HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 15 NOV. 1927DERDE BLAD LETTEREN EN KUNST. STADSSCHOUWBURG. EURYTHMIE-OPVOERING. Een paar «tanden uit de Eurythmie-opvoering van Zondag. Rudolf Stelner moge. gestorven zijn, zijn Ideeën leven in het Goetheanum voort en een ensemble uit Dornach in Zwitserland voornamelijk uit dames bestaande getuigde Zondagmiddag hiervan in onzen Stadsschouwburg op een in veel opzichten interessante Eurythmie-opvoering. Deze Eurythmie- opvoering werd ingeleid door een heer het programma vermeldde de namen der medewerkenden niet die ons het een en ander van Eurythmie mede deelde. Kunst zoo eel hy terecht moet voor zich zelf spreken en kan moeilijk „verklaard" worden. Zij kan nooit door het intellect maar moet door het ge voel ons ontroeren. Toch was een ver klaring voor een jonge bij velen nog geheel onbekende kunst als Euryth mie noodzakelijk. Danseressen bullen volgens den inleider hun persoonlijke gevoelens zichtbaar maken door den dans. Zij zullen vreugde, droefheid en geluk in hun bewegingen plastisch weer geven. Geheel anders echter is het bij de Eurythmie! .Eurythmie heeft Steiner gezegd „musz sein wie Mu- sik selber!" Men zal dus trachten een muziekstuk voor zich „plastisch" te la ten spreken. Men wil door bewegingen de onzichtbare, de innerlijke lijn van een muzikale compositie zichtbaar ma ken. Maar niet alleen van een muzikale compositie ook van een gedicht. De inleider beriep zich op Schiller, die heeft gezegd, dat hij voor het schep pen van een gedicht steeds een onbe stemde rhythmische golving in zich voelde. Hoe de dichter zijn vocalen en ook zijn consonanten naast elkaar plaatst komt bij de eurythmie in beweging en ook in kleuren tot uiting. Men zou dus kunnen spreken van een bewegings- symphonie. Een zeer belangrijk deel daarin zijn dikwijls de pauzes, die in de muzikale composities niet „gevuld" kunnen worden! En toch. van hoeveel beteekenis is soms de stilte der pauze. Wanneer na een geweldigen climax een pauze intreedt en daarna het orkest een nieuw thema inzet, dan is de stilte een integreerend deel van het werk. Wat gebeurt er al niet in die pauze! Eurythmie tracht dit plastisch te ver beelden. De rhythmische golvingen waarvan Sfchiller spreekt zoowel by muziek als bij gedichten zichtbaar te maken, dat is in hoofdzaak het doel der eurythmie. Er zouden op deze theorie wel eenlge kantteekeningen te maken zijn, vooral op wat de inleider van den gewonen dans in tegenstelling met de euryth mie zeide. Bij de gewone danseressen ik spreek hier natuurlijk uitsluitend van de kunstenaressen zullen de gevoelens van vreugde, droefheid, ge luk zichtbaar worden, omdat zij ook in de muziek, waarop gedanst wordt, hoor baar zijn. Een danseres, die droefheid in een dans plastisch wil uitbeelden zal daarvoor een adagio of een largo uitkie zen, terwijl in het allegro het bleek dezen middag wel heel duidelijk in de 3 gedanste allegro's na de pauze ge voelens van vreugde en geluk door gaans tot uiting zullen komen. Ook bij den gewonen dans zullen de bewegingen wanneer althans goed gedanst wordt adequaat zijn aan die, welke in de muziek leven. De muziek zal de dan seres inspireeren tot het zichtbaar ma ken van gevoelens van geluk, vreugde of droefheid! Ook by een danseres als La Argentina de priesteressen van de Eurythmie zullen misschien het hoofd schudden „zijn de bewegingen als de muziek zelve". Alleen de muziek is min der „geestelijk" de dans daardoor zin nelijker. Het was wel opmerkelijk, dat het slotnummer bij de Eurythmie-opvoering verreweg het meeste succes had. Wan neer dit nummer was aangekondigd als „jong geluk" of „vreugde" inplaats van louter met „alegro van Vivaldi", dan zouden wij aan niets gemerkt hebben, dat hier een priesteres van de Euryth mie danste. Het was een gewone dans, en deze boeide alle theorieën ten spyt het meest, omdat hij het persoonlijkst en het meest spontaan was. Toch kwam het essentieele verschil tusschen gewonen dans en de eurythmie op deze opvoering wel sterk tot uit drukking. Bij de eurythmie beluistert men als het ware de muziek en zij tracht er geheel één mee te zijn. Zij wil het muziekstuk of het gedicht plastisch vorm geven en nauwkeurig in zijn rhythmische golvingen volgen niet door één danseres, maar. wanneer dit noodig is bijvoorbeeld bij een kwartet door meer danseressen, die ieder op zich zelf de innerlijke lijn van elke stem of elk thema zichtbaar maken. Zoo gaf in de inleiding van een orgelconcert van Friedeman Bach op piano ge speeld een danseres in haar bewe gingen de lijn van het hoofdthema aan, terwijl de andere stemmen in ryhtmi- sche bewegingen en golvingen door 4 daarom heen bewegende danseressen werden zichtbaar gemaakt. De bedoe ling der eurythmie kwam in dat werk het meest uit en was het best ge slaagd in de oplossing van het slotac- coord dat door deze kunstenaressen zeer suggestief en mooi werd uitge beeld. Met waardeering voor veel van wat er gegeven werd, ging het dansen der ge dichten tegen mijn persoonlijken smaak in. Misschien ligt het aan mij. ben ik nog niet genoeg „ingewijd", wat van iemand, die deze kunst voor het eerst ziet, ook moeilijk te verwachten is, maar al die „bewegingen" en „golvin gen" op het tooneel met de wisselende kleureffecten, hebben bij mij geen mo ment den indruk van het gedicht ver sterkt of ontroering gewekt. Integen deel, de eurythmie leidde bijna voort durend de aandacht van het gedicht af! In één opzicht was dat niet zoo erg, om dat de gedichten zonder uitzondering slecht wérden gezegd. Werkelijk hinderlijk vond ik de eurythmie bij de rei uit Vondel's Luci fer. Men vroeg zich af, wat al dat be wegen en door elkaar golven eigenlijk moest en vergat er Vondel by. Bij het „Marchen von der grünen Schlange und der schonen Lilie" was dit nog erger, want het was ook plastisch met die aldoor kronkelende slang alles behalve mooi en daarbij zeer ver moeiend! Het sprookje werd door de muziek van Jan Stuten en de eurythmie tot een soort hocus pocus dat ons aller minst in de wereld der fantasie voerde. Hoe de musici tegenover deze bewe- gingssymphonieën staan? Ik vermoed, dat dit zeer afhankelijk zal zyn van him subjectieve opvattingen. De heer Zagwijn schreef er zeer enthousiast over en ik sprak Zondag in de pauze een toonkunstenaar, die zich in bijna even geestdriftige bewoordingen uitte. Maar ik ken ook musici, die geërgerd heengaan, zoodra zy Bach plastisch zien verbeelden. Ik vrees, dat ook dezen - zooals ik bij de gedichten - hun bezwa ren zullen hebben tegen de Eurythmi- sche aanvulling der muziek! De aan dacht van de muziek wordt bij al dat bewegen afgeleid, de muziek komt op het tweede plan, vooral wanneer zy zoo onvoldoende wordt uitgevoerd als Zon dagmiddag. Men moet deze kunst „on dergaan" zullen de aanhangers van de eurythmie waarschijnlijk zeggen, maar ik merkte wel, dat het voor velen zoo iets als een„charade en action" werd. Eerst in de drie allegro's na de pauze, die telkens door éeil dame gedanst wer den en waarin de bewegingen waarlijk adequaat waren aan de muziek en de dans „wie die Mus ik selber" werd, kwam de volle waardeering, al trof het mij, dat de zelfde bewegingen bij allen tel kens terug kwamen. Alleen de laatste danseres toonde een bepaald persoonlijk talent en had daarom waarschijnlijk ook het meest succes. Er was voor deze Eurythmie-opvoe ring tamelijk veel belangstelling, vooral van den kant der leden van „Kunst aan het Volk" En de bijval was zooals ik reeds schrec-f aan het slot groot. J. B. SCHUIL. NUT VAN HET ALGEMEEN. FRANS HULLEMAN. Een oud heer, die reeds naar het „Nut" ging, toen ik nog in den korten broek liep en op zuurballetjes zoog, zeide mij gisteren na afloop van den Nutsavond in den foyer van het Concertgebouw: „Dat was nu eens een ouderwetsche Nutsavond!" En ik vermoed, dat hij dit als een loftuiting bedoelde. Toch meen ik, dat Frans Hulleman, een schrijver van talent en een artist, die ook door zijn relaties in tooneelkringen mid den in dezen tijd staat go.jd zal doen naar beteren lof te dingen. Een pro gramma als hy hier gisteren gaf, moge boertjes in Grypskerk of Arum voldoen, in een stad als Haarlem verwachten wy iets anders en iets beters. Toevallig kreeg ik een programma on der oogen van een voordrachtavond, welken Henri Dekking gisteren in een ander zaaltje van hetzelfde gebouw gaf, maar daarbij viel de „allerhande", die Hulleman ons bood, wel heel erg af. Rij melarijen van Mr. Kamp en de „Koek- baas" kunnen er toch werkelijk op een Nutsavond niet meer mee door. Heel het programma was wel erg aan den popu- lairen kant en blijkbaar berekend voor een publiek, dat niet veel gewend is. Een ouderwetsche Nutsavondheel juist! De lange Gouwenaars, de koffie kannen en de koek en na de pauze „het glas wien" ontbraken er al leen nog maar aan. Voor den voordrager bood dit pro gramma allerminst de gelegenheid te toonen, wat hij in zijn mars had. Kunnen wij eigenlijk wel van „voordra gen" spreken? Het was alles zonder pretentie, eenvoudig, zonder mooidoe nerij, maarook wel heel erg mono toon. Van een humoristisch Falklandje als Monna Vanna is toch werkelijk wel iets meer te maken! Behalve aan een ouderwetschen Nutsavond, dacht ik gis teren nog aan iets anders uit mijn jeugd: de leesmiddagen op school, wanneer „meester" voor de klas ging voorlezen! Dat was altijd weer een feest! Wij von den, dat de onderwijzer prachtig las en wy zaten liever te luisteren naar leuke verhaaltjes dan dat wij rekenden uit Boeser of onze hersenen suf dachten over het gewichtige probleem, of beren schulden met 1 dan wel met 2 ee's geschreven moest worden. Maar ik ben nu helaas geen kind meer en dit leesuur kwam niet in ver vanging voor rekenen of Nederlandsche taal! Is het dan te verwonderen, dat ik er eenigszins anders tegenover sta? Ik hoop den heer Hulleman later eens in een beter programma, dat meer gele genheid biedt zijn talent als voordrager te beoordeel :n. te mogen hooren. J. B. SCHUIL, MUZIEK. MANDOLINECLUB „CON AMORE" Dat dit ensemble onder by uitstek muzikale en kundige leiding staat bleek wek direct uit het pittig gemusiceer van het clubje in een marsch van R. Ca- sado en een wals van Lindsay-Theimer, de eerste twee nummers van het pro gramma. Er werd werkelijk „con amo- re" op los gespeeld, stevig in de maat, goed van samenspel, en met een muzi kaliteit die onbeteekenende muziek nog eenigszins belangrijk maakt. Mogen bij grooter ledental deze kwaliteiten be waard blijven! De voorzitter, de heer J. J. Kouz drong in zijn openingswoord terecht op grootere belangstelling voor deze neutrale vereeniging aan, zoodat de door hem geuite wensch om in de concertzaal een uitvoering te geven, dan vervuld zou kunnen worden. Doch het gezellige zaaltje van „Musis Sacrum" voldeed ten zeerste voor dit intieme soirée. De aandacht werd tusschen de nummers in bovendien nog gaande ge houden door eenige vroolijke stukjes, ge speeld door „Het muzikale Trio", ter wijl tevens voordrachten werden gehou den. „Con Amore" maakte dus een goe den indruk en zij kan haren conscien- tieusen directeur, den heer Jac. F. Bouwer, daarvoor dankbaar zijn. Hoe mooi rhythmisch werd b.v. „Marche Es- pagnole" van Joh. B. Kok vertolkt. Heel goed werden ook „Fantasie Rhap- sodie" van laatstgenoemden componist en „Mondnacht aüf der Alster" van O. Fetras uitgevoerd. Doordat het groepje tokkelaars slechts twaalf leden telt, klonken sommige passages en melodieën erg mager. Grootere belangstelling en daadwerkelijk toetreden als lid is dus zoowel noodzakelijk als welverdiend. Het programma werd wat traag afge werkt, ook duurde het stemmen steeds lang, doch dit laatste had zuiver spel tengevolge. Overigens een welge slaagde avond, die besloten werd met een bal. PIET MöHRINGER. HARMONIE VEREENIGING WILLEN IS KUNNEN CONCERT IN DE GEM. CON CERTZAAL Willen is Kunnen gaf Zaterdagavond haar zustervereenigingen te dezer stede een lesje wat de samenstelling van een concertprogramma betreft. Deze alinea houdt tevens een compliment in voor den nieuwen dirigent W. Oosterveld aan wien die samenstelling wel overgelaten zal zijn. Waar een muziekvereeniging zich toch in de eerste plaats beoefening der muziek tot taak stelt, mag men redelij ker wijze verwachten dat de door haar gevraagde medewerking ook een uitslui tend muzikale zal zijn en niet één welke tot het café-chantant-genre behoort. Dit eerste was hier het geval en men had zich de medewerking verzekerd van het Zandvoortsche Dubbel gemengd kwartet dat ook onder de leiding staat van den heer Oosterveld. De heer Oosterveld. voor mij een on bekende, is een dirigent aan wien de dilettanten zich veilig kunnen toever trouwen; zijn directie toch is kalm en duidelijk. Ook geeft hij zijn muzikanten muziek welke geheel in hun macht ligt en hun dus niet over technische moeilijkheden doet struikelen. En wat wel het voor naamste van dezen avond was, was de merkbare vooruitgang van dit kleine clubje instrumentalisten. Stemming, nuanceering. samenspel en rhythmiek waren meestentijds de goede kwaliteiten van deze uitvoering; klank gehalte moet nog heel veel winnen voor namelijk bij het hout. Den heeren houtblazers zij dan ook aanbevolen maar v,eel lange tonen te blazen waarmee tevens de adembeheer- sching zeer gebaat is. Meerdere belangstelling had Willen is Kunnen wel verdiend, de zaal was slechts door hoogstens een paar hon- ,derd personen bezet. Zandvoortsch dubbel gemengd kwar tet zong verdienstelijk eenige num mers; een andere opstelling, n.l. de heeren achter de dames,«zou althans in onze concertzaal het ensemble zeer ten goede zijn gekomen. Bij ernstige studie zal dit kwartet in de toekomst wel wat kunnen bereiken. In ieder geval bracht het op dezen avond een aangename afwisseling. K. H. ®"NRF"r*OFF. ARBEIDERS-MANDOLINECLUB „APOLLO". Deze bloeiende en goed vooruitgaande vereeniging gaf een uitvoering in het gebouw van den Protestantenbond en mocht zich in overgroote belangstelling verheugen. Eerst liet de onderafdee- ling „Jong Apollo" zich hooren. Hoewel het spel over het algemeen iets droog's had, speelden de jonge muzikantjes toch heel aardig en technisch verdienstelijk. Een verrassing was de uitvoering door Apollo" van arrangementen van een „Preludio" uit de achtste sonate van A. Corelli en van een „Lied ohne Worte" van Mendelssohn. Hoewel de middelen van uitdrukking voor meer ernstige muziek gebrekkig zyn, is het toch prijzenswaardig dat naar een hooger kunstpeil gestreefd wordt, mits vooral niet verder dan tot de hoogte van dergelijke werken ge grepen wordt. Meer dan met zyn com posities bewyst de directeur, de heer Joh. B, Kok, hiermede zijn goeden wil tot veredeling der mandoline-muziek uitvoeringen. In genoemde werken kwa men vele muzikale momenten voor; tevens vielen de goede nuanceering en klankkleur op. In een door den heer Kok gecomponeerde suite kon ik het vermelde „Fugato" niet ontdekken. Op verzoek werd de door mij meermalen besproken „Meifantasie" van den com ponist-directeur wederom uitgevoerd. Als solist trad hedenavond de violist Boris Lensky op. die, het zij gezegd, mij hevig teleurstelde. Zijn programma be stond slechts uit arrangementen, alle overbekende succesnummers, en eenige „bescheiden composities van eigen hand", zooals deze violist verklaarde. Op soms hinderlijk sentimenteele wijze hoor den we o.a. .Nocturne" van Chopin i bewerkt door Pablo de Sarasate). „Danse Espagnole" van Granadoz (be werkt door Kreisler), en een wiegeliedje, ik meende van Mozart (de violist deelde mondeling het programma mede wegens het niet altijd voor sommige stukken gedisponeerd zyn). De begeleiding door mevr. Blitz was wat bleek, maar volg zaam. Tot de vele kunstjes om van suc ces verzekerd te zyn, behoorden de door den violist overdreven nuances en tempo-schakeeringen, glissando-porta- nienti, flageolettonen enz. Hy heeft een mooien toon, speelt zuiver eu technisch riet onverdienstelijk. Minstens één goed stuk toch had hij met deze capaciteiten kunnen uitvoeren. De twee composities van hemzelf- waren een serenade, die weinig verschil toont met een mij be kende serenade van G. Pierné, en ,J.a Fontaine Fantastique". De heer Boris Lensky vertelde hiervan o.a. dat wij ons een fontein moeten voorstellen waar door gekleurde electrische lichtjes (sic!) schijnen. Het werkje bestaat uit eenige holle phrasen, die mij geen impressie van het licht a.ls wonder of schoonheid gaven. Ik hoor dan liever een eerlijke fantasie over het aloude recept van het* maanlicht en de twee gelieven! Treurig is het dat in sommige gevallen de kun stenaars aan den smaak van 't publiek moeten „oegeven, maar tegenover een dergelijk vertoon kan geen of slechts arrogante critiek geplaatst worden, on danks alle voorgenomen welwillend heid. PIET MöHRINGER. EEN NIEUWE NED. OPERA. Daniel Ruyneman werkt aan het laatste bedrijf van „de Gebroeders Ka- ramazow" van Dostojewski. Het werk zal nog dit seizoen gereed komen. STADSSCHOUWBURG. De Blauwe Vogel van het geluk. DE HOND. Ook Maandagavond werd deze voor stelling dank zij het onvergetelijke spel van Else Mauhs, een succes. De schouw burg was niet uitverkocht. Waarschijn lijk omdat de twee voorstellingen te kort elkander volgden. Na de uitvoerige recensies behoeven wy hier niet veel meer aan toe te voe gen. Inderdaad: „Else Mauhs schonk puur genot met een enkelen zin als: „Ik hield nog het meest van het Licht!" of „Als een van u allen hem mocht vinden, wilt u hem dan aan ons teruggeven? Wy hebben fcem noodig voor ons geluk!" HET SUIKER. wy nemen deze gelegenheid te baat om nog twee geslaagde teekeningetjes van mej. v. d. Willigen af te drukken. De verbeelding van Suiker, en de perso nificatie van den hond. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel Migraine misselijkheid, schemeren voor de oogen, duizeligheid en ten slotte hevige pijnen aan de slapen. Onmiddellijk 1-2 .As^is'to- Tabletten want zij verlossen u spoedig en zeker van al die ongesteldheden. Bovendien zijn zij volmaakt on schadelijk. Men eische echter steeds de orlgineele verpakking „58oys\", ken baar aan den oranje band en het Bayerkruis. NICO GERHARZ In „Morks Magazyn" van November is de karakterschets door H. G. Cannegieter dezen keer gewyd aan Nico Gerharz. De schrijver vestigt er de aandacht op dat het het tragische is in een le ven als dat van Willem Royaards of Nico Gerharz, dat ze als kunstleider 90 pet. van hun geestkracht moeten verspillen aan organisatorisch-finan- cieel getob en geploeter. Gerharz, militante figuur en onver saagd stryder, heeft er tenslotte den brui van gegeven. „En ik," aldus de heer Cannegieter, „die van naby zyn eerbiedwaardigen arbeid als popula- risator van goede muziek onder het Ne derlandsche volk heb gadegeslagen; die vaak ontroerd ben geweest door de overstelpende erkentelykheid, waarmede een ontvankelijk gehoor uit alle geledin gen der gemeenschap hem spontaan be dankte voor het geschonken genot; die besef, welk een onverwoestbaar optimis me en innerlyk gefundeerd indeallsme een zoo prachtig stuk volksopvoeding belichaamt, heb een dergeiyke catastro phe zoo iets beschamends gevonden voor den stand van onze cultuur, dat ik den populairen dirigent heb gevraagd, my in de gelegenheid te stellen, door een schets van zyn persoon en zyn levens arbeid den lezer te doen gevoelen, wat de kunstenaar voor de gemeenschap be- teekenen kan." Dan volgt een schets van Gerharz' loopbaan: eerst leerling-stafmuzikant te Arnhem, spoedig onderkapelmeester. Op 32-jarigen leeftyd kapelmeester van de stafmuziek te Batavia. Hier kon hy zijn sociaal-paedagogische talenten ver der ontplooien en menschen die het kunne* weten, erkennen dat het kracht dadig ingrypen van den bezielden or ganisator een ommekeer ten goede heeft gebracht in het muziekleven ln Ned. Indië. In 1909 werd hy tweede, in 1914 eerste luitenant. Een geweldigen arbeid heeft Gerharz in Indië gepresteerd; zyn ijzersterk ge stel bleek tegen de vermoeiende dagtaak in het tropische klimaat bestand. By zyn 25-jarig jubileum te Bata via werd hy op waarlyk grootsche wijze gehuldigd. De opvoeding van zijn kinderen noop te hem in de oorlogsjaren naar Hol land te komen. Eerst was hy twee en een half jaar koordirigent te Apeldoorn; ln 1920 kwam hy te Haarlem, waar hem een nieuw en vruchtbaar arbeidsveld wachtte. Uitvoerig wordt dan verder ge schetst wat Gerharz voor Haarlem is geweest en met welke moeilykheden hij hier te strijden had. Gerharz kan, zoo eindigt de heer Cannegieter. nu hy voor het muziek leven in ons vaderland is 't te hopen: slechts tydeiyk zyn loopbaan heeft afgebroken, het getuigenis herhalen, waarmede Gustav Mahler vóór 20 jaar afscheid van de Weensche Opera heeft genomen: „Ik heb het goed gemeend. Mijn doel heb ik hooggehouden.' NIEUWE UITGAVEN. i.Db Viool" door W, C. Th. Haarman. By A. W. Sythoff's Uitgevers My. te Leiden is verschenen: ,.De Viool", be knopte handleiding voor den aankoop, de verzorging en het onderhoud, door W C. Th. Haarman. Het boekje bedoelt te zyn een hand leiding by de aanschaffing van instru menten en verdere benoodigdheden. Van het boekje mag gezegd worden, dat het in een behoefte voorziet daar het gebied der instrumentenkennis een ter rein is, dat voor het grootste deel der bezitters van instrumenten volkomen braak ligt. Achtereenvolgens worden behandeld de onderd:elen van ds viool en de func ties pr van. Verder wordt veel wetens- 1 waardigs medegedeeld over de keuze van het instrument de viool in den loop der eeuwen en de wijze waarop men kan toetsen of de toestand, waarin een viool verkeert goed is. Voorts worden nog behandeld de snaren, de sourdine en de strijkstok. Eenige teekeningen verduidelyken den tekst. CARRY VAN BRUGGEN. Wy herinneren nog aan de lezing die Carry van Bruggen morgen. Woensdag avond, in het gebouw van den Protes tantenbond zal houden. Zij zal spreken over haar nieuwe boek „Eva" en hoe het ontstaan is. Toen Carry van Bruggen elders haar voordracht gehouden had, schreef de N. Rott. Ct. aan het slot van het verslag: „Een welsprekende stilte na het ein de der lezing, door toejuichingen ge volgd, getuigde van de begrijpende aan dacht der toehoorders". MUSEUM VOOR PALESTINA. AANBOD VAN ROCKEFELLER. Rockefeller heeft blykens een Reu- ter-bericht uit Jeruzalem het gouver nement van Palestina twee mülicen dollar aangeboden voor den bouw van een museum, dat binnen drie jaar zal moeten voltooid zyn. Men verneemt dat het aanbod ls aanvaard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9