisch leeren
denken en zoo heeft lüj nog een an
dere reden. De vader van de meisjes
had de liefde van de moeder versmaad!
Ai, nu wordt de historie ingewikkeld en
dat des te meer, omdat een andere in
zender het daarmee niet eens is; vol
gens hem was de vader van de meisjes
verliefd op de moeder van de jongen
en wou zij daar niet van weten. Stelt u
nu het cframa voor, dat volgens dezen
inzender aldus verliep: bij een bezoek
dat de moeder op de gele rots bracht,
wilde de vader haar in zijn armen slui
ten, „maar zij stiet hem van zich af.
Daar was hij niet op bedacht en rolde
van de gele rots, daar ze de rand onge
merkt genaderd waren. De weduwe gaf
een gil en vluchtte naar huls".
Dit is al romantisch, maar een an
dere inzender weet het nog beter. De
moeder van de jongens en de vader van
de meisjes zijn in hun jeugd verloofd' ge
weest, maar zij heeft die verloving ver
broken en sindsdien' haat hij haar.Daarom
wil hij zijn toestemming niet geven. Op
een avond, terwijl beiden op de rots
wandelen, ontmoeten zij elkaar, er ont
staat een woord'? nw i srel1 n g en ln een
opwelling van drift gooit zij hem van
de rotsen. Lang zwijgt ze over het vree-
selijk geval. Dan kan zij den lost on
ha'*'* geweten niet lar<rr dragen, voora'
nu het haar duidelijk wordt, dat zij
hem nooit werkelijk heeft gehaat, maar
innerlijk onbewust nog altijd voor hem
heeft gevoeld. Zulke dingen komen voor
in romans). ,.Na achterlating van een
brief, waarin z'j a17~s beschrijft, gooit ze
zichzelf van de rots, waarvan ook hij
is neergestort".
DERDE BLAD
dom gekomen met zijn gebreken. Er is
althans sprake van „vermindering van
geestvermogens en verzwakking van
ligchaamskrachten". Deskundigen ver
klaren, dat het ..niet is tegen te spreken,
dat die vlugheid, welke eene secretaris
vols trek telijk moet kenschetsen, niet
meerdrr kan worden ondersteld bij
iemand van zoo eene vergevorderde leef
tijd, aanwezig te zijn". Ook heet het,
dat „die hoge jaren op deszelfs gehoor
zodanig eene invloed hebben gehad, dat
het gemis van dat, voor eene secretaris
zoo hoogsöbenoodigd zintuig, denzelve
tot de verdere waarneming van die post
ongeschikt maakt". Wij zouden zeggen:
de oude heeren zijn niet zoo vlug meer
als vroeger en een tikje doof: maar zoo
kortaf konden onze grootouders niet zijn.
Overigens behelzen de aangehaakte
woorden niets bijzonders. Ik héb ze dan
ook alleen meegedeeld om u te doen ge
voelen, hoe droevig het met dit tweetal
gesteld was, en hoezeer zoowel de stad
als haar beide secretarissen gebaat zou
den geweest zijn met een verordening,
die den diensttijd begrensde.
Graswinckel was in Augustus 1764,
vijf-en-twintig Jaar oud, tot vierde se
cretaris benoemd; du Crocq, het jaar te
ren op, op 16-Jarigen leeftijd, tot zesde
klerk ter secretarie. Ze waren dus samen
oud geworden. Wie denkt aan den om
vangrijken arbeid, die thans ten stad-
huize verzet wordt, vraagt zich af hoe
het mogelijk was, dat er ln 1763 be
hoefte was aan een zesden klerk „uit
hoofde van de veelheit en verscheiden-
heit van zaaken, die ter secretaire moe
ten worde geëxpedieert, en waarvan
veele sedert eenige tijt van meerder om
slag en geëxtendeertheit zijn geworde".
Overpeinzing brengt hier tot het besluit,
dat in deze wereld alle dingen, ook de
secretarieele, betrekkende zijn. en dat
Fieter aan de „expeditie der geëxten-
deertheid" zijn aanstelling verschuldigd
was. In 1793 had de ijverige jonge man
het gebracht tot opperklerk, in welke
hoedanigheid hij voortging het .depar
tement van Heeren Buugemeesteren" te
bedienen. Hooger nog zou hij klimmen,
„door de avancementen ln hogere en
Het ls dramatisch. Maar tragisch is
ook, dat een van de inzenders na de
waarheid zoogoed als gevonden te heb
ben, zelf daarop terugkomt en het mis
drijf toch toeschrijft aan de veelbelas
terde moeder. En dezeT vergissing moe
ten wij des te meer betreuren, omdat hij
zijn antwoord schreef op geel pa/piter en
dus volkomen ln dien toon van de ge
schiedenis bleef.
Twee van de inzenders die de moe
der betichten, deden dat in dichtmaat.
De een schreef o.a. dit:
De eenige oplossing zou zijn, dat alles,
maar een grapje waar,
Doch voorzeker, zulks wil ik, zonder op
de zaak vooruit te loopen.
Gezien uw voorbeeldige ernst, voor het
oogenblik maar niet hopen.
Immers, het valt te veronderstellen
dat gij, pas van het ziekbed opgestaan,
U thans nog niet aan dergelijke
grapjes te buiten zult gaan.
Nu die misdaad o, dat geval ging mij
zoo aan het hart.
Die vier, twee mannetjes en twee
vrouwtjes ln hun sombre
minnesmart,
Dan de moeder dier knapen, het
geluk harer zonen ziende bedreigd.
Door een vader, voor geen geld ter
wereld tot toegeven geneigd,
En die zijne meisjes liever ongetrouwd
laat verkwijnen.
Dan ze te geven aan die beide
Jongensachtige cherubijnen.
Ik voor mij geloof stellig, dat de vrouw
ln een koen besluit,
Den ouden heer van de gele rots
kieperde waar hij den laatsten adem
blies uit.
Tot zoover deze inzender. Zijn omge
ving kan den naderenden St. Nicolaas
gerust tegemoet zien, het zal haar aan
proeven van dichtkunst niet ontbreken.
Maar toch is er één inzender die hem
overtreft. Deze heeft het heele geval nog
weer veel romantischer beschreven, zoo
dat ik het gedicht hier in zijn geheel
laat volgen.
En Tina, èn Herman, èn Wouter
èn Mina
Die waren verliefd, dat te hier buiten kijf
Maar ook daarin kunnen er leemten
nog schuilen;
Zooals ik er hier een als voorbeeld
beschrijf:
't Was Una, die liefde voor Herman
gevoelde,
En Mina die had dat gevoel dan
voor Wout,
Maar t noodlot dat wilde (het was
toch verschrikiyk)
Tina die liet Herman, Mien Wouter
ijskoud.
Want Herman, die voelde in t harte
de liefde,
Die brandde voor Mina met laaiende
vlam,
Terwijl het bij Wouter 't geval was dat
nimmer
't Gezichtje van Tien uit zijn hersenen
kwam.
Dat kon zoo niet goed gaan, zal leder
begrijpen,
De zusters waren op elkander Jaloersch,
En hadden steeds ruzie en waren
vervelend,
(In mindere mate was 't zoo met de
broers)
Den vader der dochters begon 't te
vervelen,
Hij wilde verand'ring, dus schreef hij
al gauw.
De moeder der zonen een vriend'lijk
epistel
Verzoekend, of zij bij de rots komen wou.
hogere posten" in 1798 bevorderd wor
den tot „secretaris honorair", eindelijk
tot .secretaris ordinair", in welk ambt
de Koning hem in 1815 bevestigde. Ook
toen dus voerde de soldaat den maar
schalksstaf in zijn ransel, en de heer du
Crocq had uit zijn aktenitasch de secre
taris-veder te voorschijn gebracht.
Ook do hoer Graswinckel kon bogen
op een eervolle loopbaan, maar zijn weg
was moeilijker geweest. Hij had zijn
ambt ruim 44 jaren waargenomen, een
diensttijd, diie nog 10 jaar langer zou
geweest zijn, .had hij niet, door de be
kende, in het vaderland plaats gehad
hebbende omstandigheden, tot zijn im
portant pecunieel nadeel, eene tienjari
ge interruptie ln zijn functiën moeten
ondergaan". Zoo spreekt hij zelf van
zijn ontslag bij het uitbreken der groote
omwenteling, en voegt erbij, dat „zijnen
dienst daarenboven is gepaart geweest
met zonderlinge moeilijkheden en be
zwaren". Wie bedenkt welke gebeurte
nissen deze secretaris heeft beleefd, zal
gercedelijk toegeven dat hij hier niet
overdrijft.
Graswinckel was een betewam maai en
een verdienstelijk ambtenaar, en ik ver
heug er mij in, dat onze stad, die groote
verplichtingen aan hem had, zijn ver
diensten heeft erkend. Niet alleen het
heden, ook het verleden had zijn belang
stelling. in 't bijzonder het verleden zij
ner woonplaats. Onder de geschiedschrij
vers wordt zijn naam niet genoemd.
Maar wat hij aan geschiedkundige ge
gevens verzameld heeft, dwingt bewon
dering af voor zijn werkkracht en werk
lust. De lange reeks folianten en kwar
tijnen, volgeschreven en van klappers
voorzien, in zijn nalatenschap gevonden
en door zijn schoonzoon, Mattheus Gou
verneur, predikant te Groningen, aan
de stad ten geschenke gegeven, bewaren
de heugenis van zijn liefdevollen jjiver.
Dezen arbeid was hij begonnen tot zelf
oefening. Hij wilde de geschiedenis van
den regeerinigsvorm van Haariem uit de
bronnen lecren kennen. En dat dit meer
dan grasduinen in de archieven te ge
weest, bewijst zijn boekje, In 1786 ver
schenen onder den titel: „Eencge bij
zonderheden betreffende de magistraats
bestelling der stad Haarlem, ateneede
aangaande den Invloed, welke de burgerij
daaroppleegt te hébben". Ik schrijf
den 'titel niet heelemaal over. omdat die
te lang is. Maar uit het voorbericht van
zijn boekje, dat kort en overzichtelijk is,
veroorloof ik mij één aanhaling, die en
schrijver kenschetst. Als hij het heeft
over de noodzakelijkheid om den regee-
ringsvorm te veranderen, waarschuwt
hij„wij, zullen moeten wederkeeren tot
de Godsdienstige, Zeedige en Spaar
zame levenswijze onzer braave Voor
ouderen, nadien onze Zeedein zooveel
De mo: Ier, die was in haar hart ook
niet vrij meer,
Van pijlen van Amor, en zij dacht
nu vast,
(Omdat zij hèm minde en hij had.
geschreven)
Haar beeld zat voor eeuwig in zijn
hart vast.
Ze kwam dus, maar hij had heel
and're gevoelens,
Dacht niet over trouwen, verlangde
zelfs nog:
Zij zou aan haar zonen verbieden te
minnen
Zijn dochters, want t huw'IUk verbood
hy hun toch.
Min-haat was t gevolg voor haar hart,
en de moeder
Keek vlug ln het rond, ze waren met
z'n twee,
Eenmaal zag ze m aan nog met blik
vol haat-liefde;
Toen gaf ze een duw en hy lag
dood benêe.
Stil, hl een klein hoekje, dicht tegen
de rotswand.
Stond een heel klein vrouwtje, zoo geel
als het steen
Waar de rots van gesmaakt was en wat
zij vertelde
Verklaarde de zaak toen heel gauw
aan elkeen.
Jammer maar, dat al die moeite niet tot
een beter resultaat heeft geleid!
Een paar inzenders hebben de mis
daad toegeschreven aan de gebroeders
Herman en Wouter; één hunner gaf
daarby deze reden op, dat zy voorziende
een huwelyk van hun moeder met den
vader der meisjes, wilden voorkomen de
kans, dat de spoeling wat dun zou wor
den. „Wel wat erg egoïstisch, Ja!"
schryft de inzender by zyn oplossing.
Neen, beweren eenige inzenders, de
vader gooide zichzelf van de rots.
„Om aan de gemaakte schulden te ont
komen," sohryft één hunner, blijkbaar
gewend de zijne altyd getrouw te be
talen. „Omdat de vtouw hem niet als
echtgenoot begeerde," meent een an
dere abonné. Een derde, blijkbaar zeer
onder den indruk van mijn verhaal,
heeft een heel andere oplossing gevon
den, die alle andere fantasie verre over
treft. De vader en de moeder zouden
samen trouwen, maar waren het niet
eens over de twee jonge paartjes: de
moeder wilde dat Wouter met Tina en
Herman met Mina zou trouwen en de
vader meende, dat Mina Wouter en
Tina Herman verkoos. In deze moeilijk
heid raadpleegden de vader en de moe
der het gele oude vrouwtje, dat aan
raadde dat een hunner zich van de rots
zou werpen. De vrouw bood zich aan
maar durfde niet. zy ging dus op den
rand staan en verzocht den vader, een
goed aanloopje te nemen en haar er af
te werpen. De man deed dat, maar de
vrouw sprong op het laatste oogenblik
op zy, zoodat de vader in den afgrond
viel.
Het wlen Neerlandsch bloed verstyft
ons in de aderen by het lezen van deze
listige gruweldaad. Gelukkig, dat dit de
juiste oplossing niet is!
Dan voel ik veel meer sympathie voor
de oplossing van een andere categorie
van inzenders, dat de vader van de gele
rots is gegooid door. door wind
Een hunner beweert zelfs dat hy het
gezien heeft. De man wandelde aan den
rand van de rots in diep nadenken ver
zonken, een windvlaag kwam en niet
tegenstaande alle evenwichtsoefeningen
slaagde hy er niet in, zich op de rots
staande te houden. „Ik heb mij zelf
naar de plaats des onheils begeven,"
hervorming behoeven als onae Consti
tutie''.
Hierop te iets afteeüngen, maar daarin
begeef ik my niet. Graswinckel was een
man van zyn tijd, en tot de voorult-
strevenden behoorde hy niet. Intusschen
hy beijverde zich „alile aanleiding tot
twisten en verwijderingen, tussdhern wei
denkenden, zoowel Regenten 'als Bur
gers, zorgvuldig t>e vermeiden". En dlit
beteekende wat,in 1786!
In November 1818 achtte de oude man
zUn tyd om te gaan gekomen. Hy dien
de een verzoek om ontslag to.
H. E. KNAPPERT.
GERHART HAUPTMANN
JUBILEUMS-VOORSTELLING.
GERHART HAUPTMANN
wy leven tn een tyd van huldigingen.
Lindbergh's oceaanvlucht ligt versch
In 't geheugen; Koppen's geweldige
prestatie is door allen, zonder onder
scheid van harte toegejuicht. Zelfs
Miss Elder, de luchtheldin die, zooals
Clinge Doorenbos het Juist geformuleerd
heeft, uit de ..baren gedregd" moest
worden te in Parys gehuldigd. De mi
nister van handel heeft haar gekust en
de dli minores hebben zyn voorbeeld
gevolgd.
Zoo zou men een lange lijst kunnen
samenstellen van huldigingen, den hel
den van de lucht gebracht.
En waarom dan nu eens niet die an
dere helden gehuldigd, wier terrein ijler
schrijft deze inzender „en de oplossing
gevonden."
Wanneer wy straks zien, hoe de zaak
zich inderdaad heeft toegedragen, zullen
wy eenparig zeggen: „wat kan die man
Jokken!"
Ik geloof eigenlijk dat deze inzenders
een beetje uit gemakzucht aan den
wind de schuld hebben gegeven en een
hunner komt daar ook rond voor uit,
daar hij zegt: „wanneer dit zoo is, ver
valt de 2de vraag, daar de wind geen
reden zou hebben om den man van de
rots te gooien.
Meer moeite heeft een andere oplos
ser zich getroost, die den moord aan
den nachtwaker toeschryft. „Hij
hoopte daardoor zijn baantje uit te brei
den", geeft deze als reden van het mis
drijf op. Maar het ware is dit toch niet
en een ander veronderstelde dan ook
dat de neef van Mina en Tina met den
vriend van Herman en Wouter samen
den vader van de rots gooiden, omdat
zij beiden waarschijnlijk ook verliefd
waren op Mina en Tina en ook vermoe
delijk in den vader - hun tegenstander
vonden. Zoo kent de fantasie, een
maal opgewekt, geen grenzen. Dat kan
ik bewijzen door het verhaal van een
inzender, die beschrijft hoe Herman en
Tina op een heerlijken zomernamiddag
hun wandeling hadden uitgestrekt tot
de gele rots en daar, by het huisje van
het tanige, oude vrouwtje, vonden zij
de geborduurde schouderbanden van
hun vader. Op hun vraag, hoe het
oude vrouwtje daaraan kwam, wist zij
niet anders te antwoorden, dan „Wit
kop, Witkop!" En wat bleek nu? Dat
haar geit, geplaagd door den vader,
hem een stoot gegeven had, waardoor
man en geit samen naar beneden
waren gestort.
Ook een andere mededinger te op deze
schoone gedachte gekomen, maar heeft
die wat anders uitgewerkt. De vader
was aan den drank geraakt en sliep op
zekeren dag zijn roes op de gele rots uit.
Plotseling werd hy wakker, omdat een
van de geiten van het oude vrouwtje
hem besnuffelde. Geweldig geschrok
ken vloog hy overeind, kreeg van de
geit nog een stoot met de horens en viel
naar beneden-
Naast al deze oplossingen staat de
uitlegging van een inzender, dat de
rots de dader ls. Aan een van de rots-
praten zat
De tand des tijds onheuglijk lang te
knagen,
En dat was juist iets meer dan de
gele rots kon dragen.
En grommend sprak hy: .Neen,
k laat mij niet langer peeën,
En met een luid gekraak,
Viel hy dondrend naar beneeën.
Daar beneden wandelde de vader,
kreeg de stukken op het hoofd en be
zweek.
De inzender tracht ons vriendelyk
nog te troosten, aldus:
De lieve lezeres
Behoeft niet van angst te beven,
Omdat hy om dien val,
Geen sikkepit zou geven.
Doordat hij van den slag
Al daadlyk heelemaal dood was,
Staat vast, dat vóór dien val,
Zyn schrik niet byster groot was,
Wy zyn nu genaderd tot de meest on
juiste maar ik moet zeggen ook verre
weg de kortste oplossing De oplosser, die
haar inzendt, schryft namelijk:
lo. U wierp den vader van de rots (1)
2o. 't Is noodig voor uw verhaal.
3o. Ik.
(1) Dat ben ik, Fidelio, dan. Ver
beeld je!
te dan lucht: de helden van den geest?
Zoo heeft mogelyk het bestuur van
de af deeling Haarlem van het Neder-
landsoh Toon eel verbond! geredeneerd,
toen het het plan opvatte om Gerhart
Hauptmann by zyn 65sten verjaardag
op 15 November e.k. door een Jubi
leumsvoorstelling te huldigen. Het be
stuur vond Louis de Vries met zyn ge
zelschap bereid, dien avond in den
Stadsschouwburg een van Hauptmann's
meest typeerende werken, „Fuhrmann
Henschel", dat tegeUjk de Vries gele
genheid geeft voor zijn groot, mooi
spel, op te voeren.
Gerhart Hauptmann werd 15 Novem
ber 1862 te Salzbrunn in Silezië gebo
ren.
Vader Hauptmann had er het Hotel
„zur Preussischen Krone", dat weer van
Grootvader op hem was overgegaan.
In „Fuhrmann Henschel" herdenkt
Hauptmann zyn vader aan wien ook
dat andere groote werk „die Weher"
opgedragen ls, in de figgur van den
altyd vriendeiyken Hotelier Siebenhaar.
Men krygt in datzelfde werk, met
enkele rake ïynen geteekend een aar
dig beeld van het Hotelbedryf in zoo'n
middelgroot, Silezisch Kurort met al
de zorgen en kleine menschelyke zwak
heden, die er aan annex zyn.
Wie Hauptmann's Oeuvre overziet,
dien komt de( Jubileumsvoorstelling,
zooals zy thans wordt voorbereid meer
dan gewettigd voor. Men kan hier
Goethe's woord aanhalen:
Wer den Dichter will verstehen
Muss in Dichters Lande gehen.
Machtig, grootsch en veelzijdig te
Hauptmann's werk. Daar zijn: „Vor
Sonnenaufgang'j, „Daa Friedensfest",
„Eins a me Menschen" en „Die Weber"
(de Waber), die nu ook als film over de
wereld gaat. Naast komedies als „Kol
lege Crampton", „Der Biberpelz", „Der
rote Hahn", „Schluck und Jan", ,„Die
Jungfrau vom Bischofsberg", twee Maer-
chendramen: „Hanneles Himmelfahrt"
(indertyd gespeeld door de Nederland-
sche Tooneelvereeniging; met een in
leidend woord van wyien Prof. Dr. J. J.
A. A. Frantzen) en „Die versunkene
Glocke" en het historische drama „Flo-
rian Geijer".
Dan een reeks psychologische dra
ma's: „Fuhrmann Henschel", „Michael
Kramer", „Rose Bernd" (een Gretchen.
Tragedie van allen dag).
Ik noem dan nog „Elga", „Der arme
Heinrich", „Das „Hirtenlied",, „Helios".
„Und Pippa tanzt", „Ka!ser Karls Gei-
sel", „Griselda", „Die Ratten", „Gubriel
Schillings Flucht" en heb daarmee dan
wel zijn voornaamste dramatische wer
ken herdacht.
In een van deze groote werken
In denzelfden geest schrijft een an
dere mededinger: „ik geloof er geen
snars van, ik geloof ook, dat hij zelf niet
weet, hoe hij hier een antwoord op
vinden moet (namelijk op vraag I en n.
Op vraag Hl antwoordt hij: „ik niet en
Fidelio ook niet". En dan voegt hy er
nog by: ,,'t kan me niet schelen, hoe u
nu over my denkt". Op dezen inzender
zou ik bijna boos kunnen worden, wan
neer hy niet met een vriendelyk woord
over deze rubriek eindigde.
Daar ben ik natuurlijk gevoelig voor.
Maar wat moet Ik nu zeggen van den
mededinger, die by zyn oplossing
schrijft: zooals u ziet heb ik den roman
wel gelezen. U moet weten, dat ik een
oom bezit, die veel vaart op zee op een
logger. Laatst kwam hij mij verrassen
met eenige stukken van een boek, die
bij hem in de netten waren gekomen.
En ziet, het waren bladzijden van dat
schip met boeken dat zoo noodlottig is
vergaan. Ik ben direct aan het zoeken
gegaan en jawel, ik geloof dat ik het
goede gevonden heb".
Neen, meneer de inzender, daar te al
lemaal geen woord van waar. Van dien
oom niet, van die netten niet en van die
bladzijden niet. Uw antwoord klopt dan
ook allerminst. Aanstonds zal ik u be
schaamd doen staan, door de ware op
lossing mee te deelen uit het eenige
exemplaar van den roman, dat de schip
breuk overleefde.
wy zyn dan nu zoover gekomen, dat
wfj de oplossing van den roman kunnen
geven, de ware, de echte oplossing zooals
dde voorkomt in de hoofdstukken 13
tot 17 van den roman.
Welnu dan het antwoord op de eerste
vraagwie gooide den vader van
de gele rots af is: het oude gele,
tanige vrouwtje. En nu komt het verras
sende. Dat vrouwtje was een manne
lijke Japanner, die Juist op de gele rots
was gekomen, toen het oude vrouwtje
stierf. Hy had haar eigenhandig begra
ven en toen in haar kleeren 'de rol van
het oude vrouwtje verder gespeeld. Men
begrijpt nu dadelijk, waarom hij alleen
maar onverstaanbare klanken uitbracht.
Hy kende geen Hollandsch en zou dus
dadelijk ontdekt zyn, wanneer hij Iets
anders dan onbegrijpelijke geluiden had
uitgebracht.
En waarom de vermomde Ja
panner den vader van de gele
rots had gegooid? In vroegere ja
ren was de vader gezagvoerder geweest
en zoo op zékeren dag in Japan geko
men. Daar had hy uit een tempel een
kostbaren steen geroofd en toen die
verdwenen was. had de Japanner ge
zworen dat hy den dief ontdekken en
hem den steen weer afnemen zou. Na
jaren had hy den vader opgespoord en
zag de kaïns schoon: hy gooide hom van
de gele rots af en doorzocht toen zijn
zakken, in de hoop dat de vader den
kostbaren steen by zich droeg. Dit was
evenwel het geval niet en zoo vluchtte
de Japanner niet, maar bleef in de buurt
hopende dat hy nog wel eens ontdek
ken zou waar de vader het kostbare
kleinood verborgen had.
Hiermee zijn de 'beide vragen beant
woord en komt de derde vraag aan de
orde, wie den moordenaar ontdekte.
■Daarover zyn door de inzenders ver
schillende antwoorden gegeven, maar de
meesten noemden den vriend van de
broers of den neef van de zusters, oie J
elk van zyn kant naar den dader zocht.
Dit is evenwel niet juist. Ik vermoed
't maar dat weet ik natuurlijk niet
zeker, dat deze twee personen door den
schryver van het boek naar voren wer
den geschoven, om de oplossing wat
moeilijker en het geheim ingewikkeld te
maken. De mar die den misdadiger ont
dekte was de veldwachter van het dorp,
„Fuhrmarai Henschel" zullen wfj dart
Louis de Vries ln. zijn breed, mooi spel
kunnen bewonderen. Wij zien een een
voud igen sterken man in omstandig
heden geraken, waartegen zijn eenvou
dig verstand niet opgewassen is.
Henschel, de eenvoudige voerman ver
liest zijn goede vrouw, na lang sukke
len; op haar sterfbed laat zy hem belo
ven, dat hy nooit hun meid, Hanne
Schael zal trouwen.
Maar alleen gebleven met zyn doch
tertje, dat moederlyke hulp niet, ont
beren kan, staat Henschel hulpeloos.
De geraffineerde meid, die slechts één
doel heeft, de vrouw in huis te wor
den, zet van alle kanten haar val
strikken om hem heen en inderdaad be
sluit Henschel zyn belofte te breken.
Maar als zy eenmaal getrouwd zyn
komen Hanne's ruwheid en egoïsme
steeds meer naar voren.
Henschel's kleine meisje is gestorven.
Uit goedheid en genegenheid tot het
kind brengt Henschel Hanne's onecht
kind uit vroeger tijd in zijn huis; maar
de moeder behandelt haar kind met
ontstellende gevoelloosheid.
Haar man, die in zijn goedheid en
zijn vertrouwen absoluut blind is, be
driegt zy met een niets vaardigen
keilner.
Naast deze dingen ontdekt Henschel
een half Jaar later dat Hanne er zelfs
van verdacht wordt, den dood van de
eerste vrouw verhaast en dien van het
kind op haar geweten te hebben.
Dan bruist Henschel op in geweldige
razernij; hij verlangt rekenschap van
haar en als zij zich daaraan onttrekt en
huilend wegloopt, zakt hy ineen.
Allang innerlyk ongelukkig, nu door
Hanne heelemaal van streek gebracht,
heeft Henschel hallucinaties.
Hij ziet in visioenen zyn eerste vrouw,
hy lijdt er onder dat hij tegenover haar
zyn belofte niet gehouden heeft; hö
voelt dat zyn leven vernietigd is, dat hy
aan de zyde van een nietswaardige meid
slecht geworden is en zoo gaat hij
weg en snydt zich de keel af.
Het zal een verheugenis zijn, Louis
de Vries, dien wy hier te zelden in zijn
groote rollen zien, den 15en November
de figuur te zien uitbeelden.
Heeft niet Gerhart Hauptmann, de
65-jarige, verleden Jaar den nu 56-Ja-
rige by zyn zilveren tooneeljubileum
met deze woorden gecomplimenteerd:
„Louis de Vries, dem Idealisten und
grossem Schauspieler, dem Pionier auch
des Deutschen Drama's der Gegenwart
in Verehrung und freundschaftlicher
Erinnerung".
Nog vernemen w!J dat de heer Leo
Straus den avond met een korte be
schouwing van Hauptmann's werk zal
inleiden.
die lang niet zoo dom was als hy er
uit zag en argwaan kreeg, toen hij het
zoogenaamde oude vrouwtje pijpjes zag
rooken het vermoeden dat zij
niet was waarvoor zij zich uitgaf, werd
zekerheid toen de veldwachter die den
Japanner dagelijks bespiedde, een Ja-
pansche vlag op zyn linker arm geta-
toueerd zag. Toen werd de man gear
resteerd en was weldra alles opgehel
derd.
Waar de kostbare steen gebleven te,
heeft nooit iemand geweten. Denkelijk
durfde de vader hem aanvankelijk niet
te gelde maken uit wees voor lastige
vragen en heeft hij hem later in het
water gegooid, om er af te wezen. Wie
er nog naar wil gaan zoeken, kan het
adres van de gele rots van mij krijgen.
Behoef ik nog te zeggen, dat de twee
broers trouwden met de twee meisjes en
dat de moeder om beurten by hen kwam
inwonen, het eerste halfjaar by den een
en het tweede halfjaar bij den ander!
De vriend en de neef gingen zooals zij
gekomen waren.
Tot myn spyt heeft geen van dé deel
nemers aan den wedstrijd precies den
uitslag weergegeven, maar daar beloofd
is dat de prijs en de premiën in elk ge
val zouden worden uitgekeerd, omdat
het wel zeer moeiiyk was precies te ra
den, hoe alles was toegegaan, deelen
wij mede, dat zes van de deelnemers
terecht hebben verklaard, dat het oude
vrouwtje den vader van de gele rots
heeft gegooid. Dit was de eerste en na
tuurlijk ook de voornaamste vraag.
De heer C. WTLLEBRANDS, Mole-
naerstraat 29„ die „het oude vrouwtje"
als de misdadigster aanwijst voegt er by,
dat de vader zich had verrijkt met het
geld der oude vrouw. Als wij voor „geld"
lezen „kostbaarheid", komt deze oplos
sing de waarheid het meest nabij, zoo
dat aan den heer Willebrands de prijs
van tien gulden wordt toegekend.
Mejuffrouw C. ANTONISSE, Roos-
veldstraat 51, gaf een veel beknopter op
lossing, doch wees het oude vrouwtje
als daderes aan en voegt er de veronder
stelling by, dat de daad geschiedde als
gevolg van een oude haat- of liefdes
geschiedenis en daar het eerste inder
daad het geval was wordt aan de>c in
zendster de eerste premie van vijf gul
den toegekend.
De tweede premie van vijf gulden
wordt toegekend aan den heer P. J. M.
VAN TETERING, Groote Markt, die
eveneens het oudé vrouwtje aanwees,
maar de motieven van de daad minder
Juist opgaf. Evenwel heeft hij zich
voor de oplossing zóóveel moeite gege
ven, dat de tweede premie van vijf gul
den hem eerlyk toekomt.
Nog drie andere inzenders hebben het
oude vrouwtje als daderes aangewezen,
maar in veel beknopter vorm.
Aan de drie overwinnaars is een post
wissel gezonden; als zij willen kunnen
zy er zelf een boek voor koopen.
En hiermee betuig ik aan allen die
aan den wedstrijd meewerkten, dank.
Zij hebben aangetoond, dat de fanta
sie en de romantiek in Grcoter Haarlem
nog niet verloren zyn gegaanDus einde
goed al goed. Maar voor den vader, die
van de gele rots werd gesmeten, ls het
jammer want daar zyn gele rotsen niet
voor. Gelukkig dat de Japanner veilig
in de gevangenis zit. waar men hem ook
niet verstaan kan, daar he; Japmsch
tot nu toe nog niet in een Enretecho
gevangenis (heb ik gezegd, dat hst
verhaal een Engelsclie roman was?) is
doorgedrongen.
FIDELIO.
Hoe de heer De Lange secretaris van
Haarlem werd.