HAARLEM'S DAGBLAD
H. D. VERTELLINGEN
DRIEKONINGEN.
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
DONDERDAG 5 JAN. 1928
DERDE BLAD
Caspar, Balthazar en de zwarte Melchior.
DE OUDE PEEKENS EN BEDELMANNEN.
Wij komen van *t Oosten, wy
komen van ver,
Wij rijn er drie koningen met
een ster.
t ls zoo'n charmant gebruik uit oude
tijden, dat kleur- en lichtrijkc feest van
Driekoningen.
Als in "t Geldersche land de boer
rijn jachtroer leegschiet in de kale
boomgaard, en allerwegen booze geesten
en kwade duivelen van het oude, voorbije
jaar verjaagd worden, opdat zij in ko
mende lente en zomer hun euvele daden
niet zullen bedrijven, dan prutsen kleine
jongens in stad en dorp van Brabant
aan papieren kronen, worden oude lam
pions wat opgestreken, bijgeplakt en
wellicht besnijdt ergens in 't achterland
een jongen wel zijn van 't vorige jaar
bewaarde kalebas
Want nu is het 't feest van de Drie
Koningen, nu zal een oud gebruik een
merkwaardige sfeer brengen in dc ste
den van Brabant.
Als de avond gekomen is en felle
schijn van lantaarns over de straten
ligt, als hoog en donker de huizen te
gen' de wintersche lucht staan, die
grauw en dreigend hangt over de stad,
ziet, dan komen uit sloppen en achter
buurtjes wonderlijk verkleede kinders
met lampions. Ze schieten de eene straat
in, de andere uit, bij groepjes van drie
of meer en ze zingen een vreemd lied
piet eigenaardige melodie.
Ze schuiven langs de huizen, parman
tig de felgele of witte of gloedroode
lampions voor zich uit dragend, dan'
staan ze stil, zingen weer him liedje,
dat simpel is en van groote bekoring.
Bijna altijd zijn ze met z'n drieën, en
dan heeft de grootste een kroon van
bordpapier met goud, dat is Caspar, de
andere is Balthazar, en de derde, met
zjjn zwartgemaakten snoet is Melchior.
de koning van het Moorenland. Zoo
staan ze daar op stoepen en in portaal
tjes, zoo trekken ze met de lampions over
de straat, waar het nu druk is van men-
schen. Pier „voelen" ze zich in hun
„pekskes", zij zijn de koningen van het
Morgenland en in de schoone kinder
verbeelding wordt de oude japon van
moeder of het stuk laken dat ze om de
schouders hebben geslagen tot een kost
baren koningsmantel.
Het licht danst door de straten. „Ze
wiegelen naar links en naar rechts, ze
hoopen zich op en drijven weer uiteen, ze
klotsen tegen de huizen aan en stuiven
snel naar het midden van plein en
straat, ze deinen vooruit en achteruit,
soms slaat plotseling een vlam om
hoog, omlaag: eenlampion vloog in
brand en werd tegen de straatkeien ge-
bluscht!" Zoo beschreef Vincent Cleer-
riin het Driekoningen-loopen te 's-Her-
togenbosch in Ons Eigen Tijdschrift,
waaraan wU bijgaande illustraties ont
kenen.
En als ge dan opmerkzaam luistert,
hoort ge misschien wel een oud Drie
koningen-lied, dat de een.of ander van
zijn vader heeft geleerd. Zoo kent men
In Brabants hoofdstad nog:
If
..Hier komen wij aan met onze lantère.
Wij zoeken d'n Heer, en wij hadd'n'm
zoo gère.
Wij klopten al aan Harodes zijn deur.
Harodes, de konink, kwam zeilevers
veur",
al wordt niet zelden de laatste regel on-
deugen verhaspeld in:
I >,Maar die lag ln bed en zijn wijf die
kwam veur".
Doch veel meer, en byna algemeen in
heel het Brabantjsche land zingt men
dat veel vroolijker liedje, het melodieuze
DriekoningenDriekoningen
Geef mijn 'nen nieuwen hoed.
Mijnen ouwen die is versleten,
Mijn vader mag 't niet weten,
Mijn moeder heeft het geld
Al op de rooster l> geteld".
Zijn het in Brabant kinderen, die de
schoone oude traditie in eere houden en
beschermen tegen den nuchteren, mo
dernen tyd die zoo veel vervlakt en zoo
vaak reeds oude karakter-volle gewoon
ten deed verloren gaan, in Vlaandcren-
land zijn het ..oude pcekens en bedel
mannen" die om Driekoningen rond
trekken door stedekes en landouwen met
hun heen en weer draaiende ster. Wat
heeft Felix Timmermans zoo'u oud stel
kerels niet fijn geteekend in zijn Drie
koningentriptiek, waaruit „En waar de
ster bleef stille staan" „getrokken" is.
Doch zoover behoeven wij niet van
de Spaamestad weg te gaan om nog iets
te vernemen omtrent het Ster-loopen
Nog onlangs wist een Zaankanter ons te
vertellen, hoe aan de Zaan in het begin
dezer eeuw mannen en jongkerels een
groote ster maakten om daarmee op den
zesden Januari langs de huizen te gaan.
Aan een touwtje trokken ze en de ster
draaide lustig heen en weer. met een
flikkerend kaarsje achter 't gele papier.
En het zou ons niet verwonderen als
iets dergelijks eenige tientallen jaren
geleden ook ln Haarlem nog voorkwam.
Tot de gébruiken op Driekoningen
avond behoort ook het Folkloristisch
merkwaardige eten van de speciale
taart of koek, die voor deze gelegen
heid gebakken is. Want in dien koek
heeft moeder de vrouw een boon ge
stopt en wie die boon in zijn deel
krijgt is boonenkoning. Folkloristisch
merkwaardig is dit, omdat de boon in
velerlei gebruiken aan den eter de gunst
der geesten brengt, cn in sommige
gevallen ook opgevat kan worden als
een symbool van den landarbeid, die in
oude tyden buiten de steden toch d&t
was. waarvan de menschen geheel af
hankelijk waren en die in heel het
volksgeloof en volksleven een belangrijke
rol speelt.
Langzamerhand is ook dit gebruik vrij
wel verdwenen. Wij meenen dat het
alleen in enkele uithoeken van Bra
bant nog bestaat.
Doch daar is het wel sterk gewijzigd,
men bakt voor den feestelijken dlsch
drie boonen in den grooten ronden koek,
één bruine en twee witte. En nu zul
len die aanwijzen wie op den laats ten
avond van de rumoerige twaalf nachten
als Melchior, Balthasar en Caspar zul-
en rond gaan bij de kennissen. En
vooral de Melchiorke's staan dan in
hoog aanzien, de zwarte koningen van
el Moorenland, waarvan zij „gerezen
komen al over berg en dal".
Waar uit alles blijkt dat wjj bij het
loopen met den ster te maken hebben
met "-i katholiek volksgebruik, valt
het niet te verwonderen dat er in het
tend boven den Moerdijk zoo goed als
geen sporen van gevonden worden.
Voornamelijk Is dit wel te wijten aan
den strijd, dien de rechtzinnige Hol
landers voerden tegen dit katholieke
gebruik en hei is zelfs zoo ver gegaan,
dat in het begin van de achttiende
eeuw de Amsterd amsche vroede vaderen
er verboden tegen uitvaardigden.
Een derde gebruik van Driekoningen
ls het kaars j esp ringen, dat. naar een
Amsterdammer ons verzekerde tot voor
weinige jaren daar nog heeft bestaan
bijce stille begijntjes in hun rustige
hofje. En ook alweer in Brabant
in het Zuiden des lands sprongen de
kinderen over de drie koningskaarsjes
waarvan de grootste zwart was en „het
Moorke" heette.
Speurend naar de beteekenls van dit
gebruik vonden we een Vlaamsch liedje
dat er bij gezongen werd:
„Al die daar nie
over en kan,
die en krijgt er gecnen man".
En wij meenen dat in dit geke:s:on-
de gebruik, een overblijfsel is te zien
van het heidensche springen over een
vuur. Dat werkte louterend en schonk
vruchtbaarheid. Bij echte zigeuners ls
het nog gewoonte dat een Moeder met
haar kindje over een vuur stapt en
springen heden ten dage niet de Gel
dersche en Twentsche jongens en meis
jes door de smeulende aschhoopen van
het Paaschvuur, als dit, na vlammend in
den donkeren nacht gelicht te hebben,
langzaam is gedoofd?
Is vooral het laatste Driekoningen
gebruik niet even mooi van karakter als
de glorleuse Limburgsche Meifeesten,
zit er niet iets in van het blijde opti
misme van het landvolk, dat na de
donkere dagen van Kerstmis reeds
de jonge, schoone lente komende weet.
zit daar niet iets in van een groot
verlangen naar den tijd dat hoog en
blauw de y!e voorjaarsluchten over de
groenende landen zullen hoepelen?
C. G. B.
1) rooster schoorsteen.
DE VERPLAATSTE KOEPEL VAN'
BOSCH EN HOVEN.
Nu is men den koepel van „Bosch en
Hoven", die eenigen tyd geleden op een
nachtelijke expeditie van den Hecren-
weg naar Aerdenhout werd overgebracht
aan 't herbouwen in den tuin van Mr.
C. J. van Tienhoven's villa „Klein Bent
veld". De aanneemster, de firma Rij-
nierse te Overveen trekt den koepel op
aan het kruispunt van drie wegen, dicht
by het Aerdenhoutsche kopje. Door de
vorst heeft het bouwwerk eenigen tyd
stil gelegen, maa- eerstdaags gaat men
er weer aan beginnen. Het koepeldak is
nu op palen gezet om het langzamer
hand op te kunnen vyzelen, en er de
muren onder te bouwen. Behalve de
onderste hardsteenen stukken staat daar
van nog niets. Een oordeel over de
aesthetlsche waarde van den koepel in
deze omgeving is dus nog bezwaariyk
te vormen.
SHANKARA.
DE TWEEDE
VOORDRACHTAVOND
Woensdag gaf „Shankara" zijn twee
den voordrachtavond in het Gemeente-
ïyk Concertgebouw, voor welken avond
nu veel minder belangstelling scheen te
bestaan, dan den eersten keer, omdat de
bestryder van het occultisme nu de be
schikking had over de groote zaal.
De voordracht was, wat het eerste ge
deelte betreft, geheel geiyk aan dc eer
ste lezing.
Niemand meldde zich aan om te trach
ten de 500 te verdienen die Shankara
had uitgeloofd voor een niet door hem
te doorgronden experiment.
Na de reeds bekende serie lichtbeel
den werden er nog eenige vertoond be
treffende geestentotografie, de bekende
stigmata en den „helderziende" Drost in
Beraburg. Het eerste beschouwt Shan
kara als onmogeiyk cn hy bestempelt
het dus als bedrog; de stigmata staan
ln verband met een buitengewone, ab
normale gevoeligheid van dc huid. De
helderziende Drost werd. wij deelden dat
reeds mede, volgens talrijke berichten
in Duitschc couranten door Shankara
ontmaskerd.
In verband met de geestenfotografie
besprak Shankara nog de „materialisa
tie" van Katie King, die herhaalde ma
len gedurende langen tyd verschenen
zou zyn aan Prof. Crookes. Gebleken is
dat een dienstmeisje de rol van Katie
King heeft vervuld.
Spr. vertoonde voorts verschillende
foto's van een séance in een spiritistisch
gezelschap in Den Haag gegeven, waar
een tafel onder invloed van een medium
allerlei bewegingen zou uitgevoerd heb
ben. Volgens Shankara is dit niets dan
een vaak geoefende hand- en vinger
vaardigheid van het „medium".
Na de pauze gaf Shankara een goed
geslaagde „telepathische" proeve en gaf
er evenals den vorigen keer meteen de
verklaring by (reflexbewegingen) cn
deed daarna een ook goed gelukte proef
met kaarten, volgens een door hem
uitgevonden experiment (kenners hoor
den wU het den truc van de „carte for-
cée" noemen)waarmede hy wilde aan-
toonen dat helderziendheid niet be
staat.
De spreker constateerde dat de heer
Smits, voorzitter der Vereeinging „Har-
monia" niet aanwezig was en dat ook
geen andere spiritisten in debat kwa
men. Ik heb dat altyd ondervonden, zei-
de hy. Den eersten avond komen dc spi
ritisten cn trachten onrust te veroor
zaken, den tweeden avond blijven zy
weg. ..Harmonla" is my hier dus ook den
tweeden keer uit den weg gegaan".
Nogmaals vestigde Shankara de aan
dacht op de door hem gestichte vereeni-
ging. waarmede hy een gToot offensief
wil beginnen tegen het bygeloof.
Naar aanleiding van een vraag van
een der aanwezigen sprak hy nog kort
over mediamieke kunst. (Verleden Jaar
zyn hier mediamieke schilderyen van
den Haagschen schilder Mansveld ten
toongesteld. welke schilder beweerde zyn
stukken geschilderd te hebben, geïn
spireerd door de geesten van verschil
lende overleden schilders van grooten
naam). Met kunst of „geesten" heeft dit
alles niets te maken, zegt Shankara. 't Is
alles minderwaardig werk (ook de critiek
heeft zich zoo uitgelaten); het praatje
van de „inspiratie door een geest" wordt
alleen uitgestrooid om de schilderijen
beter te kunnen verkoopen.
Antoon Coolen. Hun grond
verwaait. En „Jantje den
schoenlapper en zUn Weensch
vriendje. Beide by de „Wael-
burgh". Blaricum.
Een gewestelijke letterkunde is er te
allen tijde geweest: alleen schynt er nu
en dan wijziging te ontstaan in de
voorkeur waarin een bepaalde land
streek zich kan verheugen. Lang gele
den waren het de overbetuwsche novel
len die een Nutslezing een volle zaal
voorspelden, wat later konden Friesche
volksvertelsels, velen boeiend bezig
houden en „als ge wilt, Is zelfs een
Amsterdamsch epos als dat var onrea
grootsten woordengj-ossier. tot de par
ticularistische kunst te rekenen, die
haar aantrekkelijkheid aan de couleur
locale voor niet gering deel ontleent.
Nu, al eenige jaren, is Brabant troef.
Onder de boeken die ons werden toege
zonden waren er reeds verscheidene,
die het Brabantsch leven schilderden in
een taal, die nu eens meer. dan eens
minder het gesproken dialect weergaf.
Nog kort geleden heb ik hier met veel
genoegen een boek van Marie G ijzen
besproken. Onder de „boeken die my
niet bereikten", officieel dan ten min
ste. behoef ik slechts aan de succes
sen der diverse Meryntjes te herinne
ren, en ik zoude nog meerdere titels
kunnen afschryven, om te doen zien dat
Brabant in de litteratuur ran heden een
gezocht studieveld is en over een drom
van knappe zangers van zyn bodem be
schikt.
Nu komt daar Antoon Ooolen by. Of
het nu komt doordat ik persoonlijk veel
van Brabant houd en van het echte,
weinig gecompliceerde Brabantscho volk
veel wat ons krom toeschijnt, als recht
geneigd b.r. te acccpteeren. of doordat
lk technisch het geval bekykend, altyd
veel voel voor kunst die uit dc eenvou
digste gegevens het maximum aan ont
roering weet te too veren.» kunsteco
nomie. noemen we dat..» een felt ls dat
lk dezen heer Coolen voor een zeer ver
dienstelijk auteur houd wiens beide wer
ken. bovengenoemd, een zuivere gevoe
ligheid en een zeer waardeerbare
schrijfkunst verraden. Het gegeven her
innert heel even aan Marie Gyzen's
.JBoschdreef'. Het is weer het leven van
den boer en de boerin wier horizon de
dorpskerk, wier wereld hun veldje en
wier leven hun kinderen zijn. En dan
brengen die kinderen vaak het con
flict. waardoor het geval het meer of
min interessante geval ontstaat.
Die kinders willen ieuwers-anders
heen. De een naar 't slmmenarie. de
ander en dat is thans meer up-to-
date naar „'t febriek". Ze verwaaien
van hun grond, dragen gele schoenen
en flapdassen, en vinden vader op z'n
best eer. achteriyken snijboon. Niet
kwaad. maar.... enfin, d&érvoor behoeven
wU niet naar Brabant te gaan. Het ls
een vorm ran oudervereering die niet
aan oenlg gewest gebonden Wel is
het de wyzc waarop door zoo'n sny-
boon gereageeerd wordt. En zoo'n Bra-
bantsche boer met z'n vrouw reageeren
in stille berusting en met immer was
sende verwondering over de wereld en
zichzelf, maar lyden er niet minder he
vig om. Een sober gegeven inderdaad.
Het bijwerk: de vrouw, de verschillende
geaardheid der jongens leveren het en-
cadrement, rondom het portret ran Jo
hannes van Goch, den boer. Die als de
vrouw gestorven is. alleen en vereen
zaamd tusschen zyn Jongens overbiyft.
Die, als een tijdje later die rare kwant
van een Fried us weer eens komt aan
waaien en rumoerig doen met een har
monica en gekke liedjes uit het Belzen-
land. aan zijn broers cigaretjes presen
tee rend en den vader zoo een beetje
„welwillend" inlichtend, die dan in zijn
huiske het te benauwd krijgt en in den
avond naar buiten in de sneeuw stapt.
Pas als hy wat lang wegblijft, mist de
andere Jongen. Bertus, hem. Bertus
staat op en roept naar buiten: „Wor
bliede ge", roept Bertus. En een beetje
mal. maar hoe navrant klinkt dat, roept
de oude terug: ..Da weet ik nie".
Een beetje navrant, triest pyndoend
is ook het slot van die kleinere vertelling
van Jantje den schoenlapper, het bultje,
die met zyn zuster, die goeie Regien.
woont, en die een Weensch melske in
huls hebben genomen, waar ze dol mee
zyn en dat ze verwennen. Als 't kindje
jarig ls geweest en het bultje de mooi
ste schoentjes die hy ooit maakte, voor
haar in alle stilte heeft gereed gemaakt,
en als dan 't kindje, verrukt, dat oude
bultige pleegvadertjc om den hals ge
vlogen ls en dat leeiyke goede kereltje
een zoen gegeven heeftde eerste cn
de laatste dien hy in zyn leven van
iemand ontvangen zoudan wordt dat
kindje by Jan cn Regien vandaan ge
haald. omdat.... Ja. dat wildet ge nou
wel dat ik oe vertellen gong, maar da
doe ik nou 'ns nie. Lees dat nou zelf
maar 'ns. 't Is raar genoeg. Maar daar
naast. ate ge het gelezen hebt, zUn we
liet eens. of niet dat Coolen een artist
ls
Hij heeft zeker een paar hebbe-
lykheden die misschien te besnoeien zyn.
Het herhalen van eenzelfde zinsbrak
werkt soms suggestief maar mag geen
..manier" worden. In het groote ver
haal van Johannes van Goch geeft hy
teveel daaraan toe. Zijn vorm van be-
schryving in den aanwijzenden toon:
..daar staat Johannes van Goch, htf
doet dit, hy doet dat. daar gaat die, die
doet zus. hy denkt zoo. enz. heeft on-
getwyfeld iets persoonlijks. Er zit Iets
van de visie van een schilder in dezen
auteur. Er ls echter een gevaar voor een
tonigheid. voor een dreins. Maar dat
neemt niet weg. dat „Hun grond ver-
waalt" een gaaf stuk litteraire kunst
is en dat wie het vertelsel van Jantje
en zyn Weensch kindje schreef, een
hartelijke kerel cn een goed schrijver
moet rijn.
J. II. DE BOIS.
De wraak van
den afgod.
Het was een koude winteravond. Hul
lend gierde dc wind door de kale hoo
rnen ln het slotpark en knarsend draalde
de windhaan heen cn weer op zyn joes-
tigen stang op den slottoren. Dc heer
des huizes. Graaf von MeUenhcim, twee
4jner krygsinakkers en lk zaten 1:1 diepe
clubsessels in de werkkamer van den
Graaf om den grooten open haard, waar
in de spetterende en knetterende hout
blokken een weldoende warmte ontwik
kelden. Een der gasten van den graaf
stond op. ledigde z'Jn glas en trad naar
den haard om zUn sigaar met een bran
denden spaander aan tc steken. BU den
schyn van de vlam werden zoowel zijn
oogen. als ook de onze haast onweder-
staanbaar aangetrokken door oen klein
afgodsbeeldje, dat boven op den schouw
stond. De ritmeester, die zUn sigaar juist
aangestoken had, nam het voorzichtig
van zyn plaats en zette het op tafel,
vlak voor den Graaf, die naast my zat
en ging toen weder zitten. Twee, drie
trekken deed hij aan zyn sigaar en zag
toen den heer des huizes vragend nan.
,,Hoe komt ge aan dit afgodsbeeldje,
graaf?" vroeg hy.
De toegesprokene hief met een ruk
het hoofd op.
„Ik heb het eenige Jaren geleden uit
Indië meegebracht".
ZUn stem klonk merkbaar gedrukt cn
er flikkerde iets onrustigs ln zUn oogen.
De ritmeester hief zUn hand op. Al
tyd hetzelfde, graaf, als men u over cit
afgodsbeeldje spreekt, wordt ge nerveus.
Ik geloof, dat cr een geschiedenis aan
verbonden is cn waarschynlijk een zeer
interessante. Maak van uw. hart geen
moordkuil en vertel ons de geschiedenis
van het afgodsbeeldje". Wij anderen
sloten ons by het verzoek van den rit
meester aan. De graaf had het hoofd in
dc hand gesteund Met opeengeklemde
tanden staarde hy het beeldje aan. Ik
boog me naar voren om het een beetje
nauwkeuriger te bekyken.
Het was een kleine, ongeveer 10 centi
meter hoogc kunstig gehouwen statuette
'.an Vishnu. Dc figuur zat op een. even
eens uit graniet geliouwen. sokkeitje. Als
oog droeg dc Vishnu midden in het
voorhoofd een bloedroode robijn ter
grootte van een hazelnoot, die als een
bloeddruppel glinsterde in het vlammen-
schynsel.
Dc graaf streek zich met de hand over
de kin en iilef het hoofd op. ..Myne
heeren. ik wil aan uw verzoek voldoen
en u de geschiedenis van hot steen en
afgodsbeeldje vertellen, zoo goed als het
gaat. want hot ls. na dien verschrlkkc-
ïyken dag de eerste maal dat ik erover
spreek. Luistert!
Nooit zal ik dien dag vergeten Als
een spooksel vervolgt my de herinnering
van dat uur hot verschrikkciykste uur
uit mijn heele leven. Als ik mijn oogen
sluit zie ik het beeld zoo duideiyk voor
oogen. dat ik hot. als het ware zou kun
nen grypen en nog meen ik dien kreet
te hooren, dien kreet, die my liet bloed
in myn aderen deed stollen.
Met myn vriend, den Engelschman
Stuart Perkins, was ik op zekeren dag
te paard van Dehll opgebroken ora de
Pundsjab ln te rijden.
Tegen vier uur ln den middag hadden
wU de stad verlaten en lieten toen, daar
dc warmte al aardig aan het verminde
ren was nnze paarden flink loopen. Als
op vleug», vloden dc uren heen. WU
reden door een onherbergzame streek.
Spoedig echter, nadat wU door een
bergpas gereden waren, veranderde het
beeld ran de omgeving. Voor ons lag een
groote grasvlakte, die op eenigen afstand
langzaam steeg. Op het hoogste punt.
door geweldige rotsblokken omgeven,
stond het beeld een beeld, zooals gü
hier ziet staan: uit *t zelfde graniet ge
houwen cn met een robijn ter grootte
van een kokosnoot als oog. Voor den
sokkel, waar het op stond, lagen de
resten van verscheidene skeletten door
elkaar; doch wU konden ons niet be
grijpen. waar die vandaan kwamen. BU
een ln dc nabUheid wonenden inlander,
een Brahmaan, gingen wij naar binnen,
versterkten den inwendigen mensch met
een stukje eten en reden door den
nacht, helder van sterren, naar Delhi
terug. Den volgenden dag sloeg Perkins
my voor nog eens naar het afgodsbeeld
te rijden en den robUn te halen, a-aar
door wU voor ons heelc verdere leven
binnen zouden zijn", zooals hy het uit
drukte. lk ried het hem af. waarschuw
de hem doch tevergeefs. HU was
voor dood. noch duivel bevreesd. Ein
delijk willigde lk zUn verzoek in. En op
een stormachtigcn avond, nog erger dan
dezen, braken wy op. De nacht was
angstwekkend. Brul schend Joeg de wind
over de vlakte, zweepte de takken der
hier cn daar verbreid staande boomen.
zoodat zij zich als strootjes onder den
druk bogen. Aan den hemel schoten
pijlsnel de wolken voorbU, zoodat de
maan slechts nu cn dan te voorschUn
kwam. Spoedig hadden vU don bergpas
bereikt. WU stegen af. brachten onze
paarden op een tamelijk beschut plekje
en slopen toen door het gras. dat een
voet hoog stond, naar het afgodsbeeld
toe, waarvan, wanneer de maan er op
scheen, liet oog oen stralenden glans
afwierp. Perkins droeg de tasch met
werktuigen HU sprong over dc gebleekte
beenderen en schedels lieen er. klom op
de rots. Een fluitend geluld en hand
had h|| «jn lasso om den hals van het
beeld geworpen. Als een kat klom hU
tegen het tien meter lange touw op.
Toen zette hU zich op de steenen schou
ders van 1*: beeld cn dreef met korte
krachtige slagen den beitel ln het gra
niet. Langzamerhand kwam de robyn
los. Nog een krachtige slag en huppelend
als een kaatsbal kwam de robUn naar
beneden rallen, van steen tot steen en
Keef op den sokkel, tusschen de voeten
van liet beeld, liggen Ademloos had lk
Perkin's werkzaamheden gevolgd. Han
dig klom hU thans langs hel beeld naar
beneden om den robyn te halen. Reeds
stond hy tusschen de beencn van het
beeld hy bief den robUn op richtte
rich op cn wilde liet my toewerpen
toen klonk cr plotseling een geluld
een geknars, cn dan een kreet een
schreeuw, zoo gruwelijk, zoo wild, als
ik cr nog geen gehoord heb en het
bloed stolde ln mUne aderen. Dan een
stoot en in een wijden boog vloog het
lichaam van Perkins door de lucht cn
bleef voor myn voeten liggen dood
verpletterd. Toen klonk er plotseling
een waanzinnig lachen tot mU door. vol
hoon en wilden liaat. Een ontaettende
angst maakte zich van my meester.
Ik keerde mU 0111. Aan den rand vau
het bosch stond de gestalte ran den
Brahmaan, die er in het maanlicht
spookachtig uitzag. Wild fladderde rijn
lange baard ln den wind en dreigend
hief liU zijn magere armen togen my op.
Ik hief den robyn op, wilde hem den
ouden gek naar het lioold werpen
toen kwam er een woord over de lippen
van den man. een vloek, een verschrlk-
keiyke vervloeking. En ik wendde raj
om cn vlood heer., vluchtte voor den
vloek van den Fakir, dien ik niet hooren
wilde cn die rich toch aan mijn schre
den hechtte en mU raUn leven lang ver
volgde. Ik wierp mU op mijn paard en
gaf het de sporen. Sneller dan de wind
raasde ik terug naar Dellil, waar ik.
badend in mU'.i zweet, aankwam Ik
wierp mU op mUn legerstede doch
slapen kon ik niet. Ik wilde echter
vergeten en spande mij ln. om met ge
sloten oogen rustig te biyven liggen en
aan andere dingen te denken. En toen
ik mUn oogen weder open deed. stond
er op tafel het beeldje ran den god
Vlshnu en de robyn fonkelde kwaad
aardig. Dc dacht, dat het ren waan ge
dachte van me wu cn schreed lang
zaam op de tafel toe. Het was het beeld
je. clat gc hier riet staan. Ik wierp het
't raam uit, op straat, sloot alle toegan
gen tot raUn huis zorgvuldig af en wierp
m'J weder op mjjn bed. Den volgenden
morgen stond het beeldje weder op mUn
tafel. MUn zenuwen dreigden my ln den
steek te laten. Ik nam het beeldje cn
Wierp het ln de Ganges, zag het een
eindje mededryven en toen zinken cn
toch stond het den volgenden dag we
der op myn bureau. Ik was dc waanzin
nabij. Waar ik het ook heen bracht,
steeds kwam het weder terug. Op den
duur begon ik er aan te wennen en
beschouw het nu nog maar als een
voortdurende herinnering aan dien vree-
seiyken nacht. Dc weet ook, dat op zeke
ren dag de vloek van den Brahmaan in
ver ra Hing zal gaan. doch lk laat de
dingen rustig op hun beloop".
De graaf had zijn geschiedenis be
ëindigd. Minuten lang zwegen wy allen.
Toen vroeg de ritmeester:
„Wat gebeurde er met uw vriend,
graaf?"
-Met hem? Perkins? Verpletterd
dood! De bouwer van het afgodsbeeld
had Ln het inwendige een maclünerie
aangebracht cn tusschen de voeten be
vond zich het mechaniek! Perkins
bracht die in beweging. De geweldige
arme:» van den god pakten hem. drukten
hem de borstkas ln en stieten hem
daarna naar beneden. Thans verbleekcn
zijn beenderen aan den voet van liet
beeld, naast de anderen, die zijn lot
hebben gedeeld".
,.En de robyn, waar bevindt zich de
robyn. graaf?"
,.De steen Ls in mijn bezit".
„Mogen we hem eens zien?"
De graaf kromp Ineen, keek ons allen
aandachtig aan. den een na den ander,
minutenlang. Toen stond hy op. Mot een
vermoeide beweging haaide hy een sleu
teltje te voorschijn, stapte op een stoel
en vandaar op een buffet. Toen stak hU
het sleuteltje In dc opening ln den lijst
van een schilderij, die daar boven hing,
draalde den sleutel één •- tweemaal om
en toen ging cr een pantserdeurtje open,
dat hU daarin had laten bouwen. Mci-
lenhelm ging op ren been staan, greep
diep lil het schatkamcrtjc en tastte
naar een zwart ebbenhouten doosje. HIJ
wilde den eenen voet weder bijtrekken,
stapte mis en.... een waarschuwende
roep te laat. De graaf viel, greep, met
beide handen een steunpunt zoekend, ln
de lucht en stortte toen met een lulden
kreet ter aarde. Met een smok sloeg zyn
hoofd tegen het eveneens op den grond
gevallen, afgodsbeeldje aan een
smartkreet uit zyn mond dan bewoog
het lichaam zich nog eenmaal strekte
zich Graaf MeUenhcim, dc laatste van
zyn geslacht, was dood.
Den hals gebroken, stelde de dokter
vast.
Maar wU, toeschouwers by dit ver
schrikkelijk gebeuren, werden angstig
stil en zwijgend gingen wy uit elkander.
De vioek van den Brahmaan was ln
vervulling gegaan.
DE WEG HAARLEM-
VELSEN.
DE BOOMEN TE SANTPOORT
MOETEN VALLEN.
Het gedeelte Ry kastraat weg van het
Soendaplcin af tot de vroegere school
A. op het dorp oud-Schoten Ls ln drie
tempo's verbreed en geasphalteerd.
Het gedeelte oud-Schoten Sant
poort zal eerlang aan de beurt komen.
Men heeft overwogen of het mogelijk is.
de prachtige bootnenryen op dit deel
van den weg te behouden. De rijweg tus
schen de boomen ls ongeveer zes meter
breed, althans wanneer deze precies van
boom tot boom verhard werd. zooals op
enkele plaatsen gebeurd ls met kelen.
Maar een w-eg van zoodanige breedte ls
thans reeds, cn zeker voor de toekomst
onvoldoende.
De boomen zullen daarom moeten ver-
dw 'Oiicn.
Men heeft ze reeds voorzien van eer,
wit nummer om binnenkort tot vcrk>
over te gaan. 't Is Jammer, dat zoo'n
prachtige laan moet worden geoff'rd
aan de eischen van het moderne
keer. maar er is niets aan tc doen.