HAARLEM'S DAGBLAD H. D. VERTELLINGEN FRITZ HIRSCH EN ZIJN GEZELLEN. LETTEREN EN KUNST. KËLLËR &MACDONALD WOENSDAG 25 JAN. 1928 DERDE BLAD Weensche charme, klank en kleur. Zwuckelberger en Bonzo zijn in Heidelberg altijd samen flinks) „Ik ben Fritz Hirsch" (rechts). Er wprcft geducht over gemopperd, dat bet publiek veel te veel naar bul- tenlandsche tooneelgezelschappen gaat kijken en de Hollandsche troupes voor een half-leege zaal laat spelen. In sommige gevallen is hier veel van waar, maar wij zijn het ook eens met wat Henrik Scholte onlangs schreef in de Groene: „Maar geloof niets meer, sinds ons tooneel dit jaar weer uit louter onduldbaar béte prullen bestaat. Ik vind het alleen maan: diep treurig. Men verwijt ons, dat wü buiten- landsche troepen toejuichen. Wij zullen ze toejuichen, zoolang onze gezelschappen het kaf uit het buttenlandsche koren binnenhalen." En Fritz Hirsch Is toe te juichen, want zijn ensemble zit zoo goed in el kaar, het speelt zóo het werkt zóo, als we het van een Hollandsche troupe niet behoeven te verwachten. Dit is niet het traditioneele kleineeren van eigen land en volk en kunst, zeker niet. Het beste hebben wij dat groote verschil gevoeld, toen we het vorige jaar op twee avon den na elkaar een première zagen bij een Hollandsch gezelschap en een bij Fritz Hirsoh. By de Hollanders werd op de lachlust van het publiek gespecu leerd door overmatig werken met tra- vesti en lichteiyk pikante gevalletjes, tusschen de décors door zag je achter de schermen de tooneelknechts loopen en er kwam geen gang in dien avond. Doch 24 uur later. Een afgestampte Princesseschouwburg, waar Hirsch na twee minuten de geheele zaal al te pak ken heeft, waar Friedl Dotza bisseeren móet omdat het applaus aanhoudt en doordreunt waar de decors juweeltjes •zijn en soms op verrassende wijze getui gen van een groote vindingrijkheid der leiders. Daar is geen banale pikan terie, maar heerlijke, frissche, leuke hu mor, zoo langs den neus weg de zaal in gezegd. Het zyn er reeds vele. de operettes, welke Fritz Hirsch en zijn blijmoedige gezellen over het Hollandsche voet licht hebben gezongen, gespeeld, ge lachen. En bü allemaal is de krachtige leiding te vinden van Hirsch, van de kleine, geestige Einlagen tot de ge heele regie toe. Soms dryft hy het zoo ver. dat hy in- plaats van een inlasch, een geheel be- dryf aan een stuk toevoegt. Dat deed hy by „Wie einst im Mai". Maar deze aanpassing by onzen tijd maakt, dat deze aardige Walter Kollo-operette tot de beste stukken van Hirsch' reper toire behoort. Daar zyn de oude bedrij- ven met zwierige costumes uit den Biedermayer-tijd, sieriyke gestes, met sleepende walsen ai hoofsche gavottes. Doch in het voorspel van de vierde acte wijzigt zich het rhythme. komen saxo foonklanken tiKschen 't oude gedegene en ln een jazz-roes leven we het laatste bedryf mee. dat in 1927 speelt, zien we Fritz Hirsoh charlestonnen en tusschen de daverende jazz-deunen komt Friedl cog even met het oude liedje: „Es war in Schoneberg, lm Monat Mai" Doch niet. in de operette moet het succes dat Hirsch steeds en overal heeft gezocht worden. En ook niet alleen in de regie. Maar in de groote eenheid waar toe deze opvoeringen zijn geworden. De spelers, zij zyn voor him taak berekend. Al krijgt Hirsch een rol. die bem niet al te goed ligt, hy maakt er lets van dat nog bewondering afdwingt. Carta Carlsen en Tanya Marion zyn In de eene operette gewone koristjes, in een andere staan ze naast Friedl Dotza, Mimi Geynes, Hirsch, Walter Triebei en Paul Harden. Hirsch kent de capaci teiten van zyn mannetjes. Want wie »ou er beter passen ln de rol van den Friedl Dotza en Paul Harden als Veronica en „der Maxle" in „Ich hab 'jncin Herz in Heidelberg verloren lievigen, als een knipmes buigenden of ficier uit der Fidele Bauer dan Her- bert Weissbach met zyn angstige ma gerte, is er niet altijd een grotesque personage waarvoor Artur Eugens zoo buitengewoon aardig kan spelen? Zij die, letterlyk en figuurlijk, op den voorgrond treden behooren tot de beste internationale spelers van lichte, frivole operettes van thans. Daar is Hirsch, de immer luimige, de bewege- ïyke, knappe „baas van het spul". In der Fidele Bauer geeft hy ontroerend spel, in het Dreimaderlhaus is hy on betaalbaar, als de gewiekste vroolyke kanselier uit het Balkans Laai je Ponte- vechino is hy zoo intens vermakelijk, als men maar denken kan. Zoo herin neren wy ons de scène in die operette, die Lustige Witwe, wanneer Hirsch den vorst vraagt wat hy nu eigenlyk doov zijn monocle ziet. De vorst antwoordt: „Een aap". Bliksemsvlug neemt de kan selier dan de monocle uit de vorste- lyke oogholte, klemt- haar tusschen zyn wenkbrauwen, kijkt den verbouwereer den vorst aan en zegt: „Stimant" ofte wel ,,'t komt uit". En dan Friedl Dotza. Dat is de charme en lach en vroolijkheid. Als ze zoo „fesch" het tooneel opstapt schikt de heele zaal zich recht, men kykv beter, luis bert en wil ieder woord opvangen dat blonde Friedl zegt, wil geen van haar resolute gebaartjes missen. Of ook wel luistert men stil terwyi Friedl een oud liedje van liefde en verlangen zingt. Doch ze is op haar best als het brutale free he" meisje, dat verontwaardigd is als een meneer haar te veel het hof maakt en dat de jongens er flink tus schen neemt. Het is een genot haar te zien by „de Infanterist, de Cavalerist.de Artillerist" in de Fidele Bauer en haar „Madlein, rück, rück, rück An meine grüne Selte", tn „Ich hab mein Herz in Heidelberg verloren", behoort tot de aardigste too- neelitjes die we ooit van haar gezien hebben. Haar lach doet je lachen, haar stem klinkt zoo helder door de zaal. ze is zoo pef.llant. zoo opgewekt, ze brengt „Schwung-" in iedere voorstelling. En de décors, de costumes, ook die drogen by tot het sucoes. Zyn ze niet fijn, die zyden crinolines, die kleurige japonnetjes welke Frau Dr. Siemscn meesterlyk ontworpen heeft, zyn het niet schitterende voorbeelden van too- neel-décor. die achterdoeken van Hirsch' operettes? Kosten zyn niet ge spaard, technische moeilijkheden wer den overwonnen; spuitende fonteinen, wondere feeërieke kleurschakeeringen, een changeerende achtergrond, waar langs wolken dryven, of de lichten van een stad reflecties werpen in het water als het op het tooneel donker wordt. Décor en spelers, gezang en gebaar, rhythme en kleur zyn by Fritz Hirsch tot een eenheid geworden. En moeten wy nu nog iets zeggen over de operette die morgen voor een uitverkochte zaal ln den Stadsschouw burg zal wonden opgevoerd? Het is misschien beter ran niet. maar toch willen wy wel medcdoelen, dat dit een der beste operettes is, welke Hirsch dit seizoen brengt. Het is zoo schilder achtig. zoo fyn dit alles, met een beetje weemoed en studentenjool. De schijnwerpers zullen er aanflitsen, Hirsch en Harden zingen oude studen- tenliedjes, Friedl zal zich van haar bes te zyde laten zien. En dan zijn er Mimi Geynes. die hier werkelijk sym pathiek is, Walter Triebei met zyn .koe", de Pedel en Kathi, de kellnerin, die vlugger dan de dikke Zwuckelber ger een glas bier naar binnen kan wer ken. De sfeer van het leutige studenten leven zal er voor enkele uren heerschen en Paul Harden zal „Ich hab mein Here in Heidelberg verloren" zingen voor de prinses. En als dan de tweede acte haar einde vindt, let dan op. zie het wondere, ver rassende effect van het blocmendécor en luister naar dat heeriykc, uitbundi ge lied: „Ich freu mich Montag Schon so auf Sonntag Weil ich Juchet dann frei und ledig bin...." Tot slot moeten wy nog even iets zeggen over den man die Hirsch naar Hbiland gehaald heeft, die de Ween sche charme van vrooUjke operettes in onze schouwburgen heef: gebracht. Da', is de in Praag geboren, naar Ameri- kaanschen trant in Holland werkenden imprcesario Hugo Helm. Hy zond ons de foto's van Hirsch en Fried!, hy ls het die voor het buitenlandse he tooneel ln Holland reeds veel gedaan heeft en nog veel zal doen. C. O. B. HET TOONEEL. DE WEDSTRIJD VAN JACOB VAN LENNEP. „Hanengevecht", blijspel van D- H. Scheffer, door „Varia" uit IJmuiden. Telkens weer, als ik Hanengevecht door dilettanten zie spelen verwonder ik er my over, dat dit aardige blifcqoel van Scheffer nooit door een beroepsge zelschap op het repertoire is genomen. Hoewei frisscher en levendiger is dit Hollandsche stuk bijvoorbeeld dan de vele Engelsche en Amerikaar.sche pro ducten, welke men óns in den laatsten tyd heeft gebracht! Zou de Bond van Neder landsche Tooneelschryvers dan toch het recht hebben over achteruit- stelling onzer eigen auteurs te klagen? O. zeker, er zyn zwakheden ook in dit bijspel Men zou terecht de opmer king kunnen maken, dat de oplossing met de drie getrouwde jxiren aan het slot wat te veel „vieux jeu" en reeds L-ü het begin van het stuk te voorzien is. dat liet derde dilettanterige be dryf een groote inzinking geef: en het onderwerp reeds meermalen door Ne- derlandsche auteurs wy denken aan Emanis' Jonge Harten en Schuur- man's Veertig is behandeld, maar hoeveel goeds staat daar niet tegenover Wat z i die eerste twee bedrijven niet frisch en amusant, hoe vlot is steeds de dialoog en welk 'n aardige speel rollen Loes, Friscy. dr. L&porte, Chrtstiaan bevat niet dit stuk! Geef de rol van Loes aan een pittige ingénue en het succes is er! Welk een kans zou bijvoorbeeld een actricetje als Polly Obdam niet met zoo'n rol krijgen! En ik ben er ook wel zeker van, dat Schefferis blijspel een flink aantal opvoeringen had beleefd, wanneer Annie ran Ees deze levendige, frissche •Hollandsche bakvisch had ge spreid. In Antwerpen ls in den KonirJtiyken Vlaanischen Schouwburg Hanengevecht gespeeld, maar in zyn eigen land heeft Schel fer zioh tevreden moeten stellen met opvoeringen van zyn blijspel door het liefhebberytooneel. Dat de dilettan ten er by een goede bezel.mg veel ple zier van hebben, is my reeds meerma len gebleken en ook gisteren heeft een volle schouwburg zich op een wedstrijd van Jacob van Lennep kostelijk geamu seerd by de opvoering, welke Varia uit IJmuiden van dit stuk heeft gegeven. De gulle lach heel den avond door en het hartelijk applaus aan het slot lieten geen twyfel aan het succes, zoo dat Jacob van Lennep over dezen der den weastrydavond meer dan tevreden kan zyn. Over het spel en de opvoering moeten wy ons oordeel opschorten tot aan ons eindverslag, dat wy over den wedstrijd in ons blad hopen te geven. J. B. SCHUIL. MODERNE SCHILDER KUNST. GEëXPOSEERD BIJ BOSKAMP, OVERVEEN. Een viertal Belgische heeren, van wier bestaan ons tot nu toe niets bekend was wat natuurüjk alleen ons nis gebrek kan worden aangerekend hebben een dertigtal schilderwerken naar Holland gezonden en in Overveen geëxposeerd. Aan de moderniteit hunner inzichten valt niet te twyfelen: zij beoefenen de synthese met eene gemakkelijkheid als waarmede vergeleken koek snijden een professorale prestatie is. En alevel kan ons deze genialiteit slechts matig be koren. En dat wel niet slechts omdat deze schilderwys al niet meer modem, of laten we liever zeggen: al niet meer het laatste snufje is. Zooals deze heer K. Maes in quasi-geometrische figuren voorsteiiingslooze schilderwerken in vlakke kleuren „bouwt" hebben wy het al meer gezien: maar de cubistcn als Picasso, Juan Gris en consorten deden het in den aanvang hunner cubistische carrière toch nog geestiger, geloof ik. Wy zyn naar het ons voorkomt, dien tyd al weer te boven en zyn vla syn these en vergeesteiyking waar mis schien alleen neg onze Piet Mondriaan een eenigsziiis gewichtige figuur in ge bleven Ls alweer naar de „nieuwe za- kelykheid" (the latest fashion) toege- dribbeld. Voor my persooniyk gespro ken maar ge behoeft het volstrekt niet met my eens te zyn heb ik die evolutie met genegen belangstelling ge volgd en als lk nu, zooals by deze ge legenheid nog weer eens zulk een voor- bygedachte kunstvorm in tweedehand- sche beoefening tegen kom dan kan ik me levendig den dichter voorstellen en hem toejuichen die zong. dat „alles wat bestaat, is waard dat het te gronde gaat". Please, please! En zoo wil ik het by deze algemeene aanduiding laten en geen onwelwillend heden zeggen aan het adres van ieder der exposanten persooniyk. E< ben zelfs geneigd aan één van hen, den heer M. L. Baugniet een extra compliment te maken. Hij is de eenige die voortdurend biyk geeft van een picturale iruiitie. die door de anderen, vennoedel Uk naar eigen inricht veel zuiverder ln de leer. openiyk geminacht wordt. Kortom wy missen het orgaan om deze bezig heid te waardccrcn, zooals het gewaar deerd wil zijn, doch tevens de gebru.- keiyke onbeschaamdheid om in een aan tal holle frases zonder zin of slot. de diepzinnigheid van zulke productie te bezingen. Onze naieveteit in dezen gaat zelfs zoo ver dat als wy in den cata logus een tweetal werken aangeduid vin den als „Tableaux pour une chambre dënfant". wy ons afvragen waarom alleen maar die twee echüderrt.ukker voor de kinderkamer bestemd zyn. Het spyt mij dat ik mijn lezers er niet meer van zeggen kan. Al verdient het niette min aanbeveling ook deze uitingen niet ongezien te laten, al ware het alleen maar om tevreden te zyn dat Marinet- ti's wensch dat alle musea mochten worden afgebrand, niet ln vervulling is gegaan. Resumeerend: de heeren Baugniet en Flouquet hebben iets wat des schilder? Is: zoo de beide anderen dat ooit gehad hebben, is het hier onmerkbaar gewor den. Schilder dan. opgevat in der. nor malen zin, zonder frase en filisterij. J. H. DE BOIS. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent» per regel. Haarlem 6 N.S.T. Radio-Specialiteiten. HET TOONEEL. OVER VERLAGING VAN SCHOUWBURGPRIJZEN. By de bespreking van de gemeentebe- grooting ls in de afdeelingen weer eens de wenschelykheid van de verlaging der schouwburgpryzen bepleit, ja. men meen de zelfs daarin een middel te zien om het deficit van de schouwburg-exploita tie minder groot te maken. De heer Ca- rel van Hees heeft hieromtrent zUn opi nie reeds gezegd, maar de kwestie lijkt my belangrijk genoeg om er in deze ru briek nog eens op terug te komen, te meer. omdat zooals mij herhaaldeiyk is gebleken zeer velen het slechte schouwburgbezoek van tegenwoordig en kel en alleen aan de te hooge pryzen wyten. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord, of verlaging der rhouwburg- pryzen niet voor een enkele voorstel ling. maar op den duur mogeiük ls. Een ieder, die eenigszins met too nee! toe standen op de hoogte ls, zal my onmid- dellyk moeten toegeven, dat van een noe menswaardige verlaging der pryzen geen sprake kan zyn, zoolang de stad 20 pet. belasting op de entrees meent te mogen heffen. Ik geloof, dat ik mün lezers ge- makkeiyk kan overtuigen, wanneer ik al leen maar den toestand van vóór den oorlog vergeiyk met nu. Men zal het mis schien op het eerste gezicht nauwelüks willen gelooven, maar het ls een feit, dat ondanks de veel grootere kosten, die liet tooneelbedryf vordert de stand- aardpryzen der schouwburgplaatsen van tegenwoordig ongeveer gelijk zyn aan die van voor den oorlog. Ook in den schouwburg aan den Janswcg kostte voor gewone voorstellingen in 1914 een bai- conplaats f 2.50 en werd voor parket en parterre f 1.75 en f 1.25 als thans in den stadsschouwburg betaald, Maar op die pryzen kwam enkel althans bij reserveering der plaatsen een toeslag van 10 cents voor het bespreken. Dat was alles. Voor een plaats van f 2.50 werd dus ook f 2.50 hoogstens f 2.60 be taald. En hoe is de toestand nu? De gemeente eischt 20 procent op voor belasting, dat is dus voor een plaats van f 2.50 niet min der dan 50 cis. Daarby komen nog 10 procent voor den auteur dat ls 25 cents verder 20 cents voor het plaatsbespre ken. 15 cents voor de garderobe die in den stadsschouwburg verplicht en dt; in den totaalprys begrepen is tl) en voor de rangen hooger dan parterre 10 cents voor het pensioenfonds der tooneel- spelers. Voor een plaats van f 2.50 be taalt men dus thans f 3.70. dat is f 1.20 meer. Den schouwburgbezoeker drukken deze hooge rechten zwaar, maar veel zwaarder nog drukken zij op de gezelschappen, die er geen centiem van ontvangen. Verre weg het grootste deel van deze rechten wordt opgeëischt door de slokop, die ge meente licet, en door den schouwburg. De standaaröpryzcn zijn dus gelijk ge bleven en hiermede hebben de too- r.eelgezelschappen enk.-l te maken, om dat zy van die pryzen wanneer zy tenminste niet tegen ee:i vaste uitkoop som spelen hun percentage ontvangen en dat terwyi de onkosten voor de gezelschappen zeker 100 procent hooger zyn dan vóór den oorlog en de concur rentie in dezen tijd van bioscoop, radio en dancing veel grooter is. Maar zal men misschien zeggen als het schouwburgbezoek door een evcn- tueele verlaging der pryzen nu eens aanmerkeiyk steeg? Zou er iemand zyn. die gelooft, dat de vermeerdering van het schouwburg-bezoek evenredig zou wezen met de verlaging der pryzen. Want eerst dan zou van een verlaging sprake kunnen zyn. By een verlaging van de schouwburgprijzen tot laten wij zeggen de helft, zou het bezoek wilde men tot dezelfde recettes voor de gezelschappen 2) komen moeten ver dubbelen. Het behoeft nauwelijks be toog. dat dit uitgesloten is. Ja, ik durf zelfs beweren, dat na enkele maanden wanneer het publiek er aan gewoon is de invloed van een verlaging der pryzen op het bezoek zoo goed niet meer merkbaar zou zyn. Is het bijvoertec'.d r.let tcckcnend. dat wanneer veel volks voorstellingen zooals van 1919 tot 1925 in een Jaar werden gegeven voorstellingen, waarvan de pryzen nog veel lager zUn dan in de bioscoop het bezoek in de tweede helft van 't seizoen geregeld terugliep en van uitverkochte schouwburgen geen kwestie meer was? Wil men r.og een bewys? Toen een!ge jaren geledon de prijzen in onzen stads schouwburg zyn verlaagd, ls het schouw burgbezoekverminderd lnplaats van vermeerderd. En ln een vorig seizoen toen Blanke Ballast voor de eerste maal tegen ..populaire" prijzen ln onzen Stadsschouwburg werd gegeven, was het bezoek veel minder groot dan by alio vorige voorstellingen van hetzelfde stuk tegen gewone pryzen. Daarom trekkc men vooral ook geen te haastige conclusies uit een enkele volle zaal met „Blanke Ballast" tefcn verlaagde pryzen op een Zondag in d-n schouwburg aan den Jar.sweg. Stukken als Blanke Ballast trekken evenals Op Hoop ran Zogen en Allerzielen wanneer zU gedurende eenigen tyd r.ic zijn gegaan, steeds htm publiek, er. het is daarom allerminst uitgesloten, dat de zaal. nu Elanke Ballast voor het eerst ln dit seizoen te Haarlem ging ook by gewone prijzen, 's Zondags vol zou zyr. geweest. Mijn Jarenlange ondervinding als secretaris van de commissie van be heer van den Stadsschouwburg heeft mij geleerd, dat bU voorstellingen tegen verlaagde pryzen want de proef van den heer Kaart Ls voor Haarlem aller minst nieuw en werd zelfs wel met nog lagere prUzen genomen het schouw burgbezoek nooit noemenswaardig grooter was dan by gewone voorstel lingen. Wel en dat ïykt misschien op het eerste gezicht verwonderlijk wanneer de pryzen werden verhoogd Zou nu ierr.ar.d daaruit willen cor.ciu- deeren dat het wcr.schelljk is de pry zen te verhoogen? Ieder voelt hiervan onmiddellijk de dwaasheid, niet waar? Maar het is niet minder dwaas. cm uit een enkele .volle zaai tegen verlaagde pryzen op een Zondag met een sluk Toen Louis Grave, de zoon van den textielfabrikant, uit het buitenland te rugkwam waar hy cenlge leerjaren had doorgemaakt, om zijn vader in de direc tie van de onderneming by te staan, vond hy in zijn geboorteplaats weinig veranderd. De scheeve schouder van den chef van het station was alleen maar nog wat scheever geworden, dc stoomtram stond puffend en blazend te wachten, maar Louis Grave wist wel, dat het treintje pas vertrekken zou. wanneer de sneltrein uit de andere richting zou zyn aangekomen. Hy had dus nog een haif uur den tyd cn besloot te doen. wat ieder reizi ger van dc stoomtram placht te doen. uameiyk een glas drinken üt het sta tions-koffiehuis ,Je Drapeau d' Auverg- ne". Ook daar was weinig veranderd. l-»apa Duplnt was nog wat erUzer ge worden, de kleur van zijn neus nog Iets paarser wat niemand van zyn klanten evenwel aan den wUn durfde toeschrij ven. Hy zou er dadelyk uitgesmeten zyn. Zy plachten dus met een uitgestre ken gezicht te vragen, „en de huidaan doening, hoe gaat het daarmee, papa Dupin?" Waarop de herbergier dan onverandcriyk antwoordde: „heel slecht, die dokters weten niets. Ik heb een kapitaal aan zalfjes en ander tuig verdaan. C' est stupide." De klanten schudden dan meewarig A hoofd, om ln een hoekje uit te lachen. Toen Louis Grave dien avond bin nenkwam. glansde de neus van papa Dupin als een vuurtoren. De begroe iing was harteiyk en de bestelde land- wyn werd dadelijk gebracht. .Maar waarom wacht u op de stoomtram? Heeft papa dan de auto niet gezonden? De wagen is toch niet kapot, ik heb hem vanmorgen nog hier langs zien komen." „Be wil mUn ouders verrassen. Wat zullen ze biy wezen, als ik zoo plotse ling vóór hén sta. Denk Je ook niet, papa Dupin?" ..Zeker, ze-ker. Maar toch.laat lk liever om de auto telefonceren. Ik ken den chauffeur: papa en mama zullen cr niets van weten. Hy haalt u ln 't geheim." „Je doet het niet, Dupin. Ik heb me op de verrassing zóó gespitst. Dat genoe gen laat ik my niet ontnemen." „'t Is maar", zei de herbergier en nam een grooten slok uit zyn hal ven Uter," 't is maar dat er gevaariyk volk rondzweeft ln de buurt. lederen nacht wordt er gestolen en ingebroken. Jean du Bois en zUn vriend Achille zUn weer los. U kent ze nog wel. Het ls hier ln donker, 's avonds laat, niet zuiver." „Wees niet bang. Ik ken de boeven maar ze komen mij niet aan 't' lUf." „Oh. lè. ia," zei Dupin. ronder te zeg gen wat hy daarmee bedoelde, maar Louis Grave begreep het wel. Had hy niet altyd in het dorp „de bleeke Jon gen" geheeten! Papa Dupin stelde niet veel vertrouwen in *yn kracht. Ix>uLs glimlachte. Hy stond op en betaalde. „Pas vooral op in de donkere laan. Daar kunnen de schelmen achter lederen boom weg schuilen." „Heb maar geen vrees, ik sta ntijn mannetje. „Louis gaf hem de hand tot afscheid en ging de deur uit. Een troepje reizigers kwam uit den laatsten snel trein en stapte ln de stoomtram. HU zag er verscheidene kennissen onder en wisselde een <rroct. Maar wat hü niet zag waren de twee kerels, die op een afstand ln den donker de stoomtram in het oog hielden: Jean du Bols en zyn vriend Achille. die als gewoonlijk op roof uit waren. Zy hadden den Jongen Grave als Blanke Ballast de conclusie te wil len trekken, dat van verlaging der pry zen het heil voor het tooneel te ver wachten ls. De volle zalen by verhoog de prijzen waren enkel te danken aan de stukken, welke werden gegeven cn die het publiek k tout prix wilde zien. Want hierop komt ten slotte alles neer! De heer Van Gasteren zei het altyd zoo terecht: „De stukken, meneer, dc stuk ken!" Wanneer de gezelschappen komen met onbenulligheden als Kent u myn Vrouw? Wat zyn Mannen? Dc Zwarte Hand en De Olympiade-Candidasti dan zullen de schouwburgen leeg biyven. ook al halveert men dc pryzen de laatste volksvoorstelling in den Stads schouwburg ls er een bewUs van ge weest maar laten zy morgen een „trekker" annonceeren en de zaal loop: vol. ook al verhoogt men de prijzen. Niet dc verlaagde pryzen. maar het re pertoire en het spel moeten het publick weer naar den schouwburg voeren. Dat kan. meen Ik, niet genoeg worden her haald. En warneer men de prUzen wil ver lagen. laat het dan in geen geval gaan ten koste van de tooneelgezelschappen. voor wie de s'.rUd om het bestaan toch al too moellUk is. Laat men dan be ginnen met de afschaffing van de be lasting op de kunst, een belasting, d'.e gaat ten koste van onze cultuur. De Bleeke Jongen. uit den trein *ten komen en getwist over de manier waarop hU naar de af gelegen villa van zyr. vader zou gaan. „Met de stoomtram." zei du Bots. „Je zult het zien." ..HU wordt met de auto gehaald", antwoordde Achille. ..Denk Je dat zoo'n meneer in de tram gaat? Ik zeg Je dat er geen kauss is. De chauffeur ls een pootcllng." ..Dat is er nog maar één." bromde du Bois. „Voor den bleckcn Jongen ben je toch niet bang!" Maar toen Louis Grave in de stoom tram stapte, was het plan gauw go- maakt. Ze zouden hem opwachten in de donkere laan. die hy door moest om naar het huis van zUn vader te ko men. De buit zou wel goed zyn Wat kon de bleeke Jongen uitrichten tegen du Bois en zyn vriend Aclülle! Nog voordat de stoomtram sissend en blazend als een reusachtige kater ver trok waren de twee boeven op hün fiet sen al vooruit gegaan. „Maar geen mis handeling. denk er om." had du Bois nog tot Achille gezegd, die gauw tot vechten kwam. ..'t Is een aardige Jongen en hU zal wel dadeiyk afschuiven. De jongen heeft geen kracht voor een dubbeltje." Louis Grave stapt by de tweede halte uit de tram. HU heeft nog twaalf minu ten te loopen naar zUn vaders huis, eerst over den open weg cn daarna door de beruchte donkere laan. HU stapt flink door totdat hU aan dc laan komt. Dan neemt hy ccn electrlrchen lan taarn uit zyn Jaszak en gaat, met den duim op het knopje, de laan in. scherp naar beide kanten uitziend. Er ritselt iets aan den linker kant. Dadeiyk knipt hU den lantaarn aan. Vóór hem staan twee kerels, ieder met een soort van masker voor. „Wat willen Jelui?" „Je geld. Geef dndeiyk hier." Maar ze zUn niet zeker van zichzelf, want het licht verblindt hen de oogen. Wel zien zU. dat Grave over hun hoofden heen- ziet in het kreupelhout. „Sla toe. Inspecteur!" roept hU Ineens. Instinctmatig keert Achille zich om. De Hst ls geslaagd. Op hetzelfde oogenblik is het, of het bosch op hem neervalt. Een geoefende vuist heeft hem precies op de kin getroffen. HU valt als een blok neer. Du Bols stormt naar voren, op den aanvaller los. Die stapt even op zy en steekt zUn voet uit. Du Bois struikelt er over ln zUn vaart en smakt geweldig tegen een boom. Daar liggen dc helden en Louis Grave knipt dar. den lantaarn weer dicht en •nat verder, naar. huis. waar een harte lijke ontvangst hem wacht. Een half uur later komt du Bols het eerst tot zichzelf. ZUn hoofd doet hem geweldig pUn. het Ls of het barsten zal. Kreunend kruipt hU over het pad en voelt het lichaam van Achillr, die nog verdoofd en versuft tot zichzelf komt. ..De bleeke Jongen." zucht de Bols. .Jen bokser." zucht Achille. Ze sukke len samen weg. Juist op dat oogenblik doet Louis Grave hot verhaal aan zUn ouders. „Hoe roekeloos r zegt zUn moeder vcrwytend. ..Neen mama. Dc heb boksen grle-r-» *1 had de bleeke Jongen dat maar alleen in 't buitenland geleerd, dan zou de tyd goed besteed zyn." Ebt hy toont in het lamplicht z&n zware vuist, torwyi zUn biceps op zwelt. ARSèNE LENOIR. (Nadruk verboden.) J. B 8CIIUIL. (1) In den schouwburg aan den Jans wcg betaalt men de vestiaire afzonderlek «2) Dc schouwburg profiteert in ver houding vee! meer \'an het meerdere bezoek dan het gezelschap, omdat d!e zijn ontvangsten ook nog ziet stijgen door hoogcre ontvangsten vcor pbars- Ixsprckcn. vestiaire en buffet. VROUWENGROEP IN DEN VRIJ HEIDSBOND. De af deeling Harirlem houdt haar iirve: -adoring oi Maandagmiddag 30 Januari in ..De NUvcrheid". De agenda vermeldt o.a. behalve de Jaarverslagen de verkiezing van twee bestuursleden: Mevr. E. van Dam— Cohen cn mevr. M. A. W Wentholt Työcman treden af, maar zijn herkles- RADIO VAN DEN VOLKENBOND. Do Volkenbond heeft, meldt het Hbld voor het te bouwen station voor draad- loore telefonische en telegrafische uit zendingen als Kederiaadsob expert be noemd dr. lng N. Kootnans. hoofd ingenieur der telegrafie te Den Haag. De heer Koomans wil zich dezer dagen naar Genève begeven. DIENSTPLICHT IN INDIë. ..St. Crt," No. 16 bevat een K. B. van 19 Jan. Inzake een regeling nopens het aangaan by het leger hier te lande van een vrijwillige verbintenis op korten ter mijn door jongelieden, die voornemens zU» zich ln Nederl.-Indië te vestigen 'en aldaar Ingevolge het bepaalde ln art. 2 van het dienstplichtbesluit voor Ne- derlandsch-In.dtë dienstplichtig kunnen worden) ten einde in Nederl.-Indië vrij stelling te kunnen verkrijgen van het volbrengen der eerste oefening. Tot de verbintenis worden slechts toegelaten zU. die a. hier te lande niet of nog niet voor lniyving als dienst plichtige ln aanmerking komen, tot bui tengewoon dienstplichtige rijn bestemd of Ingevolge de wet als buitengewoon dienstplichtige worden beschouwd: b. den 18-jarigen leeftyd volbracht en den 24-jari^cn leeftijd niet hebben over schreden. Tot de verbintenis worden nlrt toege laten personen, bedoeld ln art. 26. 2e lid. onder b en c. van de Dienstplichtwet. Met machtiging van onzen Minister van Oorlog kan voor de leeftijdsgren zen. genoemd ln het eerste lid. onder b. worden afgeweken. De verbintenis kan, met inachtneming van het bepaalde ln art. fi, op e'k tijd stip worden aangegaan bU alle korpsen van het leger, met uitzondering van dc korpsen, door den minister var. Oorlog vaat te stellen. ARBrmERS-BPORTr.G i) ?fd .Faarlem van deren bondt 'L Vrijdagavond 27 Januari in de Centrale een propaganda-fecstavond. waarin a!s spreker zal optreden de heer C. van der Linden. De heer Henk WeUd en mej Jo van Grcuningcn zullen met hun „Vroo- 'üken liedjes by dc plano" den avond opluisteren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9