HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
FLITSEN
VERMIST
STADSNIEUWS
FEUILLETON
DINSDAG 10 JAN. 1928 DERDE BLAD
No. 3724
IETS OVER DE MAKELAARDIJ.
HAAR NIEUWSTE HISTORIE DE EENVOUDIGE WEG DE RECHT-
BANK BEëEDIGT NA BIJ DE K. v. K. INGEWONNEN ADVIES ZIJ KAN
VAN DAT ADVIES AFWIJKEN HET MAKELAARSLEGER ONTE
VREDENHEID OVER DEN BESTAANDEN TOESTAND VOORSTELLEN
TOT WIJZIGING.
Art. 62 van den vierden titel van het
Wetboek van Koophandel, welke titel
handelt over beur—in van koophandel,
makelaars en kassiers, geeft de volgen
de omschrijving van wat een makelaar
Is. „Een makelaar is iemand die, als
soodanig beëedigd door de arrondisse-
ments-regtbank, zijn beroep ervan
maakt, tegen genot van zeker loon of
provisie, overeenkomsten te sluiten op
order en op naam van personen, tot
wie hij niet in eene vaste betrekking
Btaat".
Op den staart na (want het is een
prachtig onderwerp van discussie, of in
een bepaald geval iemand al of niet „in
een vaste betrekking staat") is deze om
schrijving duidelijk genoeg, zoödat wij
de g in regtbank maar op den koop toe
nemen. Men schrijft nu eenmaal slecht
in Den Haag en spelt niet beter. Het
publiek begrijpt artikel 62 dan ook zeer
goed en er gaan geen drie maanden
voorbij, of het aantal makelaars in een
stad als Haarlem wordt vergroot. Vroe
ger verzocht de aspirant naar die waar
digheid om toelating aan den gemeen
teraad en (uitgezonderd een tragi-ko-
mische' periode, toen het gemeentebe
stuur plotseling ontdekte, dat het zijn
bevoegdheid had overschreden, door ma
kelaars in vaste goederen te benoemen,
waartoe de Raad het recht niet bezat)
ging dat langen tijd zonder bezwaar,
totdat bij een wetsverandering de be
noeming van makelaars anders werd
geregeld. Men liet af van het benoemen
van makelaars in onroerende goederen,
tengevolge waarvan die speciale soort al
spoedig uitgestorven was.
De nieuwe regeling is al buitenge
woon eenvoudig. Iemand richt tot de
rechtbank een verzoekschrift, waarin
het vak wordt vermeld, waarin hij ma
kelaar wenscht te zyn.
„Hij legt", zoo staat in het vervolg
van deze alinea te lezen, „den eed af,
dat hij in het algemeen de aan hem
opgelegde plichten (ik moderniseer het
woord maar weer, ofschoon er eigenlijk
pligten staat) getrouwelijk zal waarne
men en dat hij in het bijzonder de hem
als makelaar opgedragen waarderingen
(lees waardeeringen, want ringen van
waarde zijn niet bedoeld) zal doen te
goeder trouw, naar zijn beste kennis en
wetenschap".
Evenwel gaat het nu ook weer zóó
eenvoudig niet. „De rechtbank beslist
over de toelating tot de beëediging, na
het Openbaar Ministerie te hebben ge
hoord en het advies te hebben gevraagd
van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken, binnen welker gebied de woon
plaats is gelegen van dengeen, die
wenscht te worden beëedigd. De Ka
mer brengt haar advies uit, binnen zes
weken nadat het gevraagd is".
Ln de Haarlemsche Kamer van Koop
handel is voor deze adviezen een com
missie benoemd, bestaande uit de hee-
ren Klein Schiphorst, Lasschuit en
Cohen. Eigenaardig is evenwel de rege
ling, dat hoewel de rechtbank verplicht
is het advies van deze deskundigen te
vragen en daarop zeker ook prijs stelt,
omdat zy dat natuurlijk noodig heeft,
zij niet verplicht is om zich aan haar
advies te houden. Het. woord „advies"
wijst daar trouwens duidelijk genoeg op.
Naar ik hoor komt het dan ook Inder
daad voor, dat de rechtbank van het
advies afvrijkt en overgaat tot be-
eediging, ook wanneer de Kamer van
Koophandel adviseert tot afwijzing. Om
welke redenen dit dan geschiedt, kun
nen buitenstaanders natuurlijk niet we
ten, omdat zoowel de Kamer van Koop
handel als de rechtbank over deze zaken
in geheime vergadering beslist.
Blijkbaar heeft de wetgever er op
gerekend, dat in den regel de sollici
tant zal worden aanvaard. ,X>e be-
eediging", zoo zegt de wet, „wordt den
belanghebbende slechts dan geweigerd,
indien gegronde vrees bestaat, dat lay
als makelaar de eer van den stand der
makelaars schaden zou of Indien hy de
geschiktheid mist, vereischt voor de
uitoefening van zijn beroep. Deze wei
gering heeft niet plaats, dan nadat de
belanghebbende te voren is gehoord,
althans behoorlijk opgeroepen."
Dit fijne onderscheid tusschen
„liooren" en „oproepen" is een van
die dingen, waarvan een leek verwon
derd staat te kijken. Wat kan het baten
om hem „althans" op te roepen, wanneer
hy daarna niet zou worden gehoord?
Laat ons nu eens nagaan, welken
storm de nieuwe bepalingen ontketend
hebben! Een storm van makelaars na
melijk. Bij de Kamer van Koophandel
kan nagezien worden, hoeveel sollici
tanten in de laatste jaren alleen, aan de
beëediging zijn toegekomen: in 1922
werd de nieuwe wet voorbereid, zoodat
in dat jaar geen beëedigingen plaats
hadden. In 1923 was uit den aard van
de zaak het aantal des te grooter, na
melijk 88 en in de volgende jaren
neemt het aantal toe. In 1924 be-
eedigt de rechtbank niet minder dan
46 makelaars, in 1925 „maar" 30, in 1926
zoowaar nog weer meer, namelijk 36
en de stroom van aspiranten is ook thans
nog niet opgedroogd. In deze vier jaar
zyn er dus in het arrondissement niet
minder dan 200 makelaars beëedigd,
makelaars in allerlei vakken, soms zelfs
wel in vakken waarvan we ons afvra
gen wat daarin toch wel te makelaren
valt. Maar verreweg het grootste aantal
wendt zich tot hulzen, bouwterreinen
en dergelijke en het moet ook wel erkend
worden, dat daarin voor een tusschen-
persoon de beste gelegenheid tot „ver
dienstelijk" werk bestaat.
Maar is er voor al deze makelaars wel
plaats? Kunnen zy allen een behoorlijk
levensonderhoud verdienen? En zoo niet,
is het dan wel wenschelijk, dat de be-
eediging maar voortdurend voortgaat en
zoodoende het te behalen succes allicht
telkens geringer wordt? Men kan zeg
gen, dat het in een vrij beroep even
zoo gaat en dat valt ook niet te ont
kennen, maar het verschil tusschen het
vrye beroep en het beëedigd bedryf van
den makelaar ligt juist in de beëedi
ging, die de makelaar wel en het vrye
beroep niet noodig heeft. Zoodra de wet
aan een bedryf een zeker cachet ver
leent, behoort zij er ook voor te zor
gen, dat de aldus gestempelden, wan
neer ik het zoo noemen mag, een rede
lijke kans hebben op een bestaan in de
maatschappij. Ten bewyze daarvan kan
men wijzen op de notarissen die wel
niet met het vak van den makelaar ver
geleken kunnen worden, omdat zy aan
moeilijke examens moeten voldoen, maar
ten opzichte van de beëediging met de
makelaars overeenkomen. Het notariaat
is dus een gesloten bedrijf, met dit ver
schil alleen, dat het aantal notarissen
door de Regeering kan worden uitge
breid, wanneer in een streek ergens de
bevolking aanzienlijk toegenomen is.
Zou het ideaal dan zijn, het make
laarsvak tot een gesloten bedryf te ma
ken? Als ik goed zie, is daar de wet
telijke regeling nu allerminst op inge
richt. De notaiis heeft aan den een en
kant een vry beroep, staat evenwel aan
den anderen kant onder toezicht, zoodat
hy min of meer een Regeeringsambte
naar kan worden genoemd. By den ma
kelaar bestaat iets dergelyks niet. Al
leen zyn beëediging bindt hem meer
dan den zakenman in het vrye be
dryf, Het vak sluiten door een tydlang
geen nieuwe makelaars te benoemen en
aldus langzamerhand hun aantal te be
perken, in het belang van henzelf en
misschien ook van het publiek, is een
denkbeeld, dat geen kans van slagen
heeft.
Toch zyn verschillende categorieën
van personen, die by de aanstel
ling van makelaars te pas komen, met
den toestand niet tevreden. De Kamers
van Koophandel in Nederland niet,
omdat hun adviezen niet steeds door êe
rechtbanken worden opgevolgd en omdat
de Kamers zelf moeilijkheid hebben met
den maatstaf, dien zij by de candi-
daten moeten aanleggen, de be-
eedigde makelaars zelf niet, omdat zy
hun gelederen maar steeds zien groeien
en daarmee de mededinging van hen, in
wie zij niet altyd gelykvaardige perso
nen kunnen zien. Zonderling is het
bovendien, dat naar het schynt iemand
zich veilig makelaar kan noemen, ook
wanneer hy daartoe niet beëedigd is.
Sinds eenogen tyd worden dan ook
denkbeelden aan de hand gedaan om
den toestand te verbeteren. Twee
daaraan staan feitelijk recht tegenover
elkaar. Het eene voorstel strekt tot het
vrijlaten van het makelaarsbedrijf. zoo
dat het publiek de vrye keus heeft en
de beëediging vervalt, waaraan de voor
standers van dit systeem geen voldoende
waarde hechten. Het andere is juist, om
de waarborgen aan te vullen door een
examen, waaraan Iedere makelaar zich
zou hebben te onderwerpen. Leeken
op dit gebied zullen zich aan een keuze
tusschen de twee systemen niet wagen,
maar zij zullen wellicht beweren, dat
meer dan de beëediging en meer dan
het examen nog daarbij, waarborg te
vinden is in den man van karakter van
wien deugdelijke behartiging der zaken
van zyn cliënt het meest te verwach
ten is.
Goede, degeiyke makelaars zyn er
zeer zeker. De vrees schijnt juist te zUn.
dat bij het uitdyen van het aantal, min
der geschikte elementen optreden tot
nadeel van de goede. Hoe de oplossing
zyn zal, moeten wij afwachten. Dat die
komen zal is waarschijnlijk.
J. C. P.
DE VOLKSUNIVERSITEIT
PROGRAMMA VAN NA DE
KERSTVACANTIE.
Het is ditmaal een keurcollectie van
nuttige en. aangename avonden,
die deze instelling ons in haar pro
gramma voorspiegelt.
Beginnen wy met een letterkunde-
leergang „Het Nederlandsch Tooneel in
de 20ste eeuw" door Mevr. Van den
Bergh v. Eysinga en een leergang over
paedagogische psychologie „Kinderen
die zorg geven" van Dr. v. d. Spek. De
laatste is misschien hier in Haarlem nog
minder bekend? Tot voor kort Genees
heer-Directeur van „Den Dolder" is
deze begaafde psychiater èn ondertaou-
dende spreker sedert onlangs in dezelf
de functie op „Meer en Bosch". Den
zelfden leergang gaf Dr. v. d. Spek te
Amsterdam, waar hij zeer veel belang
stelling trok en geen wonder, als wy le
zen, dat de behaiadelde onderworpen
luiden: het nerveuze kind, het mismaak
te kind, het vroeg rype kind, het achter-
lyke kind, het phantastische kind en
het wilszwakke kind. Mevr. Van den
Bergh van Eysinga behandelt achter
eenvolgens Heyermans, Ina Boutiier
Bakker, Jo van AmmersKliller, Schiir-
mann en Mevr. SimonsMees. Ook
Mevr. Roland Holst, ofschoon abusieve-
lyk in het programma niet vermeld,
zal behandeld worden. Een reeks onder
werpen om van te genieten! Vermelden
wy tenslotte nog even, dat deze leer
gang anders dan in 't programma ver
meld staat, aanvangen zal niet op
Woensdag 11, maar op Woensdag 18 Ja
nuari en acht avonden zal vullen,
wy twyfelen niet, of deze leergangen
zuilen wel groote kringen toehoorders
en toehoorderessen trekken. Zoo ook
de Radio-cursus van Dr. M. J. HuL-
zinga. Hoevelen genieten tegenwoordig
niet van deze in alle opzichten?
zegenryke uitvinding. Hoe weinigen
weten wat er eigenlijk gebeurt! Hoeve
len hebben moeite een eenvoudig leer
boekje daarover heelemaal te begrypen.
Dat nu stelt Dr. Huizinga zich juist ten
doel te verhelpen. Wij kunnen ons niet
anders voorstellen dan dat de leergie
rigen velen zullen wezen, die onder des
kundige leiding zich iau eens op gaan
maken om dit eene der modeme raad
selen, waardoor de doorsnee-mensch van
tegenwoordig zich omringd weet al
thans wanneer hem deze ontstellende
waarheid bewust geworden is! eens
voor een klein beetje te doorgronden.
Maar ook de leergangen, die mis
schien op het eerste gezicht nu niet zoo
direkt tot de aantrekkelykste voor het
groote publiek behooren, willen we met
een enkel woord behandelen. Wie van
oude Vaderlandsche Historie houdt zal
dadelijk zyn aandacht getrokken voelen
tot den eersten cursus die op het Pro~
gramma staat, die van Dr. N. Japikse,
over den Stadhouder-Koning Willem III
Het is ook van genoeg bekendheid, hoe
Dr. Japikse. de leermeester van Prinses
Juliana, de biograaf van Johan de Witt
en de uitgever van zoo menig deel der
Ryksgeschiedkundige Publication, dé ge
schikte man is, die een dergelyk onder
werp voor een grooter publiek kan be
handelen. Maar hoe weinigen zyn er
onder het tegenwoordig publiek, die
happig zyn op een historisch onder
werp. Wij zouden zoo gaarne zien, dat
ook ïiier in Haarlem, als verleden jaar
in Den Haag. ruim 200 toehoorders naar
Dr. Japikse gingen luisteren. Het is
goed, dat een volk de grooteche periodes
en de groote mannen uit zyn verleden
kent. En de strakke, toch zoo aantrek
kelijke figuur van den Stadhouder-Ko
ning is een van deze.
VAN HAARLEM S DAGBLAD No. 1099
BABY NIET OPNEMEN!
Baby wou. dat iemand maar eens I enfin, er is maar een middel, het
bij hem kwam en hem opnam. cude beproefde
hy verveelt zich
dat hielp niet. moeder zeg*, tegen
oma dat het teveel verwent als hU
altUd maar wordt opgenomen
eens zien of kracht
overwinnen kan
moeder is nog vastbesloten, maar
j oma brandt van verlangen om hem
te knuffelen
nu zegt oma wat haar opinie is
van al die moderne ideeën over
babies vooruit oma!
misschien dat het lukt om moe-
der's hart te vermurwen als hy
stilletjes wat in zichzelf snikt
nou, hU kan niet anders zeggen
dan dat hy een koppige moeder
heeft
houdt zich verder bezig met zui
gen op zUn vingers, hopende dat
moeder beseft, hoc hy over haar
denkt,
(Nadruk verboden).
Nog een historisch onderwerp? „De
innerlijke ontwikkeling van het Joden
dom sinds de Fransche revolutie" door
Rabbijn de Vries. Ja. maar dan toch een
van zeer byzonderen aard. Wie de le
zing van Carry van Bruggen gehoord
heeft, weet, hoe veel er woelt en gist
in de Jocdsche gemeenschap sinds de
emancipatie. Typisch dLe kleine ge
meenschap van dat oude, eerbiedwaar
dige en taaie Oostersohe volk in ons
midden, zoo gelijk aan ons en toch zoo
geheel anders. Ons zoo naby en toch
zoo vreemd. Het spreekt van zelf, dat
veel Joden de lessen van Rabbijn de
Vries zullen willen aanhooren, maar wy
zouden toch ook willen dat niet-Joden
zoowel zy die van Christelyken huize
eenig begrip hebben van de geschiede
nis en de Wet- van dat volk, waaruit
het Christendom voortkwam, alsook zy,
die zuiver wetenschappelUk belangstel
ling koesteren voor dit om sociologi-
sohe en psychologische redenen zoo
belangryke onderwerp begrepen, dat
hier een cursus is, die hen ten zeerste
raakt.
Tenslotte nog een hyper-modern on
derwerp. „Stedenbouw en Volkshuisves
ting" door Ir. P. Bakker Schut. Waar
om zyn de oude steden zoo stijlvol, de
nieuwe zoo stylloos? Hoe moeten de
nog ongeborenen eenmaal allemaal ge
huisvest worden? Waar gaat het met
onzen duinrand en onze bosschen naar
toe? „Wie zal dat betalen?" is het
vraagstuk van de toekomstige bebou
wing en. de toekomstige bewoon
baarheid van Holland niet een even be-
langrUk vraagstuk als de kwestie van de
inpoldering van de Zuiderzee? Het stel
len van dergelyke vragen illustreert
voldoende, hoe goed het van het Be
stuur van de Volksuniversiteit gezien is,
een dergelijk onderwerp eens op het
programma te zetten. Zal het voldoende
belangstelling trekken? Wy hopen, wy
hopen zeer. Want „daar gaan groote
dingen gebeuren in Holland", zooals
Adama van Scheltema zong. maar het
is ook mogelyk, dat daar onherstelbaar
leelyke dingen in Holland gaan plaats
vinden. En dat zal zeker geschieden,
wanneer het publiek niet meeleeft met
deze vraagstukken.
„Men vrage Programma aan, gratis
verkrygbaar by den Boekhandel" zegt
het. aanplakbiljet van de V. U. en wy
zeggen het gaarne na.
J. S. B.
FEESTAVOND ONS
GENOEGEN.
„BERCOPWAATS".
De ontspannigsvereeniging „Ons Ge
noegen" heeft Zaterdagavond in
„Bloemhof" een tooneelavond gege
ven, die gevolgd werd door een bal. De
vraag rijst of het verstandig is, om zoo'n
avond een tweeledig karakter te geven?
Het is altijd nadeelig voor de attentie,
die aan het eerste gedeelte geschonken
wordt, maar daarentegen toch weer van
gunstigen invloed op het aantal dei-
bezoekers. Zoo ook hier. Van slechte
opkomst kon niet gesproken worden,
wel was het tydens de opvoering van
„Bergopwaarts" storend rumoerig. Dat
was jammer, want. de spelers gaven hun
beste krachten, en toonden, dat daar
door heel wat bereikt kan worden. Het
komt ons voor. dat „Bergopwaarts"
van D. H. Scheffer voor een avond als
deze wel wat zwaar op de hand is.
De leden van de tooneelclub hadden
zich een zware taak opgelegd. Met dit
stuk een publiek, dat op Zaterdagavond
verstrooiing zoekt, te boeien, is heel
moeilijk. Dank zij dc toewijding der
spelers slaagde het. hoewel niet vol
komen.
Vooral de zeer moeilijke rol van den
dominee, is door den heer H. van Del
den op bewonderenswaardige wyze ver
tolkt. De dominee moet spaarzaam zyn
met gebaren, zijn spel moet zich ken
merken door soberheid.
Te meer wordt daarentegen gcëlsclit
van zijn geheugen, zyn talent om te
reciteeren. Aan al die elschen heeft de
heer Van Delden als speler beant
woord. nooit werd hy dramatisch, ui
stekend heeft hy zich ingedacht in
deze rol. Hij was een waardig hoofdper
soon.
MeJ B. Korsellus had zich ook goed
Ingewerkt in haar rol. Haar spel was
echt cn ongekunsteld cn als tweede
hoofdpersoon verdient zy met eere ge
noemd te worden naast den heer Van
Delden.
Een belangryke en moeilijke rol had
ook mej. B. Goezinnen als de moeder
van den dominee, de middelaarster tus
schen man en vrouw. Zij sprak lang
zaam cn duidelijk, wat in haar rol een
voorname factor was, Dc heer E. Ry-
broek had een goede opvatting van zyn
plaats in 't stuk. HU had wel de dank
baarste rol. maar maakte daar geen
misbruik van.
De uitspraak was over 't algemeen
lang niet slecht, maar aan enkele
vreemde woorden moet nog wat. extra-
aandacht geschonken worden. Bepaald
goed gesproken werd door dc dames F.
A. vè «Boxel en M. Malta als de freule
en dc dienstbode cn door den heer H.
Frischalowsky. den ouderling. ZU heb
ben hun vry kleine rollen in dc puntjes
verzorgd.
De mooie gedachten uit een hoog
staand werk. zyn dus tot hun reelat ge
komen. Het pleit ten zeerste voor dezo
tooneelclub. dat dit werk verkozen werd
boven een of ander ongetwyfeld mnk-
keiyker en dankbaarder, maar zinledig
biyspel of kluchtje.
De vereeniging is anderhalf Jaar
oud, een toekomst heeft haar tooneel
club zeker, zij zal wel „Bergopwaarts"
gaan.
Tegen elven kon het langverbeide bal
beginnen op muziek van de Jazz-band
Kitty". Het kan voor de deelnemers
niet anders dan gezellig geweest zyn
HELDEN-DER-ZEE-FONDS
„DORUS RIJKENS".
Onder eero-voorzitterschap van den
burgemeester, den heer C. Maarschalk,
heeft zich hier ter stede een plaatselijk
comité gevormd, bestaande uit de vol
gende dames en hoeren. J. J. v. Bom
mel. C. Clifford Cocq van Breughel, E.
J. Groendu Mosch, L. F. F. M. Heer-
kens Thijssenvan dei- Kun. jonfcvr.
M. dc Jonge van Carnpen Nieuwland: A.
F. Kr-rmer—Wyt, J. A. Schippers. H.
Vening Meines®van Hail, P. C. Adrian,
dir. Nod Stoomvaart Mij. „Oceaan".
TJebbo Franken, arts, voorzitter: W. Hj-
larius, dir. N. V. Ned. Lnd. Handels MU
A. W. Michels. lid der Prov. Staten; G.
W. de Visser. Gcp. Kapt. tor zoo.
Onder auspiciën van dit comité wordt
op Zaterdag 18 Februari, door hot Rot-
tordamsch Hofstadtooned opgevoerd
..Dover—Calais", blijspel in drie be
drijven van Julius Berstl.
De voorstelling zal plaats hebben ha
den Stadsschouwburg. Na afloop gele
genheid tot dansen ln den foyer.
Kaarten voor deze voorstelling zijn
reeds nu te krijgen by do leden van
loet comité.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CENTS PER REGEL.
Naar het Dultsch van
F. ARNEFELDT.
Vertaald door
JAC. VAN EMDEN.
25)
Het hartelooze, eerzuchtige meisje had
hem na het gebeurde met zyn vader
wreed en ruw teruggestooten, maar toen
hy den eersten schok te boven was, ont
dekte hy dat hy aanmerkelyk minder
diep getroffen was, dan Aurelia mis
schien wel dacht: zijn hart was niet ge
wondhet verlies liet geen smarte
lijk litteeken na. In zUn geest stond het
beeld van Selma von Kirchdorf als een
lichtende engel naast de duistere figuur
van Aurelia. Steeds machtiger werd zijn
verlangen om haar weer te zien, maar
een macht, sterker dan zyn verlangen,
weerhield hem van een bezoek aan haar
huis. En ook zij was niet meer by hen
geweest en bitter klonk de vraac aan
Juliane: Is ze teruggekomen, zooals
ze beloofd had?
Zijn zuster jnoest hierop het antwoord
schuldig blijven en erkennen, dat dit ook
haar bevreemdde. s
Ze heeft me een paar maal ge
schreven en gevraagd, hoe het met moe
der gaat. Ze heeft me ook gevraagd
haar te komen opzoeken, maar ik heb
haar geantwoord, dat dat natuurly'k or.-
mogelyk is, omdat ik moeder niet alleen
kan laten, antwoordde ze aarzelend.
Juist, en toch is ze weggebleven,
daar heb je het al! bracht Gustaaf op
heeschen toon uit. En zonder zyn zuster
tyd te laten voor een antwoord, ver
volgde hy:
Ik raad je ook aan, geen gevolg te
geven aan haar u'tnoodiging; het zou
een leelyke teleurstelling worden. Er
zUn ongelukkigen, wier byzijn men ont
vlucht, voor wie men zijn huis gesloten
houdt, ook al heeft men medeiyden met
hen, juist zoo als men zyn beste vrien
den mydfc, als in hun woning een be-
smettelyke ziekte heerscht.
Waarom heeft rechter Mühlfeld zyn
zoon naar Löwenberg laten sturen en
Geheimrat Graupner zal zijn kleindoch
ter eveneens tegen ons willen bescher
men.
Maar van wat er eigenlijk in de ziel
van haar broer omging, had Juliane
geen besef. Ze dacht dat hy nog leed
onder de harteloosheid van Aurelia, en
wist niet van den feilen stryd dien hy
streed om zyn noodlottige genegenheid
voor Selma von Kirchdorf uit zUn hart
te bannen. Nog minder kon zij vermoe
den dat Selma zelf met smartelijke ver
langens uitzag naar een bezoek van
Gustaaf Forberg cn zyn wegblijven toe
schreef aan het feit, dat zUn hart aaog
altiid aan een ander behoorde. En haar
eigen gekrenkte meisjestrots belette haar
om den weg naar Friedenau opnieuw te
gaan.
Zoo leefden de bewoners van het huis
in de Saarstrasse in volkomen afzonde
ring; er kwam niemand dan de dokter,
die de oude mevrouw Forberg nog steeds
bezocht.
Maar wel klopte nog een andere be
zoeker aan de deur het gebrek. Reeds
hadden ze om de hypotheekrente te be
talen, een zwareaa gouden ketting een
familiestuk, moeten verkoopen; wat zyn
zustor met naaiwerk kon verdienen
mocht geen naam hebben en beiden
schrokken er voor terug, den ouden
Knmnier of zelfs Geheimrat Graupner
deelgenoot te maken van hun plan voor
een leening en met bange zorg vroegen
broer en zuster zich af waar dit naar toe
moest en waar de inkomsten en de spaar
pemaingen van nun vader toch waren
gebleven.
HOFDSTUK XI.
Dr. Forberg wordt verzocht onmiddel-
ïyk op het hoofdbureau van politie te
komen. Dit was de boodschap, die een
agent, die op een zomerscheia October-
middag by de Forberg's aanschelde,
bracht. Juliane. die hem door het raam
had zien aankomen, had zich gehaast,
hem ln de gang te laten. Zacht deed ze
de deur van de voorkamer open, waar
haar moeder die dien dag voor de eerste
maal haar kamer had mogen verlaten
en even in den tuin was geweest, op dc
sofa lag te slapen en wenkte haar broer,
die daar ook was. even buiten te komen.
De agent herhaalde zUn boodschap,
terwyi Juliane de deur zorgvuldig ach
ter haar broer sloot.
Wat is er aan de hand? Is er tijding
van mijn vader? vroeg Gustaaf.
Wel mogelijk, antwoordde dc agent,
officieel zwijgzaam.
Wat dan?
Dat zult u op het bureau wel hoo-
rer..
Ik smeek u. zeg me toch wat u
weet. laat me toch niet in die verschnk-
kelyke onzekerheid, drong Juliane en
ze keek den gestrengen ordebewaarder
zoo hulpeloos aan. dat. hij op wat minder
barsc-hen toon antwoordde:
Ik weet alleen, dat dc heeren Graup
ner ook een uitnoodiglng hebben ont
vangen om op het bureau te komen en
dat er een telegram uit Amerika is. Zc
zullen hem daar wel ingerekend hebben,
zei hy wat zachter en met een blik. die
evenveel medelijden met dc Forbergs
uitdrukte als voldoening over het feit.
dat een zaak. waarmede de politic zich
al zoo lang had bezig gehouden, nu to'
eer. behooriyk einde zou worden ge
bracht.
Dat is onmogciykl riepen Juliane
en Gustaaf tegel yk en de eerste voegde
er aan toe: MUn vader is niet ge
vlucht en kan dus laict gearresteerd zyn!
Nou, als u het beter weetant
woordde de agent beleedlgd. U komt
dus. Hy maakte rechtsomkeert cn ging.
Gustaaf, ik ga met Je mee, riep
Juliane. ik zou de onzekerheid tot je
thuiskomst niet kunnen uithouder.!
Haar broer verzette zich met; hij kon
trouwens geen woord uitbrengen. De
twijfel, die den laatsten tyd wel eens by
hem was opgekomen en dien hy steeds
met geweld had onderdrukt, verhief zich
met nieuwe kracht en ditmaal gelukte
het hem niet, hem volkomen het zwy-
gen op te leggen. Aanstonds zou hy ze
kerheid krygen zekerheid, die haar
ontstaan dankte aan een telegram uit
Amerika! Een dergelijke tijding kon im
mers niets anders inhouden dan; schul
dig. on teer d!
Juliane droeg de zorg voor haar moe
der aan het dienstmeisje over, broer cn
zuster Hepen zoo snel ze konden naar
het station, waar juist een trein naar
Berlijn gereed stond.
Op het hoofdbureau werden ze on-
middellUk naar een kamer gebracht,
waar, behalve de inspecteur, die de zaak
Forberg tot dusverre had behandeld, ook
de chef der centra'.e recherche, dc belde
heeren Graupner en een hun onbekend
heer tegenwoordig waren.
Het had Gustaaf reeds verwonderd,
dat hoewel hy alleen ontboden was. zyn
zuster zonder bezwaar was toegelaten,
maar nog verbaasder was hy. toen hy
de uitdrukking op de gezichten der aan
wezigen opmerkte. Niets van den triomf
stond er op te lezen, die tyd aan den
dag treedt, wanneer het de politie is
geluk:, op een „vyand van dc openbare
orde" dc band te leggen; verlegenheid,
bedruktheid en emotie spraken uit de
trekken der aanwezigen.
Dc chef liet de blnn entredenden
plaats nemen en richtte zich toen zicht
baar verlegen tot hen:
Meneer Forberg. ik heb u laten
roepen om u mede to deelcn, dat uw
vader gevonden is!
Dus toch! Gustaaf had later niet
kunnen zeggen, of hij deze woorden had
uitgeschreeuwd of dat ze slechts vlij
mend en gruwelijk in zUn binnenste
hadden geklonken In wcrkellj.kheld had
hy ze in 'i geheel niet uitgesproken. HU
kon niet spreken. zUn tong was als ver
lamd: hy had willen opspringen, maar
zijn beenen weigerden hem den dienst.
Met doffe, wezenlooze oogen keek hy
naar dc andere aanwezigen, die hem. hij
meende dat nu zeker to weten, met hoo-
r.end medelijdende blikken aankeken.
Dus toch! Zijn vader was in Amerika
aangehouden als een voortvluchtig mis
dadiger.
(Wordt vervolgd^