EERSTE KAMER.
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 9 FEBR. 1928
VIERDE BLAD
HET MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID
Het cijfer 8 een gewichtige rol.
Het paviljoen „Welgelegen" ln den
Hout, dat nu voor do provinciale griffie
verbouwd wordt, heeft in den loop der
Jaren verschillende bestemmingen gehad
Het cijfer 8 speelt in de geschiedenis
van dit huls een voorname rol. Daarop
mogen wU in negentien honderd acht
en twintig wel wijzen.
Allereerst werd hot in zeventien hon
derd acht en tachtig gebouwd. Op
dracht daartoe werd gegeven door den
Amsterdamechen bankier Ifcnry Hope.
Het deftige pand, ln Itallaanschcn stijl
opgetrokken, was ln dien tijd bekend als
het „Huls van Hope". Kort nadat Lodc-
wUk Napoleon. Koning van Holland, in
achttien honderd en acht zijn residen
tie te Amsterdam gevestigd had, gaf de
vorst den wensch te kennen om het
„Huls van Hope" van den eigenaar te
koopen, De bankier had daarin niet veel
lust, maar stond tonglotto toch zijn be
zit af voor 300.000 gulden. De koning
was alleen met het huls nog niet tevre
den maar verlangde ook het speelveld
voor de Jeugd, tusschen de Baan en het
.Huls van Hope" gelegen, in eigendom
te hebben om het terrein dan bij den tuin
tc trekken. De gemeenteraad van Haar-
lém heeft dit speelveld voor f 6000 aan
den koning verkocht Er werd tegen de
zen verkoop geen bezwaar gemaakt, om
dat de koning medegedeeld had. dat zijn
plan was op het terrein aan de Baan een
botanlschcn tuin aam te leggen,
Dit grootsche plan kon evenwel, door
het kortstondige verblijf van den koning
in onze stad niet uitgevoerd worden. Zoo
als men zich'uit de geschiedenis herin
neren zal kreeg de koning bericht, dat
maarschalk Oudinot, Hertog van Reg-
glo, Amsterdam met een Fransoh leger
bezetten zou, Dc koning vond dat al te
grievend, hij wilde na het bezetten van
zijn hoofdstad niet langer in ons land
vei*toeven en teckcnde de acte waarbij hij
afstand deed van den troon ten behoeve
van zijn zonen, onder voogdij der konin
gin, bijgestaan door een Raad van Re
gentschap. Het antwoord van Napoleon I
op dien voorwaardelijken troonsafstand
wasInlijving van Nederland bij Frankrijk
Tijdens de regeering van koning Wil
lem I heeft de voormalige koning
LodewlJk Napoleon getracht zijn aan
spraken op het paviljoen „Welgele
gen" to doen gelden. Er werd een rechts
geding gevoerd, waarbij de pleidooien
gehouden werden in de groote zaal van
het stadhuis, waar ln die dagen dc Recht
bank van Eersten Aanleg vergaderde. De
regeering van Nederland betoogde, dat
LodewlJk Napoleon het paviljoen van 's
lands gelden gekocht had, zoodat hij er
persoonlijk geen aanspraak op kon doen
gelden. De rechtbank ging met die rede
neering accoord en wees den eisch af.
„Welgelegen" werd toen rijks domein.
Van 1814 tot 1820 werd het paviljoen
's zomers bewoond door H. K. H, de prin
ses douairière van Oranje Nassau, ge
boren Frederlka Sophia WLlhelmina
prinses van Pruisen. Ook haar dochter
hertogin douairière van Brunswijk Lu
nenburg. geboren prinses van Oranje
Nassau woonde bij haar. Na den dood der
vorstinnen bleef het paviljoen acht
Jaar leegstaan.
In achttien honderd acht en twintig
werd „Welgelegen" door koning Willem
I bestemd tot museum of kunstgallerij
van levende Nederlandsche meesters.
Dit is dus dit Jaar een eeuw geleden.
Er was evenwel lange tijd gemoeid
met het inrichten van het museum. Het
werd eerst 20 Augustus achttien honderd
acht en dertig voor het publiek open
gesteld.
Het Museum van Kunstnijverheid werd
in het Paviljoen gevestigd op 18 Juli
1877. Verleden zomer bestond het mu
seum dus 50 Jaar.
Bekend is, dat in verhand met de
verhuizing van de Provinciale Griffie
het Museum van Kunstnijverheid al
ecnigen tijd voor het publiek gesloten
ls. Als het tegenwoordige Gouverne
mentsgebouw in de Jansstraat vrijgeko
men is. zal daar het Rijksarchief ge
vestigd worden, dat nu in de Vleesch-
hal is ondergebracht. Dan zal het
Museum van Kunstnijverheid, zooals
wij indertijd reeds mededeelden, her
opend worden ln de Vleeschhal.
In het Paviljoen waren als onderdeel
van het Museum ook eenlge kamers te
bezichtigen met herinneringen aan het
verblijf van Koning Lodewljk Napoleon,
Die voorwerpen zijn eigendom van het
rijk. Het is de bedoeling, dat die kamers
in hun tegenweordigen staat in het ge
bouw der Provinciale Griffie zullen blij
ven. Of zij dan nog voor het publiek
ter bezichtiging gesteld zullen worden?
Als nu ln negentien honderd acht en
twintig begonnen wordt met da over
brenging van de Provinciale Griffie naar
het paviljoen „Welgelegen", dan zal ook
dit jaar voor dit gebouw een bijzondere
beteekenls krijgen.
Het Paviljoen „Welgelegen".
flittpi
a ÜHSE33EEK wró--
8 Februari.
De garantie van de Rott. Bank Vereeniging. De
olie in Indië. De Standard Oil en de Opendeur-
politiek.
Het parlementair wlntcrreccs ls weer
voorbij. Vandaag ving do Senaat zijne
werkzaamheden aan én de volgende
weck komt de Tweede Kamer weer
bUcen.
De Senaat opende die werkzaamhe
den met een debatje tusschen den lieer
Polak en den Minister van Financiën,
dlo de goedkeuring kwam vragen voor
wat een vroegere regeering (toen mi
nister ColUn nog minister var, Finan
ciën was) gcdnnn had. door garantie
aan de Noderl, Bank tc belovcj, om de
Rottcrdamsche Bank „op poften" te
houden.
De heer Polak toch meende, dat de
regeering door achteraf met oen reguja-
rlsatle-ontwerp te komen, de Kamer
voor een feit stelde. HU had liever ge
zien. dat de regccrlng vooraf dc volks
vertegenwoordiging had gehoord, zoo
dat deze alleen ln principe haar „fiat"
had kunnen geven. Dat zou hebben kun
nen geschieden door mcdedcellngen ln
comité-generaal, boen de rogoering het
oogcnbllk voor Ingrijpen gekomen acht
te suggereerde de soc. democraat.
De Minister van Financiën wees déze
methode van de hand: hU zag geen an
dere methode van werken als mogelijk,
dan die gevolgd was. Immers, zoo be
toogde de heer de Geer, de Kamers zou
den het volledig als onaanvaardbaar
hebben beschouwd, wanneer de regee
ring zou gepoogd hebben een „fiat" te
vragen "op een punt, waarover de regee
ring geen details zou hebben kunnen
geven, waarover geen volledige opening
van zaken zou mogelijk zijn. De me
thode. die gevolgd werd. noemde de
minister de Juiste, omdat do Kamer
thans tegenover het ontwerp moreel,
feitelijk Juridisch volledig vrij stond.
De oude vraag of evenals zulks in
de Verzekeringskamer voor de verzeke-
ringsbonlaen het geval Ls een Kamer
van toezicht moet ln het leven geroepen
worden voor de banken en voor het cre-
dlctwczen. Het de minister van Finan
ciën onbeantwoord, door haar te verwij
zen naar de komende behandeling van
het N. V.-ontwerp. waarbij zij dan ook
zeer wel kan worden ter sprake ge
bracht. Waar overigens de hoer Polak
cr van sprak, dat de regécring do on
solide banken maar laat reilen en
zeilen, tot het. mis gaat. om dan eerst ln
te grijpen, stelde de minister vast. dat
van een zoodanig stelsel hier te lande
geen sprake is, omdat nog slechts in één
enkel geval (bU de Robaver) de regec-
rlng heeft ingegrepen, Het geval met de
Mlddenstansbanken had zelde de
minister een heel andere oorzaak.
De heer Polak trachtte van den mi
nister-president een uitspraak te krij
gen over de Justitie, do uitspraak,
waaruit blijken zou. dat ook dc heer de
Geer van meening is, dat de Justitie
maatregelen, welke ook. had moeten
nemen tegen de betrokkenen bij den Ro-
baver-achteruitgang. in ieder geval een
onderzoek had moeten doen. Maar de
heer de Geer wenschte daar op niet in
te gaan. Wanneer de Kamer hier een
uitspraak wenschte, dan moet zij zoo
verplaatste de minister-president een
antwoord dien wensch nog maar
eens uiten, wanneer hoofdstuk IV, Ju
stitie bij de bespreking der Staatsbcgroo-
tlng aan de orde komt.
Die wenk zal dc Kamer zich wel ter
harte hebben genomen!
Het Robaver-ontwerp ging zonder
hoofdelijke stemming onder den hamer
des voorzitters door.
Drie olie-ontwerpen werden daarna
aan den Sonant voorgelegd.
Voor onze lezers, die zich het drietal
niet meer herinneren recapltulecren
we ze.
Het eerste betrof de uitgifte van
gronden aan de Noderl. Koloniale Pe-
troleummaatschappIJ het Nederland
sche filiaal van één der belde groote
wereld-petroleumconccrns. de Stnn-
dard-Oil ln de residenties Palcm-
bang. Rembang. Semarang en Madoera
ter opsporing en ontginning van aard
olie. De Staat krijgt een deel van de
winst.
Het tweede betrof de uitgifte van
gronden op Sumatra, voornamelijk het
eiland Boenjoe, aan de Ned, Ind. Aard-
oliemaatschappU, de maatschappij,
waarin de Staat in gemengd bedrijf sa-
werkt met het andere wereldconcern:
de Bataafschc-Shell-groep.
Het derde ontwerp geeft gronden uit
van geringen omvang aan de N.V. Bi
ting Petroleum Maatschappij in Sema
rang en Kedoe.
Wot den olierijkdom betreft de
tweede uitgifte belooft veel, over de
eerste uitgifte verkeert men zeer in het
onzekere en wat de derde uitgifte aan
gaat, daarover lulden alle meeningen
ongunstig.
De Senaat heeft vandaag alleen het
eerste ontwerp afgedaan. Bij het tweede
had slechts de heer Mendels gelegen
heid te spreken. En vragen te doen.
Vragen over de wijze, waarop de con
tracten van de regeering met de Bataaf-
sehe. vooral wat aangaat don verkoop
der olieproducten door de dochteronder
neming van de Bataafsche „de Asiatic"
geregeld zijn. Hier speurt de heer Men
dels veel, dat niet alleen den Staat aan
banden legt, maar hem zelfs buitenge
woon groote nadoelen bezorgt. Nadeelon
voor den Staat zijn nadoelen voor Indië
en voor dc IiWische bevolking. Wanneer
op die vragen dc minister van Koloniën
geen antwoord geven kan, dan zal de
heer Mendels een motie voorstellen, om
de behandeling van het ontwerp te
schorsen.
Maar dat voor deze motie een meer
derheid zou te vinden zijn, betwijfelen
we zeer.
De minister van Koloniën is niet al te
diep ingeaan op den vorm der exploi
tatie van den olie-rijkdom van Insu-
linde. De heer de Muralt verwierp fel
den vorm van staatseenploitatie de heer
Mendels wenschte geen andere. Ook
niet in het geval van het tweede ont
werp.
De minister ging op deze vragen niet
in details in, wijl zij lang en breed tel
kens weer ter sprake komen in de Ka
mer en tot uitvoerigen beslissing dis
cussies reeds aanleiding zijn geweest.
Waarom opnieuw een debat heropend,
dat geen nieuwe gezichtspunten bieden
kan.
De minister wenschte de uitgifte van
dt gronden, in de drie wetsontwerpen
genoemd, alleen van den practischen
kant te bezien. Niet den heer van Lan-
schot. En dan zag hij afgaande op
dc adviezen der regeringsadviseurs
niets dan risico voor den Staat, wat het
eerste ontwerp aangaat. Het moet vol
gens deze adviseurs zeer de vraag zijn
or er in de terreinen uit het eerste ont
werp olie in zulk een hoeveelheid wordt
gevonden, dat een bedrijf rendabel te
maken ls. Waarom den kolonialen be
windsman een contract met een maat
schappij. die het oliebedrljf kent, en
waarbij, wanneer er winst wordt ge
maakt. de Staat flink in de winst deelt,
nog niet zoo slecht voorkwam.
Wat de heer Mendels tot de tegen
werping bracht, dat wanneer er geen
voord eel en aan de exploitatie van de
gronden volgens het eerste ontwerp
zouden vastzitten, de Standard-Oil er
zich niet voor zou Interesseeren.
De heer Mendels had een heel groote
grief. En wel deze. dat er niet voldoen
de geëxploireerd is geworden en niet
voldoend- geologisch onderzoek is ge
daan naar den olie-rijkdom der gron
den. De minster heeft dit op zijn bedrt
bestreden, tevens wijzende op de zeer
groote bedragen, welke met exploratie
gemoeid zijn, Hij wees op de rapporten
der regeeringsdeskundigen, die hij vol
komen betrouwbaar achtte als rappor
ten van wetenschappelijk-hoogstaande,
integere menschen.
Ieder der sprekers was 't er over eens,
dat tegenover de Djambi-concessles, het
zoowel van internationaal aLs van Ne-
derlandsch standpunt gezien goed was,
dat thans ook grond aan het andere
concern, aan de Standard-oil werden
uitgegeven. Internationaal hadden nu
beide concerns belang bU rust ln Indië,
nationaal betoekende *t een duidelijk be
wijs van onze opctv-dcur-poHtiek.
De heer van Wassenaar van CatwUck
erwachtte er zelfs voordeelcn van, dat
dc Standard-Oil, die door den aankoop
der Russische olie Sovjet-connecties
heeft, het hare zou doen om de commu-
niseering .an Indië tegen te gaan er*
dat de minister hoopte met den heer
van Lanschot op een wedijver tusschen
de Shell-groep en de Standard-Oil,
waardoor beide hun best zouden doen
om hunne tererinen zoo productief mo
gelijk te maken, omdat beiden de gunst
zoeken der regeering.
Op een vraag van den heer de Muralt
antwoordt de minister nog, dat de
uitgifte van olievelden niet ls een in
wendig Indisch belang, maar een impe
riaal belang, waarbij de Nederlandsche
regeering het hoogste woord heeft te
spreken: de kwestie der uitgifte moet
aan den Wetgever worden overgelaten.
Morgen gaat de Kamer voort. Zij zal
ook het VaccincwctJe dan afdoen.
INTIMUS.
BIJ GENERAAL
BRAMWELL BOOTH.
De grijze leider ontvangt
persvertegenwoordigers.
TWEE DIENSTEN IN HET
AMSTERDAMSCHE
CONCERTGEBOUW.
Generaal Br am. well Booth vertoeft op
het oogenblik in ons land. Zoo om de
paar jaar bezoekt de grijze leider van
het Leger des Heils de landen, waar de
door hem bestuurde organisatie werk
zaam is en dat zijn er vele!
BU zulk een kort bezoek moet er veel af
gedaan worden; het geheele programma
is vooruit opgemaakt en elk uur is ge
vuld. En zoo had de generaal Woens
dagmiddag, tusschen een maaltUd en
een dienst in het Concertgebouw, juist
een uurtje om ln het wijdvermaarde
Doelenhotel te Amsterdam, waar hij zUn
tenten heeft opgeslagen, eenige persver
tegenwoordigers te ontvangen en hun
mededeellngen te doen betreffende het
Leger des Heils en zijn werk.
Te twee uur kwam generaal Booth,
vergezeld van den internationalen
secretaris voor Europa aan het hoofd
kwartier te Londen: kolonel B. Vlas en
commandant Howard, een dei* deftige
ontvangkamers van het Doelen-hotel,
met flinken pas binnenstappen en de
formaliteit van „voorstellen" (waarmede
de Engelschen zich veel minder druk
maken dan wij) overslaande, begon hU
dadelijk, na de aanwezigen met een wui
vende handbeweging gegroet te heb
ben, met over het Leger te praten.
Eerlijk gezegd: wij zijn niet dol op
dergelüke „persconferenties", die in een
zeer beperkten tüd moeten aHoopen.
Je komt; je wacht; de groote man
komt; je staat op en buigt; de groote
man buigt, gaat zitten en begint ie spre
ken: Je gaat zelf zitten en begint te
schrUven. Na eenigen tud gesproken te
hebben kU'kt de greote man op zijn hor
loge en zegt: ,,'t SpUt me, maar ik heb
geen tijd meer. Over een kwartier moet
ik daar en daar zUn!" HU staat op,
drukt Je de hand, of niet en verdwijnt
in een auto. Eik persoonJUk contact
ontbreekt. Er is doodeenvoudig geen
gelegenheid voor. Wy prefereeren dan
ook verre het persoonlijk onderhoud.
Maar toch heeft zulk een perscon
ferentie met generaal Booth die het
wel niet anders kun doen omdat hy vele
vliegen in één klap moet slaan al-
tUd een prettlgen kant omdat je er
spoedig bij onder de bekoring komt van
de rotsvaste overtuiging van dezen grU-
zen strUder zijn geloof in den adel van
de menscheiyke ziel, zUn geestdrift en
liefde voor de menschheid.
HU Ls weinig veranderd sedert wij
hem het laatst te Amsterdam zagen,
den nu bUna twee en zeventig jarige.
Uit het frissche blozende gelaat kijken
nog flink en helder de donkere oogen,
die je soms ook zoo vriendolUk-gui-
tig kunnen aanzien als de generaal even
den ernst van zyn woorden met een
kwinkslag afwisselt; hij heeft nog de
zelfde manier om wat hij zegt kracht
bU te zetten door met zijn rechterhand
te slaan op den rug van zUn linker.
Over dat groote kenmerk van het Le
ger des Hells: de zelfopoffering, sprak
de grijze leider en over die andere ken
merkende eigenschap: het zich aan
passen aan veranderde omstandigheden.
Daarna bracht hU de opleiding der of
ficieren en werkersc ln het Leger ter
sprake. ZU komen uit de rangen der
soldaten: de beste onder de soldaten
worden officier. ..En zoo zenden wU onze
beste krachten de wereld in!" zelde de
generaal. „Helaas verliezen wU vele of
ficieren omdat de van hen geëischte
Inspanning» die hun taak nu eenmaal
meebrengt, hun op den duur te zwaar
valt. Het zien van zooveel ellende maak:
een t e diepen indruk op hen en hun
gezondheid gaat er onder lUden. En di:
zeer Jammer, want aan den anderen
kant zullen juist zy. die he; diepst ge
voelen, de beste officieren zijn en wU
zouden hen dus gaarne in onze gelede
ren behouden.
Er zijn thans 2000 cadetten In de op
leiding. mannen en vrouwen. en wel
5000 meldden zich verleden Jaar aan!
Dus moesten wy er 3000 afwijzen om de
een of andere reden (velen hadden een
te zwakke gezondheid). Maar het stemt
tot vreugde dat zoovelen zich aanmeld
den en den 3000 die niet werden aan
genomen ben ik even dankbaar als den
2000 die wy wèl aannamen want allen
hadden dezelfde hooge idealen. Verheu
gend is het ook dat tegenwoordig meer
en meer officieren hun kinderen voor
het Leger geven. Zy welen welk een
moeilyk leven wij van het Leger des
Heils hebben en dat wU er niet ryk by
worden en tóch: zij staan ons hun kin
deren af!"
Het Leger maakte tastbare vorderin
gen by zijn arbeid onder de heidencV
in weerwil van den gnwfen tegenspoed
in China. In de Oostersche landen
worden steeds meer energieke en be
kwame leiders gevormd. De generaal
heeft bU zijn bezoek aan Japan verle
den jaar, zich daarvan kunnen over
tuigen. In Indië gaat het evenzoo. En
in Oost- en West-Afrika begint ons
werk zich belangTyk te ontwikkelen. Het
klimaat is daar verschrikkelyk; na
2 1/2 jaar moeten de officieren naar
Europa terug. Maar toch wordt daar
prachtig werk verricht en ook déar
worden leiders gevormd uit de bewoners
van het land. Groote moeilijkheden
geeft in die landen de veelwüvery. Wan
neer een man tot de overtuiging is ge-
kbmen dat hy slechts één vrouw mag
hebben, komen de andere vyf of zes
vrouwen naar het Leger en zeggen:
„Onderhoud ons nu. Wy kunnen toch
niet helpen dat zich nu niemand meer
om ons bekommert!" En dan zyn er
nog tallooze kinderen. „Wy zyn deze
moeilijkheden nog niet geheel te bo
ven", erkende de generaal, „maar wij
zullen ook deze bezwaren ovenvinnen!"
In China is het Leger dbor de treu
rige toestanden die daar op het oogen
blik heerschen, thans in een staat van
ontbinding. Toch heeft het Leger vrien
den in alle drie de strijdmachten die
elkaar in China bevechten. En de hoop
behoeft niet opgegeven te worden,
want van de Chineezen is veel te ma
ken: zy zijn vlijtig, spaarzaam en we
ten wat discipline is.
Tenslotte vertelde de generaal het
een en ander van zUn bezoek aan een
leprozen-kolonie van het Leger des
Heils op Sumatra, bij Medan.
De ongelukkige lepra-lijders vormen
hier een scherp contrast met de heerly-
ke omgeving waarin zy verkeeren. Maai
er beerscht een prachtige broeder-
sohap onder hen; zij helpen elkaar zoo
veel mogelijk en zy zyn ook in de in
richting behulpzaam, hetgeen betaalde
krachten uitspaart. Hierdoor kan het
Leger des Heils goedkooper werken dan
anderen, die dit systeem niet toepassen.
„De Nederlandsche, Regeering ge
draagt zich goed tegenover ons", zoo
eindigde generaal Booth. „Uit haar
daden blijkt dat zy sympathie gevoelt
voor wat wy voor de arme lepra-lijders
in Indië doen".
Na aHoop van de bijeenkomst met
de journalisten vertrok generaal
Booth met een gereed staande auto naar
het Concertgebouw, waar hU ln de
■groote zaal een zendingsbijeenkomet
leidde.
Er was geen plaats onbezet en toen
generaal Booth, vergezeld van zyn zoon.
brigadier Booth. commandant Ho
ward, den leider van het Le
ger des Heils in Nederland en ande
re stafofficieren in de zaal verscheen,
werd hij met hartelyk applaus en dave
rende toejuichingen ontvangen.
Op het podium hadden plaats gen».
men verschillende heilsofficieren, d^e op
de zendingscerreinen arbeiden. o.m. ka
pitein Loois en zUn echtgenoote, die i
Ned.-Indië werken en thans met verlof
in het vaderland vertoeven, twee Afri-
kaansche officieren, uit de negerbevol
king van Centraal-Afrika, die daar ar
beiden en twee vrouwelijke luitenants
uit West-Indië.
Generaal Booth hield een toespraak
waarin hU ook weer gewaagde van den
grooten vooruitgang van het werk van
het Leger des Heils onder de heidenen
en mededeelingen deed betreffende
China c-n Japan en zijn bezoek aan de
melaatschen-kolonie van hec Le-ger op
Poelse si Tsajar.g in Ned.-Indië.
Verschillende heilsofficieren deden
daarna mededeellngen omtrent den ar
beid op het zendingsberrein, waar zij
arbeiden, o.a. een der neger-officieren
uit Centraal-Afrika en een der vrou-
welyke luitenants uit West-Indië.
De verschillende toespraken werden
door gemeenschappelijk gezang afge
wisseld en de samenkomst had een zeer
geestdriftig karakter.
Des avonds leidde generaal Booth een
heilsbijeenkomst in het Concertgebouw.
EEN VERGUNNINGS.
KWESTIE.
BEHANDELING VOOR
GED. STATEN.
Woensdagmiddag werd voor Ged.
Staten behandeld een beroepschrift van
den heer P. J. Dekker, Raadhuisstraat
74 te Heemstede, tegen het besluit van
B. en W. dier gemeente d.d. 19 April
1927, houdende weigering van een ver
gunning voor den verkoop van sterken
drank in het klein, ex-art. 55 der Drank
wet, voor een perceel aan den Heeren-
weg.
De Voorzitter, Jhr. Mr. Dr. A. Röell,
Commissaris der Koningin, las de des
betreffende stukken voor. waaruit bleek,
dat op 1 Mei 1881 aan de thans over
leden echtgenoote van den heer Dek
ker vergunning voor dat perceel was ge
geven. In 1912 werd de heer Dekker
gedwongen, dit perceel te verlaten. Sinds
dien is dit huis geheel verbouwd.
De heer Dekker had aan B. en W.
van Heemstede gevraagd, daar weer zijn
vergunning te mogen uitoefenen, maar
dit college heeft het verzoek afgewezen,
omdat het naar de meening van B.
en W. niet meer dezelfde lokaliteit van
1881 was. Die meening werd dcor den
Inspecteur voor de Volksgezondheid ge
deeld.
De heer Dekker was het daar echter
niet mee eens-en ging daarom Ln hooger
beroep by Ged. Staten. Dit college heeft
eveneens het advies van den inspecteur
gevraagd en ook aan B, en W. van
Haarlem, omdat het perceel na de
grenswijziging thans op Haarlemsch
grondgebied staat. Deze heeren waren
ook van meening, dat het verzoek terecht
was afgewezen.
In de openbare vergadering van Ged.
Staten trad de heer Th. G. C. Hooy als
gemachtigde van den heer Dekker op.
Hy betwistte de meening van den in
specteur voor de volksgezondheid en
merkte o.a. op, dat de lokaliteit de
zelfde van 1881 gebleven was, niettegen
staande de verbouwing. De muren zijn
immers weer op dezelfde fundeering op
getrokken, al zijn ze misschien ook min
der hoog. Maar volgens hem zUn de
muren niet het begrip lokaliteit; dat
is het volume, de inhoud.
Ged. Staten .zuilen later him beslis
sing bekend maken-
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
No. 166.
JAN SLUYTERS' KARDINAALSPORTRET.
Sinds enkele dagen en tot het eind
van debze maand wordt in één der klei
ne kabinetten van den linkervleugel van
het Suasso museum te Amsterdam Jan
Sluyters' portret van den Nederland-
schen kardinaal Van Rossum tentoon
gesteld. Enkele voorstudies en werk-
proeven zyn daarnaast opgehangen.
Afgezien van de belangrijkheid eener
dergelijke opdracht, kan het ons van
kunstcritisch standpunt natuurlijk
slechts interesseeren. hoe een modern
artist van Sluyters' kracht en karakter
zich tegenover zulk een opgaaf houdt.
Laten wij dan beginnen met vast te
stellen dat ook dit schilderij van Sluy
ters van onweerspreekbaar talent ge
tuigenis aflegt. Daar zUn partijen in. die
met zulk een virtuositeit geschilderd zyn
met zulk een speelsche zekerheid zyn
neergepenseeld dat men gemakkelijk
reeds aan de allergrootsten, aan Frans
Hals en dichterby, aan Breitner herin
nerd wordt. Ik bedoel daar nu niet mee
men kan soms aan zoo'n woord blij
ven hangen dat Sluyters even be-
langryk als Hals of Breitner zou zyn.
maar eenvoudig dat hy zeer vaak toont
van de familie te zUn. en tot hen te be-
h oor en voor wie schilderen een na-
tuurlUke uiting is, die ze schUnbaar al
thans, geen moeite kost. Ge vindt dat
gemakkelUk bewezen in de schildering
van het wit kanten overkleed dat de
hooge geestelijke over het karmynrood
staticgewaad draagt. Dat is een gedurfd
rood. fel en stekend, dat er op berekend
schijnt met de jaren ln kleurkracht te
groeien. En nu daarover die weelde van
witte kanten ornamenteering. Prachtig
suggereert Sluyters hier de broze stof
van de gesteven kant en dat niet piet
luttig met heel nauwkeurig nateeker.en
der motiefjes, doch breed uit met die
verbluffende vegen waarmee Hals een
kanten mouw neertik te. En dan komt.
achter den staanden prelaat, die is ais
een monument van rood en wit. een
groot veeg paars, als vioerschaduw
en fond. rauw tegen het rood gezet.
Daar herkennen we Sluyters. Op het
eerste gezicht verdragen onze oogen
die wreede combinatie niet. Ze lykt fri
vool en gezocht brutaal totdat we er ons
een oogenblik verdiept hebben en wij
bemerken met welke uitgerekendheid
van pure vakkennis do schilder liier te
werk ging. Want met een paar Jaar als
ook dat paars bezonken en het rood
minder vlak zal zUn. dan zal daar ver
moedelijk een rUke harmonieusheid ln
de kleur ontstaan die dc knappe schil
der al op he: oog had toer. hy zijn doek
concipieerde. He: lUkt een axioma, dat
en technisch goed geschilderd schilöery
met den tyd beter wordt. Als belegen
wijn. Het valt mU telkens weer op als
ik Breitner's prachtige heiwerkers in
Suasso terug zie, hoe die doeken zich
gezet hebben, zcoals men dat noemt,
hoe mooi „gebonden" ze geworden zyn
in één doorgaande tonaliteit, en als ik
daarna probeer my te herinneren hoe
ik diezelfde doeken bekeek toen ze,
dertig jaar geleden, kletsnat nog uit
Breitner's atelier kwamen Sluyters
heeft Ujkt mij diezelfde aangebo
ren flair van het omspringen met zijn
materiaal, hU ls er zoozeer mee één ge
worden dat hU er den groei van bere
kenen en de draagkracht vaststellen
kan. Intuïtief natuurlijk. Na deze eerste
bewonderende opmerkingen over Sluy
ters' techniek, komen we tot wat in een
portret allioht het belangrijkste is: kop
en handen. Van beide heeft Sluyters
uitvoerige voorstudie gemaakt. De lin
kerarm is gebogen en de linkerhand
houdt een gebedenboekje tegen de heup
gedrukt, rechterarm en hand hangen
los langs het lijf de palm van de hand
binnenwaarts den ring van den kardi
naal gevend als omstroomd door de
roode en blauwe adertjes van de fUne
hand. De gelUkenis moet gezien de
voorstudies treffend zyn, doch het
is een soort gelUkenis die by een portret
als dit. uit den toon valt. Daarmee ko
men wU dan weer. by" al onze, bewonde
ring van zoo eclatante techniek, tot
de reserve in de waardeering van Sluy-
ter's kunst. Doch komen tevens dan op
een terrein waar persoonlUkc voorkeur
mee gaat spreken bij het critlsch bekij
ken en dus slechts relatieve waarde
heeft. Natuurlijk heeft een artist als
Sluyters. en mét hem zoovele andere
modernen, het recht zUn model met die
onvcrblddclUke bUna wreede scherpte
te observeeren, als waarmede hier de
kerkvorst door hem gezien is. Als pro
bleem van uitbeelding is dergelijk kunst
werk natuurlijk vol van interessanten
opgaaf. Maar zooals wU'dat ook bU een
Kokoschka vaak ondergaan, blijft het
by een probleemstelling naar de uiter-
lUke verschijning, een koude vivisectie,
waaran iets zeer fundamenteels nu een
maal niet eigen is. en van Sluyters
moeilUk te verwachten. HU ls en blijft
van een éclatante knapheid, maar is
ontoegankelUk voor die stille genegen
heid. die weldoende liefde voor den
mensoh achter of in het model, waar
door vaak een minder „knap" portret
een sfeer kan scheppen van mildheid en
rust, die tcch een scherps observatie
niet behoeft uit te sluiten. WU mogen
ons een kardinaal voorstellen als ver-
persoonlUkt geestclUk leven: om dat ln
een kunstwerk tc transponeeren. Ujkt dc
brillantste techniek aileen. niet vol
doende.
3 Febr. 1928.
J. H. DE BOI&