Door ongesteldheid van den heer
Stolp moeten de Huisvlyt- en Poat-
ftegeirubrieken in dit nummer
fcchic-rwege blijven.
DE OUDSTE
door
W. B.—Z.
2G)
Ik zei niets. Wat moest Je daar ook
op zeggen?
„Ik wou. dat ik dat stukje van die
dienstbode kon spelen," zei de juffrouw.
„U?"
„Ja. ik."
„U map, het best eens van me leenen."
Ik moest, schandelijk genoeg even
lachen bi) de gedachte, hoe grappig dc
assistent er onder die muts uit zou
zien.
„Dat bedoel ik niet Suze. Ik wou hier
by de familie Verbrug mijn diensten
aanbieden. Dat doe jU toch Vrijdag
avond ook?"
„Ja, maar voor de grap natuurlijk."
„Maar ik wou het in ernst doen."
„Geestig bedacht," zei ik.
Hoe kwam het in 't menschje op om
haar aangeboden cn afgjwezen dien-
aten zoo op te dringen?
„Als ik 't werk aanvaard had, zou ik
er mijn volle kracht aan wijden. Ik was
niet meer de apothekeres, maar de
dienstbode."
Ze zei het met zooveel overtuiging,
dat ik haar aan moest zien. Opeens
vond ik. dat ze zoo'n buitengewoon lief
gezicht had.
't Werd een drukke dag. Er waren
veel zieke menschen. Er moesten heel
wat recepten worden klaar gemaakt.
Voor onderlinge gesprekjes ontbrak de
tijd. Toen ik 's avonds op mijn kamer
tje mijn vol door wou kijken, voelde ik
pas, hoe moe ik was
Ik sliep dien nacht als een roos. In 't
vroege morgenuur knipte ik het licht
op en las en repeteerde, tot ik mijn
voordracht zonder Touten kon opzeggen.
Morgen was de groote dag. Vandaag
zou ik een potje roodc tulpjes bestellen.
Ik kon liet van eigen opgespaard zak
geld betalen.
Vrijdag 's morgens voelde ik me lang
zoo zeker niet meer, als de vorige da
gen. Zou het goed gaan? Zou ik niet
blijven steken? Zou 't werkelijk aardig
gevonden worden?
Eigenlijk speet 't me nu, dat ik het
aan iedereen verteld had. Meneer Ver-
brug had het zelfs aan een paar in
tieme kennissen verteld, die geantwoord
hadden: „Dan bewaren we onze visite
tot 's avonds".
We zouden met 't oog op de kinderen
een half uurtje vroeger eten. Misschien
had ik mijn voordracht al opgezegd, voor
de visite er was. Ik hoopte het van gan-
scher harte.
Mijn hurt klopte veel harder dan an
ders. Terwijl Ik in de Apotheek stond
te stampen en in mezelf de coupletten
opzei, was 't me, alsof lk er een bitter
klein beetje van kende.
lk meende lieusch, dat ik nooit ze
nuwachtig was. Van den zomer bij het
eind-examen ging alles van een leien
dakje. En nu leek lk wel een bange
wezel.
Zou ik aa ndc assistente om zenuw
druppeltjes vragen? Ik stond er Juist
over te prakkizceren, toen ze als 't
ware mijn gedachten raadde.
„Wat zie je wit om Je neus, Suus."
„Vind u?"
„Last van planken-koorts?"
„Ik geloof 't niet."
„Ik geloof van wel. Zal ik een flesch-
Je met zenuwdruppeltjes voor je klaar
maken?"
„Zou 't helpen?"
„Je wordt, er zeker rustiger van.
En baat het niet. het schaadt ook niet."
„Dan graag".
Waarom stond ze nu in stilte te
lachen Het maakte me ziedend.
„U heeft, tocb dienst vanavond?"
„Ja, tot acht uur."
„Dat bedoel ik," zei ik verruimd. Die
kon er tenminste niet bij zijn.
„Na achten kom il: mijn opwachting
maken."
„Dat zal wel goed zijn. Dan zijn de
kinderen naar boven gebracht." vertelde
lk lachend.
.Heb Je dan je voordracht al opge
zegd?"
„O ja, Ik begin juist vroeg voor dc
kinders."
„Dan doe je 't nog maar eens voor de
gasten
'k Zing nooit geen twee liedjes voor
één cent."
„Dan laat je 't", klonk het kort.
Ons assistentje was gauw op haar
teentjes getrapt. Maar lang kwaad blij
ven, deed ze nooit. Toen we later sa-
i men in het Lab waren en ik nog even
gauw mijn rol doorzag, vroeg ze goedig.'
„Wil ik je overhooren?"
„Graag!" zei ik.
't Ging gelukkig veel beter dan lk
gedacht had.
„Een geestig stukje. Mag ik het mee
naar huis nemen, om mijn moeder voor
te lezen?"
„Nee ,nu niet. Ik moet het nog tel
kens Inzien," protesteerde ik.
„Dan tik ik het even op de schrijf
machine."
„U kunt het vanavond mee krijgen."
Ik snapte niet, waarom die moeder
nu juist vanmiddag dat stukje moest
lezen. Maar de voordracht werd toch ge
typt.
's Middags kwam Franclne. Onder 't
theiirinken kwam mevrouw Verbrug
vragen, of ze zin had vanavond een
uurtje te komen.
„Ik vind 't dol," antwoordde Fran
clne.
„Dan hoor ik jou ook," zei ze opge
wonden tegen mij.
„Dan mag je wel vroeg komen," zei
lk wat snibbig
„Anders draag ik voor je voor," zei
opeens de assistent.
„U?" vroeg Francine verbaasd.
„Ja, kijk, 'k heb de rol overgeschre
ven."
Toen er klanten kwamen, fluisterde ik
Francine in: „ze wou 't haar moeder
laten lezen."
Frits lag in zijn bed en kon niet in
slapen. Hy moest steeds weer aan den
Sneeuwman denken, dien de kinderen
der buren achter in den tuin gemaakt
hadden. Zulk een grooten en mooien
had hij nog nooit gezien. Wat fonkelden
zijn oogen zwart en wat een mooie hoed
had hy op zijn hoofd! En in de hand
de roede. Deze scheen hem echter min
der begeering toe. Zijn vader had ook
zoon ding: dat stak achter de spiegel
in de kinderkamer en menigmaal had
hij het voelen dansen, als hij niet aan
moeder gehoorzaamd had. Dus geen
roede. Daarbuiten echter had hij toch
graag een Sneeuwman gehad. Maar hij
was maar alleen. Zijn klein zusje kon
pas loopen. zoodat hü aan haar geen
hulp zou hebben. Zoo lag hij daar met
open oogen en overlegde hoe hij nu toch
een Sneeuwman zou kunnen krijgen.
Maar terwijl hij daar zoo over na
dacht kwam zachtjes, heel zachtjes het
Zandmannetje en strooide ons Fritsje
zand in de oogen. Hij begon te gapen en
zich de oogen te wrijven en op
eens was hü ingeslapen. Vredig lag hij
daar en sliep. Na eenigen tijd vertrok
zich zijn mond tot een glimlach en ten
slotte straalde zijn klein gezichtje geheel
van plezier. Wat was het toch waar hU
„Was Je bakje met tulpen mooi?"
vroeg Francine.
„Eeeldig. Mevrouw was er echt mee in
haar schik. Maar die Ilse heeft zoo iets
beeldigs gemankt.''
„Wat dan?"
„Een smyrna-voetkussen, Ze is er we
ken aan bezig geweest."
„Wat zal zc ln angst gezeten hebben,
dat ze het niet klaar kon krijgen, toen
ze ziek was."
„Teen ze ziek was, heeft ze juist veel
gewerkt. Ze vertelde me, dat ze het
handwerk ln haar bed verstopte."
„Wat een meld toch!" riep nu de as
sistente bewonderend. En ze vervolgde
stil in zichzelf: „Voor die Ilse wil ik wat
over hebben."
Mevrouws verjaardag verliep heusch
heel gezellig, veel gezelliger dan ik ge
dacht had. Ilse had verbazend veel
werk van 't eten gemaakt, t Was wer
kelijk een uitgebreid dinertje.
„En nou komt Suze!" jubelde Bram,
toen Ilse de tafel afnam.
„Over een uurtje," zei mevrouw. „We
drinken eerst een kopje thee. En dan
zal moeder mooie liedjes op de piano
spelen. Dan moeten Bram en Emmy
samen zingen.
Meneer Verbrug had onder 't eten al
aangekondigd, dat ik natuurlijk niet
meer naar de apotheek hoefde.
„Hoera!" hadden de kinderen geju
beld.
„Zal ik Ilse even helpen afwasschen?"
vroeg ik uit mezelf. Zonder redeneeren
vroeg ik het.
„Dolgraag", zei mevrouw hartelijk.
„Ik zou Ilse ook graag een poosje ln
onzen huiselijken kring willen hebben."
Wat die Ilse opkeek, teen ik een doek
van het rekje nam en bij het aanrecht
de vorken en lepels ging afdrogen.
(Wordt vervolgd.)
zoo blij over was? Ik zal het Jullie eens
gauw vertellen.
Toen Frits Ingeslapen was zag hij op
eens den ouderlijken tuin voor zich. Hé,
wat was dat daar? Achter een grooten
boom gluurde een klein hoofdje met een
puntmutsje. Het was een dwerg. En
van achter een der hoeken van het
huis kwam er ook een te voorschijn.
Ach, en uit de struiken kwamen drie.
vier kleine mannetjes. Deze wenkten
Frits toe en zelden hem heel zachtjes
iets in de ooren. Van plezier klapte hy
in zijn handen. Wat mogen zij hem toch
gezegd hebben? Jullie kunt het zelf ra
den, als ik jullie venei wat die kleine
mannetjes nu deden. IJverig sprongen
zij toe en elk van hen maakte gauw
een sneeuwbal. Deze sneeuwballen rol
den zij door de diepe sneeuw, zoodat
elke kleine bal een groote bal werd. Nu
rolden allen een sneeuwbal naar een be
paalde plaats, vervolgens ook de tweede
en zetten deze op de eerste. En zoo ging
het verder tot vier groote ballen op
elkaar stonden. Fr lts zag dit alles en
met van verbazing geopenden mond stond
hy daar en keek en keek. Dat was al
heel eenvoudig Dat leek althans zoo. De
dwergen gingen echter druk met hun
werk door. Een van hen bracht twee
stokken. Die moesten als armen dienst
doen. Met kracht staken zy ze rechts
en links in het lichaam van sneeuw en
maakten nu een aantal sneeuwballen,
welke zy op de stokken schoven. Zoo,
nu waren de armen en handen van den
sneeuwman klaar. Nu moest alleen nog
het hoofd gemaakt worden. Terwijl twee
der dwergen de armen klaargemaakt
hadden, waren anderen bezig nog een
groote bal ln de sneeuw te rollen. Toen
hij groot genoeg was, werd hy aan alle
kanten glad gemaakt, zoodat hy mooi
rond was. Dan greep de aanvoerder der
dwergen in een groote lederen tasch,
welke hij meegebracht en zoolang aan
een stuk tak gehangen had en haaide
er verschillende groote stukken kool uit.
Eerst nam hy een lang stukje: dit werd
de neus, dan werd een even lang stukje
dwars onder den neus in de sneeuwbal
gestoken, dat was de mond. En eindelijk
nam hy nog twee groote, ronde stukken
en duwde het eenie links van de neus
en het andc-re rechts ervan. Nu was het
gezicht klaar en werd het hoofd op de
romp gezet.
Daar trad de aanvoerder op Frits
toe en vroeg of de Sneeuwman ook een
roede moest nebben? Neen, neen, als 't
U belieft geen roede," zcidc Frits ang
stig cn vertrok zün gezicht zoo. als
voelde hij deze reeds op een bepaalde
plaats. „Ja, als je steeds heel aardig
wilt zyn, zullen wij den Sneeuwman
geen roede geven," antwoordde de dwerg
lachend. En hij ging weer naar de an
dere dwergen terug en zij gaven den
Sneeuwman 'n grooten stok in de hand.
Juist zoo een als menschen hebben die
door hooge sneeuw moeten gaan. Daar-
mdee was Frits tevreden. En nu zetten
de dwergen den Sneeuwman nog een
hoogen hoed op. Wat was het toch een
prachtige groote Sneeuwman! Dan ga
ven zy elkander een hand en dansten
met. vrooiyke sprongen om den witten
man. Frits begon luidop te lachen, de
dwergen maakten ook zulke grappige
sprongen. Zelfs de Sneeuwman scheen
plezier ln de dwergendans te hebben,
want ook hy vertrok zyn gezicht tot
een grynslach.
Daarna stelden de dwergen zich net
jes achter elkanaer op en trokken in
de pas aan Frits voorbty. Daarby--bogen
zy diep voor hem en namen de mutsen
af. Dan verdwenen zy opeens achter het
huis.
Nu eerst durfte Frits dichterbij te
komen en den sneeuwman eens beter te
bekijken. Hoe mooi was hil en hoe gauw
hadden zy dat gedaan! Dan verdween
deze fantasie snel voor zyn oogen.
Toen hy den volgenden morgen wak
ker werd. sprong hy vlug uit zyn bed
en liep naar het venster. Er was geen
sneeuwman to zien. In het eerst vul
den zich zyue oogen bijna met tranen,
doch drong ze dapper terug. Hij had
toch gezien hoe de dwergen den sneeuw
man gemaakt hadden „Ik wil het hun
nadoen", zoide hij by zichzelf, Hy
kleedde zich snel aan, at vlug zyn mor-
genbcterham en liep toen hardi den
tuin in, waar hy dapper aan het werk
ging .Daar hy alleen was, ging dit na
tuurlijk niet zoo vlug als by de dwergen
in den nacht. Maar tegen den middag
stond er toch een mooie groote Sneeuw
man in den tuin.... echter zonder roede
Zyn ouders kwamen naderbij en bewon
derden zijn werk. Toen zy hem echter
vroegen, hoe hy wist, hoc men zulk een
sneeuwman moest maken, lachte hij
slechts, want dat was zyn geheim.
G. FÜLLKRÜS.
MEDEDEELiNG.
I. Van verschillende zijden ontving ik
bonnen en plaatjes v. d. Verkades Al
bums. Wie ze voor zijn of haar verza
meling kan gebruiken, mag ze by my
komen haten.
n. Een vrlendciyke dame zond me 5
nieuwe spellen van den A. N. W. B. Myn
plan is deze als troostprijzen te geven
voor de Kerstweastryden.
III. Er zyn nog eenige vrijkaarten cn
geleiderskaarien by my te bekomen van
T. O. N E. V. O. De heer Polié. secre
taris van Tonevo deelt mee, dat hij ge
hoopt had geen belasting te moeten be
talen voor de diverse vrykaarten. Dit
moest echter wel. Het bestuur van To
nevo zal nu de belasting betalen voor
de vrykaarten der kinderen. De gelei
ders moeten dus alleen de 15 ct. belas
ting betalen.
DE SNEEUWMAN.
(Een Wintersprookje.)
DE TOOVERDRANK.
«Een kindersprookje.)
Er was eens een prinses, die alles be-
«at, wat haar hartje begeerde. Zij had
een lieve vader en moeder, woonde in
een prachtig kasteel, met vele bosschen
er om heen, zij was altyd in zyde cn
fluweel gekleed en droeg een gouden
kroontje. Zij sliep in een bedje van
dons met rose zyden dekens en een
hemel van echte kant. Nu zuilen jullie
denken, dat ons prinsesje een erg ver
wend kind was, doch ik zal je vertel
len, hoe het kwam, dat zy zoo n aange
naam leventje leidde.
De ouders van het prinsesje waren
dol verheugd toen zy geboren werd,
en lieten ter eere van aar geboorte
groote feesten houden. Alle feeën van
ver uit den omtrek waren verschenen
en ieder haver had een gave voor het
prinsesje meegebracht. De eene fee
schonk haar een gouden hartje waar
mede zU een ieder zou kunnen winnen;
een tweede schonk haar gezondheid:
een derde opgewektheid; een vierde vlijt
en zoo had het prinsesje van allen goede
en deugdeiyke gaven gekregen, toen
plotseling de deur van het slaapvertrek
der koningin openging en er nog een
fee binnentrad. Dc was door den ko
ning niet uitgenoodigd. Hoe dat kwam
wis; hy eigenlijk zeli niet; waarschyn-
lyk had hij het vergeten. De fee v;as
echter door deze onachtzaamheid des
konlngs zoo zeer vertoornd, dat zij zelde:
„Omdat ik niet uitgenoodigd ben, zal
ik ie prinses een onaangenaam ge
schenk geven. Tot haar achttiende Jaar
zal zy met stomheid geslagen zijn. Om
dat zy echter van dc andere feeën liefde
kreeg voor de dieren moet zij door een
dier van mijn kwaden wensch verlost
worden." Na deze woorden gesproken te
hebben verdween zij, om nooit weder te
keeren. Verschrikt keken alle aanwezi
gen elkander aan en de koning en cie
koningin smeekten de goede feeën
toch te willen helpen. Helaas! Tegen
de verwensching der booze fee konden
zy niets doen!
Jaien vervlogen. De prinses groeide
op tot de schoonste van den lande. Het
vreeselijke was echter, dat zy geen
woord kon spreken. Op zekeren dag
zat het prinsesje aan den waterkant
toen zij plotseling een heel fijn stem
metje hooide zeggen: ..Dag lief meiske!
jy bent prinsesje Liefheid, hè, en ik
weet dat Je niet spreken kunt. maar ik
wil je helpen. Aan den kant van het
bcsch waar de vuurdraak woont 1'. een
tooverdrank. Kun je dien bemachtigen,
dan zal Je de spraak worden terugge
geven
Je kunt begrUpen, dat de prinses ter
stond op weg ging om den tooverdrank
te halen. Terwyi zij op weg was, hoorde
zy een angstig gesjilp en toen zy er op
af ging. zag zij daar een lief klein vo
geltje liggen. „Ach. prinsesje lief." ze:
het vogeltje, „help mü toch. Ik ben
door een roofvogel aangevallen. Als Je
me helpt, dan zal ik je den weg wijzen
naar den tooverdrank." Het prinsesje
hielp het vogeltje zoo goed z'j kon en
het diertje was haar zeer dankbaar.
Het vogeltje wees haar den weg naar het
kasteel van den vuurdraak. Toen zy
daar was aangekomen, kon zy echter de
groote poort niet open krygen en over
den muur klauteren ging ook niet. Daar
zag ze opeens een vliegje dat gevangen
zat in een groot spinneweb. „Ik zal je
helpen, arm vliegje", dacht de prinses
en bevi-ydde het vlug uit zyn gevange
nis. Wat was dat. vliegje blij. En wat
wilde het geval? Het vliegje was geen
gewcon vliegje, doch een betooverde
prinses. „Ik zal Je helpen" zei de betoo
verde prinses, „het is erg moeliyk om
den tooverdrank te krijgen, maar lk zal
een tooverspreuk opzeggen, waardoor je
heel klein zult worden: je kunt dan
op mijn rug gaan zitten er. dan vlieg ik
naar binnen."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Zij vlogen
naar binnen, en wat het prinsesje nu
zag was verschrikkelUk. Daar zag zy
den vreeselijken draak! Wat een geluk
dat zy zoo klein geworden was! Nu vlug
over den draak hecnvliegen! Ons prin
sesje slaakte een zucht van verlichting
toen zij voorbij den draak waren zonder
dat deze haar gezien had. Voor een deur
gekomen hield de vlieg stil en het prin
sesje stapte van haar rug. Zonder moei
te kropen zy onder de kier van de deur
door en kwamen toen in een groote
kamer. In die kamer zaten drie reuzin
nen, die aan het breien waren, en met
de breinaalden zoo'n lawaai maakten,
dat hooren en zien je verging. In die
kamer 6tond de tooverdrank, welke zy
dus nu kon bemachtigen. Hoe zou zy
echter den tooverdrank tot zich nemen.
En weder wist het vliegje raad. Aan de
achterzijde kroop zy tegen den kflbaal.
waarin de tooverdrank bewaard werd
op, zoodat de reuzinnen haar niet kon-
len zien. Liep over den rand en zoog
voorzichtig eenige druppels op, welke
zy, by de prinses teruggekomen, weder
liet uitvloeien, zoodat deze ze kon op
drinken en thans de spraak weder mach
tig worden.
Op dezelfde wyze als ze gekomen
Op dit plaatje zien jullie verschillende
witte en zwarte stukjes en daaronder
een venster met gordijnen.
Het onderste deel laat zien wat je met
de bovenste stukjes in elkaar kunt zet
ten Het is niet moeilijk er behoort
slechts een klein beetje geduld toe.
Eerst plak Je het geheel op een niet
Het was een warme, echt zoele zomer
avond en na lang wakker te hebben ge
legen, was kleine WlDy eindeiyk in
slaap gevallen.
Nauwelijks waren zyn oogjes toe. of
ziet! daar kwam een lieve kleine elf in
een wyd rokje en met o, zulke leuke
kleine vleugeltjes aan ha?- - '~rs
naar hem toe. Zij droeg een staf in de
hand, waarvan de punt c'-nsde als
een lantaarntje. Dat. was, omdat de
elf anders des nachts voldoende kon
zien. zy nam Willy by de hand en
voerde hem mee naar bulten. Zij wist,
dat Willy zoo graag eens het Land der
Elfen zien wou, en omdat hy een brave
jongen was. zeide zy, dat hy met haar
mede mocht.
Al spoedig waren zy een eind buiten
de stad en kwamen by een grooten kllo-
meterpaal, die langs den weg stond. Er
boven op zat een gezellige, leuke kabou
ter met een grooten punthoed op en
een langen grijzenden baard. Rondom
stonden verschillende groote padden
stoelen en die bleken de woning te zyn
van kleinere kabouters, terwijl er nog
verschillende andere, zoowel kabouters,
als elfen rondliepen en huppelden en
dansten in het licht van de opkomen
de maan
Nu, Jullie begrijpt, dat kleine Willy
waren verheten zij nu weder het kas
teel, prinses Liefheid wercl door het
vliegje weder tot haar natuurlijke ge
stalte omgetooverd cn thans kon zy
met warme woorden haar lieve help
ster bedanken. Doch ziet, wat gebeurde
er? De hulp, welke het vliegje aan dc
prinses had betoond was Juist de tiende
goede daad geweest, zoodat hierdoor de
op haa» zelf rustende bctoovering werd
verbroken en ieder, die zou hebben
kunnen toezien, zou aan den rand van 't
bosch twee lieftallige, schoone prinsessen
elkander hebben kunnen zien omarmen.
No<c lange jaren bleven de beide prin
sessen dierbare vriendinnen, die door
haar gezameniyk avontuur steeds met
de nauwste vriendschapsbanden aan
elkander verbonden bleven
n
al te dik karton en als 't goed droog is
knip je al die stukjes zorgvuldig uit.
Maar denk eraan dat Je niet by ongeluk
het kruis in 't venster wegknipt!
Wanneer alles uitgeknipt ls moet
je van dc losse stukjes het venster sa
men stellen zooals Je het op 't onder
ste plaatje kunt zien.
zyn oogen uitkeek en de elf, die lit.n
erheen gebracht had, stevig by de hand
hield, want het was in het eerst toch
wel een beetje vreemd, zoo alleen tus-
schen al dat kabouter- en elfvolkje.
Maar het duurde niet. lang of Willy
voelde zich niet meer een vreemd eendje
in de byt. Hy danste en huppelde vroo-
iyk mee toteen hevig lawaai
weerklonk. Alle elfjes en kabouters ver
dwenen plotseling en hy stond moe
derziel alleen. Het huilen stond hem
nader dan het lachen.
Waarom moest die nare wekker nou
ook de elfjes wegjagen?
SPREEKWOORDEN-
WEDSTRIJD
Inzendingen ontvangen van: De kleine
Vogelvriend, oud 13 Jaar. De kleine
Violist, oud 12 jaar.
BRIEVENBUS
Brieven aan dc Redactie van de Kin-
dcr-Afdeeling moeten gezonden wor
den aan Mevrouw BLOM BEUGZEE
MAN. v. d Vinnestraat 21rood.
(In de bus gooien zonder aan
bellen".
SNEEUWKLOKJE. -- Harteiyk dank
voor je alleraardigste Kerstkaart. Wat
loopen die twee gezellig door de sneeuw.
Zo komen zeker van een kerfstfeest
thuis. Vond Je het niet leuk, dat het
buiten toclr ook een snecuwgezicht was?
WIM en BEB B. Ook Jou dank ik
wel voor dc mooie kerstkaart. Wat ligt
dat kerkje daar vriendelijk aan 't meer.
LENTEBODE EN SNEEUWBALLE
TJE. Ook aan Julüe myn dank voor
Je kerstgroet. Hebben jullie ook een ge
lukkig Kerstfeest gevierd?
MEVR. M. A. L.—D. Hartelijk
dank voor uw zeer sympathieken Kerst
groet. Ik was er heel blij mee.
MEVR. A. M. B.—A. Vriendeiyk
dank voor de bonnen Er ls altyd nog
groote vraag naar.
W. v. d. L. De kwestie van het ve
getarisme is lang zoo eenvoudig niet,
als je denkt. Ben je zelf vegetariër?
Dood jc ook geen muggen of vliegen?
Misschien denk je later anders over
deze heusch niet gemakkelijke kwes
ties.
MIE!1. Je raadsel is goed.
BOSCITWACHTER. Ik hoop, dat Je
nu een trouw Boschwachtertje zult wor
den. Wat heb Je prettige dagen achter
den rug. Heb Je in de vacantic de boe
ken uitgelezen? Ik geloof ook, dat cie
kunst van buikspreken heel moei
lijk is.
WIELRENNER. Logeer je nog bU
Opa? Wat zal het daar Dinsdag mooi
zyn geweest, toen de wereld opeens zoo
wit was. Ik denk, dat Je toen meer bul
ten dan binnen bent geweest.
TOONEELSPEELSTERTJE. Ja.
Je was de vorige week te laat Ik wil
graag gelooven, dat het door 't schaat
senrijden kwam. En was Je niet b!U,
toen de slee weer voor den dag mocht
komen? Heb Je prettig Kerstfeest ge
vierd?
KERSTKLOKJE. Dat was een
groote brief. Je hebt ook heeriyke feest
dagen meegemaakt. Dat schoolfeest
was om nooit te vergeten. En wat leuk,
dat Jullie zelf voordroegen. Ben je nog
op schaatsen geweest? Nu in het nieuwe
Jaar maar gezorgd, dat Jc er met Aard-
rykskunde beter voor komt te staan.
Dat ls een vak. dat heusch met een
beetje moeite wel onder de knie krygt.
Ik weet niet, welke boeken Je van my
gelezen hebt, Daarom kan ik niet op
geven, wat ik meer geschreven heb
ANNIE K, Vriendciyk dank voor
de ontvangen bonnen van Bloemen ln
onzen tuin.
BRUINOOGJE en VERGEET MIJ
NIETJE. Hartciyk dank voor je
mooie Kerstkaart Wat hangt die klok
daar vroolUk te bengelen!
WOUDELFJE. Ook aan jou myn
dank voor dat mooie sneeuwgezicht.
Prettig, dat wij de wereld toch ook zoo
gezien hebben op Kerstavond
FLAP. jy wou Je schuld afdoen,
voor 't jaar ton einde spoedt. Ik kan me
begrijpen dat de tijd om mee te doen,
Je wel eens ontbreekt. Deze dagen heb
Je zeker fyn van Je slee geprofiteerd.
Is 't een groote?
MYSTERO. Wederzyds alles goeds
toegewenscht by den aanvang van een
nieuw jaar.
VERPLEEGSTERTJE. Dus jij hebt
het druk gehad met feest vieren. Je hebt
wel genoten, hoor. Was 't feest van den
Kinderbond ook gezIk hoop, dat
1928 ook een prettig jaar voor Je is
GOLIATH. Dank voor Je goede
kerstwen jc hen. Heb jo ook gelukkige
dagen achter den rug? Ben Je de heele
vacantle in Haarlem gebleven? Hccriyk
van de sneeuw geprofileerd?
GOUDKOPJE en ZEEUWINNETJE.
Har^eiyk dank voor je leuke kerst
kaart Wat blyft poes rustig in zyn
mandje zitten Hebben julüe genoeg
lijke dagen by dc grootouders doorge
bracht? Of ben Je er soms nog? Ik ben
natuuriyk heel verlangend naar die
lange brieven, die in 1928 zullen ver
schijnen.
BERLINER BOL. Waren jouw
kerstdagen gezellig? Ik kan me voorstel
len, hoe glunder die kinderoogjes heb
ben gestraald by den grooten kerst
boom. Ben je nu weer heelemaal ge-
LEGKAART.
WILLY IN HET LAND DER ELFEN