Door ongesteldheid van den heer Stolp moeten de Huisvlyt- en Poat- ftegeirubrieken in dit nummer fcchic-rwege blijven. DE OUDSTE door W. B.—Z. 2G) Ik zei niets. Wat moest Je daar ook op zeggen? „Ik wou. dat ik dat stukje van die dienstbode kon spelen," zei de juffrouw. „U?" „Ja. ik." „U map, het best eens van me leenen." Ik moest, schandelijk genoeg even lachen bi) de gedachte, hoe grappig dc assistent er onder die muts uit zou zien. „Dat bedoel ik niet Suze. Ik wou hier by de familie Verbrug mijn diensten aanbieden. Dat doe jU toch Vrijdag avond ook?" „Ja, maar voor de grap natuurlijk." „Maar ik wou het in ernst doen." „Geestig bedacht," zei ik. Hoe kwam het in 't menschje op om haar aangeboden cn afgjwezen dien- aten zoo op te dringen? „Als ik 't werk aanvaard had, zou ik er mijn volle kracht aan wijden. Ik was niet meer de apothekeres, maar de dienstbode." Ze zei het met zooveel overtuiging, dat ik haar aan moest zien. Opeens vond ik. dat ze zoo'n buitengewoon lief gezicht had. 't Werd een drukke dag. Er waren veel zieke menschen. Er moesten heel wat recepten worden klaar gemaakt. Voor onderlinge gesprekjes ontbrak de tijd. Toen ik 's avonds op mijn kamer tje mijn vol door wou kijken, voelde ik pas, hoe moe ik was Ik sliep dien nacht als een roos. In 't vroege morgenuur knipte ik het licht op en las en repeteerde, tot ik mijn voordracht zonder Touten kon opzeggen. Morgen was de groote dag. Vandaag zou ik een potje roodc tulpjes bestellen. Ik kon liet van eigen opgespaard zak geld betalen. Vrijdag 's morgens voelde ik me lang zoo zeker niet meer, als de vorige da gen. Zou het goed gaan? Zou ik niet blijven steken? Zou 't werkelijk aardig gevonden worden? Eigenlijk speet 't me nu, dat ik het aan iedereen verteld had. Meneer Ver- brug had het zelfs aan een paar in tieme kennissen verteld, die geantwoord hadden: „Dan bewaren we onze visite tot 's avonds". We zouden met 't oog op de kinderen een half uurtje vroeger eten. Misschien had ik mijn voordracht al opgezegd, voor de visite er was. Ik hoopte het van gan- scher harte. Mijn hurt klopte veel harder dan an ders. Terwijl Ik in de Apotheek stond te stampen en in mezelf de coupletten opzei, was 't me, alsof lk er een bitter klein beetje van kende. lk meende lieusch, dat ik nooit ze nuwachtig was. Van den zomer bij het eind-examen ging alles van een leien dakje. En nu leek lk wel een bange wezel. Zou ik aa ndc assistente om zenuw druppeltjes vragen? Ik stond er Juist over te prakkizceren, toen ze als 't ware mijn gedachten raadde. „Wat zie je wit om Je neus, Suus." „Vind u?" „Last van planken-koorts?" „Ik geloof 't niet." „Ik geloof van wel. Zal ik een flesch- Je met zenuwdruppeltjes voor je klaar maken?" „Zou 't helpen?" „Je wordt, er zeker rustiger van. En baat het niet. het schaadt ook niet." „Dan graag". Waarom stond ze nu in stilte te lachen Het maakte me ziedend. „U heeft, tocb dienst vanavond?" „Ja, tot acht uur." „Dat bedoel ik," zei ik verruimd. Die kon er tenminste niet bij zijn. „Na achten kom il: mijn opwachting maken." „Dat zal wel goed zijn. Dan zijn de kinderen naar boven gebracht." vertelde lk lachend. .Heb Je dan je voordracht al opge zegd?" „O ja, Ik begin juist vroeg voor dc kinders." „Dan doe je 't nog maar eens voor de gasten 'k Zing nooit geen twee liedjes voor één cent." „Dan laat je 't", klonk het kort. Ons assistentje was gauw op haar teentjes getrapt. Maar lang kwaad blij ven, deed ze nooit. Toen we later sa- i men in het Lab waren en ik nog even gauw mijn rol doorzag, vroeg ze goedig.' „Wil ik je overhooren?" „Graag!" zei ik. 't Ging gelukkig veel beter dan lk gedacht had. „Een geestig stukje. Mag ik het mee naar huis nemen, om mijn moeder voor te lezen?" „Nee ,nu niet. Ik moet het nog tel kens Inzien," protesteerde ik. „Dan tik ik het even op de schrijf machine." „U kunt het vanavond mee krijgen." Ik snapte niet, waarom die moeder nu juist vanmiddag dat stukje moest lezen. Maar de voordracht werd toch ge typt. 's Middags kwam Franclne. Onder 't theiirinken kwam mevrouw Verbrug vragen, of ze zin had vanavond een uurtje te komen. „Ik vind 't dol," antwoordde Fran clne. „Dan hoor ik jou ook," zei ze opge wonden tegen mij. „Dan mag je wel vroeg komen," zei lk wat snibbig „Anders draag ik voor je voor," zei opeens de assistent. „U?" vroeg Francine verbaasd. „Ja, kijk, 'k heb de rol overgeschre ven." Toen er klanten kwamen, fluisterde ik Francine in: „ze wou 't haar moeder laten lezen." Frits lag in zijn bed en kon niet in slapen. Hy moest steeds weer aan den Sneeuwman denken, dien de kinderen der buren achter in den tuin gemaakt hadden. Zulk een grooten en mooien had hij nog nooit gezien. Wat fonkelden zijn oogen zwart en wat een mooie hoed had hy op zijn hoofd! En in de hand de roede. Deze scheen hem echter min der begeering toe. Zijn vader had ook zoon ding: dat stak achter de spiegel in de kinderkamer en menigmaal had hij het voelen dansen, als hij niet aan moeder gehoorzaamd had. Dus geen roede. Daarbuiten echter had hij toch graag een Sneeuwman gehad. Maar hij was maar alleen. Zijn klein zusje kon pas loopen. zoodat hü aan haar geen hulp zou hebben. Zoo lag hij daar met open oogen en overlegde hoe hij nu toch een Sneeuwman zou kunnen krijgen. Maar terwijl hij daar zoo over na dacht kwam zachtjes, heel zachtjes het Zandmannetje en strooide ons Fritsje zand in de oogen. Hij begon te gapen en zich de oogen te wrijven en op eens was hü ingeslapen. Vredig lag hij daar en sliep. Na eenigen tijd vertrok zich zijn mond tot een glimlach en ten slotte straalde zijn klein gezichtje geheel van plezier. Wat was het toch waar hU „Was Je bakje met tulpen mooi?" vroeg Francine. „Eeeldig. Mevrouw was er echt mee in haar schik. Maar die Ilse heeft zoo iets beeldigs gemankt.'' „Wat dan?" „Een smyrna-voetkussen, Ze is er we ken aan bezig geweest." „Wat zal zc ln angst gezeten hebben, dat ze het niet klaar kon krijgen, toen ze ziek was." „Teen ze ziek was, heeft ze juist veel gewerkt. Ze vertelde me, dat ze het handwerk ln haar bed verstopte." „Wat een meld toch!" riep nu de as sistente bewonderend. En ze vervolgde stil in zichzelf: „Voor die Ilse wil ik wat over hebben." Mevrouws verjaardag verliep heusch heel gezellig, veel gezelliger dan ik ge dacht had. Ilse had verbazend veel werk van 't eten gemaakt, t Was wer kelijk een uitgebreid dinertje. „En nou komt Suze!" jubelde Bram, toen Ilse de tafel afnam. „Over een uurtje," zei mevrouw. „We drinken eerst een kopje thee. En dan zal moeder mooie liedjes op de piano spelen. Dan moeten Bram en Emmy samen zingen. Meneer Verbrug had onder 't eten al aangekondigd, dat ik natuurlijk niet meer naar de apotheek hoefde. „Hoera!" hadden de kinderen geju beld. „Zal ik Ilse even helpen afwasschen?" vroeg ik uit mezelf. Zonder redeneeren vroeg ik het. „Dolgraag", zei mevrouw hartelijk. „Ik zou Ilse ook graag een poosje ln onzen huiselijken kring willen hebben." Wat die Ilse opkeek, teen ik een doek van het rekje nam en bij het aanrecht de vorken en lepels ging afdrogen. (Wordt vervolgd.) zoo blij over was? Ik zal het Jullie eens gauw vertellen. Toen Frits Ingeslapen was zag hij op eens den ouderlijken tuin voor zich. Hé, wat was dat daar? Achter een grooten boom gluurde een klein hoofdje met een puntmutsje. Het was een dwerg. En van achter een der hoeken van het huis kwam er ook een te voorschijn. Ach, en uit de struiken kwamen drie. vier kleine mannetjes. Deze wenkten Frits toe en zelden hem heel zachtjes iets in de ooren. Van plezier klapte hy in zijn handen. Wat mogen zij hem toch gezegd hebben? Jullie kunt het zelf ra den, als ik jullie venei wat die kleine mannetjes nu deden. IJverig sprongen zij toe en elk van hen maakte gauw een sneeuwbal. Deze sneeuwballen rol den zij door de diepe sneeuw, zoodat elke kleine bal een groote bal werd. Nu rolden allen een sneeuwbal naar een be paalde plaats, vervolgens ook de tweede en zetten deze op de eerste. En zoo ging het verder tot vier groote ballen op elkaar stonden. Fr lts zag dit alles en met van verbazing geopenden mond stond hy daar en keek en keek. Dat was al heel eenvoudig Dat leek althans zoo. De dwergen gingen echter druk met hun werk door. Een van hen bracht twee stokken. Die moesten als armen dienst doen. Met kracht staken zy ze rechts en links in het lichaam van sneeuw en maakten nu een aantal sneeuwballen, welke zy op de stokken schoven. Zoo, nu waren de armen en handen van den sneeuwman klaar. Nu moest alleen nog het hoofd gemaakt worden. Terwijl twee der dwergen de armen klaargemaakt hadden, waren anderen bezig nog een groote bal ln de sneeuw te rollen. Toen hij groot genoeg was, werd hy aan alle kanten glad gemaakt, zoodat hy mooi rond was. Dan greep de aanvoerder der dwergen in een groote lederen tasch, welke hij meegebracht en zoolang aan een stuk tak gehangen had en haaide er verschillende groote stukken kool uit. Eerst nam hy een lang stukje: dit werd de neus, dan werd een even lang stukje dwars onder den neus in de sneeuwbal gestoken, dat was de mond. En eindelijk nam hy nog twee groote, ronde stukken en duwde het eenie links van de neus en het andc-re rechts ervan. Nu was het gezicht klaar en werd het hoofd op de romp gezet. Daar trad de aanvoerder op Frits toe en vroeg of de Sneeuwman ook een roede moest nebben? Neen, neen, als 't U belieft geen roede," zcidc Frits ang stig cn vertrok zün gezicht zoo. als voelde hij deze reeds op een bepaalde plaats. „Ja, als je steeds heel aardig wilt zyn, zullen wij den Sneeuwman geen roede geven," antwoordde de dwerg lachend. En hij ging weer naar de an dere dwergen terug en zij gaven den Sneeuwman 'n grooten stok in de hand. Juist zoo een als menschen hebben die door hooge sneeuw moeten gaan. Daar- mdee was Frits tevreden. En nu zetten de dwergen den Sneeuwman nog een hoogen hoed op. Wat was het toch een prachtige groote Sneeuwman! Dan ga ven zy elkander een hand en dansten met. vrooiyke sprongen om den witten man. Frits begon luidop te lachen, de dwergen maakten ook zulke grappige sprongen. Zelfs de Sneeuwman scheen plezier ln de dwergendans te hebben, want ook hy vertrok zyn gezicht tot een grynslach. Daarna stelden de dwergen zich net jes achter elkanaer op en trokken in de pas aan Frits voorbty. Daarby--bogen zy diep voor hem en namen de mutsen af. Dan verdwenen zy opeens achter het huis. Nu eerst durfte Frits dichterbij te komen en den sneeuwman eens beter te bekijken. Hoe mooi was hil en hoe gauw hadden zy dat gedaan! Dan verdween deze fantasie snel voor zyn oogen. Toen hy den volgenden morgen wak ker werd. sprong hy vlug uit zyn bed en liep naar het venster. Er was geen sneeuwman to zien. In het eerst vul den zich zyue oogen bijna met tranen, doch drong ze dapper terug. Hij had toch gezien hoe de dwergen den sneeuw man gemaakt hadden „Ik wil het hun nadoen", zoide hij by zichzelf, Hy kleedde zich snel aan, at vlug zyn mor- genbcterham en liep toen hardi den tuin in, waar hy dapper aan het werk ging .Daar hy alleen was, ging dit na tuurlijk niet zoo vlug als by de dwergen in den nacht. Maar tegen den middag stond er toch een mooie groote Sneeuw man in den tuin.... echter zonder roede Zyn ouders kwamen naderbij en bewon derden zijn werk. Toen zy hem echter vroegen, hoe hy wist, hoc men zulk een sneeuwman moest maken, lachte hij slechts, want dat was zyn geheim. G. FÜLLKRÜS. MEDEDEELiNG. I. Van verschillende zijden ontving ik bonnen en plaatjes v. d. Verkades Al bums. Wie ze voor zijn of haar verza meling kan gebruiken, mag ze by my komen haten. n. Een vrlendciyke dame zond me 5 nieuwe spellen van den A. N. W. B. Myn plan is deze als troostprijzen te geven voor de Kerstweastryden. III. Er zyn nog eenige vrijkaarten cn geleiderskaarien by my te bekomen van T. O. N E. V. O. De heer Polié. secre taris van Tonevo deelt mee, dat hij ge hoopt had geen belasting te moeten be talen voor de diverse vrykaarten. Dit moest echter wel. Het bestuur van To nevo zal nu de belasting betalen voor de vrykaarten der kinderen. De gelei ders moeten dus alleen de 15 ct. belas ting betalen. DE SNEEUWMAN. (Een Wintersprookje.) DE TOOVERDRANK. «Een kindersprookje.) Er was eens een prinses, die alles be- «at, wat haar hartje begeerde. Zij had een lieve vader en moeder, woonde in een prachtig kasteel, met vele bosschen er om heen, zij was altyd in zyde cn fluweel gekleed en droeg een gouden kroontje. Zij sliep in een bedje van dons met rose zyden dekens en een hemel van echte kant. Nu zuilen jullie denken, dat ons prinsesje een erg ver wend kind was, doch ik zal je vertel len, hoe het kwam, dat zy zoo n aange naam leventje leidde. De ouders van het prinsesje waren dol verheugd toen zy geboren werd, en lieten ter eere van aar geboorte groote feesten houden. Alle feeën van ver uit den omtrek waren verschenen en ieder haver had een gave voor het prinsesje meegebracht. De eene fee schonk haar een gouden hartje waar mede zU een ieder zou kunnen winnen; een tweede schonk haar gezondheid: een derde opgewektheid; een vierde vlijt en zoo had het prinsesje van allen goede en deugdeiyke gaven gekregen, toen plotseling de deur van het slaapvertrek der koningin openging en er nog een fee binnentrad. Dc was door den ko ning niet uitgenoodigd. Hoe dat kwam wis; hy eigenlijk zeli niet; waarschyn- lyk had hij het vergeten. De fee v;as echter door deze onachtzaamheid des konlngs zoo zeer vertoornd, dat zij zelde: „Omdat ik niet uitgenoodigd ben, zal ik ie prinses een onaangenaam ge schenk geven. Tot haar achttiende Jaar zal zy met stomheid geslagen zijn. Om dat zy echter van dc andere feeën liefde kreeg voor de dieren moet zij door een dier van mijn kwaden wensch verlost worden." Na deze woorden gesproken te hebben verdween zij, om nooit weder te keeren. Verschrikt keken alle aanwezi gen elkander aan en de koning en cie koningin smeekten de goede feeën toch te willen helpen. Helaas! Tegen de verwensching der booze fee konden zy niets doen! Jaien vervlogen. De prinses groeide op tot de schoonste van den lande. Het vreeselijke was echter, dat zy geen woord kon spreken. Op zekeren dag zat het prinsesje aan den waterkant toen zij plotseling een heel fijn stem metje hooide zeggen: ..Dag lief meiske! jy bent prinsesje Liefheid, hè, en ik weet dat Je niet spreken kunt. maar ik wil je helpen. Aan den kant van het bcsch waar de vuurdraak woont 1'. een tooverdrank. Kun je dien bemachtigen, dan zal Je de spraak worden terugge geven Je kunt begrUpen, dat de prinses ter stond op weg ging om den tooverdrank te halen. Terwyi zij op weg was, hoorde zy een angstig gesjilp en toen zy er op af ging. zag zij daar een lief klein vo geltje liggen. „Ach. prinsesje lief." ze: het vogeltje, „help mü toch. Ik ben door een roofvogel aangevallen. Als Je me helpt, dan zal ik je den weg wijzen naar den tooverdrank." Het prinsesje hielp het vogeltje zoo goed z'j kon en het diertje was haar zeer dankbaar. Het vogeltje wees haar den weg naar het kasteel van den vuurdraak. Toen zy daar was aangekomen, kon zy echter de groote poort niet open krygen en over den muur klauteren ging ook niet. Daar zag ze opeens een vliegje dat gevangen zat in een groot spinneweb. „Ik zal je helpen, arm vliegje", dacht de prinses en bevi-ydde het vlug uit zyn gevange nis. Wat was dat. vliegje blij. En wat wilde het geval? Het vliegje was geen gewcon vliegje, doch een betooverde prinses. „Ik zal Je helpen" zei de betoo verde prinses, „het is erg moeliyk om den tooverdrank te krijgen, maar lk zal een tooverspreuk opzeggen, waardoor je heel klein zult worden: je kunt dan op mijn rug gaan zitten er. dan vlieg ik naar binnen." Zoo gezegd, zoo gedaan. Zij vlogen naar binnen, en wat het prinsesje nu zag was verschrikkelUk. Daar zag zy den vreeselijken draak! Wat een geluk dat zy zoo klein geworden was! Nu vlug over den draak hecnvliegen! Ons prin sesje slaakte een zucht van verlichting toen zij voorbij den draak waren zonder dat deze haar gezien had. Voor een deur gekomen hield de vlieg stil en het prin sesje stapte van haar rug. Zonder moei te kropen zy onder de kier van de deur door en kwamen toen in een groote kamer. In die kamer zaten drie reuzin nen, die aan het breien waren, en met de breinaalden zoo'n lawaai maakten, dat hooren en zien je verging. In die kamer 6tond de tooverdrank, welke zy dus nu kon bemachtigen. Hoe zou zy echter den tooverdrank tot zich nemen. En weder wist het vliegje raad. Aan de achterzijde kroop zy tegen den kflbaal. waarin de tooverdrank bewaard werd op, zoodat de reuzinnen haar niet kon- len zien. Liep over den rand en zoog voorzichtig eenige druppels op, welke zy, by de prinses teruggekomen, weder liet uitvloeien, zoodat deze ze kon op drinken en thans de spraak weder mach tig worden. Op dezelfde wyze als ze gekomen Op dit plaatje zien jullie verschillende witte en zwarte stukjes en daaronder een venster met gordijnen. Het onderste deel laat zien wat je met de bovenste stukjes in elkaar kunt zet ten Het is niet moeilijk er behoort slechts een klein beetje geduld toe. Eerst plak Je het geheel op een niet Het was een warme, echt zoele zomer avond en na lang wakker te hebben ge legen, was kleine WlDy eindeiyk in slaap gevallen. Nauwelijks waren zyn oogjes toe. of ziet! daar kwam een lieve kleine elf in een wyd rokje en met o, zulke leuke kleine vleugeltjes aan ha?- - '~rs naar hem toe. Zij droeg een staf in de hand, waarvan de punt c'-nsde als een lantaarntje. Dat. was, omdat de elf anders des nachts voldoende kon zien. zy nam Willy by de hand en voerde hem mee naar bulten. Zij wist, dat Willy zoo graag eens het Land der Elfen zien wou, en omdat hy een brave jongen was. zeide zy, dat hy met haar mede mocht. Al spoedig waren zy een eind buiten de stad en kwamen by een grooten kllo- meterpaal, die langs den weg stond. Er boven op zat een gezellige, leuke kabou ter met een grooten punthoed op en een langen grijzenden baard. Rondom stonden verschillende groote padden stoelen en die bleken de woning te zyn van kleinere kabouters, terwijl er nog verschillende andere, zoowel kabouters, als elfen rondliepen en huppelden en dansten in het licht van de opkomen de maan Nu, Jullie begrijpt, dat kleine Willy waren verheten zij nu weder het kas teel, prinses Liefheid wercl door het vliegje weder tot haar natuurlijke ge stalte omgetooverd cn thans kon zy met warme woorden haar lieve help ster bedanken. Doch ziet, wat gebeurde er? De hulp, welke het vliegje aan dc prinses had betoond was Juist de tiende goede daad geweest, zoodat hierdoor de op haa» zelf rustende bctoovering werd verbroken en ieder, die zou hebben kunnen toezien, zou aan den rand van 't bosch twee lieftallige, schoone prinsessen elkander hebben kunnen zien omarmen. No<c lange jaren bleven de beide prin sessen dierbare vriendinnen, die door haar gezameniyk avontuur steeds met de nauwste vriendschapsbanden aan elkander verbonden bleven n al te dik karton en als 't goed droog is knip je al die stukjes zorgvuldig uit. Maar denk eraan dat Je niet by ongeluk het kruis in 't venster wegknipt! Wanneer alles uitgeknipt ls moet je van dc losse stukjes het venster sa men stellen zooals Je het op 't onder ste plaatje kunt zien. zyn oogen uitkeek en de elf, die lit.n erheen gebracht had, stevig by de hand hield, want het was in het eerst toch wel een beetje vreemd, zoo alleen tus- schen al dat kabouter- en elfvolkje. Maar het duurde niet. lang of Willy voelde zich niet meer een vreemd eendje in de byt. Hy danste en huppelde vroo- iyk mee toteen hevig lawaai weerklonk. Alle elfjes en kabouters ver dwenen plotseling en hy stond moe derziel alleen. Het huilen stond hem nader dan het lachen. Waarom moest die nare wekker nou ook de elfjes wegjagen? SPREEKWOORDEN- WEDSTRIJD Inzendingen ontvangen van: De kleine Vogelvriend, oud 13 Jaar. De kleine Violist, oud 12 jaar. BRIEVENBUS Brieven aan dc Redactie van de Kin- dcr-Afdeeling moeten gezonden wor den aan Mevrouw BLOM BEUGZEE MAN. v. d Vinnestraat 21rood. (In de bus gooien zonder aan bellen". SNEEUWKLOKJE. -- Harteiyk dank voor je alleraardigste Kerstkaart. Wat loopen die twee gezellig door de sneeuw. Zo komen zeker van een kerfstfeest thuis. Vond Je het niet leuk, dat het buiten toclr ook een snecuwgezicht was? WIM en BEB B. Ook Jou dank ik wel voor dc mooie kerstkaart. Wat ligt dat kerkje daar vriendelijk aan 't meer. LENTEBODE EN SNEEUWBALLE TJE. Ook aan Julüe myn dank voor Je kerstgroet. Hebben jullie ook een ge lukkig Kerstfeest gevierd? MEVR. M. A. L.—D. Hartelijk dank voor uw zeer sympathieken Kerst groet. Ik was er heel blij mee. MEVR. A. M. B.—A. Vriendeiyk dank voor de bonnen Er ls altyd nog groote vraag naar. W. v. d. L. De kwestie van het ve getarisme is lang zoo eenvoudig niet, als je denkt. Ben je zelf vegetariër? Dood jc ook geen muggen of vliegen? Misschien denk je later anders over deze heusch niet gemakkelijke kwes ties. MIE!1. Je raadsel is goed. BOSCITWACHTER. Ik hoop, dat Je nu een trouw Boschwachtertje zult wor den. Wat heb Je prettige dagen achter den rug. Heb Je in de vacantic de boe ken uitgelezen? Ik geloof ook, dat cie kunst van buikspreken heel moei lijk is. WIELRENNER. Logeer je nog bU Opa? Wat zal het daar Dinsdag mooi zyn geweest, toen de wereld opeens zoo wit was. Ik denk, dat Je toen meer bul ten dan binnen bent geweest. TOONEELSPEELSTERTJE. Ja. Je was de vorige week te laat Ik wil graag gelooven, dat het door 't schaat senrijden kwam. En was Je niet b!U, toen de slee weer voor den dag mocht komen? Heb Je prettig Kerstfeest ge vierd? KERSTKLOKJE. Dat was een groote brief. Je hebt ook heeriyke feest dagen meegemaakt. Dat schoolfeest was om nooit te vergeten. En wat leuk, dat Jullie zelf voordroegen. Ben je nog op schaatsen geweest? Nu in het nieuwe Jaar maar gezorgd, dat Jc er met Aard- rykskunde beter voor komt te staan. Dat ls een vak. dat heusch met een beetje moeite wel onder de knie krygt. Ik weet niet, welke boeken Je van my gelezen hebt, Daarom kan ik niet op geven, wat ik meer geschreven heb ANNIE K, Vriendciyk dank voor de ontvangen bonnen van Bloemen ln onzen tuin. BRUINOOGJE en VERGEET MIJ NIETJE. Hartciyk dank voor je mooie Kerstkaart Wat hangt die klok daar vroolUk te bengelen! WOUDELFJE. Ook aan jou myn dank voor dat mooie sneeuwgezicht. Prettig, dat wij de wereld toch ook zoo gezien hebben op Kerstavond FLAP. jy wou Je schuld afdoen, voor 't jaar ton einde spoedt. Ik kan me begrijpen dat de tijd om mee te doen, Je wel eens ontbreekt. Deze dagen heb Je zeker fyn van Je slee geprofiteerd. Is 't een groote? MYSTERO. Wederzyds alles goeds toegewenscht by den aanvang van een nieuw jaar. VERPLEEGSTERTJE. Dus jij hebt het druk gehad met feest vieren. Je hebt wel genoten, hoor. Was 't feest van den Kinderbond ook gezIk hoop, dat 1928 ook een prettig jaar voor Je is GOLIATH. Dank voor Je goede kerstwen jc hen. Heb jo ook gelukkige dagen achter den rug? Ben Je de heele vacantle in Haarlem gebleven? Hccriyk van de sneeuw geprofileerd? GOUDKOPJE en ZEEUWINNETJE. Har^eiyk dank voor je leuke kerst kaart Wat blyft poes rustig in zyn mandje zitten Hebben julüe genoeg lijke dagen by dc grootouders doorge bracht? Of ben Je er soms nog? Ik ben natuuriyk heel verlangend naar die lange brieven, die in 1928 zullen ver schijnen. BERLINER BOL. Waren jouw kerstdagen gezellig? Ik kan me voorstel len, hoe glunder die kinderoogjes heb ben gestraald by den grooten kerst boom. Ben je nu weer heelemaal ge- LEGKAART. WILLY IN HET LAND DER ELFEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 14