HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
FLITSEN
FEUILLETON
VERMIST
STADSNIEUWS
DONDERDAG 22 DEC. 1927 VIERDE BLAD
No. 3717
DE BRANDVERZEKERING EN WIJ.
DE BRANDVERZEKERING IS AVONTUURLIJK „BIJ MIJ KOMT
TOCH GEEN BRAND!" GOEDKOOP IN BRANDVERZEKERING DUUR
KOOP WAT BRANDASSURANTIE EIGENLIJK IS DE GROOTE
CONCURRENTIE IN NEDERLAND WEL STAATSTOEZICHT, GEEN
STAATS- OF STADSVERZEKERING GEWENSCHT.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1084
MOEI! IJK BESLUIT
Vt,CL
-LLJJ
Wanneer moeder je naar boven heeft gestuurd
om een zakdoek voor haar te halen en je ziet in
de la een pakje liggen dat vast voor je verjaar
dag is. De verleiding is groot, zul je of zul je niet?
(Nadruk verbode»)
De tarieven van de levensverzekering
berusten op tabellen, die opgemaakt zijn
naar de sterfgevallen, waargenomen in
een langen lijd onder een groot aantal
menschen. De verzekeraar, die zich daar
niet aan houdt, kan door toevallig gun
stige omstandigheden een tijd lang blij
ven bestaan, maar ziet op den duur zijn
onderneming zeker bezwijken. Dit is de
reden, waarom de tarieven voor levens
verzekering gewoonlijk niet veel verschil
len.
Met de brandverzekering is dat heel
anders. Daarvan bestaan nu eenmaal
geen wiskunstig? opgemaakte tabellen en
die kunnen ook niet bestaan, omdat na
perioden van weinig brand andere met
veel rampen kunnen volgen. Veel zwaar
onweer in een heeten zomer, ongewone
natuurverschijnselen (de bekende aard
beving te San Francisco die de aanlei
ding tot talrijke branden was) en vooral
een tijdperk van tegenspoed kunnen
daarop een ongunstigen invloed uitoefe
nen, want het spreekt van zelf. dat per
sonen die in moeilijkheden verkeeren er
eerder dan anders toe zullen komen den
roeden haan op het dak te zetten om de
verzekeringspennir.gen machtig te wor
den.
Uitkeermg wegens brand is dus expe
rimenteel, dat wil zeggen proef ondervin-
ilijk en daarmee wordt verklaard, hoe
het mogelijk is. dat een brandverzeke
ring-maatschappij het eene jaar goede
winst kan maken en het andere jaar
geen cent verdient. Maar de brand-
assurantie geeft ook aanleiding tot
luchthartigheid en avontuurlijke poli
tiek, bij de verzekeraars en bij de ver
zekerden, namelijk b;:, de vaststelling en
de aanvaarding van de premie De opti
mistische assuradeur kan de te betalen
schade licht tellen en. daarnaar zijn
premie inrichtende, zijn concurrent over
troeven, die zijn aanstaande verplichtin
gen w3t zwaarder opvat; de verzekerde
van zijn kant is veelal geneigd, te zoe
ken naar de laagst mogelijke premie en
zichzelf voor buitengewoon handig aam
te zien. wanneer hij alweer een goea-
kooper adres gevonden heeft. Als hij zich
de moeite gaf. even wat te denken, dan
zou hij tot een andere conclusie komen
ai den ar.ergoedkoopsten verzekeraar
Juist wantrouwen, om de eenvoudige re
den. dat de verzekeraar toch geld moet
bezitten, om het in geval van schade
aan hem te kunnen uitkeeren. Dat geld
moet hij verzamelen uit de premiën en
wanneer deze al te laag zijn. kan de
verzekerde, indien liij brand krijgt, op
een vlotte en ruime vergoeding natuur
lijk niet rekenen.
Ik geloof inderdaad, dat deze een
voudige waarheid nu en dan wel eens
bij hem opkomt, maar de verzekerde is
geneigd, die overweging te verjagen met
twee drogredenen, die veel algemeener
*ijn. dan men wel denkt. De eene is
bij mij komt toch geen brand.
Deze geruststelling put hij dan uit de
Voorzichtigheid, waarmee hij en zijn
gezin met vuur en licht plegen om te
gaan. „Petroleum", zegt hij. „heb ik niet
in huis. niemand in mijn gezin gpóit
een lucifer waaraan nog vonken kunnen
ritten, weg zonder te zien waar ze be
landen. Nooit ga ik na2r bed, of ik kijk
als huisvader behoorlijk knippen, sloten
en kachels na; bij mij kunnen gaskraan-
tjes in den nacht niet blijven openstaan
noch stekkers in een stopcontact onver-
broken blijven". Hij zal bij den soliden
verzekeraar dus een goed risico heeten.
Maar kan er daarom bij hem nooit
brand ontstaan? Wie dat durft zeggen,
is roekeloos. Hy leeft toch niet alléén, in
de maatschappij! Zijn buren kunnen
veel minder voorzichtig zij" dan hij en
hem dus brand aandoen. De loopjon
gen van een leverancier kan een lucifer
of het stompje van een cigaret laten
vallen in een hoopje prullen of tegen
een wapperend gordijntje: tegen hemel
vuur is hij nooit beveiligd en een samen
loop van omstandigheden, buiten zijn
wil, kan by hem ontploffing of brand
teweeg brengen.
Niemand kan dus met recht en reden
verzekeren: „ik krijg geen brand". Die
wordt hem vaak door anderen aange
bracht.
Komt dit inzicht hem in zijn gerust
heid plagen, dan dient hij zichzelf een
anderen zoethouder toe: „Voor mijn
boeltje heeft de maatschappij
in elk geval nog geld genoeg.
Naar het Duitsch van
F. ARNEFELDT.
Vertaald door
JAC. VAN EMDEN.
10)
Hy deel de huisdeur dicht en bracht
Forberg naar de helder verlichte woon
kamer. waar hij hem een stoel toeschoof.
Teen wilde hij weer aan den maaltijd
gaan, bedacht zich echter, bleef staan
en zei;
Je eet naturulijk mee, Gustaaf;
een oogenblikje, dan zal ik een bord,
mes en vork voor je halen.
Maar Forberg weerhield hem. Ik
dank u wel. meneer Gabler. Laat ik u
niet storen, ik heb van buiten al gezien
dat u aan tafel was.
En je er zeker over veiwonderd
dat Ik mei onbedekte ramen eet, zei
Gabler lachend.
Inderdaad, ik zou dat by voorkeur
niet doen, antwoordde Forberg, die er
door een onverklaarbare verlegenneid
cdet toe kon komen, dadelijk het doel
yan zijn bezoek te noemen.
Maar hij is immers de eenige verze
kerde niet. Eenige honderde of duizen-
de of tlenduizende andere verzekerden
redeneeren precies zoo. De maatschappy
moet ook voor brand in hun bezittin
gen geld hebben, om de schade te ver
goeden. Hoeveel menschen dezelfde re
deneering volgen, weet de verzekerde
natuuriyk niet. Hy weet trouwens in het
algemeen weinig of niets af van de
maatschappy of de maatschappyen, die
het risico voor zijn brandgevaar op
zich genomen hebben.
Is hy verzekerd op een eigen polis van
één maatschappij, dan kan hy nagaan
of zy een soliden naam heeft en daaruit
concludeeren, of zy ook hem ingeval
var. schade, die behoorlijk vergoeden
zal. Bezit zij een behoorlijke reserve, des
te beter. Uit de reputatie van de maat
schappy kan hy afleiden, dat zij haar
herassurantie fde afwenteling van een
deel van het risico op andere maat
schappyen) verstandig, dus voorzichtig,
behandelt.
Mogelijk is hij door een makelaar op
beurspolis verzekerd. Beurspolis wordt
vaak beschouwd als een tooverwoord. in
werkelykheid is zy natuuriyk niet an
ders dan een stel voorwaarden, onge
twijfeld met zorg samengesteld, maar
die op zichzelf geen waarborg geven van
een goede regeling ingeval van schade.
Die hangt enkel en alleen af van de
maatschappyen. welke de beurspolis
hebben onderteekend. Hun degeiykheid
te controleeren is in den regel voor
den verzekerde niet mogelijk, vooral niet
wanneer het buitenlandsche maatschap
pijen zyn, die aan zyn gezichtskring
ontsnappen. Een bezwaar kan het ook
wezen, dat die verschillende maatschap
pijen alleen aansprakelijk zyn voor het
bedrag, dat zü op zich genomen hebben
en niets meer.
Natuurlijk kan men de scheidingslijn
niet aldus trekken- de eigen polis van
een maatschappij is goed, de Beurspolis
deugt niet. De eerste kan wegens a!
te straffe bepalingen mceten worden
ontraden, de andere, gesleten door een
voorzichtige© makelaar, aanvaardbaar
zyn. Mijn betoog heeft dan ook in
hoofdzaak de strekking dat het jagen
naar de laagst mogelijke premie niet in
het voordeel van den verzekerde is.
Natuurlijk gaat in het algemeen ieder
een naar ds goedkoopste markt. Kan hy
een artikel in winkel A. voor een gulden
krijgen, dan koopt hij hetzelfde artikel
niet in winkel B. voer een gulden tien.
Maar een brandverzekering is niet een
voorwerp, dat over de toonbank wordt
aangereikt De brandpolis is een wissel
op de toekomst, die in het geheel niet,
of op korten termijn of na langen tiid
kan moeten worden ingelost. De premie
moet dus rekening houden met veran
derende toestanden, met ongunstige
tijden die zich in het brandverzekerings-
bedrijf kunnen voordoen. Daarom moet
zij een zekere ruimte overlaten, een spe
ling. die niemand vooraf kan bepalen,
maar niettemin nooóig is. Hoe zou zich
ce verzekerde gevoelen wanneer hij in
geval van brand, om schadevergoeding
by zUn assuradeur komende, van dezen
moest hoor en: ',.gü hebt my een te lage
premie betaald, gy cn uw mede-ver
zekerden. ik kan u dus de geleden
schade niet vergoeden!"
Natuurlijk weet ik wat hij zeggen zou:
„gy hebt voor die lage premie de scha
devergoeding op u genomen, ik eisch
dus, dat gy daaraan voldoet".
Terecht. Maar hier komen wij weer
terug op de premie en meteen op dc
vraag, wie er de schuld van zyn, dat
de premie vaak te laag is: de verzekerde
of de verzekeraar.
De eerste is daarby zeker niet on
schuldig. Het aantal maatschappyen.
binnen- en buitenlandsche. dat in Ne
derland naar brandverzekering streeft,
is meer dan vijfhonderd. Naar my ver
zekerd is zyn er in ons land meer maat
schappijen dan in een veel grooter land
dan Engeland of Duitschland. Niet in
verhouding, maar letterlijk. Daardoor
bestaat in ons land op liet gebied der
brandverzekering een groote concur
rentie. De verzekeraar kan als con-
De gustibus non est disputandurn
(over den smaak valt n'et te twisten"*
zooals wy latinisten zeggen, merkte do
apotheker op. Tegenover den zoon van
zyn vriend hing hy gaarne den geleer
de uit. Hy kneep zyn kleine, bruine oog
jes halfdicht en zei: Ja, wat zal. ik
je zeggen, ik ben door het jarenlange
leven in de kleine stad dat nu eenmaal
zoo gewend. Ik sou niet zoo opgesloten
kunnen zitten. En waarom ook? Wat ik
doe, mag iedereen zien. Maar waarom
eet je niet mee? Ik heb uitstekende
ham; je weet, die kryg ik altyd var.
buiten. Wacht maar even.
Hy wilde gauw de kamer uitlooper.
maar Fori erg hield hem opnieuw tegen.
Doe toch geen moeite, meneer Gabler
ik zal werkelijk niet mee-eten.
Dat is zeker, omdat ik het zelf
moet halen; ja. ik heb vandaag geer.
hulp. Aurelie is op reis. zooals je weet
daarom stel ik je komst dubbel op prijs
Hy knipoogde den jongen man schalks
toe. terwyi hy hem een slag op den
schouder gaf. En Lore is vanmiddag
doodziek van de markt teruggekomen
Zy heeft haar gewone migraine en ligt
boven op bed. dat duurt altijd zoo'n vier
en twintig uur. Maar dat hindert niet. ik
help mezelf, ik ga even een flesch roo-
den wyn halen.
Biyf toch, meneer Gabler, ik kan
op het oogenblik werkelijk niet eten of
drinken, viel Forberg den spraakzamer.
r eurrenttemidde! de verzekering- „gij zuR
bij schade op een rovale regeling kunnen
rekenen", niet gebruiken. Dat werkt niet
op de verbeelding van den verzekerde,
die de schouders ophaalt en zegt; „mis
schien komt dat nooit voor. in mijn
heele familie heeft nog nooit iemand
brand gehad". Maar de premie is zicht
baar en tastbaar. D'.c komt ieder jaar
weerom. Als die lager kan dan is er
wat gewonnen.
Dus moet de verzekeraar het wel zoe
ken In de premie. Dc vraag wie nu wel
de hoofdschuldige is; de verzekeraar of
de verzekerde is van geen belang, zy
dringen elkncr. Maar het leidt tot ver
keerde dingen. De makelaar in assuran
ties kan er door genoopt worden tot ver
vanging van solide maatschappyen op
de polis door minder deugdelijke, de
verzekerde zal zoo bij dat al opmerkt,
de beteekenis daarvan veelal niet be-
grypen. Het groote en algemcene ge
vaar is die neiging naar lage premie,
waardoor maatschappijen die straks tot
schaderegeling worden geroepen, zullen
komen tot chicanes, om er voor zoo wei
nig mogelijk van af te komen. De win
nende hand is mild. ook in het verzeke
ringsbedrijf. Het armelijke bodry' zoekt
uitvluchten, om aan zyn verplichtingen
te ontkomen. Deze waarheid gaat ook
buiten het assurantievak op.
Ik heb eens iemand hooren zeggen,
toen de maatschappij, by wie hy verze
kerd was, een dividend van 25 procent
uitkeerde: ,nu kan er wel wat van de
premie af". Hy had moeten zeggen: „wat
een geluk, als er bU mij eens wat ge
beurt. heb ik kans op een ruime schade -
regeling!"
Is het niet wonderlijk? Dezelfde man,
die aan zijn besten vriend zyn fiets niet
zou willen leenen, uit vrees, dat er
krassen komen op het lak. vertrouwt
luchthartig de brandverzekering, die
zijn heele hebben en houden kan ver
tegenwoordigen. toe aan den eerste den
beste en ziet in den laagste den beste.
Logisch zou het zyn. wanneer hy aan
dezen man ten antwoord gaf: „wanneer
u lager is dan leder ander, dan geeft li
my geen waarborg genoeg."
Daaruit te concludeeren. dat de stad
of de staat voortaan de brandverzeke
ring maar op zich nemen moet
(zooals tegenwoordig herhaalde-
ïyk gedaan wordt) zou natuur
iyk onjuist zijn. Wee ons, wan
neer er stoeten van ambtenaren op ons
losgelaten werden, die wy zouden moeten
betalen de brandpreniie zou duurder
worden dan noodig is en ook dat moet
voorkomen worden.
Wee ons ook. wanneer de schadere
geling geschieden moest door ambte
naren. benauwd om af te wijken van
stroeve reglementen en voorschriften
hier heeft het particulier bedrijf, der
van geven en nemen weet, verre de
voorkeur.
Wee ons eveneens, wanneer in po
litieke lichamen de politiek invloed
zou kunnen krijgen op premie en
schaderegeling.
Maai dat eenig toezicht van den Staa
op het bedryf nuttig zou wezen is
ook zeker. Al moesten buitenlandsche
maatschappijen maar een waarborg
van een paar ton storten, zoodat de
kleinste vluchtten en de sterkste over
bleven!
Dit vormt evenwel-de hoofdzaak- nie*.
Het voornaamste Is en blijft:
de verzekerde die naar de laagste
premie jaagt, benadeelt zichzelf.
J. C. P.
GEM. LABORATORIUM
VOOR PATHOLOGISCHE
BACTERIOLOGIE.
INSTRUCTIE VOOR DEN
BACTERIOLOOG.
Toen in den Raad aan dc orde was
dc behandeling van d" onlwerp-instruc-
tiën voor den bacterioloog aan het ge-
ineentelyk laboratorium voor patholo
gische bacteriologie, werden verschil
lende amendementen ingediend.
B. en W. brengen thans den raad
daarover prae-advies uit. Het amende-
ment-Mizérus om in art. 2 te laten ver
vallen de woorden ,,het verrichten van
secties" nemen B, en W. over.
Naar aanleiding van een amendement-
Joosten brengen B. en W. in art, 5 een
wijziging aan. Een amendement-Joosten
om te bepalen, dat de kennisgeving in
geval van verhindering moet worden
gericht tot B. en W. in stede van tot
den Burgemeester, aöviseeren E. en W.
niet ie aanvaarden. Het ljjkt hun beter
öe bepaling geheel uit het ontwerp te
lichten.
Een ander amendement-Mizérus-
Joosten om den bacterioloog een jaar-
lyksch verlof van één maand en niet
van IS werkdagen toe te kennen, advi-
seeren B. en W niet aan te nemen, ten
einde ook op dit punt aansluiting te be
houden aan de tot dusver gevolgde ge-
dragsiyn dat in het algemeen alléén de 1
apotheker in de rede. ik voel me ont
zettend zenuwachtig.
Mün hemel, wat is er Gustaaf? Je
ziet er inderdaad uit, of je totaal in de
war bent! riep GSbler uit; r.u eerst keek
hy zyn bezoeker oplettend aan.
Myn vader.stamelde Forberg
Je vader? Wat is er dan met hem?
Toen hy vanochtend bij me kwam, was
hy toch vroolyk en opgewekt!
Hy was by u! riep Gustaaf en vatte
den ander bU den arm. O. zeg me
toch wanneer en waarvoor! Misschien
geeft dit een aanwijzing waar we hem
kunnen vinden!
Vinden? herhaalde de ex-apothe
ker en zyn glad. joviaal gezicht ver
toonde een uitdrukking van verslagen
heid. Wat bedoel je? Je vader
Is verdwenen! viel Gustaaf hem
bruusk in de rede. en met hem een
c-oot bedrag aan geld. Er moet een
aanslag op hem zijn gepleegd!
Met een luiden kreet viel Gabler in
zijn stoel; de gezonde kleur op zUn wan
gen had plaats gemaakt voor een vale
bleekheid. Verdwenen! Met een groo
te som gelds. mompelde hy, arme.
arme kerel! Ja. hy had geld by zich.
toen hij hier kwam.
Hce laat was dat? vroeg Forberg.
Gabler drukte de hand tegen het voor
hoofd. Ja, precies weet ik het niet
meer; Lore was al weg: het zal eren
na twaalven geweest zijn. Hij kwam uit
directeuren en hoofden van takken van
dienst één maand vacantie genieten. 1
Tenslotte stellen B. en W. don Raad
voor den werkkring van den functiona
ris, naar den wenk van de commissie
van Bystand voor openbare gezond
heid iets nauwkeuriger aan tc duiden
door de benaming „bacterioloog-soro-
)oog-pat.holoog- anatoom".
Een instructie wordt don Raad ter
bekrachtiging aangeboden, waarin de
voorgestane wijzigingen zijn verwerkt.
Van dc instructie luiden de artikelen
1- 2 e" 3 als volgt:
Artikel 1De bacterioloog-seroloog-
patholoog-anatoom is onder de directie
van den Directeur van den gemeentciy-
ken geneeskundigen dienst werkzaam
aan het gemeentelijk laboratorium voor
pathologische bacteriologie.
Artikel 2. Zyn werkzaamheden be
staan uit: a. de dagelUksche leiding van
en het toezicht op de bacteriologische en
serologlsche onderzoekingen in het ge
meentelijk laboratorium: en b. dc patho-
logisch-anatomisclie onderzoekingen ter.
'oehoeve van de ziekenhuizen, waarmede
de gemeente een overeenkomst heeft
aangegaan omtrent bijdragen in het sa
laris en pensioensbijdrage van den spe
cialist
Artikel 3. Het is hem niet veroorloofd
particuliere praktijk uit te oefenen.
Verder vermelden wij nog art. 5. Dit
luidt aldus:
Hy verricht in den regel alle onder
zoekingen op het gemeentelijk laborato
rium. met uitzondering van de secties.
Hy onderzoekt slechts het materiaal
hem vanwege den Directeur van den ge
neeskundigen dienst of van de zieken
huizen, bedoeld in art. 2 letter b ver
strekt.
Tot benoeming van een bacterioloog-
seroloog-patholoog-anatoom bieden B.
en W. den Raad de volgende, niet in al-
phabetischc volgorde opgestelde voor
dracht aan: 1. O. H Dijkstra te Gronin
gen cn 2. A. W. Pot te Leiden.
Voorgesteld wordt, overeenkomstig het
advies van den Directeur van den gc-
rneenteiyken geneeskundigen dienst dc
benoeming voorloopig voor den tijd van
twee jaren te doen geschieden.
STRATEN BIJ DE KRUISTOCHT-
STRAAT.
B. cn W. stellen den Raad voor te be
palen dat eenige straten gelegen ten
oosten van de Kruistochtstraat voldoen
aan dc vereischtcn voor openbaren weg.
Voorts om te bepalen dat de bestrating
er van zal bestaan uit klinkers.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
de Spandauerstrasse van de Nationale.
Bank en was nogal uit zün humeur. Hij
moest zoolang wachten, zei hy, en op
het kantoor werd op het geld gewacht,
dat hy van de Ryksbank had afge
haald
Heeft hy het bedrag genoemd?
vroeg Gustaaf.
Dc geloof het niet. maar het is wel
mogelijk, antwoordde GS bier nadenkend.
dat. hy het gezegd heeft en ik er niet.
op heb gelet; je bcgrUpt dat het my
niet Interesseert, hoeveel geld Graupner
Söhne van de Ryksbank laten halen.
In elk geval, hij had het in zyn tasch
en zei. dat hy by de.Nationale Bank
aandeelen moest halen. Het was er zóó
druk. zei hy. dat zij hem nog lang niet
konden helpen en liever dan in het ge
drang te staan, wilde hy by my een
poosje wachter..
Hoe lar.g is hy by u gebleven?
Dat weet ik ook niet zoo precies:
het kan een kwartier, het kan ook een
half uur geweest zijn.
En is hy van u uit regelrecht weer
naar de Nationale Bank gegaan?
Ik denk het wel; is hy daar dan
niet geweest?
Jawel. Hy heeft de aandeelen ge
haald en daarna Ls hy spoorloos ver
dwenen
Maar Gustaaf! Op Waarlik (en deg
verdwijnt men toch niet in Berlijn.
En toch is het zco. H j is niet op
JOODSCH LEVEN IN DE
LITERATUUR.
LEZING CARRY VAN
BRUGGEN.
Voor de Volksuniversiteit voor Haar
lem en Omstreken hield mevrouw Carry
van Bruggen Dinsdagavond een lezing
over het onderwerp. „Joodsch leven in
de literatuur". De heer J. S. Bartstra,
secretaris van de Volksuniversiteit
leidde de spreekster in met eer. kort
openingswoord.
Mevrouw van Bruggen stelde de vraag:
„Hoe kwamen het Jodendom en de
letterkunde eigenlijk tot elkaar?" Om
deze vraag te beantwoorden wierp zij
een terugblik op dc geschiedenis der
Joden in Nederland, wier positie lan
gen tyd zeer treurig was. Een groote rol
by de Jodenvervolgingen speelde de z.g.
bloeabeschuldiging. de onrechtvaardige
beschuldiging, dat de Joden voor hun
ongezuurde brooden het bloed van
Christenkinderen gebruikten, hetgeen
echter in flagrante tegenstelling is met
de Joodsche wetten, die het tot zich
nemen van bloed verbieden. Juist die
oude wetten maken op kinderen zoon
grooten indruk, en zijn dan ook van
invloed geweest op de auteurs, die er
van kindsbeen mede vertrouwd waren.
Me-, de Fransche revolutie kwam er
wel verbetering in de positie der Joden.
In Leasings ..Nathan der Welso" wordt
die emancipatie eigenlijk al voorspeld.
De figuur van Nathan ls geteckena
naar Lessing's vriend Mooes Mendels
sohn. en Lessing bracht dus zonder zelf
Jood te zijn. Joodsch leven in de litera
tuur. De Fransche revolutie hief de af
zonderlijke J Oder, wet ten op. Napoleon
herstelde de kerkgenootschappen, maar
deed de naties vervallen, ook de Jood
sche. Zoo ontstonden de twee Israëli
tische kerkgenootschappen in Neder
land. De grondslag voor een kerkgenoot
schap is echter een gcloofsbeiydenls,
cn die kennen dc Joden niet. zy kennen
slechts wetten, zooals elk vol)» elke
staat ze kent. De Joodsche bc ken is
van „vroom" is niet het zich overgeven
aan godsdienstige gepeinzen, maar het
zorgvuldig naleven der wetten. Dat er
nu kerkgenootschappen waren stichtte
verwarring, want men verweet den Jo
den van Christelijke zijde, dat hun
religie niet zeer hoog stond. Daarmee
maakte men een groote fout. want wat
ce Christen voor de Joodsche religie,
de Joodsche moraal versleet. Ls slechte de
Joodsche wcï. In onze Nederlandsche
wetten is ook geen geestelijk element
aanwezig.
Toch is in de Joodsche wetten veel
ethiek te vinden. Opoffering is het over-
heerschende element in die ethiek. Dat
noemde spr. veel mooier dan het enkel
maar wijzen op Christelyke gebeden,
het kantoor teruggekomen en ook niet
thuis geweest. Hy moet of verongelukt
of het slachtoffer van een misdaad zyn
geworden.
Gabler schudde het hoofd. Ik kan
het niet gelooven; het klinkt te on
waarschijnlijk
Vindt u het waarschynlUker dat
hy er met het geld van door is? viel
Gustaaf hem verontwaardigd In de rede.
Gabler sprong van zyn stoel op. Het
kleine, dikke mannetje was nu vuurrood
in het gezicht; hU sloeg met de vuist op
de tafel, zoodat de borden en glazen
rinkelden. Als een ander rr.c dat
dorst te zeggen, zou ik hem tcger. den
grond slaan, schreeuwde hy.
Dan zoudt u aan den gang kun
nen k steunde Gustaaf. want
iedereen beschuldigt hem.
Wat. wie durft dat te doen?
Dc hoeren Graupner. de commissa
ris van politie, zijn collega Schmidt en
nog eo.n hee'.eboel anderen, antwoordde
Forberg. Hy viel hulpeloos op een stoel
neer.
Ook G2bler ging weer zitten. HU
schoof zijn st-sl dicht by dien van zyn
bezoeker, pakte de Ijskoude hand van
den jongenman met zijn dikke, weeke
korte vingers en sprak: Vertel me eens
rustig, hoe de zaak zich heeft toegedra
gen; ik ben er hoelemaal kapot van. ik
kan me er nog niet indenken.
Dr. Forberg gaf een volledig verslag
die schier onuitvoerbaar zün. De Jood
volbrengt, wat hem opgelegd is.
Vele Joden echter zochten toch naar
hoogcre geestelijke verheffing, dan die
welke te vinden ls ln de Joodsche wet
ten en daardoor ontstond onder de Jo
den zelf veel oneenIgheld. In de Zionis
tische beweging kwam ook tweedracht,
en velen kwamen tot het socialisme
en later het communisme, omdat ook
de nieuwe belofte der emancipatie hen
daarin aantrok. De moderne Neder
landsche Joodsche literatuur te dan ook
goeddeels socialistisch. Realisme, demo
cratie en socialisme gingen samen.
Mevrouw Carry van Bruggen besprak
haar nieuwe boek .Eva" waarin zij de
ervaringen beschrijft van een meisje,
dat afgevallen is van 't oude geloof,
maar toch nog de behoefte gevoeld, om
zich te geven om een offer tc bren
ger. Dat gevoel drUft vele afvallige Jo
den toch op Grootcn Verzoendag naar
de Synagoge.
Hoe kwam de Joodsche kunst nu tot
opbloei?
In de negentiende eeuw ls de wil
ontstaan, het gansolic leven te begrypen
en daaruit kwam als kunstuiting het
realisme voort, dat ovenals de weten
schap alles onderzoeken wil. Met dc op
bloei hiervan viel ln Holland santen, de
opbloei van de diamantindustrie, die den
Joden nieuwe gelegenheid tot emancipa
tie bood. Zoo kregen de Joden gele
genheid om zich aan de kunst te wil
den. In die kunst van omstreeks 1900
komt dan tot uiting de atrüd tusschen
oud en nieuw in het Jodendom. Twee
groove elementen zUn er in de Joodsche
literatuur: haat en piëteit. Haat ln dc
beteekenis van het zich stellen tegen
over elkaar van oude en moderne Joden
Er is een specifiek Amsterdamse h
Joodsche literatuur, die van het echte
ghetto, b.v. die van Heyermans en een
andere, zooals die van spr. zelf. Met
citaten uit eigen werk toonde Mevr.v van
Bruggen aan. hoe groote cultuur het
Joodsche volk heeft en hoe diepe betee
kenis men aan al htm gebruiken moet
hechten.
Tegenover den afval, die spr. in „Dc
Verlatene" schetste staat thans een op
levend nationalisme. Spr. twyfelt er aan.
of dat wel een nieuwe literatuur zal
voortbrengen.
Juist de botsingen tusschen oud cn
nieuw in het Jodendom hebben 01te
zooveel schoons ln de literatuur gegeven,
en al moeten nu de Joodsche gebruiken
langzamerhand verdwyncn. die litera
tuur blijft, en daar zyn wij dankbaar
voor.
De heer J. S. Bartetr*. dankte de
spreekster voor de interessante lezing.
ONTSLAG A ANVRAGE.
Mej. A. Brinkman verzoekt den Raad
eervol ontslag als onderwijzeres aan
school no. 24.
van de huiszoeking door den commissa
ris van politie en van zyn eigen bezoek
ten kantore van de firma Graupner.
Ik ben beng dat myn lieve moeder
den slag niet zal overleven! voegde hy
er aan toe. Waar zou myn arme va
der toch zUn, waar vinden we zUn ïyk?
Nu. nu. troostte Gabler hem, die
tijdens het verhaal gekalmeerd was.
je behoeft nog niet dadeiyk he: aller
ergste te denken. Je vader hoeft nog
niet dadelijk vermoord of verongelukt tc
zyn.
Wat zou er anders met hem ge
beurd kunnen zijn?
Gustaaf. Gfibier ging nog wat
dichter by Forberg zitten en legde hem
de hand op den schouder, we praten
hier onder vier oogen: heb je in den
laatste ntyd geen verandering by Je
vader gemerkt?
Het liep Forbrrg koud over den rue:
hü wist wat er komen zou. Zwijgend
schudde hy het hoofd.
Hij dronk graag een glaasje likeur,
maar hü kon er n'et tegen en daardoor
had Hl er swoed'or H^er van.
Maar hoe zou hy toch daartoe ge
komen zijn? vroeg de Jonge Fortyrg;
hy was toch altijd bulten" v -on
matig en gunde zich zelfs op feestda
gen nauwelijks een glas wyn.
(Wordt vervolgd.)