HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN FLITSEN VERMIST STADSNIEUWS FEUILLETON DINSDAG 10 JAN. 1928 DERDE BLAD No. 3724 IETS OVER DE MAKELAARDIJ. HAAR NIEUWSTE HISTORIE DE EENVOUDIGE WEG DE RECHT- BANK BEëEDIGT NA BIJ DE K. v. K. INGEWONNEN ADVIES ZIJ KAN VAN DAT ADVIES AFWIJKEN HET MAKELAARSLEGER ONTE VREDENHEID OVER DEN BESTAANDEN TOESTAND VOORSTELLEN TOT WIJZIGING. Art. 62 van den vierden titel van het Wetboek van Koophandel, welke titel handelt over beur—in van koophandel, makelaars en kassiers, geeft de volgen de omschrijving van wat een makelaar Is. „Een makelaar is iemand die, als soodanig beëedigd door de arrondisse- ments-regtbank, zijn beroep ervan maakt, tegen genot van zeker loon of provisie, overeenkomsten te sluiten op order en op naam van personen, tot wie hij niet in eene vaste betrekking Btaat". Op den staart na (want het is een prachtig onderwerp van discussie, of in een bepaald geval iemand al of niet „in een vaste betrekking staat") is deze om schrijving duidelijk genoeg, zoödat wij de g in regtbank maar op den koop toe nemen. Men schrijft nu eenmaal slecht in Den Haag en spelt niet beter. Het publiek begrijpt artikel 62 dan ook zeer goed en er gaan geen drie maanden voorbij, of het aantal makelaars in een stad als Haarlem wordt vergroot. Vroe ger verzocht de aspirant naar die waar digheid om toelating aan den gemeen teraad en (uitgezonderd een tragi-ko- mische' periode, toen het gemeentebe stuur plotseling ontdekte, dat het zijn bevoegdheid had overschreden, door ma kelaars in vaste goederen te benoemen, waartoe de Raad het recht niet bezat) ging dat langen tijd zonder bezwaar, totdat bij een wetsverandering de be noeming van makelaars anders werd geregeld. Men liet af van het benoemen van makelaars in onroerende goederen, tengevolge waarvan die speciale soort al spoedig uitgestorven was. De nieuwe regeling is al buitenge woon eenvoudig. Iemand richt tot de rechtbank een verzoekschrift, waarin het vak wordt vermeld, waarin hij ma kelaar wenscht te zyn. „Hij legt", zoo staat in het vervolg van deze alinea te lezen, „den eed af, dat hij in het algemeen de aan hem opgelegde plichten (ik moderniseer het woord maar weer, ofschoon er eigenlijk pligten staat) getrouwelijk zal waarne men en dat hij in het bijzonder de hem als makelaar opgedragen waarderingen (lees waardeeringen, want ringen van waarde zijn niet bedoeld) zal doen te goeder trouw, naar zijn beste kennis en wetenschap". Evenwel gaat het nu ook weer zóó eenvoudig niet. „De rechtbank beslist over de toelating tot de beëediging, na het Openbaar Ministerie te hebben ge hoord en het advies te hebben gevraagd van de Kamer van Koophandel en Fa brieken, binnen welker gebied de woon plaats is gelegen van dengeen, die wenscht te worden beëedigd. De Ka mer brengt haar advies uit, binnen zes weken nadat het gevraagd is". Ln de Haarlemsche Kamer van Koop handel is voor deze adviezen een com missie benoemd, bestaande uit de hee- ren Klein Schiphorst, Lasschuit en Cohen. Eigenaardig is evenwel de rege ling, dat hoewel de rechtbank verplicht is het advies van deze deskundigen te vragen en daarop zeker ook prijs stelt, omdat zy dat natuurlijk noodig heeft, zij niet verplicht is om zich aan haar advies te houden. Het. woord „advies" wijst daar trouwens duidelijk genoeg op. Naar ik hoor komt het dan ook Inder daad voor, dat de rechtbank van het advies afvrijkt en overgaat tot be- eediging, ook wanneer de Kamer van Koophandel adviseert tot afwijzing. Om welke redenen dit dan geschiedt, kun nen buitenstaanders natuurlijk niet we ten, omdat zoowel de Kamer van Koop handel als de rechtbank over deze zaken in geheime vergadering beslist. Blijkbaar heeft de wetgever er op gerekend, dat in den regel de sollici tant zal worden aanvaard. ,X>e be- eediging", zoo zegt de wet, „wordt den belanghebbende slechts dan geweigerd, indien gegronde vrees bestaat, dat lay als makelaar de eer van den stand der makelaars schaden zou of Indien hy de geschiktheid mist, vereischt voor de uitoefening van zijn beroep. Deze wei gering heeft niet plaats, dan nadat de belanghebbende te voren is gehoord, althans behoorlijk opgeroepen." Dit fijne onderscheid tusschen „liooren" en „oproepen" is een van die dingen, waarvan een leek verwon derd staat te kijken. Wat kan het baten om hem „althans" op te roepen, wanneer hy daarna niet zou worden gehoord? Laat ons nu eens nagaan, welken storm de nieuwe bepalingen ontketend hebben! Een storm van makelaars na melijk. Bij de Kamer van Koophandel kan nagezien worden, hoeveel sollici tanten in de laatste jaren alleen, aan de beëediging zijn toegekomen: in 1922 werd de nieuwe wet voorbereid, zoodat in dat jaar geen beëedigingen plaats hadden. In 1923 was uit den aard van de zaak het aantal des te grooter, na melijk 88 en in de volgende jaren neemt het aantal toe. In 1924 be- eedigt de rechtbank niet minder dan 46 makelaars, in 1925 „maar" 30, in 1926 zoowaar nog weer meer, namelijk 36 en de stroom van aspiranten is ook thans nog niet opgedroogd. In deze vier jaar zyn er dus in het arrondissement niet minder dan 200 makelaars beëedigd, makelaars in allerlei vakken, soms zelfs wel in vakken waarvan we ons afvra gen wat daarin toch wel te makelaren valt. Maar verreweg het grootste aantal wendt zich tot hulzen, bouwterreinen en dergelijke en het moet ook wel erkend worden, dat daarin voor een tusschen- persoon de beste gelegenheid tot „ver dienstelijk" werk bestaat. Maar is er voor al deze makelaars wel plaats? Kunnen zy allen een behoorlijk levensonderhoud verdienen? En zoo niet, is het dan wel wenschelijk, dat de be- eediging maar voortdurend voortgaat en zoodoende het te behalen succes allicht telkens geringer wordt? Men kan zeg gen, dat het in een vrij beroep even zoo gaat en dat valt ook niet te ont kennen, maar het verschil tusschen het vrye beroep en het beëedigd bedryf van den makelaar ligt juist in de beëedi ging, die de makelaar wel en het vrye beroep niet noodig heeft. Zoodra de wet aan een bedryf een zeker cachet ver leent, behoort zij er ook voor te zor gen, dat de aldus gestempelden, wan neer ik het zoo noemen mag, een rede lijke kans hebben op een bestaan in de maatschappij. Ten bewyze daarvan kan men wijzen op de notarissen die wel niet met het vak van den makelaar ver geleken kunnen worden, omdat zy aan moeilijke examens moeten voldoen, maar ten opzichte van de beëediging met de makelaars overeenkomen. Het notariaat is dus een gesloten bedrijf, met dit ver schil alleen, dat het aantal notarissen door de Regeering kan worden uitge breid, wanneer in een streek ergens de bevolking aanzienlijk toegenomen is. Zou het ideaal dan zijn, het make laarsvak tot een gesloten bedryf te ma ken? Als ik goed zie, is daar de wet telijke regeling nu allerminst op inge richt. De notaiis heeft aan den een en kant een vry beroep, staat evenwel aan den anderen kant onder toezicht, zoodat hy min of meer een Regeeringsambte naar kan worden genoemd. By den ma kelaar bestaat iets dergelyks niet. Al leen zyn beëediging bindt hem meer dan den zakenman in het vrye be dryf, Het vak sluiten door een tydlang geen nieuwe makelaars te benoemen en aldus langzamerhand hun aantal te be perken, in het belang van henzelf en misschien ook van het publiek, is een denkbeeld, dat geen kans van slagen heeft. Toch zyn verschillende categorieën van personen, die by de aanstel ling van makelaars te pas komen, met den toestand niet tevreden. De Kamers van Koophandel in Nederland niet, omdat hun adviezen niet steeds door êe rechtbanken worden opgevolgd en omdat de Kamers zelf moeilijkheid hebben met den maatstaf, dien zij by de candi- daten moeten aanleggen, de be- eedigde makelaars zelf niet, omdat zy hun gelederen maar steeds zien groeien en daarmee de mededinging van hen, in wie zij niet altyd gelykvaardige perso nen kunnen zien. Zonderling is het bovendien, dat naar het schynt iemand zich veilig makelaar kan noemen, ook wanneer hy daartoe niet beëedigd is. Sinds eenogen tyd worden dan ook denkbeelden aan de hand gedaan om den toestand te verbeteren. Twee daaraan staan feitelijk recht tegenover elkaar. Het eene voorstel strekt tot het vrijlaten van het makelaarsbedrijf. zoo dat het publiek de vrye keus heeft en de beëediging vervalt, waaraan de voor standers van dit systeem geen voldoende waarde hechten. Het andere is juist, om de waarborgen aan te vullen door een examen, waaraan Iedere makelaar zich zou hebben te onderwerpen. Leeken op dit gebied zullen zich aan een keuze tusschen de twee systemen niet wagen, maar zij zullen wellicht beweren, dat meer dan de beëediging en meer dan het examen nog daarbij, waarborg te vinden is in den man van karakter van wien deugdelijke behartiging der zaken van zyn cliënt het meest te verwach ten is. Goede, degeiyke makelaars zyn er zeer zeker. De vrees schijnt juist te zUn. dat bij het uitdyen van het aantal, min der geschikte elementen optreden tot nadeel van de goede. Hoe de oplossing zyn zal, moeten wij afwachten. Dat die komen zal is waarschijnlijk. J. C. P. DE VOLKSUNIVERSITEIT PROGRAMMA VAN NA DE KERSTVACANTIE. Het is ditmaal een keurcollectie van nuttige en. aangename avonden, die deze instelling ons in haar pro gramma voorspiegelt. Beginnen wy met een letterkunde- leergang „Het Nederlandsch Tooneel in de 20ste eeuw" door Mevr. Van den Bergh v. Eysinga en een leergang over paedagogische psychologie „Kinderen die zorg geven" van Dr. v. d. Spek. De laatste is misschien hier in Haarlem nog minder bekend? Tot voor kort Genees heer-Directeur van „Den Dolder" is deze begaafde psychiater èn ondertaou- dende spreker sedert onlangs in dezelf de functie op „Meer en Bosch". Den zelfden leergang gaf Dr. v. d. Spek te Amsterdam, waar hij zeer veel belang stelling trok en geen wonder, als wy le zen, dat de behaiadelde onderworpen luiden: het nerveuze kind, het mismaak te kind, het vroeg rype kind, het achter- lyke kind, het phantastische kind en het wilszwakke kind. Mevr. Van den Bergh van Eysinga behandelt achter eenvolgens Heyermans, Ina Boutiier Bakker, Jo van AmmersKliller, Schiir- mann en Mevr. SimonsMees. Ook Mevr. Roland Holst, ofschoon abusieve- lyk in het programma niet vermeld, zal behandeld worden. Een reeks onder werpen om van te genieten! Vermelden wy tenslotte nog even, dat deze leer gang anders dan in 't programma ver meld staat, aanvangen zal niet op Woensdag 11, maar op Woensdag 18 Ja nuari en acht avonden zal vullen, wy twyfelen niet, of deze leergangen zuilen wel groote kringen toehoorders en toehoorderessen trekken. Zoo ook de Radio-cursus van Dr. M. J. HuL- zinga. Hoevelen genieten tegenwoordig niet van deze in alle opzichten? zegenryke uitvinding. Hoe weinigen weten wat er eigenlijk gebeurt! Hoeve len hebben moeite een eenvoudig leer boekje daarover heelemaal te begrypen. Dat nu stelt Dr. Huizinga zich juist ten doel te verhelpen. Wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat de leergie rigen velen zullen wezen, die onder des kundige leiding zich iau eens op gaan maken om dit eene der modeme raad selen, waardoor de doorsnee-mensch van tegenwoordig zich omringd weet al thans wanneer hem deze ontstellende waarheid bewust geworden is! eens voor een klein beetje te doorgronden. Maar ook de leergangen, die mis schien op het eerste gezicht nu niet zoo direkt tot de aantrekkelykste voor het groote publiek behooren, willen we met een enkel woord behandelen. Wie van oude Vaderlandsche Historie houdt zal dadelijk zyn aandacht getrokken voelen tot den eersten cursus die op het Pro~ gramma staat, die van Dr. N. Japikse, over den Stadhouder-Koning Willem III Het is ook van genoeg bekendheid, hoe Dr. Japikse. de leermeester van Prinses Juliana, de biograaf van Johan de Witt en de uitgever van zoo menig deel der Ryksgeschiedkundige Publication, dé ge schikte man is, die een dergelyk onder werp voor een grooter publiek kan be handelen. Maar hoe weinigen zyn er onder het tegenwoordig publiek, die happig zyn op een historisch onder werp. Wij zouden zoo gaarne zien, dat ook ïiier in Haarlem, als verleden jaar in Den Haag. ruim 200 toehoorders naar Dr. Japikse gingen luisteren. Het is goed, dat een volk de grooteche periodes en de groote mannen uit zyn verleden kent. En de strakke, toch zoo aantrek kelijke figuur van den Stadhouder-Ko ning is een van deze. VAN HAARLEM S DAGBLAD No. 1099 BABY NIET OPNEMEN! Baby wou. dat iemand maar eens I enfin, er is maar een middel, het bij hem kwam en hem opnam. cude beproefde hy verveelt zich dat hielp niet. moeder zeg*, tegen oma dat het teveel verwent als hU altUd maar wordt opgenomen eens zien of kracht overwinnen kan moeder is nog vastbesloten, maar j oma brandt van verlangen om hem te knuffelen nu zegt oma wat haar opinie is van al die moderne ideeën over babies vooruit oma! misschien dat het lukt om moe- der's hart te vermurwen als hy stilletjes wat in zichzelf snikt nou, hU kan niet anders zeggen dan dat hy een koppige moeder heeft houdt zich verder bezig met zui gen op zUn vingers, hopende dat moeder beseft, hoc hy over haar denkt, (Nadruk verboden). Nog een historisch onderwerp? „De innerlijke ontwikkeling van het Joden dom sinds de Fransche revolutie" door Rabbijn de Vries. Ja. maar dan toch een van zeer byzonderen aard. Wie de le zing van Carry van Bruggen gehoord heeft, weet, hoe veel er woelt en gist in de Jocdsche gemeenschap sinds de emancipatie. Typisch dLe kleine ge meenschap van dat oude, eerbiedwaar dige en taaie Oostersohe volk in ons midden, zoo gelijk aan ons en toch zoo geheel anders. Ons zoo naby en toch zoo vreemd. Het spreekt van zelf, dat veel Joden de lessen van Rabbijn de Vries zullen willen aanhooren, maar wy zouden toch ook willen dat niet-Joden zoowel zy die van Christelyken huize eenig begrip hebben van de geschiede nis en de Wet- van dat volk, waaruit het Christendom voortkwam, alsook zy, die zuiver wetenschappelUk belangstel ling koesteren voor dit om sociologi- sohe en psychologische redenen zoo belangryke onderwerp begrepen, dat hier een cursus is, die hen ten zeerste raakt. Tenslotte nog een hyper-modern on derwerp. „Stedenbouw en Volkshuisves ting" door Ir. P. Bakker Schut. Waar om zyn de oude steden zoo stijlvol, de nieuwe zoo stylloos? Hoe moeten de nog ongeborenen eenmaal allemaal ge huisvest worden? Waar gaat het met onzen duinrand en onze bosschen naar toe? „Wie zal dat betalen?" is het vraagstuk van de toekomstige bebou wing en. de toekomstige bewoon baarheid van Holland niet een even be- langrUk vraagstuk als de kwestie van de inpoldering van de Zuiderzee? Het stel len van dergelyke vragen illustreert voldoende, hoe goed het van het Be stuur van de Volksuniversiteit gezien is, een dergelijk onderwerp eens op het programma te zetten. Zal het voldoende belangstelling trekken? Wy hopen, wy hopen zeer. Want „daar gaan groote dingen gebeuren in Holland", zooals Adama van Scheltema zong. maar het is ook mogelyk, dat daar onherstelbaar leelyke dingen in Holland gaan plaats vinden. En dat zal zeker geschieden, wanneer het publiek niet meeleeft met deze vraagstukken. „Men vrage Programma aan, gratis verkrygbaar by den Boekhandel" zegt het. aanplakbiljet van de V. U. en wy zeggen het gaarne na. J. S. B. FEESTAVOND ONS GENOEGEN. „BERCOPWAATS". De ontspannigsvereeniging „Ons Ge noegen" heeft Zaterdagavond in „Bloemhof" een tooneelavond gege ven, die gevolgd werd door een bal. De vraag rijst of het verstandig is, om zoo'n avond een tweeledig karakter te geven? Het is altijd nadeelig voor de attentie, die aan het eerste gedeelte geschonken wordt, maar daarentegen toch weer van gunstigen invloed op het aantal dei- bezoekers. Zoo ook hier. Van slechte opkomst kon niet gesproken worden, wel was het tydens de opvoering van „Bergopwaarts" storend rumoerig. Dat was jammer, want. de spelers gaven hun beste krachten, en toonden, dat daar door heel wat bereikt kan worden. Het komt ons voor. dat „Bergopwaarts" van D. H. Scheffer voor een avond als deze wel wat zwaar op de hand is. De leden van de tooneelclub hadden zich een zware taak opgelegd. Met dit stuk een publiek, dat op Zaterdagavond verstrooiing zoekt, te boeien, is heel moeilijk. Dank zij dc toewijding der spelers slaagde het. hoewel niet vol komen. Vooral de zeer moeilijke rol van den dominee, is door den heer H. van Del den op bewonderenswaardige wyze ver tolkt. De dominee moet spaarzaam zyn met gebaren, zijn spel moet zich ken merken door soberheid. Te meer wordt daarentegen gcëlsclit van zijn geheugen, zyn talent om te reciteeren. Aan al die elschen heeft de heer Van Delden als speler beant woord. nooit werd hy dramatisch, ui stekend heeft hy zich ingedacht in deze rol. Hij was een waardig hoofdper soon. MeJ B. Korsellus had zich ook goed Ingewerkt in haar rol. Haar spel was echt cn ongekunsteld cn als tweede hoofdpersoon verdient zy met eere ge noemd te worden naast den heer Van Delden. Een belangryke en moeilijke rol had ook mej. B. Goezinnen als de moeder van den dominee, de middelaarster tus schen man en vrouw. Zij sprak lang zaam cn duidelijk, wat in haar rol een voorname factor was, Dc heer E. Ry- broek had een goede opvatting van zyn plaats in 't stuk. HU had wel de dank baarste rol. maar maakte daar geen misbruik van. De uitspraak was over 't algemeen lang niet slecht, maar aan enkele vreemde woorden moet nog wat. extra- aandacht geschonken worden. Bepaald goed gesproken werd door dc dames F. A. vè «Boxel en M. Malta als de freule en dc dienstbode cn door den heer H. Frischalowsky. den ouderling. ZU heb ben hun vry kleine rollen in dc puntjes verzorgd. De mooie gedachten uit een hoog staand werk. zyn dus tot hun reelat ge komen. Het pleit ten zeerste voor dezo tooneelclub. dat dit werk verkozen werd boven een of ander ongetwyfeld mnk- keiyker en dankbaarder, maar zinledig biyspel of kluchtje. De vereeniging is anderhalf Jaar oud, een toekomst heeft haar tooneel club zeker, zij zal wel „Bergopwaarts" gaan. Tegen elven kon het langverbeide bal beginnen op muziek van de Jazz-band Kitty". Het kan voor de deelnemers niet anders dan gezellig geweest zyn HELDEN-DER-ZEE-FONDS „DORUS RIJKENS". Onder eero-voorzitterschap van den burgemeester, den heer C. Maarschalk, heeft zich hier ter stede een plaatselijk comité gevormd, bestaande uit de vol gende dames en hoeren. J. J. v. Bom mel. C. Clifford Cocq van Breughel, E. J. Groendu Mosch, L. F. F. M. Heer- kens Thijssenvan dei- Kun. jonfcvr. M. dc Jonge van Carnpen Nieuwland: A. F. Kr-rmer—Wyt, J. A. Schippers. H. Vening Meines®van Hail, P. C. Adrian, dir. Nod Stoomvaart Mij. „Oceaan". TJebbo Franken, arts, voorzitter: W. Hj- larius, dir. N. V. Ned. Lnd. Handels MU A. W. Michels. lid der Prov. Staten; G. W. de Visser. Gcp. Kapt. tor zoo. Onder auspiciën van dit comité wordt op Zaterdag 18 Februari, door hot Rot- tordamsch Hofstadtooned opgevoerd ..Dover—Calais", blijspel in drie be drijven van Julius Berstl. De voorstelling zal plaats hebben ha den Stadsschouwburg. Na afloop gele genheid tot dansen ln den foyer. Kaarten voor deze voorstelling zijn reeds nu te krijgen by do leden van loet comité. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CENTS PER REGEL. Naar het Dultsch van F. ARNEFELDT. Vertaald door JAC. VAN EMDEN. 25) Het hartelooze, eerzuchtige meisje had hem na het gebeurde met zyn vader wreed en ruw teruggestooten, maar toen hy den eersten schok te boven was, ont dekte hy dat hy aanmerkelyk minder diep getroffen was, dan Aurelia mis schien wel dacht: zijn hart was niet ge wondhet verlies liet geen smarte lijk litteeken na. In zUn geest stond het beeld van Selma von Kirchdorf als een lichtende engel naast de duistere figuur van Aurelia. Steeds machtiger werd zijn verlangen om haar weer te zien, maar een macht, sterker dan zyn verlangen, weerhield hem van een bezoek aan haar huis. En ook zij was niet meer by hen geweest en bitter klonk de vraac aan Juliane: Is ze teruggekomen, zooals ze beloofd had? Zijn zuster jnoest hierop het antwoord schuldig blijven en erkennen, dat dit ook haar bevreemdde. s Ze heeft me een paar maal ge schreven en gevraagd, hoe het met moe der gaat. Ze heeft me ook gevraagd haar te komen opzoeken, maar ik heb haar geantwoord, dat dat natuurly'k or.- mogelyk is, omdat ik moeder niet alleen kan laten, antwoordde ze aarzelend. Juist, en toch is ze weggebleven, daar heb je het al! bracht Gustaaf op heeschen toon uit. En zonder zyn zuster tyd te laten voor een antwoord, ver volgde hy: Ik raad je ook aan, geen gevolg te geven aan haar u'tnoodiging; het zou een leelyke teleurstelling worden. Er zUn ongelukkigen, wier byzijn men ont vlucht, voor wie men zijn huis gesloten houdt, ook al heeft men medeiyden met hen, juist zoo als men zyn beste vrien den mydfc, als in hun woning een be- smettelyke ziekte heerscht. Waarom heeft rechter Mühlfeld zyn zoon naar Löwenberg laten sturen en Geheimrat Graupner zal zijn kleindoch ter eveneens tegen ons willen bescher men. Maar van wat er eigenlijk in de ziel van haar broer omging, had Juliane geen besef. Ze dacht dat hy nog leed onder de harteloosheid van Aurelia, en wist niet van den feilen stryd dien hy streed om zyn noodlottige genegenheid voor Selma von Kirchdorf uit zUn hart te bannen. Nog minder kon zij vermoe den dat Selma zelf met smartelijke ver langens uitzag naar een bezoek van Gustaaf Forberg cn zyn wegblijven toe schreef aan het feit, dat zUn hart aaog altiid aan een ander behoorde. En haar eigen gekrenkte meisjestrots belette haar om den weg naar Friedenau opnieuw te gaan. Zoo leefden de bewoners van het huis in de Saarstrasse in volkomen afzonde ring; er kwam niemand dan de dokter, die de oude mevrouw Forberg nog steeds bezocht. Maar wel klopte nog een andere be zoeker aan de deur het gebrek. Reeds hadden ze om de hypotheekrente te be talen, een zwareaa gouden ketting een familiestuk, moeten verkoopen; wat zyn zustor met naaiwerk kon verdienen mocht geen naam hebben en beiden schrokken er voor terug, den ouden Knmnier of zelfs Geheimrat Graupner deelgenoot te maken van hun plan voor een leening en met bange zorg vroegen broer en zuster zich af waar dit naar toe moest en waar de inkomsten en de spaar pemaingen van nun vader toch waren gebleven. HOFDSTUK XI. Dr. Forberg wordt verzocht onmiddel- ïyk op het hoofdbureau van politie te komen. Dit was de boodschap, die een agent, die op een zomerscheia October- middag by de Forberg's aanschelde, bracht. Juliane. die hem door het raam had zien aankomen, had zich gehaast, hem ln de gang te laten. Zacht deed ze de deur van de voorkamer open, waar haar moeder die dien dag voor de eerste maal haar kamer had mogen verlaten en even in den tuin was geweest, op dc sofa lag te slapen en wenkte haar broer, die daar ook was. even buiten te komen. De agent herhaalde zUn boodschap, terwyi Juliane de deur zorgvuldig ach ter haar broer sloot. Wat is er aan de hand? Is er tijding van mijn vader? vroeg Gustaaf. Wel mogelijk, antwoordde dc agent, officieel zwijgzaam. Wat dan? Dat zult u op het bureau wel hoo- rer.. Ik smeek u. zeg me toch wat u weet. laat me toch niet in die verschnk- kelyke onzekerheid, drong Juliane en ze keek den gestrengen ordebewaarder zoo hulpeloos aan. dat. hij op wat minder barsc-hen toon antwoordde: Ik weet alleen, dat dc heeren Graup ner ook een uitnoodiglng hebben ont vangen om op het bureau te komen en dat er een telegram uit Amerika is. Zc zullen hem daar wel ingerekend hebben, zei hy wat zachter en met een blik. die evenveel medelijden met dc Forbergs uitdrukte als voldoening over het feit. dat een zaak. waarmede de politic zich al zoo lang had bezig gehouden, nu to' eer. behooriyk einde zou worden ge bracht. Dat is onmogciykl riepen Juliane en Gustaaf tegel yk en de eerste voegde er aan toe: MUn vader is niet ge vlucht en kan dus laict gearresteerd zyn! Nou, als u het beter weetant woordde de agent beleedlgd. U komt dus. Hy maakte rechtsomkeert cn ging. Gustaaf, ik ga met Je mee, riep Juliane. ik zou de onzekerheid tot je thuiskomst niet kunnen uithouder.! Haar broer verzette zich met; hij kon trouwens geen woord uitbrengen. De twijfel, die den laatsten tyd wel eens by hem was opgekomen en dien hy steeds met geweld had onderdrukt, verhief zich met nieuwe kracht en ditmaal gelukte het hem niet, hem volkomen het zwy- gen op te leggen. Aanstonds zou hy ze kerheid krygen zekerheid, die haar ontstaan dankte aan een telegram uit Amerika! Een dergelijke tijding kon im mers niets anders inhouden dan; schul dig. on teer d! Juliane droeg de zorg voor haar moe der aan het dienstmeisje over, broer cn zuster Hepen zoo snel ze konden naar het station, waar juist een trein naar Berlijn gereed stond. Op het hoofdbureau werden ze on- middellUk naar een kamer gebracht, waar, behalve de inspecteur, die de zaak Forberg tot dusverre had behandeld, ook de chef der centra'.e recherche, dc belde heeren Graupner en een hun onbekend heer tegenwoordig waren. Het had Gustaaf reeds verwonderd, dat hoewel hy alleen ontboden was. zyn zuster zonder bezwaar was toegelaten, maar nog verbaasder was hy. toen hy de uitdrukking op de gezichten der aan wezigen opmerkte. Niets van den triomf stond er op te lezen, die tyd aan den dag treedt, wanneer het de politie is geluk:, op een „vyand van dc openbare orde" dc band te leggen; verlegenheid, bedruktheid en emotie spraken uit de trekken der aanwezigen. Dc chef liet de blnn entredenden plaats nemen en richtte zich toen zicht baar verlegen tot hen: Meneer Forberg. ik heb u laten roepen om u mede to deelcn, dat uw vader gevonden is! Dus toch! Gustaaf had later niet kunnen zeggen, of hij deze woorden had uitgeschreeuwd of dat ze slechts vlij mend en gruwelijk in zUn binnenste hadden geklonken In wcrkellj.kheld had hy ze in 'i geheel niet uitgesproken. HU kon niet spreken. zUn tong was als ver lamd: hy had willen opspringen, maar zijn beenen weigerden hem den dienst. Met doffe, wezenlooze oogen keek hy naar dc andere aanwezigen, die hem. hij meende dat nu zeker to weten, met hoo- r.end medelijdende blikken aankeken. Dus toch! Zijn vader was in Amerika aangehouden als een voortvluchtig mis dadiger. (Wordt vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9